inko
VAN DE REDACTIETAFEL
informatiegevende en kontaktleggende periodiek van de fraters van utrecht
U heeft het eerste nummer van jaargang 33 in handen. Het was niet vanzelfsprekend dat dit zou gebeuren. De redactie is heel bewust met de vraag bezig geweest of het nog zinvol zou zijn om met INKO door te gaan. Het antwoord is positief gebleken, dus…..hier is ie weer! Meer hierover wordt u verderop verteld. Dat een eigen inzending nog altijd tot de mogelijkheden behoort, kunt u in deze aflevering ervaren. Enkele medebroeders hebben die kans benut om te vertellen over wat hen bezighoudt. De redactie is daar dan ook heel blij mee en dankbaar voor. Dat de serie: Ik geef de pen door aan….. deze keer wat lang is uitgevallen, heeft de redactie op de koop toe genomen, want als een medewerkster zó interessant over haar hobby vertelt, dan ruim je daar graag een royale plek voor in. Petra de Landmeter had een lang gesprek met frater Arthur(Ab) van Brakel. Hij keek met haar 80 jaar terug!
33e jaargang nummer 1 maart 2010
De redactie plaatst graag een ter herinnering aan Ellen Trijsburg, vanwege haar trouw in een lang dienstverband met ons huis in de Bilt. Ook frater Theobaldus, waarvan we de laatste jaargangen diverse inspirerende verzen hebben mogen plaatsen, herdenken we met een foto, omdat hij recent overleden is. We staan al met één voet over de drempel van de lente. De redactie hoopt dat u een mooie en zonnige periode ingaat en fijne paasdagen mag beleven.
2
VOORTBESTAAN INKO
Door verhuizing van de communiteit van Arnhem naar De Bilt is bij de redactie van INKO de vraag naar boven gekomen of INKO dan nog wel recht van bestaan heeft. De titel van het blad staat immers voor INformatie en KOmmunikatie. ( tijdens het ontstaan van de titel schreef men communicatie nog met een K). Welnu, als het merendeel van de fraters in één huis woont dan lijkt communicatie en informatie een vanzelfsprekende zaak en lijkt een blad om elkaar te informeren en met elkaar te communiceren overbodig.
De interviews van Petra de Landmeter met fraters laten vaak een ander licht op de persoon schijnen, andere dan de ons bekende aspecten komen naar voren, waardoor wij een medebroeder met andere ogen leren zien. De artikelen over de constituties zijn zeer zeker de moeite waard om te lezen en te overwegen. Bijdragen van eigen medebroeders wordt door vele fraters gewaardeerd ( o.a. bijdragen van Theobaldus, Hilarius, André, Kees van Rooden). Artikelen die (met toestemming) overgenomen zijn en waarvan de redactie meent dat het de lezers zal boeien, krijgen waarderende reacties van lezers. Verslaggeving van activiteiten en festiviteiten door Petra en/of een van de redactieleden blijkt vaak een leuke terugblik, mede door de geplaatste foto’s.
Bij het lezen van bovenstaande punten krijgt u wellicht de indruk dat de redactie aan zelfverheerlijking doet. Dit is echter geenszins de bedoeling. Wel willen wij u deelgenoot maken van de argumenten die er toe geleid hebben ons in te zetten om ook in de toekomst van INKO een lezenswaardig blad te laten blijven. U ook in de toekomst veel leesplezier toewensend groet ik u hartelijk.
Dus Inko toch maar opheffen? Namens de redactie, Wim Versteeg
De redactie heeft dit onderwerp in een van haar bijeenkomsten besproken en kwam na een zinvolle discussie tot de conclusie dat het voortbestaan van INKO zeer zeker gerechtvaardigd is en wel om de volgende redenen: Het bijeen wonen van het merendeel van de fraters betekent nog niet dat de communicatie en informatie optimaal is. Mededeelzaamheid en openheid is nu niet bepaald de sterkste kant van onze gemeenschap. 3
4
Een kroonjaar én een jubileum voor frater Arthur
“IN MIJN LEVEN IS VEEL GOED GEGAAN, DAAR BEN IK NIET TROTS OP, MAAR WEL DANKBAAR VOOR”
De komende maanden zal frater Ab van Brakel twee keer in het zonnetje worden gezet. Medebroeders in Fraterhuis St.-Jozef zullen op 27 maart een gezamenlijke toast uitbrengen vanwege zijn 80ste verjaardag en de glazen zullen opnieuw klinken op 8 augustus, want dan viert Ab zijn diamanten kloosterjubileum. Een dubbele reden dus om de jubilaris op te zoeken en hem te horen te vertellen over bijzondere herinneringen aan zoveel fraterjaren. 5
Die herinneringen leveren steeds een twinkeling in zijn ogen: hij denkt met veel plezier terug aan zijn werkzame jaren in Utrecht, in Borculo en vooral in Groningen. We laten Ab graag aan het woord; soms moet hij even diep graven in zijn geheugen……. Maar dat mag als je zestig jaar terug moet denken! Met een lach verbetert Ab me: “Nee, ik moet 80 jaar terugdenken!” De vijfde van dertien “Mijn leven begon in Wageningen op 27 maart 1930. Ik ben geboren als vijfde in een gezin van dertien kinderen; een echt ouderwets katholiek gezin. Ik heb mijn moeder wel eens horen zeggen: zo’n leven gun ik niemand. Zij vond een gezin met dertien kinderen niet altijd een zegen. Maar ik vond het geweldig. Het was bij ons altijd een gezellige drukte. Er was ook altijd iets te beleven, broers en zussen kwamen thuis met verhalen wat ze weer meegemaakt hadden. Je leert in een groot gezin naar anderen te luisteren, en je leert ook je eigen plek te vinden.” Hij wijst op een familiefoto aan de wand waar alle kinderen rondom vader en moeder staan opgesteld en vertelt: “We waren thuis met negen jongens en vier meisjes. We werden godsdienstig opgevoed. De jongens waren als vanzelfsprekend misdienaar en we gingen bijna dagelijks naar de H. Mis. Toch ben ik pas ‘laat’ naar de fraters gegaan. Ik ben daar over gaan nadenken toen mijn jongste broer Evert thuis kwam met de wens dat hij in het klooster wilde. Hij wilde niet zozeer priester worden maar toch wel iets in die richting. En toen mijn ouders gingen informeren, kregen ze van de kapelaan het adres van de fraters hier in Zeist. Doordat Evert naar het internaat ging, werden mijn broer Simon en ik ons ook meer bewust dat we voor het kloosterleven wilden kiezen. Zo is het gegaan.” Sigaren maken “Ik was 19 jaar toen ik in Zeist naar de kweekschool van de fraters ging. Natuurlijk was dat wel even wennen want ik werkte al. Na de lagere school ben ik naar de technische school geweest 6
om daar te leren voor automonteur. Maar dat ben ik nooit geworden; ik heb zelfs nooit aan een auto gesleuteld. Ik kwam in heel andere richting terecht want ik ging werken bij een sigarenmakersbedrijfje. De baas van die zaak kende ons gezin en toen ik van school kwam, was hij de eerste die vroeg of ik bij hem wilde komen werken. Je hoefde vroeger niet te solliciteren of iets dergelijks. Je ging gewoon naar een baas en zo ging ik dus sigaren maken. Dat heb ik nog een paar jaar gedaan voordat ik naar de fraters ging.” “Tijdens mijn noviciaat heb ik in Utrecht de opleiding tot kok gedaan. Ik had daar ook wel interesse voor. Ik was graag in de keuken, ging kijken wat de kok deed en een praatje met hem maken. Ruim acht jaar ben ik kok geweest in het Sint Gregoriushuis tot ik in 1958 van Utrecht naar Borculo werd verplaatst. Voor mij brak toen een heel nieuwe periode brak aan. Ik was geen kok meer, maar begon als groepsleider en unithoofd. Tegelijk heb ik mogen studeren voor pedagoog, orthopedagoog en later agoog. Vele jaren was dat mijn functie op de Leo Stichting. Ik heb er altijd met ontzettend veel plezier gewerkt en ik bewaar er goede herinneringen aan.” Chopinstraat Ab van Brakel was één van de acht fraters, die in 1970 een – voor die tijd – kleine communiteit stichtten in de Chopinstraat. Over die stap vanuit het grote klooster naar de Chopinstraat vertelt hij: “Mijn werk voor en mét de jongens op de Leo Stichting deed ik met veel liefde, ook de contacten die ik met de ouders van die jongens had, waren altijd goed en positief. De Leo Stichting was een geweldig complex en maatschappelijk gezien hebben we daar prachtig werk gedaan. Mijn werk heeft me altijd het gevoel gegeven dat ik iets kon bijdragen om mensen te helpen. Dat was ook wat ik wilde, maar diep in mij kwam af en toe toch het gevoel boven dat het dagelijks werk mij te veel in beslag nam. Ik had ook gekozen om als religieus te leven en 7
ik zocht naar mogelijkheden om – naast mijn werk – ook daarvoor tijd en ruimte te vinden. Toen ik werd betrokken bij de gesprekken om met een aantal medebroeders een nieuwe communiteit te stichten in de Chopinstraat heb ik me graag aangesloten. Vooral omdat het doel van de Chopinstraat was om in een kleine groep verdieping van het Christen-zijn te zoeken en te vinden. Met elkaar hebben we dat doel ook steeds voor ogen gehouden. Ik heb twaalf jaar in de communiteit Chopinstraat gewoond en het is voor mij persoonlijk een heel goede periode geweest waarin ik mij goed bewust werd van mijn wens om harmonie te vinden in werk en leven als religieus.” De sprong naar Groningen Het is 1982 als frater Arthur van de Chopinstraat verhuisd naar Groningen. Een flinke sprong die hij na veel wikken en wegen maakte. Terugkijkend vindt hij die sprong niet eens zo erg groot. “Ja, wel in afstand misschien, maar niet als je bedenkt dat ik in de Chopinstraat meer en meer ging nadenken over mijn leven en wat ik daarmee wilde. In de kleine communiteit werd ook meer gesproken over het zoeken naar nieuwe wegen om als religieus te leven, zoeken naar andere mogelijkheden om Gods woord uit te dragen. Ik was in die tijd onder andere lid van de bezinningsgroep WHOB (Wat Houdt Ons Bezig) en de Werkgroep Vraag en Aanbod. Hierdoor was ik ook op de hoogte van nieuwe ideeën en initiatieven die landelijk werden ontwikkeld. Dan ga je er zelf ook meer over nadenken. En in de Chopinstraat kwam dat onderwerp ook dikwijls ter sprake. Zo kwamen we te praten over het initiatief “Terebint” dat door de HUMO-groep in Groningen werd opgezet en daar heb ik me toen voor aangemeld. Daar is wel een behoorlijke periode van voorbereiden aan vooraf gegaan. Ik wilde mijn werk op de Leo Stichting niet zomaar opgeven en ik moest toestemming vragen aan het Algemeen Bestuur.”
8
Die toestemming kwam en Ab denkt nog altijd met grote waardering terug aan de steun die hij in die tijd van bestuursleden ontving. “Kijk, het was wel een grote beslissing. Het was ook nog betrekkelijk nieuw voor de congregatie om mensen, die hun baan wilden opzeggen omdat ze iets heel anders wilden gaan doen, daarvoor toestemming te geven. Ik mocht gaan, maar er was wel de voorwaarde aan verbonden dat ik een baan of parttime baan in Groningen moest hebben. Omdat de HUMOgroep goede contacten had met Katholiek Centrum voor Welzijnsbehartiging Solidair in Groningen, kon ik een baan krijgen als begeleider van ouders van een geestelijk gehandicapt kind. Dat was een nieuw project en voor mij een nieuwe materie waar ik me graag in wilde verdiepen. Toen ik dus een baan had, is de knoop doorgehakt en ben ik uit Borculo weggegaan.” Ruim twintig jaar heeft Ab van Brakel als lid van de HUMOgroep in Groningen gewoond en gewerkt. Als woonplek kon de groep beschikken over een klein klooster in de Moesstraat. Van daaruit had elk lid van de groep zijn werk in de omgeving. De baan die Ab bij zijn komst als parttimer kreeg, heeft hij met al zijn kennis en ervaring die hij in Borculo had opgedaan, kunnen uitbouwen. Hij realiseerde zich daarbij dat de zwakzinnigenzorg een grote vlucht had genomen in die zin dat er dagverblijven, gezinsvervangende tehuizen en speciaal onderwijs voor deze kinderen is. Maar hij ontdekte ook dat er bij al die zorg weinig aandacht was voor de pastorale zorg. Het paste in zijn ambitie en ervaringen als agoog om ook daar veel aandacht aan te schenken in de contacten met ouders van gehandicapte kinderen.
probleemsituaties. Waar mogelijk hielpen we asielzoekers. En onze kapel was ook toegankelijk voor mensen van buiten. Zo kwamen we in contact met een groep mensen die activiteiten organiseerden vanuit Stichting De Poort. Zij gaven verschillende cursussen waarvoor wij in ons huis de ruimte beschikbaar stelden. Mensen kwamen bijvoorbeeld om een cursus ZEN-meditatie te volgen, en ik heb bij De Poort mijn eerste mandala leren tekenen! Ik was er meteen door gegrepen en tot op de dag van vandaag ben ik altijd met mandala’s bezig. Toen ik het na een tijdje onder de knie had, ben ik zelfs cursusleider Mandalatekenen bij De Poort geweest.” Naar De Bilt In 2002 werd frater Arthur getroffen door een hersenbloeding. “Ja, dat zijn een paar spannende weken geweest”, herinnert Ab zich. “Het liet zich aanvankelijk nogal ernstig aanzien maar achteraf is het toch nog meegevallen; ik kan lang niet alles meer, maar ik red me nog wel. Toch moest ik door mijn ziekte afscheid nemen van mijn werk en mijn vrienden in Groningen en ben ik verhuisd naar De Bilt. Ik woon dus al weer acht jaar in St.-Jozef. Ik heb het hier prima naar m’n zin. Ik kan hier met m’n rollator een wandeling maken door de gangen. Natuurlijk, ik ben niet meer zo vlug, maar ik mag niet mopperen. Ik ben ook bijna tachtig!”
De eerste Mandala Het klooster in de Moesstraat was geen gesloten gemeenschap. De mensen van de HUMO-groep zochten heel bewust aansluiting met maatschappelijke instanties, het vluchtelingenwerk en dergelijke. “Ja zeker”, bevestigt Ab, “een aantal van ons deed vrijwilligerswerk en wij stelden ons huis open voor mensen in
Op mijn vraag of Ab het moeilijk vond om werk en vrienden in Groningen te verlaten, antwoordt hij na enig nadenken: “Nee, toch niet. Ik was ziek en kon niet meer werken. In het klooster met al z’n trappen kon ik geen kant uit. Hier is alles er op ingericht om mensen als ik de zorg te geven die nodig is. Ik zag het aankomen en heb me er op ingesteld. Ik heb ook nooit gedacht dat de verhuizing naar De Bilt misschien tijdelijk zou zijn. Ik heb het goed hier. Een mooie kamer en een prachtig uitzicht. Daar geniet ik elke dag van, maar een wandeling buiten doe ik hoegenaamd nooit. Ik heb er geen behoefte aan. We hebben
9
10
hier in huis lange gangen met mooie gladde vloeren, dat nodigt wel uit om een ommetje te maken. Gelukkig kan ik nog veel zelf doen. ’s Morgens opstaan, wassen, scheren, aankleden doe ik zelf. En dan hebben we hier allemaal zo onze vaste loopjes naar de kapel en naar de eetzaal voor het ontbijt, de koffie, het middagmaal, ’s middags theetijd en om een uur of zes het avondeten. Zo gaan de dagen best nog snel.” Nog altijd Mandala-gek “Tussen al die vaste tijden van samenzijn in kapel en eetzaal ben ik graag hier op m’n kamer. Ik verveel me nooit. ’s Avonds kijk ik televisie maar overdag zit ik toch het liefste te tekenen en te schilderen. Ik ben een echte Mandala-gek. Als er een blanco blad voor me ligt, komt er als vanzelf een cirkel op waarbinnen ik de lijnen en figuren teken om ze later in te kleuren. Mandala betekent ‘cirkel met een centrum’. Dat is eigenlijk de basis van een mandala. Het is een heel bijzondere manier van tekenen en vorm geven. Er moet harmonie in zitten en je kunt er oneindig mee doorgaan.” Ab van Brakel leeft als het ware te midden van zijn mandala’s. Aan de wanden hangen de kunstwerken in vele vormen en kleuren. Enthousiast vertelt hij: “Ik heb al wel honderden mandala’s getekend en er is niet één dezelfde. Wat hier hangt is maar een klein deel. Kijk daar staat nog een doos vol. En deze ingelijste mandala is één van de eerste exemplaren. Dat is nog een herinnering aan mijn tijd in De Poort. 11
We werkten daar met acht mensen en ik heb toen de basis voor deze mandala getekend. Het is uiteindelijk een schilderstuk geworden met acht velden, die door acht verschillende personen zijn ingevuld. Iedere persoon heeft dat anders gedaan en toch is er een éénheid. Dat schilderij is me erg dierbaar.” Even stil bidden “Wat ik verder zoal doe op een dag? Ik houd graag het nieuws bij, dus ’s morgens met koffietijd lees ik de kranten. Hier op mijn kamer ben ik meestal wel met iets bezig, maar ik kan ook gewoon stil naar buiten zitten kijken, of muziek luisteren. Altijd klassieke muziek, Mozart, Beethoven en Bach hoor ik graag. Een tijdje geleden zat ik ook nog wel eens achter de PC om figuren te tekenen of een spelletje te doen, maar dat doe ik momenteel niet meer. Verder ga ik elke dag een paar keer naar de kapel. Soms een kwartiertje, ook wel eens een half uur. Samen bidden vind ik goed, maar ik ben ook graag alleen in de kapel om even stil te bidden. Dat vind ik heel waardevol. Het is echt iets wat bij me hoort en waar ik ook niet buiten kan.” Hier is de catering! Precies op het moment dat Ab wil vertellen over zijn middagloopje naar de koffie wordt er op de deur geklopt en vanuit het gangetje klinkt een vriendelijke stem: “hier is de catering met de koffie en een koekje! Ik zie dat hier hard wordt gewerkt, dus ik kom jullie even een drankje brengen. Dat hebben jullie wel verdiend.” Het is de stem van Margreet die binnenkomt en voor ons de koffie inschenkt. We vertellen haar dat frater Arthur bezig was uit te leggen hoe zijn dag eruit ziet en wat hem zoal bezighoudt, waarop ze vol trots wijst op alle mandala’s aan de muur, terwijl ze zegt: “nou wat de frater allemaal doet, daar hangt de kamer vol mee! Prachtig vind ik het! Hij heeft zelfs een aantal mandala’s verkocht op de Tuinfair die ik elk jaar op de Dag van de Verpleging organiseer. Hij heeft er toen maar een symbolisch bedragje voor gevraagd en ik weet dat de kopers er nog steeds erg blij mee zijn.” 12
Plannen voor een feestje? Een kroonjaar én een jubileum in augustus. Hebt u al plannen voor een feestje? “Nee, het duurt nog even voordat het augustus is”, antwoordt Ab. “Ik heb nu nog niets op het programma staan, maar we zullen het wel vieren. Het is zeker niet zo dat ik geen feestje wil. In ieder geval wil ik mijn jubileum wel graag met mijn medebroeders vieren. Misschien ook met familie daar heb ik nog niet zo over nagedacht. Maar het is natuurlijk wel een goede gelegenheid om de familie ook weer eens bij elkaar te brengen.” Op de eerste plaats: religieus Jubilaris frater Arthur kan meepraten over een grote diversiteit aan opleiding en functies. Van automonteur tot sigarenmaker, van kok tot jeugdleider en van pedagoog tot agoog en ook nog cursusleider. Maar bovenal wilde hij een leven leiden als religieus. Hoe kijkt hij daar na zestig jaren op terug? Zijn antwoord: “Ik heb inderdaad veel verschillende baantjes gehad, fijn werk, hoge functies, maar ik kan voor honderd procent zeggen, dat ik me altijd op de eerste plaats religieus heb gevoeld. Ik heb daar mijn hele leven ook naar gestreefd. Niet alleen omdat ik er als 19-jarige jongen voor heb gekozen maar omdat ik niet anders wil en niet anders kan. Als frater heb ik werk kunnen doen dat misschien de naastenliefde wel sterk benadert, maar ik heb nooit gedacht ‘nu ga ik eens even goed doen voor de mensen’. Toen ik frater werd heeft de congregatie mij kansen gegeven, ik heb kunnen studeren en fijn werk kunnen doen. Maar ik heb ook kunnen leven in een religieuze gemeenschap. En dat heeft mij altijd het gevoel gegeven: hier hoor ik thuis. Nooit is bij mij enig gevoel geweest dat ik weg wilde. Het is een beetje moeilijk om zo over jezelf te praten. Mijn leven is zo gelopen en daarin is veel goed gegaan, daar ben ik niet trots op, maar er is wel een gevoel van dankbaarheid ten opzichte van alles wat ik heb kunnen doen, heb mogen doen.” Petra de Landmeter 13
HERINNERINGEN AAN ARNHEM VAN FRATER FRANSISKUS DEEL I
Frater Frans Hardjosetiko
INLEIDING Het fraterhuis in Arnhem is inmiddels verkocht. Ik heb veel herinneringen aan dat huis. Ik verbleef immers twee periodes in die communiteit en maakte er veel lief en leed mee. Mijn eerste periode was van 1992 tot begin 1995. Ik verbleef daar in verband met mijn studie in Nijmegen. De tweede periode was van eind 2001 tot 2003. Ik kan er dus veel over vertellen vanwege mijn herinneringen aan het wonen in dat nu gesloten huis. Via INKO probeer ik de belangrijkste herinneringen uit die twee periodes in mijn leven weer te geven. Het eerste artikel gaat dus over mijn studieperiode.
WAS HET EEN DROOM? Op een dag in 1991 kwam frater Clemens, toentertijd Vicarius van Indonesië, bij mij met de vraag of ik ooit te kennen had gegeven naar Nederland te willen gaan om er te studeren. Ik schrok van deze vraag, omdat ik me niet herinnerde dat ooit gevraagd te hebben. Op dat ogenblik was ik zelfs bezig met het afronden van mijn studie aan het Groot Seminarie: filosofie en theologie. Hij vervolgde met de vraag: “Indien ik gelegenheid kreeg om in 14
Nederland te gaan studeren, zou ik dat dan willen?” Ik antwoordde: “Indien ik de gelegenheid zou krijgen, zou nee zeggen wellicht tevergeefs zijn”. En zo is het gegaan met mijn studie. Ik zou de specialisatie van de ondergeschoven richting in de theologie, missiologie, in Nijmegen gaan volgen.
LEVEN IN EEN KASTEEL Toen ik het terrein van het fraterhuis in Arnhem op liep, werd ik meteen verliefd op die plek. Wouw……ik zou voor meerdere jaren wonen in zo’n antiek huis met een ruim terrein en een schitterend panorama. Liefde op het eerste gezicht.
CURSUS NEDERLANDS Op 7 mei 1992 kwam ik op Schiphol aan. De fraters Wilfried van der Poll en Jan Smit kwamen mij afhalen. We gingen rechtstreeks naar Utrecht. tien dagen lang kreeg ik een spoedcursus Nederlands van frater Roland Disch, want daarna moest ik een test doen om te zien of ik het Nederlands voldoende beheerste om naar de Universiteit van Nijmegen te kunnen gaan. Ik had het voordeel dat ik al oppervlakkig Nederlands had geleerd van mijn familie. Mijn moeder heeft in haar kinderjaren Nederlands gesproken. Om het Nederlands te begrijpen was dus niet echt moeilijk. De nieuwe moeilijkheid was te spreken en te schrijven volgens de goede en juiste grammatica. Na tien dagen deed ik aan de test mee. Ik dacht niet dat er deelnemers aan de test zouden zijn die reeds heel lang in Nederland woonden en al eerder aan cursussen deelnamen. Ik ben niet geslaagd. Allicht. Maar ik was toch trots dat ik zonder cursus toch een resultaat behaalde dat niet teleurstellend was, maar nog wel wat onder de academische eisen zat. Dat was de oorzaak, dat ik moest gaan deelnemen aan een spoedcursus van twee maanden en wel in de hete zomermaanden (juni-juli). Deze cursus was eigenlijk bestemd voor kandidaat-studenten uit Europa en Amerika. Daarentegen was er een cursus van 9 maanden voor studenten uit Azië of Afrika. Blijkbaar gezien de niet teleurstellende cijfers kon ik meedoen met die cursus van twee maanden. Daarom verhuisde ik eind mei 1992 naar Arnhem opdat het reizen naar Nijmegen niet teveel tijd in beslag zou nemen. 15
Toen ik daar kwam, waren alle kamers van de communiteit bezet. Daarom kreeg ik de logeerkamer. Frater Johan Brummelhuis was toen de overste. De andere leden van de communiteit waren: de fraters Camillus Heikens, Ben Doodkorte, Irenaeus Wentholt, Harry Berends, Richard Postma, Ben Zengerink, Siardus v.d. Zweep, Eymard Sluyters, Donatus Gersen, Bellarminus Weultjes, Harry v. Helsdingen, Koos Bakker, Maternus Rietbergen, Willibald Nolte, Julius Kloppenburg en Wim Janssen. Zoals u ziet, zijn er al tamelijk veel fraters van overleden. Er zijn er nog maar vier van over. 16
Tijdens mijn eerste periode in die communiteit genoot ik van vier zomers in de zin van “geweldig” en dat bijna een half jaar lang. Maar niet iedere zomer maakte indruk. Het is het tijdstip dat de wereld schilderachtig wordt en gaat leven door de hand van de Schepper: buitenshuis is het heel erg mooi waardoor je kunt genieten van hoe de bomen allerlei kleuren krijgen. Winter is inderdaad ook een jaargetijde waarvan ik hou, vooral tijdens het vallen van de sneeuw en er vlakna. Hoewel je goed ingepakt op weg moet gaan, hou ik er toch erg van te wandelen in dat koude weer. In tegenstelling met de zomer en al is het dan minder warm, ik hou ervan (dit in tegenstelling met een deel van de Hollanders zelf). Meestal kan ik hitte zoals die in Indonesië is niet verdragen. STUDIEPERIODE In deze periode van mijn leven was ik voornamelijk gefocust op mijn studie. Al gauw werd het een gewoonte om al om 05.00 uur op te staan, want de colleges begonnen om 08.30 uur. Als de andere fraters nog sliepen, was ik al druk met me voor te bereiden op de colleges: naar de bushalte lopen en dan door naar het station; vervolgens met de trein verder. Uitstappen op CS Nijmegen en dan overstappen op de trein naar station Nijmegen Heijendaal. Vanaf dit station moest ik dan nog ongeveer 20 minuten lopen. Voordat ik kon deelnemen aan de colleges, moest ik eerst twee maanden een cursus Nederlands volgen (juni-juli 1992). Iedere dag volgde ik een intensieve cursus van acht uur. Tamelijk vermoeiend. Toen het moment van het examen kwam, voelde ik me echt niet klaar. Waarom? Dit was de laatste mogelijkheid voor dit jaar. Als ik zakte betekende dat ik pas opnieuw examen kon doen in het volgende jaar. Maar het liep gelukkig anders. Ik slaagde met cijfers, waarop ik trots kon zijn. Dus dit jaar kon ik al naar colleges gaan. Mijn doel was studeren en weer gauw 17
terug naar Indonesië. Ik was door de gemeenschap gestuurd en het was voor mij een plicht om daarin weer terug te keren. Ik begon met het volgen van colleges in september 1992. In het begin had ik veel, vrij grote problemen, omdat de docenten met accent en tamelijk snel spraken, zodat ik hen niet kon volgen. Inderdaad was dat een probleem voor studenten uit het buitenland en de docenten konden mij natuurlijk niet op een speciale manier behandelen. Ik werd beschouwd als één van de andere studenten, die praktisch allen afkomstig waren uit Nederland zelf. Gelukkig kreeg ik studievrienden die mij begrepen en mij hielpen. En succesvol ook, want zij maakten zelfs de etenstijd niet te lang. Omdat ik slechts Nederlands wenste te spreken (ofschoon de fraters Irenaeus en Donatus juist Indonesisch met mij probeerden te spreken), benadrukte ik het met actief meenemen van een krant, tv kijken en met veel mensen praten, daarom kon ik de colleges al vlot goed volgen. In deze periode wenste ik mijn tijd niet te verdoen met het bereizen van Nederland. Praktisch veel plaatsen zou ik toch al bezoeken, misschien met medebroeders, misschien met een studievriend of ook bij familie (van moederszijde) verblijven in Amsterdam, Apeldoorn en Weert, of bij familie van vaderszijde in Rijswijk. In deze periode zou ik ook de eerste keer de grote familie van moederskant en een tante van vaderskant ontmoeten. Heel speciaal was de ontmoeting met mijn oma die in die tijd reeds leed aan dementie en in een verpleeghuis in Roermond woonde. Toen ik haar zag, herkende zij vanwege die dementie mij niet en ik kreeg het gevoel dat ik in haar mijn moeder herkende en haar niet als mijn oma zag. Veel familieleden en bevriende medestudenten kwamen met plezier in de communiteit van Arnhem. Zij voelden zich er goed thuis vanwege die grote tuin en het uitzicht op de Rijn. Daarom had ik werkelijk geen gevoel van eenzaamheid. 18
Inderdaad leefde ik te midden van fraters die veel ouder waren dan ik en bovendien meerdere fraters steeds de sterke neiging hadden om terug keren naar de tijd van vóór het Vaticaans Concilie II. LIEF EN LEED IN VERBLIJF IN ARNHEM Dit gaat over de eerste keer dat ik in het land was van mensen met allerlei problemen. Iedere maandag bij het middagmaal aten de fraters geen aardappelen. Maar soms aten we nasi, soms rijst, mie, spaghetti enz. Ik vond het heerlijk als ik op maandag thuiskwam. Ik herinner me nog de eerste keer dat er nasi opgediend werd. Als Indonesiër heb ik de gewoonte nasi te eten met lepel en vork. Dit gebeuren werd door Hollandse fraters als niet gebruikelijk beschouwd. Zij zijn gewend om met mes en vork te eten. Maar ik paste me niet aan. Ik bleef maar eten met lepel en vork. Langzamerhand waren er meerdere fraters die mijn gewoonte overnamen en zij gingen ook genieten van nasi eten met lepel en vork. Zo ook het volgende. Er kwam een hete zomer. Ik kon dan niet tegen het dragen van een overhemd. Ik droeg daarom een T-shirt. Aanvankelijk waren er meerdere fraters die dat raar vonden. Langzaam maar zeker hebben zij het kunnen accepteren. Ja…..’s lands wijs, ’s lands eer. In deze periode heb ik meerdere begrafenissen van fraters meegemaakt. In deze studietijd beleefde ik al het trieste overlijden van een medebroeder in de communiteit van Arnhem, dat was van frater Eymard. Hij stierf op 17 december 1993, een week voor het Kerstfeest. Ik heb ook nog een herinnering aan een ervaring die mij erg raakte. Kort voor Kerstmis 1992. Ik was verzocht om de kapel te versieren. Ik had al narigheid met het maken van de kerststal. Ik wist niet dat het hier gewoonte was om de kerststal altijd op 19
een tafel te zetten. Daarom zette ik de kerststal op de grond, op het tapijt. Toen ik met dat zware werk klaar was, kwam frater Harry Berends en zei ronduit: “Ik vind jouw kribbe niks!” Het trof mij erg. Nu weet ik dat een gewoonte al gauw tot traditie wordt. Gelukkig vonden andere fraters het resultaat van mijn werk wel goed. Daardoor hoefde ik mijn werkstuk niet af te breken. En later begreep ik waarom hij zich niet prettig voelde: als hij achterin de kapel zat kon hij die op de grond neergezette kerststal niet zien. Zo is het altijd wat! Gedurende deze periode heb ik ook jubilea van fraters in Arnhem meegevierd. Op 2 augustus 1992 vierde frater Eymard zijn 90ste verjaardag. Op 30 augustus 1992 vierden de fraters Ben Zengerink, Koos Bakker en Ben Doodkorte hun 50-jarig kloosterfeest. Op 20 mei 1994 vierde frater Johan Brummelhuis zijn 50ste verjaardag en op 13 augustus frater Wim Janssen zijn 50-jarig kloosterfeest. In augustus 1993 ik kreeg toestemming naar Indonesië te gaan om literatuur bij elkaar te zoeken die nodig was voor mijn scriptie, omdat ik wilde schrijven over de inculturatie van de kerk in de Javaanse cultuur. De maanden erna verbleef ik weer in Arnhem. Eind augustus kwam ik terug in Nederland en vervolgde mijn colleges. Denk niet dat die twee jaar vlug voorbij gingen. Ongeveer eind 1994 waren mijn colleges afgelopen. Ook met mijn scriptie was alles al op orde. Ik moest wachten op het examen, dat in februari 1995 volgde. Daardoor kreeg ik begin december 1994 gelegenheid om naar Parijs te gaan om de stad en zijn musea te bezoeken. Tien dagen was ik er, samen met frater Edwin Ossewold en heb kunnen genieten van de schoonheid van deze stad.
20
AFSCHEID NEMEN OM LATER TERUG TE KEREN Precies op 1 februari 1995 moest ik mijn scriptie verdedigen in Nijmegen. Meerdere fraters uit Arnhem kwamen mee om mij moreel te steunen. Het waren de fraters Johan Brummelhuis, Donatus Gersen, Irenaeus Wentholt en Camillus Heikens. Ook meerdere familieleden en studievrienden waren aanwezig. Ik slaagde met bevredigende cijfers. Veel dank, speciaal aan de fraters Irenaeus en Donatus (hoewel die twee al er niet meer zijn) voor de vele hulp die ze mij gaven bij het vertalen van mijn scriptie in het Nederlands. Deze dag was een vreugdevolle dag voor de communiteit. Het slagen vierde ik in de communiteit ook met aanwezigheid van fraters van andere communiteiten, familie en studievrienden. Een dag om niet gauw te vergeten. Gedurende die maand verbleef ik in Arnhem om te zorgen voor alles wat nodig was om naar Indonesië terug te keren, inclusief het afscheid van allerlei groepen en contact met bestuurlijke instanties en ook met de ambassade in Den Haag. Op de avond voor mijn vertrek naar Indonesië, 27 februari 1995, was er een H. Mis uit dankbaarheid, gevolgd door een buffet. De volgende morgen, 28 februari 1995, begon een zware dag. Ik ging Arnhem verlaten om terug te keren naar Indonesië. Ik wilde me gelukkig voelen met het terugkeren naar Indonesië en niet het gevoel hebben dat me dit zwaar viel, want ik werd vergezeld door frater Henk van Vliet z.g. Dit is het lief-en-leed gedeelte over de eerste periode. Nooit gedacht dat er een dag zou komen, waarop ik zou terugkeren voor een verblijf in Arnhem. De tweede periode komt voor de volgende INKO. Malang, eind november 2009 Frans Hardjosetiko Vertaald door Leo Ruitenberg 21
ONZE VADER God, geef ons toch wat gedachten, en de moed tot verder gaan. Steeds ontbreken ons de krachten. Wat is dit voor een bestaan? Telkens wordt de vaart gebroken, wijkt de geestdrift uit het hart. Telkens wordt er “Halt“ geroepen na verwachtingsvolle start. Honderd keer opnieuw beginnen, met de hoop op wat geluk. Daar valt dan opnieuw de slagboom. Alle plannen lopen stuk. Kon ik toch maar iets begrijpen! Wat is Uw Voorzienigheid? Is het maken? Is het breken? Is het Hulp? Of is het Strijd? God, het valt me nogal tegen, dat U op den Zwitser lijkt, die niet verder dan de grenzen van zijn enge kanton kijkt. 22
Zit U ergens in een bunker, in een schuilhut of een grot? In godzalig stil genieten zonder kommer om ons lot?
Uit de nalatenschap van frater André Formanoy:
ONTMOETINGEN EN AVONTUREN BING
Is Uw houding die van sfinxen, van het zwijgend boeddha-beeld? Alles is mij vraag en puzzel. Of de duvel ermee speelt . GEBED Geef een nieuw “Gebed des Heren“. Maar verander het begin! Spreek niet meer van “Onze Vader“. Daar geloof ik niet meer in. En terwijl U peinst en piekert wat het dan wèl wezen moet ga ik door met “Onze Vader“ En daarna het “Wees gegroet“.
Theobaldus
23
In de verte zag ik ze aankomen, een grote dikke vader en een kleine magere zoon. Bij de kennismaking bleek dat een magere vader zijn enorme zoon op de ULO en het internaat wilde doen. Ik vroeg waarom zoonlief er zo welvarend uitzag. Pa vertelde dat het volgens de dokter aan de schildklier lag en dat Bing ziek zou worden als hij een vermageringskuur zou ondernemen. Hij moest wel flink eten om dit volume in stand te houden. Overigens was hij gezond. Ik zorg er wel voor dat extra voedsel wordt gestuurd. Na een paar dagen kwam Bing met zijn koffer en de nodige blikken en dozen voor de aanvullende hapjes. Hier zo’n tussendoortje, in de pauze kwam Bing even van school aandenderen, pakte een lang dun broodje, sneed het in de lengte door, klapte het open als de bek van een krokodil, smeerde er in één streek een degelijke laag boter op, dan een laag chocoladehagelslag, klapte de bek weer dicht, vervolgens verdween alles in de kortste keren in het ruim van Bing. Ik applaudisseerde. Bing vertrok lachend met nieuwe energie weer naar school. Badkamerscènes Bing werd bijna nooit geplaagd door de jongens, ze wisten dat hij een sociale jongen was want hij deelde van alles uit als hij weer een groot pak voedsel openbrak en was altijd in een goede stemming. In de tropische morgen tussen kwart over vijf en kwart voor zes, banjerde ik in de brede corridor op en neer tussen de in totaal twintig badkamers, voor algemeen toezicht en bijzondere kwesties. Daar kwam zwaargewicht Bing aan24
stormen. "Frater mijn tandenborstel is weg." Meteen kwam een kleine Javaan met een grote bezem aansjouwen. "Bing is dit 'm?" Ik brulde van het lachen. Bing brulde ook en wilde de kleine dondersteen te lijf. Die was al verdwenen met bezem en al. Jan Oei kwam met een noodgang badkamer 6 uit. "Frater ik ben mijn oog kwijt" Jan had een goed oog en een plastic oog. Dat oog was in de afvoergoot van de badkamers gevallen. Eerst bracht ik Jan naar mijn kantoor. Hij mocht daar wachten met een firisdrankje tot het oog was gevonden. Nu aan de slag. In elke badkamer knielden twee jongens om het oog in de peiling te houden. Ik smeet emmers water in de goot van de laatste badkamer zodat er doorstroming was. Weldra klonk uit badkamer 6 de hebbeskreet van Bing. Applaus. Daarna kwam Bing uit de badkamer met omhooggeheven arm met daarin het plastic oog, Het oog werd afgespoeld. Zwaargewicht Bing mocht lichtgewicht plastic-oog naar Jan brengen. Jan heeft zich later best gered. Na zijn studies begon hij samen met zijn broer een busonderneming en trouwde met een aardige vrouw. Bing, niet meer op het internaat, maar wel in Malang kwam mij vertellen dat hij Jan had zien fietsen in het drukke verkeer met zijn vrouw achterop. Gewichtige zaken De jongens werden iedere maand gemeten en gewogen. Een van de jongens hield de lijst bij en ik hield me bezig met het precisiewerk. Als Bing aan de beurt was verdrongen de jongens zich om het apparaat. "105 kilo" riep ik. Applaus "170 centimeter". Weer applaus. In een hoek zaten vier jongens op de grond en waren verwoed aan het schrijven. "Wat zijn jullie aan het doen?" vroeg ik. "We hebben uitgerekend hoeveel een plak van Bing weegt." zei de rekenkamer. Het resultaat werd trots getoond. "0617674 kg., afgerond 0,62 kg. "Jullie bedoelen toch een gemiddelde plak?" 25
"Allicht", zei de woordvoerder, "een buikplak weegt heel veel meer dan een nekplak." "En wat gaan jullie doen met deze gegevens?" "Niets. Het was zuiver wetenschappelijk onderzoek."
Bing, alom bemind, studeerde en at drie jaar, tussen de bedrijven door molde hij twee bedden, drie stoelen en twee schoolbanken, slaagde, vertrok, en liet een enorme positieve leegte achter.
26
BAITHAK GANA EN BHAJANS Collega Astrid heeft aan mij de pen doorgegeven om in Inko iets te schrijven. Wat mijn werk bij de fraters betreft zijn de meesten van u wel op de hoogte van mijn taak. In december 1975 kwam ik bij de fraters vakantiewerk doen, en tot nu toe doe ik nog steeds ‘vakantiewerk’. Buiten de fantastische contacten met mijn kinderen en kleinkinderen die mij ontzettend dierbaar zijn, kan ik mijn energie steken in de hindoestaanse muziek. Ik zing al jaren in diverse hindoestaanse muziekgroepen. Mijn favoriete muziek is Baithak Gana en Bhajans. Er wordt in de Hindoestaanse muziek o.a. onderscheid gemaakt tussen de volgende muzikale vormen, gerangschikt, van zwaar (ernstig) naar licht (minder ernstig): • Dhrupad • Khyal • Thumri • Dhun • Ghazal • Baithak Gana • Bhajan
27
Baithak Gana (betekent: zittend zingen) De Baithak Gana is eigenlijk ontstaan in India. In India werd de Baithak Gana op feesten/bruiloften gespeeld, toen werd het eigenlijk een beetje gemixt met Nagara. Toen onze voorouders als gastarbeiders (slaven) weg gingen uit India (naar Suriname), toen dachten ze dat ze weer terug zouden gaan naar hun familie. Iedereen had verdriet, omdat ze elkaar voor een tijd niet meer zouden zien. Er gingen maanden voorbij maar niemand kwam terug uit Suriname. Uit verdriet begonnen de mensen te zingen. In India heet de Baithak Gana, Loog Geet. De mensen gingen over hun verdriet zingen, de vrouwen en kinderen die ze hadden achter gelaten, maar ook de vrouwen die hun man kwijt waren. In India bleef het bij die paar stijlen die ze hadden. In Suriname zijn ze veel verder gegaan. Zo zijn er nieuwe stijlen onstaan. In Suriname is toen ook de stijl Chutney (Chatney) ontstaan. De mensen gingen snelle nummers maken, om hun verdriet te vergeten. De Baithak Gana is zich eigenlijk pas gaan ontwikkelen in Suriname. Zo is het ontwikkelen verder gegaan, naar Trinidad enz. Vandaag de dag, kennen wij veel verschillende soorten stijlen. De westerse wereld oefent veel invloed uit op de alledaagse muziek van verschillende volken, zo ook een klein beetje op Baithak Gana. Om commerciële redenen wordt er vaak een westers tintje aan de muziek gegeven. Het geven van een westers tintje aan Baithak Gana, veroorzaakt de muziekstijl Chutney. Hierdoor is er dan meteen een brug naar de westers georiënteerde generatie, die vooral uit jongeren bestaat. In vele gevallen leidt dit tot het afstoten van de basisklanken van Baithak Gana. Vooral de oudere generatie voelt zich hierdoor voorbijgegaan, vanwege het verlangen naar de traditionele muziek wat het geweest is. Baithak Gana zelf is nog steeds de traditionele muziek die zelfs onze voorouders nog hebben gekend. Hierdoor is Baithak Gana niet zo bekend onder de jongeren die zich meer richten op de westerse cultuur. Dat is natuurlijk erg jammer, want het is toch 28
een stuk traditie dat vergeten wordt. Sommige tradities hebben toch een grote rol gespeeld, zo ook Baithak Gana. Baithak Gana was een manier om je gevoelens te uiten. Vandaag de dag worden er nog steeds Baithak Gana cd's uitgebracht, zelfs in Nederland.
harmonium werd meegenomen, waarbij de gastarbeiders devotionele liederen en klaagliederen zongen. Zo is de harmonium dus terecht gekomen in de Baithak Gana!
Harmoenia / Harmonium
De Dholak is het meest gebruikte slaginstrument bij de Hindoestaanse muziek, en wordt tegenwoordig ook vaak gebruikt in de moderne muziek. Het is gemaakt van een deel van een boomstam met twee ronde zijkanten. Eén kant heet ''Soer'' (de hoge klank/kleine kant) en één kant heet de ''bam'' (de lage klank/grote kant). Je kunt de ''bam'' meestal herkennen aan een zwart rondje in het midden (dat is massala). De massala in het midden van de bam heeft effect op het geluid. Het rondje is gemaakt van massala, die speciaal is gemaakt voor de dholak. Sommige dholaks, zijn wat langwerpiger en hebben aan beide kanten massala. Dat noemen ze een Naal. De Naal wordt gebruikt bij Bhajans, filmliedjes en Qawalies.
In de Baithak Gana wordt er gebruik gemaakt van een harmoenia. Maar wat is een harmoenia precies? Een harmoenia is een toetsinstrument, dat te vergelijken is met een orgel. Door de blaasbalk in te drukken wordt er lucht in de harmoenia gepompt en door de kleine gaten in de harmoenia vrijgelaten. Door een bepaalde toets aan te slaan, wordt de lucht daaruit verder vrijgelaten. Geschiedenis van de harmoenia De harmoenia is uitgevonden door Alexandre Debain in Parijs in het jaar 1842, vanuit daar zijn er diverse mensen geweest die gelijkwaardige instrumenten hebben gemaakt. In de 19de en begin 20ste eeuw had de harmoenia haar top bereikt. De harmoenia was erg populair in kleine kerken waar een groter orgel te groot of te duur was. Harmonium in India Het harmonium zoals wij die kennen in de Baithak Gana is een andere vorm van de harmonium dan die Debain uitgevonden had. In het midden van de 19de eeuw namen missionarissen de handpomp harmonium mee naar India. Al gauw was het harmonium populair onder de Indiërs. Tot op heden is het harmonium populair en niet weg te denken in verschillende Indiase muziekgenres. Harmonium in Suriname en uiteindelijk de Baithak Gana De gastarbeiders die met de boot van India naar Suriname kwamen, namen hun bezittingen mee voor zover dat kon. Ook het 29
Dholak of Dhool genoemd
Dhantaal De Dhantaal is een soort idofoon. Een idofoon betekent letterlijk "eigen geluid". De Dhantaal is een ijzeren lange staaf van ongeveer een meter lang. De ijzeren staaf wordt met een U-vormige of hoefijzervormige metalen voorwerp aangeslagen. De Dhantaal wordt ook wel djintaal of dhintaal genoemd en de oorsprong ervan is niet echt duidelijk. De mensen in Trinidad zeggen dat de Dhantaal door hen uitgevonden is en de mensen in Suriname zeggen dat het door hen is uitgevonden. 30
Bhajans Bhajans zijn liederen die Hindoes zingen ter ere van God en het verheerlijken van God. Het samenzingen van bhajans wordt ook Kirtan' of Satsang genoemd. Bhajans kunnen eeuwenoud zijn, maar dat hoeft niet altijd. De heilige geschriften worden bezongen, sloka's, katha's of mantra's. Met name binnen de Bhakti-beweging wordt veel belang gehecht aan het zingen van Bhajans. Bhajans zijn diepgeworteld in de Indiase traditie en het hindoegeloof. Het zijn eenvoudige, meestal korte liederen die in gloedvolle taal getuigen van de gevoelens van liefde, devotie en overgave. Door het ritme en de melodie is een kirtan vaak een collectief gebeuren. Dit is dan ook het doel van het samenzingen, dat elk individu harmonisch gefocust is op de naam van God door middel van de zang en de ritme, waarbij de gezamenlijke vibratie één gedachte is, God. Overal op de wereld worden er bhajans gezongen, elk stam, dorp, volksgemeenschap of taalgroep hanteert zijn eigen melodie en muziekinstrument. Moderne Bhajans stammen af van Indiase klassieke muziek en melodieën. Die is gebaseerd op raga's en tala (ritmische trommelpatronen). Traditioneel werden voor dit soort muziek het harmonium en de tabla gebruikt. een foto van mijn groep
DEÏSME
Gerrit Achterberg Uit: Vergeetboek, Querido Amsterdam 1961
De mens is voor een tijd een plaats van God. Houdt geen gelijkteken nog iets bijeen, dan wordt hij afgeschreven op een steen. De overeenkomst lijkt te lopen tot deze voleinding, dit abrupte slot. Want God gaat verder, zwenkend van hem heen in zijn miljoenen. God is nooit alleen. Voor gene kwam een ander weer aan bod. Wij zijn voor hem een vol benzinevat, dat hij leeg achterlaat. Hij moet het kwijt, al de afval, met zijn wezen in strijd. Sinds hij zich van de schepping onderscheidt, gingen wij dood en liggen langs het pad, wanneer niet Christus, koopman in oud roest, ons juist in zo'n conditie vinden moest; alsof hij met de Vader had gesmoesd.
Alma Soekhai En de pen is inmiddels doorgegeven aan frater Hilarius 31
32
In dit gedicht worden tijd en plaats genoemd; de grote pilaren waarop ons leven rust en die tegelijk ook onze grenzen zijn. Achterberg ziet de mens als naar Gods beeld geschapen. De dood lijkt dat definitief af te breken. Bot en scherp klinkt het als een mensenleven 'wordt afgeschreven op een steen'. Daarmee is de zichtbare werkelijkheid verdwenen en schijnt het ook alsof God niets meer met ons te maken wil hebben. Denk maar aan koning Hizkia's lied: 'De dood prijst u niet; wie in de groeve zijn neergedaald hopen niet op uw trouw. De levende, de levende, hij looft U, zoals ik heden doe.' (Jes. 38, 18.19). De dichter' noemt de dood een abrupt slot: a1s ik zie hoe mensen lijden aan het verlies van een geliefde, dan weet ik: het is ook onze ervaring. Dan schetst hij God als een soort wilde autobestuurder; de bittere toon overheerst nog steeds. 'God is nooit alleen'. Als een verwijt, zo steekt het. Mensen worden in dat beeld opgestookt als brandstof. De lege benzinevaten laat hij leeg achter. In de afval die met Gods wegen in strijd is, klinkt niet alleen onze geringe waarde door, maar ook het ontrouw worden aan God. De dichter heeft blijkbaar heel bewust voor het lidwoord van 'de afval' gekozen. Het schijnt alles even zinloos; sinds de schepping 'gingen wij dood en liggen langs het pad' waarop God zwenkt. Het beeld verschuift. Wij zouden daar zijn blijven liggen als holle vaten wanneer Christus ons niet had gevonden! Christus wordt door de dichter een 'koopman in oudroest' genoemd. Onze redding wordt zo geestig hier verwoord. Let vooral ook op het laatste woord: 'alsof hij met de Vader had gesmoesd’. Smoes is een oud Joods woord. Nieuws of verhaaltje betekent het. Ja, zelfs het grote woord openbaring kan ermee worden uitgedrukt! Dankzij die 'smoes' komt ons ogenschijnlijk waardeloze leven, verloren in de dood, tot Zijn recht. De koopman in oudroest ontfermt zich, ziet liefdevol iets in wat niemand haast zag.
In zijn gedicht 'DEÏSME' (geloof in één God, berustend op de rede, niet op openbaring) lijkt Gerrit Achterberg uit te gaan van een God die zich ongeïnteresseerd bedient van mensen, schepselen, om ze weer als oud vuil te laten verdwijnen, en vervolgens uit te gaan van Jezus Christus als de reddende verlosser. Met beide beelden kan ik niet zo goed overweg; en zo vroeg ik mij af, welk beeld van 'doodgaan' bij mij opgeroepen wordt. De gedachten die bij mij opkwamen, druk ik het liefst uit in de vorm van een monoloog tenopzichte van de goede God van mijn leven. God van leven, heel mijn leven, heel mijn zijn, ontleen ik aan u. Mijzelf beschouw en beleef ik als beperkte uitdrukking van uzelf, als deel van uzelf. Mijn geroepen-zijn tot menselijk leven dank ik aan uw liefdesspel in en tussen mijn ouders. In en door mijn lichaam functioneer ik, dankzij een bezield zijn door uw levensgeest. Evenzo zie ik u uitgedrukt in alles wat leven is, naar eigen soort en aard, in elke medemens, in elke aap, elk zwijn, in elke vlieg en worm, boom en brandnetel. Alle leven deelt op geëigende wijze in uw goddelijk goede leven. Bij mijn doodgaan, mijn sterven, trekt u zich, uitgedrukt in mijn meest wezenlijke levenskern als onafscheidelijk deel van uzelf, terug uit mijn lichamelijk deel, omdat dit materiële voertuig niet meer in staat is, die meest wezenlijke levenskern nog tot haar recht te laten komen. Terwijl u zich in die hoedanigheid terugtrekt, God van leven, laat u het levenloze voertuig van aardse materie achter, opdat het in andere aardse stof wordt omgezet tot nieuwe materiële levensenergie.
G.J.Krol 33
34
Levend als geëigende uitdrukking van u, God van leven, heb ik 'nageslacht' van materiële en/of geestelijke aard verwekt, namens en uit kracht van u, en waarin uzelf ook weer voortleeft, samen met mij. En in uw Wezen, God van leven, leeft mijn meest wezenlijke levenskern ook onafscheidelijk voort, zoals dat ook geldt voor de meest wezenlijke levenskern van elk ander (af)gestorven levend wezen. Zo leven dus alle ooit geleefde wezens altijddurend voort, zowel in u, God van leven, als in onze voortlevende wereld. En dan komt de gedachte in mij op dat u, God van leven, meer en meer uzelf wordt, door voortgaande uitdrukking van uzelf in steeds weer nieuwe mensen, apen, zwijnen, ….. Komt u ooit klaar met het in verscheidenheid uitdrukken van uw onvoorstelbare volheid? Tenslotte bedenk ik, dat uw leven liefde is, waarmee ook alle van u afgeleide leven tot liefde geroepen is; liefde als gave, als opgave en als voltooiing. God van leven, ik dank u hartelijk.
20.11.2009 Ben Doodkorte
35
DE COMMUNITEIT ‘ST. WILLIBRORDUS’ IN MALANG, LEEFT OP BIJ DE KOMST VAN KITTY In november van dit jaar is frater Daan Boonman als reisgenoot van frater Erik Lundgren mee geweest naar Indonesië, naar Malang. Af en toe liet Daan even iets van zich horen. Ook het hier volgende mailtje is van hem afkomstig en willen wij u niet onthouden.
Kitty dwarrelt door het huis en je ziet de leden van de communiteit opleven! Nu moet je niet denken dat Kitty een leuk meisje is dat van een ieder de nodige aandacht vraagt, nee, Kitty is een kleine hond, geschonken door fr. Harrie van Helsdingen bij zijn afscheid aan de communiteit. Kitty is een kleine, speelse hond, die door eenieder wel wordt aangehaald. Hij luistert slecht en moet nog wel eens tot de orde worden geroepen Een ieder doet dit op zijn eigen manier. Hieronimus doet het heel resoluut, hij pakt haar bij de kladden en zet haar zo op haar plaats. Veel leert ze er niet van, want ze komt steeds bij hem terug. We hebben tegen de overste gezegd dat hij al zijn pedagogische capaciteiten op haar kan botvieren, en daar kun je verder het nodige bij denken. Kitty rent, speelt en grijpt je voortdurend aan je broekspijpen. In zo’n speelse bui ben je nog niet van haar af. Dat moet dan even met donder en geweld gebeuren. Geef haar een oude lap en ze speelt op het gazon dat het een lieve lust is. Soms is het net een kind. Het liefst kruipt zij na een regenbui in de goot en loopt dan door de plassen, om daarna zich naast jou uit te schudden. Ze kan ook flink koppig zijn: bevalt het haar niet dan blijf ze demonstratief liggen. Ze is snel afgeleid en vliegt op alles wat beweegt. Ze is 36
slim. Laatst moest ze en paar dagen vastliggen: ze knabbelde net zo lang op haar touw dat het brak en zij weer de vrijheid had. De tweede keer ging het nog vlugger. Het is leuk om te zien hoe een ieder op haar reageert. Wij, Erik en ik, hebben al gezegd: ze vervangt een psychiater of psycholoog, eenieder kan zijn affecties er op kwijt , Tot troost voor Harrie van Helsdingen: de overste gaat er vriendelijk mee om en Kitty krijgt alle egards die de kleine hond maar krijgen kan. Daan Boonman
37
LIEFDE - een geliefkoosd onderwerp -
Vanmorgen (27 nov. ’09) weer heerlijk liggen mijmeren. De slaap was grotendeels voorbij en in het behaaglijke bed probeerde ik, zoals gewoonlijk, me te geven aan wat er in me opborrelde. Dit keer was het de vertaling van het woord liefde in het praktisch beleven. Wat is liefde? Het is niet alleen een kwestie van ‘houden van’, zoals je van sport, lezen, films e.d. kunt houden. Het liefst vertaal ik liefde met de praktijk van het leven delen; op die manier kan ik ook zeggen, dat liefde alles en allen omvat. Ik vermoed, dat de volmaakte liefde, het volmaakte delen, hier in dit aards bestaan een onhaalbare kaart is, aangezien we zelf beperkt en onvolkomen zijn. Hoogstwaarschijnlijk ligt de volmaakte liefde achter de horizon, achter de tijdelijkheid van dit leven, als alle onvolmaaktheid wegvalt. Ook al zal onze liefde een begrensd karakter dragen, toch is het de uitdaging om dat delen van het leven zo onvoorwaardelijk mogelijk in praktijk te brengen. Het leven delen met elk-ander, wie of die ander ook is: oud of jong, man of vrouw, aardig of afstandelijk, een medebroeder of een vreemde, rijk of arm en ga zo maar door. Met een ieder het leven delen in zorg, aandacht en nabijheid. Niet iets voor mezelf reserveren, voor mijn eigen wel en wee. In de liefde is geen eigendom, geen eigen bezit. De aanleg, de talenten, de tijd, het 38
vermogen zal ik met ieder ander willen delen. En dan niet de een wat meer dan de ander; in de liefde zijn we allen gelijk. Jéminee, da’s effe ’n klus. Dat zijn we eigenlijk niet gewend. We leven zo graag samen met ons eigen kluppie en houden de deur stijf dicht voor het vreemde gespuis dat langs komt. Het is makkelijk om er over te mijmeren en te schrijven, maar de praktische beleving vraagt nog al wat van de mens. Als het praktisch wordt hebben we al gauw de neiging om vraagtekens te plaatsen of om gewoon ogen en oren te sluiten. Toch doe ik een gooi. Over een aantal jaren komt hier (De Bilt) een zekere leegstand in huis. “Welke mensen zouden hier welkom zijn?” vragen we ons dan af. Er worden voorwaarden gesteld, begrijpelijk. En toch, en toch…… kunnen we niet ieder, die het wenst, hier welkom heten. Waarom niet? Nee, dat is een aantasting van ons kloosterlijk, religieus bestaan. “Dat is ons recht”, zeggen we dan en daarmee zetten we de ander op een zijspoor. Is dat nu het leven delen met elk-ander? O, we zijn zo bang, dat we ons eigen gedoetje, onze eigen schijnzekerheid kwijt raken; we kruipen gauw achter onze eigen deur, geen vreemdeling hier over de vloer. Het leven zo onvoorwaardelijk mogelijk met elkaar delen is geen eenvoudige klus, dat vraagt nog al wat van ons. Laten we het eerst maar eens proberen op kleinere schaal. Delen we echt het leven met alle medebroeders en het hier verzorgend en verplegend personeel? Hebben we oog en aandacht voor de ander, ook al ligt de ander ons niet zo? Wil ik zelf de ander accepteren, ook in zijn anders-zijn? Ik hoop nog heel lang te leven; het elk-ander zo onvoorwaardelijk mogelijk liefhebben, blijft nog vaak door mijn eigenzinnigheid en ik-zucht een moeilijk haalbare kaart.
Hilarius. 39
AANTAL LEDEN IN NEDERLAND Het is geruime tijd geleden dat wij in INKO de aantallen broeders/fraters vermeld hebben. Regelmatig hoor je de vraag: Hoeveel leden heeft die of die congregatie nog? Daarom heeft de redactie wat aantallen opgezocht, nu niet alleen van de broedercongregaties, maar ook van een aantal zuster- en patercongregaties/ordes. Bron: Pius Almanak 2010 Broeders/fraters: Brs St.-Jan de Deo Brs. v.d. Christelijke Scholen Brs. van Huybergen Brs v.d. H. Joseph – Heerlen Brs. van Liefde Brs van Maastricht Brs. van Dongen Brs. Penitenten Brs. van Voorhout Brs. van Oudenbosch Frs. van Tilburg Frs. Maristen Frs. van Utrecht Zusters: Zrs Augustinessen – Heemstede Zrs. Augustinessen v. Monica Dochters der Liefde (V. à Paulo) Dochters v .O.L.Vr.v.t.H.Hart Dominicanessen v. Bethanië Franciscanessen v. Aerdenhout Francicanessen v. Denekamp Kleine Zrs. v.d. H. Joseph – Heerlen Liefdezusters v.d. H. Car. Borromeus 40
14 20 38 08 25 109 40 16 28 32 70 07 49
147 79 35 126 95 107 129 252 185
Religieuzen v.d. Eucharistie Ursulinen van Bergen Ursulinen van de Romeinse Unie Vrouwen van Bethanië Zrs. v.d. Choorstraat Den Bosch Zrs. v.d. Voorzienigheid Zrs. v.d. Goddelijke Voorzienigheid Zrs. v. Julie Postel – Boxmeer Zrs. v. St.-Jozef – Amersfoort Zrs. v. Liefde – Tilburg Zrs. v. O.L.Vrouw – Amersfoort
03 68 83 23 102 106 52 93 67 428 185
Paters: Augustijnen Congregatie der Missie – Lazaristen Dominicanen Franciscanen Jezuïeten Karmelieten – Almelo Kruisheren Maristen Minderbrs. Conventuelen Minderbrs. Kapucijnen Missionarissen v. Afrika Missionarissen Goddelijk Woord Missionarissen v.t.H.Hart v.Jezus Missionarissen v. Mill Hill Missionarissen Oblaten v. Maria Missionarissen v. Scheut Montfortanen Norbertijnen Ongeschoeide Karmelieten Salesianen Sociëteit Afrikaanse Missiën
63 44 76 145 114 99 36 34 25 90 82 65 82 115 24 33 52 52 14 54 49
41
LANGS WEGEN VAN……… artikel 10 Langs wegen van gewoon menselijke omstandigheden en invloeden, hebben wij ons laten roepen tot religieus gemeenschapsleven in onze congregatie. Wij geloven dat het eigenlijk God is die roept. Hij komt ons met zijn genade tegemoet. Wij herkennen in ons eigen leven het woord van Jezus tot wie Hem volgden: ‘Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u…’ (Joh. 15: 16) Hij nodigt ons uit Hem te volgen en te delen in zijn leven. Wij beantwoorden zijn uitnodiging persoonlijk; wij doen dat als lid van de congregatie, samen met onze medebroeders. In deze gemeenschap willen wij elkaar bevestigen en bemoedigen, elkaar inspireren en uitdagen. 42
Vraag een verliefde ziel naar haar redenen. Als antwoord krijg je gestamel of, op zijn best, gemeenplaatsen. Mensen zijn niet in staat onder worden te brengen wat hen ten diepste raakt, dat komt omdat ons verlangen een duistere kern heeft. Hetzelfde geld voor geloof, voor “je laten roepen tot religieus gemeenschapsleven”. Een zelfde gestamel. Het overkomt mij nogal eens, dat men mij met gefronste wenkbrauwen aankijkt, als men hoort, dat er nog mensen zijn, die zich laten bewegen in hun leven. Dat er mensen zijn – zoals er in heel de geschiedenis mensen bewogen geweest zijn – die heel hun leven op de kaart hebben gezet, dat God er toe doet. Er is meer tussen hemel en aarde, er is een Geheim in ons leven dat we niet doorgronden kunnen: het ligt besloten in geboorte en dood, in liefde en goedheid, in het lijden ook, maar ook altijd weer worden mensen bewogen door een Kern die er toe doet. Een sprong in het ongewisse, een radicale keuze voor het Mysterie. Het is voluit durven geloven, hopen en liefhebben. Een levensbinding aan een persoon, een zich voluit toevertrouwen aan een God die trouw is, zijn Volk nabij is, geschiedenis maakt met ons mensen. Men houdt zich aan Hem vast omdat men zeker van Hem kan zijn in de moeilijkste situaties en de meest hopeloze momenten van het eigen leven en de geschiedenis. Geloven is niet zozeer, “gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u”, het houdt niet in “zeker zijn van waarden omtrent God en mens” als wel “zeker zijn van Hemzelf”. Ook al begrijpt men niets, al ontstaan overal vraagtekens, op Gods rots mag men bouwen, met Hem kan men in zee gaan.
herinneren. Waar wij onbevangen over God kunnen spreken en beleven. Religieuzen willen mensen zijn die door het mysterie dat God heet, gegrepen zijn, dat zij wellicht niet goed kunnen verwoorden, maar aan wie zij zich wel met huid en haar hebben overgegeven. Eigenlijk is het bijna niet uit te leggen, als ik toch een poging waag, dan kom ik uit bij woorden als ontvankelijk, verwondering, liefde, een hand die je vasthoudt…. En ook inzet voor armen, zorg voor hen die er niet bijhoren en ook: horen, luisteen naar het woord van God, zoals dat klinkt in de stilte van je leven. Ieder geeft op zijn eigen manier een invulling vanuit zijn bewondering en persoonlijk contact met het uitdagende Mysterie in ons midden, met Jezus, de levende Heer. Concreet meebrengend eigen accenten in “de handen gevouwen en handen uit de mouwen”. Dat zorgt voor een rijk en veelkleurig gemeenschapsleven. Elkaar laten zien en voelen dat je elkaar nodig hebt. Vooral in kleine dingen groeit het vertrouwen, “bemoedigen en bevestigen wij elkaar”. Hoeveel nieuwe “uitdagingen”, waarvan wij ons soms te weinig bewust zijn, liggen er niet op ons te wachten? Ergens las ik: “De wereld zou veel vrediger zijn als we wat meer op elkaar zouden passen en wat minder op elkaar zouden letten”.
Voorhout, februari 2010 Drs. Alfons Kroese o.c.d.
Om dat Geheim, die bewogenheid recht te doen en ruimte te geven is het belangrijk dat er gemeenschappen zijn , – “lid van de congregatie te zijn samen met medebroeders” – en blijven waar God er mag zijn en waar mensen zich bewust zijn van Hem, van Zijn aanwezigheid, waar wij elkaar Hem kunnen 43
44
MANTEL DER LIEFDE
ELLEN TRIJSBURG in herinnering Op haar zestiende is Ellen bij de fraters in de Bilt in de huishouding komen werken. Helaas heeft een slopende ziekte haar jong geveld. Op maandag 15 maart is zij onder grote belangstelling in Bunnik begraven. Pas 52 jaar oud. Zij ruste in vrede.
Veracht, geslagen, zijt Gij zonder vragen, deze weg gegaan. Bleef zonder klagen, voor "de vierschaar" staan. Een doornkroon op Uw hoofd, van glans en eer beroofd, als "Man van smarten". Wij, die hebben geloofd, versteen niet onze harten.
FRATER THEOBALDUS in herinnering Medebroede r Theobaldus is op 16 maart jl. van ons heengegaan. We zijn blij dat wij vele van zijn markante verzen hebben mogen publiceren. Hij is ruim 94 jaar geworden. Moge ook hij rusten in vrede. 45
Een rieten staf, die men U gaf, ten spot en hoon. Behandeld, ruw en laf, o God, Uw eigen Zoon. Een koningsmantel, die U sierde, terwijl de menigte tierde; "Kruisig, ja kruisig Hem !!". 46
‘t Sanhedrin zijn feest al vierde, verhief Gij niet Uw stem. O, zie mij in gebed, Gij, die de zielen redt. O Heil, met spot doorboord, o nieuw verbond en wet, mijn Koning, en mijn Levenswoord.
PROVINCIAAL BESTUUR NEDERLAND NAAR HET BESTURENOVERLEG IN INDONESIË NOVEMBER 2009
Algemeen Bestuur
Dat eens, Uw liefde ons wekt. Uw dood, ons tot weldaad strekt. Uw mantel, in bloed doordrenkt, ons als "Mantel der Liefde" bedekt, ons weer de vrede brengt.
Prov. Bestuur Indonesië
Egbert Jan van der Scheer
Prov. Bestuur Nederland 47
48
FRATER HENK HUIRNE, NIEUWE OVERSTE IN DE BILT
VERRIJZENISAFBEELDING van Charles Eijck boven de ingang van de grafkelder in Utrecht, waarin Mgr. Schaepman ligt begraven.
Frater Henk Huirne is voor drie jaar benoemd tot Overste van het fraterhuis St.-Jozef. Bij de officiële installatie sprak frater Wilfried van der Poll onder meer deze woorden: “Vanmiddag zijn we bijeen om de installatie van de nieuwe Overste luister bij te zetten. Maar wellicht is het beter te spreken over het aanvullen van de leiding van het huis. Vanmiddag vragen we namelijk Henk Huirne om samen met Leo Zuiderwijk en de nog te kiezen bewonersraad de leiding van het fraterhuis St. -Jozef te vormen. Het mag duidelijk zijn dat we in deze tijd niet meer spreken van een Overste die het allemaal alleen voor het zeggen heeft. Nee, de Overste in deze tijd moet meer zijn taak gestalte geven als een ´dienst van de leiding´, die samen met anderen vorm gegeven wordt.” 49
50
INHOUD Van de redactietafel
2
Voortbestaan Inko
Wim Versteeg
3
Jubileum frater Arthur
Petra de Landmeter
5
Herinneringen aan Arnhem
Frans Hardjosetiko
14
Onze Vader
Theobaldus Gereats
22
Ontmoetingen en avonturen
André Formanoy
24
De pen doorgeven
Alma Soekhai
27
Deïsme
Ben Doodkorte
32
Kitty uit Malang
Daan Boonman
36
Liefde
Hilarius
38
Aantal religieuzen in Nederland
Bron: Pius Almanak
40
Overweging bij de Constituties: Langs wegen van…..
Alfons Kroese
42
In herinnering: Ellen Trijsburg en fr. Theobaldus
Redactie
45
Mantel der liefde
Van der Scheer
46
Prov. Bestuur Ned. naar Indonesië foto’s
48
Nieuwe Overste De Bilt
Redactie
49
Verrijzenisafbeelding
Chaeles Eijck
50
Inhoud
INKO onder redactie van:
Theo te Bogt, Johan Brummelhuis, Wim Heister, Leo Ruitenberg, Frits Stevens, Wim Versteeg
met medewerking van:
Angelico Fennis (omslag) Hilarius de Booij (illustraties) Petra de Landmeter (interviews)
secretariaat:
Johan Brummelhuis Schorteldoeksesteeg 1, 3732 HS De Bilt tel.: 030 - 69 76 237 email:
[email protected]
51 51
52