VAN DE REDACTIETAFEL
inko informatiegevende en kontaktleggende periodiek van de fraters van utrecht
33e jaargang nummer 2 2010
Het meinummer heeft u zojuist ter hand genomen. Mei, een maand van lentebloemen, lentegroen, nieuw leven, maar ook van herinneringen aan oorlogstijd, oorlogsgeweld en slachtoffers. Dit nummer is net zo gevarieerd als het weer op dit moment. U kunt lezen over onze medebroeder fr. Arthur Hoitz, die als soldaat van het Duitse leger, kort na zijn oproep ziek werd en overleden en begraven is in Oeventrop, Duitsland. Maar ook over een pas verschenen boekwerkje over een trektocht van fraters in 1944 met kinderen, op zoek naar eten en onderdak. Het congregatie-archief blijft een grote rol spelen in het verleden van groepen en individuele personen. Daarom zijn we nog altijd blij met het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven in St.-Agatha, waar een Bezoekerscentrum is geopend. Het heuglijke feit dat onze archivaris Kees Perdon zijn koperen ambtsjubileum viert, tezamen met zijn collega mevr. Adri Vergeer als secretaris van het Provinciaal Bestuur Nederland, is dan ook een plekje in INKO waard. Helaas hebben we voor de tweede keer in korte tijd afscheid moeten nemen van een medewerkster. In de vorige aflevering herdachten we Ellen Trijsburg, nu Nelly Moolenaar. Deze aflevering heeft verder de gebruikelijke artikelen als: Uit de Constituties; de pen doorgeven (een boeiende keuze van Hilarius: Capucijn of frater?); verhalen van André Formanoy; een vers van Theobaldus en weer een lezenswaardige ervaring van Kees van Rooden. Uit de overige artikelen wijzen we op het levensverhaal van onze zilveren medebroeder Ferdinandus Sola. Dienstbaarheid op vele terreinen! Op de valreep kwam het tweede deel van het verhaal van frater Fransiskus binnen. U zult op dit vervolg moeten wachten tot de volgende keer. Wij hopen dat u dit nummer met interesse en genoegen leest en we blijven hopen op een mooie, warme zomer. 2
UIT ONZE POSTBOX
KEES PERDON TWAALF EN HALF JAAR ARCHIVARIS
28/03/10 Beste Frater Johan, Gisteren INKO ontvangen, en ik dacht meteen: "INKO gaat toch niet verdwijnen. Dat zou jammer zijn, want INKO is een zeer waardevol gegeven!" Mondelinge communicatie is zeer moeilijk te behappen! De dove fraters kunnen het nieuws nu lezen; en degenen die moeite hebben met te onthouden, kunnen de teksten nog eens rustig nalezen. Bovendien zou er veel wegvallen; en wat afgeschaft is, komt dan niet meer terug!!! Daarom ben ook ik blij, met de INKO; veel interessante onderwerpen. Ik lees het graag omdat het een zeer goede waardevolle inhoud heeft. DOORGAAN ERMEE zolang het kan. Ik wens u, de redactieleden en de medewerkenden van INKO een zinvolle Goede Week, en een vreugdvol Pasen: ZALIG PASEN Een hartelijke groet van Zr. Beatrix Cox
30.03.’10 Geachte redactie, Dag Wim. Ik waardeer het besluit om met INKO door te gaan zeer. Hoewel ik geen frater ben, maar mij wel een beetje medebroeder voel ben ik toch al jaren lang een trouwe lezer van INKO. Dat kan dus nu gewoon doorgaan. Buitenmensen binden door middel van INKO is wellicht ook een argument om voort te gaan. In ieder geval hartelijk dank aan alle medewerkers inclusief schrijvers. Goede voorbereiding op Pasen gewenst en ook een Zalig Pasen. Leo Brouwers, Br. Joh. de Deo 3
Twaalf en half jaar met zorg het archief ordenen en bijhouden is niet niks. Voor ons een reden om de man die dat zo trouw heeft gedaan en nog steeds doet eens te vragen naar zijn ervaringen in dit voor de congregatie zo belangrijke werk. Frater Kees Perdon, want daar hebben we het over, vertelt dat de interesse voor het vak, want zo mogen we het archivarisschap wel noemen, is ontstaan in de tijd dat hij werkzaam was op de Leo Stichting. De toenmalige directeur, frater Evaristus, vroeg hem of hij wat ordening wilde aanbrengen in de talloze gegevens die van belang waren om te bewaren. Een hele klus omdat betreffende gegevens verspreid waren over vele afdelingen en er weinig ordening in viel te bespeuren. Kees ging met enthousiasme aan de slag. Daarnaast brachten de werkzaamheden in het fraterhuis en de parochie in Borculo hem ook in aanraking met het uitzoeken en ordenen van belangrijke gegevens. In die tijd zorgden de fraters Meinrad en Vincentio nog voor het congregatie-archief van de fraters. Omdat beide fraters met ouderdom en ziekte te kampen kregen, vroeg het toenmalige bestuur aan Kees of hij iets voelde om hun taak over te nemen. Kees kon volmondig ‘ja’ zeggen op dat verzoek en ging zich door middel van de archivarissendagen, georganiseerd door het Dienstencentrum Kloosterarchieven en het regelmatig bezoeken van ons eigen archief bekwamen in het ‘vak’. Op 1 februari 1998 volgde de officiële benoeming tot archivaris van het congregatie-archief. Kees spreekt met enthousiasme over de afgelopen twaalf en half jaar. Op de vraag wat voor hem dit vak zo boeiend maakt zegt hij, dat nieuwsgierigheid niet het goede woord is maar wel interesse. Interesse in de geschiedenis van mensen en congregatie.
4
Zoals bekend is ons archief inmiddels overgebracht naar de Stichting Kloosterarchieven Nederland in St.Agatha. U zult begrijpen dat het een enorme klus is geweest ons archief dusdanig klaar te maken dat het in St.Agatha geborgen kon worden. Het archief moest letterlijk Kees met Ad v. Huygevoort in St.-Agatha geschoond worden d.w.z. alle paperclips, nietjes e.d. moesten verwijderd worden en ordners vervangen worden door plastic snelhechters enz. Alles moest geordend worden naar inhoud en zoveel mogelijk beschreven worden in een apart computerprogramma. Kees benadrukt dat dit niet alleen zijn werk is geweest, maar dat de fraters Johan Brummelhuis en Leo Ruitenberg hem geweldig hebben geholpen Inmiddels is de klus geklaard en laat Kees ons als voorbeeld een map zien waarin de verscheidenheid van onderwerpen te vinden zijn. Te denken valt o.a. aan: de huizen, scholen, liefdewerken, persoonlijke archieven van levende en overleden fraters, nalatenschappen, Indonesië, Kenia, kapittels, drukkerij en uitgeverij enz. De samenwerking met de mensen in St.Agatha ervaart Kees als uitermate prettig. Hij kan altijd een beroep op hen doen en heeft het nodige van hen opgestoken. Naast het toewerken naar de overdracht naar St.Agatha heeft Kees zich ook ingezet voor de fototentoonstelling die gehouden is t.g.v. het 125-jarig bestaan van de congregatie in 1998. Nu het archief is overgebracht naar St.Agatha is de druk wat van de ketel maar dat is toch nog geen reden om stil te zitten. Het persoonlijke archief is nog in ons eigen archief aanwezig en dient uiteraard bijgehouden te worden. Het werk is nooit echt helemaal af.
Op de vraag of er nog bepaalde aspecten van het archivaris-zijn die Kees als onprettig of vervelend ervaart, moet Kees lang nadenken om dan te concluderen dat dit eigenlijk niet het geval is. Kortom: hier is een man aan het woord die met veel inzet en plezier de taak van archivaris op zich heeft genomen en dat ruim twaalf jaar heeft gedaan en nog lange tijd hoopt te doen. Het zij hem van harte gegund.
5
6
20 juli 2005 wordt het archief tijdelijk overgebracht van Utrecht naar Nijmegen.
Kees in zijn element.
Wim Versteeg met medewerking van Theo te Bogt
IN DE BAN VAN GEESTEN Als mijn moeder me vroeger mijn zin niet gaf, wanneer ik om iets vroeg of zeurde, was ze gewoon te zeggen: "Je krijgt het, als Pasen en Pinksteren op één dag vallen". Dat was een typisch roomse, maar vriendelijke manier om te zeggen, dat het nooit zou gebeuren. Pasen en Pinksteren op een dag: dat kan immers niet. "Je wacht maar tot Sint Juttemis" was een andere uitdrukking om hetzelfde te zeggen: Ton Baeten "Nooit", want Sint Juttemis heeft nooit bestaan. Zulke uitdrukkingen verdwijnen langzamerhand uit ons spraakgebruik, omdat de portee ervan niet meer begrepen wordt. We kunnen immers nauwelijks meer antwoord geven op de vraag, wat Pasen betekent, laat staan dat we weten wat Pinksteren inhoudt. Wat resteert zijn drie vrije dagen, die ons inclusief de zaterdag gegeven worden, maar waarvan we nauwelijks nog beseffen, dat we ze te danken hebben aan de christelijke cultuur, die aan deze traditie ten grondslag ligt. Als ik kennis maak met kinderen, aan wie ik het sacrament van het vormsel moet toedienen, probeer ik hen uit de tent te lokken door te vragen, wat 'gevormd worden' eigenlijk wel betekent. "Jullie zijn toch al gevormd", is mijn uitdagende inzet. "Nee, meneer, dat komt u toch doen", is de verbaasde reactie van de jeugd. "En jullie vader en moeder dan, hebben die jullie dan niet gevormd, en de meester op school en je vriendjes en vriendinnetjes?". Met een "O ja" gaan dan hun ogen langzaam open. "Maar wat kom ik dan doen?", dring ik 7
verder aan. Het rumoer verstomt en het wordt stil. En het wordt nog stiller, als ik vraag, wat er met Pinksteren gebeurde. Heel voorzichtig probeer ik hen dan te laten aanvoelen, wat het betekent, om in de geest van iemand te leven. "Wat bedoel ik, als ik tegen jullie zeg, dat jullie -als je volwassen bent- in de geest van jullie ouders moeten leven?" Traag, maar opgelucht komt het antwoord eruit: "We moeten zoals onze ouders leven". En ik borduur verder: ''Als jullie straks gevormd worden, zeg ik tegen jullie, dat jullie voortaan in de geest van Jezus moeten leven, dus net zoals Jezus. Want dat vieren we met Pinksteren. De vrienden van Jezus ontdekten op een goede dag, dat de geest van Jezus hen aanspoorde, om te gaan leven zoals Hij. En als ik jullie straks vorm, komt die goede geest van Jezus bij jullie, om jullie te helpen te leven net als Hij, dus mensen te worden uit één stuk, die iets voor een ander over hebben". Het is wellicht een kinderlijke manier, om uit te leggen wat we met Pinksteren vieren, maar het dringt wel tot de kinderharten door, zelfs zo dat een kind in een brief aan mij schrijft: "Leven zoals Jezus, ik vind dat wel wat overdreven, want dat kunnen we toch niet". Kinderen schrijven namelijk wel eens 'geloofsbrieven' aan mij, waarin ze de motivering geven, waarom ze gevormd willen worden. De opmerking van dat kind deed me goed, omdat ze begrepen had waarover het gaat. Het sloeg de spijker op de kop: leven in de geest van Jezus, allemaal goed en wel, maar dat valt niet mee. In onze wereld zweven immers veel geesten rand, goede en kwade. Het valt niet altijd mee, om ze van elkaar te onderscheiden, want ze dienen zich in allerlei gestalten aan: de geest van consumptie, die je doet geloven. dat je zoveel mogelijk moet profiteren; de geest van materialisme, die je wijs probeert te maken, dat de zingeving van alles te vinden is in het stoffelijke, het materiële; de geest van individualisme die je de overtuiging geeft, dat alles in de wereld alleen om jou draait. Maar ook de geest van gemeenschapszin, die je gevoelig maakt voor de mens naast je; de geest van solidariteit, die je het lot doet 8
aantrekken van mensen in nood; de geest van communicatie, die je aanzet om tot het laatst met de ander in gesprek te blijven. Door welke geest laat je je meeslepen? In de ban van welke geest leef je? Pinksteren is als een legende die aan ons doorgegeven wordt, dat er namelijk eens mensen waren, die zo geboeid waren door Jezus' manier van leven en bijgevolg zo aanstekelijk op anderen inwerkten, dat zij hun voorbeeld gingen navolgen. In de Schrift wordt dit gebeuren beschreven met beelden van wind, storm en vuur. Vandaag lijkt het erop dat de storm is gaan liggen en het vuur is gedoofd. Maar toch, als je goed om je heen kijkt, zie je dat er mensen zijn, die gedreven door de geest getuigen van liefde, opkomen voor gerechtigheid, geen blad voor de mond nemen. "Net doen zoals ]ezus" heet dat in kindertaal. Als je Pinksteren zo durft te zien, dan wanhoop je niet aan onze wereld, want dan weet je dat er altijd mensen zullen blijven, die tegen de keer in gaan en het geweten van de wereld wakker houden. Dat mag met de woorden van het genoemde kind wel wat overdreven lijken, maar gelukkig dat er mensen zijn, die op deze manier overdrijven, want ze doen dingen, die niet iedereen doet, maar die we! moeten gebeuren. Misschien denkt u: "Haha, nu is hij in de val gelopen van zijn eigen beroep, want hij is aan het preken geslagen". Dat mag u denken, maar ik houd het liever op het spreken over dingen, die gezegd moeten worden, willen we niet met zijn allen in de ban raken van geesten die de wereld in ieder geval niet beter maken. uit het boek ‘Liever inzet ….’ van Ton Baeten overgenomen met toestemming van uitgever Damon
9
ELKE DAG OPNIEUW artikel 11 Elke dag opnieuw proberen we in te gaan op de uitnodiging van Jezus. Hij is voor ons de Weg, de Waarheid en het Leven. (vgl. Joh. 14 6) De gezindheid die Hem bezielde willen wij tot de onze maken. Daarvoor is nodig dat wij zijn leven, zijn woorden en daden, veelvuldig overwegen. artikel 12 Wij weten dat wij herhaaldelijk tekort schieten, dat onze krachten ontoereikend zijn; maar als wij aan Hem vasthouden mogen wij vertrouwen op zijn woord: ‘Blijf in Mij, dan blijf Ik in u … Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft terwijl Ik blijf in hem, die draagt veel vrucht, want los van Mij kunt gij niets … Dit zeg Ik u, opdat mijn vreugde in u moge zijn en uw vreugde volkomen moge worden’. ( Joh. 15: 4-11) 10
Onze gemeenschappen hebben een woelige en soms moeilijke perioden achter zich. Door het uitblijven van nieuwe leden zijn wij in betrekkelijk korte tijd geconfronteerd met een snel om ons heen grijpend proces van vergrijzing. Maatschappelijk en kerkelijk zijn wij gestoten op de gevolgen. Teruggeworpen op ons zelf hebben we tijd nodig gehad en nog vat te krijgen op wat er rondom ons en ook met ons zelf, en onze gemeenschap gaande is. Het gemeenschapsgevoel staat onder druk, individualiteit en zelfverantwoordelijkheid zijn toegenomen. Velen en ook wij, zijn op zoek naar bezieling, naar zingeving, naar diepgang en authentieke spiritualiteit. Aandacht gaat steeds meer naar zorg voor de ziel en het vrijmoedig getuigen. Kerk en samenleving hebben geen managers, maar bezielers nodig. We hebben behoefte aan een gemeenschap, die zich verzameld weet rond de Kern van het geloof, Jezus Christus. Aan een gemeenschap, die gevolg geeft aan en ingaat op Zijn Roepstem. Waarom zijn wij eigenlijk zo schaars met het vermelden van de herkomst van de kern van ons leven? Zo zuinig met de bronvermelding? Jezelf christen - religieus - durven noemen gaat over een ongehoord en overrompelend gebeuren: dat God is mens geworden. God heeft zich als mens ingeschreven en ons duidelijk gemaakt deel uit te maken van ons leven en dat wij in Hem zijn. De Eeuwige is iemand van ons geworden: één van de kleinen. Hij vereenzelvigt zich met de kleinste mens, met wie niemand zich wil vereenzelvigen. Eigenlijk is het onbegrijpelijk wat hier gebeurt, dat liefde zover kan gaan. Wij willen altijd meer zijn, maar hij wil minder zijn. Die onthutsende ervaring - voor eeuwig onvatbaar - heeft onze kijk op menselijkheid diep getekend. Waarom is ieder mens - van welke kleur, sekse, gezondheid, geaardheid of sociale klasse ook - waardevol? God heeft door mens te worden de menselijke conditie helemaal beaamd, ”geheiligd” zegt de traditie. Verliezen we niet te vaak uit het oog dat het hele gebeuren verloopt in heel menselijke omstandigheden, zorgen en problemen. Is mens–zijn los van elke kwalificatie niet oneindig waardevol. Kern van ons leven, kern van het Christendom: Jezus Christus als richtingwijzer, maatstaf, levensmodel voor het leven van 11
enkeling en de geloofsgemeenschap, voor de relatie met de medemens, de menselijke samenleving en tenslotte met God. Kern ook voor de blijvende en steeds meer groeiende vraag naar spiritualiteit en de hunker naar waarheid, goedheid en schoonheid. “Hij is voor ons de Weg, de Waarheid en het Leven”. Onze opdracht en blijvende roeping: Zijn gezindheid eigen maken! Dat durven geloven betekent dat een leven, gegeven in liefde, nooit verloren gaat, hoe overweldigend de destructieve krachten ook zijn. Een onuitputtelijke bron van hoop, die we dagelijks hebben aan te boren. Daarom steken we onze handen uit de mouwen en blijven wij ijveren voor een rechtvaardiger wereld in het groot en in het klein, slaan wij bruggen waar onbegrip en haat heersen. “Herhaaldelijk kunnen wij tekortschieten, ontoereikend is onze kracht, maar blijft in Mij, dan blijf ik in u”. “ Daarvoor is nodig zijn leven, zijn woorden en daden veelvuldig te overwegen”. Onze ogen hebben daarvoor open te gaan, zoals de Emmaüsgangers Hem herkenden. Uiteindelijk is persoonlijke “ommekeer” het belangrijkste. Deze ongekende dynamiek heeft mensen steeds weten te motiveren liefde voor de naaste, de vreemdeling, de vijand ernstig te nemen. Vreemd geheim, verborgen in de geschiedenis van vele religieuze en mystieke christenen. Deze geloofsbeweging, bekend en onbekend, door de eeuwen heen vormen een verborgen kracht. Hem achterna, Jezus van Nazareth, zich oriënterend op zijn voorbeeld, zijn principes en waarden. In de aller-dagelijkse werkelijkheid laten zien dat het mogelijk is zo te leven. Ja, dat ook lijden en schuld, vertwijfeling en angst overwonnen kunnen worden vanuit de diepte van het geloof in Christus. Geloven is geen valse troost van een hiernamaals, maar een basis van protest en verzet tegen onrechtvaardige verhoudingen hier en nu, gedragen en gesterkt door een onstilbaar verlangen naar “het gans andere elke dag opnieuw”. Voorhout april 2010 Drs.Alfons Kroese o.c.d. 12
Frater M. Ferdinandus,BHK (Yoseph Sola ) 25 jaar kloosterleven
Mijn familie: Vader: Yakobus Rodju, werkte op traditionele wijze op het land; Moeder: Margaretha Wogo, werkte ook op traditionele wijze op het land. Zij is in 1980 overleden. Ons gezin telde 2 zonen, waarvan ik de oudste ben. Schoolloopbaan voor mijn intrede: 1. Lagere school in Rutojawa van 1 januari 1969 tot 10 december 1975. 2. Lagere Middelbare School “Yosef Soedarso” in Jerebuu, van januari 1977 tot 21 mei 1980. 3. Katholieke Kweekschool “St.-Petrus” in Ende, begin 1980. Hier ben ik ongeveer vijf maanden naar toe gegaan, maar wegens een ernstige ziekte kon ik er toen niet mee doorgaan. Ik heb een jaar rust moeten nemen, thuis in de kampong. 27 juni 1981 ging ik terug naar de kweekschool in Ende en wel tot 11 juni 1984.
Op U vertrouw ik Dierbare fraters, In de serie van 25 jaar kloosterleven (zilveren feesten) vroeg de redactie van INKO een beknopt verhaal van mijn levensloop. Daarom hier mijn gegevens: Mijn gegevens: Naam: Yoseph Sola Geboren op 23 maart 1961 Geboorteplaats: Deru-Jerebuu – Ngada – Flores 13
Waarom frater worden? Voor ik naar de opleiding in Ende ging, had ik al over kloosterlingen gehoord die men “frater” noemde en geen gewijde priesters waren. Het ging over de fraters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart (Frater Bunda Hati Kudus, BHK). Een bijzondere herinnering aan de congregatie is, dat wij tijdens die kweekschooljaren reeds frater M.Vianney, BHK, kenden als schrijver van boeken over biologie. Hij was lid van deze congregatie. In de loop van de studie aan de kweekschool in Ende begon ik beetje bij beetje iets meer te weten van de fraters. Namelijk men werd frater-onderwijzer voor het hele leven. Er waren ook fraters in Ndao-ende. In het derde jaar van de kweekschool, om precies te zijn in de maand maart 1984, gaf frater Wilfried van Engen een roepingenrecollectie aan de mannelijke en vrouwelijke kweekschoolstudenten. Toen voelde ik me aangetrokken om kloosterling c.q. frater-onderwijzer te worden. 14
Dus ging ik in gesprek met frater Wilfried van Engen over de eisen om frater BHK te kunnen worden. Tenslotte moest ik voor de nodige papieren zorgen en de schriftelijke toestemming van mijn ouders hebben om frater te mogen worden. Belangrijk is dat in het begin van de roeping door de Heer ouders en familieleden deze keuze duidelijk zouden ondersteunen. Medio april 1984 richtte ik een verzoek tot toelating aan de overste van de postulanten in Podor-Larantuka. Medio mei 1984 kreeg ik antwoord via een brief van deze overste dat het verzoek duidelijk was en dat na het beëindigen van de kweekschool mits ik ook geslaagd zou zijn, de congregatie mij zou aannemen als postulant. Opleiding tijdens de eerste kloosterjaren 1. Postulaat: 09 augustus 1984 - juli 1985 in Podor Larantuka – Oost Flores. 2. Noviciaat: 13 juli 1985 - 13 Juli 1987 in Malang I. 3. Aspirantaat: 13 juli 1987 - 20 oktober 1995. 4. Cursus Theologie in Malang. 5. Cursus Computerkunde in Malang. 6. Cursus boekhouden op de computer in Surabaya 1995/1996. 7. Geloften voor het leven: 21 oktober 1995 in Ndao-Ende Realiseren opdrachten vanuit de gemeenschap 1. Procurator van de communiteit St.-Paulus in Surabaya, 14 juli 1987. 2. Procurator van de communiteit St.-Aloysius en penningmeester van de onderafdeling der Scholenstichting in Ndao-Ende, 14 januari 1987 - 10 juli 1989. 3. Penningmeester van de onderafdeling der Scholenstichting in Ndao-Ende, juli 1989 - juli 1993. 4. Assistent van de Provinciaal Econoom Indonesia in Surabaya: 13 juli 1993 - 31 maart 1999. 5. Procurator van de communiteit St.-Gregorius Malang III: 01 mei 1998 - 01 april 1999. 15
a. Provinciaal Econoom Indonesia: 01 april 1999 - 31 januari 2001, voor de rest van de lopende bestuursperiode. 6. Lid van de Financiële Commissie van de Congregatie: juli 1997 - 2000. 7. Provinciaal Econoom Indonesia: 01 februari 2001 - 2006. 8. Lid van de Financiële Werkgroep van de Congregatie: 2001 - 2006. 9. Cursus Nederlands november 2003 - 31 januari 2004. 10. Algemeen Econoom: 01 april 2004 - 31 december 2008. 11. Voorzitter van de Financiële Adviescommissie van de scholenstichting 01 januari 2007 - 31 december 2012. 12. Procurator van de communiteit St.-Gregorius Malang III: 09 januari 2009 - 28 februari 2010. 13. Procurator van de communiteit St.-Aloysius Penningmeester van de onderafdeling der Scholenstichting in Ndao-Ende 01 maart 2010 - ... In mijn leven tot nu toe heb ik bezoeken gebracht aan Nederland o.a. meerdere maanden voor de cursus Nederlands, welke belangrijk was voor de functie van Algemeen Econoom. Indrukken van Nederland en Frankrijk a. Mijn indruk van mijn verblijf in Nederland speciaal in onze communiteiten is, dat de fraters naar elkaar luisteren, elkaar ondersteunen en helpen. b. Fraters in Nederland zorgen in de organisatie van het een en ander of van een feest dat alles voortdurend stipt en nauwkeurig verloopt en dat iedereen er plezier aan beleeft. c. In de maatschappij heerst over het algemeen discipline en werkt men hard. Alles is geordend en men maakt een afspraak vooral voor een ontmoeting, een bezoek of andere activiteiten. Iedereen heeft tijd voor zichzelf en dus minder ruimte in de agenda voor afspraken. 16
d. De maatschappij houdt erg van cultuur en van zaken uit vroegere tijden, daarom kon ik meerdere musea bezoeken, zowel in Nederland als in Frankrijk. e. Tijdens de pelgrimages naar Frankrijk, waren speciaal de plaatsen van de heiligen zoals van Vincentius a Paulo, en van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart in Isoudun voor mij een geestelijke ervaring en die grote indruk maakten en mijn geloof en roeping versterkt hebben. Aldus mijn ervaringen in 25 jaar leven in de congregatie van de fraters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart. Hartelijk dank aan onze gemeenschap die de taken aan mij heeft toevertrouwd en dank voor het gebed van alle bekende fraters die als één familie mijn roeping reeds ondersteunen in de congregatie die ik liefheb.
Fr. M. Ferdinandus, BHK Vertaald door Leo Ruitenberg
SCHEPPING God, U hebt alles geschapen. Maar de stukken passen niet. Alles is gekneusd, gehavend. Breekbaar als het dorre riet. Onze wereld is zo kwetsbaar. Te veel is omfloerst en mat. Soms lijkt alles goed en veilig. Telkens knapt er dan weer wat. U, als Bouwer van de wereld, hebt dit werk toch slecht gepland. Al die brokken, splinters, scheuren, U alleen de oorzaak bent.
Noot van de redactie: Wie de feesteling 13 juli een felicitatie wil sturen: Frater Ferdinandus Frateran S. Aloysius Jalan Imam Bonjol 39 Ndao-Ende 86301 FLORES – Indonesia
Al die scherven, spleten, kloven, lopen ook door ieder mens. Hoe kunt U van ons verwachten, “Volmaakt te zijn”. Dit Uw wens?
Dat geldt ook voor frater Yustus, waarvan in de volgende INKO zijn verhaal zal geplaatst worden. Frater Yustus Kompleks Katedral Weetebula 87254 Sumba Barat – Indonesia NTT
Wij zijn stuk, wij zijn gespleten. Dit ligt buiten onze schuld. In die staat zijn wij geboren. En dit werd door U geduld.
17
18
Hoe kunt U ons dan bedreigen, met verdoemenis en hel? Zonde, kwaad, mislukking, rampen, liggen diep in Uw bestel. GEBED Wil een nieuwe wereld scheppen. Naar een beter, gaver plan. Maak er niet opnieuw een puinhoop, onbewoonbaar kraakpand van.
ADRI VERGEER 12½ JAAR SECRETARIS VAN HET PROVINCIAAL BESTUUR Op 1 maart 1995 kreeg Adri Vergeer bij het Provinciaal Bestuur een functie als secretariaatmedewerker. Per 1 februari 1998 nam zij de functie van secretaris over van Kees Perdon. Dat is nu dus al weer twaalf en half jaar geleden.
Eens zal ik voor U verschijnen. Vraag niet hoe ik mij gedroeg. Zeg maar “Kom gauw binnen, jongen.” “Leven was al zwaar genoeg.” Adri in 1995 H Haar domein in Utrecht
Theobaldus
Herbenoemd tot secretaris van het nieuw gekozen Provinciaal Bestuur op 22 juni 1998
19
20
Kapittel 2006
Even bijtrekken tijdens het kapittel 2000
Kieskapittel 31 oktober 2006
Kieskapittel op 11 september 2002
Benoemd tot secretaris van het nieuw gekozen Provinciaal Bestuur
Kapittel 2006
21
22
REFLECTEREND OP VIJFTIEN JAAR BAJESBEZOEK De gedetineerde is achter de MUUR geplaatst afgescheiden van zijn/haar samenleving afgescheiden van wat eigen leven was Door die MUUR zijn verbAnden gebroken, verbroken Is er ook verbOnd verbroken? Moet dat? Mag dat? Het duo dat verschillende kapittels in goede banen heeft geleid. Eerst Kees als kapittelsecretaris met Adri ter ondersteuning, later Adri als kapittelsecretaris met ondersteuning van Kees.
De MUUR van het veroordelen, het mentaal afschermen en de MUUR van het zich veroordeeld en afgeschermd weten moeten aanhoudend afgebroken worden, afgebroken zijn, afgebroken blijven in mij, in ons, vrije vogels in de gedetineerde zelf en in zijn/haar dierbaren en tussen ons allen in Elk mens zit boordevol goeds wat zichtbaar wordt en zich ontplooit temidden van liefde De fout die (misschien) begaan is (en door wie?) is niet meer dan een (tijdelijk) deel van de HELE MENS
Met deze gedachten in mijn hart groet ik je hartelijk Ben Doodkorte 25.3 2010 En tussen al die kapittels door is Adri als secretaris de vaste steun en toeverlaat van de verschillende Provinciale Besturen. Hier op haar kantoor in De Bilt.
23
24
FRATERKEUZE – korte historie – Geboren in een degelijk katholiek gezin in Tuindorp Oostzaan (Amsterdam); een artistieke vader en een kritische moeder; twee broers boven me en twee zussen onder me. Zo als ik er nu op terugkijk, was er veel ruimte en aandacht voor eigen initiatief, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Een heerlijke jeugd; eerst bij de nonnen op de bewaarschool en later bij de fraters op de lagere school (fraters Sigebertus, Theodoor, Irenæus, Theobaldus, Efrem). Eind 6e klas werd gevraagd wat ik later wilde worden. Nu kwamen er jaarlijks in de parochie paters Capucijnen om er de missie te preken. Dat deden ze dan als echte volkspredikers; ze konden het kerkpubliek heerlijk bespelen. Ik was misdienaar en 25
ontmoette ze dan in de sacristie. Het waren vrolijke, uitdagende types met hun bruine pij en witte koord, hun korte baardjes en blote voeten in sandalen. Ja, ik mocht ze. Mijn keuze van ”ik wil capucijn worden” was niet zo maar een bevlieging. De eerste stap die gedaan moest worden was om toegelaten te worden voor het gymnasium van de Jezuïeten in Amsterdam. Helaas zakte ik als een bakkei voor het toelatingsexamen en kreeg het advies om eerst maar een jaar naar de Mulo in Amsterdam te gaan. Daarna zou ik dan zeker naar het gymnasium kunnen. De Mulo was in handen van de broeders van Oudenbosch. Samen met mijn oudere broer deed ik toelatingsexamen, slaagde en kreeg meteen de uitnodiging om naar Oudenbosch te gaan en broeder te worden. Ik moest er over nadenken. Frater Sigebertus kreeg er lucht van en kwam bij ons thuis op visite. “Een broeder is hetzelfde als een frater”, was zijn statement en “Zeist is dichterbij dan Oudenbosch en dus goedkoper.” Dat sloeg wel aan; thuis hadden we het bepaald niet breed, maar wel gezellig. Ik kende de fraters al jarenlang en dus, ik was daar gemakkelijk in, koos ik voor Zeist. Joop, mijn broer, had er wat meer tijd voor nodig, maar ging uiteindelijk ook mee naar Zeist. Wat een overgang: van het vrije, zelfstandige bestaan naar een internaat met zijn strakke groepsdiscipline. Het werden woelige jaren door de bezetting van Zeist. We verhuisden naar Lunenburg; Joop ging weer naar huis terug. Even in Oud Amelisweerd geweest (kweekschoolopleiding) maar ook daar werden we door het Duitse leger er uit gestuurd. Nu was er geen opvang meer en werd ik naar huis gestuurd (Amsterdam en de hongerwinter). September 1945 ging de kweekschool weer verder in Hilversum (Theobroma). Daar kwam ik in kontakt met fr. Cornelius, een man die fantastisch met ons kon omgaan. Hij gaf ons ruimte om zelf verantwoordelijk te zijn voor ons doen en laten. Op zijn advies vroeg ik om toegelaten te worden tot het postulaat. 26
De kweekschool in Zeist kwam weer vrij; daar werd ik postulant o.l.v. fr. Lucius. Daarna volgde het noviciaat in kasteel de Heemstede (Houten) o.l.v. fr. Ludovicus. Na het noviciaat de tijdelijke geloften afgelegd en in Zeist de kweekschoolstudie afgerond; geslaagd voor onderwijzer. In augustus 1949 werd ik overgeplaatst naar Hilversum en kwam op de Aloysiusschool terecht o.l.v. fr. Bavo. Na een paar jaar toegelaten tot de eeuwige geloften; ik was een echte frater! En capucijn…….? Nee, daar nooit meer naar verlangt; het frater zijn was meer dan de moeite waard.
Hilarius
FRATERHUIS ST. JOZEF ZET MEDEWERKSTERS IN DE BLOEMETJES Op 7 april werden Alma Soekhai en Yvonne de Kuyer in de bloemetjes gezet met hun 25 jaar dienstverband bij de fraters, en kreeg Agnes Cuppers een bloemetje bij het bereiken van haar pré-pensioen.
…toegesproken door Els Backer, hoofd verzorging.
Ik geef de pen door aan fr. Ben Zengerink. Agnes Cuppers
27
28
Alma Soekhai
TE HEET VOOR DE BIOSCOOP? Het is zondag 17 mei 1992 en bloedheet. Ik overweeg wat vanmiddag te gaan doen. In ieder geval niet de hete zon in, dat heb ik gisteren al gedaan en dat beviel niet zo. In gedachten loop ik het lijstje door van films die ik nog wil zien. Ik kies voor JFK van Oliver Stone over de moord op president John F. Kennedy en gebaseerd op het gelijknamige boek van officier van justitie Jim Garrison.
Yvonne de Kuyer
…toegezongen o.l.v. frater Gustaaf
…getoost door alle bewoners, zoals door pater Harrie 29
Op dus naar de bioscoop in Hoog Catharijne waar de film draait. Onderweg bedenk ik dat het door de hitte wel niet druk zal zijn en de kans bestaat dat de voorstelling niet doorgaat. Bij het bestellen van mijn kaartje zeg ik er dan ook meteen maar bij dat ik het niet erg zal vinden om alleen in de zaal te zitten. Met slechts één persoon (die onwel zou kunnen worden) in de zaal mag er eigenlijk om veiligheidsredenen niet gedraaid worden. “Meneer, ik ga het even voor u navragen”. Ze blijft wel een beetje lang weg, maar ze komt terug met de boodschap: “We hebben nu pas vijf personen voor vier zalen, maar u kunt gerust een kaartje kopen, want als u de enige voor zaal 4 bent, gaan we toch voor u draaien”. Na een dankjewel reken ik het kaartje af en loop de hal van de bioscoop in. Daar wacht me een verrassing. Vijf dames en heren van het personeel hebben zich in een keurig rijtje opgesteld en - mooi gelijk ook nog - zeggen ze: “Goede middag, meneer! Namens directie en personeel heten wij u van harte welkom in onze bioscopen”. Eén van de dames gaat alleen verder: “En nu mag u zelf uitkiezen door wie van ons u naar uw plaats gebracht wil worden”. Ik denk: “Daar waag ik mij niet aan meneer Sonneberg” en zeg: “Het is wel erg moeilijk om uit vijf aardige mensen iemand te kiezen. Ik red me wel, maar ik beloof dat ik in de pauze naar buiten kom om te laten zien dat ik niet onwel geworden ben”. “Meneer, daar houden we u aan”, is het antwoord. Ik loop richting zaal 4. Eén van de dames loopt 30
toch met me mee en opent de deur van de zaal waar het heerlijk koel is en inderdaad niemand zit. Ze blijft in de deuropening staan en wacht even totdat ik een plaatsje gekozen heb. Dat wordt het midden van de laatste rij, omdat ik daar een extra hoofdsteuntje heb aan de achterwand. Als ik zit gaat meteen de deur dicht, het licht uit en de film start. In de pauze loop ik de foyer in. Ik ben dan de enige klant en er staat één dame achter de tien meter lange bar. Ik vraag haar een kopje koffie en maak een babbeltje met haar. Of ze het niet vervelend vindt te moeten werken met zo weinig bezoekers. “Ja, dat krijg je met dit weer, maar de baas heeft daarom al iets leuks voor ons geregeld. We gaan straks gezellig barbecueën op het dakterras”. Na de koffie loop ik even naar het toilet en als ik daarvan terugkom zit één van de heren al op een bankje op me te wachten en vraagt: “Meneer is klaar voor de tweede helft?” Hij gaat me voor naar de zaal en het begeleidingsritueel herhaalt zich. Na de film blijkt de foyer helemaal leeg. Ik hoor gepraat op het dakterras en zie dat de barbecue aan het beginnen is. Ik loop even het terras op en bedank iedereen voor de bijzondere ontvangst, neem met een lichte buiging afscheid en loop de bios uit. Even later valt de hitte van de stad weer op me. Onderweg naar het Gregoriushuis denk ik terug aan de film en ben benieuwd of ik oud genoeg zal worden om ooit nog de werkelijke toedracht over de moord op John Kennedy te kunnen vernemen. Het is nu echt vies warm in de stad, maar ik ben bijna thuis en terugdenkend aan die heerlijk koele zaal vraag ik me af: “Hoezo te heet voor de bioscoop?”
OPENING BEZOEKERSCENTRUM ERFGOEDCENTRUM NEDERLANDS KLOOSTERLEVEN Op zondag 11 april jl is het vernieuwde, gerestaureerde bezoekerscentrum in St.-Agatha officieel geopend. Het is gevestigd in het poortgebouw. Naast de bouwkundige restauratie aan binnen- en buitenkant en inwendige herindeling, is het nu uitgerust met een ruim entree, een zaaltje, een balie, sanitaire voorziening en een tentoonstellingsruimte. Heel fraai en praktisch. Iedere woensdag, donderdag, vrijdag en zondag kan men hier terecht tussen 11.00 en 16.00 uur. Dank zij de vele vrijwilligers. De kloosterkerk oftewel de kapel is qua inrichting weer in ere hersteld. Vorig jaar hebben de zusters Trapistinnen bij hun verhuizing van Berkel-Enschot naar Arnhem hun koorbanken geschonken en de Martinusparochie uit Cuijk heeft de bijpassende banken beschikbaar gesteld. In de kloostertuin zijn rond het weiland bordjes met spreuken geplaatst, die door de diverse o/c’s zijn aangeleverd. Het is een wisselcollectie. Men kan er een meditatieve wandeling langs maken. “Ons bordje” stond er deze keer niet bij. De opening was in de kloosterkerk door Jan Peters, SJ en Cor Rademakers ss.cc., beiden voorzitter van een der stichtingen. Tussen de speeches door trad het zangkoor “De Maasklanken” op. Hierna gaf de Fanfare H. Agatha buiten een concert, waarbij de regen te verwaarlozen was, maar de koude wind deed velen het nieuwe centrum binnengaan. Tot slot trad de Schola Cantorum Karolus Magnus op met een indrukwekkende vertolking van een gregoriaanse Mariavesperviering.
Zeist, 15-04-2010 Leo Ruitenberg
Kees van Rooden 31
32
HEMELVAART Over geloof moet men niet redetwisten men moet het beleven Ik weet er worden soms verkeerde signalen gegeven De mens is zich niet altijd bewust over de gave die in hem rust Zo komt er strijd tot stand en loopt alles uit de hand Tijdens Mijn optreden had Ik zelf moeilijkheden om de juiste waarde door te geven Sommigen spraken Mij spottend aan Anderen verkozen onmiddellijk de weg met Mij te gaan 33
34
Van strijd kwam nijd van belijden, lijden Op het cruciale punt werd Mij geen vrede gegund Zelfs door de Mijnen werd Ik verloochend Ik was nochtans niet ontgoocheld
NA 65 JAAR BEVRIJDING……
Ik ken de Mijnen zij zijn soms zwak Daarom heb Ik verlossing gebracht Ondanks de onrust en twijfel van velen ben Ik in vrede naar de Vader opgestegen
Maria Ramaekers
35
De dagen rond 5 mei zijn en blijven in het algemeen bijzondere dagen of liever gezegd, dagen die voor veel mensen emotioneel geladen zijn. Dit is des te opmerkelijker daar het dit jaar al 65 jaar geleden is, dat ons land bevrijd is. Bevrijdingsdag was de afsluiting van vijf oorlogsjaren. Zelf was ik net 10 jaar toen die eerste Bevrijdingsdag gevierd werd. Ik weet nog wel dat op 4 mei in ons dorp in Noord Holland er feestgedruis op straat was en ik “stiekem” het gordijn naast mijn bed wat openschoof om te zien wat er aan de hand was…… Het was een bijzonder gebeuren, al moet ik zeggen dat wij van echt oorlogsgeweld niets meegemaakt hebben, maar wel de gevolgen van de strenge Oorlogswinter. Ook de stromen mensen uit Amsterdam die met allerlei voertuigen als kinderwagens, trekkarren enz. naar de boeren in onze streek trokken om huisraad en andere gewilde artikelen te ruilen voor eten…… Dit jaar was voor mij emotioneler dan andere jaren. Waarom? Eergisteren, maandag 3 mei, heb ik samen met frater Wilfried van der Poll op onze terugreis van een weekje Sauerland, aan het graf gestaan van onze medebroeder Arthur Hoitz. Vanwege het feit dat hij in Duitsland geboren en een Duitse vader en een Nederlandse moeder had, maar in Nederland opgegroeid was, werd hij opgeroepen voor het Duitse leger. Wegens TBC kwam hij als soldaat in het militaire lazaret terecht en is in Oeventrop overleden en begraven. Op het militaire erekerkhof hebben wij maandag aan zijn graf gestaan. Een onbekende medebroeder voor ons, wel over gehoord en gelezen, slechts 21 jaar oud…… Thuis gekomen heb ik op het archief zijn persoonsmap mogen inkijken. Ik wilde toch iets meer over hem weten. Begin juni 1940 is hij aan onze kweekschool St.-Jozef in Zeist geslaagd voor onderwijzer. Op 11 augustus 1940 is hij aan het noviciaat begonnen. 36
In het archief is een brief van zijn hand, vanuit Iserlohn, gedateerd 9-11-1941. Vanuit Utrecht is hij met de trein via Arnhem op weg naar Duitsland. In Arnhem kon hij even uitstappen en daarover schrijft hij: “Nog een half uur en dan stoomt de sneltrein Arnhem uit. Weer tuur ik door de ruiten naar het Hollandse landschap, dat weldra plaats zal moeten maken voor het Duitse. De trein is vol soldaten, die op verlof gaan. Allen hebben schik, ze gaan gezellige dagen tegemoet. Met mij is dat echter anders. Maar kom, niet treuren, zo als God wil is het ’t allerbeste (Fr.M. Andreas). Na de grenscontrole in Zevenaar en Emmerich zijn we volop in het Duitse rijksgebied. Niemand spreekt meer Hollands. Alles is vreemd, ongewoon. Ik kom door grote en kleine steden Ik sta versteld van de enorme fabriekscomplexen in het Ruhrgebied. We rijden van de ene stad in de andere. Dan eindelijk om ongeveer vijf uur ben ik op de plaats van bestemming. Het kazerneleven is begonnen. Wanneer zal het eindigen? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat alles een einde heeft. Zo zit ik nu dan acht dagen in Iserlohn. Elke avond ben ik blij mijn lichaam te kunnen uitstrekken op mijn strozak. Het dienstleven maakt moe, maar erg is het niet “Pro Deo”. In een brief van 25 januari 1942 schrijft hij vanuit Lippspringe, dat hij voor Kerst 1941 al ziek was en bloed had opgegeven. Op 1 mei 1942 een kort briefje uit Oeventrop “want veel kracht heb ik niet meer!” En verder: “Hoe het met mij gaat? Och het kan 1 week, maar ook 2,3 maanden duren of nog langer. U denkt misschien voor ik naar Holland kan komen. Nee, eer ik dit leven met het andere verwissel. Met beslistheid is gezegd dat beterschap voor mij onmogelijk is. Beide longen zijn zwaar aangetast en ook de darmen hebben reeds T.B.C. en veroorzaken reeds pijn.”
37
Op het feest van onze congregatiepatrones, Onze Lieve Vrouw van het H. Hart, op 1 juni 1942, heeft frater Arthur zijn Eeuwige Geloften afgelegd in de handen van Pater H. Velten, Superior van de Duitse MSC en als Aartsbisschoppelijk Gedelegeerde pater Nieweld, MSC en als getuigen de Clemenszusters Gismunda, overste en Venustine. In zijn briefje hierover voegt hij toe: “De zusters hebben hun best gedaan ons kamertje zo mooi mogelijk te versieren. Het was prachtig ingericht. Aan gebrek aan belangstelling heb ik ook niet te klagen gehad. De dag was een feestdag ook al heb ik het feest moeten vieren ver van alle bekenden.” Op 8 augustus 1942 is hij om 12.15 uur overleden. “Bis zum letzten Augenblick blieb er bei klaren Bewusztsein” was aan het overlijdensbericht toegevoegd. Gezien de foto’s die de Congregatie later ontvangen heeft, is Arthur op 12 augustus 1942 met militaire eer begraven. In 1951 is nog door het toenmalig Algemeen Bestuur geprobeerd om frater Arthur Hoitz naar ons kerkhof in De Bilt te mogen overbrengen, maar daar wilde de Duitse overheid liever niet toe overgaan, omdat het kerkhof in Oeventrop in 1950 was opgeknapt en opnieuw ingedeeld, waardoor de overleden en gesneuvelde militairen op een apart gedeelte waren begraven en allen eenzelfde gedenksteen hebben gekregen. Deze reden is door het bestuur als redelijk geaccepteerd.
Zeist, 5 mei 2010 Leo Ruitenberg
38
Frater Arthur Hoitz
39
40
Uit de nalatenschap van frater André Formanoy:
ONTMOETINGEN EN AVONTUREN JANTJE Jantje had een prachtig rapport en was keurig beleerd. Mocht op het internaat. De volgende morgen bleek al dat ik er ingevlogen was. Jantje kwam beleefd vragen of ik zijn schoenen dicht wilde maken, zijn schoolboeken opzoeken, zijn kast op slot doen en hem naar school wilde brengen. Jantje was dus knal verwend en dus zei ik hem dat ik hier was om te zien of dat wel goed ging. Na school wierp hij zijn boeken op de kast De frater zou ze wel opruimen. Jawel, hij kwam ook nog even zeggen dat de sleutel van zijn kast in de kali lag. Uit zijn hand gevallen toen hij op de brug liep op weg van school naar internaat en daar ging de sleutel twintig meter de plons in. De meeste jongens hadden een reservesleutel, maar Jantje had een stevig hangslot met een sleutel. Sesam Daar wisten wij wel raad mee. Frater Cunibertus (Cuun) werd geroepen en vergezeld door een aantal jongens gingen we naar de kast van Jantje. Eerst een toespraak. "Ik zal het slot openmaken met 50% kans dat het slot nog te gebruiken is. De andere 50% betekent dat het slot in puin is. Vind je het goed?" Jantje vond alles goed. Frater Cuun, die nooit iets losliet. hield met een 41
grote nijptang het slot vast. Ik had een kleine moker. De jongens waren ademloos stil (hoeveel slagen? in puin of niet?) Ik gaf een dreun, het slot sprong los en kletterde in puin op de grond. Machtig applaus. Janje kreeg een reservesleutel tot ma zou komen met een nieuw slot. Pa en Ma Ma kwam. Ze stoof mijn kantoor binnen (pa bleef veilig buiten). Ze trok alle registers los. Wat dat hier voor een instelling was. Jantje had geschreven dat hijzelf zijn schoenen moest poetsen en dichtmaken, zelf voor zijn boeken moest zorgen, ik had niet met hem aan de hand gewandeld en tenslotte had ik zijn dure slot in elkaar geramd. Jantje heb ik laten roepen en hem de slotscène laten vertellen. Dat was wel even anders, maar de andere dingen nam ze furieus niet. Ik bood aan dat ik Jantje zelf zou inpakken dan kon ze hem zo meenemen. Maar als Jantje hier zou blijven kreeg hij een gelijkwaardige behandeling en Jantje zou Jan worden. Ma eruit en pa erin. Pa vertelde dat Jantje vreselijk verwend was door ma en dat hij daarom aangedrongen had Jantje op een internaat te doen. "Als het u lukt", zei pa "dan hebt u Jantje en ma genezen." Ik vertelde hem dat als een jongen met afwijkend gedrag op een school of internaat komt het hele milieu, in dit geval de jongens van het internaat, er de oorzaak van zouden zijn dat Jantje Jan wordt. Aan hun de glorie en niet aan mij die hem alleen maar tot het internaat heeft toegelaten. Jantje werd Jan. Toen Jan eens na een half jaar op vakantie ging vonden zijn kennissen dat Jantje totaal veranderd was. Pa en ma waren opgetogen. Ma was zo enthousiast dat ze probleemgevallen naar het internaat stuurde. Tegen de ouders had ze gezegd: "Mijn Jantje is daar totaal veranderd, uw zoon zullen ze daar ook wel aanpakken". Dat klopte, ze kwamen niet verder dan de voordeur. Jantje bleef Jan en vele jaren later Piet, een geleerde Piet. 42
KNAL Af en toe draaide ik films, speelfilms en documentaires. Kort geleden had ik een film gedraaid over de aanleg van stuwdammen. Er was een scene waarop te zien was dat een lading dynamiet aangebracht werd, daarna iedereen wegwezen. behalve een man die achter een verschansing bij de detonator bleef. Hij keek nog eens rond. Iedereen was weg. Hij drukte de pomp (een stang met dwarsstuk) in en daar ging de hele heuvel met een ontzettende knal naar de Filistijnen. Hoogst indrukwekkend. Een paar dagen later inspecteerde ik de slaapzaal. Keek door de open ramen naar het sportveld. Een kleine chinees van het internaat was een kuil aan het graven midden op het veld. Vervolgens ging er een lading vuurwerk in. De kuil werd dichtgemaakt. Onze chinees ontrolde een dunne kabel. Aan het eind bevond zich een sigarenkistje compleet met "pompje". Hij liep naar de open sporthal naast het sportveld, zette het kistje op de grond, keek nog eens goed rond, er was niemand, duwde het pompje naar beneden en jawel, een zuil van tien meter hoog zand en stof schoot de lucht in vergezeld van een knal waar je u tegen zegt. De kleine man bracht het veld weer in orde, rolde de kabel op en ging met zijn instrumentarium naar het internaat. Ik wachtte de kleine ingenieur op. "Was me dat effe wat" zei ik. "Ja" zei hij "dat had mijn vader moeten zien, thuis doen we het samen maar ons huis is te klein voor het betere werk". Ik bewonderde de inhoud van het sigarenkistje, puur vakwerk. Ik zei hem dat het afgelopen moest zijn. Hij knikte serieus. Dik in orde. 43
Fatale knal Een maand later moest ik ergens examen afnemen en kwam om half een 's middags thuis. Ik werd ontvangen met een daverende knal die er niet om loog en ging in volle vaart naar het sportveld. Andere fraters waren ook onderweg, voorafgegaan door zes gillende keukenprinsessen en een aantal kwetterende wasdames. Op het sportveld lagen drie gewonden. Het knalchineesje had een demonstratie willen geven voor de hele bende (de baas was toch uit), drukte het pompje in maar geen knal. Even kijken (nooit doen!). Toen ze met drie man sterk bij het ingegraven vuurwerk kwamen ontplofte de hele handel. Drie gewonden. Twee moesten naar bed met een mooi verband om en de kleine chinees die alleen maar een schrammetje had opgelopen moest naar huis met zijn installatie en een brief dat hij van het internaat was gestuurd. Hij woonde in de stad dus was het "gene moeite" om thuis te komen. Uitspraak 's Middags kwam ma. Ik vertelde het hele verhaal inclusief dat er nog twee slachtoffers op bed lagen. Maar ma zei dat er nog een zwaar pluspunt was. Niet alleen haar zoon zou het vuurwerk aan de kant zetten, maar ook haar man. Wat kun je inbrengen tegen zo'n ma met twee bekeerlingen? Uitspraak: na drie dagen weer op het internaat.
FATAAL SCHOT Twee heren van een ver groot eiland kwamen op bezoek. Ze legitimeerden zich als leden van de rechterlijke macht. Ze overhandigden me een schrijven van de rechter. Korte inhoud: De zoon van een politiebeambte was aan het spelen met zijn beste vriend. Plotseling riep de vriend: "Je kunt mij toch niet doodschieten." De politiezoon rende naar huis, pakte de revolver 44
die in de gang te vinden was in de holster aan het uniform van pa. Hij wist dat de revolver ongeladen moest zijn. Rende naar buiten, richtte en schoot zijn beste vriend dood. De revolver was toch geladen. Enorme consternatie. Hij kwam voor de rechter en werd vrijgesproken, Pa kreeg een boete en een lagere rang. Maar de jongen had daar geen leven meer en was, hoewel onschuldig, bang om met anderen om te gaan. Van het leren kwam niets terecht. Daarom het verzoek van de rechter om deze jongen op uw internaat toe te laten, ver van huis. Hij kwam dan in een nieuw milieu dat van niets wist. Ik had geen bezwaar, maar het hoofd van de MAVO moest ook akkoord gaan. Ik pleegde overleg met Donatus en we kwamen overeen dat hij mocht komen. Maar als we zouden merken dat het geval hier bekend zou worden moest hij hier weg. Als hij zou blijven zou hij of de held of een verachte worden. De heren gingen akkoord. Op het internaat waren drie jongens van hetzelfde eiland en dezelfde stad als de politiezoon. Ik liet ze op mijn kantoor komen en vroeg of ze die jongen kenden. Inderdaad. En wisten ook alles van het fatale schot af. Ik vertelde de ontwikkeling tot op heden en legde er de nadruk op dat ze hun mond moesten houden, want als het hier bekend werd moest hij hier weg. Ze keken mij aan als gezworenen. De jongen kwam en ik zei hem dat ik alles wist en zijn drie eilandgenoten eveneens. Zij zouden zwijgen als het graf. Hij kon rustig studeren en met iedereen omgaan. De eerste maanden was hij nog erg stil en werd daarna een gewone jongen. Als het vakantie was ging hij naar familie op Java.
moest je hun stadgenoot bewaken. Ik ging naar de slaapzaal en kwam tot de bevinding dat het slachtoffer rustig ademde, de pols was normaal. Ik belde de dokter die de volgende morgen zou komen. De vrienden waren niet van de sponde weg te slaan. Na twaalf uur 's nachts ging ik nog even kijken. De patiënt ademde rustig en de polsslag was normaal, zijn vrienden waren al naar bed. De volgende morgen was de patiënt nog bewusteloos of sliep. De vrienden gingen naar school en ik naar de kweekschool. Om half acht werd ik geroepen door Frater Modestus, de ziekenfrater. Hij had de patiënt lezend aangetroffen op bed. Maar Modestus die de dokter al afgebeld had, was niet van gisteren. Hij vond onder de matras een halfvolle fles inlandse jenever. Ik bedankte hem en ging over tot actie, de klas liet ik alleen, die bleef wel rustig en ging naar de MAVO om de drie vrienden op te halen. In mijn kantoor plantte ik de fles op het bureau en zei "vertel maar op.”
De fles Er was een groot sportgebeuren in de stad en het hele internaat mocht er naar toe. Om zes uur thuis zijn. De kwekelingen waren om kwart voor zes thuis. De Mavojongens om zes uur. Ik zag dat er iets mis was. Een jongen werd door drie anderen gedragen. De dragers kwamen vertellen dat hij bewusteloos was. Ze droegen hem naar zijn bed en bleven bij zijn bed zitten. Als vrienden
Dorst Ze hadden die middag een enorme dorst gehad. Met een paar flesjes frisdrank was het niet verholpen, Dan maar zwaarder geschut: een fles jenever. Ik pakte een rood krijtje "Wie dronk het eerst?" De eerste moest een streep op de fles zetten tot waar hij ongeveer gedronken had. Toen de andere twee. De fles die halfvol was, kwam door de drie drinkebroers tot een kwart van de fles. Er was dus nog een kwart. "Ja" zei de woordvoerder "hij zou ons wel eens wat laten zien". De politiezoon had dus een kwart fles inlandse jajem in één teug naar binnen geslagen en was stomdronken geworden. "Dus", zei de woordvoerder "we bleven hem zorgvuldig bewaken zodat u niet dichtbij kon komen en de jajem kon ruiken. U zag dat hij ademde maar kwam gelukkig niet boven zijn mond. Ik ging een beetje ontroerd door de sterke vriendschap van de drie naar nummer vier. Misschien had hij nog nieuws. Hij wist nog wel dat hij een sloot jenever gedronken had, maar dat was dan ook alles, tenslotte was hij daarna buiten westen geweest.
45
46
Raak Op zekere dag werd er een aanslag gepleegd op een hoge piet. De schutter schoot er meters naast. Ik zag de drie gezworenen met elkaar smoezen. Ik vermoedde al iets en vroeg wat er besproken was. De woordvoerder zei "Als de schutter net zo bekwaam geweest was als onze politiezoon dan had hij raak geschoten. "
NELLY MOOLENAAR,
ter herinnering
Van eind 1994 tot aan haar overlijden op 19 april 2010 werkte Nelly in het fraterhuis St.-Jozef in De Bilt en tot 2004 ook bij het Algemeen Bestuur. Aanvankelijk in de huishouding, de laatste periode in de zorg.
Alles goed Na drie jaar slaagde de jongen en ging naar zijn eiland en ouders terug. Na een paar maanden schreef een dankbare pa dat alles goed ging. Frater André Formanoy ♦♦♦
♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦♦♦
PINKSTERRAAM Pinksterraam in de kerk van Winterberg. Deze foto is genomen door Leo Ruitenberg.
Nelly als trotse oma van kleinzoon Ilian (juli 2008)
Nelly ontvangt haar certificaat voor de Zorg (juli 2009)
Nelly pizza’s bakkend tijdens de vakantieweken (september 2009)
47
48
VERHAAL VAN VADER Wageningse schrijft boek over hongertocht met fraters
Voor de Wageningse Hettie van Nes is het vluchtverhaal van andere mensen iets, waardoor ze steeds weer geraakt wordt. Ze komt uit de wereld van asielzoekers en vluchtelingenwerk. Haar voorliefde voor het schrijven van verhalen, heeft ertoe geleid, dat ze verhalen van asielzoekers opschreef voor advocaten. Van het een kwam het ander. Voor een krant in Amersfoort wilde ze het verhaal van haar vader vertellen. Haar vader heeft aan het einde van de Tweede Wereldoorlog onder leiding van een paar fraters met een grote groep andere kinderen een voettocht gemaakt vanuit Amersfoort naar voedsel en onderdak. Het gesprek met haar vader heeft geresulteerd in het boekje “Kindertrek met Fraters”. Hettie van Nes vertelt: “Het speelde zich allemaal af in de Hongerwinter van 1944. De door fraters geleide groep dacht er verstandig aan te doen om naar het noorden van het land te trekken. Men dacht, dat daar wel voedsel zou zijn en dat men daar wel een poos kon blijven. Maar het liep anders”. Uiteindelijk kwam de groep kinderen van rond de twaalf jaar in Almelo terecht. Hettie van Nes: “Men wist niet zo goed waar men heen ging. Bijna niemand weet tegenwoordig, dat er in die tijd grote groepen kinderen op pad werden gestuurd op zoek naar voedsel en onderdak. Er waren toen organisaties, die dat allemaal regelden”. In Amersfoort was de situatie erg slecht. Van Nes: “De grens van het hongergebied lag bij de IJssel. Amersfoort werd als garnizoensstad gebombardeerd door de Engelsen”. Haar vader sprak in haar jeugd nauwelijks over zijn ervaringen. Hettie: “Dan zei hij: “Daar praat je niet over, want iedereen heeft de oorlog meegemaakt!” Maar we kwamen toch in gesprek. Hij weet nog precies waar hij toen als elfjarige jongen overal geweest is. Hij vocht vooral tegen het gevoel van heimwee. Hij wilde naar huis, maar hij wist dat dit niet kon. Ze zijn een week onderweg geweest, 49
waarbij enorme afstanden gelopen werden. De tientallen kinderen werden eerst naar Zwolle gebracht onder leiding van twee geweldige fraters, Albertus en Willibald”. Zwolle werd overspoeld door groepen kinderen. Velen werden doorgestuurd. Hettie van Nes: “De weg naar het noorden, naar Meppel, was gevaarlijk. Toen werd besloten om richting Twente te gaan. In Delden was een comité, dat de kinderen opving. Mijn vader is tot juni 1945 in Almelo geweest, waar hij een geweldige tijd heeft gehad”. Parallel Hettie van Nes heeft het boekje geschreven, omdat ze wil, dat een breder publiek weet, dat er organisaties waren, die op een goede manier kinderen hielpen: “Mijn vader is trots op het boek, maar het emotioneert hem wel”. Ze trekt een parallel met huidige organisaties: “In Wageningen had je Ons Pardon rond asielzoekers. Dan zie je, dat er medemensen zijn, die opstaan om de zwakkeren te helpen, mensen die het normaal vinden om de schouders eronder te zetten. Omdat men helpen gewoon vindt, wordt de medemens geholpen. Vandaar mijn boekje”. Hettie van Nes maakt sinds kort deel uit van de gemeenteraad van Wageningen. Ze zit er namens GroenLinks. Kniphorst Het boekje van Hettie van Nes “Kindertrek met Fraters” is in Wageningen verkrijgbaar bij Boekhandel Kniphorst. Het kent als ISBN 978-90-814918-1-5. Op die manier is de publicatie in elke boekhandel te bestellen.
Jan Boer uit: dé Weekkrant vrijdag 30 april 2010
50
INHOUD Van de redactietafel
Redactie
2
Uit onze postbox
Ingezonden
3
Kees Perdon 12½ jaar archivaris
Wim Versteeg
4
In de ban van geesten
Ton Baeten
7
Overweging bij de Constituties: Elke dag opnieuw
Alfons Kroese
10
Frater Ferdinadus 25 jaar kloosterleven
Ferdinandus
13
Schepping
Theobaldus Geraerts
18
Adri Vergeer 12½ jaar secretaris PBN
Collage
21
De pen doorgeven
Hilarius de Booij
25
Fraterhuis St. Jozef zet medewerksters in de bloemetjes
Collage
28
Te heet voor de bioscoop
Kees van Rooden
30
Opening bezoekerscentrum Erfgoed Nederlands Kloosterleven
Leo Ruitenberg
32
Hemelvaart
Maria Ramaekers
34
Na 65 jaar bevrijding…..
Leo Ruitenberg
36
Ontmoetingen en avonturen
André Formanoy
41
Pinksterraam
Foto
47
Nelly Moolenaar, ter herinnering
Collage
48
Verhaal van vader
dé Weekkrant: Jan Boer
49
Inhoud
51
51
INKO onder redactie van:
Theo te Bogt, Johan Brummelhuis, Wim Heister, Leo Ruitenberg, Frits Stevens, Wim Versteeg
met medewerking van:
Angelico Fennis (omslag) Hilarius de Booij (illustraties) Petra de Landmeter (interviews)
secretariaat:
Johan Brummelhuis Schorteldoeksesteeg 1, 3732 HS De Bilt tel.: 030 - 69 76 237 email:
[email protected]
52