VAN DE REDACTIETAFEL
inko informatiegevende en kontaktleggende periodiek van de fraters van utrecht
31e jaargang nummer 5 december 2008
Dit jaar bestond de congregatie 135 jaar, is het 80 jaar geleden dat de eerste fraters zich vestigden in Indonesië, is het 50 jaar geleden dat de fraters naar Kenia vertrokken, en is het 50 jaar geleden dat in Indonesië de scholenstichting werd opgericht. Dit alles is natuurlijk niet ongemerkt gepasseerd. Een zestal fraters is naar Indonesië afgereisd om daar de vieringen bij te wonen. Frater Angelico, een van de deelnemers, doet ons daarvan verslag en maakt ons deelgenoot van zeer geslaagde feestelijkheden. Met Petra de Landmeter kijken wij terug op de feestelijkheden in De Bilt. Stijlvol, feestelijk en gezellig, zegt Petra, een ontmoetingsdag waarop allen met veel voldoening kunnen terugkijken. Ad de Keyzer werkt sinds begin dit jaar als pastor bij de zusters van JMJ. Dit vraagt zoveel tijd van hem dat hij tot zijn spijt heeft moeten besluiten om te stoppen met de overwegingen bij onze constituties. Ad had sinds 1997 een vaste plek in Inko en is een vertrouwde figuur bij de fraters geworden. We hopen dat hij veel voldoening mag vinden in zijn nieuwe werkkring. Inmiddels hebben we pater Kroese ocd uit Voorhout bereid gevonden om de overwegingen op onze constituties over te nemen, in elk geval om het voor een jaar te proberen. Ook voor het laatst in dit nummer een lied met overweging van Herman Verbeek waar we na twee jaargangen mee gaan stoppen, en van Huub Schumacher plaatsen we zijn laatste artikel in de serie over de islam. Frits Stevens vertelt heel openhartig over zijn moeilijke tijd van amputatie en revalidatie. En met een gedicht van Theobaldus en een avontuur van Andrè, en met de goede wensen van het algemeen bestuur en de redactie hebt u alweer de laatste aflevering van deze jaargang ontvangen. 2
OTMOETING IN DE TROPEN Het verzoek van de algemeen overste in Malang aan de provinciale overste in Nederland om enkele Nederlandse fraters uit te nodigen het tachtigjarig jubileum in Indonesië te komen meevieren, heeft geresulteerd in een groep van zes fraters die heel gebroederlijk op 25 sept. l.l. naar Indonesië afreisden: vlucht SQ323 met Singapore airlines. ALGEMEEN BESTUUR CONGREGATIE VAN DE FRATERS VAN O. L. VROUW VAN HET HEILIG HART “Toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God zijn Zoon gezonden,Jezus, geboren uit een vrouw.” Gal 4:4
ZALIG KERSTFEEST 25 DECEMBER 2008 en
GELUKKIG NIEUWJAAR 2009 Hoe zorgzaam toont God zich voor zijn volk in de menswording van zijn Zoon! Mogen ook wij in onze dienstbaarheid altijd zorgzaam zijn in alle eenvoud. Fr. M. Simon BHK Algemeen Overste
3
Drievoudig jubileum De congregatie van de fraters is gesticht door mgr. Schaepman, bisschop van Utrecht, in 1873 en bestaat dus nu, anno 2008, honderdvijfendertig jaar! In deze jaren van religieus bestaan heeft de congregatie, die zich als doel stelde: opvoeding en onderwijs aan de katholieke jeugd, in diverse plaatsen in het aartsbisdom Utrecht gewerkt. Na een explosieve groei in de jaren rond 1900, trokken de eerste Nederlandse fraters in 1928 naar Indonesië, naar hun eerste standplaats Malang, om van daaruit, na jaren van noeste arbeid, zich onder meer in Surabaya en Palembang te vestigen. In 1958 vertrokken enkele Nederlandse fraters naar Kenya om ook daar de roepstem “gaat en onderwijst” in werkzame daden om te zetten. Enkele jaren geleden vestigden drie Indonesische fraters zich in Lodwar (Kenya) waar zij het eenmaal begonnen dienstwerk aan de jeugd zullen ondersteunen en voortzetten. Resumerend: drie jubilea t.w. 135 jaar congregatiewerk, 80 jaar in Indonesië waarin o.a. 50 jaar scholenstichting, en 50 jaar in Afrika Kenya. Voorwaar een feestelijke gedachtenis waard! Pelgrims in de “Gordel van smaragd” Met deze gedachte trokken wij naar de eilanden Java, Flores en Timor om achtereenvolgens de plaatsen Malang, Surabaya, Kediri, Kupang, Maumere, Larantuka, Podor en tenslotte Weri te bezoeken, waar de Indonesische medebroeders ons hartelijk verwelkomden en geld noch moeite spaarden om ons van dienst 4
te zijn. Later werd het ons duidelijk dat het jubileumfeest zich over vijf weken verspreidde en op enkele dagen daarvan uitbundig werd herdacht. Om de hierboven genoemde plaatsen te bereiken maakten wij gebruik van onder meer een binnenlandse vliegtuigmaatschappij en personenauto’s. Het reizen zelf was van een nooit tevoren ervaring: langs en over bergen die ons steeds opnieuw boeiden door schitterende panorama’s met adembenemende uitzichten. Het is duidelijk: wij waren in een heel ander land met een heel eigen cultuur en taal en volk, maar wij werden niettemin door de autochtone bevolking blij en vriendelijk begroet. Gedurende de pelgrimstocht (want zó wilden wij het ook zien) bezochten we kerkhoven waar graven van fraters lagen om deze, voorafgegaan door stilte en gebed, met bloemen te sieren en om met gebed te danken voor hun missionaire activi-teiten. Om ook de fraterscholen te bezoeken moesten we soms uren rijden en, op Europese manier, in file staan wat ons de gelegenheid gaf de weidse omgeving te bekijken. …... en de karavaan trok verder.
Ook in Maumere, waar wij enkele dagen later te gast waren, werd het jubileum op dezelfde wijze herdacht en gevierd waarbij het voltallig schoolpersoneel aanwezig was. Na de kerkelijke plechtigheden stond een uitgelezen rijstmaaltijd klaar waaraan alle gasten deelnamen en volop konden genieten.
Serene plechtigheden Op een van de eerste dagen van ons verblijf in Malang (dat was onze “thuishaven”) werd het drievoudig jubileum geopend met een plechtig gezongen H.Mis in de rijk versierde kapel van het fraterhuis: Frateran Bunda Hati Kudus. De wit getoogde fraters vulden de kapel tot de laatste plaats. Het orgel speelde melodieën die gevoelens van eerbied en dank opriepen. De dienstdoende priesters kwamen binnen in stijlvolle paramenten en onder luid gezang van het koor nam de dienst een aanvang. Alles verliep waardig en sacraal. In de feestpredicatie werd het missiewerk van de Nederlandse fraters gememoreerd en hoog geprezen om hun onbaatzuchtige inzet. Het viel mij op dat meerdere malen de historische binding zo nadrukkelijk naar voren werd gehaald en telkens het motto van de stichter: “in zorgzaamheid en eenvoud” herhaald werd.
Pelgrimeren naar de graven Pelgrimeren heeft iets van een zwerversleven leiden: niet weten waarheen en toch goed aankomen daar waarvan je geen weet had. Ons bezoek aan Indonesië betrof niet uitsluitend de levenden te ontmoeten, maar ook de overledenen. Zo bezochten wij in Larantuka het kerkhof waar de fraters Melchior en Vianny rusten. Enkele dagen later bezochten wij ook het kerkhof in Malang waar eveneens fraters in een goed verzorgd graf rusten. Op het kerkhof ging het er devoot en oprecht aan toe. Wij baden en zongen en een van ons vertelde in het kort hun levensverhaal. De graven werden met bloemen bedekt en bloemblaadjes, in een grote mand door de chauffeur aangereikt, verdeelden zich tijdens het strooien over de graven. Ook werden kaarsjes ontstoken die hardnekkig weigerden vlam te vatten. Tenslotte een afsluitend gebed door de algemeen overste uitgesproken, waarna wij na ruim drie kwartier het kerkhof verlieten. Het was een ontroerende ontmoeting bij al wat wij hoorden uit onder andere een imaginair geschrift waarin de missionaris zegt: “Geen vlag van bekendheid, populariteit, status of ambt”. “Slechts de vlag van trouw konden wij uitspannen over het mooie en schitterende eilandenrijk Indonesië.”
5
6
De fraterscholen Op onze tocht over de eilanden Java, Flores en Timor bezochten wij de scholen in de eerder genoemde plaatsen. Daar werden wij door het schoolhoofd, in witte toog, het voltallig onderwijspersoneel en leerlingen hartelijk ontvangen. De gebouwen, in compact volume met meerdere verdiepingen, hebben daar iets van een status. “Ons onderwijs kan zich met de beste scholen van het land meten”, zo vertelde ons een schoolhoofd. Honderden leerlingen bevolken de scholen. Een enkele keer werden wij uitgenodigd een klas binnen te gaan om de leerlingen toe te spreken waarvan er een vroeg: “wat komt u hier doen?” Het antwoord daarop werd met applaus ontvangen. Op de scholen heerste een weldadige discipline geleid door gemotiveerde docenten die, zo zagen wij, de leerlingen met gezag en in vriendelijkheid onderwezen. Ongetwijfeld hebben deze mensen begrepen wat samenwerking is met behoud van eigen zelfstandigheid. Dit land heeft toekomst en deze scholen leggen de basis voor een sociale realisering. Apotheose in drievoud Voor het sluitstuk van het gedenkwaardig feest waren de docenten van alle Indonesische fraterscholen in Malang bijeengekomen. Zoals u zult begrijpen kwamen zij van heinde en ver, sommigen hadden enkele dagen per boot moeten reizen, maar nu waren ze allen bijeen op een groot sportveld, ieder in eigen landskleding, ieder in eigen stemming. Op de tribune werd ons een plaats gewezen. Als in een olympiade, compleet met een naambord voorop, trokken zij dansend en zingend aan ons voorbij en lieten hun karakteristieke yell horen. De algemeen overste en de organisator van de feestelijkheden verwelkomden ons. Daarna kwamen de scholen tegen elkaar uit in volleyspel en voetbal. Een feest in samenzijn, een feest van verbondenheid en niet alleen voor ons maar het moet toch ook voor hen een historische ontmoeting zijn, ontmoeting tussen de mensen van 7
b.v. Palembang en Larantuka, plaatsen die honderden kilometers van elkaar verwijderd liggen. In de avond van dezelfde dag reden wij het terrein op waar een culturele avond werd gegeven en zagen een menigte van mensen in allerlei kledingdracht, sommige zelfs met monsterachtige maskers. Boven bij de opgaande trappen stonden Javaanse schonen ons op te wachten. Na de begroeting begeleidden ze ons naar binnen en wezen ons de plaatsen. Wij liepen een ruimte binnen die mij het gevoel van een grote fabriekshal gaf. Een overweldigende ruimte van naar schatting 100 meter diep en 50 meter breed. Aan beide zijden vooraan bevonden zich openingen die toegang gaven aan ruimten welke ongeveer de helft van de oppervlakte hadden als de daarvoor ingerichte feestzaal. In lengterichting gezien stond vooraan een groot podium tegen de wand waar een grootbeeld televisiescherm gemonteerd was, dat afwisselend beelden vertoonde over het voorbije missiewerk van de fraters, regelmatig onderbroken door een groots vignet dat het getal vijftig aangaf waaraan dit feest zijn jubelende acties ontleende van culturele kwaliteit zoals later zou blijken. De wanden voor zover kaal, waren versierd met grootse emblemen die verwezen naar het embleem van de scholenstichting. De zaal stond vol stoelen, naar schatting enige honderden, en ook de toegevoegde ruimten stonden vol. Alle gasten die binnenkwamen kregen een klein kartonnen doosje met een lunchinhoud; een bolletje witte rijst, een bekertje water, een banaan en een koek. Rond het podium stonden prachtige bloemstukken in diverse kleuren. De zaal liep langzaamaan vol met vrolijke gasten die op z’n paasbest gekleed waren, dames en heren in Javaanse klederdracht, de een nog fraaier dan de ander, maar allen droegen onmiskenbaar de dank en vreugde uit van het gouden jubileum van de scholenstichting waaraan deze avond gewijd was. De tijd van opening was daar en de ceremoniemeester vroeg om aandacht waarop de zaal in diepe stilte viel. De feestavond werd met gebed geopend. De voorzitter van het schoolbestuur, 8
frater Montfort, sprak een welkomstwoord aan de gasten uit en benadrukte “dat een feest als deze een goede solidariteit tot stand kan brengen.” De provinciaal frater Damianus sprak over verbondenheid met de Nederlandse provincie en gaf daarmee een getuigenis van een diep historisch besef. Vervolgens traden achtereen de groepen uit de eilanden Flores, Timor, Sumba, Java en Sumatra op. Ieder in eigen streekkleding, wat een prachtig gezicht gaf door al die kleurrijke kostuums. Het was te zien dat zij zich terdege hadden voorbereid; hun dansen in perfecte timing uitgevoerd werden met groot applaus ontvangen. De koren brachten liederen, kortom het was een vrolijk en enthousiast feest dat tegen half elf eindigde tot grote tevredenheid van alle aanwezigen. De zondag daarop, als hoogtepunt de plechtige Heilige Mis ter afsluiting van de festiviteiten. Stelt u zich voor: een kerk bomvol mensen, een kinderkoor van wel honderd zangertjes, een rij van dansertjes en het dames- en herenkoor allen uit Kediri. Zij stonden rechts vooraan opgesteld. Gedurende de
plechtigheid dansten en zongen zij en ondersteunden daarmee de plechtige viering. Wat was dat een prachtig gezicht om te zien en te horen. Zij droegen allen dezelfde uitrusting in goudrood en bruinoker kleur. In het ruime priesterkoor, helder verlicht en versierd, stonden meerdere priesters door een schaar van misdienaars omgeven. De liturgie werd in de landstaal gebeden, en de predicatie werd door onze tolken op fluistertoon vertaald. De predikant benadrukte het grote belang van een goede samenwerking en prees het werk van de scholen die daar op voorbeeldige wijze aan meewerken. Gedurende de eucharistieviering ademt a.h.w. het kerkvolk mee, beademde het priesterlijk gebed, evenals waar dan ook ter wereld en dat gaf een herkenning; op deze momenten zijn de versten de naasten en zijn wij één in geloof. Na de plechtige en feestelijke kerkdienst vertrok het kerkvolk naar een heel grote tent die terzijde van de kerk stond opgesteld en waar allerlei eetbare producten door allen werden bekeken, beoordeeld en vervolgens genomen en gegeten. Het gaf ons de unieke gelegenheid om nog enkele mensen van de eilanden te spreken waarbij wij door onze tolken werden geholpen. Eind goed al goed Bij dit feestelijk slot hebben wij de mensen vaarwel gezegd. Een leerzame en aangename tijd dragen wij verder met ons mee. De religieuze en menselijke verbondenheid met onze Indonesische medebroeders heeft zich gedurende ons verblijf versterkt en ons doen beseffen dat de persoonlijke en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid een blijvende opgave is om de Congregatie BHK spiritueel en materieel levendig te houden.
fr. Angelico Fennis
9
10
Uit de nalatenschap van frater Andrè Formanoy:
ONTMOETINGEN EN AVONTUREN KEES Toen mijn ouders in 1925 een winkel openden in Amersfoort lag de winkel bijna aan de rand van de stad. Door de stadsuitbreiding lag de winkel rond 1950 in het centrum. In 1925 en de jaren daarna woonden we niet ver van de tuinders en boeren van Leusden en voor die mensen waren wij de eerste winkel die ze tegenkwamen als ze vrijdags op de fiets naar de varkens-, paarden- en koeienmarkt gingen. Ze waren graag hun fiets kwijt als ze met de pet op, een sigaar aan, de knip met geld in de zak en een stok in de hand naar die markten gingen. Ze vroegen aan mijn ouders of ze hun fiets hier mochten stallen. Dat kon en mocht, waarna ze zich welgemoed dampend met hun sigaar en zwaaiend met hun stok, ter markt begaven. Na het keuren, loven en bieden en kopen kwamen ze tegen half elf terug en vroegen of ze een half uurtje konden uitrusten. Dat mocht ook. Mijn moeder zorgde voor koffie. Ze vulden het hele huis met hun harde stemmen en kochten ook wat in onze winkel. Voor wat, hoort wat. Na drie kwartier bedankten ze en ging de processie van ongeveer tien man naar Leusden. Dat hebben zij, en later hun kinderen, dertig jaar volgehouden tot mijn ouders op 'pensioen' gingen. We waren gek op die vrijdagen want dan waren de boeren er weer en 's-middags aten we vis en als nagerecht macaroni in melk gekookt of rijst met boter en bruine suiker. Dat allemaal vanwege de onthoudingsdag waarop je geen vlees mocht eten. Die onthoudingsdag van vroeger was voor ons een feestdag, want je deed je plicht en je kreeg ook je lievelingsgerechten. Ons hele gezin was in Harderwijk geboren. Die stad lag toen nog aan open zee. De Zuiderzee. Daar hebben we vis eten geleerd. Op een vrijdag kwam een nieuwe boer bij het 11
gezelschap. Het was geen gewone boer. We hoorden van de anderen dat het een herenboer was. 80 koeien, 50 varkens, kippen heel veel en een kaasmakerij, en bovenal wethouder van Leusden. Maar het was een vlot heer, ging vriendelijk om met de andere boeren en viel niet uit de toon. Een keer kwam hij op de fiets op een niet-vrijdag alleen op bezoek. Hij wilde mijn vader spreken. Dat kon. Hij zei: 'Ik weet dat je een zoon hebt die op de fraterschool zit. Een van mijn zonen is Kees en die wil een 'soort geestelijke' worden, hij heeft de vierde klas af en ik wil hem nu in Amersfoort op de fraterschool plaatsen. Dat lijkt me beter voor hem. Kan dat?' 'Natuurlijk', zei mijn vader. 'Zullen we samen met de fiets naar de hoofdfrater gaan?' 'Geweldig' zei de herenboer. Frater Gerardo vond het onmiddellijk goed. De herenboer fietste opgetogen naar Leusden terug. In de vijfde klas leerde ik Kees kennen. Een stille aardige jongen. Op zekere dag zei Kees. 'Freek, heb je zin om zaterdagmiddag bij ons op de boerderij te komen?' 'Nou en of', zei ik. Het was een half uur fietsen en ik belandde bij een knaap van een boerderij. Kees stond buiten en stelde me voor aan zijn vader, moeder, twee broers en drie zusjes. Eerst de koeien in de enorme wei bezoeken. Kees kende de naam van iedere koe. De Bonte, Riek, Madeleine etc. Kees zag me verbaasd kijken. 'Het is geen kunst, want alleen die tachtig koeien hebben een naam, de varkens en kippen niet...' De varkens heb ik ook alle vijftig stuk voor stuk bekeken en de kippen, die allemaal rondstruinden over weiland en erf had ik al gezien. Op naar de kaasmakerij. Dat was de taak van zijn moeder, die me haarfijn uitlegde hoe de kaas gemaakt werd. Daarna wat eten en drinken en nog wat spelen, en toen ging ik op huis aan. Van de boerin kreeg ik bloemen en een kwart kaas mee voor mijn moeder. Ik nodigde Kees uit om de volgende week bij mij te komen. ’Graag'. Onderweg voelde ik me schatrijk. Alles van die dag was splinternieuw geweest voor zo'n stadsjongen als ik. Ik kwam thuis met de bloemen en kaas, mijn moeder was er blij mee. 'Freek', zei ze, 'je moet onmiddellijk de teil in (douches 12
bestonden nog niet), ik zal heet water halen. Het is nodig want je ruikt naar de boerderij en zijn varkens en koeien. De volgende week kwam Kees. stil en vriendelijk. Hij werd voorgesteld en ik kon alleen de winkel en het magazijn laten zien. Kees vroeg: 'Heb je een Katholieke Illustratie?’ 'Jawel', zei ik, 'losse en ingebondene, ik zal je een ingebonden exemplaar geven.' Ik haalde de jaargang van het vorig jaar en Kees begon intens te lezen. Hij was niet alleen stil en vriendelijk maar ook pienter. Toen hij een uur achter elkaar gelezen had, werd ik bang dat hij tot de avond door zou gaan. 'Kees, we gaan nu eens wat anders doen, heb je zin om de stad te zien in één uur?' 'Graag', zei Kees, 'maar hoe kan dat?' 'Met een tandem', zei ik, 'je zult wel zien wat dat voor een fiets is.' 'Nooit van gehoord', zei Kees, 'ik ben benieuwd.' Ik huurde een tandem voor een uur voor de prijs van vijfentwintig cent. Kees bestudeerde het geval. Twee fietsen achter elkaar, maar toch één fiets. 'Kees. jij gaat op de achterste fiets zitten en je moet ook trappen, maar dat stuur werkt niet, anders zou het een mooie boel worden. Ik zit op de voorste fiets, trap en stuur. We vertrokken, Kees was finaal opgetogen. We renden in een uur de hele stad rond. Ik hoorde Kees lachen en juichen, het was Kees niet meer. 'Ik zal het ze thuis vertellen', schreeuwde hij. Zo gingen we door, twee jaar lang, iedere zaterdag naar de boerderij en de week daarop Kees naar Amersfoort. Toen scheidden onze wegen. Kees ging naar Soesterberg om pater S.V.D. te worden en ik naar Zeist om frater te worden. In de vacanties maakten we onze zaterdagse trip. Na vier jaar ontmoette ik Kees niet. Zijn vader vertelde me dat volgens de paters Kees niet geschikt was voor de tropen, het was beter in Nederland te blijven met het oog op zijn gezondheid. Hij was nu leerling op de Middelbare Koloniale Landbouwschool in Deventer. Ik begreep meteen dat Kees niet om gezondheidsredenen weg moest van Soesterberg, want je kwam niet op die school in Deventer als je afgekeurd was voor de tropen. Het was een koloniale school. Kees zou wel afgekeurd zijn omdat hij zo stil
was. Dat zou moeilijk voor hem zijn als hij als eenzaam missionaris in de missie op een afgelegen post zou moeten werken en eens in de maand zijn medepaters zou ontmoeten. Het beste was dan wel dat je een beetje vrolijk van aard was. Kees slaagde en kreeg een uitstekende rijksbetrekking, trouwde en als hij nog leeft is hij nog altijd even oud als ik. Toen ik in l948 naar de Floresmissie vertrok en na een aantal jaren op verlof kwam, ging ik ook op bezoek bij de ouders van Kees. Dat was een feest. Ze hadden van alles te vragen en toen ik vertelde dat er ook Florinezen waren die landbouw geleerd hadden op de Nederlandse manier en ook met tractoren werkten, alles geleerd van de broeders SVD, riep de herenboer: 'Maar mijn God, frater, kunnen die wilden dat ook?' Ik lachte. 'Jazeker, het zijn geen wilden en hersens hebben ze ook.' Ik liet foto's zien van Flores en zijn bewoners en mijn leerlingen. 'Ik heb altijd gedacht dat ze als wilden door het bos struinden, zwaaiend met speren , met als enigste kleding een broekje en op hun hoofd een bos wapperende haren en af en toe dansend om een open vuur. Ik heb al jaren gedacht dat jij werkt waar Kees vroeger naar toe wilde. Zo is dus alles nog op zijn pootjes terechtgekomen.' Hij en zijn vrouw zijn veel later overleden, de kinderen getrouwd en verspreid, maar zijn oudste zoon werd herenboer op de boerderij en ook wethouder zoals zijn vader. Kees ontmoet ik wel in de hemel.
13
14
Wat wij van God ontvangen hebben, zullen wij in dienst stellen van onze zending voor het heil van de mensen, aldus opent artikel 15. Met deze woorden geeft de Constitutie gevolg aan wat Jezus zijn leerlingen – en dat zijn wij ook – heeft opgedragen te doen bij het Laatste Avondmaal. Het geeft ons te denken dat de tekst waarmee de Constitutie het hoofdstuk besluit over het navolgen van Jezus, die van de voetwassing is uit het evangelie volgens Johannes.
GOD ZEGENE DE GREEP artikel 15 Als goede beheerders zullen wij Gods gaven doelmatig in dienst stellen van onze zending voor het heil van de mensen, met bijzondere zorg voor de meest hulpbehoevenden.
Het verhaal van de voetwassing in het evangelie van Johannes is het equivalent van het instellingsverhaal in de drie andere evangelies. Waar het om gaat is de zin: doe dit tot mijn gedachtenis, of zoals bij Johannes: Ik heb u een voorbeeld gegeven opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb. We raken met deze teksten verzeild in de sfeer van de eucharistie, liever gezegd: in de eucharistische spiritualiteit. Er bestaat nogal wat verschil van mening over wat eucharistische spiritualiteit nu precies is. Vanuit een ascetisch vroomheidideaal zou je kunnen denken dat de echte eucharistische spiritualiteit inhoudt dat je dagelijks naar de mis gaat, dan wel de mis opdraagt. We kunnen ons met recht afvragen of het veelvuldig vieren van dan wel voorgaan in de eucharistie, of het frequent te communie gaan de juiste invulling is van het gehoor geven aan Jezus opdracht te doen zoals Hij gedaan heeft. Zou Jezus werkelijk bedoeld hebben dat “doe dit tot mijn gedachtenis” het beste gedaan kan worden door naar de kerk te gaan? Wie het verhaal van de voetwassing uit het evangelie volgens Johannes overweegt, weet beter, zou je denken.
Jezus stelde aan zijn liefde geen grenzen. Hij gaf een bewijs van zijn liefde tot het uiterste, toen Hij bij het Laatste Avondmaal de voeten van zijn leerlingen waste. En Hij sprak tot hen: ‘Begrijpt gij wat Ik u gedaan heb? Gij spreekt Mij aan als Leraar en Heer, en dat doet gij terecht, want dat ben Ik. Maar als Ik, de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen. Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb’. (Joh. 13: 12-15)
Wat ís de eucharistie eigenlijk? De laatste regels van de officiële orde van dienst zijn wellicht ook de merkwaardigste: Ite missa est, Deo gratias. Onze vertalingen weten niet zo goed raad met het ite missa est en maken er iets heel moois van: “gaat nu allen heen in vrede”.
15
16
Dat is ook wel te begrijpen, want het blijft raar als je jezelf hoort antwoorden “God dank” op de woorden: ga weg, de mis is afgelopen. Als je letterlijk leest, hoor je in ite, missa est: “ga, is de mis”, of: “De mis is: ga”. Met andere woorden: de betekenis van de eucharistie is dat we ‘gaan’, niet alleen de kerk uit naar buiten, maar ‘de weg’ gaan. Aan het eind van de eucharistie worden we aangespoord de weg te gaan van Christus, de weg die Christus zelf is. Deze laatste woorden van de eucharistieviering geven ons een heel duidelijke aanwijzing met betrekking tot wat Jezus bedoelde met zijn opdracht: doe dit tot mijn gedachtenis. Je kunt wel graag en vaak naar de kerk gaan, maar daar wordt onze rust elke keer weer hinderlijk gestoord doordat we naar buiten worden gestuurd, de wereld in. Jezus volgen in zijn voetspoor is niet een weg inslaan op goed geluk, maar een welbewuste keuze die je wel of niet kunt maken. Het tegenstrijdige daarbij is dat je dan heel goed weet wat je wilt, maar tegelijk helemaal niet weet waar je uitkomt. Want de weg die Jezus is, ligt niet kant en klaar geplaveid zoals een autoweg of een fietspad. Het is een weg die door ons, gaande die weg, ontstaat. En daar hebben we richtingaanwijzers voor nodig, een lamp voor onze voeten, moed om het uit te houden. Het getuigt volgens mij van een groot vertrouwen als je die Weg gaat vanuit de gedachte: God zegene de greep.
Ad de Keyzer
HET DUEL Graag wil ik het manna vinden, om te voeden geest en zin, om volledig mens te worden. Dit, het fel begeerd gewin. Vaak zocht ik het in gebeden, voorgedrukt , dus nagepraat. Woordenspel, onaards , verheven. Los van de reële staat. Meditatie - Overweging Offergeest en Wereldvlucht, denken aan het Bovenaardse. Het was kijken in de lucht!. Heel het leven te eenzijdig, vast gericht op het menu: Hemel - Hel. Twee eeuwigheden. Verticaal dus Levensschuw. Leven los van deze wereld is als dansen op het koord. Slecht gehangen, slap gespannen. Al het aardse wordt gesmoord.
17
18
Ondanks ernstig exerceren, ieder nummer was verplicht, misten velen, hoe ook anders, het vereiste evenwicht.
Daar wil ik het Aardse zoeken, naar juiste maat gemeten. Die maat zij zuiver, zij van God. Geen maat van de asceten
En zij wisselden van koordje, wisselden de stap , de pas, kwamen toen tot de bevinding, dat er ook nog Wereld was.
Door hen werd menig wereldvreemd. Ofschoon zij dit niet wisten. Er werd gesplitst wat samenhoort. Het werden: Dualisten.
Maar het was wel even wennen. Plotseling werd er beweerd: Hemel - Wereld horen samen. Niemand had hen dit geleerd. Al die jaren hemelturend, zat het vast in het gemoed. Hemel staat met al dat Aardse, eeuwig op gespannen voet.
De geest omhoog naar boven toe. Het lijf is van beneden. Dit was de strijd, het zwaar duel. Een tweestrijd zonder vrede. Die tweekamp is nog niet voorbij . Nog steeds wordt er gestreden. Wij slaan weer door, weer naar een kant. En missen weer de Vrede. Gebed
...... Hemel - Aarde, innig samen, tussen die geen jaloezie: Hemel - Aarde, beide horen in het Goddelijk Circuit. 19
In U zijn Geest en Stof compleet. Zijn evenwichtig samen. Houdt U ons altijd in balans Dit vragen wij U. Amen Frater Theobaldus 20
135 jaar Nederland 80 jaar Indonesië 50 jaar Kenia
DRIE JUBILEA STIJLVOL EN FEESTELIJK HERDACHT Vrijdag 31 oktober 2008. In de ontvangsthal van het fraterhuis St. –Jozef worden handen geschud. Het provinciaal bestuur Nederland en leden van de Werkgroep Jubilea 2008 heten medebroeders en genodigden hartelijk welkom om de viering van het drievoudig jubileum van de congregatie bij te wonen. Af en toe klinkt een joviaal ‘hé wat fijn dat je er ook bent’. Dat geldt vooral bij het weerzien van ex-medebroeders die in Kenia hebben gewerkt. Het PBN is blij dat ook de ex-medebroeders aanwezig zijn omdat het Gouden Jubileum Kenia vandaag bijzondere aandacht zal krijgen. Vandaag: herdenken en vieren Om half elf wordt iedereen verzocht naar de kapel te gaan voor de Eucharistieviering. In het welkomstwoord van frater Leo Ruitenberg memoreert hij, dat het vandaag een herdenkingsdag én –viering is. “We herdenken: dat het 135 jaar geleden is dat Mgr. Schaepman onze congregatie stichtte; dat het 80 jaar geleden is dat de eerste fraters naar Indië gezonden werden; dat 50 jaar geleden Kenia een nieuw werkterrein voor ons werd en ook dat 50 jaar geleden de scholenstichting Yayasan Mardi Wyata in Indonesië werd opgericht.” “We vieren vandaag drie jubilea, maar op verzoek van het PBN zetten we de viering van 50 jaar leven en werken in Kenia centraal. Dat is des te fijner en zinvoller, omdat er nog zo’n dertien fraters onder ons zijn, die in Kenia gewerkt hebben. Het is ook 21
daarom dat wij onze oud-medebroeders en -geassocieerden hebben uitgenodigd om dit gouden herdenken mee te vieren. Een speciaal woord van welkom dus aan hen en hun echtgenoten. Dit geldt ook voor Piet Brouwer, die indertijd de publicatie over het werk en leven van de fraters in Kenia heeft beschreven.” Drie foto’s als symbool van drie jubilea In de kapel is de feestelijke sfeer zichtbaar en voelbaar. Het herfstzonnetje door de ramen werkt daar aan mee. Bijzonder is ook dat Mill Hill Father Fons Geerts voorganger is bij de Eucharistieviering. Als Mill Hiller heeft hij vele jaren in Kenia gewerkt. Veel waardering is er ook voor de muzikale medewerking aan deze viering, op sublieme wijze verzorgd door het Emmauskoor van de St.-Josephkerk in Zeist onder leiding van organistdirigent Ludo Vugs. Als symbool voor de drie jubilea staan in de kapel drie grote foto’s. Frater Leo legt uit dat de foto van frater Franciscus, als eerst gekozen algemeen overste, het 135 jarig jubileum van de congregatie in Nederland symboliseert. De foto van frater Gregorius die als eerste - samen met fr. Wilfridus naar Indonesië werd uitgezonden, staat hier voor alle fraters die sinds 1928 in Indonesië werken of hebben gewerkt, en de foto van frater Pontianus staat hier als symbool van het Gouden Jubileum Kenia.
22
Aan het begin van de viering worden bij de drie foto’s kaarsen aangestoken. Overweging door frater David De homilie tijdens deze Eucharistieviering wordt verzorgd door frater David. Als titel voor zijn overweging koos hij: Dankbaarheid voor ons gezonden zijn, en het zout zijn voor Gods werken. “Ik sluit daarbij graag aan bij de woorden van de Evangelist Matteus 5.1 die zegt: Jullie zijn het zout der aarde. Het is goed dat jullie mij bekend maken bij de mensen. Dat je niet bij de pakken gaat neerzitten, maar laat zien hoe je de mensen kunt begeesteren, bezielen, inspireren en vurig maken voor Jezus’ zaak.” Frater David eindigt zijn homilie met de woorden: “ Het zout der aarde zijn… Wat betekent dat? Zout zorgt voor de smaak, het is de ziel van het eten, het geeft bezieling, een extra dimensie, het geeft weer kracht en sterkte. Net als het zout kunnen wij heel veel betekenen. Zout is duurzaam, tegen bederf en tegen slijtage. En zo wordt van ons verwacht dat we een leven leiden als gelovigen, die leven vanuit diepere wortels, waarbij trouw aan wat ons geschonken is door God, voorop staat. Met Hem kunnen wij in deze levensfase nog veel doen en betekenen voor onze naaste. Het is onze levensopdracht. Ik hoop dat de missionaire opdracht, die we allemaal hebben ontvangen, ons blijft inspireren tot in lengte van dagen.”
Hierna ontvangen de aanwezigen de Zegenwens en na het zingen van het Slotlied wandelen allen begeleid door klokgelui naar het kerkhof voor een korte herdenkingsplechtigheid. Op het kerkhof “Deze feestelijke dag van herinnering zou onvolledig zijn als we niet een ogenblik zouden stilstaan bij de vele medebroeders die ons zijn voorgegaan. Met eerbied en dankbaarheid mogen wij hen hier gedenken”, aldus frater Wim Versteeg op het kerkhof. “Wij willen onze medebroeders eer bewijzen door de graven van drie pioniers met bloemen te bedekken.” Vervolgens worden kransen gelegd bij de graven van drie medebroeders.
Felicitatie Father Geerts In het dankwoord feliciteert Father Fons Geerts de congregatie met het drievoudige jubileum. “Ik heb altijd grote bewondering gehad voor de fraters die zich zowel in Nederland als in Indonesië en Kenia al zo veel jaren volledig hebben ingezet voor de medemens. Dat is met recht een hartelijke felicitatie waard. Ik heb het geluk gehad dat ik in Kenia met fraters van uw congregatie heb mogen samenwerken. Ik herinner me die jaren als bijzonder waardevol en ik denk er nog heel vaak met plezier aan terug.”
Het eerste bloemstuk wordt door frater Wilfried gelegd op het graf van frater Fanciscus Hafkenscheid. “Hij was onze eerstgekozen algemeen overste en in hem gedenken wij alle medebroeders die in Nederland werkzaam zijn geweest.”
23
24
Het tweede bloemstuk is bedoeld voor het graf van frater Gregorius Goedhart. “Als lid van het Algemeen Bestuur werd hij in 1928 benoemd voor Indonesië. In hem gedenken wij al onze medebroeders die in Indonesië werkzaam zijn geweest.” Frater Vitalis, wiens broer vele jaren in Indonesië heeft gewerkt, wordt gevraagd om de bloemen op het graf van frater Gregorius te leggen. “De derde bloemenkrans is voor het graf van frater Pontianus Schobre. Hij werd in 1958 als kwartiermaker uitgezonden naar Kenia om zich daar later met zes medebroeders definitief te vestigen. In hem gedenken wij alle fraters die in Kenia werkzaam zijn geweest.” Het bloemstuk wordt door frater Hans Wennekes op het graf van frater Pontianus gelegd.
broeders en oud-geassocieerden deze dag willen meevieren. Het heeft immers ook voor hen een korter of langer deel van hun leven uitgemaakt.” “In 1958 gingen de eerste medebroeders op weg naar een vrij onbekend gebied. Het begon met zeven, maar groeide uit tot een gezelschap van achtentwintig personen. De foto's in de hal roepen daar een duidelijk beeld van op. Dat vanuit Nederland alleen Hans Wennekes nog in Kenia werkt en sinds een paar jaar enkele Indonesische medebroeders, wil voor mij niet zeggen dat wij als congregatie dit werk in Kenia als mislukt moeten beschouwen. Integendeel!”
Afwisselend middagprogramma Om half drie wordt iedereen weer verwacht in ‘de oude refter’. In zijn functie als provinciaal overste opent frater Wilfried het programma van deze middag. “We vieren vandaag een drievoudig jubileum en hoewel elk van deze jubilea indrukwekkende jaren inhouden, heeft het provinciaal bestuur ervoor gekozen om op deze middag het accent te leggen op het werk in Kenia. De meeste medebroeders die in Kenia gewerkt hebben en nog in ons midden zijn, wonen hier in De Bilt. Wij waarderen daarbij ook, dat onze oud-mede-
Frater Wilfried schetst in het kort welke werken en projecten er in al die jaren van de grond zijn gekomen. “Er is en er wordt hard gewerkt in Kenia. Daarom beleef ik deze dag als een dankbaar herdenken van hetgeen onze mensen daar gedaan en betekend hebben. Zometeen kunnen we daarop nog eens terugkijken door middel van een Power Point Presentatie die frater Leo Ruitenberg heeft gemaakt. Na deze presentatie zal er echter ook aandacht zijn voor Indonesië. Dat zullen we doen door de Indonesië-gangers
25
26
Na de kranslegging draagt frater Ben Hagemans het gedicht ‘Het lied van het eeuwige leven’ van Michel van der Plas voor. Ten slotte zingen allen het herdenkingslied ‘Als zaad gezaaid’, geschreven en op muziek gezet door frater Ton Oostveen. En dan is er tijd voor koffie en de lunch. Tijd ook voor elkaar; om samen persoonlijke herinneringen op te halen, want ook dat hoort bij een dag als deze.
– nog zo vers terug na de jubileumvieringen ginds - over hun ervaringen van die vijf weken te laten vertellen.”
boekwerkje, dat zeer boeiend is en vaak ontroert. Je pakt het en je wilt het lezen tot de laatste letter.
Vijftig jaren gevat in twintig minuten Frater Leo Ruienberg legt uit dat hij voor de Power Point Presentatie over vijftig jaar leven en werken in Kenia op zoek is gegaan bij de Stichting Kloosterarchieven in het Brabantse Sint Agatha. “Ik ben voor deze terugblik in de historie een hele dag in Sint Agatha geweest en ik heb daar gezocht naar fotomateriaal en documenten over onze medebroeders in Kenia. Met het gevonden beeldmateriaal heb ik deze presentatie gemaakt, die naar ik hoop, weergeeft hoe daar in deze vijftig jaren is gewerkt.”
De Indonesië-gangers vertellen … Er volgt een korte pauze waarin een drankje wordt geserveerd. Tegelijk worden stoelen klaargezet voor het volgende onderdeel van deze middag: de Indonesië-gangers zal gevraagd worden iets te vertellen over hun reiservaringen.
Met grote belangstelling worden de beelden op het witte doek gevolgd. Af en toe een uitroep van herkenning of een instemmend ‘ja, ja, zo was het’. Frater Leo heeft kans gezien om op zeer herkenbare en aansprekende manier deze vijftig jaren Kenia in twintig minuten samen te vatten. Met een gul applaus laten de aanwezigen hun waardering blijken.
Als een soort panel nemen zes fraters achter de tafel plaats. Zes medebroeders die een reis van vijf weken Indonesië achter de rug hebben en pas twee dagen geleden weer voet op Biltse bodem hebben gezet. Nog vol van hun ervaringen over het bijwonen van de jubileumvieringen in Indonesië zullen ze aan de hand van vragen over deze reis vertellen. Het zijn de fraters Wilfried van der Poll, David Mullink, Angelico Fennis, Arnold Boerssen, Hans Wennekes en Erik Lundgren.
Verhalen van medebroeders Het is een geweldig idee geweest van de Werkgroep Jubilea 2008 om aan medebroeders, die in Kenia hebben gewerkt – of nog werken – te vragen een artikeltje te schrijven over hun verblijf aldaar. De verhalen zijn gebundeld en deze bundel is een heel bijzonder historisch document geworden vooral omdat de medebroeders hun persoonlijke ervaringen hebben opgeschreven. Het is voor eenieder een genoegen om te lezen hoe de fraters zich hebben voorbereid, hoe ze ziektes overwonnen, hoe blij ze waren als iets lukte, hoe zij hun hart verpanden aan de mensen in Kenia, maar ook hoe frater Bonifatio nog altijd de teleurstelling voelt omdat de Afrikaanse tijd voor hem maar kort duurde: ‘ik had mijn hart echt aan deze mensen verloren’. Alle aanwezigen ontvangen een exemplaar van de bundel “Verhalen van medebroeders”. Voor fraters en leken is het een 27
28
“Het was geen vakantiereis, maar een pelgrimage!” Frater Leo Ruitenberg start het vragenuurtje met de opmerking: “Ik richt me allereerst tot de nestor in dit gezelschap: frater Arnold Boerssen. Jij bent de enige die nog nooit zo’n lange reis heeft gemaakt. Iedereen heeft er bewondering voor dat je dit op jouw leeftijd hebt aangedurfd en je hebt het goed doorstaan. Ik heb twee vragen aan jou: Hoe heb je dat klaargespeeld en wat vond jij het aardigste van de hele reis?” Arnold antwoordt: “Ik wil beginnen met te zeggen dat het in de jaren zestig/zeventig was toen de algemeen overste tegen me zei: ‘Arnold je staat op de lijst voor Indonesië.’ Een jaar later kwam hij weer op bezoek en zei: ‘je staat nog steeds op de lijst en nu bijna bovenaan.’ Ik antwoordde niet, maar ik schrok wel. Dat was eigenlijk niet nodig want ik heb er nadien nooit meer iets van gehoord. Maar toen er begin dit jaar van het bestuur een brief kwam om zich op te geven voor een bezoek aan Indonesië in het kader van het 80-jarig jubileum, dacht ik: dit is mijn kans. Ik ben gezond, ik fiets en ik tennis, dus ik denk dat ik zo’n reis wel aan kan. Ik heb me dus opgegeven en ik moest daarbij motieven aandragen waarom ik de reis wilde maken. In de voorbereidingen werd me duidelijk gemaakt dat het geen vakantiereis zou worden maar een vermoeiende en spannende reis. Dat heb ik wel ondervonden, maar ja, als je 84 jaar bent, mag je het wel vermoeiend vinden, denk ik. En bovendien het was geen vakantiereis; het was een pelgrimage!” “Op de vraag: wat ik het aardigste vond tijdens deze reis, kan ik zeggen dat ik vele malen diep ontroerd ben geweest. De eerste ontmoeting die me getroffen heeft, was op een avond bij de grot. Wij waren daar en dan zie je meer dan honderd tieners aankomen, jongens en meisjes, die in de kleermakerszit op het 29
beton gaan zitten. Dan wordt er drie kwartier lang het rozenhoedje gebeden met afwisseling van gezangen, meerstemmig. Geweldig was dat. Dat maakte diepe indruk op mij en ik dacht waar vind je dat in Nederland nog? Ook het bijwonen van de jubileumvieringen is voor mij onvergetelijk. De volle kerken en de verschillende koren die zo schitterend hebben gezongen. Ik heb menig keer stiekem mijn zakdoek gepakt om een traantje weg te pikken. Van ontroering maar ook van dankbaarheid dat ik dit mocht meemaken.” “De mensen zijn diepgelovig” Frater Angelico heeft omstreeks 1998 anderhalf jaar in Kenia gewerkt. Aan hem wordt de vraag gesteld of hij gedurende de reis naar Indonesië wellicht ook overeenkomsten heeft gezien tussen beide landen. “Het eerste wat je opvalt tijdens zo’n reis” begint frater Angelico “zijn eigenlijk de grote verschillen. Zowel het landschap als de landaard zijn totaal verschillend in Indonesië en Kenia. Maar als je mij vraagt of er iets van een gelijkenis is, dan denk ik in de eerste plaats toch wel aan het diepe godsdienstige leven van de mensen. Ik heb dat bij de mensen in Kenia gezien en die ervaring had ik nu in Indonesië weer. Het valt op dat de mensen zo diep gelovig zijn.” “Ik voelde me geen bezoeker” Frater David heeft in totaal vier keer langer of korter in Kenia gewerkt. Al die keren kon hij zich nuttig maken als meesterkleermaker. De Indonesiëreis maakte hij als bezoeker. Daarom aan hem de vraag of er een groot verschil is als je in een ander land werkt of er op bezoek bent. “Het was natuurlijk erg fijn dat ik in Kenia steeds mijn vak kon uitoefenen”, vertelt frater David, “maar toen ik naar Indonesië ging, had ik niet het gevoel dat ik alleen maar als bezoeker 30
ging. Wij gingen naar jonge medebroeders daar, jonge fraters die nog aan het begin van hun kloosterleven staan. En steeds viel mij op dat er zoveel belangstelling is voor óns leven. Wat mij bijzonder heeft getroffen was, dat ze eigenlijk van ons steun verwachten om verder te gaan. Zoiets van: geef ons een schouderklop en laat ons merken dat we bij elkaar horen. Dus ik voelde me geen bezoeker. Ik was bij hen en met hen. En ik denk dat we dat allemaal als zeer waardevol hebben ervaren.” “Je hebt eigenlijk altijd een tolk nodig” De volgende vraag is voor frater Hans Wennekes. “Jij hebt deze reis naar Indonesië meegemaakt als vertegenwoordiger van Kenia. Hier in Nederland weten we veel over het straatkinderenproject Nadirkonyen, maar voor de Indonesische fraters is het vrij nieuw. Ik ben erg benieuwd of jij gehoor vond bij de medebroeders in Indonesië als je over jouw werk in Kenia vertelt.” Hans: “Ja, ik heb het gevoel dat ik mijn verhaal redelijk goed kwijt kon. We hebben twee keer een bijeenkomst met jongeren gehad, een keer in Maumere en een keer in het noviciaat, en daarbij hebben we goed kunnen uitleggen wat we doen. We hebben toen gemerkt dat er veel belangstelling is voor ons project in Kenia, maar de moeilijkheid is toch wel de taal. Je hebt eigenlijk altijd een tolk nodig.”
goed onderhouden en opgeknapt. Verder zie je dat er langzaam meer welvaart in Indonesië komt. Er rijden bijvoorbeeld veel meer auto’s.” “Fijn om na twee jaar de mensen weer te zien” Ook voor frater Wilfried was deze reis heel bijzonder. “Je ging weer naar Malang waar je twee jaar hebt gewoond als algemeen overste. Nu was je – als provinciaal overste - terug op de plek waar je hebt gewerkt en gewoond. Ik kan me voorstellen dat je daar vooral de eerste dagen wel emotioneel onder geweest bent. Wil je daar iets over zeggen?” Wilfried: “Ik vond het heel fijn om na twee jaar weer terug te zijn in Malang. Vooral om de mensen weer terug te zien. Het was ook weer heel goed om te ervaren, dat de wijze waarop het algemeen bestuur over de congregatie waakt, ons zoveel vertrouwen geeft voor de toekomst. We hebben opnieuw kunnen zien dat het bestuur de komende jaren in goede handen is.” Na deze persoonlijk gerichte vragen, stelt frater Leo voor om de Indonesië-gangers gelegenheid te geven te vertellen over datgene wat hen tijdens de reis bijzonder getroffen heeft.
“Het was nu twee jaar geleden dat ik op werkbezoek in Indonesië was”, antwoordt frater Lundgren. “We hebben deze keer veel scholen bezocht en daarbij ook de gebouwen bekeken. Ik heb geconstateerd dat de gebouwen er beter uitzien. Ze worden
Ze waren grandioos! Zowel frater Arnold als David denken met een warm gevoel terug aan de vriendelijkheid die ze gedurende de hele reis hebben ondervonden. “Alles was perfect geregeld en de Indonesische fraters waren altijd vriendelijk en hulpvaardig. Van de eerste tot de laatste minuut hebben ze ons vergezeld en bemoedigd. Altijd vol belangstelling. Vaak moesten we er wel een vertaalster bij vragen omdat we het zelf niet konden verstaan. Maar ze waren grandioos.” Frater David voegt er nog aan toe: “Wat ook heel belangrijk was, dat we deze reis sámen hebben gemaakt. We waren met zes fraters en twee vertaalsters en we zijn vanaf het begin samen opgetrokken.”
31
32
“Er komt langzaam meer welvaart” Frater Lundgren ging mee naar Indonesië als financieel deskundige. “Je ging met gemengde gevoelens”, aldus frater Leo, want we kregen juist in die tijd te maken met de economische crisis. Hoe heb jij deze reis ervaren?”
Veel Nederlandse namen op het kerkhof Frater Hans Wennekes vertelt: “Ik ben ook teruggekomen met heel veel mooie en warme herinneringen. Het eerste wat mij op dit moment te binnen schiet, is ons bezoek aan de kerkhoven. Dat is een groot verschil met Kenia. Daar liggen de graven van gestorven medebroeders allemaal verspreid. Ze zijn begraven bij de plek waar ze hebben gewoond en gewerkt. In Indonesië liggen de gestorven fraters op kerkhoven bij elkaar. Ik heb die plekken bezocht en het was interessant om te zien dat heel veel Nederlandse priesters, broeders, fraters en zusters bij elkaar begraven zijn. Ik zag daar bijvoorbeeld naast elkaar de graven van een broeder uit Ulft en een priester uit Groenlo en toevallig was daar ook het graf van een zuster ursuline met de naam Wennekes. Dat was geen familie, maar al die Nederlandse namen, al die mensen die vanuit Nederland daar hebben gewerkt en daar zijn gestorven. Dat heeft op mij veel indruk gemaakt.” Ook de fraters Erik, Angelico en David vonden de bezoeken aan de kerkhoven zeer indrukwekkend. “De wijze waarop de gestorvenen worden herdacht en de graven worden onderhouden, heeft mij getroffen”, aldus frater Angelico. “Er wordt gezongen en gebeden, en er worden bloemen op de graven gelegd. Aan alles kun je merken dat er veel eerbied is voor het verleden en voor de overleden medebroeders.” Groot historisch besef “Tijdens deze reis is opnieuw gebleken dat er een groot historisch besef is”, geeft frater Wilfried aan. “We hebben dat gezien bij het bezoek aan de kerkhoven, maar we zagen dat ook bij de jubileumvieringen. Telkens kwam heel duidelijk naar voren dat het allemaal begonnen is door Nederlanders en dat zij het in die geest willen voortzetten.” 33
Frater Leo herinnert zich dat historisch besef ook heel goed. “Het doet mij denken aan het Kapittel van 1992 toen wij bezig waren met een nieuwe structuur voor de congregatie. Eén van de mogelijkheden was om Nederland en Indonesië los te koppelen en zelfstandigheid te geven. De reactie van de Indonesiërs was toen ook stellig: ‘dat willen we niet; daarover willen we niet praten want dan weten we niet meer waar we vandaan komen.” Ontmoetingen met jonge fraters Het was de wens van het algemeen bestuur om de Nederlandse fraters die deze reis meemaakten te laten kennis maken met de jonge Indonesische fraters. Daartoe waren twee bijeenkomsten georganiseerd. Eén op Flores voor de jonge fraters die op de kleine Soenda-eilanden wonen en één in Malang voor de jongelui op Java en Sumatra. Frater Leo is benieuwd hoe de medebroeders deze ontmoetingen hebben ervaren. De reactie van Hans Wennekes daarop: “Wat mij dikwijls opvalt bij de Indonesische jonge fraters is, dat je er niet goed achterkomt wat ze zelf willen. Als je hen vraagt wat ze willen gaan studeren, krijg je nogal eens het antwoord dat de superior dat weet en dat de superior beslist. Het was daarom heel bijzonder dat er tijdens de georganiseerde bijeenkomsten ook jonge fraters waren die wél zeiden wat ze wilden. Eén van hen maakte bijvoorbeeld de opmerking: we zijn wel een onderwijscongregatie, maar wij willen liever iets anders doen. We kunnen als frater toch ook andere taken op ons nemen. Het viel mij op, dat ze daar heel openlijk voor uitkwamen in de bijeenkomsten waar ook bestuursleden bij aanwezig waren. Ze namen geen blad voor de mond om hun eigen mening te zeggen en dat was voor mij een openbaring.” Ook frater David heeft dat zo ervaren. “Voor mij was één van de belangrijkste redenen voor deze reis dat ik heel graag de 34
jonge Indonesische fraters wilde ontmoeten. Het heeft me heel goed gedaan dat we in die bijeenkomsten met een groep van zo’n 30 jongelui konden praten. Ik heb ook gemerkt dat de onderdanigheid - die ik in het verleden toch regelmatig bespeurde - minder is geworden. Ze worden wat vrijer om hun menig te zeggen.” Frater Leo sluit dit gedeelte van het vragenuur af met de woorden: “Ik had nog veel meer vragen maar die bewaren we tot een volgende keer. Hij geeft ondergetekende het woord om nog een laatste vraag voor te leggen aan frater Wennekes.” Is er belangstelling voor Kenia? Mijn vraag aan frater Hans Wennekes: “Jij vertelde dat je de Indonesische medebroeders wat meer hebt verteld over jouw project in Kenia. Kun je merken dat er bij de Indonesische fraters belangstelling is voor dit werk? Met andere woorden: is er ambitie om vanuit Indonesië naar Kenia te gaan?” “Ik vind dat best een moeilijke vraag,” begint Hans om vervolgens uit te leggen waarom de vraag niet zo gemakkelijk te beantwoorden is. “Ik heb tijdens dit bezoek ook weer geprobeerd om de belangstelling voor het werk in Kenia te wekken. Het was in ieder geval heel goed, dat die mogelijkheid er was. Ik ben bij de vergadering van het algemeen bestuur geweest waar dit onderwerp werd besproken. Tijdens het Kapittel in 2000 was ik ook in Indonesië en in dat Kapittel is het besluit genomen dat er Indonesische fraters naar Kenia zouden worden uitgezonden. Maar dat komt eigenlijk heel traag van de grond. Tijdens het laatste Kapittel is het onderwerp opnieuw aan de orde geweest. Gebleken is dat er door het provinciaal bestuur van Indonesië weinig wordt gedaan om Kenia te promoten en mensen klaar te maken voor uitzending naar Kenia. Fraters weten weinig en worden niet gestimuleerd. 35
Als je erover begint, krijg je hetzelfde verhaal wat wij hier in Nederland in de vijftiger jaren hoorden. Toen waren er ook verzoeken om fraters en broeders naar Afrika te zenden. Heel vaak was dan het antwoord: daar hebben wij geen mensen voor, onze fraters zijn híer veel te hard nodig. Er is voldoende werk in Nederland; we kunnen de fraters hier niet missen. Om toch in te gaan op de vraag voor missionarissen naar Afrika heeft het bestuur destijds het besluit genomen om mensen vrij te maken. Dat wil niet zeggen dat de mensen die vrijgemaakt werden ook daadwerkelijk naar Afrika gingen, maar er zijn mensen vrijgemaakt zodat anderen konden gaan. Dat idee, of beter gezegd dat bewustzijn, is er in Indonesië niet. Men is daar nog niet zo ver. Men is van mening dat er nog volop werk te doen is in Indonesië zelf. Daar komt nog bij, dat het aantal religieuzen in Indonesië relatief laag is als je het bekijkt ten opzichte van de gehele bevolking. Indonesië is zoveel keer groter dan Nederland. Het is een enorm groot land met zoveel verschillende culturen en de problemen zijn navenant groot. Wanneer je alle Indonesische fraters zou inzetten om te proberen de problemen in Indonesië op te lossen dan kom je dáár al honderden mensen tekort. Het is begrijpelijk dat dit een grote rol speelt bij de uitzending van fraters naar Kenia.” Hoe reageren jonge fraters individueel? Het antwoord roept een nieuwe vraag op uit de zaal: “Hans, je hebt verteld hoe het bestuur reageert, maar ik ben erg benieuwd hoe de fraters in Indonesië reageren als je met hen over Kenia praat. Hoe reageren de jonge fraters individueel?” Hans: “We hebben in Lodwar een Power Point Presentatie gemaakt over het project Nadirkonyen en die hebben we aan de jonge fraters in Maumere en ook in Malang laten zien. 36
Als je dan zo’n film vertoont, wordt er goed naar gekeken. Ze vinden het zeker interessant, maar dan merk je ook dat de taal een handicap is. De PPP is namelijk in het Engels en de meeste fraters beheersen die taal niet. Bij de presentatie in Malang had ik het voordeel dat frater Alexius bij de bijeenkomst aanwezig was. We hebben de film toen langzamer gedraaid en Alex heeft de teksten direct in het Indonesisch vertaald. Dan spreekt het méér aan. Ik had de indruk dat er goede belangstelling was. Er werden ook goede vragen gesteld. Na die bijeenkomst hebben we veel gesprekken met de jongeren gehad. Als ik dan vroeg: zie ik jou nog eens terug in Kenia, dan werd er heel vaak bevestigend geantwoord.” Communicatie Frater Boonman heeft een vraag over de communicatie. “Twee jaar geleden heb ik het geluk gehad om een tijdje met de Indonesische fraters in Kenia te werken. Eén van de opmerkingen die ik vaak hoorde was, dat er een slechte communicatie was tussen de fraters en het bestuur. Ik heb hen er toen op gewezen dat ze zelf ook moesten werken aan een betere communicatie naar het bestuur. De laatste keer dat ik in Kenia was, heb ik er weer over gesproken en het is me opgevallen dat de medebroeders vinden dat de communicatie nog altijd te wensen over laat. Hebben jullie ervaren dat er een te grote afstand is tussen bestuur en fraters in Indonesië?” De Indonesië-reizigers moeten de vraag van frater Daan even op zich laten inwerken. Het is een vraag waarop niet zo snel één antwoord past. Frater Wilfried probeert zijn antwoord kort te formuleren: “Het is inderdaad zo dat de communicatie in Indonesië moeilijk is. Als Westerlingen zien we dat probleem overal in Indonesië. Om een voorbeeld te noemen. De regering zetelt in Jakarta en hoe verder je van Jakarta komt, hoe minder er bekend is van 37
wat er in Jakarta wordt besloten. Het komt niet over. De situatie bij de fraters is enigszins vergelijkbaar. Het centrale bestuur zetelt in Malang en voor de veraf gelegen communiteiten is de afstand letterlijk en figuurlijk groot. Ondanks de moderne communicatiemiddelen blijft communicatie lastig.” Hans Wennekes knikt instemmend en geeft als aanvulling: “Ik heb ook de ervaring dat de communicatie in Indonesië niet optimaal is. Ik vertelde al dat ik een Power Point Presentatie bij me had toen ik naar Indonesië ging, maar ik had ook een fotoboek bij me met veel foto’s. Dan zie je dat de medebroeders er – zonder uitzondering - met heel veel belangstelling naar kijken. Er worden vragen gesteld en je hebt goede gesprekken met hen. Ik heb toen met Alex en Vinsensius gesproken en we hebben tegen elkaar gezegd: Als wij fraters voor Kenia willen interesseren dan moeten we zélf hun belangstelling opwekken. Het moet van óns uit gaan. Wij moeten hen op de hoogte houden door regelmatig artikeltjes te schrijven zodat iedereen erover kan lezen. Dat moet niet één keer maar dat moet steeds doorgaan. En daar hapert het ook nogal eens. Ik schrijf elke drie maanden een nieuwsbrief met het verzoek om deze rond te sturen, maar dat gebeurt niet. Niet omdat ze het niet willen, maar het is de cultuur niet. Ik denk dat daar één van de problemen zit.” Bij veel mensen in de zaal branden nog vragen, maar helaas….. de tijd is om. De komende maanden zal er zeker nog op veel plekken en bijeenkomsten over de reis naar Indonesië en de persoonlijke ervaringen gesproken worden. Frater Leo sluit het vragenuur af en dankt de medebroeders dat ze zo openhartig op alle vragen hebben gereageerd. Hij dankt ook de mensen in de zaal voor de aandacht die er was voor ‘vraag en antwoord’. Het wordt tijd voor een aperitief en het laatste onderdeel van deze feestelijke dag: het Indonesisch buffet. 38
Selamat makan Bij het binnenkomen van huiskamer en recreatiezaal wordt eenieder met Indonesische muziek en een hartelijk selamat makan welkom geheten. De geuren van heerlijke gerechten vullen de zaal en het hoeft geen betoog dat na zo’n dag vol indruk- indrukken volop genoten wordt van al het lekkers dat in schalen op versierde tafels klaar staat. Tijdens de maaltijd is er Indonesische muziek en de zangeres weet zelfs een aantal fraters zo ver te krijgen dat ze voor de microfoon een lied willen zingen of meezingen. Een wonderlijk soort…. Nog één keer deze dag wordt de aandacht van allen gevraagd. Kent u het verhaal van een wonderlijke soort? Het verhaal bestaat! Het gaat over een ‘volkje dat ijverig is als mieren, gekenmerkt wordt door gebed en vieren’. Frater Ton Oostveen schetste in dichtvorm stukjes van de geschiedenis van de congregatie en hij deed dat op onnavolgbare wijze en met heel veel humor. “Ik kan het niet laten om af en toe pen en papier te pakken en dan rollen de regels als vanzelf uit m’n hoofd”, vertelde hij eens. “Ik ben er in de zeventiger jaren mee begonnen en inmiddels zijn er zes afleveringen”. Alle afleveringen zijn nu in een boekje samengevat en de eerste exemplaren van dit unieke boekje worden aan de aanwezigen uitgereikt. Tegen half acht zet de zangeres een laatste Indonesisch lied in en dan is er afscheid. Afscheid van een dag die alles in zich had: gedenken en herdenken. Stijlvol, feestelijk en gezellig. Een ontmoetingsdag waarop allen met veel voldoening kunnen terugkijken. Petra de Landmeter. 39
Nooit geweten. Van de secretaris van ons blad Inko kreeg ik de vraag; Zou jij niet eens de rubriek “de pen doorgeven” willen invullen? Mijn antwoord: Ja, waarom niet? Wel heb ik me altijd lopen af te vragen, waar moet ik in godsnaam over schrijven? Door toeval of heeft het zo moeten zijn, weet ik waarover ik ga schrijven. Het is over de periode eind december 2007 – september 2008. Ja, u raadt het al, de periode voor en na de amputatie van het rechteronderbeen. U zult willen weten, wat nu de eigenlijke reden was om tot amputatie over te gaan? Dit is een proces geweest van vele jaren. Ik zal u alle details onthouden, maar een van de belangrijkste reden was de zeer slechte doorbloeding van de bloedvaten, vooral in de benen. Na een half jaar meegedaan te hebben aan het “stamcellenonderzoek” in het UMC kwam ik na dit onderzoek weer voor controle bij mijn vaatchirurg in het Antoniusziekenhuis. Op dat moment had ik al een hele tijd last van mijn rechtervoet. Vooral pijnlijke ontstekingen die maar niet wilden over gaan. De chirurg bekeek mijn toestand en zei het volgende: “Meneer Stevens, u moet eens nadenken over een amputatie van het rechteronderbeen. Wij kunnen u verder niet meer helpen.“ U begrijpt: Ik kreeg een klap in mijn gezicht. Nooit gedacht! “De volgende week zie ik u graag weer terug op dezelfde tijd met uw antwoord.” Daarna fietste ik aangeslagen naar de Croeselaan terug. Ik vertelde wat ik te horen had gekregen. Ja, wat nu? Na er samen over gesproken te hebben en nog een “second opinion” van een arts van het UMC gevraagd te hebben, heb ik toch besloten om de amputatie te laten doen. 40
Het was een moeilijke beslissing, maar het moest; ik kon niet anders. Eind december, de derde kerstdag 2007, is de amputatie voltrokken. Het is gepaard gegaan met veel pijn (fantoompijn).Wat ik echt nooit geweten en verwacht had, was het feit dat de revalidatie zoveel impact zou hebben. Wel wil ik duidelijk maken dat ik een hele goede en plezierige tijd in De Bilt heb mogen ervaren. Ik heb de volgende fasen moeten door maken. Allereerst de “gipsfase”. In het ziekenhuis vlak voordat ik ontslagen werd kreeg ik voor het eerst gips om mijn stomp. Een vreemd gevoel, maar alles went. Ja, in deze periode heb ik vele uren in de rolstoel doorgebracht. Ik wil hierbij wel vermelden dat ik heel veel steun en hulp van mijn medebroeders heb mogen ervaren. Niets was hen teveel om mij te helpen verplaatsen. In deze tijd kreeg ik elke week nieuw gips. In totaal heeft deze periode ruim anderhalve maand geduurd.
In de volgende fase kreeg ik in de Hoogstraat een stelt aangemeten. Het is de tijd van de voorlopige prothese. In deze fase ben ik ook met de hulp van de fysiotherapeut voor het eerst met de rollater gaan lopen. Dit was een rare gewaarwording: ik moest weer opnieuw leren lopen! Nooit aan gedacht dat het een van de consequenties zou zijn. Ik wist het gewoon niet. Het was ook een tijd van rolstoel in en uit. Wanneer ik teveel pijn voelde dan was de rolstoel mijn toevlucht. Wel heb ik mogen ervaren dat de revalidatie eigenlijk heel voorspoedig is gegaan. Ik heb weinig tegenslagen gehad. Na de rollater ben ik voorzichtig met de stok gaan lopen. Ook deze fase is voorspoedig gegaan. Ja, en toen was eindelijk de tijd aangebroken dat ik de officiële prothese kreeg aangemeten. In deze tijd is de rollater vaarwel gezegd en zijn we een tijd met de stok gaan lopen. Het lopen ging nu steeds beter en de stok werd ook vaarwel gezegd. Opgemerkt moet wel worden dat de fantoompijn en fantoomgevoelens niet verdwenen. Het is raar maar waar, dit is iets wat je een ander niet duidelijk kunt maken, je begrijpt het zelf niet eens. Ik kan alleen maar zeggen dat het een vervelend iets is. Ik moet eerlijk bekennen dat het me tot op de dag van vandaag nog steeds parten speelt. Toch ben ik blijven doorgaan met lopen en zelfs heb ik mij een fiets aangeschaft en ben ik ook weer gaan fietsen. U ziet wel dat zo’n revalidatie heel wat kan inhouden. Nogmaals moet mij van het hart dat ik door een geweldige verpleging en door een goede zorg van iedereen in De Bilt zover heb mogen komen. Waarvoor mijn duizendmaal dank!
En bij deze geef ik de pen graag door aan Peter van Iersel. Frits Stevens
41
42
KANSEN VOOR NU EN MORGEN Menig keer schrikt de wereld van aanslagen gepleegd vanuit extreem islamitische hoek. Dit maakt angstig en bewerkstelligt dat de hele islam als extremistisch gezien wordt, hetgeen wrevel tegen de islam veroorzaakt. Het leidt ook tot wanhoop om binnen het islamitische geloof zélf tot een andere manier van doen te komen. Deze wanhoop is echter ongegrond. Stephen Neill noemt enkele islamitische noties die kansen tot verandering bieden vanuit het binnen van de islam. Niemand mag die over het hoofd zien.
vermoeden over wat zo'n tekst betekent. De orthodoxie heeft moeite met de Ijtihad en de ldzjna, toch zijn het sleutels tot verandering en aanpassing. Waar gaat het om? Wanneer moslims toegeven dat de islam als oprechte godsdienst steeds vorm kreeg door mensen die Allah, sociale gerechtigheid en solidariteit belangrijker vonden dan het eigen islamitische systeem, ontstaat een derde kans voor de moderne islam volgens Neill. Men moet zich afvragen: gaat het om de islam of om het welzijn van mensen? Het is jammer dat de islam in deze geen voorbeeld kunnen nemen aan bijvoorbeeld de roomskatholieke kerk die het geëngageerde gelovigen vaak heel moeilijk maakt en zelfs de laan uitstuurt omdat ze het systeem bedreigen.
Idzjna en Ijtihad Het islamitische begrip ldzjna duidt op eenheid van gevoelen. Een overtuiging, regel of gewoonte hoeft niet direct uit koran of soenna te komen. Het islamitisch gedachtegoed erkent namelijk dat een nieuwe Stephen Neill koers, die moslimgelovigen op een bepaald moment en naar aanleiding van bepaalde omstandigheden ingeslagen zijn, als volstrekt islamitisch beleefd kan worden wanneer er onder de moslimgelovigen over die nieuwe koers eenheid van gevoelen bestaat. Dit biedt mogelijkheden tot aanpassing. Het principe ljtihad houdt in, dat je je gezonde verstand als een bron van waarheid kunt zien. Kun je met een bepaald vers uit de koran geen kant op, durf dan af te gaan op je eigen inzicht of
Ruimte voor het soefisme Om elastischer te worden heeft de islam iets van goud in de eigen bagage: het soefisme, de mystieke stroming binnen de islam. In Trouw (4/12/06) zegt de Amerikaanse moslimgeleerde Hisham Kabbani: 'Soefi-islam is meer dan volksgeloof en dansende derwisjen. Het bevat een beproefd medicijn tegen fanatisme en geweId. Maar oliedollars houden van een hardere islam. Daarom heeft die in de moderne tijd het hoogste woord'. Hisham Kabbani is president van een overkoepelende organisatie van traditionele en gematigde moslims in Amerika (ISCA) . Het soefisme is volgens hem een mentaliteit, een geestelijke rijpheid die een mens nodig heeft om op de juiste wijze met godsdienst om te gaan en niet gruwelijk te ontsporen. De hoogste vorm van verdieping voor het soefisme heet maqaam al-ihsan. Dit is een energie die de kosmos omvat en vriendschappen, maatschappij en sociale verbanden mogelijk maakt. Bij de Iraanse ayatollahs en zeker bij de Saoedische wahabieten is het soefisme verre van geliefd.
43
44
Troost in het christendom Wil de islam een alomvattende cultuur blijven op grond van een godsdienst of durft de islam een godsdienstige instelling te worden, aanvaard door grotere of kleinere groepen aanhangers binnen een geseculariseerde wereld? Anders gezegd: gaat het om de islam of om God die zich in de islam heeft geopenbaard? De christenen stonden in de middeleeuwen voor eenzelfde probleem. Ze hebben eeuwen nodig gehad om eraan te wennen dat het ene grote Corpus Christianum - waarin alle mensen en volkeren, regeringen en koningen hun plaatsje hadden onder Christus' plaatsbekleder op aarde - met een gerust hart losgelaten kan worden; en dat je dan nog heel goed met anderen samen christen en zuurdesem voor je omgeving kunt zijn. Praten moet kunnen Met mensen die vijfmaal daags bidden moet toch te praten zijn! Het blijkt nog moeilijk. Moslims ontkennen tot nog toe centrale christelijke artikelen zoals 'Jezus gekruisigd en gestorven onder Pontius Pilatus'. Voor moslims kan dit niet omdat Jezus in hun ogen profeet van Allah is en kruisiging in strijd met zijn macht. De meeste moslims zijn niet zo gesprekachtig. De koran is de maatstaf. En al zegt deze, dat alle profeten dezelfde godsdienst hebben verkondigd, blijft het hun overtuiging dat de hele prediking van alle profeten samengebracht, opgevlamd en tot een definitieve verwoording is gekomen in Mohammed, 'het zegel der profeten'. Deze beeldende eretitel voor Mohammed is letterlijk opgevat en dit houdt in dat, wat in de bijbel niet overeenkomt met de koran, verwerpelijk is. Wanneer alles al bij Mohammed ter sprake komt, waarom dan nog gesprekken met Jezus' aanhangers? Franciscus vond dat hij wél het gesprek met moslims moest aangaan. Tijdens de vijfde kruistocht ging hij mee naar Egypte waar hij de sultan ontmoette. Deze moet onder de indruk geweest zijn. Jammer dat er van dat gesprek geen notulen bestaan. 45
Verplicht tot gesprek Vanwege het kwaad moslims door christenen aangedaan, is het christendom gewoonweg verplicht tot gesprek, zegt Neill. De kruistochten brachten eeuwenlange vijandschap teweeg, - het vaak respectloze gedrag tegenover de moslims in de koloniën van de negentiende eeuw, - de onwil van de bezetter de islam te begrijpen, - de Britten en de Fransen die tot in de twintigste eeuw in het Midden-Oosten probeerden hun eigen cultuur op te dringen, christelijke missionarissen die niet of nauwelijks accepteerden dat het planten van hun christendom daar mislukte. Slechts één aarde Dat het westen Irak binnenvalt en zich bemoeit met Afghanistan maakt het gesprek niet gemakkelijker. Maar wie weet. Toenemende spanning tussen autochtonen en allochtonen, asielzoekers, illegalen, publiciteit zoekende imams en politici ... misschien helpt het toch allemaal mee om er met elkaar uit te komen. Want hoe verschillend ook, Allah heeft ons als mensen niet alleen het vermogen tot zelfkritiek en gezond verstand, maar ook slechts één, namelijk déze aarde gegeven.
Huub Schumacher Met toestemming overgenomen uit De Roerom van juni 2008
46
NIEUW ADVENTSLIED Hier een nieuw lied van priester-dichter Herman Verbeek. Zijn verzen en liederen bezitten een rijke inhoud, naar voren gebracht in een bloemrijke taal. De teksten worden uitgegeven door Stichting Verbeekfonds, Postbus 11065, 9700 CB Groningen of kijk op www.verbeekfonds.nl
uw verwachten voor de wereld zij in levens aard geaard wordt van mensenwerk geboren liefdedaad die leven baart dat het recht en goed en waarzijn scheppingsdaad van mensen zij grootgeworden vraag uw handen handwerk dat tot zegen zij wil in harde wintertijden naar het voorjaar zien dat komt hoop is krachtens de seizoenen aarde die tot leven komt durf die voorjaarsmens te wezen bloeit de oude appelboom alle jaargetijden leven geef nooit op de liefdedroom Advent betekent: komst. Wat, wie komt? nieuw leven, elk kind, alle kinderen, lammeren en veulens, bloesemende boomgaard, wit en geel kleurend groenland, kiemende graanakker. Kerstmis zou teruggebracht dienen te worden naar: ook de aarde, eerst de aarde, aller baarmoeder, het eerste kerstgeschieden. Verlossing is geboorte, elk baren. Advent verwacht alle nieuwe leven. Dat mensen de aarde niet onvruchtbaar maken, haar schoot niet verbranden en doen verdorren. Aarde is jonger dan wij allen tezamen, dan elk van ons. Jong van overvloedige vruchtbaarheid, voldoende om allen leven te geven en in leven te houden.
47
48
HET SCHIP Ik sta aan de kust: Een schip hijst de zeilen om de ochtendbries te vangen en het ruime sop te kiezen. Het straalt gelijktijdig elegantie en kracht uit en ik blijf het nastaren tot er nauwelijks meer van over is dan een oneffenheid aan de horizon, horizon, daar waar de lucht overvloeit in de zee. Op dat moment klinkt naast me een stem. ‘Nu is het verdwenen!’ Verdwenen? Waarheen dan? Uit het zicht verdwenen, dat wel, maar verder zijn de masten nog even hoog en is de kiel nog even diep, is het schip nog nog evenzeer in staat zijn levende lading naar zijn bestemming te brengen, als toen het vlak naast mij van wal stak. Het kleiner worden speelde zich af in mij – het schip zelf werd niet kleiner. kleiner. En precies op het moment dat iemand naast mij zegt ‘Nu is het het verdwenen’ staan anderen op het punt verheugd uit te roepen ‘Schip in zicht’ – en dat nu is sterven.
Tekst van Leonard Lyons vrij vertaald door Michel Versteegh ingestuurd door fr. Leo Heggelman
GEEN FEEST ZONDER VOORBEREIDING Van advent tot Kerst is leven in ommekeer is aandacht hebben voor ’t wezenlijke is verwachten van het goede in ons Arm zijn we in wezen als het alleen om eten gaat niemand kan zonder, maar vieren leidt naar diepte Feest vraagt voorbereiding niet om het perfect te plannen maar in leren leven dat tot volledigheid leidt Vrucht van vieren is samen zijn elkaar zien zitten leven met een goed gevoel Dan kunnen we Kerst vieren een bevrijdingsfeest voor ons zelf een vreugde om mee te leven dan zal vertrouwen zalig zijn
DE REDACTIE REDACTIE WENST U EEN GEZEGENDE KERST EN EEN GOED 2009 49
50
INHOUD
Van de redactietafel
2
Kerstwens alg. bestuur
Alg. overste
3
Ontmoeting in de tropen
Angelico Fennis
4
Ontmoetingen en avonturen
Andrè Formanoy
11
Overweging bij de Constituties: God zegene de greep
Ad de Keyzer
15
Het duel
Theobaldus
18
Drie jubilea stijlvol en feestelijk herdacht
Petra de Landmeter
21
De pen doorgeven
Frits Stevens
40
Kansen voor nu en morgen
Huub Schumacher
43
Nieuw adventslied
Herman Verbeek
47
Het schip
Leonard Lyons
49
Geen feest zonder voorbereiding
Redactie
50
Inhoud
51
51
INKO onder redactie van:
Theo te Bogt, Johan Brummelhuis, Wim Heister, Leo Ruitenberg, Frits Stevens, Wim Versteeg,
met medewerking van:
Angelico Fennis (omslag), Hilarius de Booij (illustraties), Petra de Landmeter (interviews).
secretariaat:
Johan Brummelhuis. Schorteldoeksesteeg 1, 3732 HS De Bilt. tel.: 030 - 69 76 237. email:
[email protected]
52