inko informatiegevende en kontaktleggende periodiek van de fraters van utrecht
34e jaargang nummer 2 mei 2011
VAN DE REDACTIETAFEL Deze aflevering van INKO bevat een drievoudig jubileum. Petra de Landmeter heeft er diverse uurtjes aan besteed en met succes. Er wordt echter aan nog een jubilaris aandacht geschonken, n.l. aan frater Clemens in Malang! Dank zij een bezoek van Wilfried van der Poll hebben wij een interview met Clemens ontvangen. De jubilarissen danken wij voor hen medewerking en wensen wij proficiat en alle goeds voor hun toekomstige jaren! Behalve een reactie op zijn vorige artikeltje, heeft Ton Augustin zijn herinneringen aan medebroeder Edwin opgetekend en toegestuurd. Vanuit Didam kregen we foto’s in verband met de komende ‘Frater Leonardistraat’ ter hommage aan onze overleden medebroeder, die daar het laatste frater-hoofd was op een school voor speciaal onderwijs. Dezelfde soort school aan de Tamboersdijk in Utrecht moet het veld ruimen voor nieuwbouw. Leo Ruitenberg kijkt op de periode van 1953 tot 1974 terug. Wim Versteeg heeft door vier dagen wandelen een flinke duit in de vastenactiepot gedaan! Hulde aan die stoere loper! Een interessant gehanteerde doorgegeven pen; de overweging bij de Constituties; een vers van Theobaldus z.g. plus een gedachte over de voorbereiding op Pinksteren, maken het lezen van deze aflevering de moeite waard! Aan allen een fijne zomer gewenst en veel leesgenoegen!
2
DRIE JUBILARISSEN AAN DE MELISSEKADE In het Jaarboek 2011 van de congregatie kunnen we maar één naam terugvinden van de drie jubilarissen over wie dit artikel gaat. In het rijtje Kloosterjubilea 2011 zien we dat frater Frits Stevens zijn gouden kloosterjubileum viert, maar er was weinig speurwerk voor nodig om te ontdekken dat er dit jaar aan Melissekade in Utrecht drie jubilarissen zijn. Ook broeder Peter van Iersel viert zijn gouden kloosterjubileum en in september is het precies veertig jaar geleden dat mevrouw Nel van der Meer haar intrede deed bij de fraters. Zij begon in 1971 als huishoudster in de communiteit aan de Stadhouderslaan en is sindsdien de absolute steun en hulp op velerlei gebied gebleven.
3
Twee keer goud en één keer robijn. Op weg dus naar de Melissekade om de drie jubilarissen om de tafel te zetten om hun levens verhaal te vertellen. Maar eerst zet Nel de koffie aan en leidt Frits me rond in hun mooie ruime flat. Frits moet tijdelijk weer gebruik maken van een rolstoel. Een vervelende wond op de grens van zijn been en de hechtplaats van de prothese wil moeilijk genezen, dankzij de rolstoel is hij toch mobiel. Behendig manoeuvreert hij langs kamers, keuken, toilet en badkamer. Nergens drempels of obstakels. Alle ruimtes zijn goed bereikbaar en ik zie dat deze flat maatwerk is voor mensen in een rolstoel. “Zal ik dan maar beginnen?” oppert Nel nadat ze de koffie met koeken heeft geserveerd. “Ja graag. We corrigeren je wel als we het er niet mee eens zijn”, plagen Frits en Peter. En zo horen we van Nel hoe zij bij de fraters kwam, maar ook waarom ze het al zoveel jaren volhoudt. ***** Nel van der Meer veertig jaar in dienst van de fraters:
“Ik geloof in de mens, het goede in de mens” “Ze hebben het wel over een jubileum maar ik ben gewoon 40 jaar in dienst bij de fraters van Utrecht en ook voor een deel in dienst bij de Broeders van Johannes de Deo,” Nel vindt dat het woord jubileum niet zo erg bij haar past. Ze werkt en helpt waar ze kan, omdat de verzorging van mensen in haar zit. En dat ze dat werk al veertig jaar doet… nou ja! 4
“Ik ben in september 1971 bij de fraters gekomen. Iemand vertelde mij dat de fraters iemand voor de huishouding zochten en ik wilde dat wel doen. Het was de bedoeling dat ik het totale huishouden op me nam, dus alles in huis doen, de was, strijken, schoonmaken, maar ook boodschappen doen en voor het eten zorgen. Dat was toen voor zeven mensen. En als er bijzondere activiteiten waren zoals verjaardagen of ontvangsten dan kwam ik ook in het weekeinde. Het was een full time baan, vijf dagen in de week. Ik had net m’n eerste kind, die was toen 4 maanden. Maar dat was geen bezwaar, ik kon m’n kindje elke dag mee nemen. Zo is het begonnen.” “Inmiddels heb ik vanaf mijn eerste werkdag heel wat veranderingen en ontwikkelingen meegemaakt. Ook de twee verhuizingen. Ik heb ongeveer vijftien jaar op de Stadhouderslaan gewerkt. In 1986 was de groep zover uitgedund dat Frits en Peter verhuisden naar de Croeselaan en ik ben gewoon met het meubilair meeverhuisd. De grootste veranderingen heb ik toch wel meegemaakt op de Stadhouderslaan. Veel activiteiten zoals de Open-Huisgedachte, dat hield in, dat er mensen die dat nodig hadden in de groep werden opgevangen, dus een extra bed, extra bord op tafel, extra was en de nodige aandacht.” Groot katholiek gezin Als ik Nel vraag hoe ze met haar gezin kans zag om ook nog het huishouden op de Stadhouderslaan te regelen, vertelt ze: “Ik heb dat van huis uit meegekregen. Ik ben geboren in Vleuten en kom uit een groot katholiek gezin. Ik heb vijf broers en vier zusters, dus we zijn met z’n tienen. We hadden een tuinderij annex bloemisterij. En daar hielpen alle kinderen mee. Na de lagere school heb ik VGLO-plus gedaan, vergelijkbaar met wat men vroeger de huishoudschool noemde. Ik wilde graag de verpleging in en die opleiding heb ik ook een jaar gedaan maar mijn moeder werd ziek. Ik heb toen het hele huishouden thuis gedaan. Ik wist al aardig wat dat inhield want toen ik dertien jaar was moest ik 5
al op maandag thuis blijven van school om de hele was te doen, de witte was, de bonte was, de hele reutemeteut. Maandag, wasdag, dus niet naar school!” Was het wennen bij de fraters? Nel: “Nou nee ik hoefde niet te wennen. Vanaf het begin ging het goed. Het was dan wel geen groot gezin maar het werk en het aantal mensen waar ik voor zorgde was ik gewend. Of de fraters aan mij moesten wennen????” Het antwoord op die vraag komt spontaan van Frits en Peter die tegelijk roepen: “Nee hoor, we waren meteen erg blij met Nel en we vonden het allemaal heel erg leuk dat er ook een kindje in huis was.” Het broertje kreeg na verloop van tijd twee zusjes. En in alle situaties konden de fraters op Nel blijven rekenen. Nel: “Ja ook thuis ging alles natuurlijk gewoon door, maar dat heb ik nooit als te zwaar of extra moeilijk ervaren. Ik heb in die jaren gewoon nog twee kinderen er bij gekregen. Ik wilde nooit iets weten van zwangerschapsverlof of iets dergelijks. Ik ben blijven werken tot de weeën begonnen. Na de geboorte kwam ik zo snel mogelijk weer het huishouden doen, maar ook omdat ik Peter hielp bij het verzorgen van zijn mensen, want als hij om een of andere redenen niet naar de mensen kon die hij verzorgde, dan ging ik. Wij deden veel samen en soms viel ik in voor zijn werk. Dat was ook zo gegroeid in die jaren. Het werken voor de fraters en het zorgen voor mensen hoort bij mijn leven.” “En wij vonden het altijd erg leuk als Nel met de kinderen Octavie, Esther en Judith kwam. Ook bij ons was het als vanzelfsprekend dat Nel er bij hoorde,” vult Frits aan. Verhuizing naar de Croeselaan Langzaam aan wordt de groep op de Stadhouderslaan kleiner, mensen kiezen voor nieuwe vormen van religieus leven en vliegen uit naar andere streken. En zo is in 1986 besloten de communiteit aan de Stadhouderslaan na zeventien jaar te sluiten. 6
Was Nel weer haar baantje kwijt? “Zeker niet”, antwoordt Frits, want toen Peter en ik uiteindelijk toestemming van onze besturen hadden dat we mochten verhuizen naar de Croeselaan, hebben we meteen Nel gevraagd om ons in het nieuwe huis met het huishouden te helpen. En gelukkig wilde ze dat, al ging ze er wel in uren op achteruit. Maar dat aantal uren is inmiddels aardig opgekrikt door de ziekte van Peter in 2000 en mijn beenamputatie in 2008.” “Hier in dit kleine wereldje van ons is het de mens Frits, de mens Peter waar ik grote waardering voor heb. En natuurlijk groeit er een band als je zoveel jaren met elkaar bent. Vriendschap is het zeker. Het zorgen voor Frits en Peter is een deel van mij. Het is ‘eigen’. Je kunt mij niet loskoppelen van hen. Zo zie ik het en zo voel ik het.” Mijn leven is gewoon verweven met alles wat met Frits en Peter te maken heeft. Ik zag me alleen niet voor de klas staan als Frits ziek was,” zegt ze lachend. Zolang de jongens mij nodig hebben blijf ik Sinds 2008 wonen Frits en Peter aan de Melissekade in de Utrechtse nieuwbouwwijk Leidsche Rijn. De verhuizing van de Croeselaan naar een appartement zonder trappen was noodzakelijk na de beenamputatie van Frits. Nel verhuisde mee. Natuurlijk! En je blijft nog even? Of ga je over een paar jaar met pensioen? Nel: “Nee hoor dat ben ik niet van plan! Ik roep tegenwoordig wel regelmatig: ik loop niet meer zo hard hoor, ik ben ook al 62. Of ik zeg: dat kan ik niet meer onthouden, ik ben ook al 62. Dus ik maak er maar een grapje van. Maar zeker is: zolang de jongens mij nodig hebben blijf ik.” Reactie van Frits en Peter: en wij willen haar niet kwijt! Orchideeën, fietsen en…… de oma Nel uithangen Nel werkt nu weer vijf dagen in de week, net als toen ze veertig jaar geleden begon. Als er geen activiteiten in het weekeinde zijn, is ze vrij. Is het dan uitrusten of heb je nog hobby’s? 7
“Ja, ik heb nu wel tijd voor hobby’s”, vertelt ze. “Ik ben druk met orchideeën. Ik zit in verschillende verenigingen, ik zit in de redactie en ik maak een boekje, dus dat is wel een tijdrovende hobby. Verder fiets ik graag. Samen met m’n zus trekken we er nogal eens een dagje op uit. We hebben een OV-jaarkaart, we zoeken dan een mooie omgeving uit, gaan er met de trein naar toe en huren op het station een OV-fiets. Wat ook gezellig is natuurlijk dat ik af en toe moet oppassen op één of meer van mijn zes kleinkinderen. Nou ja oppassen…… Ik doe wel m’n best, maar ik noem het zelf meer ‘de oma Nel uithangen’. Dat woord past beter bij mij als ‘oppassen’. Kortom ik verveel me niet.” Spontaan en enthousiast heeft Nel ons een kijkje in haar leven gegeven. Ze vindt dat ze lang genoeg aan het woord is geweest; er moet weer gezorgd worden want het is allang tijd voor een tweede kopje koffie. En als Nel richting keuken gaat, richten wij onze ogen op jubilaris twee: frater Frits Stevens. *****
Bij het gouden kloosterjubileum van frater Frits Stevens:
“Die vijftig jaren zijn niet zonder twijfel gegaan” Het lijkt nog maar kort geleden dat Frits Stevens in Inko vertelde over zijn fraterleven en zijn werk als onderwijzer op de St. Bernulfusschool, nu De Kranenburg. Dat was ter gelegenheid van zijn veertigjarig kloosterjubileum in 2001, alweer tien jaar geleden. Dit jaar viert Frits zijn gouden kloosterjubileum en we kloppen opnieuw bij hem aan om herinneringen op te halen en te luisteren naar zijn zienswijze op het frater zijn. Er is de afgelopen tien jaren op gebied van zijn gezondheid het een en ander gebeurd. 8
Ook daarover vertelt hij in dit artikel. Zijn verhaal is echter niet compleet als we niet even teruggaan naar de tijd van de kleine Frits, geboren in Boxmeer, opgegroeid in een hecht Brabants katholiek gezin. Het gezellige Brabantse heeft hij altijd gehouden; dat is puur Frits. Ik wilde priester worden Hij vertelt: “Ik zat in de laatste klas van de lagere school en dan moet je nadenken over wat je wilt worden. Ik wist het wel, want ik wilde priester worden. Dus na de zesde klas ging ik naar het Gymnasium van de Karmelieten in Zenderen. Daar ben ik een jaar geweest en na dat jaar was het duidelijk dat de priesteropleiding een beetje te hoog gegrepen was voor mij. Het was te moeilijk en ik redde het niet. Ik was ook nog heel jong, ik was nog elf toen ik van huis ging en het programma in Zenderen was heel erg strak en streng. Toen de zomervakantie begon was ik al van plan om naar huis terug te gaan en in Boxmeer naar de MULO te gaan. Midden in die vakantie kwam er toen ‘n frater bij ons thuis. Hij had gehoord dat ik uit Zenderen wegging en kwam vragen of ik naar het fraterinternaat in Zeist wilde gaan. Hij vertelde dat er in Zeist o.a. de mogelijkheid was om een opleiding voor onderwijzer te volgen. Geen priester worden dus, maar onderwijzer. Dat zag ik wel zitten.”
9
Eerste en laatste benoeming “In Zeist heb ik een hele leuke en goeie tijd gehad. Eerst de MULO gedaan, toen twee jaar kweekschool. Omdat ik na die twee jaar wist dat ik frater wilde worden, ging ik het noviciaat in. Na het noviciaatjaar ben ik weer teruggegaan naar Zeist en heb daar eerst mijn onderwijzersdiploma gehaald en aansluitend de hoofdakte. En toen ik de hoofdakte had werd ik door het bestuur benoemd als leraar op de St. Bernulfus school. Dat was mijn eerste benoeming en ook de laatste, want ik ben 37 jaar altijd op dezelfde school gebleven. Frater Leo Ruitenberg was hoofd van de school. Dat was vanaf het begin ook vertrouwd voor mij. Ik heb er negen jaar gewerkt met Leo als schoolhoofd. Het was een heerlijke tijd, vooral door het collegiale team dat we hadden.” Een jaar naar de meisjesschool “De St. Bernulfus School was een vervolgopleiding voor moeilijk lerende kinderen, destijds heette dat een debielenschool, maar dat woord gebruiken we gelukkig niet meer. Bij ons kwamen kinderen die na de lagere school niet naar het reguliere vervolgonderwijs konden. Ze kwamen met ongeveer 12 jaar en konden blijven tot ze 18 jaar waren. In de beginperiode was het een jongensschool. Ik heb negen jaar alleen jongens in de klas gehad. En na negen jaar kreeg ik een jaar lang meisjes voor m’n neus, alleen maar meisjes! Daar moest ik wel heel erg aan wennen. Wat was nou het geval? Onze school zou van een pure jongensschool een gemengde school worden, en om de leraren daar op voor te bereiden moesten we een jaar ervaring opdoen op een meisjesschool. Dat heb ik dus gedaan maar het had niet veel langer moeten duren hoor, dan was ik helemaal overspannen geraakt. Gelukkig was het maar één jaar. We kregen gemengde klassen en dat ging goed. Ik was weer helemaal in m’n sas. Ik heb natuurlijk in die 37 jaar ook veel veranderingen en veel verbeteringen meegemaakt. Een grote verbetering was het instellen van stageperiodes voor de leerlingen met het doel de leerlingen niet alleen werkervaring te geven maar ook te proberen hen op 10
deze manier aan een baan te helpen. Op een gegeven moment is de naam van de school veranderd in De Kranenburg en toen is het ook meer een school voor praktijkonderwijs geworden.” (Zie ook het artikel Dag Tamboersdijk in deze Inko). Ieder mens z’n ups en downs “Al met al kan ik zeggen dat ik een hele goede periode heb gehad als leerkracht. Ik durf niet te zeggen dat ik altijd even goed ben geweest, maar ik heb m’n best gedaan en ik heb heel veel goede ervaringen opgedaan. Ik bedoel daarmee dat een mens niet altijd voor 100% goed kan werken. Ieder mens heeft z’n ups en downs. Hoe leuk je je werk ook vindt, hoe goed je ook je best doet, er zijn dagen dat het minder gaat. Dat bedoel ik. Ik heb geprobeerd veel jongelui een stap verder in het leven te helpen. Maar ik weet niet wat er van al die jongelui geworden is. Ik ken de voortgang van hun leven niet. Dus ik kan alleen maar hopen dat ze bij mij in de klas iets hebben geleerd wat ze in hun leven nodig hebben.” “In 2003 ben ik met de vut gegaan. Ik werd toen 61 jaar en ik was al een tijdje aan het dokteren met de bloedvaten in m’n benen. Als onderwijzer had ik de mogelijkheid om met prepensioen te gaan en dat heb ik toen vanwege m’n gezondheid gedaan. Op school hebben ze een groots afscheidsfeest voor mij georganiseerd. Daar kan ik nog steeds met plezier op terugkijken.” Altijd in Utrecht gebleven Frits is een van de weinige fraters die vanaf zijn eerste werkdag in Utrecht is gaan wonen en na 45 jaar nog steeds in Utrecht woont. Frits: “Ja, ik ben altijd in Utrecht gebleven. Dit is mijn vierde adres. De eerste jaren heb ik in ons Moederhuis aan de Herenstraat gewoond, daarna ben ik meegegaan met de groep naar de Stadhouderslaan en toen die communiteit in 1986 werd opgeheven, ben ik verhuisd naar de Croeselaan. Daar hebben Peter en ik 22 jaar gewoond. De Croeselaan was een fijn huis 11
maar we moesten de trap op en na mijn beenamputatie kon dat niet meer. Sinds 2008 wonen we hier. Even wennen maar het is hier ook prima.” Jongerenkoor, Parochiewerk en naar de Achterhoek Als ik Frits vraag of hij als onderwijzer nog tijd had voor andere dingen dan school, antwoordt hij: “Ja hoor. Ik heb best veel gedaan na schooltijd. Toen we op de Stadhouderslaan woonden, ben ik gevraagd om een jongerenkoor te gaan leiden. Dat koor was opgericht door een Franciscaan uit De Bilt en toen hij er mee stopte heb ik het overgenomen. Ik heb de leiding genomen maar ik ben ook een tijdje dirigent geweest. Dat heeft alleen niet zo lang geduurd want we kwamen wel tot de ontdekking dat het beter was te zoeken naar een meer professionele dirigent. Maar ik bleef wel de leider van het koor. Dus ik zorgde dat er afspraken werden gemaakt wanneer de diensten waren, en we zetten samen met de jongelui ook de diensten in elkaar. Dat heb ik jaren gedaan. Heel leuk.” “Dan ben ik 35 jaar lang lid geweest van het PCI, het Parochieel Charitatief Instituut, in Utrecht Oost en ik was 18 jaar lid van de Parochieraad in Oudwijk.” “Verder heb ik heel vaak Peter geassisteerd als hij met zijn cliënten 14 dagen op vakantie ging. Door Peter ben ik toen mijn rijbewijs gaan halen want hij wilde graag een extra auto om mensen te vervoeren zodat er meer mensen mee konden. Dat waren vakanties met de mensen waar Peter de zorg voor had en die praktisch nooit buiten de deur kwamen, laat staan dat ze op vakantie konden gaan. Dan gingen we met een groep naar de Achterhoek, zo hadden we in Borculo een paviljoen waar we logeerden en vandaar uit maakten we elke dag uitstapjes met de groep. Prachtige tijden, we hebben veel schik gehad hoor!”
12
Ik schrok me kapot In de maand december 2007 kwam er een grote ommekeer in het leven van Frits. Na jaren tobben met de aderen in zijn benen kwam hij voor een moeilijke beslissing te staan. Frits: “Omdat ik al heel lang problemen had met de bloedvaten in m’n benen heb ik op advies van de vaatchirurg als proefpersoon in het UMC meegedaan aan een onderzoek naar stamcellen. Allerlei onderzoeken en medicijnen, maar dat hielp niets. Ik bleef ontzettend veel pijn houden, ik kreeg ontstekingen en wonden aan mijn been. Na een half jaar moest ik op 14 december 2007 weer naar de vaatchirurg. Ik ben er toen op de fiets naar toe gegaan. Ik kwam bij hem en de chirurg keek me eens goed aan en zei: meneer Stevens u moet toch eens goed nadenken over amputatie van het rechteronderbeen. Ik schrok me kapot. Dit had ik niet verwacht.” Ik kan toch wel fietsen? “Die beslissing, de operatie en de revalidatie is nu zo’n drie jaar geleden. Hoewel eigenlijk nog maar kortgeleden kan ik er goed op terugkijken. Ik moet zeggen dat ik geen spijt heb van de beslissing, je weet dat het moet. Maar ik had wel één wens die ik aan de dokter voorlegde: ik kan toch wel fietsen hé? Dat was mijn grote angst. En ik wil ook graag kunnen lopen zonder stok, dokter. En de dokter zei: als je goed je best doet, kun je dat. Vanaf het begin heb ik ook goed m’n best gedaan. En ik oefen nog steeds veel!” Postduif “Ik kan dus fietsen en ik fiets ook zoveel mogelijk. Ik ben zelfs benoemd tot Postduif omdat ik op de fiets de post rondbreng voor de Parochie Utrecht Oost. Ook het orchideeën boekje van Nel breng ik rond. Ik leer de hele stad kennen want ik moet heel Utrecht door op de fiets. Elke week. Nu dus even niet omdat ik met die wond aan mijn been zit waardoor ik de prothese niet 13
aan kan. Maar dat is maar tijdelijk hoor! Nu gaat de post met TNT, dat kost geld want we moeten postzegels plakken. Maar zodra ik weer kan, stap ik weer op de fiets. Ik verbind het nuttige met het aangename, ik fiets graag en ik heb een doel.” Het is niet zonder twijfel gegaan Een gouden kloosterjubileum. Aan Frits de vraag hoe hij op 50 jaren religieus leven terugkijkt. Frits: “Eigenlijk ben je nog erg jong als je op 16 jarige leeftijd de keus maakt om het klooster in te gaan. Ik heb er geen spijt van, dat kan ik wel zeggen. Maar soms heeft het me zelf verbaasd dat ik zo ver zou komen om mijn gouden jubileum te halen. Er zijn ontzettend veel ontwikkelingen geweest, onze generatie fraters heeft hele grote veranderingen meegemaakt. De zestiger jaren waren hectisch, veel uittredingen in je omgeving. Niet alleen gingen we in burger maar ook op religieus gebied veranderde er veel en dat bracht wel eens twijfel. Die vijftig jaren zijn niet zonder twijfel gegaan en nog niet. Ik ben altijd kritisch blijven nadenken over mijn leven en wat ik doe. In dat opzicht kan ik zeggen dat het religieus leven mij heel veel heeft gegeven. Ik bedoel dan mijn ontwikkeling op geestelijk gebied, door de religieuze bijeenkomsten, door conferenties, en vooral door de fratergemeenschap an-sich. Daar heb ik veel aan gehad en dat voedt me nog steeds. Het mediteren, het bidden en het bij elkaar komen voor bezinning, dat is voor mij het religieus leven waar ik voor gekozen heb.” *****
Gouden kloosterjubileum broeder Peter van Iersel:
Een duik in het zwembad bepaalde zijn leven Vol aandacht heeft Peter zitten luisteren naar het verhaal van Nel en Frits. Nu is het tijd om hem als derde jubilaris aan het 14
woord te laten. We vragen hem eerst iets over zijn jeugd te vertellen en hoe het kwam dat hij Broeder van Johannes de Deo is geworden. Na de lagere school naar het seminarie “Ik ben geboren in Tilburg en ik kom uit een gezin van zes kinderen. Ik heb drie broers en twee zussen. We hadden een echt katholiek gezin en in onze familie kwam het religieuze leven veel voor. Enkele neven en ooms van mij waren priester en toen ik van de lagere school kwam was het niet zo vreemd dat ik ook naar het seminarie zou gaan. Ik ben toen naar het seminarie van de Cisterciënzers in Nieuwcuyk gegaan. De studie ging goed, totdat…” Elke nacht een praatje maken “Op een ongelukkige dag in mijn wilde jaren dook ik het zwembad in en ik kwam met een gebroken halswervel weer boven. Ik ben toen achter op de fiets naar de huisarts gebracht en pas de volgende dag zijn er in het ziekenhuis van Den Bosch foto’s gemaakt. Toen ik achter het foto-apparaat stond, zakte ik in elkaar en zes weken later kwam ik weer bij. Ik lag op een ziekenzaal in een rekverband. Ik mocht me niet bewegen want zo moest de halswervel helen. Zo heb ik anderhalf jaar in het ziekenhuis gelegen. Nou moet ik nog vertellen dat het een ziekenhuis was waar broeders van Johannes de Deo de verpleging deden, en al die maanden dat ik daar lag was er een broeder die elke nacht - echt waar elke nacht! - bij mij een uurtje kwam praten. Over wat er gebeurde 15
in de wereld, over zijn werk, over van alles en nog wat. Ik heb dat heel erg gewaardeerd en steeds dacht ik: wat is dat toch knap dat hij elke nacht de tijd neemt om met mij te praten. Hij had zijn werk in de nachtdienst en toch altijd even naar mij toe komen voor een praatje. We hadden het ook over wat ik na mijn ontslag uit het ziekenhuis zou gaan doen en hij zei: je moet daar bij het seminarie weggaan en je moet bij ons komen. En ik dacht: dat nooit. Ik wil echt niet in een ziekenhuis werken. Dat is niks voor mij.” Schroefjes en moertjes “Enfin na anderhalf jaar mocht ik die grote gipskraag af en ik mocht naar huis. Maar wat nu? Ik kon en wilde niet terug naar het seminarie. Ik had inmiddels twee jaar achterstand opgelopen. Dus ik zei thuis dat ik ging werken. Ik ben toen in een ijzerzaak gaan werken om schroefjes en moertjes te verkopen. Dat heb ik een jaar volgehouden maar het zinde me toch niet. Stiekem dacht ik toch aan die broeder in het ziekenhuis en op zekere dag ben ik op de fiets naar Helvoirt gegaan naar het klooster van de Broeders van Johannes de Deo. Ik had daar een gesprek met de overste en die zei tegen me: je mag nog niet komen. Denk er over na en zie je het over een jaar nog zitten dan kom je maar terug. Dat viel natuurlijk wel tegen. Ik had gedacht dat ik me meteen kon aanmelden. Een paar weken later heb ik mijn ouders verteld dat ik in Helvoirt was geweest en hoe dat gesprek was verlopen. Ik ben toen gewoon bij de schroefjes en moertjes gebleven, maar na een jaar ben ik wel weer naar de broeders gegaan en heb gezegd: en nu wil ik komen! Ik was toen 18 jaar. Ik ging het noviciaat in en op 8 maart 1961 ben ik gekleed.” Werken bij de GGD “Ik was dus Broeder van Johannes de Deo en kon aan de opleiding tot verpleger beginnen. Daarvoor werd ik overgeplaatst naar Beek bij Nijmegen waar we een verpleeghuis hadden. Na een jaar kreeg van de overste te horen dat ik naar Utrecht moest om 16
aan de opleiding A te beginnen. Daarna ben ik naar Heiloo gegaan om de opleiding psychiatrie te gaan doen. Dat duurde twee jaar en toen was ik volledig gediplomeerd en kon ik aan het werk in een ziekenhuis of een verpleeghuis, maar daar had deze jongen geen zin in! Ik had andere plannen. Tijdens de opleidingen in het ziekenhuis hier in Utrecht en ook in Heiloo kwam ik tot de ontdekking dat verschillende mensen te vroeg uit het ziekenhuis gestuurd werden en thuis beter moesten worden zonder enige vorm van hulp. Er was nog geen thuiszorg of iets dergelijks. Dus ik ben al tijdens mijn opleiding iedere morgen en iedere avond voor mijn late dienst naar verschillende mensen gegaan om ze te helpen. Ik had ondervonden hoe nodig die hulp was. Toen de provinciaal overste mij dus voorstelde om verpleger in het ziekenhuis te worden, vertelde ik hem dat ik dat niet wilde en dat ik bij de GGD in Utrecht wilde werken op de ziekenauto. Ik wist dat je bij dat werk de omstandigheden van mensen ziet waarin ze verkeren en hoe noodzakelijk hulp is. Ik kreeg toestemming om naar de GGD te gaan.” Verzoek om vrijstelling “Ik heb zes jaar bij de GGD gewerkt en als verpleger op de ziekenauto heb ik heel wat probleemsituaties van mensen gezien. Voordat ik aan mijn dagtaak begon en als ik klaar was ging ik dus naar de mensen die hulp nodig hadden. Het aantal mensen dat ik elke dag ging helpen breidde zich zo uit, dat ik op een gegeven moment ons bestuur gevraagd heb of ik vrijgesteld kon worden om me helemaal aan het helpen en verzorgen van deze mensen te wijden. Dat had nog wel wat voeten in aarde maar op een gegeven moment kreeg ik toestemming. Ik ben dus dat werk blijven doen. Soms had iemand tijdelijk mijn hulp nodig, maar heel veel mensen heb ik jarenlang geholpen. Naar enkele mensen moest ik wel drie of vier keer per dag. Ik had er een behoorlijke dagtaak aan. Ruim 25 jaar heb ik dit werk kunnen doen, tot ik in 2000 een hersenbloeding kreeg en er helaas mee moest stoppen.” 17
Bij de fraters aan de Stadhouderslaan Het is april 1973 als Peter door een toevallige omstandigheid medebewoner werd van de communiteit van de fraters aan de Stadhouderslaan. Peter: “Toen ik uit Heiloo kwam en terug wilde naar Utrecht heb ik eerst in onze communiteit aan de Bosboomstraat gewoond maar na de verhuizing van het oude ziekenhuis naar Overvecht werden onze broeders overgeplaatst en werd de communiteit gesloten. Ik wilde in Utrecht blijven en moest dus zien dat ik ergens een woonplek kon vinden. Via frater Bavo die toen algemeen overste was, ben ik in contact gekomen met de fraters op de Stadhouderslaan. Ik ben er gaan kijken en bij de kennismaking leek het me een hele goeie oplossing om bij hen te kunnen wonen.” Vanaf het moment dat Peter deel uitmaakte van de communiteit aan de Stadhouderslaan was Nel bereid om Peter zo nodig te helpen in de verzorging van zijn mensen. Als ik ziek was of ik had andere verplichtingen, dan sprong Nel bij. Hersenbloeding Als het om gezondheid gaat, heeft een mens niet veel te vertellen. Dat ondervond Peter die nacht toen hij met vreselijke hoofdpijn wakker werd en meteen wist dat het niet goed zat. “Ik wist dat ik een hersenbloeding had, maar ik was aardig goed bij, en ik wilde Frits waarschuwen. Ik liet mij uit bed vallen en ben naar zijn kamer gekropen. Frits heeft toen als eerste Nel gebeld en zij heeft de dokter gebeld, uitgelegd wat er gaande was en afgesproken met de dokter dat hij aan het eind van de ochtend zou komen.” Toen de dokter kwam, was de diagnose ook meteen dat het een hersenbloeding was. En Peter wist dat je dan zo snel mogelijk met oefeningen moet beginnen. Dat was de reden dat hij niet eerst naar het ziekenhuis wilde voor allerlei onderzoeken. Peter is meteen thuis met oefeningen begonnen. 18
Boek van de hulpverlening gesloten Peter legt uit dat hij anderhalf jaar de dagtherapie in het revalidatiecentrum aan de Hoogstraat in Utrecht heeft gevolgd. “Dat was wel topsport hoor, maar ik kon na anderhalf jaar wel weer functioneren. Ik moest m’n rijbewijs opnieuw halen en mag weer autorijden. Het is allemaal gelukt. Helaas kan ik niet meer mijn werk doen voor de mensen die hulp nodig hebben. Toen ik ziek werd, had ik toevallig nog maar drie mensen waar ik dagelijks naar toe ging. Nel heeft die mensen tot het laatst geholpen. Nu is dat boek van de hulpverlening dus gesloten. Dat is jammer ik had het heel graag nog vele jaren willen doen.” In vogelvlucht heeft Peter ons meegenomen door vijftig jaren ‘broederschap’. Van huis uit als jongen vertrouwd gemaakt met het religieuze leven. En na een korte studietijd aan het seminarie uiteindelijk via de schroefjes en de moertjes zijn doel gevonden om mensen hulp te geven als broeder van Johannes de Deo. Hoe kijkt hij zelf terug op die vijftig jaren? Echte mensenliefde Peter: “Toen ik na het ongeval in het zwembad weer thuis was, bleef de opmerking van de broeder in het ziekenhuis steeds in mijn gedachten. Tot ik uiteindelijk wel op de fiets stapte en naar Helvoirt ging om me aan te melden als broeder. Het werd steeds duidelijker voor mij dat ik daar iets mee wilde. Ik denk dat ik door mijn religieus zijn toch meer betrokken ben geraakt met mensen, en vooral met de zwakkeren onder ons. Maar eigenlijk komt alles vanwege mijn ervaringen in het ziekenhuis. Toen ik daar lag met m’n nek in het rekverband, niets kon en volledig afhankelijk was van hulp. En dan komt zo’n broeder iedere nacht een uur met me praten. Wat zoiets met je doet, dat ben ik nooit vergeten. Misschien is dat wel echte mensenliefde en wilde ik dat ook aan andere mensen doorgeven. Dat geven aan mensen, iets betekenen voor mensen. En als ik nu terugkijk, geloof ik dat ik kan zeggen dat het me aardig gelukt is. Helaas moest ik 19
wat eerder stoppen dan ik van plan was, maar ik heb de goede jaren wel benut.” *****
Tot slot: Ria hoort er ook bij Als de drie jubilarissen een punt zetten achter hun verhaal, merkt Nel op dat er toch nog iets ontbreekt: “Ik wil heel graag nog een onderwerp aansnijden waar we het nog niet over hebben gehad en waar we alle drie toch ook veel aan te danken hebben, en dat is Ria Ypma. Ze had vandaag graag willen luisteren naar alles wat we te vertellen hebben, maar ze kon niet. Ik vind dat Ria een heel groot aandeel in ons leven heeft.” Frits en Peter knikken heftig ten teken dat ze het volledig eens zijn met Nel. “Je hebt helemaal gelijk” zegt Peter en Frits vult aan: “In feite hoort Ria ook helemaal bij ons. We kennen haar al vanaf het moment dat ze tijdelijk bij ons op de Stadhouderslaan woonde en sindsdien hebben we altijd contact gehad. Ze betekent veel voor ons. Toen ze nog haar drukke baan in het onderwijs had, zagen we elkaar wat minder. Sinds we hier wonen komt ze in het weekeinde vaak even langs. Ze heeft ook altijd ideeën om samen leuke dingen te gaan doen. Ze brengt en haalt ons als we ergens naar toe willen. Ze regelt bijvoorbeeld om samen naar een muziekuitvoering te gaan en als Nel een keer niet kan, dan kunnen we een beroep op haar doen. Ria hoort bij ons,” met deze woorden sluit Frits zijn lofrede af. Jammer dat we op dat moment geen reactie van Ria kunnen horen…….. ***** Petra de Landmeter 20
REACTIE OP “GOD?” Op mijn artikel over God in de vorige INKO kwamen enkele reacties binnen waar ik graag op in wil gaan. INKO is immers onder andere bedoeld om contact te leggen, op elkaar te reageren. Een van de reacties verwees naar het Credo, een uitgeschreven en vastgelegde geloofsbelijdenis. Daar zouden de antwoorden staan. Ik merk op dat in dat Credo slechts een regel aan de Vader wordt gewijd en ook een regel aan de heilige Geest. Voor een groot deel gaat de tekst over Jezus, geboren uit de Vader. Een vader mag die naam slechts dragen als hij een nageslacht verwekt heeft. In dit geval een zoon, bij Johannes het Woord genoemd. Een voorganger in de zondagse eucharistieviering in onze kapel merkte op dat hij er tijdens zijn vormingstijd ook niet veel van had begrepen. Hij had toen ter verheldering een boek ter hand genomen van Karl Rahner en dat na het lezen van zo'n tiental bladzijden terzijde gelegd. De verwarring was alleen maar groter geworden. Ons Credo is een poging het mysterie te benaderen, maar misschien zullen meerderen van ons zeggen dat de mist niet is opgetrokken. God is immers God en geen mens en met de taal van beneden is Hij niet te vatten. Slechts in geloof kunnen we ons er aan overgeven, geloof dat ons verstand niet bevredigt, maar overgave vraagt, capitulatie. Bij het begin van het Sanctus bidden of zingen wij: “Heilig, heilig, heilig”. Ik heb me wel eens afgevraagd, waarom we dat driemaal herhalen. Is eenmaal niet genoeg of spreken we hier onze onmacht uit de Heilige in mensentaal te bereiken? 21
Op de vraag van de apostel Filippus om de Vader te mogen zien, was Jezus' antwoord: “Wie mij ziet, ziet de Vader”. Daar zullen we het in dit ondrmaanse mee moeten doen. Maar wel met de gedachte in ons achterhoofd dat ook dit beeld niet volledig zal zijn. Eenmaal zullen we zien van aanschijn tot aanschijn. Nu nog zien we in een spiegel en in raadselen. Ik denk dat de Eeuwige daar genoegen mee zal leven. Hij kent ons mensen; Hij heeft ons immers zelf geschapen.
frater Ton Augustin
EEN NIEUWE STRAAT IN DIDAM Er had hier kunnen staan: Van onze Diemse correspondenten….. Erick en Eline Elfvering in Didam hebben op ons verzoek namelijk bijgehouden hoe de stand van zaken is met de “Frater Leonardistraat” in Didam. Vorige week zijn ze weer eens gaan kijken en deden de verbazingwekkende ontdekking dat er al delen van de totale nieuwbouw bewoond worden. Enkele foto’s werden ons toegestuurd. Het vreemde was dat er nog nergens een naambordje te bekennen was…. Jammer. Maar daar houdt u een foto van te goed in een volgende aflevering van INKO. De voormalige Jongensstreekschool voor speciaal onderwijs aan de Marsweg krijgt een nieuw gebouw. Ook dat gebouw is bijna klaar. Tot zover alvast veel dank aan onze correspondenten!
22
Leo Ruitenberg
Frater Leonardistraat met blik op de Marsweg
23
nieuw gebouw voor de vroegere Jongensstreekschool aan de Marsweg
24
GA NAAR EEN EENZAME PLEK EN MAAK JE TENT RUIMER! art. 20 Delen in Jezus’ gehoorzaamheid doet ons luisteren naar wat Gods Geest ons te zeggen heeft. Die Geest spreekt ons toe vanuit de Schrift, maar ook vanuit Kerk en maatschappij vanuit de eigen gemeenschap en ons eigen hart. Een toetssteen voor het delen in Jezus’ gehoorzaamheid is de betrokkenheid bij mensen, die niet of moeilijk tot hun recht komen, mensen zowel binnen onze gemeenschap als daarbuiten. Het is God zelf die ons te hulp roept. art. 21 Met het doel dat de congregatie stelt, willen wij gehoor geven aan de roepstem van God in mensen. Wij moeten ons bewust blijven wat die doelstelling van ons vraagt en ons daar regelmatig op bezinnen. Jezus gaat ons daarin voor: herhaaldelijk trekt Hij zich terug om opnieuw de bedoelingen van zijn Vader te beluisteren, zijn handelen daarop af te stemmen en zijn vertrouwelingen de weg te wijzen. art. 22 De Geest is werkzaam in het leven, dat groeit en verandert. Zo doet Hij, op steeds nieuwe wijze, een beroep op ons. 25
Het appel van de Geest zullen wij heel persoonlijk, en wellicht ook verschillend, verstaan. We moeten er voor zorgen, dat de inbreng van ieder een juiste plaats krijgt in onze gezamenlijke dienst aan het Rijk van God.
Religieuze gemeenschappen zijn vooral oefenplaatsen, waar mensen de liefde van God ten volle leren ontdekken en zich samen door haar laten omvormen. Daar is ook de plaats waar wij ogen leren antwoord te geven op de goddelijke liefde met al onze specifieke capaciteiten. En dat is in mijn ogen een opdracht die blijft, ondanks onze leeftijd God is niet het totaal onuitsprekelijke, niet het totaal verhulde of versluierde, want er is een richting, een getuigenis voor onze zoektocht, wij hebben een beeld voor ons: de Christusfiguur die de weg wijst. Hij was geen filosoof, geen schepper van een groots wereldbeeld. Wat Jezus ons laat zien, is niet zozeer wie God is, maar vooral waar God is. De weduwe achteraan in de tempel die haar laatste munt schenkt, toont een duidelijke richting naar God. Hij zegt: zoek God op een andere manier. Gods grootheid heeft in Jezus de gestalte aangenomen van kleinheid. Gods verhevenheid de vorm van nederigheid, van deemoed. Gods bevrijdende kracht de gedaante van overgave aan lijden en dood. Een religieuze gemeenschap kan een leerschool zijn in en vanuit deze liefde elkaar te leren kennen. Te leren omgaan met onvermijdelijke spanningen, kan ons helpen de dynamiek van Zijn Geest te ontdekken. Onze geloften wijzen naar het gevecht dat ieder mens moet voeren met allerlei vormen van zelfzucht, met onrijpheid of met het onechte zelf. Zie jezelf behorend tot het volk van God, die net als andere christenen in de wereld zoeken niet de dupe te worden van menselijke afgoden. Zo heeft de Eeuwige ons aangesproken. Stem in de stilte van ons hart, 26
uitdaging die ons uit de tent lokte. Aanspraak die ons soms beproefde, maar wel bracht tot wat wij wilden en mogen zijn: fraters van Utrecht, gemeenschap van broeders. Zo groeit in ons de kern van ons leven: een leven waarin de samenleving met zijn uitdagingen ons verlokt mouwen op te stropen, en onze handen uit de mouwen te steken. Stevig gedragen vanuit de inspiratie: onze handen gevouwen. Een utopie die niet op papier mag blijven steken. Moedig over beperkingen heen te stappen, boven zichzelf uit te stijgen. Levensecht en levensvriendelijk zuster en broeder te worden, dwars door gebrokenheid van het leven heen. Samen te delen, gemeenschappelijk te maken wat ons allen toebehoort. Niet voorbijlopen aan de kansarmen, aan mensen die niet zo meetellen. Nabij zijn aan hem of haar, die je aankijkt met ogen die vertellen over het verlangen naar betere tijden. Ogen van hen die het slecht getroffen hebben. De zogenaamde “losers“ in ons midden zijn zij niet de bron waarom wij religieus willen zijn? De uitnodiging elkaar te aanvaarden ieder met zijn eigen mogelijkheden, zijn eigen geschiedenis en kwetsbaarheid. Maar ook met eigen warmte en liefde. De schrijver Albert Camus zei toen hij de Nobelprijs ontving: “Een mens kan in zijn leven en werk mislukken, maar wat hem rechtvaardigt, is dat hij geholpen heeft het gewicht op de schouders van zijn naasten te verlichten”. Daar ging het ook om bij het laatste avondmaal? Toen Jezus brood nam, het brak en aan zijn leerlingen gaf: “Neem en eet dit is mijn lichaam, voor u gebroken“. Hij gaf zichzelf weg, werd gebroken mens voor ons, voluit onze broeder. De volgende dag, die goede Vrijdag maakte Hij het waar. Hij gaf zijn leven en werd op het kruis een gebroken mens. Broeder voor eeuwig! Geen woorden, maar daden! Voorhout, april 2011 Drs .Alfons Kroese o.c.d. 27
ZOALS IK EDWIN GEKEND HEB Het opschrift boven dit artikel houdt meteen een beperking in. Het is geen levensbeschrijving. Ik kan slechts enkele aspecten uit het leven van frater Edwin belichten. Ik heb hem meegemaakt in Nieuwe Pekela en in de Terebintgroep in Groningen. De groep was in Pekela gestart als HUMO-groep, waarin vier congregaties participeerden: Huybergen, Utrecht, Maastricht en Oudenbosch. Het was de tijd van de kleine communiteiten, die met veel enthousiasme probeerden nieuwe vormen te vinden voor het religieuze leven . Gemeenschappelijk gebed en gesprek stonden hoog in aanzien en de woensdag werd bewaakt als een ‘heilige’ dag ten bate van de groepsvorming en relatietraining. Eenmaal per jaar gingen we samen naar een bezinningsoord of abdij om te evalueren en ons te richten op de toekomst. Wij doken met het werk in het noorden van ons land de diaspora in; in Nieuwe Pekela was niet veel te beleven. Of toch? De groep zette zich in voor de bouw van een gemeenschapshuis, en bood gastvrijheid aan de priesters uit de buurtparochies. Eenmaal per zes weken kwamen die priesters bij ons bij elkaar voor bezinning, ontspanning en een maaltijd. 28
Ook werd door de fraters de buitenschoolse catechese opgestart, zodat de ouders met behulp van het aangeleverde materiaal zelf hun kinderen thuis in de geloofsleer en –beleving konden begeleiden. In dit alles speelde Edwin een grote rol, niet in het minst door zijn kookkunst. Na dat de groep acht jaar in Nieuwe Pekela gewoond had ‒ in de oude pastorie ‒ zijn we naar Groningen vertrokken. Samen met Edwin heb ik enige tijd op een flatje in Groningen gewoond om vandaaruit huisvesting te kunnen vinden voor onze groep. Na enig zoeken (en vooral Edwin stapte overal op af) vonden we het klooster in de Moesstraat, waar een groep oudere zusters op het punt stond te vertrekken naar een verzorgingshuis. We zorgden ervoor dat, toen de zusters aan de achterkant hun klooster verlieten, wij aan de voorkant het pand konden betrekken. Dit om te voorkomen dat het huis gekraakt zou worden. In Groningen kregen we al gauw contact met studenten die op onze dagsluitingen afkwamen en groeide het idee van de stichting van een stadsabdij. Er is daar veel gebeurd in die stad, teveel om hier te vermelden, maar wel zoveel dat het ook nu nog zijn invloed doet gelden op de toenmalige en nu nog levende deelnemers aan dit experiment: de fraters Berno en Ben Hagemans, frater Ab van Brakel, broeder Arnold Bosdriesz van de Congregatie van Oudenbosch, Carry Stubbe en frater Ton Augustin. Een van de voorwaarden van het bestuur van onze congregatie was dat de deelnemende fraters wel een part-time baan zouden vinden. Edwin had die al, tijdens zijn verblijf in Pekela, gevonden als docent Frans op een Scholengemeenschap in Groningen en later in Winschoten. Hij was een uitstekende docent die de wind eronder had.
29
Ikzelf werd aangenomen als logopedist aan een protestant-christelijke LOM-school te Groningen. Berno was hoofd van de school in Oude Pekela, Wiro in Nieuwe Pekela, Ben Hagemans en Arnold Bosdriesz maatschappelijk werkers en Ab van Brakel begeleidde o.a. ouders van onaangepaste kinderen. Carry werd lid van de Terebint. Diverse malen heb ik Edwin ’s morgens in alle vroegte vanuit Pekela meegenomen in de auto en afgezet op het station Groningen. In dit hele verhaal speelde Edwin een belangrijke rol als doortastende figuur, organisator en begeleider. Hij stapte overal op af, of het nu een notaris was of advocaat: hij kon en durfde ermee te praten en begreep hun taal. We konden allerlei ingewikkelde zaken met een gerust hart aan hem overlaten. Deze vaardigheden bleken ook weer tijdens de laatste grote klus die hij mocht begeleiden: de samenvoeging van meerdere parochies tot één parochie. Edwin maakt nu deel uit van onze derde provincie, de hemel. Vandaaruit zal hij ons helpen om in deze turbulente tijd onze weg te vinden. Daar vertrouwen wij op en geven hem uit handen. Edwin rust in vrede.
frater Ton Augustin
30
Ja het is een hele eer, maar wat moet ik schrijven? Laat ik eerst wat over mijzelf vertellen. Ik ben Rina Holslag en ben geboren in Woerden in 1957.
Ik ben de tweede in een gezin van vier kinderen. Eerst drie meisjes en later kwam mijn broer er nog bij. Al vroeg vond ik het leuk om ‘Ziekenhuisje’ te spelen en ging ik de poppen beter maken! Mijn zussen moesten dan natuurlijk meespelen. Na mijn middelbare schooltijd ben ik de Z-opleiding gaan doen in Soesterberg. Een driejarige opleiding, waarbij nog zeer ouderwets les werd gegeven wat betreft het vak Verpleging. Het was een zeer kordate, duidelijke lerares. 31
Ook heb ik een aantal jaren gewerkt met dubbel gehandicapten (Bartimeushage). Dat was ook erg interessant. Daarna heb ik een aantal jaren in het Diakonessen Ziekenhuis gewerkt op de Afdeling Pathologie. In die tijd heb ik mijn man leren kennen en na ons trouwen kregen we twee kinderen, Ruben en Elise (nu 13 en 11 jaar oud). Toen Elise vier jaar werd en naar de lagere school ging wilde ik graag weer gaan werken. Toen ben ik bij Valckenbosch gaan werken. Dit is een antroposofische zorginstelling voor ouderen. De directrice wist dat ik pedicure was en vroeg mij om ook te gaan pedicuren. Na vier jaar in de zorg wilde ik toch weer verder kijken, het was per slot weer mijn eerste baantje. Misschien was er wel iets leukers! In de krant las ik de advertentie van het Fraterhuis. Ik moet bekennen dat ik er niet eerder van gehoord had. Toen ik op gesprek ging had ik er een goed gevoel over en dat was gelukkig van beide kanten! En nadat ik een ochtend had ‘meegedraaid’ heb ik besloten om door te zetten. En nu werk ik alweer een zo’n kleine drie jaren in het Fraterhuis. Een communiteit. Iets wat nieuw voor me is. Wat heel warm en respectvol overkomt. Een uniek plekje! In april mochten mijn zoon Ruben en zijn vriend Jelmer hun maatschappelijke stage lopen in het Fraterhuis. Ze hebben genoten! Zoveel aandacht! Ja, dan voel je je rijk. Er werd mij ook gevraagd om iets te vertellen over wat belangrijk voor mij is en dat is dit: Rijk voel ik mij ook in mijn herinneringen aan mijn jeugdvakanties. Zoveel mogelijk was ik de vakanties bij mijn nichtje. Zij woonde met haar ouders naast het huis van mijn oma en opa. Aan de Wilnisse zuwe, bij Wilnis dus. Het waren twee huisjes onderaan de dijk langs de Amstel, eigenlijk de Kromme Mijdrecht. Hier heb ik hele fijne herinneringen aan, zoals: zwemmen leren met de autoband, hup de sloot in. Leren roeien, dat was heerlijk. Ook hielpen we de boer met hooien. En schaatsen op de bevroren slootjes tussen de weilanden. 32
En meestal mochten we ‘de brug draaien’ als er schippers voorbij voeren, of plezierjachten. Dan moesten we een klompje uithengelen om het bruggeld op te halen. Mijn oma rende vroeger die kaai nog wel af voor 10 cent. En boos dat ze kon zijn! Opa maaide de wallekant met een zeis. Dat zijn allemaal zeer waardevolle herinneringen voor mij.
Dat was vroeger. En nu? Nu ben ik vooral moeder. Mijn gezin en familie zijn belangrijk voor mij. En nu ik in het Fraterhuis werk neemt dat ook steeds meer een plek in in mijn leven. Het zorgen voor en contact hebben met de fraters en alles wat erbij hoort, is zo divers en anders dan welke werkplek dan ook dat het in één woord uit te drukken is: uniek. Een fijne, unieke werkplek. Waar ik mij steeds meer ga thuis voelen. Wat kan ik verder nog vertellen? Na mijn werk, als het even kan, ga ik graag een stukje fietsen of wandelen, of naar de sportschool met een vriendin. Wel, nu heb ik toch nog een hoop geschreven en verteld over mij en mijn leven. Gauw tot ziens! Rina Holslag, zorgmedewerkster EN IK GEEF DE PEN DOOR AAN: FRATER KROES 33
FRATER CLEMENS 50 JAAR FRATER We hebben een afspraak gemaakt met frater Clemens om na de middagrust bij elkaar te komen om terug te kijken op 50 jaar kloosterleven. Clemens heeft de laatste dagen wat last van een verkoudheid vandaar dat we op een beschut plekje gaan zitten, zodat elke tocht of koude windvlaag uitgesloten wordt. Nu is dat laatste bij 28 graden wat moeilijk, maar wie frater Clemens kent weet dat hij niet van koude houdt, aldus frater Wilfried van der Poll, in november 2010 in Malang. VAN SVD NAAR BHK Een eerste vraag ligt voor de hand als je weet dat frater Clemens alvorens bij onze Congregatie te komen bij de SVD geweest is. De vraag is: 'U koos eerst voor de SVD, hoe komt het dat het toch BHK geworden is?’ “Ik ben eigenlijk niet echt bij de SVD geweest”, bekent Clemens nu. “Ik zat op de lerarenopleiding SGA in Hokeng, Flores, daar was ook het noviciaat van de fraters BHK dat later naar Podor verhuisde. Je mag het toeval noemen, maar ik ben vanaf dat moment vooral door de fraters Vianney en Wilfried van Engen geïnspireerd. Ik kreeg contacten met de toenmalige novicen Sarto, Amatus en Valens en heb me aangemeld. In 1961 begon 34
het noviciaat op 14 juli 2011 dus 50 jaar geleden. We waren met drie jongemannen waarvan ik alleen na één jaar overbleef”. FRATER BHK Als frater krijg je diverse taken opgedragen zeker in 50 jaar. Bij Clemens zijn dat onder andere geweest: leider op het internaat, leraar, magister, vicarius, provinciaal overste, lid Algemeen Bestuur … enz. De vraag is dan: in welke taak voel je je het meest frater of anders gezegd, komt je frater-zijn het meeste tot zijn recht? Zonder ook maar even tijd te nemen om na te denken, zegt Clemens: De tijd dat ik leraar was is de mooiste tijd geweest. Daar kwam je in contact met de jeugd en kon je op een natuurlijke manier laten zien wat het betekent om frater te zijn. Op de tweede plaats komt de taak als novicemeester. Ik zag daar in het begin wel tegen op. Ik moest me bekwamen in gebieden waar ik tot dan toe niet zo mee bezig geweest was, zoals spiritualiteit en theologie. Het vormen van jonge mensen heeft me in deze taak vooral aangetrokken. Als derde zou ik dan het bestuurlijke werk noemen. Na het overlijden van fr. Rumoldus, werd ik gevraagd vicarius te worden en er was in die tijd veel dat geregeld moest worden. Wij stonden als Indonesische medebroeders in die tijd op een drempel, de Nederlanders gingen steeds meer huiswaarts en we stonden er dus alleen voor. Ook de overgang van vicariaat naar provincie was zo'n drempel. Steeds meer werd duidelijk dat wij in Indonesië zelf onze boontjes moesten doppen. Maar welke taak ik ook in deze 50 jaar opgedragen heb gekregen, ik heb me er altijd 'senang' in gevoeld en graag gedaan. FRATER VIANNEY EN PIERRE TEILHARD DE CHARDIN De naam van frater Vianney is al gevallen, maar als we het daar bij laten doet het geen recht aan de belangrijke plaats die hij in het leven van Clemens in neemt. In zijn leven is Clemens meer dan gefascineerd en geïnspireerd door frater Vianney. 35
“Hij was mijn leraar en grote voorbeeld. In drie zaken heb ik hem altijd bewonderd: 1. Hij werkte hard. 2. Hij werd nooit kwaad. 3. Hij hield van moppen en grapjes. Ik was - zoals elke Indonesiër - bang voor slangen, maar door samen met Vianney het veld in te gaan heb ik mijn angst overwonnen. Ik dacht als een Nederlander niet bang is voor slangen in een vreemd land, dan moet ik dat als Indonesiër voor onze eigen slangen zeker niet zijn. Door het meehelpen werd ik steeds meer geïnteresseerd in biologie en de natuur. Later in Kupang ging ik verder met verzamelen van schelpen en stuurde die dan naar Vianney in Podor.” “De aandacht voor Pierre Teilhard de Chardin heb ik via Vianney gekregen. Tijdens een retraite kwam ik het boekje: “Een retraite met Pierre Teilhard de Chardin” tegen. Vianney had veel Franse boeken en dit had hij vertaald in het Nederlands. We hebben er veel samen over gesproken en later heb ik er zelf meer over gelezen.” Twee zaken zijn voor Clemens duidelijk als het gaat om Teilhard. Als eerste de belangrijke rol die hij speelde in de evolutietheorie, welke hij vanuit Darwin in een christelijk perspectief wist te brengen. Ondanks alle tegenwerking vanuit de leiding van de Kerk ging hij door tot hij in 1950 een verbod tot publiceren en 36
spreken kreeg. Even leek het erop dat er in 2009 een rehabilitatie kwam, omdat Paus Benedictus in een preek de gedachten van Teilhard overnam. Laten we hopen dat dit eens gebeurt. Het tweede element is het optimisme vanuit het geloof. De liefde zal uiteindelijk overwinnen. Wat je ook om je heen ziet aan oorlogen en bedreigingen, eens zal de Liefde de mensheid binden en samen brengen. Teilhard spreekt vaak over verinnerlijking, Daarom staat er ook boven de ingang het museum: ”Laat ons in God verzinken zonder de wereld te verlaten”. NEDERLAND “Toen ik naar Nederland moest gaan vanwege het Algemeen Bestuur had ik drie bedenkingen. 1. De leeftijd. 2. De kou. 3 De taal. Ik dacht dat ik te oud was om nog te wennen aan zo'n nieuwe situatie. Ik was bang niet tegen het klimaat te kunnen. Ik zou me niet verstaanbaar kunnen maken. De warme opvang door mijn medebroeders in Nederland heeft mij er echt bovenop geholpen. Ondanks dat ik niet alles begreep, voelde ik me gesteund en geaccepteerd. Ik voelde me thuis. Toch was het wel eens fijn om met de ex-missionarissen, die toen nog leefden in het fraterhuis St.-Jozef, Bahasa Indonesië te kunnen spreken. Daarom was ik blij dat ik in De Bilt woonde en niet in Utrecht. Na anderhalf jaar ging het mede door de taalcursus in Utrecht steeds beter. Tegen de kou kon je je goed kleden en dat deed ik dan ook. Ik kijk nog steeds met veel genoegen terug op het afscheid, ik heb in het Nederlands enige woorden mogen zeggen en dat hebben de fraters echt gewaardeerd. Ik heb gemerkt dat het grote verschil tussen Nederland en Indonesië vooral ligt in de manier van leiding geven en een visie op de toekomst. Zo'n plan om het Algemeen Bestuur naar Indonesië te verhuizen, daar is visie op de lange termijn voor nodig. In Indonesië zouden we dat misschien van jaar tot jaar bekijken. Ik ben erg bezorgd over de wijze waarop het Indonesische Provinciaal Bestuur nu functioneert. Zonder rekening te houden met voorschriften uit de Constituties gaat men maar door en houdt 37
geen enkel overleg met het Algemeen Bestuur. Beide besturen moeten gaan praten anders gaat het echt mis.” KENYA “Ik ben altijd voorstander geweest om met de Indonesische fraters naar Kenya te gaan. Ik heb dan ook van harte voorgestemd in het kapittel bij het besluit fraters uit Indonesië naar Kenya te zenden. Ik schrok toen later bleek dat drie fraters en één geassocieerde terugkeerden naar Nederland. Er bleef toen nog maar één locatie over, dat heeft er zeker toe bijgedragen dat er veel moeilijkheden zijn geweest bij de start. Naast Lodwar is er nu geen plek om jezelf weer eens op te laden of bij te tanken of tot rust te komen in een huis op een andere plek. Mijn idee is nu, als ik het geheel overzie, stop met Kenya en laat de Indonesische fraters terugkeren. Door het blijven sturen van fraters maak je mensen ook nog eens ongelukkig door de teleurstellingen die ze erbij krijgen. Daar komt bij dat de medebroeders die nu in Lodwar zijn ook prima inzetbaar zijn in Indonesië.” HET 50 JARIG KLOOSTERFEEST “Ik zal het feest vooral met mijn familie op Solor vieren. Die hebben mij afgestaan aan de Congregatie en zij verdienen mijn dank. Daarnaast vier ik het in de communiteit van St.-Gregorius. Met de leden van die communiteit deel ik het leven en zij stellen mij in staat aandacht te geven aan het museum Vianney.” Als laatste merkt frater Clemens nog op: “Ik zie een heleboel fraters die geen hobby hebben, als ze straks oud zijn zal hen dat opbreken. Je moet je in je actieve jaren al voorbereiden op de tijd dat je ouder gaat worden”. Ik dank frater Clemens voor zijn openhartigheid en wens hem straks op 14 juli 2011 een mooie viering van 50 jaar kloosterleven bij zijn familie en de communiteit. fr. Wilfried van der Poll. 38
FIETS Onverslijtbaar, onverbruikbaar van lantaarn tot ventiel is mijn fiets met accessoires en het voor- en achterwiel. Door de storm, de wind, de regen rijd ik op dit wonderwiel, dat mij wat het ook mocht wezen, altijd steeds het meest beviel. Graag rijd ik op mooie dagen door het bos, het polderland. Rustig, kalm, zonder te haasten, een zitje aan de waterkant. Over afgelegen paadjes naar een afgelegen plek waar je helder kunt gaan denken. Ja, daar kom ik aan mijn trek Jakker voort over de snelweg. Brok beton! Zo doods en stom. Ik verkies het slingerpaadje. Ga per fiets een eindje om.
39
Daver door trots in je auto. Kilometervreterman. Op de fiets draai ik mijn rondjes. Ga opzij! Ik kom eran! Dat gesjees, gerace in wagens, in die autokaravaan. Nee dat kan mij niet bekoren. Daarbij sluit ik mij niet aan. Laat de auto’s zakenlieden en voor wie zij nodig zijn. Fiets, ik blijf je aanbevelen voor gezondheid en de lijn Slank van leden, goed gesneden, zachte welving, dijen straf. Ieder pondje komt door ‘t mondje, gaat door fietsen er weer af. Schommeldikke taartjestantes, kruip niet telkens achter ‘t stuur. Zie je schrikt voor het volgend gaatje bij ‘t gespen van ‘t ceintuur Bolgebuikte mannenbroeders. Jullie bent graag kwiek en vief. Maar rond jullie biertonvormen staat geen kleding meer sportief 40
Ga meer fietsen, ga maar lopen, zoek niet steeds gemak, gerief. Stap niet in je snelle auto voor het posten van een brief. Ga op de geschikte dagen op de fiets door de natuur. Zonder fitness-apparaten heb je gauw een droomfiguur. De Parijse modehuizen, de modellenagentuur bieden je de carrière! Mannequin der “Haute - Couture” Al die mooie jongens, meiden, mannen, vrouwen, elegant. Met de kaas en met de boter, het product van Nederland.
Theobaldus
41
DAG TAMBOERSDIJK Scholen hebben een naam. Ook het gebouw aan de Tamboersdijk in Utrecht had een naam gekregen bij de opening in 1953, namelijk: St.-Bernulphusschool. Een echte naam uit die tijd, die meteen aangaf dat het om een katholieke school ging. Zo goed als niemand kende die heilige, hoewel hij een van de bisschoppen was uit het aartsbisdom Utrecht. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de school méér met de straatnaam waaraan hij stond dan met zijn eigennaam werd aangeduid. “De Tamboersdijk” was al gauw een begrip in de onderwijswereld van Utrecht. Het gebouw heeft heel wat meegemaakt en het is jammer dat gebouwen niet kunnen praten…… daarom zal ik iets over de historie van het gebouw vertellen nu gebleken is, dat op 14 mei 2011 er een afscheidsfeest is. Een afscheidsfeest, niet van een leerkracht die er weggaat of zo, nee, een afscheidsfeest omdat het gebouw afgebroken gaat worden en als alle plannen doorgaan er een nieuw gebouw voor in de plaats komt voor dezelfde school. Het gebouw diende uitgebreid te worden, maar in oppervlakte mocht het niet vanwege “de groene long”, die het Kromme Rijnpark voor die wijk is en omhoog kon niet vanwege te zwakke fundamenten van het bestaande gebouw. 1953 Frater Benitius is deze school gaan bouwen omdat de school voor debielen – later moeilijklerenden genoemd – aan de Lange Nieuwstraat te klein werd. Bovendien was hij al met een praktijkopleiding begonnen voor leerlingen, die het timmer- of het schildervak leerden. De meeste van die lessen werden gegeven in de kelders van het St.-Gregoriushuis aan de Herenstraat en Kromme Nieuwegracht. De Hieronymus Aemilianusschool aan de Lange Nieuwstraat werd horizontaal doorgesneden, dat betekent: de leerlingen van ongeveer 12 jaar plus de vakopleiding verhuisden naar de nieuwbouw aan de Tamboersdijk. Om te voorkomen dat twee scholen in een concurrentiesituatie terecht zouden komen (oud gebouw 42
en moderne nieuwbouw) werd de nieuwe school een automatisch vervolg van de school met de jongere leerlingen. De St.-Bernulphusschool was voor die tijd een zeer riant en vriendelijk gebouw, grenzend aan het Kromme Rijnpark aan de ene kant en aan een aantal toenmalige bejaardenflatjes aan de andere kant. Een rustige buurt, vlakbij de uitvalsweg naar Bunnik. Vanaf het begin is het gebouw dus zeer intensief gebruikt. Een korte tijd later werd de vakopleiding erkend als een school voor Individueel Technisch Onderwijs. Fr. Benitus werd daar de eerste directeur van. 1956 Frater Willibald werd het hoofd van de BLO-school voor jongens van 12-18 jaar. Frater Willibald heeft een nieuwe wending aan de school gegeven door te proberen de oudste leerlingen stage te laten lopen in bedrijven voordat ze de school zouden gaan verlaten. Hierdoor deden ze niet alleen werkervaring op, maar velen hadden meteen werk als ze de school verlieten, doordat ze bij het stage-adres een arbeidscontract kregen. 43
1963 Midden in de grote vakantie van 1964 werd fr. Willibald benoemd als hoofd van de blo-school in Emmen en ondergetekende werd hoofd van de Tamboersdijk. De situatie was op dat moment dat de ITO-school nog inwoonde en dat het stagelopen meer en meer usance werd. In 1967 kwam de wettelijke mogelijkheid om de bestaande school om te vormen tot een school of afdeling van Voortgezet Buitengewoon Onderwijs. De Tamboersdijk heeft die gelegenheid aangepakt om er inderdaad een school met een zogenoemde kernafdeling en een afdeling VBO van te maken. Er kwam daardoor meer ruimte voor uren handvaardigheid en praktische trainingen, maar ook werd de stage een erkend onderdeel van het totale lesprogramma. Het gebouw was inmiddels geheel tot beschikking van de St.-Bernulfusschool (de ph in de naam was inmiddels vervangen door een f) gekomen, doordat de ITO in 1966 naar een eigen, nieuw gebouw trok en als De Gildenburg verder ging aan de Pagelaan in de wijk Hoograven. Zo heeft het gebouw dus in tijd van 14 jaar grote veranderingen gezien in het schoolwezen voor leerlingen, die wat extra aandacht nodig hebben. Maar hij is nog niet uitverteld, want er kwam nog een grote verandering. We zijn dan in 1974 aanbeland. 1974 De school was 21 jaar oud en dus volwassen geworden. Tot dan toe had de school alleen maar aan jongens onderwijs gegeven. De meisjes blo-school stond aan de Nicolaasdwarsstraat. In februari 1974 werd ik gekozen tot Voorzitter van de Bond ter Bevordering van het Katholiek Buitengewoon Onderwijs c.q. Sectie Buitengewoon onderwijs van de Katholieke Onderwijs Vakorganisatie. Een functie die niet te combineren was met die van het hoofd van een school. Dientengevolge kwam de volgende verandering, want na ampele besprekingen zouden de jongensen meisjesschool gaan fuseren. Diverse besprekingen werden er gevoerd met het schoolbestuur, met de beide schoolteams enz. 44
Het ging echter nog anders lopen, want ook het hoofd van de meisjesschool vertrok door te solliciteren naar de BLO-school in Didam en daar benoemd werd. Een sollicitatieprocedure bracht een bekende van het gebouw weer terug: Henk Tiedink, die een van de eerste leerkachten aan de Tamboersdijk was geweest tot maart 1960. Het gebouw kreeg de naam van “Kranenburgschool” en heeft dus de meisjes verwelkomd, zij het dat de eerste tijd er in beide gebouwen les gegeven werd, maar al spoedig werd er aan de Tamboersdijk bijgebouwd en kreeg het bescheiden gebouw een geheel andere uitstraling. Aan de hierbij geplaatste foto’s kun je goed zien dat het volume van het gebouw is toegenomen, maar ook de bomen in het park zijn in die 58 jaar aardig gegroeid……
45
Dag Tamboersdijk! Ik heb hele goede herinneringen aan de drie periodes die ik binnen jouw muren heb doorgebracht: als onderwijzer van 1959 tot 1963 en als hoofd van 1964-974, maar ook nog als bestuurslid van de Stichting Katholiek Speciaal Onderwijs Utrecht in de jaren 1996 tot 2005. Het was er altijd goed toeven! Het gebouw verdwijnt, maar de school gaat verder en hoopt binnen 1 à 2 jaar weer aan de Tamboersdijk terug te keren. Ik hoop het voor alle betrokkenen! Het ga jullie goed!
Leo Ruitenberg
46
PELGRIMSTOCHT Op het moment, dat overste Henk een brief ging ophangen op het prikbord, zei hij terloops tegen mij: dat is misschien wel wat voor jou. Door die opmerking werd mijn nieuwsgierigheid gewekt en begon ik de door hem opgehangen brief te lezen. Het bleek een aankondiging en uitnodiging te zijn voor een bijzondere wandeltocht. Verder lezende, kwam ik erachter, dat het een spirituele pelgrimstocht bleek te zijn in het kader van de vastenactie. Vier dagen wandelen in het schitterende en inspirerende Zuidlimburgse heuvellandschap sprak mij zeer aan evenals het doel, de vastenactie te ondersteunen. Naast de gevraagde € 250 voor de deelname, werd er gevraagd sponsors te werven die met elkaar € 750 bijeen zouden moeten brengen. Dit laatste bedrag zou gebruikt worden ter ondersteuning, om in een bepaald gebied de Filippijnse bevolking te trainen om hun grondgebied op een duurzame manier te onderhouden. Na enig aarzelen (wat staat mij te wachten, hoe kom ik aan € 750 en ben ik wel in staat om 4 dagen lang 20 km per dag te lopen) besloot ik mij toch maar op te geven. De sponsors voor de tocht zocht ik onder medebroeders, medewerkers, familie en enkele vrienden. Zij stelden mij niet teleur. Nog vóór de tocht begon was het dubbele van het gevraagde bedrag binnen. Een geweldige ervaring dat zoveel mensen daadwerkelijke steun verleenden. Daags vóór het begin van de tocht begaf ik mij naar de startplaats Simpelveld waar ik gebruik kon maken van de woning van een nicht van mij (zij was helaas niet thuis). In de hoop vroeg te kunnen starten, begaf ik mij al vroeg naar huize Damiaan (voormalig klooster van de paters van de H. Harten). 47
De eerste tegenvaller diende zich aan: de start was pas om 11.00 uur. De meeste deelnemers kwamen met de trein en werden met bussen afgehaald van het station Heerlen en arriveerden tegen elven. Het hele gezelschap (bijna 100 mensen) overziende, stel ik vast dat zeker tweederde vrouw is en dat de leeftijd tussen de 40 en 60 jaar overheerst. Vier dagen wandelen: wat heeft dat voor betekenis? Het wandelen in zo’n prachtige omgeving, soms met medepelgrims, soms alleen, was een bijzondere ervaring. Toen ik op mijn eentje liep, kwamen de woorden van psalm 8 regelmatig naar boven. Het lied: “Heer onze Heer, hoe machtig is Uw naam” waarin de schepping bezongen wordt, kwam hier helemaal tot zijn recht. Ontmoeting met medepelgrims was veelal inspirerend en verrijkend. Levensverhalen, waarin het geloof mensen in moeilijke situaties van scheiding of overlijden van een levenspartner overeind had gehouden, waren ontroerend. Schrijnend de verhalen van vrouwen uit het zuiden des lands, die, na jarenlange inzet voor hun parochie, zich aan de kant geschoven voelden. Daarentegen bemoedigend de verhalen van mensen uit het noorden van het land, die met respect en waardering spraken over hun bisschop. Volgens hen een man met een luisterend oor en bemoedigende woorden. 48
Het bezoeken van kerken, kapellen en kloosters met soms een uitleg over de historie en het interieur van de gebouwen: een boeiende ervaring die uitnodigde tot een terugblik op uitingen van de geloofsbeleving van onze voorvaderen. Vooral de Dom van Aken maakte indruk als je beseft dat het middengedeelte al in de 8ste eeuw gebouwd is. Ik word altijd wat stil bij het bezoek aan een oude kathedraal door het besef dat daar in de loop der eeuwen ontelbare mensen hun vreugde en verdriet, hun zorgen en blijdschap beleefd en gevierd hebben.
Hella van der Wijst, bekend van het T.V.-programma “De wandeling” was een medepelgrim die een belangrijke rol vervulde. Zij sprak onderweg ongedwongen met mensen, leidde ’s avonds een spel waarin mensen uitgedaagd werden te vertellen over hetgeen hun inspiratie was en liet horen hoe het programma “De wandeling” tot stand komt, d.w.z. hoe zij aan mensen komt die hun bijzondere levensverhaal naar voren willen brengen. 49
De avonden werden gevuld (voor hen die wilden), met een lezing over iconen, het doel van de vastenactie door Matthias van Halem die ter plaatse was geweest en de ontwikkeling van het vasten door de eeuwen heen. De slaapgelegenheden waren nu niet bepaald slaapbevorderend. Althans niet voor mij. Met meerderen op een grote slaapzaal (gesnurk en andere geluiden) en op een kamer met stapelbedden kwam mijn nachtrust niet ten goede. De vierdaagse werd afgesloten in het klooster te Wittem. Een gregoriaanskoor bracht enkele liederen ten gehore en Guus Prevoo, missionair veldwerker bij de vastenactie Cordaid, werd geinterviewd. Voordat men huiswaarts ging, werden door velen mail- en woonadressen uitgewisseld en afspraken gemaakt voor ontmoeting en uitgesproken dat men volgend jaar weer van de partij zou zijn. Al met al een bijzondere ervaring waarbij de eerlijkheid gebied te zeggen dat het ook zeer vermoeiend was. Twintig kilometer wandelen in de omgeving van De Bilt is toch wat anders dan dezelfde afstand lopen in Zuid-Limburg met zijn heuvels en dalen en smalle wandelpaden. Mede door het prachtige weer was het toch te doen. Met een gevoel van dankbaarheid kijk ik terug op deze pelgrimstocht. Dankbaar dat mijn gezondheid en conditie nog dusdanig zijn, dat ik de tocht kon volbrengen, dankbaar voor de mooie omgeving, waarvan ik mocht genieten, dankbaar voor het prachtige weer en dankbaar voor de inspirerende ontmoetingen met medepelgrims. Dat ik door deze mooie ervaring mensen in de Filippijnen een klein beetje heb mogen helpen, maakt mijn dankbaarheid compleet. Wim Versteeg 50
PINKSTERNOVEEN.
Kerkraam in St.-Julien de Bastide (Midi Pyreneeën).
Een noveen (van het Latijnse woord 'novena', dat 'negen' betekent) is een gebed dat gedurende negen opeenvolgende dagen gebeden wordt. De oervorm van de noveen is de Pinksternoveen, die zijn wortels vindt in de heilige Schrift, in de Handelingen van de Apostelen (1,13 e.v.). Daar wordt beschreven hoe de Apostelen, samen met Maria, de moeder van de Heer, "eensgezind bleven volharden in het gebed", tot aan de dag van Pinksteren, de komst van de heilige Geest. Wij hoeven de geschiedenis niet over te doen. God heeft zijn Geest reeds gegeven. Maar juist de tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren is zo´n aangewezen tijd om te bidden voor een rijke werking van de Heilige Geest in ons leven. Zoals in de adventsweken wordt uitgezien naar Kerstmis, naar de geboorte van Christus, wordt in het Pinksternoveen uitgezien naar Pinksteren en de doorwerking van de Heilige Geest. Jaarlijks bidt de Kerk daarom de negen dagen voorafgaand aan het feest van Pinksteren voor de komst van de Heilige Geest. Katholieken noemen het een pinksternoveen, evangelische gemeenten noemen het een tiendaagse gebedsactie. 51
Kom, heilige Geest, vervul de harten van uw gelovigen, en ontsteek in hen het vuur van uw liefde. Zend uw Geest uit en alles zal herschapen worden. En Gij zult het aanzien van de aarde vernieuwen.
Laat ons bidden. God, Gij hebt de harten van de gelovigen door de verlichting van de heilige Geest onderwezen; geef, dat wij door die heilige Geest de ware wijsheid mogen bezitten en ons altijd over zijn vertroosting verblijden. Door Christus onze Heer. Amen.
Wat de apostelen bij de komst van de Heilige Geest ervoeren, maken ook wij mee in ons eigen leven. Ons bestaan zal worden herschapen, heel gemaakt tot nieuw verstaan en vervuld worden van Gods Geest van liefde en vreugde. Echte levensvreugde. De zeven gaven van de Heilige Geest zijn: wijsheid - verstand - inzicht – sterkte – kennis - ontzag - liefde voor Gods naam.
Jeanne Albers
52
INHOUD Van de redactietafel
02
Drie jubilarissen aan de Melissekade
Petra de Landmeter
03
Reactie op “God?’
Ton Augustin
21
Een nieuwe straat in Didam
Leo Ruitenberg
22
Overweging bij de Constituties: Ga naar een eenzame plek en maak je tent ruimer
Alfons Kroese
24
Zoals ik Edwin gekend heb
Ton Augustin
27
De pen doorgeven
Rina Holslag
30
Frater Clemens 50 jaar frater
Wilfried van der Poll
33
Fiets
Theobaldus Geraets
38
Dag Tamboersdijk
Leo Ruitenberg
41
Pelgrimstocht
Wim Versteeg
46
Pinksternoveen
Jeanne Albers
50
Inhoud
52
Colofoon
52
INKO onder redactie van:
Johan Brummelhuis, Wim Heister, Leo Ruitenberg, Frits Stevens, Wim Versteeg
met medewerking van:
Angelico Fennis (omslag) Hilarius de Booij (illustraties) Petra de Landmeter (interviews)
secretariaat:
Johan Brummelhuis Schorteldoeksesteeg 1, 3732 HS De Bilt tel.: 030 - 69 76 237 e-mail:
[email protected]
53