VAN DE REDACTIETAFEL
inko informatiegevende en kontaktleggende periodiek van de fraters van utrecht
32e jaargang nummer 4 oktober 2009
Lang is er toegewerkt aan de verhuizing van de communiteit van Arnhem naar De Bilt. Hopelijk voelen de medebroeders zich er inmiddels al wat thuis, want die verhuizing is alweer meer dan een maand geleden. Toch schenkt de redactie van INKO nog aandacht aan het laatste hoogtepunt: het onttrekken van de kapel aan de eredienst, zoals het officieel heet. Petra de Landmeter heeft er een indrukwekkend verhaal over geschreven. Enkele persoonlijke pennenvruchten voegen we eraan toe. Hiermee is in onze Provincie weer een boek dicht geslagen, na bijna een eeuw werken en leven in Arnhem door de fraters. Een gouden medebroeder uit de Provincie Indonesië verdient aller aandacht. Een bescheiden man, die veel jaren de Scholenstichting gediend heeft en de mogelijkheden voor het onderwijs optimaal benut heeft. Dit jaar was het 65 jaar geleden dat frater Isidorus Mulder door oorlogsgeweld om het leven is gekomen in Oosterbeek, daar naar toe geëvacueerd vanuit Arnhem. De moedige aanvaarding van het sterven en de benarde positie waarin onze medebroeders daar toen verkeerd hebben en er mee omgegaan zijn, verdienen alsnog ons diep respect. Met een gedachte over soberheid door Hilarius, het vers “Najaar” van Theobaldus en de overweging van Kroese over een artikel uit de Constituties, is deze aflevering zeker weer de moeite van het lezen waard. De fotoreportage van de vakantieweken moge voor zichzelf spreken. Veel leesgenoegen! 2
Laatste Eucharistieviering in de kapel van het Sint-Eusebiushuis is tevens
AFSCHEID VAN DE KAPELBEZOEKERS
Tegelijk zal deze viering ook het afscheid betekenen van de kapelgasten die op zondag bij de fraters de H. Mis bijwonen. Het aantal kapelbezoekers dat regelmatig komt is ongeveer vijftig, zo’n twintig mensen horen tot de vaste kern. Vandaag zijn alle stoelen bijgezet want het is duidelijk dat niemand deze dag wil missen. Namens de redactie van Inko was ondergetekende op deze afscheidsdag aanwezig. Ik heb de plechtige viering bijgewoond; de emotie gevoeld bij het wegdragen van het Heilig Brood, het kleed van de Ambo en de Paaskaars. Na de dienst sprak ik met fraters en enkele vaste kapelbezoekers. Gezellige maar ook ontroerende verhalen van mensen voor wie de contacten met de fraters zo belangrijk zijn. Ik hoorde vertellen dat de eerste gasten in 1973 bij de fraters aanklopten met de vraag of ze in de kapel de H. Mis mochten bijwonen. Dat mocht en diezelfde familie komt na zesendertig jaar nog steeds elke zondag! Bijna elke gesprek is een levensverhaal. In deze Inko een samenvatting. Weemoed en dankbaarheid
Het is zondag 13 september. In de gangen en portalen van het Sint-Eusebiushuis staan de verhuisdozen opgestapeld. Over een paar dagen is de definitieve verhuizing van de Arnhemse fraters naar De Bilt. Wekenlang leven de fraters in een sfeer van loslaten en afscheid nemen. Ook vandaag staat weer in het teken van afscheid. De Eucharistieviering van deze ochtend zal de laatste dienst in de kapel zijn. Het wordt een bijzondere dienst omdat aan het einde van de viering in het bijzijn van fraters en bezoekers de Liturgische Ruimte aan de eredienst zal worden onttrokken. 3
Al decennia lang begint de Eucharistieviering in het Sint-Eusebiushuis zondagsmorgens om half tien. Vandaag zijn de bezoekers extra vroeg. Kort na negen uur is de kapel al goed bezet. Deze bijzondere viering is voorbereid door de Werkgroep Liturgie van het Sint-Eusebiushuis, bestaande uit pastor Ben Bergen MSC, pastoraal werker Hans Peters en de fraters Ton Oostveen, Ben Hagemans en Henk Huirne. De werkgroep heeft een apart boekje samengesteld met de teksten en gezangen. Sinds begin 2000 is pastor 4
Ben Bergen MSC de vaste voorganger in de kapel van de fraters, zo ook vandaag. Als om half tien de Eucharistieviering begint, worden de aanwezigen welkom geheten door frater Henk Huirne met de woorden: “Ik denk dat we hier allemaal een beetje met hetzelfde gevoel zitten: weemoed en dankbaarheid. Weemoed omdat dit de laatste viering is in deze kapel. Vele jaren hebben we steun en troost bij elkaar gevonden in ons gebed en in ons samenzijn bij de koffie. We moeten nu elkaar loslaten en opnieuw gaan zoeken naar een plek waarin je je eigen geloof kunt voeden, vieren en beleven.” Frater Huirne memoreert de vele goede momenten van het samenzijn, die redenen geven tot dankbaarheid. Leren leven met wat ons overkomt Voor de Evangelielezing had de werkgroep een passage gekozen uit het Evangelie van Johannes waarin Jezus zegt: “Weid mijn schapen. Waarachtig ik verzeker je: toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt, zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naar toe wilt.” Het zijn deze woorden die in de homilie van pastor Hans Peters terugkomen: “Toen we jong waren, ja toen…… Nu we ouder zijn geworden, nu neemt een ander ons bij de hand, omgordt ons en brengt ons naar een plek waar we niet naar toe willen. Ouder worden betekent dat er dingen in ons leven komen die we niet zelf zouden uitkiezen. Wie kiest voor het verlies van een partner? Wie kiest voor het minder functioneren van ons lichaam? En denkend aan vandaag: wie kiest voor het opbreken van een warme en hartelijke omgang met elkaar, wie kiest voor het verlaten van een schitterende plaats en een gemeenschap waaraan we gehecht zijn? Er overkomen ons dingen die we niet zelf gezocht hebben en die toch gebeuren. We zouden onszelf geen recht doen als we niet een gevoel van weemoed zouden mogen voelen.” 5
Pastor Peters spreekt de hoop uit dat een ieder de gebeurtenissen een plaats kan geven in zijn of haar leven. “Op vele manieren leren we leven met wat ons overkomt. We proberen de zin er van te ontdekken, waardoor we verder kunnen en een nieuw perspectief voor ogen krijgen dat voor ons leefbaar is en méér dan dat.” Loslaten in vrede Na het gezamenlijk zingen van het Credo in unum Deum wordt de voorbede verzorgd door mevrouw Ank Hermans. Zij is één van de vaste kapelbezoekers. Ze dankt de fraters voor het openstellen van hun deuren voor mensen van buiten. Ze is er van overtuigd dat de herinnering aan de prettige vieringen op zondagmorgen ervoor zal zorgen dat de goede band die tussen fraters en kapelgasten is gegroeid, zal blijven. Met de woorden: “Wij moeten loslaten in vrede en we wensen de fraters een goede nieuwe thuishaven bij hun medebroeders in De Bilt,” sluit ze de voorbede af. Ave Maria Tijdens de uitdeling van de Communie zingt Suzanne Kartier het Ave Maria begeleid door organist Dick van der Meer. Fraters en bezoekers zingen daarna het Congregatielied: Daarvoor danken wij, daarvoor prijzen wij de God die in Zijn liefde ons eens geroepen heeft. Plechtige handeling De viering loopt ten einde. Pastor Bergen gaat voor in de plechtige handeling om de Liturgische Ruimte aan de eredienst te onttrekken. Allereerst wordt het Heilig Brood uit het tabernakel genomen en buiten de kapel gebracht om later te worden overgebracht naar de Walburgis Kerk in Arnhem.
6
Daarna wordt het kleed van de Ambo gehaald, symboliek voor de ontmanteling van de lessenaar, plaats van het Woord uit de Heilige Schrift en de verkondiging. Tenslotte wordt de brandende Paaskaars uit de kandelaar genomen en uitgedragen. Het kleed van de Ambo en de Paaskaars gaan mee naar De Bilt en zullen in de kapel van het Sint-Jozefhuis een plaats krijgen.
Stil en ontroerd hebben de aanwezigen de plechtige handelingen gadegeslagen en beleefd. Het ritueel heeft diepe indruk gemaakt. Deze momenten zullen bij alle aanwezigen in het geheugen gegrift zijn en een ieder zal daar z’n eigen gedachten bij hebben.
Even slikken ….. Het is meteen een gezellig geroezemoes. Iedereen is blij elkaar weer te zien. Met enkele woorden dankt frater Ton Oostveen de aanwezigen voor ieders bijdrage aan deze laatste viering in de kapel: “Dank ook aan de mensen van de Werkgroep Liturgie die deze dienst hebben voorbereid, dank aan de organist Dick van der Meer en Suzanne Kartier voor haar zang tijdens de communie. Deze laatste dienst in onze kapel was zeer indrukwekkend. Bij de ceremonie aan het einde moest ik even slikken en ik zag dat ik niet de enige was. Het is goed dat we nog even bij elkaar zijn om die indrukken met elkaar te delen.” Hechte band gegroeid En dan is er koffie. Het geeft mij de gelegenheid om met een aantal mensen een praatje te maken. Aan onze tafel zit frater Henk Huirne. Hij vertelt dat de koffiebijeenkomsten na de Eucharistieviering sinds 1995 elke zondag worden gehouden. “Vroeger gebeurde dat alleen op hoogtijdagen zoals Kerstmis en Pasen. Maar toen ik hier in Arnhem kwam en zag dat de bezoekers het contact met elkaar en met de fraters zo prettig vonden, heb ik voorgesteld om na afloop van de zondagsdienst altijd gezamenlijk koffie te drinken. Het huisbestuur en de hele communiteit hebben daar meteen mee ingestemd. Na verloop van tijd hebben we de kapelbezoekers ook uitgenodigd voor de bezinningsmiddagen in onze communiteit. Ook daarop werd positief gereageerd. En zo gebeurde het meer dan eens, dat er op de bezinningsmiddagen meer gasten aanwezig waren dan eigen fraters. Dat alles heeft er toe bijgedragen dat er een hechte band is gegroeid onder de kapelbezoekers.”
Na de zegenbede worden de bezoekers uitgenodigd in de recreatiezaal van het Eusebiushuis waar koffie en gebak klaar staan. ~ ~ ~
Na deze informatie lopen we naar de serre waar frater Huirne mij voorstelt aan de familie Hermans. Zij waren 36 jaar geleden de eerste kapelbezoekers en kunnen dus als geen ander vertellen hoe het allemaal is begonnen.
7
8
In de pauzes werd er ‘gerold’ Zoon Frits Hermans zat bij de fraters op de Eusebiusschool. “Ik herinner me goed, dat we les kregen van frater Andreas en van frater Dominico. Ze leerden ons ook oude kranten oprollen. Die kranten werden naar de medebroeders in Indonesië gestuurd voor lessen op scholen daar. Dat pakket moest zo klein mogelijk zijn, want de fraters moesten voor de verzending per gewicht betalen maar ook per omvang. Als er weer een partij kranten klaar lag, werd er dus op school tijdens de pauzes ‘gerold’. Dat was een begrip. Ik weet ook nog dat ik als misdienaar de fraters een keer een uur te vroeg uit bed gebeld heb, omdat ik zelf een uur te vroeg was opgestaan.”
Bij de fraters aangeklopt
De heer en mevrouw Ton en Ria Hermans zijn vandaag aanwezig met drie van hun vijf kinderen: oudste zoon Frits, dochter Ank en zoon Henk met echtgenote Monisha en vijfjarige Ralph. Vader Ton vertelt: “Eigenlijk is het begonnen door de oliecrisis in 1973. Wij waren gewend op zondagmorgen met onze vijf kinderen met de auto naar de kerk te gaan, maar door de autoloze zondag – er reden ook geen bussen – moesten we iets bedenken. We woonden hier in de buurt, onze zonen zaten bij de fraters op school, we wisten dat zij in het Eusebiushuis woonden en dat daar een kapel was. We hebben toen bij de fraters aangeklopt en gevraagd of we misschien voor één zondag bij hen in de kapel de H. Mis mochten bijwonen. Dat mocht en vanaf dat moment zijn we altijd blijven komen. De kinderen kwamen mee en de jongens werden misdienaar. Onze kleinzoon Ralph, die hier vandaag ook is, is hier in de kapel gedoopt.” 9
Dochter Ank werd pastoraal werker Voor dochter Ank Hermans zijn de zondagse vieringen bij de fraters van grote invloed geweest op haar keuzes in het leven. Ze vertelt: “Wij vonden de dienst hier bij de fraters altijd erg prettig. De sfeervolle kapel, de intimiteit en altijd heel goede voorgangers. Ik kan wel zeggen dat de vieringen bij de fraters ertoe hebben bijgedragen dat ik pastoraal werker ben geworden. Ik vond het ook een eer dat ik vanmorgen de voorbede mocht verzorgen.” Ank legt uit dat het niet toevallig is dat de familie Hermans bij elkaar in de serre zit. “Dit is zo’n vertrouwd plekje voor ons. Vanaf het begin van deze koffiebijeenkomsten zitten we hier en meestal met frater Siardus erbij. Hij vertelde altijd zo enthousiast over zijn project One Way. Mijn zusje is nog vele jaren vrijwilligster bij One Way geweest.” Natuurlijk worden op zo’n dag als vandaag veel herinneringen opgehaald. Meer dan eens wordt ergens in de zaal geroepen: “ja, dat weet ik nog”. Fraters en bezoekers maken er een feestelijke bijeenkomst van. 10
Mevrouw Hogeboom is onze Koningin-moeder
Aan één van de tafels in de zaal zit een stralende mevrouw Femy Hogeboom. Frater Wim Versteeg vindt dat ik toch zeker even met deze bijzondere kapelgast kennis moet maken. “Mevrouw Hogeboom is onze Koningin-moeder”, vertelt hij. Met haar 93 jaren en nog heel vitaal is mevrouw Hogeboom inderdaad een bijzondere kapelgast. “Ja, ik ben van 1916, dus 93 jaar,”concludeert ze laconiek. En alsof ze dit gesprek goed voorbereid heeft, vertelt ze: “Ik kom van Delden, ben telefoniste geweest bij Stork in Hengelo en in de oorlog heb ik in het verzet gezeten. Ik ben in het verzet gerold door een vriend, die later mijn man is geworden. Toen de oorlog voorbij was, zijn we in 1946 getrouwd. We hebben drie kinderen gekregen, één zoon en twee dochters. En ik ben altijd actief geweest, ook toen we een gezin hadden.”
11
Op mijn vraag hoe zij betrokken raakte bij de zondagse diensten in de kapel, antwoordt ze: “Dat was in 1991. We waren 45 jaar getrouwd en samen met onze dochters zochten we een plek waar we dat konden vieren, natuurlijk beginnend met een H. Mis. We konden eigenlijk niets vinden wat we geschikt vonden en na veel zoeken kwamen onze dochters bij de fraters terecht. We hebben toen hier de viering kunnen doen en vanaf dat moment zijn we ook elke zondag naar de dienst in de kapel gekomen. Mijn man en ik hebben de zondagen hier altijd heel fijn gevonden, een mooie sfeervolle dienst en we genoten ook van de koffiebijeenkomst na afloop.Toen mijn man gestorven is, mocht hij vanuit deze kapel uitgedragen worden. Dat heeft me heel veel gedaan.” Actief is mevrouw Hogeboom nog steeds. Ze is niet iemand die stil in een hoekje zit. “Nee hoor”, zegt ze, “tijdens het pannenkoekenfeest heb ik nog een toespraak voor de fraters gehouden. Kan ik wel hoor. In Hengelo heb ik ooit nog eens een cursus ‘Spreken in het openbaar’ gevolgd. Nou dat kwam me dus weer goed van pas die middag”, vertelt ze lachend. Dan worden de koffiekopjes opgeruimd en kondigt frater Ton Oostveen een muzikaal intermezzo aan. Hans Dekker gaat een lied zingen. Hij is één van de kapelbezoekers en een voortreffelijk solozanger. De dames aan mijn tafel knikken instemmend en fluisteren tegen elkaar: “Ik hoopte al dat Hans vandaag nog iets voor ons zou gaan zingen”. Van tegenwind krijg je sterke benen Voordat Hans Dekker het lied Ombra mai fù inzet, richt hij zich tot fraters en gasten met de bemoedigende woorden: “Verhuizen betekent meestal dat er een periode in je leven wordt afgesloten, maar beste mensen: heb geen zorgen. Sonja en ik zijn bijna veertig jaar getrouwd, we zijn dertien keer verhuisd en nog altijd samen. Er is niets aan de hand als je in liefde en harmonie thuis komt in jezelf. Ik heb voor vandaag een lied gekozen uit de 12
opera Serse van Georg Friedrich Händel, getiteld Ombra mai fù, wat vrij vertaald betekent: ’Wat er ook op je weg komt, mooie dingen, moeilijke dingen, alles heeft zijn reden. Ieder mens krijgt in zijn leven heel wat tegenslag te verwerken. Dat maakt ons sterk.’ De meesten van u weten dat ik er graag op mijn racefiets vandoor ga. Als fietser zeg ik dan ook: juist van tegenspoed, van tegenwind krijg je sterke benen.”
deze kapel mag je van mens tot mens dicht bij elkaar zijn. Ook de koffiebijeenkomsten na afloop van de dienst vinden we heel prettig. Eerst de viering van de Eucharistie en daarna het sociaal samenzijn; de fraters met hun spirituele inbreng en wij vanuit onze ervaring in de wereld. Ja, ik zal ze erg missen. Ik deed ook mee aan de Zen-meditatie van frater Ton Oostveen.”
Aandachtig luisteren allen naar de prachtige stem van HansPeter. Zijn optreden wordt met een gul applaus beloond.
De heer Harry Borgers is al 22 jaar een trouwe kapelbezoeker. Hij vertelt: “Ik kom hier sinds ik gestopt ben met werken in 1987. Wij zijn op het spoor van de fraters gekomen door mevrouw Femy Hogenboom. Wij woonden in Arnhem Zuid en mijn garage was tegenover haar flat. In Zuid behoorden wij feitelijk tot de Sacramentsparochie, maar die parochie lag ons niet meer. We voelden ons er niet prettig meer. Toen zei mevrouw Hogeboom: ga dan een keertje met mij mee op zondag naar de fraters in het Eusebiushuis. Wij zijn meegegaan en we waren helemaal verbaasd en blij. Dat zoiets nog in deze tijd kon bestaan. Een mooie kapel, een goede H. Mis en na afloop ook nog zo’n gezellige sfeer. We hoefden er niet lang over na te denken om aan de fraters te vragen of we voortaan elke zondag mochten komen.” “Vanaf de eerste keer dat we hier komen, hebben we goed contact met de fraters. Ik had een keer een gesprek met frater Siardus over het onderwijs. Hij kan zo goed vertellen over vroeger en weet nog zo veel van de scholen waar hij les gaf. Zo kwam het
Frater Oostveen vindt het dan tijd worden voor een aperitief. Voor mij een goed moment om de zanger en zijn vrouw Sonja te begroeten, en hen te vragen hoe zij de kapel van de fraters ontdekt hebben. Ik zal de fraters missen
Hans Peter Dekker en zijn vrouw Sonja in gesprek met frater Kees van Rooden
Hans: “We zijn hier bij de fraters terecht gekomen via onze goede vriend Nol Roelofs. Eigenlijk waren we niet zo tevreden meer over onze eigen parochiekerk en toen zei Nol: dan moet je eens een keer meegaan naar de fraters. Dat hebben wij gedaan en we zijn niet meer weggegaan. Dat is nu zo’n tien jaar geleden. In 13
Dat zoiets nog in deze tijd kon bestaan.
14
gesprek op onze schoonzoon. Frater Siardus vroeg: hoe heet hij dan? En toen we zijn naam noemden zei hij meteen: oh ja die ken ik nog wel. Hij nodigde ons uit en we hebben zijn complete archief van alle schooljaren en leerlingen gezien. In korte tijd diepte frater Siardus een briefje uit de stapels paperassen. Dat bleek een briefje van onze schoonzoon te zijn toen hij een jaar of acht was! Er stond boven: lieve frater Siardus. Hij heeft echt alles bewaard van vroeger. Een cartotheek van alle rapporten. Heel bijzonder.” “In de loop der jaren leer je alle fraters kennen en het contact is met allemaal heel fijn. ’t Is gewoon de spiritualiteit die we hier weer vinden. En dan die gezellige koffiebijeenkomsten! Vroeger was dat alleen met Kerstmis en Pasen, maar al heel lang is dat elke zondag. En het gaat echt niet om dat kopje koffie maar om het bij-elkaar-zijn. Soms hebben we het over het geloof of over de liturgie, maar meestal komen er gewoon menselijke dingen naar voren waar we over praten. We hebben het zelfs over Feyenoord!” “Mijn vrouw was erg religieus. Toen ze ernstig ziek was en bediend moest worden, heeft frater Henk Huirne tegen ons gezegd: als jullie daar prijs op stellen, kan dat bij ons in de kapel. Dat is toen gebeurd, met de kinderen er bij. De begeleiding die ik van de fraters heb gehad bij de ziekte en het overlijden van mijn vrouw is geweldig. Daar put ik nog steeds kracht uit. Het is nu 6 jaar geleden dat mijn vrouw is overleden. De uitvaart heeft ook hier plaatsgevonden. De band die je dan met de fraters krijgt is heel sterk.”
Heilig Hart Parochie maar daar ging alles zo achteruit. Toen we op een zaterdagavond weer naar de kerk waren geweest, zei m’n man bij thuiskomst: nou als het zo moet dan ga ik niet meer. Ik schrok daar van want ik was nog niet zover. We zijn toen op zondag naar de Walburgis Parochie gegaan waar in die tijd pastor Ben Bergen preekte. Dat waren weer mooie zondagen. Maar nadat mijn man gestorven was, had ik geen vervoer meer. Ik kon toen met iemand meerijden die hier naar de fraters ging. Zo ben ik hier gekomen en zo ben ik hier gebleven. En helemaal geweldig dat ik weer kan luisteren naar de preek van pastor Ben Bergen. Ik vind het prachtig, het is precies wat ik zoek. En wij beschouwen Henk Huirne als onze pastoor. Met de fraters heb je altijd goede gesprekken. De overwegingen zijn altijd goed, ik put er heel veel inspiratie uit. En na afloop de gezelligheid van de koffiebijeenkomsten. Vooral omdat ik alleen ben, kijk ik er elke week naar uit. Je ontmoet hier mensen, het is een hechte gemeenschap. En nu dus deze laatste dienst …tja… Ik voel me helemaal ontheemd. Het gaat niet alleen om de Eucharistieviering, want naar een H. Mis kun je overal wel, maar ik moet nog zien dat er een kerk of een kapel is waar ik vind wat ik hier nu kwijt raak.” Mevrouw Beenakkers zucht nog eens. Maar dat duurt maar even. Er staan al weer mensen te wachten die graag een praatje met haar willen maken.
Ik voel me helemaal ontheemd Ook mevrouw Martha Beenakkers- v.d. Berg is een trouwe kapelgast. Ze vertelt: “Sinds ongeveer veertien jaar kom ik elke zondag naar de kapel van de fraters. Dat we hier naar toe zijn gegaan, komt eigenlijk door mijn man. We hoorden tot de 15
Mevrouw Beenakkers neemt afscheid van frater Wim Versteeg
16
De kelen smeren voor een afscheidslied Het is al ver over twaalf uur als frater Ton Oostveen de aanwezigen oproept om nog een aperitiefje te nemen en de kelen te smeren voor een afscheidslied. “Dat lied is tevens een danklied, gericht op de onbreekbare band die er bestaat tussen de fraters en de paters MSC, die ons hier in Arnhem al 92 jaren zijn voorgegaan in liturgische vieringen. We zijn hen allen, maar vandaag in het bijzonder pastor Ben Bergen MSC, heel veel dank verschuldigd. Ik wil me graag tot hem persoonlijk richten: Jarenlang was jij regelmatig te gast in onze kapel. En ineens was je onze voorganger. Jij bent altijd bereid geweest om op jouw eigen manier de diensten inhoud te geven met goed voorbereide teksten. Namens allen hier aanwezig wil ik je daarvoor heel hartelijk danken. Laten we nu samen zingen op de melodie Auld Lang Syne: Tabee aan jou Eusebiushuis.”
Er wordt nog één keer getoast. Dan zijn de glazen leeg en de eerste gasten gaan weg. Er volgt een afscheidsronde die langer dan een uur duurt. Iedereen wil nog even iets tegen iedereen zeggen. Er wordt gezoend en er worden afspraken gemaakt. Niemand wil eigenlijk geloven dat dit de laatste bijeenkomst bij de fraters was. Meer dan eens hoorden we mensen tegen elkaar zeggen: Tot ziens hoor. We houden contact. Tot gauw……….. Het doet mij denken aan de profetische woorden die pastor Hans Peters sprak in zijn homilie: “De deur van het Eusebiushuis gaat dicht, maar…. op een andere plek gaat zeker weer een deur open!”
Petra de Landmeter
Na jaren van verbondenheid, van droefheid en van vreugd, past ons een lied van afscheid hier dat doet ons allen deugd. refrein Tabee aan jou Eusebiushuis, Dag vriendenkring, vaarwel! Kom, hef het glas in dankbaarheid Adieu, en dank je wel. Het woord dat ons hier samenbracht schonk liefde, hoop en troost. Het zaad in al die tijd gezaaid zal rijpen voor de oogst. refrein Als al wat ons hier vreugde gaf voorgoed ten eind zal zijn Hou dan in je herinnering, die vreugd van ’t samenzijn! 17
refrein 18
Mijn passie
De laatste jaren breng ik met Hans, mijn echtgenoot, de zomervakantie door in Zuid-Frankrijk. In 2002 hebben wij een rondje Frankrijk gedaan om te weten te komen wat voor ons een prettige omgeving is in Frankrijk. We hebben alle departementen gezien en werden in Zuid-Frankrijk geraakt door de zuidelijke Ardèche. Wanneer je bij Pierelatte de autoroute verlaat, de airco uitzet en de raampjes open doet, komt er een geur van lavendel, thijm je tegemoet. De cigales zingen je oren doof. Heerlijk. Het gebied is ruig: rotsen, bergen, droog en arm. Het gebied is dun bevolkt. De Noordelijke Ardèche is zeer toeristisch en het zuiden met name rond Vallon Pont d’Arc. Dit kun je als nadeel ervaren, ook kun je dit negeren. Dat laatste doen we dan ook en genieten van al het moois wat dit gebied in zich heeft. Na twee jaar dit gebied te hebben bezocht, kwamen we erachter dat een oud-leerlinge van Hans hier woont. Zij was de eerste leerling van Hans in 1973, zij was toen 10 jaar. Dit gegeven deed ons het jaar erop wederom naar dit gebied afreizen. Inmiddels zijn zij ons zeer dierbaar geworden en mogen we hun als onze vrienden beschouwen. Dus ook bivakkeren we bijna elk jaar op dezelfde camping. Het gebied is rijk aan geschiedenis wat ons beider interesse heeft. Mijn cursus kunstgeschiedenis die ik enkele jaren geleden gevolgd heb, komt dan goed van pas. We reizen dan ook wat af. Zo hebben we Nîmes, Orange, Avignon, Vaison la Romain, Mont Ventoux, de Camarque, Arles, de Gorges du Tarn en natuurlijk de Gorges de Ardèche verschillende keren bezocht en iedere keer zien we weer wat anders.
Een van mijn passies is Zuid-Frankrijk. Frankrijk interesseert mij al sinds de middelbare school, net als de franse chansons. Waarschijnlijk mee ingegeven dat ik ben geboren en opgegroeid in Maastricht. Het dialect bevat veel Franse woorden; vlak over de grens spreekt men Frans….
In de buurt van de camping zijn verschillende grotten en de een na de ander presenteert zich als de mooiste en de beste. Nu heb ik in het verleden al vele grotten gezien. Als Maastrichtse de mergelgrotten en ook de druipsteengrotten van de Ardennen in België en op Mallorca.
19
20
Leo Zuiderwijk heeft het pennetje aan mij doorgegeven met daarbij vertellend: schrijf iets over wat je interesseert ……
Els Backer, Hoofd van de zorg Fraterhuis St.-Jozef
Dus je kunt je voorstellen dat we niet zo’n behoefte hadden om weer grotten te bezoeken. Echter dit jaar was het zo warm in de Ardêche dat we de koelte wilden opzoeken. En waar kun je dat beter doen dan in een grot. De vraag was alleen welke, er zijn in dit gebied een aantal. Om niet te lang in de auto te zitten besloten we om naar de dichtstbijzijnde te gaan. Op een kwartiertje rijden vind je de Aven D’Orgnac. Na een rit door de bossen en vlakte van de Ardèche kom je nauwelijks zichtbaar bij de Aven. Het ziet er verzorgd uit en de auto kan onder de bomen staan. Op het terrein is een museum met de geschiedenis van het gebied. Ook zie je hier de resten die gevonden zijn. We moeten een uur wachten voor we de grot in kunnen. We komen in een groep met een Engelse gids. In de tussentijd lopen we door de tuin die aangelegd is met de vegetatie van de streek.
Els Bakker
En de pen is doorgegeven aan Astrid Lunsingh.
21
FRATER M. VALENS RITA TUKAN, BHK 50 JAAR FRATER Als leden van een dorpsgemeenschap waren mijn ouders eenvoudige boeren, die leefden van de landbouw. Als het druk was hielp mijn moeder ook mee. Als oudste zoon hoorde ik ook alles af te weten van de gewoonten en de sociaal maatschappelijke gebruiken van onze stam, zodat ik vader zou kunnen vervangen als ie oud was. In de parochie Waibalun, die uit vier dorpen bestond, was iedereen katholiek. Er zijn veel roepingen uit voortgekomen. Er werd vee gehouden en vis gevangen, terwijl de meeste vrouwen traditionele gewaden weefden. Er groeiden in de dorpen veel arenpalmbomen. Uit de steel van de vruchten komt suikerwater, waarvan sterke drank kan worden gemaakt dat altijd bij samenkomsten wordt gedronken. Tijdens de oorlog was de situatie in het dorp niet veilig en kon ik niet naar school. Ik was gewoon thuis en hielp vader. Na de oorlog heb ik de 6-jarige school gevolgd in Larantuka en dat was de enige standaardschool in Oost Flores. De standaardschool veranderde in Lagere School en na zes jaar deed ik examen en ging terug naar mijn dorp. Er kwam een brief van school waarin stond dat ik geslaagd was en tevens was aangenomen als student van de kweekschool in Larantuka 22
met dienstverband d.w.z. het schoolgeld hoefde niet te worden betaald. Mijn ouders waren blij dat ik onderwijzer wilde worden, dan kon ik hen in de toekomst helpen. Nadat ik deze opleiding gevolgd had, kwam er bericht uit Makassar dat er nieuwe opleidingen voor onderwijzer kwamen, wat betekende dat ik nog 2,5 jaar moest studeren. In juli 1953 kon ik onderwijzer worden en zo mijn ouders helpen. Op zekere dag kwam er een Nederlandse missionaris op school een en ander vertellen over roepingen. Daardoor begon ikzelf ook na te denken. Op een avond ontmoette ik twee fraters die onderwijzer waren in Maumere. Ze waren op vakantie. Ik vroeg en kreeg informatie. Ik vertelde mijn bedoeling aan mijn moeder, die niet meteen positief reageerde. De zusters in het dorp hielden een noveen en daarna vroeg ik het weer aan moeder en die vond het goed. Maar vader? Die was het er helemaal niet mee eens!! Maar uiteindelijk gaf hij me toestemming, al was het niet van harte. Zo ging ik naar het postulaat in Hokeng en begon mijn noviciaat in Podor-Larantuka met een aantal andere postulanten. Frater Magister Ireneus vroeg mij en de anderen te helpen op verschillende plaatsen, want er waren niet voldoende onderwijzers. Toen ontdekten we hoe het was in een klooster, zeker anders dan er buiten. Bij de intrede in het noviciaat werd mijn doopnaam veranderd in Maria Valens en dat was 25 juli 1959. Op 26 juli 1960 verhuisden we naar Podor-Larantuka voor het 2e jaar noviciaat en wel in een nieuw gebouw. De situatie rondom het huis was nog lang niet klaar, zodat we met z’n drieën hard moesten werken om het een en ander in orde te krijgen. Toen wij pas in Podor waren moest frater Magister Ireneus naar het ziekenhuis in Surabaya. Hij werd vervangen door fr. Nolascus, maar die ging op verlof en werd vervangen door overste fr. Vianney, die hoofd was van de kweekschool in Podor. Uiteindelijk kwam fr. Fulgentius er als Magister.
Het is toch wel bijzonder voor de Congregatie dat die kleine groep van drie het 50 jaar als frater BHK heeft volgehouden. Niet uit onze goede wil en daden, maar ”door de genade van de Heer aan de vier mannen die ons begeleid hebben”, hebben we dat volgehouden. Na het noviciaat kreeg ik een aanstelling aan de lagere school van de Vedapura-Stichting in het aartsbisdom Ende. Ik moest ook nog het diploma halen om volledig bevoegd te zijn. Ik moest dus naast mijn andere werk hard studeren, vooral in de avonden en ’s nachts. De overste heeft me meermalen gezegd: ”Frater het is al twee uur in de nacht, ik zou maar gaan slapen”. Omdat frater Tarcisio op verlof ging naar Nederland moest ik zijn taak als procurator overnemen waaronder ook de keuken van het klooster en het internaat ressorteerden. Ook moest ik het internaat leiden en er onder meer voor zorgen dat het geld binnenkwam, maar in plaats van geld mocht dat ook rijst zijn of groente en bonen. Omdat in die tijd de wegen nog slecht waren, kwamen veel studenten met lastdieren. Toen fr. Tarcisio terugkwam ben ik weer verhuisd. Het onderwijs werd steeds beter en ik moest gaan studeren op de hoge school in Ende en werd o.a. onderwijzer op de lagere middelbare school (te vergelijken met de MAVO) tot ik mijn BA-graad haalde. Op dat moment bereikte ons een droevig bericht. Fr. Jacobus (1988) was verongelukt en mij werd gevraagd naar het eiland Java te gaan en voorzitter te worden van de Scholenstichting Mardi Wiyata. Dat telegram maakte me bang. Ik was nog nooit op Java als onderwijzer geweest en moest nu ook nog de Scholenstichting gaan leiden. Ik aarzelde en weigerde, maar de vervolgtelegrammen hadden allemaal dezelfde inhoud!! Ik moest naar Malang en werd uitgeleide gedaan door de studenten tot aan het vliegtuig op het vliegveld van Ende. Wat ik ook probeerde fr. Vicarius hield voet bij stuk en zo kwam ik - met heimwee naar de studenten in Ndoa - toch in Malang aan.
23
24
Uit een brief van de internaatsoudste in Ndao merkte ik dat ook zij het jammer vonden dat ik weg moest gaan. Veel zin om het kantoor van de Scholenstichting in te gaan had ik niet. Langzaam maar zeker werd het beter. Ik moest ervoor zorgen dat alles op het kantoor vlot verliep en ik had veel te regelen met de ambtenaren van het departement van onderwijs in Malang en Surabaya. Toen ik op zekere dag uit een van die streekkantoren kwam, ontmoette ik fr.Vicarius die me vanwege al mijn bezigheden bij de diverse instanties een auto aanbood. Ik was daar heel blij mee en heb die auto al die tijd gebruikt. Er was een kapittel om een nieuwe Vicarius te kiezen. Na 6 jaar zat mijn taak erop en volgens de traditie van de Congregatie moest ook ik mijn taak neerleggen. Vanwege allerlei redenen, die ik niet weet, ben ik opnieuw voor 6 jaar benoemd bij de Yayasan Mardi Wiyata. Dank aan de Heer, dat Hij me de kracht heeft gegeven en de innerlijke drang om trouw te blijven aan de Congregatie en de genade om oud te worden tot op de dag van vandaag. Er zijn nog veel dingen die ik heb meegemaakt, maar ik ben niet in staat die allemaal op te schrijven, omdat ik er fysiek niet toe in staat ben. Dank aan allen.
Malang, mei 2009 Frater M. Valens
Vertaald en bewerkt door Peter Hoogland, Montfortaan Mede bewerkt door Leo Ruitenberg.
25
SOBERHEID
Gaat het om de soberheid op zich? Nee. Net zo goed, als het niet gaat om de drie geloften op zich. Al die deugden, die levenshoudingen, krijgen pas waarde, als ze uitingen zijn van de liefde (І Kor.13;1·2·3). Liefde, die het leven onvoorwaardelijk terugvoert naar de onderlinge eenheid, de saamhorigheid. Soberheid is geen ascetische prestatie, zo van “kijk eens wat we kunnen”. Deugdoefening op zich, of het nu versterving, nederigheid of zelfverloochening is, krijgt alleen betekenis en waarde als het een vrucht is van de liefde, liefde, die alles en allen omvat. In de liefde gaat het niet om de persoon op zich, niet om het ik of jij, maar omvat ieder-een, elk-ander. Als wij het beter hebben dan de ander komt die onderlinge saamhorigheid in het nauw. En we hèbben het beter dan vele anderen. Als ‘k zie hoe andere bejaarden leven, dan zijn wij fraters bevoorrechte mensen. Ons leefpatroon is luxueus in zowel behuizing als verzorging. 26
De onderlinge saamhorigheid vraagt van ons om een stapje terug te doen. Of worden we liever met rust gelaten en moeten anderen dat maar doen?
In Arnhem werd de communiteit door de kapelbezoekers getrakteerd op een pannenkoekenavond, waarbij het volgende gedicht werd uitgesproken:
Afscheid
Ik probeer praktisch te worden: * Moet iedere verjaardag zo uitbundig gevierd worden met gebak en drank? Kan het niet beperkt blijven tot een gezellige felicitatie bij de koffie om half elf? * De fruit- beleg- en broodvoorziening is in mijn ogen overdadig, met als gevolg dat er nogal eens wat weggegooid moet worden. * Moet er bij het warm eten altijd vlees of een toetje zijn? Er wordt meer voorgeschoteld dan we op kunnen Durven we ons leefpatroon kritisch te bekijken? Moet ons consumeren wellicht meer consuminderen worden? Het is een oprisping mijnerzijds, misschien nog teveel gericht op eten en drinken, terwijl het toch meer moet gaan om aandacht en zorg voor iedere mens die we ontmoeten, „hebt elk-ander lief”.
Afscheid: dus voor ons geen vraag waarom we hier zijn vandaag We zullen de fraters in het zonnetje zetten wat ze ons niet willen beletten Naast pannenkoeken en drank past evenzeer een woord van dank Het zijn weinig en simpele woorden maar heel oprecht zijn ze vanuit het hart gezegd Gastvrijheid, altijd klaar staan en begaan dat is de levenshouding waar jullie voor staan Ieder van ons heeft vele jaren dit mogen ervaren De vele inspirerende worden gezegd in de kapel of met Kerstmis, Oud & Nieuw op een kaart waren goud waard Ook de levendige discussies op de zondag altijd ontspannen en gezellig met koek en volle koffiekannen Bij dit samenzijn horen ook welgemeende wensen voor deze vriendelijke en betrokken mensen En wel: dat in De Bilt aan jullie met Gods zegen is gegeven nog een goed en een betekenisvol leven
In dankbare herinnering Ria Koopman
Hilarius
27
28
DE LAATSTE UREN VAN FRATER M. ISIDORUS MULDER Op 20 september 2009 is het 65 jaar geleden dat frater Isidorus Mulder tengevolge van oorlogsgeweld om het leven is gekomen. Hij was pas 35 jaar oud en 17 jaar lid van onze gemeenschap. Nu de fraters Arnhem hebben verlaten, komen veel archiefstukken op tafel. Een ervan gaat over die laatste uren van frater Isidorus, opgetekend door meerdere medebroeders die in het Oosterbeekse Parochiehuis onderdak hadden gevonden. Ter nagedachtenis aan fr. Isidorus en uit diep respect voor wat de medebroeders in de slag om Arnhem meegemaakt en weerstaan hebben, heeft de redactie gemeend aandacht aan dit feit te besteden. Frater Theophilus Feenstra heeft op 31 december 1944 in Baarn een compilatie van alle schrijfsels uitgegeven en dat stuk is de basis van dit artikel. Zeist, juni 2009, Leo Ruitenberg
De kalender wees dinsdag 19 september 1944. Het was angstig stil op straat, d.w.z. mensen vertoonden zich niet. De nacht was zeer onrustig geweest. Zwaar geschut hoorden we niet. Wel voortdurend mitrailleurvuur en getik van automatische pistolen. Dat ging zo de hele morgen door. Daar het gezelschap in het Parochiehuis groter was geworden, bracht de voedselvoorziening grotere moeilijkheden met zich mee. Wellicht zal men zich afvragen, wat dit met het overlijden van fr. Isidorus te maken heeft. Toch wel, de voedselnood maakte ons helaas minder voorzichtig. 29
Rechts tegenover ons woonde een bakker. In de ochtenduren belden we hem op en spraken af, dat hij een aantal broden naar ons zou over werpen. Enkelen onzer waagden het echter over te steken. Het ging goed, al knetterden de machinegeweren, onmiddellijk na onze aankomst angstwekkend. De terugtocht met het brood verliep ook vlot. Drie tikken van een soort waarschuwingspatroon begeleidden ons. Het was zó goed gegaan, dat we ’s middags besloten uit het huis en de tuin van dhr Salemink, de conciërge van het Parochiehuis, ook wat etenswaren te gaan halen. Drie fraters gingen met hem mee. We staken recht over en begaven ons door de tuintjes en over hekjes van andere huizen naar het bewuste huis. We lagen plat in de andijvie toen de granaten over ons heen floten. Nu wilde het geval, dat ook de oude dame, mevr. Sweers, ons had gevolgd om een en ander uit haar huis te redden en dat werd fataal. Wij keerden ongedeerd terug, maar mevr. Sweers bleef nog in haar huis achter. Haar dochter, die ook deel uit maakte van ons gezelschap, werd hevig ongerust. Salemink bood aan om haar te gaan halen, maar mocht niet van zijn vrouw en kinderen. Toen ging fr. Isidorus. Hij rende naar de overzijde. Drie medebroeders stonden aan de deur op de uitkijk. Even later kwam mevr. Sweers haar huis uit, gevolgd door Isidorus, die in elke hand een koffer droeg. Helaas zochten ze geen dekking tussen het Parochiehuis en de school, die er naast stond. Ze liepen een tiental meters over de Lebretweg. Een meter of zes van onze voordeur af werd fr. Isidorus door een geweerschot getroffen. Hij liet de koffers vallen en viel. “Hij struikelt”, zeiden wij. Hinkend bewoog hij zich een paar meter vooruit. Weer knalde een schot. Languit viel hij neer. Nog waren wij er niet zeker van of hij gewond was, dan wel dat hij zich had laten vallen om dekking te zoeken. Met moeite sleepte Isidorus zich om de hoek van het stenen hek. 30
“Ik ben gewond”, riep hij. Op de straatstenen zagen wij zijn bloedspoor. Zijn gezicht was doodsbleek en vertrokken van angst. Gebukt begaven we ons naar buiten en niet zonder moeite kregen we de gewonde binnen. Gelukkig, dat was gebeurd. “Ik heb twee wonden. Een aan mijn been en een in mijn zijde”, zei fr. Isidorus. Daar zich vele zenuwachtige vrouwen en kinderen in de gang bevonden, besloten we de gewonde naar de buffetkamer te brengen. De fraters, die over enige kennis van “Eerste Hulp Bij Ongelukken” beschikten, begonnen met de opsporing van de wonden. “Kijk gauw naar mijn been”, zei Isidorus, “anders bloed ik leeg”. Toen de kleren verwijderd waren, zagen we tot onze schrik een wond van ongeveer 6 cm doorsnee. De knieschijf scheen weggeschoten te zijn. Er vloeide donker bloed uit, doch niet met golven, zodat er geen slagader getroffen bleek. De wond in zijn zij was ovaalvormig en ongeveer anderhalve cm in doorsnee. De kogel was tot in de buik doorgedrongen, maar dat wisten wij toen nog niet. Daar de wond dicht getrokken was en slechts licht bloedde, spraken wij geruststellend van een schampschot. De hevige buikpijnen waarover fr. Isidorus klaagde, schreven wij toe, althans in het begin, aan de vreselijke zenuwspanning, waaraan hij onderhevig moest zijn. Intussen waren een matras, kussens en dekens gebracht, waarop de patiënt werd neergelegd. De wonden werden zo goed mogelijk verbonden en toen was het wachten op de Rode-Kruisauto, die fr. Isidorus naar deskundiger wondverzorgers zal brengen. Tussen de bedrijven door was men voortdurend aan het opbellen geweest naar alle mogelijke doktoren, die wij in de gids konden vinden. Doch zij bevonden zich allemaal in het noodhospitaal “Hotel de Tafelberg”, waren overbezet met het verzorgen van gewonde soldaten maar beloofden zo spoedig mogelijk hulp te zenden. Juist waren we met het verbinden klaar, toen weer parachutes uitgeworpen werden. Een hel van afweer brak los.
Met het oog op de neervallende glasscherven hebben we een paar tafels over en achter hem geplaatst. Tot meerdere dekking werden daarop nog een grote zinken teil, een emmer en nog enig ander pantser materiaal geplaatst. “Lig je zo goed, Isidorus?” “Ja, best hoor! Kun je het kussen onder mijn been wat optrekken?” “Fr. Directeur, tilt U z’n been even op, dan schuif ik het kussen er onder wat op”. Daar ligt nu onze goeie fr. Isidorus onder de tafel. Fr. Directeur heeft plaats genomen aan het hoofdeinde tegen de buffetkast en ik zit aan het voeteinde op een bierflesjeskist. “Isidorus”, vraagt fr. Directeur, “kunnen we je ergens mee helpen? Een beetje water of iets anders?” “Neen, dank U, fr. Directeur, zo is het goed. Alleen m’n buik, m’n buik! Het zullen de zenuwen zijn”. Ik beaamde dit, doch dacht aan een kogel in de buik. Maar ik had geen zekerheid. Fr. Isidorus richtte zich op en ik schoof een kwispedoor naar hem toe. Fr. Directeur ondersteunde hem. Hetgeen ik in de kwispedoor zag versterkte mijn vermoeden, dat de kogel tot in de buik was doorgedrongen.
31
32
En zo verging de dag en de nacht: de patiënt met vreselijke pijnen; de wakende medebroeders machteloos toeziend en slechts hele kleine diensten kunnende aanbieden als kussen opschudden, kwispedoor aanreiken, water geven, voorhoofd verfrissen met eau de cologne…… Vreselijke uren. Fr. Isidorus was voor iedere geste zeer dankbaar en zei dan: “God lone ’t u!” Ook sprak iedereen later in zijn schrijfsel hoe oprecht fr. Isidorus steeds hardop bad om vergiffenis, om vrede, om sterkte voor alle mensen, voor de soldaten enz. en hernieuwde met volle overtuiging zijn Geloften. Het was een voorbeeldige patiënt, die in alle eenvoud zijn lijden onderging, daarbij ook nog denkend aan zijn medebroeders, dat die vooral op een veilig plekje bij hem moesten gaan zitten en oppassen voor het oorlogsgeweld, dat maar door ging:
Vliegtuigen zijn in aantocht. Dicht bij ons komt het afweergeschut in actie, drie harde knallen achter elkaar. Het huis dreunt. In de gang bidden ze. Kinderen hoor je schreien. Jagers scheren over de huizen. Kogels en boordwapens ratelen ketsend tegen de muren. Mitrailleurs knetteren van alle zijden. De hel breekt los. Fr. Directeur zoekt dekking tegen de muur achter de buffetkast en ik lig onder de ramen op de vloer. Zwaarbeladen zweefvliegtuigen dalen statig ergens op de heide. Jagers duiken. Parachutes dalen vlak bij ons; voor het huis. Rode, groene, blauwe, oranje, gele en witte. Wij wisten toen nog niet dat het allemaal materiaal was voor de Engelse manschappen. Een grote steekvlam, een zwarte rookzuil. Een vliegtuig stort neer. Weer duik je weg en je vraagt vergiffenis. Fr. Directeur waagt het even te kijken. “Frater Switbertus, vlak tegenover ons dalen ze. Er hangen manden en bussen aan. Daar valt er één tegenover ons door het dak”. Het is even stil. Alleen mitrailleurvuur horen we nog. We staan op. Fr. Isidorus richt zich ook even op. We denken dat hij moet overgeven en schuiven hem de kwispedoor toe. Het was niet nodig. Fr. Directeur verfrist zijn hoofd met eau-de-cologne. Hetzelfde geraas van zoëven keert, in kracht aanzwellend, terug. We duiken weer. Angstig liggen wij weer op de grond. We verwachten elk ogenblik ons einde. Nog een derde golf parachutes wordt neergelaten en voor de derde maal davert en dreunt en schudt het Parochiehuis op het wilde ritme van allerlei oorlogstuig. We vinden het beter hem naar de voorkamer van Slakhorst, de conciërge van het Parochiehuis, te brengen. Daar ligt hij meer beschut tegen de muur. Voorzichtig wordt hij daar door enkele fraters heen gebracht De kamer is verduisterd. Op de tafel brandt één kaars, zodat alle dode dingen leven. We hebben opdracht den zieke niet te veel te laten drinken, doch het is onmogelijk die pijndroge lippen niet wat te verfrissen. Onophoudelijk gaan zijn zoekende handen naar het glas en spoelt hij de koorts van zijn brandende
tong. Ik zit naast hem, ook op de vloer, de rug tegen de muur zover mogelijk onder en van de ramen af. Buiten sluipt een soldaat voorbij. Ik weet niet of het een Engelsman is of een Duitser. Ik hoor zijn koppel tegen de muren schuren. Geen handbreedte van ons af woedt de oorlog. Nu rust hij tegen dezelfde stenen, waar tegen ik leun. Ik houd mijn adem in. Ik weet precies hoe zijn houding zal zijn: op één knie en daarop het geweer; hoe hij onrustig zal zijn en aan zijn land denkt en aan zijn huis. Fr. Isidorus hoort hem ook. “Het zal mij benieuwen”, zegt hij “wie van ons tweeën de eerste zal zijn”. Ik weet wat hij bedoelt. Ik kijk naar de kaars op de tafel, die, half verbrand, de doodskaars zal zijn. Tegen vier uur wilde hij opnieuw verbonden worden. Na fr. Directeur gewaarschuwd te hebben dat het minder werd met de patiënt, legden de E.H.B.O.-ers een nieuw verband aan over het oude om de wonden niet opnieuw te openen. Tegen 6 uur werd fr. Directeur opnieuw geroepen. “Isidorus maakt het slecht”, was de boodschap. Door een donkere gang met heel en half slapende mensen en nog eens door een dito keuken, kwamen we bij fr. Isidorus. Inderdaad maakte hij het slecht. Hij lag te kreunen en te kronkelen van de pijn. De buik was opgezwollen en hard. Hij wist niet meer waar hij het zoeken moest. Opeens begint hij te huilen van de pijn: “O, o, mijn buik barst!” Weer stonden we machteloos. Toen stelde hij zelf voor: “Probeer eens met Kneipp”. We legden hem natte compressen op de buik. Het hielp niet veel. Intussen bad ik met hem verschillende schietgebeden, die heel “gretig“ na bad. Wij lieten hem meermalen zijn geloftenkruis kussen en stelden hem voor zijn geloften te vernieuwen. Het einde naderde. Fr. Thaddeus begon toen de gebeden der stervenden te bidden. Op het einde daarvan bemerkten wij geen teken van leven meer. Heel ongemerkt was hij ‘uitgestapt”. Wij treurden, omdat wij zo’n pracht van een medebroeder hadden verloren, maar wij dankten O. L. Heer ook, zo’n medebroeder gehad te hebben.
33
34
Nadat fr. Isidorus om ongeveer half 7 gestorven was werden de heer Slakhorst en fr. Ansfridus verzocht om het lijk af te leggen. Ook fr. Apollonius was er bij tegenwoordig. Gelukkig was het in de morgenuren – zoals gewoonlijk – rustig wat de gevechtshandelingen betrof en konden we ons dus vrij in de kamer bewegen. We konden natuurlijk niet te werk gaan, zoals men gewoonlijk een lijk aflegt. Wij moesten vlug opschieten, want ieder ogenblik konden de gevechten weer beginnen en zouden er mogelijk kogels door de ruiten vliegen, daar de huiskamer aan de straatkant lag. We verzorgden hem dan ook zo goed en zo kwaad als dat ging. Tijd om het lichaam te wassen hadden we niet. We besloten daarom maar, hem zo gauw mogelijk in zijn Zondagse toog op de matras neer te leggen. Jammer genoeg konden we die toog niet vinden. Gelukkig had fr. Placidus nog een vrij goede toog voor dat doel beschikbaar. Hij paste wel niet precies, maar wij konden ons er mee redden. Na veel moeite waren we eindelijk zo ver, dat fr. Isidorus gekleed en wel, met een glimlach op het gelaat, opgebaard stond. Het was, om het maar heel gewoon te zeggen, een mooi lijk. Zijn geloftenbriefje vonden wij na veel zoeken ook nog, zodat fr. Isidorus er dus bij lag zoals het in onze Congregatie gebruikelijk is. Jammer genoeg durfden en konden er niet veel mensen gedurende de dag bij het lijk gaan bidden. Het was te gevaarlijk zo dicht bij de ruiten aan de straatkant.
Het was voor fr. Directeur en de medebroeders een grote zorg om alles te regelen. Contact met de buitenwereld om een kist en zo mogelijk nog begrafenis op het R.K. Kerkhof, dat op ongeveer 5 minuten gaans van het Parochiehuis verwijderd lag, konden we niet krijgen. De telefoon was onbruikbaar en de hulp, die een Rode Kruiszuster (een half uur na zijn dood met een ziekenauto bij ons aangekomen) had toe gezegd, bleef uit. Er moest snel gehandeld worden wilden wij niet bij een onverhoopte vlucht naar een veiliger toevluchtsoord, het lijk onbegraven achter laten. Planken om zelf een kist te timmeren konden we niet vinden, zodat wij besloten hem ongekist te begraven. Maar waar? Tussen de woning van Slakhorst en het Parochiehuis was een klein stukje grond. Het was eigenlijk wel onwaardig om hem daar te begraven, maar we konden werkelijk niet anders. Het was de enige veilige plek. Fr. Christofoor kreeg toen de opdracht daar een graf te delven, maar hij stootte al spoedig op een fundering en vond een voorwerp, dat vermoedelijk een projectiel was. Verder graven was toen niet raadzaam. Vrijdagmorgen riepen we een Duitse soldaat aan. Deze was van mening dat het geen projectiel was. We maakten toen meteen van de gelegenheid gebruik om hem te vragen, of het geoorloofd was, in het aan de andere zijde van het Parochiehuis gelegen moestuintje een graf te delven. Na bekomen verlof begonnen enige fraters uit alle macht een passend graf te delven midden in een bed andijvie. Juist waren ze bezig toen Fr. Switbertus met Pastoor Bruggeman de grote zaal binnenkwam. Hij had hem op straat zien lopen, gekleed in superplie en stool en voorzien van een witte vlag. Het was de eerste keer in deze oorlogsweek, dat wij contact met de Pastoor kregen. Zo regelde O. L. Heer alles ten goede en kreeg Fr. Isidorus nog een passende begrafenis. Veel tijd had mhr. Pastoor niet. Dus vlug gehandeld. We namen de plank, waarop de matras met het stoffelijk overschot lag, op en droegen deze inmiddels naar het gereedgekomen graf. Een tafelkleed en een lap groene jute hadden wij over het lijk gelegd. De matras
35
36
Voorzichtig gingen wij het bericht van zijn sterven aan de mensen doorgeven. Dat gaf enige uren van echt treurige stemming. Sommigen waren niet te troosten. Fr. Isidorus had in die korte tijd aller harten gewonnen door zijn goedheid en hartelijke omgang en niet het minst door zijn echt religieuze geest. Zijn mooi gave kloosterleven was de stille maar welsprekende weergave van zijn H. Regel. Hij was de eerlijkheid in persoon. Richtsnoer van zijn handelen was het: Ja-ja, neen-neen van het Evangelie. Wat daar bij kwam was voor hem uit den boze.
met het lijk werd in de groeve neergelaten en de Pastoor bad de verkorte formule van de kerkelijke begrafenis. De hele begrafenis was in enkele minuten voltrokken. Snel werd het graf dicht geworpen, want de granaten suisden weer over ons heen. De volgende dag tijdens een “stil ogenblik” hebben we het graf wat netter afgewerkt door een heuveltje en een eenvoudig kruisje op aan te brengen.
MARIA, DE ONTVANKELIJKE, WIJZEND NAAR ZIJN HART! artikel 6 Maria is de patrones van onze gemeenschap onder de titel van: Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart. Zij wijst ons op haar zoon Jezus, die zachtmoedig en eenvoudig van hart is, die rust en verlichting schenkt aan wie uitgeput en onder lasten gebukt tot Hem gaan. (vgl. Mt. 11:28-29)
Ongeveer 150 jaar geleden is door pater Chevalier, stichter van de Missionarissen van het H. Hart de titel: “Onze Lieve Vrouw van het H. Hart” voor het eerst gebruikt en ingevoerd, soms met de toevoeging “Hoop der Hopelozen”. Op de afbeelding van het beeld Maria met Kind wijst het kind naar het hart van de Moeder en de Moeder naar het hart van haar kind. 37
38
De stichter, mgr.Andreas Schaepman gaf ook deze titel aan de in 1873 door hem opgerichte congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw van het H. Hart, in de volksmond “de fraters van Utrecht”. Met deze naam van de patrones werd bedoeld “dankbaarheid te betuigen en tevens bekendheid te geven aan haar macht (invloed) op het Hart van haar Zoon; een macht, waarvan zij zoveel bewijzen gegeven heeft” (intieme geschriften P. Chevalier m.s.c.). Meer dan welke Maria-devotie heeft Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart een belangrijke plaats ingenomen in de spiritualiteit en het geestelijk erfgoed van de congregatie.
een enigszins krankzinnige wereld. De economische crisis, klimaatcrisis, watercrisis, voedselcrisis, armoedecrisis geweldscrisis, kredietcrisis en milieucrisis (vervuiling), toekomstcrisis, crisis met de bronnen van de energie. Teveel om op te noemen en te bevatten. Alles hangt nauw samen. Het vraagt een wereldwijde aanpak voor deze problemen op wereldschaal. De financiële crisis heeft het ons goed duidelijk gemaakt. De tijd van groter en nog groter, meer en nog meer lijkt wat voorbij te zijn. Tijd voor de grote Zekerheden valt weg, verwarring is soms troef. De vertrouwde gang van zaken is onderbroken.
Verbinding en eenheid, is de essentiële boodschap willen we onszelf en de aarde behouden. Juist nu in deze crisistijd, is het een kans en een mogelijkheid. Zorgen voor elkaar, aandacht voor elkaar, hart hebben voor elkaar. Volharding. Wij leven in
Luisteren naar de boodschap van Zijn Hart kan dan alleszins heilzaam zijn. Stil te staan bij wat werkelijk duurzaam van waarde is. Een andere levenshouding, waarin ruimte is voor de onverwachte wending, een schoonmaak, op zoek naar nieuwe waarden. De verbinding met het alledaagse is belangrijk. Niet te verheven, niet te ver weg, maar over de dingen van alledag. Zowel in het groot, met de wereldwijde crisis, als ook in ons persoonlijk leven. Wil je in beweging komen moet je geraakt worden en moeten er gelegenheden (concrete situaties) zijn die je raken. Luisteren, horen naar jezelf, naar elkaar en naar de samenleving. Je kunt er compleet over heen kijken, er aan voorbij zien. In ons samenleven zijn drempels ontstaan, die als barrières tussen ons in staan, oogkleppen. Gesloten harten. Vervreemding, een gebrek aan gelijkwaardigheid en op elkaar betrokken zijn. Gebrek aan medemenselijkheid. Geloven is een zaak van “beleven” en niet op de eerste plaats van kennis en reflectie. We hebben te leren de waan van de dag, zoals die ons leven regeert, onbelangrijk te vinden. Wij evangeliseren niet door woorden, maar door onze manier van leven. En die is allesbehalve opzienbarend. De kracht van de getuigenis berust enkel en alleen op onze aanwezigheid, waardoor velen – sommigen – mogelijk stilstaan bij hun eigen leven. Zich vragen stellen. Spiritueel leven wil niet zeggen “prakkiseren”, maar “praktiseren”. We kunnen
39
40
Uitdaging voor de gemeenschap te zien wat een geloofsgemeenschap is en worden kan. Leven met en vanuit het H. Hart: gefascineerd door het Symbool van liefde en nabijheid, vraagbaak en met wie je alles mag delen. Prototype voor Gods Volk onderweg, ontvankelijk voor de Geest is bij uitstek Maria, die veel heeft meegemaakt en doorstaan, geen slachtoffer geworden maar vol kracht gemaakt. Zij blijft wijzen op het Hart en de Boodschap van haar Zoon, de man uit Nazareth. Laat je hart spreken en verhardt niet, wees een warmbloedig en hartelijk mens. Iemand door het leven op veler wijze verslagen en gewond bekende onlangs: “Waar maak je het nog mee, dat je nog iemand met een hart ontmoet? Levend vanuit je hart, met alle risico’s en barsten van dien. Je hart geven, er te zijn en ervoor te gaan in contact met anderen, je durven laten zien en daarin risico’s te nemen? Met kans op kwetsuren als opening waar licht doorheen komt. Iemand die leven uitstraalt, iemand die weet hoe alles met alles verbonden is.
elkaar bemoedigen in ons geloof. In onze gezamenlijke zoektocht naar God, levend vanuit Zijn Hart zijn wij elkaars gelijken. Hem, de Levende zoeken in elke medemens. Dagelijks door ons gebed en door onze contacten. Boodschap van goedheid en solidariteit. Elkaar ruimte gunnen, een verbond sluiten met elkaar, uitdrukking dat je voor elkaar kiest Dat je hart hebt voor elkaar! Aan Maria, vol van genade, de ontvankelijke is gratis de mogelijkheid gegeven in haar leven helemaal open te komen voor de goede en liefdevolle nabijheid van Zijn Hart. In haar gratis gekregen potentie goed te doen, hoorde zij en deed zij Gods Woord. Zij wist in haar leven op te brengen zich radicaal ter beschikking te stellen voor wat in Gods ogen belangrijk is, gerechtig, barmhartig en goedertieren te zijn. In één woord zij is een doener, een vasthouder van Gods Woord, zij leefde voluit uit Zijn Hart, Zijn Geest. Omdat zij zich onvoorwaardelijk voor Zijn Hart geopend heeft is zij geworden Onze Lieve Vrouw van het H. Hart intens op ons betrokken, ook wanneer wij hachelijke momenten, een doodse situatie beleven; wanneer we het niet meer zien zitten en het bijltje erbij neergegooid hebben. Ook dan verliest ze ons niet uit het oog. En als we van hier moeten vertrekken en zien hoe weinig wij er misschien van gemaakt hebben, ook dan blijft zij met ons bezig in onze worsteling met ons bestaan in het reine te komen. Zo vreemd is het niet, dat de Congregatie Haar herkent als “Hoop der hopelozen”.
JUBILEUMFOTO 1956 Een foto uit 1956, bij gelegenheid van het zilveren feest van de fraters Julius Kloppenburg en Jeroen Hendriksen, geflankeerd door fr. Albertus Kras - algemeen overste - en frater Edmund de Goeij – huisoverste -. Op de voorste rij zitten twee nietfraters: de pastoor van de Walburgiskerk (links) en de overste van de MSC-communiteit (rechts). Er staan ongeveer 22 fraters op die toen tot de communiteit van Arnhem behoorden, de overige medebroeders zijn gasten op dit feest. Door de verhuizing van de communiteit kwam deze foto in onze handen en de redactie van INKO vindt het een zeer fraai "plaatje" uit vervlogen tijd, die wij allemaal nog wel in ons geheugen hebben zitten. Het had toch wel iets........maar zou u het burgerpak weer willen ruilen voor de toog????
Voorhout, 1 september 2009 Drs.Alfons Kroese o.c.d
41
42
Uit de periodiek van het woon- en zorgcentrum ‘Huis en Haard’
AFSCHEID VAN “ONZE” FRATERS In september verhuizen de fraters uit het Eusebiushuis aan de Rijn naar De Bilt. Begin september nemen de twee vrijwilligers, die momenteel bij ons actief zijn, afscheid. Frater L. Stanislaus en frater B.N.J. Doodkorte zijn in Huis en Haard jarenlang actief gweest. Frater Stanislaus heeft ruim vijf jaar de spelmiddag begeleid en vele dames blij gemaakt. Elke dinsdagmiddag trouw in serre D, met een kopje thee, humor en plezier zijn er heel wat spelletjes rummicup gespeeld. Op de fiets of lopend, hij kwam ruim tweehonderd keer! Ik zei dan ook vaak: “uw fanclub zit al weer op u te wachten”. Frater Ben Doodkorte is al zes jaar actief bij de Katholieke Kerkdiensten op de dinsdagochtend. Hij schrijft hele mooie doordachte teksten en gedichten. De afgelopen twee jaar hebben we ook mogen genieten van frater T. Oostveen. Hij speelde citer en vertelde ons bijzondere verhalen. Sfeervolle activiteiten waren dat. Heren, geweldig bedankt voor een fijne tijd. Vanuit Huis en Haard wensen wij jullie een even zo fijne tijd na jullie verhuizing. Gegroet namens velen, Corry van den Brand 43
NAJAAR De regen klettert op het ruit. Het herfstweer toont zijn krachten. De stormwind raast over het land. Het is weer maanden wachten. Het blad valt af, bedekt de grond. De zon is niet verschenen. De bomen kaal, de luchten grauw. De vogels zijn verdwenen. Was ik vrij zoals de vogel, die op tijd op trekvlucht gaat, om eerst dan terug te keren, als het veld in bloesem staat. Wat heerlijk is de zomertijd. Je kunt niets beters wensen. Ze schenkt je rust, tevredenheid. We worden nieuwe mensen. Nu komt dit barre, hard seizoen, dat mij altijd tegenstond. Ga weg, ga heen, kom nooit terug. Ongewenste vagebond. 44
Waarom stoor jij met ongerief, van storm en regenvlagen? Waarom roof jij het licht der zon en kort jij onze dagen?
VAKANIEWEKEN FRATERHUIS St.JOZEF oktober 2009, De Bilt
De dagen zijn al kort genoeg. Er valt niets meer te snoeien. Ik zie de knop van blad, van bloem. Opnieuw zal alles bloeien!
Theobaldus
De koks van het openingsdine r
Het Piratenkoor
Kasteel Groeneveld
45
46
Zuiderzeemuseum
Pizza’s bakken Luttelgeest
47
48
Giethoorn
versgebakken brood Slotfeest Fabeltjesland ‘Staatskwartet’
INHOUD 49
50
Van de redactietafel
2
Arnhem, afscheid kapelbezoekers
Petra de Landmeter
3
De pen doorgeven
Els Bakker
19
Jubilaris Frater Valens
Valens Rita Tukan
22
Soberheid
Hilarius
26
Afscheid
Ria Koopman
28
De laatste uren van frater Isidorus Mulder
Leo Ruitenberg
29
Maria, de ontvankelijke, wijzend naar zijn hart
Alfons Kroese
38
Jubileumfoto 1956 42
Archief
Afscheid van “onze” fraters
Corry v.d. Brand
43
Najaar
Theobaldus Gereats
44
Overweging bij de Constituties:
Vakantieweken Fraterhuis St. Jozef
Fotoreportage
Inhoud
46
INKO onder redactie van:
Theo te Bogt, Johan Brummelhuis, Wim Heister, Leo Ruitenberg, Frits Stevens, Wim Versteeg
met medewerking van:
Angelico Fennis (omslag) Hilarius de Booij (illustraties) Petra de Landmeter (interviews)
secretariaat:
Johan Brummelhuis Schorteldoeksesteeg 1, 3732 HS De Bilt tel.: 030 - 69 76 237 email:
[email protected]
51
51
52