Inhoudsopgave Inhoudsopgave......................................................................................1 Inleiding.................................................................................................2 Deel I - Het bedienen van de CITEC dynamometer ..............................3 De CITEC aanschakelen ................................................................................3 Het nulniveau instellen ...................................................................................3 Normaal gebruik .............................................................................................3 Het verwisselen van de hulpstukken ..............................................................3 Het verwisselen van de batterijen...................................................................4 Onderhoud......................................................................................................4 Bijbestellen van onderdelen ...........................................................................5 Belangrijk........................................................................................................5
Deel II - Het gebruik van de CITEC dynamometer ................................6 Meetmethode en meettechniek ......................................................................6 Meettechniek ..................................................................................................7 Meetvariabelen ...............................................................................................9 Indicaties ......................................................................................................11 Referentiewaarden .......................................................................................11 Meetpositie ...................................................................................................13
Bijlage 1: Tabel referentiewaarden......................................................27 Bijlage 2: Technische specificaties......................................................28
Pagina 1/28
CITEC dynamometer
Inleiding Voor u ligt de handleiding bij de CITEC hand-held dynamometer. De CITEC dynamometer is een instrument dat tot doel heeft de maximale willekeurige contractie (maximal voluntary contraction, MVC) te meten. Het apparaat is toepasbaar in uiteenlopende omstandigheden, variërend van de spreekuursituatie tot intensive care en thuissituatie.
Deze handleiding omvat: I.
een instructie bij het bedienen van de CITEC dynamometer
II.
een instructie bij het gebruik van de CITEC dynamometer
Voor verantwoord en effectief gebruik van de CITEC zijn kennis van en vaardigheid in het zogenaamde manuele spierkrachttesten gewenst. In deel II van deze handleiding, de instructie bij het gebruik, vindt u meer informatie en tips omtrent de te hanteren meettechniek. Deze instructie is gebaseerd op de informatie uit publicatie Ploeg, R.J.O. van der, Hand-held Dynamometry (Groningen: Dijkhuizen Van Zanten BV, 1992) en is bedoeld als hulpmiddel bij het gebruik van de CITEC. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan het gebruik van deze instructie.
Pagina 2/28
CITEC dynamometer
Deel I - Het bedienen van de CITEC dynamometer De CITEC is een manuele spierkrachtmeter waarmee u op en een snelle en betrouwbare wijze een spierkracht kwantificeert. De CITEC is door zijn ergonomische vorm op vrijwel alle klinische spiergroepen toepasbaar. De CITEC aanschakelen Zorg dat de CITEC van geladen batterijen is voorzien. Op het frontpaneel bevindt zich de [on/reset] toets waarmee de CITEC bediend kan worden. Met één druk op deze toets zet u de CITEC aan en verschijnt het nulniveau in het display. Het nulniveau instellen Om het nulniveau in te kunnen stellen treft u aan de rechter zijkant van de CITEC een draaiknopje aan. Dit knopje kunt u met een klein puntig voorwerp verdraaien, bijvoorbeeld met de punt van een potlood of pen. U zet de CITEC aan en laat hem onbelast. Door het knopje langzaam te verdraaien corrigeert u het nulniveau. Normaal gebruik U zet de CITEC aan met de [on/reset] toets waardoor het display de nul-waarde aangeeft: u kunt nu meten. Het display geeft dan de kracht aan die wordt uitgeoefend op het gemonteerde hulpstuk. Deze kracht wordt getoond in Newton. 1 kilogram is circa 10 Newton (9,80665 Newton). De piekwaarde blijft afleesbaar op het display en na ongeveer 15 seconden schakelt de CITEC automatisch uit. Als u direct daarna een nieuwe meting wilt uitvoeren dient u de CITEC eerst te resetten door op de [on/reset] toets te drukken. Het verwisselen van de hulpstukken De hulpstukken zijn met een eenvoudige trekbeweging te verwijderen. Het plaatsen van een hulpstuk is net zo simpel en verloopt in omgekeerde volgorde. Knijpkrachthulpstuk (optioneel) Bij het plaatsen van het hulpstuk voor een knijpkrachtmeting gaat u iets anders te werk: u verwijdert eerst het aanwezige hulpstuk en schroeft dan het ronde handvat eraf door dit naar links te draaien. Schuif het knijpkrachthulpstuk om de batterijhouder heen en draai het geheel vast. Pagina 3/28
CITEC bedieningsinstructie
Het knijpkrachthulpstuk brengt de uitgeoefende kracht over in een verhouding van 1:2. Daarom moet de afgelezen waarde met een factor 2 vermenigvuldigd worden. Het verwisselen van de batterijen De CITEC werkt op twee 544 6.2 volt batterijen. Deze batterijen zijn te koop bij CIT Technics, maar eveneens bij een fotospeciaalzaak. Als de spanning van de batterijen na verloop van tijd begint de dalen schakelt de [low battery]-indicatie in: er verschijnt linksboven in het display een [accu]-teken. In het begin zal dit teken niet continu aanwezig zijn. Gedurende deze periode kunt u de CITEC gewoon blijven gebruiken. Wel dient u te letten op het nulniveau
indien
noodzakelijk dient u dit bij te stellen (zie instructie eerder in dit document). Pas zodra het [accu]-teken continu zichtbaar is, is het noodzakelijk om beide batterijen te verwisselen. Bij normaal gebruik is de levensduur van de batterijen ongeveer een half jaar.
Voor het verwisselen van de batterijen moet u eerst het gemonteerde hulpstuk verwijderen. Dan schroeft u het dopje aan de onderkant van de CITEC los door dit naar links te draaien. U kunt nu de batterijen verwijderen. Let bij het plaatsen van de batterijen op de plus- en minpool van de batterijen; dit wordt tevens aangegeven op de achterzijde van de CITEC.
Het verdient de aanbeveling de batterijen te verwijderen als u de CITEC voor een langere periode niet gebruikt. Dit voorkomt mogelijke schade ten gevolge van lekkage en corrosie van de batterijen. Onderhoud De CITEC behoeft geen speciaal onderhoud. U kunt de CITEC reinigen met een nietagressief schoonmaakmiddel. Let hierbij op dat er geen vocht in de CITEC komt.
Pagina 4/28
CITEC bedieningsinstructie
Bijbestellen van onderdelen Onderdelen van de CITEC, bijvoorbeeld hulpstukken, het schuim in de hulpstukken, batterijen, batterijhouderdopjes, en dergelijke, zijn los verkrijgbaar bij: C.I.T. Technics
Tel.: +31 50
406 17 54
Rijksstraatweg 384
Fax: +31 50
406 15 58
9752 CR HAREN
[email protected]
Belangrijk Het meetbereik van de CITEC is 500 Newton. Zorg ervoor dat dit bereik niet overschreden wordt. Het overschrijden van deze waarde kan schade aan de meetcel veroorzaken. Stel de CITEC niet bloot aan hevige schokken, extreem lage of hoge temperaturen, vocht en agressieve reinigingsmiddelen.
Voor technische specificaties: zie bijlage 2
Pagina 5/28
CITEC bedieningsinstructie
Deel II - Het gebruik van de CITEC dynamometer Meetmethode en meettechniek Het meten van spierkracht met behulp van de CITEC dynamometer levert een nauwkeurige aanduiding op van de gemeten kracht. Echter: de betrouwbaarheid van deze waarde hangt in belangrijke mate samen met de zorgvuldigheid en standaardisatie die in acht wordt genomen tijdens de meting. Zo dienen de positie van de CITEC, de onderzoeker en de patiënt, alsmede de meettechniek en de instructie aan de patiënt goed omschreven te zijn, en gestandaardiseerd worden toegepast. Pas als aan deze voorwaarden wordt voldaan zullen de meetgetallen bruikbaar zijn voor de vergelijking van meerdere metingen in de tijd en voor vergelijking met referentiewaarden. Voor de beginnende onderzoeker geldt: oefening baart kunst. Hoewel de handelingsmeting zelf zeer eenvoudig is zal de gebruiker toch vaardigheid moeten ontwikkelen in het beheersen van de meetvariabelen en het interpreteren van de meetresultaten. N.B.: bij veel patiënten is het verstandig eerst een proefmeting te verrichten alvorens over te gaan tot de werkelijke meting en het noteren van meetwaarden.
Pagina 6/28
CITEC gebruiksinstructie
Meettechniek De meettechniek is als volgt: De CITEC wordt aangeschakeld door de on-reset-toets in te drukken. De meting kan nu starten. De onderzoeker controleert de positie en instellingen die hij bij de meting wenst te gebruiken. De onderzoeker instrueert de patiënt om de kracht in enkele tellen tot het maximum op te bouwen en de spieraanspanning vervolgens te stoppen op het moment dat de onderzoeker dit vraagt. De onderzoeker houdt de meter op gestandaardiseerde wijze tegen het ledemaat waarop spiermeting wordt verricht. De onderzoeker vraagt de patiënt vervolgens om de kracht geleidelijk op te bouwen (d.w.z.: niet met een plotselinge ruk en ook niet te traag). Circa 2 à 3 seconden na het starten van de meting vraagt de onderzoeker de patiënt om maximaal aan te spannen. Eventueel onder aanmoediging, bijvoorbeeld met een term als: nu maximaal! . Op dat moment trekt de onderzoeker er in circa 1 à 2 seconden net doorheen. M.a.w.: hij overwint de maximumkracht van de patiënt in geringe mate. Vervolgens kan de CITEC worden afgelezen. De meetwaarde blijft ca. 15 seconden op het display van de CITEC afleesbaar, waarna het apparaat zichzelf uitschakelt. Na het indrukken van de on-reset toets kan een nieuwe meting worden verricht.
Na enige ervaring kan de onderzoeker goed vaststellen op welk moment de kracht wordt overwonnen. Dit gaat niet gepaard met een forse snelle bewegingsuitslag maar is slechts een geringe verandering van de positie van de meter. Er wordt een vaste elastische weerstand gevoeld.
Men duidt deze techniek wel aan als een zogenaamde break techniek . Bij deze techniek is er zoals gezegd enige beweging, waarbij het om enige centimeters gaat bij een beheerste meting. Hierbij wordt een isometrische situatie benaderd, waarbij de lengte van de spier verandert. N.B.: wanneer de onderzoeker de kracht van de patiënt te snel tracht te overwinnen worden te hoge en onnauwkeurige meetwaarden verkregen. De referentiewaarden, welke u verderop in deze instructie zult aantreffen, zijn verworven met de break techniek .
Pagina 7/28
CITEC gebruiksinstructie
Alternatief: make techniek Een alternatief is de make techniek waarbij de onderzoeker de meter stil houdt. De instructies voor de patiënt zijn identiek. Het moment waarop men besluit dat er een MVC (zie Definitielijst
bijlage 3) is, is met deze methode enigszins moeilijker te bepalen,
maar er is wel een isometrische contractie. De praktijk leert dat patiënten bij het toepassen van de break techniek gemakkelijker komen tot een MVC. Het uitoefenen van een toenemende kracht door de onderzoeker zou beschouwd kunnen worden als een zeer sterke prikkel om een MVC uit te lokken. De onderzoeker coacht de patiënt als het ware de patiënt bij de aanspanning. Bij de break techniek is er sprake van iets hogere meetuitslagen dan bij de make techniek .
Pagina 8/28
CITEC gebruiksinstructie
Meetvariabelen Herhalingen Bij herhaling van de meting moet de gevonden waarde bij goede coöperatie niet veel van de vorige meting verschillen (minder dan 20%). Het verdient aanbeveling om het gemiddelde van 2 à 3 waarnemingen te hanteren als uiteindelijke meetwaarde. Als minimale rustperiode tussen het moment van aanspannen van twee afzonderlijke metingen dient ca. 5 seconden te worden aangehouden. Feedback De patiënt krijgt geen directe feedback gedurende het uitvoeren van de metingen. Na afloop kan de patiënt uiteraard wel verslag worden gedaan van de bevindingen. Instructies Indien de break techniek wordt gebruikt, wordt de patiënt geïnstrueerd om de te meten spiergroep maximaal aan te spannen. Dit dient op een gecontroleerde manier te gebeuren, zonder schokken, in een tijdsspanne van 1 à 2 seconden. De volledige aanspanning wordt vervolgens vastgehouden totdat de onderzoeker het sein tot ontspannen geeft. Uiteraard dient de patiënt tevens uitleg te worden verschaft over het doel van het onderzoek als onderdeel van de behandeling en overige procedures. Stimulering / aanmoediging Er kan verbale aanmoediging worden gebruikt zodra de spieren volledig dienen te worden aangespannen ( nu voluit! ) en zodra de onderzoeker merkt dat de patiënt de volledige contractie laat gaan ( Hou vast! ). Beloning Het vooraf vaststellen van doelen, competitie en niet-medische belangstelling dient te worden vermeden. Deze factoren kunnen van invloed zijn op de meetresultaten. Onderzoeksruimte Er worden geen specifieke eisen gesteld aan de ruimte waarin de metingen plaatsvinden meting kan plaatsvinden in de spreekkamer, maar ook op intensive care of bij de patiënt thuis.
Pagina 9/28
CITEC gebruiksinstructie
Pijn Wanneer het onderzoek aanleiding geeft tot pijn zal dit in het algemeen een goede coöperatie en een betrouwbare MVC kunnen verstoren. Hierbij kan men denken aan patiënten met gewichtsproblemen. Soms kan aanvullende instructie en aanmoediging helpen. In andere gevallen zal blijken dat het niet mogelijk is een volwaardige meting te verrichten. Ongemak veroorzaakt door de dynamometer, bijvoorbeeld wanneer de applicator bij een botrijk lichaamsdeel wordt gebruikt (bv. rug van de hand) kan worden verholpen door het gebruik van extra vulling, bijvoorbeeld extra vulschuim. Bij vervolgmetingen dient men dezelfde vulling te gebruiken.
Pagina 10/28
CITEC gebruiksinstructie
Indicaties Waarom is het kwantificeren van kracht belangrijk? In de eerste plaats is het objectiever dan de manuele test met zogenaamde ordinale data (= relatieve indeling van data in categorieën). Het biedt mogelijkheden om therapieën beter te evalueren via grotere sensitiviteit. Het beloop van een ziekte is beter in de tijd te volgen. Ook kan men de prestaties van de patiënt vergelijken met de referentiewaarden voor normaal functioneren. Welke patiënten komen voor meting in aanmerking? Het periodiek uitvoeren van spierkrachtmetingen wordt met name gedaan bij patiënten met neuromusculaire aandoeningen zoals bijvoorbeeld polymyositis, spierdystrofie, ziekte van Guillain Barré, amyotrofische lateraal sclerose. Periodieke spierkrachtmeting helpt bij het evalueren van medicamenteuze therapie op langere termijn alsmede het evalueren van eventuele fysiotherapie. Daarnaast kan periodieke spierkrachtmeting worden gebruikt bij patiënten met een centrale parese, bijvoorbeeld ten gevolge van een cerebrovasculair accident of Multiple Sclerose. Centrale paresen, met name wanneer er sprake is van spasticiteit, zijn moeilijker precies te meten. De aanspanning is vaak minder fraai en het vereist veel tijd en geduld om tot een zorgvuldige meting te komen. Bij ernstige spasticiteit is soms moeilijk onderscheid te maken tussen willekeurige kracht en spasticiteit. Referentiewaarden Aan de hand van metingen bij 50 normale vrouwen en 50 normale mannen in de leeftijd van 20 tot 60 jaar zijn normwaarden opgesteld. Als normwaarde wordt genomen de 5percentielwaarde. Globaal zijn mannen 30% krachtiger dan vrouwen, overeenkomstig reeds bekende literatuurgegevens. In de tabel staan de 5-percentiel- en 50-percentielwaarden aangegeven. Bij een ervaren onderzoeker is de afwijking bij een herhaalde meting meestal minder dan 10% en zelden meer dan 20%. Ten aanzien van een normaal links-rechts-verschil kan men zeggen dat een verschil tot 20% tussen beide lichaamshelften aanvaardbaar is. Zoals reeds eerder in de instructie is vermeld wordt aangeraden om de betrouwbaarheid te vergroten door meerdere malen een meting te verrichten en vervolgens het gemiddelde van de uitgevoerde metingen te hanteren. Ten behoeve van een overzichtelijke uitslag is een voorbeeld van een registratieformulier bijgevoegd, bijvoorbeeld voor een medisch dossier. Pagina 11/28
CITEC gebruiksinstructie
Registratieformulieren alsmede een verkorte handleiding kunt u tevens vinden als download op internetadres http://www.citec.nu > kies downloads.
Pagina 12/28
CITEC gebruiksinstructie
Meetpositie Hieronder vindt u aanwijzingen voor de positie van de patiënt, de onderzoeker en de meter, evenals de standaardpositie voor onderzoek van 13 klinisch belangrijke spiergroepen. De referentiewaarden zijn hierop van toepassing. De posities zijn gekozen naar aanleiding van literatuur, onderzoek en ervaring. Variaties op de genoemde standaardposities zijn zeker mogelijk, mits men bij een herhaalde meting nauwgezet dezelfde methode hanteert. Bij de keuze van de positie dient de onderzoeker rekening te houden met het comfort van de patiënt en ook met het zogenaamde lengte-spanningsdiagram van de betreffende spiergroep. De meting dient niet te worden uitgevoerd in een zodanige positie dat de betreffende spiergroep geen kracht meer kan leveren. Bijvoorbeeld: wanneer de knie meer dan 90º wordt gebogen is het aanspannen en het produceren van kracht door de hamstrings slechts in beperkte mate mogelijk. Meting van andere spiergroepen dan de 13 hieronder vermelde spiergroepen is zeker mogelijk, bijvoorbeeld schouder-exorotatie of extentie van de grote teen. Wat de techniek en standaardisatie van de meting betreft kan men op dezelfde wijze te werk gaan.
Pagina 13/28
CITEC gebruiksinstructie
Spiergroep 1: Nek-extensoren positie patiënt
zittend in een stoel met stevige lange rechte leuning; hoofd rechtop
positie meter
meter op het achterhoofd, onderrand applicator ter hoogte van bovenrand oorschelp
positie arts
staand achter patiënt
fixatie
met de handen wordt de stoelleuning vastgehouden
Opmerkingen In de beschreven positie is het niet goed mogelijk voor de onderzoeker om krachten boven ± 125N te meten. De meeste personen met normaal functionerende spieren zijn sterker dan deze waarde. Een waarde lager dan 125 Newton is zeker bij mannen als sub-normaal te beschouwen. Sommige patiënten vernemen pijn in de nekextensoren (veelal patienten waarbij zich spanningshoofdpijnen voordoen), hetgeen de MVC en betrouwbaarheid van de meting kan beïnvloeden. De onderzoeker dient op te letten dat enkel de nekspieren worden aangespannen en de romp niet wordt bewogen. Een stoel met een stevige rugleuning en elleboogsteunen is gewenst.
Pagina 14/28
CITEC gebruiksinstructie
Spiergroep 2: Nek-flexoren positie patiënt
zittend in een stoel met stevige lange rechte leuning; hoofd rechtop
positie meter
op voorhoofd, onderrand applicator direct boven wenkbrauw
positie arts
staand achter patiënt
fixatie
met de handen wordt de stoelleuning vastgehouden
Opmerkingen Evenals bij het testen van de nek-extensoren ervaren sommige patiënten pijn bij de meting hetgeen het resultaat en de betrouwbaarheid kan beïnvloeden. Pijn veroorzaakt door de druk van de dynamometer op het voorhoofd kan worden verlicht door gebruik van een zachte onderlegger of doek tussen applicator en voorhoofd. Ook hier dient men op te letten dat er geen bewegingen van de romp plaatsvinden.
Pagina 15/28
CITEC gebruiksinstructie
Spiergroep 3: Schouder-abductoren positie patiënt
zittend, hoofd recht, armen 90º geabduceerd, ellebogen 45º gebogen zodat de vingertoppen elkaar raken
positie meter
zo distaal mogelijk op de epicondylus lateralis.
positie arts
staand naast de patiënt
fixatie
geen
Opmerkingen Voor een goede meting is een symmetrische houding gewenst (dus: beide schouders), zonder dat de patiënt naar de contralaterale zijde buigt. Dit elongeert de deltoideus spier en zal het resultaat beïnvloeden. De zwaartekracht speelt bij de meting van de schouderabductoren een grote rol. Bij zeer zwakke patiënten kan de meting ook in een liggende houding worden uitgevoerd. Hierbij kan een identieke standaardisatie worden toegepast.
Pagina 16/28
CITEC gebruiksinstructie
Spiergroep 4: Elleboog-flexoren positie patiënt
liggend, arm in elleboog 90º gebogen, hand in een vuist
positie meter
Volaire zijde van de onderarm, direct proximaal van het polsgewricht (flexor-zijde)
positie arts
staande naast de patiënt
fixatie
met de contralaterale hand wordt de onderzoeksbank of het bed vastgehouden
Opmerkingen De patiënt dient vlak te liggen met max. één kussen om beïnvloeding van de meetwaarde te voorkomen. De onderzoeker dient er op te letten dat de patiënt de schouder en de elleboog goed op de onderlaag laat liggen. De patiënt heeft de neiging om de schouder omhoog en naar voren te bewegen, waardoor de biarticular biceps wordt verlengd.
Deze spieren zijn bij normale mannen meestal te sterk om te testen (meer dan 350N). Boven 200N is het veelal noodzakelijk dat de onderzoeker direct naast de liggende arm zit ter ondersteuning van de patiënt op de onderzoeksbank. Het is niet mogelijk om beide ellebogen vanuit één positie te meten.
Pagina 17/28
CITEC gebruiksinstructie
Spiergroep 5: Elleboog-extensoren positie patiënt
liggend, arm in elleboog 90º gebogen, hand in een vuist
positie meter
strekzijde van de onderarm, direct proximaal van het polsgewricht (extensor-zijde)
positie arts
staande achter de patiënt
fixatie
met de contralaterale hand wordt de onderzoeksbank of het bed vastgehouden
Opmerkingen Evenals bij de elleboog-flexoren dient de patiënt vlak te liggen met max. één kussen om beïnvloeding van de meetwaarde te voorkomen. De onderzoeker dient er op te letten dat de patiënt de schouder en de elleboog goed op de onderlaag laat liggen. De patiënt zal snel de neiging hebben om de elleboog op te tillen
extra
instructie kan dit voorkomen.
Pagina 18/28
CITEC gebruiksinstructie
Spiergroep 6: Pols-extensoren positie patiënt
zittend, onderarm op tafel of stoelleuning, hand in een vuist, vuist net over tafel of rand van de stoelleuning, pols in neutrale positie
positie meter
strekzijde hand, zo distaal mogelijk op ossa metacarpalia 2-4
positie arts
staande voor de patiënt
fixatie
geen
Opmerkingen De onderzoeker kan deze spiergroep goed meten door de dynamometer met twee handen vast te houden en de kracht te vergroten door met zijn eigen gewicht naar voren te leunen. Dit dient beheerst en voorzichtig te gebeuren gedurende max. 1 a 2 seconden. Bij het testen van deze spier moet men er op letten dat er slechts een zeer geringe bewegingsuitslag van de pols aanwezig is en geen te snelle en forse uitslag aangezien dit snel met te hoge waarden gepaard gaat. De zwaartekrachtfactor speelt bij de polsextensoren geen rol van praktische betekenis. Let erop dat de tafel of rand, waarover het polsgewricht ligt, niet te scherp is. Dek zonodig af met tissues, onderlegger of doel om pijn te voorkomen. Idem voor de dynamometer waar deze op de metacarpalia drukt.
Pagina 19/28
CITEC gebruiksinstructie
Spiergroep 7: Driepuntsgreep positie patiënt
zittend, bovenhands knijpen, uitgestrekte pols
positie meter
laatste 2 kootjes van de 2 en 3 vinger boven de ring van de meter,
e
e
het laatste kootje van de duim onder de applicator. Afleesbare zijde van de dynamometer richting arts. positie arts
staande voor de patiënt
fixatie
geen
Opmerkingen Het betreft de enige strikt isometrische meting. De onderzoeker moet erop letten dat de e
e
4 en 5 vinger niet op de CITEC dynamometer drukken. Dit kan gemakkelijk voorkomen worden door deze 2 vingers te buigen voordat de contractie plaatsvindt.
Pagina 20/28
CITEC gebruiksinstructie
Spiergroep 8: Heup-abductoren positie patiënt
liggend, heup 45º en knieën 90º geflecteerd
positie meter
laterale zijde van de knie, onderzoeker staat aan contralaterale zijde, tegen de andere knie leunend
positie arts
staand rechts naast patiënt, borst onderzoeker naast rechter knie patiënt
fixatie
met beide handen wordt de onderzoeksbank vastgehouden
Opmerkingen Het gaat om krachtige spieren, met name bij gezonden mannen. Deze spieren zijn moeilijk unilateraal te meten aangezien de patiënt of proefpersoon meteen de spieren van de andere zijde aanspant. In feite bepaalt de zwakste van de twee zijden de te meten kracht.
Pagina 21/28
CITEC gebruiksinstructie
Spiergroep 9: Heup-flexoren positie patiënt
liggend, heup en knie 90º geflecteerd, enkel ondersteund door arts
positie meter
zo distaal mogelijk op het bovenbeen
positie arts
staand rechts naast patiënt, rechter arm arts ondersteunt onderbeen
fixatie
met beide handen wordt onderzoeksbank vastgehouden
Opmerkingen Bij het testen moet men voorkomen dat de knie gebogen wordt in plaats van de heup. Doordat de arm van de onderzoeker het onderbeen ondersteunt kan dit goed voorkomen worden.
Pagina 22/28
CITEC gebruiksinstructie
Spiergroep 10: Knie-extensoren positie patiënt
liggend op de buik, knie 90º gebogen
positie meter
zo distaal mogelijk op het onderbeen
positie arts
staand rechts naast patiënt
fixatie
met beide handen wordt de onderzoeksbank vastgehouden
Opmerkingen Deze spieren zijn veel te krachtig om bij normaal functioneren een goede meting te kunnen verrichten. De werkelijke waarden liggen buiten het bereik van de dynamometer en buiten hanteerbare grenzen voor de onderzoeker. Een krachtige onderzoeker kan tot ± 250N tegenhouden . Bij patiënten met echt krachtverlies in de knieextensoren is een meting echter zeer goed mogelijk. Onze ervaringen op basis van uitgevoerd onderzoek wijzen uit dat een beheerste meting tot 160N goed mogelijk is; daarboven wordt het moeilijk om de positie vast te houden en te voorkomen dat de dynamometer van de scheen glijdt.
Pagina 23/28
CITEC gebruiksinstructie
Spiergroep 11: Knie-flexoren positie patiënt
liggend op de buik, knie 45º gebogen
positie meter
meter op de hak
positie arts
staande rechts naast patiënt
fixatie
met beide handen wordt de onderzoeksbank vastgehouden
Opmerkingen Bij het meten van deze spiergroep treedt nogal eens kramp op hetgeen de meting nadelig kan beïnvloeden. Bij een kniebuiging van 90º doet zich nog sneller kramp voor. Kramp heeft een nadelige invloed op de meting. Tijdens de meting zal de patiënt de neiging hebben het achterwerk op te tillen. Deze beweging verlengt de hamstrings en doet de kracht toenemen. Ook met extra instructie is deze neiging slechts met moeite te onderdrukken. Deze beweging heeft zeker invloed heeft op het meetresultaat en dient voorkomen te worden.
Pagina 24/28
CITEC gebruiksinstructie
Spiergroep 12: Voet-dorsaalflexoren positie patiënt
liggend, voet in 90º stand (neutraal)
positie meter
meter direct proximaal van de tenen (dorsaalzijde)
positie arts
staand voor patiënt
fixatie
met beide handen wordt de onderzoeksbank vastgehouden
Opmerkingen Deze spiergroep is lastig te testen. Ervaring wijst uit dat het met name moeilijk is om te bepalen wanneer de kracht wordt overwonnen. Net als bij de polsextensoren gaat dit gepaard met een zeer geringe standverandering dat is het moment dat de kracht wordt overwonnen.
Pagina 25/28
CITEC gebruiksinstructie
Spiergroep 13: Voet-plantairflexoren positie patiënt
liggend, voet in 90º stand (neutraal)
positie meter
meter direct proximaal van de tenen, onderzijde van de voeten
positie arts
staand aan rechterzijde van de patiënt
fixatie
met beide handen wordt de onderzoeksbank vastgehouden
Opmerkingen Deze spieren zijn veel te sterk om bij normaal functioneren te meten. Pas bij ernstige paresen vallen deze spiergroepen binnen het meetbereik. Evenals bij de voetdorsaalflexoren is het hier niet eenvoudig om het moment te kiezen waarop de kracht van de patiënt wordt overwonnen en is wat meer oefening en ervaring vereist.
Pagina 26/28
CITEC gebruiksinstructie
Bijlage 1: Tabel referentiewaarden Referentiewaarden
vrouwen
mannen
#
Centile value
P5
P50
P5
P50
1
Nek extensoren
118
>125
>125
>125
2
Nek flexoren
49
75
107
>125
3
Schouder abductoren
75
105
111
160
4
Elleboog flexoren
146
190
216
>250
5
Elleboog extensoren
80
105
115
156
6
Pols extensoren
81
111
126
170
7
Driepuntsgreep
65
86
94
125
8
Heup flexoren
124
167
190
>250
9
Heup abductoren
174
238
223
>250
10
Knie extensoren
>160
>160
>160
>160
11
Knie flexoren
78
122
118
162
12
Voet dorsaalflexoren
164
235
232
>250
13
Voet plantairflexoren
>250
>250
>250
>250
Pagina 27/28
bijlagen
Bijlage 2: Technische specificaties Meetbereik
0
500 Newton
Nauwkeurigheid meetcel
0,1% (maximaal bereik)
Nauwkeurigheid display
0,1% (volle schaal)
Voeding
2 stuks 544 6.2 volt batterijen (v.a. S/N 400)
Bediening
Één gebruikstoets automatische shut-off functie na 15 seconden
Aflezing
4-positie display met low battery-indicatie
Afmetingen
Ca 150 x 85 x 85 mm
Gewicht
250 gram
Meegeleverde hulpstukken
- vinger-applicator (meting bij vingers, tenen, etc.) - arm-applicator (meting bij armen, benen, schouder, etc.) - vlakke applicator (meting van nekspierkracht)
Los verkrijgbare hulpstukken
- fist grip applicator (vuistkrachthulpstuk) - pinch grip applicator (knijpkrachthulpstuk) - pain pressure applicator (pijnsensatie bij drukuitoefening)
Pagina 28/28
bijlagen