Deel 5: De inwoners van het Koninkrijk Door: Martijn Piet
Jezus wordt niet alleen genoemd de zoon van God, maar ook de zoon van David. We zien dan ook opvallende overeenkomsten tussen David en Jezus en ook tussen de manschappen van David en de manschappen van Jezus, oftewel de inwoners van het Koninkrijk. Een verborgen Koning De eerste koning van Israël was Saul. Saul begon aanvankelijk goed, maar dat duurde niet lang. Hij kon niet omgaan met de macht. Hij werd hoogmoedig, hij was jaloers op de successen van anderen en hij viel uit de gunst bij God. God verwierp Saul als koning en droeg de profeet Samuël op om de jonge David – een herdersjongen en jongste zoon van Isaï – te zalven als koning in zijn plaats. Maar het eigenaardige is dat hoewel de geest van God Saul verlaat en God hem afwijst en David wordt bevestigd en de Geest van God op hem komt, er verder voor het oog helemaal niets verandert. Hoewel God Saul verwerpt als koning, blijft hij gewoon aan de macht. En hoewel David als koning wordt gezalfd, is daar ogenschijnlijk niets van te merken. Er vindt geen machtswisseling plaats, geen troonsbestijging voor David. David is een verborgen koning. Hij is het wel, maar de werkelijke openbaring, de volle impact daarvan, is nog niet zichtbaar. En eigenlijk is dat met koning Jezus niet veel anders. Hij is de overwinnaar. Hij is de koning der koningen, maar hij is voor de ogen van de wereld nog een verborgen koning. De satan, aan de andere kant, is verslagen. Hij is onttroond, maar oefent desondanks nog steeds heerschappij uit. Als je het koninkrijk van Jezus Christus vandaag de dag niet wil zien, dan zie je het ook niet. Je ogen moeten er voor geopend zijn. In de ogen van deze wereld stelt Jezus niets voor. Kiezen voor Hem, is kiezen voor een verliezer. Voor iemand die zijn idealen meegenomen heeft naar zijn graf. Maar wij weten wel beter. Wanneer je ogen er voor geopend zijn, dan zie je het koninkrijk van God overal. Wij weten dat op enig moment iedereen het zal weten, elke knie zich zal buigen en elke tong zal belijden, dat Jezus Heer is. David heeft ook zo’n periode in zijn leven, dat er niets van koningschap zichtbaar is. Sterker nog hij is op de vlucht. Saul is nog altijd koning en zoekt hem omdat hij hem om wil brengen. Dappere helden Eén zo’n verhaal lezen we in 1 Samuël 22:1-2
Saul is op zoek naar David om hem om te brengen, maar kan hem nergens vinden, maar toch op de een of andere manier - zijn er mensen die hem wel weten te vinden en zich bij hem voegen. Wat waren dat eigenlijk voor mensen, die zich bij David hadden gevoegd? Waren dat de mensen die de situatie eens bekeken hadden en dachten: nou laat ik tijdig de kant van David kiezen, uiteindelijk zal hij toch wel koning worden? Nou niet helemaal. Het waren mensen in moeilijkheden. Er waren mensen bij met schulden. Een schuld die ze niet meer konden betalen. Nou dat was wat in die tijd. Als je de schuld niet kon betalen dan werd je een slaaf van je schuldeiser. Deze mensen waren ten einde raad en ze dachten er is er maar één die ons kan helpen. Eén man. Ze gingen naar David. En hij bood hen veiligheid. Bij hem konden ze schuilen in de grot van Adullam. En dan waren er mensen die bitter bedroefd waren. Die zijn er ook. Ook vandaag. En hoewel Saul David maar niet weet te vinden, vinden zij hem op de een of andere manier wel. Ze komen schuilen bij David. Daar vinden ze rust en hij wordt hun aanvoerder. David is een bijzonder iemand. Zijn naam betekent ‘geliefde’. Saul betekent ‘gevraagd’, want het volk vroeg om een koning en toen kregen ze Saul. Maar niemand vroeg om David. Toen hij door Samuël gezalfd werd was hij een onbekende herdersjongen, maar God kende hem. Wanneer David alleen was met zijn schapen, pakte hij zijn harp en zong hij liederen tot eer van God. De enige getuigen daarvan waren de schapen en God zelf. Wat was het toch met deze man dat mensen met een schuld en mensen met bitter verdriet dachten: we moeten naar David toe. Deze mensen dachten waarschijnlijk helemaal niet aan koningschap. En voor de meesten van ons geldt dat ook. Je bent niet bij Jezus gekomen omdat je je in wilde zetten voor Zijn koningschap. Je had daar waarschijnlijk ook nog nooit van gehoord of het zei je niet zoveel. Je bent bij Hem gekomen omdat je gebukt ging onder een enorme schuld en je wist dat zelfs de eeuwigheid niet genoeg was om je van die schuld af te helpen. En toen kwam je bij Jezus en Hij heeft je bevrijd en de schuld op zich genomen. Of misschien was je ziel terneergedrukt en was je bitter bedroefd. Je was innerlijk verwond geraakt door gebeurtenissen in het leven. En je kwam tot de erkenning dat Jezus je innerlijke pijn kon helen. Bij Hem was je veilig. Maar als je dan bij Jezus komt en je schuilt in Zijn grot, dan zegt Hij niet: ga daar maar in de hoek zitten, daar liggen wat spelletjes, we zitten onze tijd wel uit totdat ik koning word. Nee, Hij zegt: Kun je schieten? Heb je een pijl en boog? Nee? Nou daar zorgen wij wel voor. Heb je een slinger of een zwaard? En als je er niet mee om kan gaan, dan gaan we oefenen, want jij wordt strijder. Hoe vind je dat?
Ze raakten hun schuld kwijt, ze raakten hun bitterheid kwijt, maar ze kwamen terecht in de strijd. Zo werden bij David 400 man ondergebracht. En dat waren echt niet allemaal van die makkelijke jongens. Dat is in de gemeente niet anders. Het waren geen makkelijke mannen, maar ze waren van David gaan houden. Hij werd hun aanvoerder. Ze hebben hem verdedigd en voor hem gevochten. En zo zitten wij ook midden in de strijd. In de strijd tegen ons eigen vlees. In de strijd tegen de overheden en machten in de hemelse gewesten. In de strijd ter wille van diegenen die ook gebukt gaan onder schuld en bitter verdriet, maar nog niet bij Jezus zijn gekomen.
Uit liefde voor de koning Misschien kijk je naar de gemeente, de kerk, in Nederland en denk je, dat is nog maar een klein groepje strijders. Weet je, David had er 400 en van die 400 sprongen er 30 uit. En van die dertig dappere mannen waren er drie heel bijzonder. Hierover lezen we in 1 Kronieken 11:15-19. David zit in die grot en denkt terug aan zijn jeugd. Hij was opgegroeid in Bethlehem, een klein plaatsje. Maar Bethlehem was nu in handen van de Filistijnen. David denkt terug aan hoe het was geweest. En hoe hij, dorstig en bezweet van het rennen en spelen, dan dronk uit de waterput bij de poort van Bethlehem. Zoals daar het water smaakte, smaakte het nergens en hij verzucht hardop dat hij zo graag zou wensen dat iemand hem uit die put te drinken gaf. Ik denk niet dat hij beseft wat hij met zijn opmerking in gang zette. Maar drie mannen die het hoorden gaven elkaar een betekenisvol knikje. Zij wisten wat ze zouden gaan doen. Had David hen opdracht gegeven? Absoluut niet. Hier zie je het verschil tussen mensen die wettisch zijn, die dingen doen en laten omdat het moet, omdat de bijbel het zegt of hun denominatie, en mensen die dingen doen en laten omdat ze van Jezus houden. Zo is het ook met deze drie mannen. Als ze merken dat David een wens heeft komen ze onmiddellijk in actie, niet omdat David dat van hen heeft gevraagd, maar omdat ze van hem houden. Met gevaar voor eigen leven sluipen ze door de bezette gebieden heen. Ze hadden hun leven er bij kunnen verliezen. Het is gekkenwerk, en als ze dan hun veldfles gevuld hebben, moeten ze weer met gevaar voor hun leven door de vijandige linies heen sluipen terug naar het kamp.
Waarom deden ze dat? Deze hele actie had geen enkel militair doel. Daar begrijp je niks van, als je denkt dat navolging alleen maar is het uitvoeren van instructies. Maar ze deden het voor David, om hem te eren, ze deden het om een glimlach op zijn gezicht te zien. Ik hoop dat als het er op aankomt dat u en ik ook voor koning Jezus door het vuur zullen gaan. Die drie helden van David die doen dat om hun Heer tot dienst te zijn. David doet vervolgens iets wat wij met ons westerse denken niet kunnen begrijpen. In plaats van ervan te drinken gooit hij het op de grond. Als je het leest dan denk je, die mannen hebben zo hun best gedaan, het minste wat hij kon doen was het dankbaar opdrinken. Maar David beseft hoe bijzonder dit water is en dat deze mannen hun leven er voor in de waagschaal hebben gelegd en daarom offert hij het als een plengoffer. Hij giet het uit voor de Heer.
Goed gedaan! David is dit bijzondere moment niet vergeten. Als David uiteindelijk koning wordt, en wordt bejubeld en toegejuicht, stel ik mij zo voor, houdt hij een speech, waarin hij zijn manschappen bedankt. Natuurlijk God had hem als koning voorbestemd, maar het was toch mede dankzij hun inzet, hun trouw, hun consequente navolging dat ze hier nu stonden. Hij spreekt zijn manschappen toe en zegt: “Dank jullie wel, jullie hebben het fantastisch gedaan!” En dan stel ik mij voor dat die mannen met betraande ogen reageren: “David zeg dat niet. Toen wij in de moeilijkheden zaten konden we bij jou terecht. En toen wij in de schulden zaten, heb jij die schuld van ons afgenomen. En toen wij niet meer wisten waar we het zoeken moesten zo verscheurd waren we door bitter verdriet, konden we terecht bij jou. Alles, alles, David hebben we aan jou te danken. En toen we jou beter gingen leren kennen, gingen we steeds meer van je houden. Je bent voor ons zo kostbaar. Je bent ons zo dierbaar dat we alles wat we hebben en zijn voor jou willen geven.” Kun je je voorstellen dat het zo gegaan is? En kun je je voorstellen dat het straks in de hemel ook zo zal gaan? Dat Jezus je zal bedanken en zal zeggen: “Goed gedaan, ga in tot het feest van uw heer. Bedankt voor je trouw, voor je liefde, bedankt dat jij je hebt ingezet voor mijn Koninkrijk. Dat jij je niet geschaamd hebt voor mij. Wat zou er zonder jullie zichtbaar geweest zijn van mijn Koninkrijk op aarde.” Ik denk dat we met betraande gezichten zouden zeggen: “Zeg dat alstublieft niet. Wij hebben alles aan U te danken.” Laten wij een voorbeeld nemen aan deze drie mannen en onszelf de vraag stellen: “Hoe kan ik mijn Heer dienen? Hoe kan ik Hem een glimlach op zijn gezicht bezorgen.” Niet omdat het moet, maar omdat je van Hem houdt.
Verwerkingsvragen
Er zijn mooie parallellen tussen David en Jezus en zo ook tussen de manschappen van David en de manschappen van Jezus. In deze preek komen er een aantal naar voren. Zijn er nog meer parallellen die je ziet? De mensen die bij David aankloppen hebben verschillende motieven. Sommigen van hen waren familieleden, anderen hadden schulden en zochten een veilig heenkomen, weer anderen waren bitter bedroefd. Deel eens met elkaar hoe jij bij Jezus kwam. Zie je een parallel met één van de groepen mensen die bij David aanklopte? Er is een verschil tussen doen wat Jezus van je vraagt, omdat Hij nu eenmaal koning is of omdat je van Hem houdt. Heb je dit verschil ook gemerkt in je eigen leven? Dertig mannen die zich bij David aansluiten worden dappere helden genoemd. In welk opzicht zou jij misschien (meer) dapperheid kunnen tonen? De drie mannen die voor David water gingen halen, deden dit enkel en alleen om een glimlach op Davids gezicht te brengen. Welke dingen zouden wij kunnen doen, die God blij maken?