Inhoud Voorwoord
2
Hoofdstuk 1 Het Nederlandse pensioenstelsel
3
Hoofdstuk 2 De Algemen Ouderdomswet 1 Wie is er verzekerd 2 Begin en einde van de verplichte verzekering 3 Opbouw van de verzekering 4 Vrijwillige verzekering 5 Recht en hoogte van AOW pensioen en toeslag 6 Toekenning en ingang 7 Intrekking en herziening van de uitkering 8 Overlijdensuitkering en slottermijn 9 Uitbetaling 10 Financiering van de AOW 11 Bezwaar en beroep 12 AOW en werken 13 Toekomst van de AOW
4 4 4 5 5 5 7 7 8 8 8 9 9 9
Hoofdstuk 3 Aanvullend ouderdomspensioen 1 wat is pensioen 2 pensioensoorten 3 pensioensystemen 3a vaste bedragensysteem 3b beschikbare premieregeling 3c midelloonsysteem of gemiddelde salarisregeling 3d eindloonregeling 4 hoofdelementen van een pensioenvoorziening 4a deelnemers 4b toetredingsleeftijd 4c pensioenleeftijd 4d pensioensoorten 4e pensioengrondslag 4f premie 4g pensioensystemen 4h pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
10 10 10 10 10 10 10 11 11 11 11 11 12 12 13 13 14
Hoofdstuk 4 Pensioenopbouw
15
Hoofdstuk 5 Aandachtspunten rond pensioen 1. inzicht in je pensioen 2. waardeoverdracht 3. afkoop kleine pensioenen 4. gelijke behandeling mannen en vrouwen 5. flexibilisering 6. vervroegd met pensioen 7. levensloop 8. vergeten pensioen Adressen bedrijfstakpensioenfondsen Adressen Sociale Verzekeringsbank CNV rechtshulp
16 16 16 16 17 17 17 18 18 19 21 21
Voorwoord Hoewel de roep om langer doorwerken luid klinkt, stoppen de meeste werknemers ergens tussen de 60 en 65 jaar met werken. Voor veel werknemers met een lichamelijk zwaar beroep is dit ook wel het meest haalbare. Ze zijn vaak op jonge leeftijd begonnen met werken en hebben er al meer dan veertig jaar op zitten. Zij zijn toe aan hun pensionering. Pensioen en vroegpensioen staan de laatste jaren erg in de belangstelling. De toenemende vergrijzing roept vragen op over de betaalbaarheid van de AOW. Pensioenen staan al langere tijd volop in de belangstelling. Waren ze zo’n 10 jaar geleden nog vrijwel het onbetwiste domein van sociale partners, nu bemoeien politiek en belangenorganisaties er zich steeds nadrukkeljiker mee. Ondanks al die belangstelling is pensioen voor veel mensen toch onderwerp dat maar weinig doorzichtig is. Met behulp van deze brochure willen we u enige achtergrond aanbieden en inzicht verschaffen.
Hoofdstuk 1: Het Nederlandse pensioenstelsel. In een grijs verleden werkten mensen tot aan hun dood. Als het echt niet meer ging, was de zorg voor ouderen de verantwoordelijkheid van de kinderen. Het eertse door de staat georganiseerde pensioen stamt uit Duitsland. Kanselier Bismarck voerde in 1889 het eerste staatspensioen in. Werknemers van 65 jaar en ouder moesten hun laatste paar levensjaren in rust kunnen slijten (mensen stierven toen gemiddeld wel een stuk jonger dan nu, veel mensen werden geen 65). De eerste wet in Nederland die voorzag in een uitkering na de leeftijd van 65 jaar, is de invaliditeitswet uit 1919. Werknemers van 65 jaar en ouder ontvingen toen een ouderdomsrente. In Nederland heeft het pensioenstelsel vooral sinds 1957 een grote vlucht genomen. Toen werd de AOW ingevoerd en sindsdien is het aantal pensioenregelingen enorm gegroeid. Inmiddels wordt het Nederlandse pensioenmodel, ook internationaal, als een goed en solide systeem gezien. Pensioengebouw in Nederland Het Nederlandse pensioenstelsel bestaat uit drie pijlers. De eerste pijler is de basispensioenvoorziening, met als belangrijkste onderdeel de Algemene Ouderdomswet, de AOW. Veel werknemers hebben daarboven een aanvullend ouderdomspensioen. Dit is een arbeidsvoorwaarde die tussen werkgevers en werknemers geregeld wordt. Dit aanvullend ouderdomspensioen vormt de tweede pijler. Tot slot zijn er de voorzieningen die mensen zelf kunnen treffen, de derde pijler. Deze voorzieningen worden door individuele personen uit eigen middelen gerealiseerd. Hierbij kan worden gedacht aan lijfrenten, koopsompolissen, levensverzekeringen of spaarregelingen voor de oude dag. Voor sommige mensen is dit naast de AOW het enige pensioen. Anderen vullen er hun AOW en aanvullend pensioen mee aan. Het Nederlandse pensioensysteem: Eigen voorzieningen, “individueel gespaard” Aanvullend ouderdomspensioen: arbeidsvoorwaarde, “collectief gespaard” AOW: basispensioenvoorziening voor iedereen, omslagstelsel
In de volgende hoofdtsukken zal aandacht worden besteed aan de eerste twee pijlers: de AOW en het aanvullend ouderdomspensioen.
Hoofdstuk 2 De Algemene Ouderdomswet De basis van het Nederlandse pensioenstelsel wordt gevormd door de AOW: de algemene ouderdomswet. De AOW is een soort staatspensioen. In dit hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op de AOW. 1. Wie is er verzekerd? De AOW is een volksverzekering. Iedereen die in Nederland woont of werkt en jonger is dan 65 jaar is in principe verplicht verzekerd voor de AOW. Het is niet van belang of iemand werkt. Het recht op AOW hangt ook niet af, of iemand er premie voor heeft betaald. Je bouwt geen eigen potje op voor je AOW. Iemand die dus nooit premie heeft betaald voor de AOW, heeft gewoon recht op een uitkering uit de AOW als hij of zij 65 wordt. Ingezetenen Verplicht verzekerd zijn mensen die in Nederland wonen. Voor de meesten is dat duidelijk. Maar wat als iemand die in Nederland woont tijdelijk in het buitenland gaat wonen? Of van buiten Nederland in Nederland gaat wonen? Dan wordt er gekeken of de betrokkene gebonden is aan Nederland. Dat wordt als volgt bepaald: Is er sprake van juridische binding? Er is een juridische binding met Nederland als iemand een vestigingsvergunning, een verblijfsvergunning of een vluchtelingenstatus heeft. Is er sprake van economische binding? Iemand is economisch gebonden aan Nederland als hij of zij in Nederland een huis huurt of heeft gekocht. Is er sprake van sociale binding? Iemand is bijvoorbeeld sociaal gebonden aan Nederland als hij of zij lid is van een Nederlandse vereniging, een Nederlandse taalcursus volgt of als zijn of haar kinderen naar een Nederlandse school gaan. Soms gaat men ervan uit dat iemand in Nederland woont, terwijl dat feitelijk niet het geval is. Het gaat bijvoorbeeld om bemanning van schepen en vliegtuigen die in Nederland hun thuishaven hebben. Niet-ingezetenen Dit zijn mensen die niet in Nederland wonen. Ze werken wel in Nederland en betalen daarvoor in Nederland loonbelasting. Deze mensen zijn verplicht verzekerd volgens de AOW. Bijvoorbeeld, een Belgische grensarbeider is in Nederland voor de AOW verzekerd. Hij woont hier niet maar betaalt wel loonbelasting. Zijn vrouw die in België werkt, is niet verzekerd voor de AOW. Zij woont niet in Nederland èn betaalt hier geen loonbelasting. 2. Begin en einde van de verplichte verzekering Begin van de verplichte verzekering Iedereen die in Nederland woont is vanaf de geboorte verzekerd voor de AOW. Iemand die pas later in Nederland komt wonen is verzekerd vanaf het moment dat hij of zij gebonden is aan Nederland. Iemand die niet in Nederland woont maar er wel loonbelasting betaalt is vanaf dat moment verzekerd. Einde van de verplichte verzekering De verplichte verzekering eindigt op de leeftijd 65 of bij eerder overlijden van de verzekerde. Verder eindigt de verzekering als iemand niet langer in Nederland woont of niet langer in Nederland loonbelasting betaalt.
3. Opbouw van de verzekering De AOW is een opbouwverzekering. Iedere verzekerde bouwt tussen de leeftijd van 15 jaar en 65 jaar rechten op, elk jaar 2%. Daar hoef je verder niets voor te doen. Na 50 jaar kom je dan aan 100%. De jaren dat iemand eventueel niet verzekerd is geweest, worden in mindering gebracht. Voorbeeld: Als iemand 5 jaar niet verzekerd is geweest wordt de AOW-uitkering gekort met 5 x 2% = 10%. 4. Vrijwillige verzekering Vrijwillige voortzetting van de verzekering Als de verplichte verzekering eindigt, kan je die vrijwillig voortzetten. Zo kan je voorkomen dat je bepaalde jaren niet verzekerd bent en daarom gekort wordt op de uitkering. Je kan je maximaal 10 jaar aaneengesloten vrijwillig verzekeren. Je moet jezelf voor een vrijwillige AOW-verzekering binnen een jaar na het einde van de verplichte verzekering schriftelijke aanmelden bij de Sociale Verzekeringsbank, afdeling Vrijwillige Verzekering. Meer informatie kan je vinden op de web-site van de sociale verzkeringsbank: www.svb.nl Voorbeeld: Als meneer Jansen, 43 jaar, in Frankrijk gaat wonen eindigt zijn verplichte AOW-verzekering. Meneer Jansen heeft zich, voor zijn vertrek naar Frankrijk, vrijwillig verzekerd voor de AOW. Zo heeft hij als hij 65 jaar wordt recht op een hogere gedeeltelijke AOW-uitkering. De vrijwillige verzekering van meneer Jansen eindigt 10 jaar na vertrek uit Nederland, of als hij voordien weer in Nederland komt wonen, of als hij de vrijwillige verzekering herroept. Verzekeringsjaren inkopen. Iemand die voor het eerst verplicht verzekerd wordt (bijvoorbeeld doordat men in Nederland komt wonen en/of werken) kan de niet-verzekerde jaren inkopen (inkoop-jaren). De nietverzekerde jaren zijn gelegen tussen de 15e verjaardag en het moment waarop de verplichte verzekering begint. Men moet zich hiervoor binnen vijf jaar na het begin van de verplichte verzekering aanmelden bij de SVB. Daarna is inkoop niet meer mogelijk.Inkopen is duur. In beginsel betaalt men: aantal inkoopjaren x maximale premie die geldt in het jaar dat men verplicht verzekerd wordt. 5. Recht en hoogte van het AOW-pensioen en toeslag Er bestaat een verschil in de hoogte van het pensioenbedrag voor gehuwden/ongehuwd samenwonenden, ongehuwden en ongehuwden met een kind jonger dan 18 jaar. Gehuwden/ongehuwd samenwonenden pensioengerechtigden Een pensioengerechtigde met een partner onder 65 jaar heeft recht op een gehuwdenpensioen. Dit pensioen bedraagt 50% van het netto minimum-loon. Ook de partner heeft vanaf de leeftijd 65 recht op een pensioen van 50% van het netto minimumloon. Een echtpaar ontvangt zodoende samen 100%. Ongehuwde pensioengerechtigde Een ongehuwde pensioengerechtigde heeft recht op het ongehuwden pensioen. Dit pensioen bedraagt 70% van het netto minimum-loon. Een-oudergezin Een ongehuwde pensioengerechtigde die een kind heeft dat jonger is dan 18 jaar heeft recht op een pensioen van 90% van het netto-minimum-loon.
De partnertoeslag AOW-gerechtigden met een partner jonger dan 65 jaar hebben recht op de partnertoeslag. Deze toeslag wordt gegeven totdat de jongere partner zelf 65 wordt en recht op AOW heeft. De toeslag is inkomensafhankelijk, dat wil zeggen dat een inkomen van de partner verrekend wordt met de toeslag. De toeslag is alleen voor AOW-gerechtigden van wie de partner een klein, of geen eigen inkomen heeft. Let op: vanaf 2015 zal de partnertoeslag niet meer verstrekt worden. Dit geldt alleen voor de mensen die dan met pensioen gaan. De overheid gaat er van uit dat iedereen dan in zijn eigen inkomsten kan voorzien. De maximale partnertoeslag is op 1 januari 2007, 653,73 per maand. Een (echt)paar verschilt in Nederland gemiddeld 5 jaar in leeftijd. Bij het afschaffen van de partnertoeslag betekent dit voor een gemiddeld paar een financieel gat van 653,73 x 12 x 5= 39.223,80 (Let op, dit zijn bedragen van 2007. In 2015 zijn die natuurlijk anders. Er is voor de eenvoud ook geen rekening gehouden met de effecten van de stijging van de uitkering over een periode van 5 jaar). Als je na 1 januari 2015 met pensioen gaat, en uw jongere partner heeft geen of een klein eigen inkomen, is het raadzaam om na te denken of je nog iets wilt regelen voor het wegvallen van de partnertoeslag. Het CNV kan je daarmee helpen. Via de infolijn 030 – 751 1001 (lokaal tarief) kan je in contact worden gebracht met het financieel adviesbureau. De hoogte van de partnertoeslag De hoogte van de toeslag wordt beïnvloed door het inkomen uit of in verband met arbeid van de jongere partner. Een gedeelte van het inkomen uit arbeid van de jongere partner wordt bij het berekenen van de hoogte van de toeslag niet meegenomen (vrijstelling). Het vrijgestelde inkomen bestaat uit twee onderdelen: 1. 15% van het bruto-minimumloon; 2. als het inkomen meer bedraagt dan het bedrag onder 1, 1/3 deel van dat meerdere inkomen. Voorbeeld op basis van gegevens per januari 2007. Meneer Peters wordt op 1 april 2007, 65 jaar. Mevrouw Peters werkt in een kledingzaak en verdient 400,00 per maand. 15% van het bruto minimum loon is 196,00 de maximale toeslag is 653,73 1. Mevrouw Peters heeft een inkomen van 400,00 2. het vrijgestelde inkomen bedraagt - 15% van het bruto-minimumloon = 196,00 - 1/3 van meerdere inkomen = 400,00 -/- 196,00= 204,00 : 3 = 68,00 In totaal vrijgesteld: 196,00 + 68,00 = 264,00 3 Verschil tussen inkomen mevrouw Peters én het vrijgestelde inkomen= 400,00- -/- 264,00 = 136,00 4. Maximale toeslag -/- verschil = toeslagbedrag 653,73 -/- 136,00 = 517,73 Meneer Peters krijgt naast zijn AOW uitkering een toeslag van 517,73. In totaal krijgt hij dan 653,73 + 517,73 = 1.171,46 Let op: een uitkering uit de ziektewet, WW, WAO of WIA worden geheel verrekend. Dit geldt ook voor VUT, vroegpensioen of eventueel nabestaandenpensioen van de partner en soortgelijke buitenlandse uitkeringen.
6. Toekenning en ingang Wie kan een aanvraag doen In principe moet u uw AOW-pensioen zelf aanvragen. Met instemming van de pensioengerechtigde kan echter ook een ander de aanvraag indienen (machtiging). Waar moet een aanvraag worden ingediend Het aanvraagformulier wordt u zes maanden voordat u 65 jaar wordt, toegezonden. Het ingevulde aanvraagformulier stuurt u op naar het districtskantoor van de Sociale Verzekeringsbank waaronder uw gemeente valt. Bij voorkeur drie maanden voor je 65 jaar wordt. Indien je niet in Nederland woont maar wel in de Europese Unie of een verdragsland, dan vraagt je het AOW-pensioen aan in het land waar je woont. Bij voorkeur zes maanden vóór je 65 jaar wordt. Daarna wordt je een speciaal aanvraagformulier toegestuurd. Indien je niet in Nederland woont en niet in de Europese Unie of een verdragsland, dan vraagt je het AOW-pensioen rechtstreeks aan bij het kantoor Buitenland van de Sociale Verzekeringsbank. Bij voorkeur zes maanden vóór u 65 jaar wordt. Er wordt je een speciaal aanvraagformulier toegestuurd. Ingangsdatum In het algemeen gaat het pensioen in op de eerste dag van de maand waarin iemand 65 wordt. 7. Intrekking en herziening Herziening Het AOW-pensioen wordt herzien wanneer degene aan wie het pensioen is toegekend voor een hoger of lager pensioen in aanmerking komt. Een verhoging van het AOW-pensioen gaat in met ingang van de eerste dag van de maand waarin de pensioengerechtigde voor dit hogere pensioen in aanmerking komt (de terugwerkende kracht is beperkt tot één jaar). Voorbeeld Meneer en mevrouw Verstappen zijn beiden ouder dan 65 jaar. Beiden hebben zij recht op een AOW-uitkering van 50%. Op 17 november 2005 overlijdt meneer Verstappen. Mevrouw Verstappen krijgt met ingang van 1 november 2005 recht op een ongehuwden-uitkering van 70%. Een verlaging van het pensioen gaat in met ingang van de maand die volgt op de maand waarin zich het feit heeft voorgedaan dat aanleiding geeft tot die verlaging. Voorbeeld Mevrouw van der Sluis is 66 jaar en ongehuwd. Zij ontvangt een ongehuwden-uitkering van 70%. Op 1 augustus 2005 gaat zij samenwonen met meneer Lok, ook ongehuwd en 66 jaar oud. Zowel mevrouw van der Sluis als meneer Lok hebben met ingang van 1 september 2005 recht op een gehuwden/samenwonenden uitkering van ieder 50%. Intrekking Het AOW-pensioen en de toeslag worden ingetrokken, wanneer degene aan wie het is toegekend daarvoor niet (meer) in aanmerking komt. Het AOW-pensioen wordt ingetrokken met ingang van de maand die volgt op de maand waarin zich het feit heeft voorgedaan dat aanleiding geeft tot die intrekking. Voorbeeld Meneer Vrienten wordt op 1 september 2004, 65 jaar. Hij ontvangt een AOW-uitkering van 50%. Meneer Vrienten overlijdt op 3 januari 2006. Het AOW-pensioen wordt met ingang van 1 februari 2006 ingetrokken.
8. Overlijdensuitkering en slottermijn Overlijdensuitkering De pensioengerechtigde heeft recht op een pensioen tot en met de maand van het overlijden. Voor de nabestaande(n) kan er recht bestaan op een overlijdensuitkering. De overlijdensuitkering wordt toegekend met ingang van de dag na het overlijden. De overlijdensuitkering is gelijk aan het bedrag aan pensioen over één maand, exclusief toeslag. Wie komen ervoor in aanmerking • de langstlevende partner; • bij ontbreken van een langstlevende partner, de minderjarige kinderen; • bij het ontbreken daarvan, degene voor wie overledene kostwinner was en met wie hij/zij in gezinsverband samenwoonde. Voorbeeld Meneer Balthus, 67 jaar en gehuwd, ontvangt een AOW-uitkering plus een volledige toeslag voor zijn vrouw, 62 jaar. Hij overlijdt op 29 september. Mevrouw Balthus ontvangt een overlijdensuitkering. 9. Uitbetaling Het AOW-ouderdomspensioen wordt als regel maandelijks door de SVB uitgekeerd aan de pensioengerechtigde. 10. Financiering van de AOW Wat moet er allemaal worden betaald? de AOW-uitkeringen en toeslagen; de kosten die de Sociale Verzekeringsbank maakt bij de uitvoering van de AOW; de kosten die de Rijksbelastingdienst maakt bij het innen van de premies; Om al deze kosten te kunnen betalen is er een Ouderdomsfonds. In dat fonds worden alle premies van de verplicht en vrijwillig verzekerden gestort. Premie 17,9% over eerste en tweede schijf (de eerste schijf loopt in 2007 tot en met 17.046, de tweede van 17.047 tot en met 30.631). Inmiddels is dit niet meer toereikend voor de volledige financiering van de AOW. De politiek heeft echter belsoten dat de premie niet meer mag bedragen dan 18,5%. Een deel van de kosten van de AOW wordt daarom uit de algemene middelen betaald (belasting). De fiscalisering van de AOW is dus al een feit. Heffing en invordering De heffing en invordering geschiedt door de belastingdienst. Alleen de vrijwillige premies worden door de Sociale Verzekeringsbank geïnd. 1. Van de verzekerde die niet aan de loonbelasting is onderworpen (bijvoorbeeld een zelfstandige) wordt de premie "bij wijze van aanslag" door de belastingdienst geheven. 2. Voor de verzekerde die aan de loonbelasting is onderworpen, houdt de werkgever de premie in op het loon of de met loon gelijkgestelde uitkeringen. Eventueel teveel ingehouden loonheffing wordt terug gegeven.
Omslagstelsel De financiering van de AOW is gebaseerd op het omslagstelsel. De premie die gedurende een bepaald jaar wordt opgebracht wordt gebruikt om in diezelfde perioden de AOW te betalen. De verzekerde die premie betaalt spaart dus niet voor zijn eigen AOW. Aan het betalen van premie kunnen ook geen rechten worden ontleend. 11. Bezwaar en beroep Indien je het niet eens bent met de hoogte van je AOW-uitkering of met een besluit van de Sociale Verzekeringsbank kan je bezwaar aantekenen bij de Sociale Verzekeringsbank. De Sociale Verzekeringsbank moet binnen 13 weken reageren op je bezwaar. Indien je het niet eens bent met de uitspraak op je bezwaarschrift, dan kan je beroep aantekenen bij de rechtbank. Uiteindelijk kan je nog in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. Indien je in een bezwaar- of beroepsprocedure ondersteuning wilt kan je de rechtshjelp van het CNV inschakelen. Dit kan eventueel via CNV Hout en Bouw, die verwijst je dan naar het juiste adres. 12. AOW en werken Niet iedereen heeft de behoefte om na zijn pensionering te stoppen met werken. Dit hoeft ook niet. Mensen die dat willen, kunnen gewoon werken. Het inkomen dat verdient wordt, heeft geen invloed op de AOW-uitkering of het aanvullend ouderdomspensioen. De Hout- en Bouwbond CNV wil u wel het volgende adviseren. Als je na je 65-ste blijft werken, doe dit dan wel voor een volwaardig (netto) inkomen. Het feit dat je gepensioneerd bent, mag geen aanleiding vormen voor de werkgever om een goedkope werknemer in dienst te hebben. 13. Toekomst van de AOW De toenemende vergrijzing van de samenleving leidt tot discussie over de betaalbaarheid van de AOW. Er zullen steeds meer AOW-gerechtigden komen en steeds minder premiebetalers. Hierom wordt er in elk geval al een paar jaar naar gestreefd dat ouderen langer werken, dat leidt tot meer premie-inkomsten. Dit beleid heeft enig effect, het aantal werkenden in de leeftijd boven 55 jaar is de laatste jaren gegroeid. De gemiddelde leeftijd waarop mensen stoppen met werken, is ook iets omhoog gegaan. Er wordt ook al een aantal jaren gesproken over het laten meebetalen van gepensioneerden aan de AOW. Dit is een debat met veel emoties, maar de zogenaamde fiscalisering van de AOW is eigenlijk al een feit. Het kabinet Balkenende dat in 2007 is aangetreden, heeft in het regeerakkoord nieuwe plannen opgenomen. Via een ingewikkeld systeem moeten vanaf 2011 gepensioneerden gaan meebetalen aan de AOW. Dit geldt alleen voor gepensioneerden met een aanvullend pensioen van meer dan 18.000,00. In 2011 zal de premie 0,6% zijn over het aanvullend pensioen boven 18.000,00. Elk jaar wordt dat percentagen met 0,6% verhoogd totdat in 2040 het maximum van 17,9% wordt bereikt. Voor iedere maand die iemand na de leeftijd van 63 doorwerkt, zal de premie gecompenseerd worden. Let wel: dit zijn nog plannen van het kabinet. Of ze daadwerkelijk in deze vorm doorgaan, zal van de politieke besluitvorming afhangen.
Hoofdstuk 3: Aanvullend Ouderdomspensioen 1. Wat is pensioen Pensioen is: • een periodieke uitkering; • ter vervanging van inkomen uit arbeid; • met een redelijke verhouding tussen de pensioenuitkering en het loon voor de verrichte arbeid; • bij ouderdom uit te keren zolang de rechthebbende in leven is; • bij overlijden uit te keren aan de nabestaande rechthebbende zolang daar recht op bestaat • bij arbeidsongeschiktheid uit te keren zolang de rechthebbende arbeidsongeschikt is. 2. Pensioensoorten We onderscheiden drie soorten pensioen: a. Ouderdomspensioen Een ouderdomspensioen gaat in als je een bepaalde leeftijd bereikt. Je krijgt bijvoorbeeld recht op een aanvullend ouderdomspensioen als u de 65-jarige leeftijd bereikt. b. Nabestaandenpensioen Een nabestaandenpensioen gaat in als de verzekerde/pensioengerechtigde overlijdt. Het pensioen komt toe aan de nabestaanden (partner of kinderen). Nabestaandenpensioen bestaat in de vorm van weduwenpensioen, weduwnaarspensioen, partnerpensioen, wezenpensioen en bijzonder weduwen- of weduwnaarspensioen (voor de ex-echtgenoot). c. Invaliditeitspensioen Een invaliditeits- of arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in als u arbeidsongeschikt wordt. 3. Pensioensystemen Er worden een aantal technieken gebruikt om het pensioen vast te stellen, op te bouwen en te berekenen. Die technieken worden pensioensysteem genoemd. Hierna worden vier pensioensystemen besproken die in de hout- en bouwnijverheid (vaak) voorkomen. a. Het vaste bedragensysteem Voor elke deelnemer wordt een vast pensioenbedrag toegezegd. Dit is het jaarlijks uit te keren pensioenbedrag na pensionering. Werknemers met een gelijk aantal dienstjaren verkrijgen eenzelfde pensioenbedrag. Dit pensioensysteem is niet afhankelijk van leeftijd of salaris. Het pensioenbedrag wordt meestal geïndexeerd naar loon of prijspeilontwikkeling. Dat om te voorkomen dat door inflatie het pensioenbedrag jaarlijks minder wordt. De vaste bedragenregeling heeft geen band met het salaris. Dit is een nadeel van het systeem. Er is daarom een variant bedacht: de vaste bedragen regeling met loonklassensysteem. De deelnemers worden aan de hand van hun salaris in een bepaald aantal categorieën ingedeeld. In elke categorie is de opbouw gelijk. Tussen de verschillende categorieën bestaat wel verschil in opbouw. Mensen met een hoger inkomen komen in een hogere categorie. Zij bouwen meer pensioen op dan mensen in een lagere categorie. Er is nu in elk geval een beperkte relatie tussen pensioenopbouw en hoogte van het salaris . b. Beschikbare premieregeling. Er wordt een pensioen toegezegd waarvan de hoogte van het pensioen afhankelijk is van de ter beschikking gestelde premies. Bij dit systeem is de uiteindelijke hoogte van het pensioen niet vast te stellen, en kan slechts (met de nodige voorzichtigheid) geschat worden. c. Middelloon-systeem of gemiddeld-salarisregeling Jaarlijks wordt pensioen opgebouwd. De pensioenpremie wordt betaald over het pensioen-
gevend salaris van dat jaar. Het pensioen op 65-jarige leeftijd is dus gelijk aan de som van de jaarlijks opgebouwde stukjes pensioen. De meeste middelloon-systemen kennen een indexering om de gevolgen van inflatie op de pensioenopbouw weg te nemen/te verminderen. Deze indexering is meestal voorwaardelijk, alleen als het pensioenfonds over voldoende geld beschikt, wordt er (gedeeltelijk) geïndexeerd. Informatie hierover staat in het pensioenreglement. d. Eindloon-systeem Het opgebouwde pensioen op pensioneringsleeftijd is afhankelijk van: de deelnemingstijd; het opbouwpercentage; en de laatst geldende pensioengrondslag. Een eindloonregeling gaat vaak uit van een pensioen van 70% van het laatst verdiende salaris. Een variatie op het eindloon-systeem is het gemitigeerde of gematigde eindloonsysteem. Deze systemen zijn gebaseerd op het gemiddelde salaris over een aantal jaren (bijvoorbeeld de laatste twee of vijf jaren voor pensionering) en niet over het eindsalaris. Hieruit kan bijvoorbeeld een pensioen voortvloeien van 70% van gemiddelde salaris tussen 57 en 60 jaar. Dit wordt gedaan om zogenaamde “pensioenpromotie” te voorkomen. 4 Hoofdelementen van een pensioenvoorziening Er zijn veel verschillende pensioenregelingen mogelijk. Toch komen in bijna elke pensioenregeling een aantal elementen terug. Deze elementen karakteriseren als het ware de pensioenregeling. Je kan in de brochure van de eigen pensioenregeling de verschillende elementen opzoeken. Hierna worden ze uitgewerkt. a. Deelnemers Onder het kopje deelnemers kunt u terugvinden op welke groep werknemers de pensioenregeling van toepassing is. Bijvoorbeeld: Het bedrijfspensioenfonds voor de Houtverwerkende industrie is van toepassing op mensen die werkzaam zijn in een onderneming die behoort bij de bedrijfstak emballage- en pallet industrie, houtwarenindustrie, borstel- en kwastenindustrie en klompenindustrie. b. Toetredingsleeftijd Veel pensioenregelingen hanteerden als toetredingsleeftijd voor de ouderdoms- en nabestaandenvoorziening 25 jaar. Als gevolg van wijzigingen in de regelgeving zal deze leeftijd omlaag gaan. Uiterlijk op de leeftijd van 21 jaar moet voor werknemers aan wie een pensioen is toegezegd de deelname beginnen. c. Pensioenleeftijd De meeste pensioenfondsen hanteren vanouds een pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar. Dat is ook de leeftijd waarop het recht op een AOW-uitkering ontstaat. Sommige pensioenfondsen gebruiken een andere ingangsdatum voor het ouderdomspensioen. Als gevolg van alle veranderingen rond vervroegde pensionering is in sommige regelingen de mogelijkheid aanwezig eerder met pensioen te gaan. Voorbeeld:
Het pensioenfonds voor de Orgelbouwers geeft actieve deelnemers aan de pensioenregeling met ingang van de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 62 jaar wordt bereikt recht op ouderdomspensioen. d. Pensioensoorten Pensioensoorten zijn ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen (weduwe-, weduwnaars-, partner-, en wezenpensioen en een bijzonder nabestaandenpensioen voor de ex-echtgenoot of ex-partner) en invaliditeitspensioen. De hoogte van het nabestaandenpensioen wordt meestal afhankelijk gesteld van het ouderdomspensioen. Voorbeeld: Het pensioenfonds waterbouw kent een nabestaandenpensioen toe, afhankelijk van het ouderdomspensioen: weduwen-, en partner pensioen bedragen 70% van het ouderdomspensioen wezenpensioen bedraagt voor een volle wees 28% van het ouderdomspensioen wezenpensioen bedraagt voor een halve wees 14% van het ouderdomspensioen e. Pensioengrondslag Je bouwt je pensioen op in bijvoorbeeld 40 jaar. Als je al die 40 jaar heeft deelgenomen is je bruto-pensioen een bepaald vastgesteld bedrag (als er sprake is van een vaste bedragen regeling), of is je bruto pensioen tezamen met de AOW-uitkering 70% van je gemiddeld verdiende salaris (middelloonregeling) of 70% van je laatst verdiende loon (eindloonregeling). Heb je minder dan 40 jaar deelgenomen komt het bruto-pensioen lager uit. Bij sommige regelingen vindt de volledige opbouw in 35 jaar plaats. Bij de berekening van het pensioen waar u recht op heeft wordt uitgegaan van de pensioengrondslag (in geval van middelloon of eindloonstelsel). Deze pensioengrondslag berekenen we als volgt: stap 1 Allereerst wordt het pensioenloon berekend. Het pensioenloon, ook wel pensioen gevend salaris is de basis voor de totale berekening. Elke pensioenregeling kent een eigen definitie van pensioenloon. Bijvoorbeeld: Het pensioenfonds voor de Houtverwerkende industrie definieert pensioenloon als volgt: het jaarsalaris verhoogd met vakantietoeslag en eventuele vaste toeslagen (zoals diensttijdentoeslag, diplomatoeslag, EHBO-toeslag of ploegentoeslag) Er zijn regelingen waar een maximaal pensioenloon wordt vastgesteld. Indien een werknemer meer verdient dan het pensioenloon bouwt hij over het meerdere geen pensioen meer op. Dat kan hij zelf vrijwillig bij verzekeren. Stap 2 Je bouwt meestal niet over het gehele pensioenloon pensioen op. De pensioenregeling houdt er vaak rekening mee dat je na je 65ste ook recht heeft op een AOW-uitkering. Daarom wordt het pensioenloon verlaagd. Als dat niet gebeurd zou u na je 65ste meer inkomen kunnen hebben dan toen je nog werkte. Dit betekent dat je pas boven een bepaalde inkomensgrens (de zogenaamde franchise) pensioen opbouwt. Elk pensioenfonds stelt zelf de franchise vast. In het verleden was de franchise vaak gekoppeld aan de AOW. In veel pensioenfondsen is de franchise de laatste jaren min of meer losgekoppeld van de AOW en vaak verlaagd. Sommige pensioenregelingen, zoals die in de waterbouw, kennen geen franchise. Het hele, eventueel gemaximeerde, loon vormt de pensioengrondslag
Stap 3 De pensioengrondslag is nu gemakkelijk te berekenen. De franchise wordt van het pensioenloon afgetrokken over het resterende bedrag, de pensioengrondslag, wordt premie betaald en pensioen opgebouwd. In veel pensioenregelingen is een minimum-pensioengrondslag ingevoerd. Dat is om te voorkomen dat een deelnemer geen aanvullend pensioen opbouwt omdat hij minder verdient dan de franchise. Iedereen bouwt automatisch ten minste aanvullend pensioen op over op de minimum-pensioengrondslag. Stap 4 Bij je pensionering krijg je van het pensioenfonds bij volledige opbouw 70% van de pensioengrondslag en van de Sociale Verzekeringsbank krijg je een AOW-uitkering. f. Premie Om de pensioenregeling te bekostigen, betalen zowel de werkgever als de werknemer premie aan het pensioenfonds. Als basis voor de premie geldt dezelfde pensioengrondslag als voor de uitkering. In elke pensioenregeling wordt aangegeven hoe de premieverdeling tussen werkgever en werknemer is. Voorbeeld: Het pensioenfonds voor de Houthandel verdeelt de pensioenpremie gelijkelijk over werkgevers en werknemers. Beide dragen de helft van de totaal benodigde premie bij. De premie van de werknemer wordt door de werkgever ingehouden op het loon. g. Pensioensysteem Op dit moment worden de volgende systemen toegepast in de diverse bedrijfstakpensioenfondsen. Let op, je kan een deel van je pensioen in een oud, ander systeem hebben opgebouwd. Dit kan gevolgen hebben voor de hoogte van het uiteindelijke pensioen. Een aantal ondernemingen zijn vrijgesteld van de verplichte deelname aan het betreffende bedrijfstakpensioenfonds. Zij moeten echter wel een gelijkwaardige regeling hebben. bedrijfstakpensioenfonds Baggerbedrijf/Waterbouw Betonmortel Bitumineuze dakbedekkingsbedrijf Bouwbedrijf - bouwbedrijf - natuursteenbedrijf - timmerfabrieken - stukadoors-, afbouw-, en terrazzobedrijf - UTA-personeel in bouwbedrijven Houtverwerkende industrie Houten en Kunststoffen jachtbouw alsmede waterrecreatie ondersteunende activiteiten Houthandel Meubelindustrie en meubileringsbedrijven Orgelbouwers in Nederland Schilders- en afwerkingsbedrijf Woningcorporaties Rail infra
pensioensysteem middelloonregeling middelloonregeling middelloonregeling
middelloonregeling middelloonregeling middelloonregeling middelloonregeling. middenloonregeling middelloonregeling middelloonregeling middelloonregeling eindloonregeling bij het spoorwegpensioenfonds
Parketvloerenondernemingen Tentoonstellingsbouw
middelloonregeling, uitgevoerd door het pensioenfonds houthandel middelloonregeling, uitgevoerd door het pensioenfonds meubel
h. Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid Veel pensioenfondsen kennen een regeling voor gehele of gedeeltelijk premievrije deelneming bij arbeidsongeschiktheid. Voorbeeld Het pensioenfonds voor de Woningcorporaties kent de volgende regeling: Premievrije deelname vanaf 1 Mate van arbeidsongeschiktheid januari 2006 35 - 45% 40% 45 - 55% 50% 55 - 65% 60% 65 - 80% 72,5% 80 - 100% 100% Het verzoek om (gedeeltelijk) premievrije deelneming moet zo spoedig mogelijk worden ingediend bij het pensioenfonds. Ieder fonds kent hiervoor een eigen procedure. Het is daarom van belang dat een (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemer zich tijdig meldt bij zijn pensioenfonds.
Hoofdstuk 4. Pensioenopbouw Zolang je gewoon in het bedrijf blijft werken en er in je persoonlijke omstandigheden niets verandert, blijft de pensioenopbouw gewoon doorgaan. Er is echter een aantal omstandigheden waarin er wel degelijk iets verandert, of waarin je zelf iets moet ondernemen om je pensioenopbouw veilig te stellen. Arbeidsongeschiktheid Tijdens het eerste twee jaar van ziekte is de werkgever verplicht de pensioenpremie voor jou door te betalen. De pensioenopbouw tijdens ziekte komt dus niet in gevaar. Als je (gedeeltelijk) in de WAO/WIA terecht komt bestaat de mogelijkheid dat een deel van je pensioen premievrij wordt bijgeboekt. Werkloosheid Als je ontslagen wordt, eindigt met ingang van de eerste werkloosheidsdag de pensioenopbouw. Ben je op dat moment 40 jaar of ouder, dan kan de pensioenopbouw tijdelijk worden voortgezet door de Stichting FVP. Aanvraagformulieren ontvang je van de Stichting FVP zodra je van de uitvoeringsinstelling een werkloosheidsuitkering ontvangt. Ben je jonger dan 40 jaar, dan kan je zelf de pensioenopbouw op vrijwillige basis voortzetten. Dat moet je aanvragen bij het bestuur van het pensioenfonds. Let op: de middelen van het FVP zijn bijna uitgeput. De regeling wordt op 1 januari 2009 beëindigd. Voor mensen die voor die tijd werkloos worden en die WW-gerechtigd zijn, worden echter geen harde garanties meer gegeven. Uit dienst Als je zelf ontslag neemt eindigt uiteraard ook de pensioenopbouw. Als je bij een andere werkgever gaat werken, kan je de rechten die je bij het oude pensioenfonds heeft opgebouwd, overdragen aan het pensioenfonds waarbij je nieuwe werkgever is aangesloten. (tenzij je nieuwe werkgever een andere werkgever is in dezelfde bedrijfstak). Dit heet waardeoverdracht (voor meer informatie zie hoofdstuk 6). Echtscheiding Bij echtscheiding houdt je ex-echtgenoot/-echtgenote aanspraak op het pensioen dat is opgebouwd voor de echtscheiding. Dat heeft een aantal consequenties: Als je 65 jaar wordt, heeft je ex-echtgenoot/-echtgenote recht op een evenredig deel van het ouderdomspensioen. Als je overlijdt heeft je ex-echtgenoot/-echtgenote recht op het weduwen-of weduwnaarspensioen dat is opgebouwd voor de echtscheiding. Ben je inmiddels hertrouwd dan heeft je nieuwe echtgenoot of echtgenote slechts aanspraak op het nabestaandenpensioen dat na de scheiding is opgebouwd. Ouderschapsverlof Wanneer je gebruik maakt van de mogelijkheid van ouderschapsverlof, gaat je pensioenopbouw gewoon door. De premie komt in die periode voor rekening van het pensioenfonds. Onvolledige pensioenopbouw. Er zijn een aantal redenen waarom mensen geen volledige pensioenopbouw halen. Soms halen ze het vereiste aantal jaren als deelnemer niet. Of mensen hebben gaten in de opbouw, perioden waarin geen pensioen is opgebouwd. Met name oudere werknemers kunnen in het verleden aan oude, minder goede regelingen hebben deelgenomen (bijvoorbeeld de oude dap-regeling). Je pensioen kan dus minder zijn dan het maximaal haalbare.
Hoofdstuk 5: Aandachtspunten rond pensioenen 5.1. Inzicht in je pensioen Vanaf 1 januari is er het uniform pensioenoverzicht. In het zogenaamde UPO worden de uitkeringen bij pensionering, arbeidsongeschiktheid of overlijden duidelijk weergegeven. Het UPO moet het mogelijk maken de totale pensioensituatie van jezelf en je partner in beeld te brengen. Ook moet het UPO een beeld van de toekomstige situatie geven. Het is de bedoeling dat alle pensioenfondsen en verzekeraars hetzelfde model gaan gebruiken. Het pensioenoverzicht bevat vier onderdelen: de aanspraken, de basisgegevens, overige informatie en een toelichting voor de deelnemer. 5.2. Waardeoverdracht Een nieuwe werkgever kan in bepaalde gevallen ook een nieuwe pensioenregeling betekenen. Je krijgt dan te maken met twee pensioenregelingen. In dat geval is waardeoverdracht mogelijk. Waardeoverdracht is het overdragen van uw pensioenrechten van het pensioenfonds waar je eerst je pensioen opbouwde aan het pensioenfonds waar je, in je nieuwe werksituatie uw pensioen gaat opbouwen. Ook het bedrag dat met je pensioen overeenkomt wordt dan overgedragen. Waardeoverdracht heeft een aantal voordelen: 1. Het voorkomt een pensioenbreuk. Dat betekent dat je (meestal) op je 65ste méér pensioen zult ontvangen dan wanneer je de waardeoverdracht achterwege laat; 2. Je hebt het gemak dat al je pensioenrechten zijn ondergebracht bij één pensioenfonds. Je hebt dan een goed inzicht in je pensioensituatie. Bovendien loop je minder risico pensioenuitkeringen mis te lopen. Dat zou kunnen gebeuren wanneer een pensioenfonds waar je via een eerdere baan bij was aangesloten niet meer over je huidige gegevens beschikt. De pensioenbreuk ontstaat door het veranderen van baan. Degene die van baan verandert, verbetert vaak zijn salaris. Direct, of op termijn. Je zou verwachten dat als gevolg van het hogere salaris, ook de hoogte van de pensioenuitkeringen na je 65ste zou stijgen. Dat was tot voor kort niet het geval. Een salarisstijging bij uw nieuwe werkgever was alleen van invloed op het pensioen over de jaren dat u bij deze nieuwe werkgever in dienst was. Over de jaren daarvoor kreeg je dan geen pensioen op basis van je laatst verdiende salaris, maar op basis van het meestal lagere salaris dat je had, voordat je van werkgever veranderde. Let op, dit geldt alleen voor een eindloonregeling. Indien een werknemer van baan verandert zal hij veelal automatisch bericht krijgen van het nieuwe pensioenfonds waar uw nieuwe werkgever u heeft aangemeld. Het nieuwe pensioenfonds zal vragen of u belangstelling heeft voor waardeoverdracht van uw pensioen. Het pensioenfonds zal met behulp van uw gegevens precies uitzoeken wat uw pensioensituatie is. Indien u het eens bent met de gepresenteerde gegevens kunt u een verzoek tot overdracht aan het pensioenfonds doen. Het pensioenfonds maakt dan alles voor u in orde. 5.3. Afkoop van kleine pensioenen Soms hebben mensen een heel klein pensioen bij een pensioenfonds of verzekeraar. Als het pensioen minder dan 400,00 (bedrag 2007) per jaar bedraagt, mag het afgekocht worden. Dat betekent dat er eenmalig een bedrag wordt uitgekeerd. De nieuwe pensioenwet maakt meerdere momenten van afkoop mogelijk. Soms mag een pensioenuitvoerder het pensioen afkopen zonder toestemming van de deelnemer. Afkoop zonder toestemming. Als iemand niet meer deelneemt aan een regeling en niet binnen 6 maanden kiest voor
waardeoverdracht kan het pensioenfonds het pensioen afkopen als het onder de grens ligt. Afkoop met toestemming Een reeds ingegaan pensioen dat onder de afkoopgrens komt, kan door het pensioenfonds afgekocht worden als de gepensioneerde hiermee instemt. Een klein pensioen of een kleine pensioenaanspraak die niet binnen de wettelijke termijnen door de deelnemer is afgekocht, mag de pensioenuitvoerder het afkopen. De deelnemer moet toestemming voor geven. Geen bezwaar. Een pensioenuitvoerder mag een klein pensioen afkopen als deelname aan de regeling voor 1 januari 2007 is gestopt. Tenzij de gewezen deelnemer hiertegen bezwaar maakt. Belasting. Een pensioen dat afgekocht wordt, wordt in één keer uitgekeerd. In principe moet je over de afkoopsom belasting betalen. Er zijn twee uitzonderingen. De eerste uitzondering is als de afkoop gebeurt op het moment dat het pensioen uitgekeerd gaat worden. De tweede uitzondering is als de afkoop gfebeurt als het ingegane pensioen al een aantal keren is uitgekeerd 5.4. Gelijke behandeling mannen en vrouwen De basis voor de gelijke behandeling van mannen en vrouwen is verankerd in artikel 119 van het Europese Unie verdrag. In dat artikel wordt bepaald dat mannen en vrouwen bij de arbeid gelijk beloond moeten worden. Het Europese Hof van Justitie besliste dat iedere burger een direct beroep mag doen op het gelijke behandelingsartikel. Dat betekent dat deze norm ook geldt in conflicten tussen werkgever en werknemer. Aangezien pensioenregelingen hun oorsprong vinden in afspraken tussen werkgever en werknemers is gelijke beloning van mannen en vrouwen ook op de pensioenregeling van toepassing. Dat betekent onder andere dat: • er voor vrouwen en mannen geen verschillende pensioenleeftijd mag worden gehanteerd; • vrouwen niet mogen worden uitgesloten van pensioen op grond van hun vrouw- zijn. Het Europese Hof van Justitie heeft hierover nog een belangrijke uitspraak gedaan (september 1994): part-time werknemers mogen met terugwerkende kracht tot 1976 niet worden uitgesloten van deelneming aan een pensioenregeling. Werknemers die van mening zijn dat zij sinds 1976 ten onrechte niet in een pensioenregeling zijn opgenomen vanwege het feit dat zij deeltijd-werknemers waren kunnen een verzoek richten tot die betreffende pensioenfondsen en/of de werkgever van destijds om een onderzoek naar de pensioensituatie van betrokken werknemer te doen. 5.5. Flexibilisering In het kader van de modernisering en flexibilisering van pensioenen, kunnen deelnemers kiezen om het nabestaandenpensioen uit te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen. Uw pensioenfonds kan u hierover informeren. Sommige fondsen hebben echter het nabestaandenpensioen op risicobasis ingevoerd. Dit is te vergelijken met een verzekering. Dit betekent dat bij pensionering er geen nabestaandenpensioen is opgebouwd, dat omgezet kan worden in extra ouderdomspensioen. Een individu kan natuurlijk altijd bovenop zijn collectieve pensioenregeling, op vrijwillige basis een pensioenvoorziening treffen. 5.6. Vervroegd met pensioen. Vervroegd met pensioen gaan wordt steeds onaantrekkelijker gemaakt. Om de gevolgen van de vergrijzing tegen te gaan vindt de overheid het van belang dat mensen langer door blijven
werken. VUT en prepensioen zijn “afgeschaft”. Vervroegd met pensioen kan nu alleen nog door het ouderdomspensioen naar voren te halen en eventueel de levensloopregeling in te zetten. Veel pensioenregelingen proberen hierin te voorzien. CNV Hout en Bouw vindt dat 40 jaar werken in principe genoeg is. Zeker voor mensen met lichamelijk zwaar werk. 5.7. Levensloop. De levensloopregeling moet werkenden de mogelijkheid geven makkelijker tussentijds verlof op te nemen. De levensloopregeling kan gebruikt worden om vervroegd met pensioen te gaan. Het kabinet Balkendende IV heeft aangegeven het gebruik van de levensloopregeling voor vervroegde pensionering te willen beperken. De levensloop zou dan alleen nog voor deeltijdpensioen gebruikt kunnen worden. Er wordt nog niet veel gebruik gemaakt van de levensloopregeling. Levensloop en spaarloon. Deelname aan een levensloopregeling is een vrijwillige keuze. Echter, tegelijkertijd deelnemen aan een levensloopregeling en een spaarloonregeling is niet mogelijk. Je mag in principe elk jaar kiezen. Om de levensloopregeling aantrekkelijker te maken, wordt er wel gevraagd om levensloop en spaarloon op een of andere wijze samen mogelijk te maken. Zover is het echter nog niet. 5.8. Vergeten pensioen. Soms hebben mensen ergens pensioen opgebouwd, maar weten ze niet meer waar. Of mensen zijn verhuisd en hebben nooit een adreswijziging doorgegeven aan een pensioenfonds waar ze nog een klein pensioentje hebben staan. Het pensioenfonds kan de rechthebbenden niet meer vinden. Hierdoor zijn er “vergeten pensioenen”. De vereniging van bedrijfstakpensioenfondsen heeft een helpdesk vergeten pensioenen. De helpdesk kan helpen bij het terugvinden van vergeten pensioen. De Helpdesk Vergeten Pensioenen is dagelijks telefonisch te bereiken op: tel. 070 - 311 73 73, van maandag t/m vrijdag tussen 8.30-12.30 uur. U kunt ook e-mailen,
[email protected]
ADRESSEN BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDSEN; Baggerbedrijf/Waterbouw
St. Fondsenbeheer Waterbouw Postbus 7016 2280 KA Rijswijk (ZH) 070 – 317 17 10 e-mail:
[email protected] Internet: www.sfwaterbouw.nl
Betonmortel
Bpf Betonmortelindustrie Postbus 637 1000 EE Amsterdam 020 – 583 27 77 e-mail:
[email protected]
Bitumineuze dakbedekkingsbedrijf
Bpf Bitumineuze en kunststof dakbedekkingsbedrijven Postbus 637 1000 EE Amsterdam 020 – 583 36 00 e-mail:
[email protected]
Bouwbedrijf - bouwnijverheid - natuursteenbedrijf - timmerfabrieken - stukadoors-, afbouw-, en terrazzobedrijf
BPF Bouw Postbus 637 1000 EE Amsterdam Cordares Basisweg 10 1043 AP Amsterdam Op afspraak: 020 – 583 40 40 e-mail:
[email protected] Internet: www.bouwpensioen.nl
Houtverwerkende industrie
Bedrijfspensioenfonds Houtverwerkende Industrie p/a Interpolis Postbus 3183 3502 GD Utrecht 030 – 245 35 27 Internet: www.pensioenhoutindustrie.nl
Houten en Kunststoffen jachtbouw alsmede waterrecreatie ondersteunende activiteiten
Bedrijfspensioenfonds voor de waterrecreatie en kunststof en houten jachtbouw p/a Delta Lloyd Postbus 1000 1000 BA Amsterdam 020 – 594 91 11
Houthandel
Bedrijfstakpensioenfonds voor de houthandel p/a PVF Achmea Postbus 2951 1006 AG Amsterdam 020 – 607 44 44 e-mail:
[email protected] internet: www.pvf.nl
Meubelindustrie en meubileringsbedrijven
St. Bedrijfstakpensoenfonds voor de meubelindustrie en meubileringsbedrijven p/a PVF Achmea Postbus 9251 1006 GA Amsterdam 020 – 607 44 44 e-mail:
[email protected] internet: www.pvf.nl
Orgelbouwers in Nederland
Zie meubel
Schilders- en afwerkingsbedrijf
Bedrijfstakpensioenfonds voor het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf A&O-services Klantentelefoon: 070 – 33 66 240 e-mail:
[email protected] internet: www.bpfschilders.nl
Woningcorporaties
St. Pensioenfonds voor de Woniningcorporaties Cordares Postbus 80 1270 AB Huizen Helpdesk SPW: 035 – 528 99 20 Internet: www.spw.nl
Rail infra
St. Spoorweg Pensioenfonds SPF Beheer Postbus 2030 3500 GA Utrecht 030 – 23 29 111 Internet: www.spoorwegpensioenfonds.nl
Parketvloerenondernemingen
Zie houthandel
Tentoonstellingsbouw
p/a PVF Achmea 020 – 607 44 44 Postbus 9251 1006 GA Amsterdam e-mail:
[email protected] internet: www.pvf.nl
ADRESSEN KANTOREN SOCIALE VERZEKERINGSBANK;
Hoofdkantoor Van Heuven Goedhartlaan 1 Postbus 1100 1180 BH Amstelveen tel: 020 - 656 56 56 voor vrijwillige verzekering AOW/ANW tel: 020 - 656 52 25 Breda Rat Verleghstraat 2 Postbus 90151 4800 RC Breda tel: 076 - 548 50 00 Deventer Snipperlingsdijk 2 Postbus 1000 7400 GG Deventer tel: 0570 - 50 60 00 Groningen Cascadeplein 5 Postbus 576 9700 AA Groningen tel: 050 - 316 90 00 Leiden Stationsplein 1 Postbus 9104 2300 PC Leiden tel: 071 - 512 90 00
Nijmegen Takenhofplein 4 Postbus 9032 6500 JN Nijmegen tel: 024 - 343 10 00 Roermond Laurentiusplein 8 Postbus 1244 6040 KE Roermond tel: 0475 - 36 80 00 Rotterdam Posthumalaan 100 Postbus 70025 Tel: 010 – 417 40 00 Utrecht Graadt van Roggenweg 400 Postbus 18002 3501 CA Utrecht Tel: 030 – 264 90 00 Zaandam Stationsstraat 112 Postbus 2040 1500 GA Zaandam Tel: 075 – 655 10 00 U kunt de Sociale Verzekeringsbank ook op internet vinden: www.svb.org
ADRES CNV RECHTSHULP; CNV Rechtshulp is te bereiken via de CNV-infolijn: 030 0 751 10 01. Bij de infolijn wordt de eerste intake gedaan, waarna CNV Rechtshulp je terug belt.