De Groene Hartstellingen van Winsemius Scheidend minister Pieter Winsemius riep tijdens de manifestatie ‘Vrienden van het Groene Hart’ (februari 2007) op tot actie ‘dotterbloem’. Dit is dé bloem van het Groene Hart. De groene oase van de randstad die onvermijdelijk dichtslibt als aan de verrommeling geen halt wordt toegeroepen: ‘…en wat dichtslibt, moet je dotteren. Zorg dat het blijft bewegen, dat de vitaliteit erin blijft.’ ‘Stelling één is’, zegt de minister, ‘dat het behoud van het Groene Hart staat of valt met goede bestemmingsplannen. Dat is het enige plan dat burgers bindt. Regels stellen en handhaven, dat komt eerst. Stelling twee gaat over….’
bestemmingsplannen met Groene Hartkwaliteit..
Het Woerdens Beraad pakt de handschoen op, die Winsemius aan de gemeenten toegeworpen heeft. Dat gebeurt in het project ‘Bestemmingsplannen met Groene Hartkwaliteit’: bijeenbrengen van kennis en ervaring van de Groene Hartgemeenten om te komen tot een checklist van basale kwaliteitsvereisten, waaraan bestemmingsplannen in het Groene Hart moeten voldoen. Die basiskwaliteit van een bestemmingsplan moet blijken uit: bijdrage aan bewustwording (inzake kwaliteit van landschap en wat daarvoor nodig is) stimulans om aan landschapskwaliteit te werken effectief in het beschermen tegen landschapsbedreigende ontwikkeling. ‘Bestemmingsplannen met Groene Hartkwaliteit’ gaat over de inhoud van bestemmingsplannen, de wijze van totstandkoming en de manier waarop ermee gewerkt wordt. Het project is opgezet in samenwerking met het Netwerk Platteland, waar het deel uitmaakt van een landelijk programma met gemeenten.
INHOUD
hoofdstuk
1:
Gemeenten
in
de
Slag
p.
1
hoofdstuk
2:
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
p.
4
hoofdstuk
3:
Hoe
gaan
we
dit
doen?
p.
9
kennis bij elkaar brengen: ambtelijk en bestuurlijk Het project is in drie stappen opgezet, waarin na elkaar een ambtelijk en bestuurlijk kennistraject plaats vinden: een ambtelijke ’24-uursconferentie’ (17/18 oktober 2007) presentatie van bevindingen en discussie tijdens de bestuurdersconferentie op 23 november 2007 bestuurlijke ’24-uursconferentie’ (9-10 april 2008): wat betekent ‘Groene Hartkwaliteit’ voor gedrag en optreden van gemeentebestuurders? In het najaar van 2008 treedt het Woerdens Beraad naar buiten met conclusies uit dit traject. Naast de ‘checklist’ over Bestemmingsplannen met Groene Hartkwaliteit’ kan het hierbij gaan om een jaarprijs voor
bijdragen aan ruimtelijke kwaliteit in het Groene Hart
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
(werkplan, zomer 2007)
p.
1
Hoofdstuk
1:
Gemeenten
in
de
Slag
1.1. Actie
Dotterbloem:
de
‘tien
punten’
van
Winsemius
Aanleiding
voor
dit
project
was
een
uitdaging
die
minister
Winsemius
op
17
februari
2007
aan
het
adres
van
de
Groene
Hartgemeenten
richtte.
Plaats
van
handeling
was
een
manifestatie
‐
‘Vrienden
van
het
Groene
Hart’
‐
in
het
kasteel
van
Woerden.
Winsemius
riep
hier
op
tot
actie
Dotterbloem,
want
‘…dit
is
dé
bloem
van
het
Groene
Hart
[…]
dat
onvermijdelijk
dichtslibt
als
aan
de
verrommeling
geen
halt
wordt
toegeroepen.
[…]
En
wat
dichtslibt,
moet
je
dotteren’.
Actie
Dotterbloem
bleek
opgebouwd
uit
10
punten:
‘…en
stelling
één
is
dat
het
behoud
van
het
Groene
Hart
staat
of
valt
met
goede
bestemmingsplannen.
Dat
is
het
enige
plan
dat
burgers
bindt.
Regels
stellen
en
handhaven,
dat
komt
eerst’.
Voor
de
volledigheid
hieronder
het
volledige
‘10
puntenplan’
dat
Winsemius
die
dag
aan
zijn
gehoor
voorhield.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Goede bestemmingsplannen (inclusief handhaving). Spelregels voor woningbouw en bedrijventerreinen (bundeling, inpassing). Onderkenning van glastuinbouw en intensieve veehouderij als ‘rode’ bestemmingen. Begrenzing van ‘rood’ door hardgroen (bomen), blauw en/of non-profit eigendom. Gebiedsgerichte aanpak inclusief ‘rood-voor-groen’-verevening (Groene Hartfonds). Certificering van projectontwikkelaars (inclusief code, publieke beoordeling, peer review). Bestuurlijke ruggengraat (incl. bestuurlijke en/of burgervisitaties). Draagvlak bij bewoners op basis van gedeelde visie, promotiecampagne, aandelen. Aanvalsvisie met meetbare doelstellingen (kernkwaliteiten, top 5 benoemen). Gezamenlijk uitvoeringsplan.
1.2.
Betekenissen
van
‘verrommeling’
‘Verrommeling’
gaat
over
hoe
iets
eruit
ziet:
het
woord
lijkt
op
rommel.
Daar
zit
een
waardeoor‐ deel
in,
wie
het
woord
gebruikt
laat
ook
iets
van
zichzelf
zien.
‘Verrommeling’
betekent
ook
dat
er
iets
gaande
is.
Het
woord
lijkt
dan
op
rommel
maken,
maar
klinkt
minder
actief:
er
is
geen
duidelijke
dader
aan
te
wijzen,
het
meer
is
iets
wat
zich
afspeelt,
‘…in
de
lucht
hangt’.
Ook
hier
wordt
trouwens
tegelijk
iets
duidelijk
over
wie
het
woord
gebruikt:
‘verrommeling’
hoort
bij
het
woordgebruik
van
toeschouwers,
verontruste
critici,
stuurlui
aan
de
wal
die
wel
beter
weten
maar
het
nakijken
hebben.
Wie
immers
zou
beweren
dat
hij
zelf
een
‘verrommelaar’
is,
dat
zijn
toch
altijd
anderen?
In
dit
project
kwamen
we
‘verrommeling’
tegen
in
de
betekenis
van:
•
‘verrommeling’
als
een
eigenschap
van
(objecten
in)
het
landschap,
iets
wat
staat
tegenover
objectiveerbare
kwaliteit.
Het
gaat
dan
om
zaken
als:
verzorgd
vs.
niet
verzorgd,
misplaatst
gebruik
van
ruimte
(niet
alleen
door
private
partijen,
maar
ook
planmatig
door
gemeenten,
rijk
etc.),
de
al
dan
niet
zichtbare
moeite
die
is
gedaan
om
iets
in
te
passen
in
een
landschap
c.q.
er
op
bepaalde
manier
uit
te
laten
zien.
Gedachtegoed
hierover
valt
aan
te
treffen
in
Wel‐ standsnota’s,
Beeldkwaliteitsplannen
e.d.
•
‘verrommeling’
als
uiting
van
tekortschietend
onderhoud,
slordigheid
of
gebrek
aan
aan‐ dacht.
In
de
gedachtewereld
is
bij
dit
soort
verrommeling
meestal
wel
een
beheerder
of
een
eigenaar
in
zicht,
die
het
zaakje
‘…laat
verrommelen’
•
‘verrommeling’
als
gevolg
van
keuzes,
c.q.
kennelijk
‘…niet
beter
kunnen’.
Het
gaat
hier
om
wat
blijkbaar
weinig
mocht
kosten,
is
neergezet
toen
anders
tegen
dingen
aangekeken
werd,
domweg
over
het
hoofd
gezien,
enz.
Geen
slordigheid
dus,
maar
had
wel
‘...beter
gemoeten’.
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
2
Voorbeeld
van
dit
spraakgebruik
is
te
vinden
op
p.
2.
van
de
Volkskrant,
11
juni
2008.
De
kop
luidt
“Groningen
stopt
verrommeling’
en
de
ondertitel:
‘…blokkendozen
langs
snelwegen,
eentonige
vinexwijken
en
rafelige
dorpsranden’.
Geen
slordigheid
dus,
maar
‘…ontworpen
lelijks’.
Het
artikel
gaat
over
een
provinciale
landschapsbouwmeester
die
investeerders
(privaat,
gemeenten)
op
de
huid
zit
•
•
‘verrommeling’
als
uiting
van
botsende
smaken
en
belangen.
Het
Groene
Hart
ziet
er
anders
uit
voor
de
boer
die
er
zijn
geld
verdient,
de
stedeling
die
zijn
hond
uitlaat
of
de
ekoloog
op
zoek
naar
een
haast
verdwenen
plantje.
Daarbij
vindt
de
burger
het
boerenerf
vaak
maar
een
rommeltje,
maar
vindt
de
boer
dat
weer
van
de
landerijen
van
Staatsbosbeheer
(enz.).
‘Verrommeling’
heeft
dus
ook
te
maken
met
de
ruimtelijke
belangenstrijd,
die
zich
in
ons
kleine
landje
overal
afspeelt.
En
zeker
in
de
drukke
Randstad,
waar
iedereen
altijd
wel
ergens
in
het
uitzicht
van
een
ander
zit
‘verrommeling’
als
uiting
van
gekrenktheid,
omdat
een
uitzicht
dat
iemand
mooi
vond
is
bedorven
zonder
dat
hij
daar
wat
aan
deed
of
doen
kon.
Een
woord
dat
dus
iets
uitdrukt
van
vervreemding
en
er
buiten
staan:
‘…ze
doen
maar’.
En
daarmee
misschien
ook
de
vinger
legt
op
tekortschietende
politiek‐bestuurlijke
processen.
Samenvattend:
het
gaat
bij
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
om
(a)
hoe
het
Groe‐ ne
Hart
eruit
ziet
en
(b)
hoe
de
burger/belanghebbende
vindt
dat
omgegaan
wordt
met
wat
hem
dierbaar
is.
Van
belang
zijn
dus
de
plannen
zelf
én
de
bestuurstijl
daaromheen:
de
manier
waar‐ op
een
plan
tot
stand
komt,
hoe
ermee
gewerkt
wordt.
1.3. Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
Het
Woerdens
Beraad
pakt
de
‘handschoen
van
Winsemius’
op
in
het
project
Bestemmingsplan nen
met
Groene
Hartkwaliteit.
Doel
is
het
bijeenbrengen
van
kennis
en
ervaring
van
gemeenten
om
te
komen
tot
een
checklist
van
basale
kwaliteitsvereisten,
waaraan
bestemmingsplannen
in
het
Groene
Hart
moeten
voldoen.
Die
basiskwaliteit
zou
moeten
zitten
in:
- bijdragen
aan
bewustwording
(inzake
kwaliteit
van
landschap
en
wat
daarvoor
nodig
is)
- stimulans
om
aan
landschapskwaliteit
te
werken
- effectiviteit
in
het
beschermen
tegen
landschapsbedreigende
ontwikkeling.
De
analogie
is
die
van
de
APK:
een
autokeuring
die
niet
gaat
over
wat
het
perfecte
autoplezier
is,
maar
wel
over
wat
in
elk
geval
in
orde
moet
zijn
om
veilig
‘…de
weg
op
te
kunnen’.
Het
Woerdens
Beraad
wil
zulke
basisvereisten
formuleren
en
een
programma
in
werking
zetten
waardoor
ze
invloed
krijgen
op
de
praktijk.
Het
project
is
opgezet
met
het
Netwerk
Platteland,
waar
het
deel
uitmaakt
van
een
landelijk
kennisnetwerk
voor
gemeenten.
1.4. Als
we
blijven
doen
wat
we
altijd
deden…
Wanneer
‐
zoals
in
dit
project
gebeurde
‐
gemeentemensen
met
elkaar
in
gesprek
gaan
over
‘be‐ stemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit’,
dan
wordt
dat
onderwerp
serieus
genomen.
Het
bewustzijn
is
sterk
aanwezig,
dat
alom
veel
kritiek
leeft
op
hoe
Nederland
er
de
laatste
jaren
uit‐ ziet.
En
je
kunt
als
gemeentebestuurder
‐
uiteraard
‐
altijd
naar
anderen
wijzen
als
het
gaat
om
‘wie
wat
te
verwijten
valt’1,
maar
de
vraag
is
wat
dat
hier
nog
helpt
.
Want
nu
bij
veel
burgers
toch
een
indruk
is
ontstaan
van
onomkeerbare
processen
die
maken
dat
‘…wat
mooi
is
en
het
beschermen
waard’
toch
gaandeweg
gewoon
verdwijnt,
wordt
ruimtelijk
besturen
moeilijk,
steeds
moeilijker.
Gemeentebestuurders
in
het
Groene
Hart
merken
dat
aan:
1
Niet
moeilijk:
andere
overheden
die
wegen,
bedrijfsterreinen
en
VINEX‐locaties
aanwijzen.
Of
burgers
die
niet
willen
kiezen:
graag
veel
open
ruimte
maar
ook
allemaal
een
huis‐met‐tuintje,
graag
stilte
en
natuur
maar
ook
liefst
het
gemak
van
Schiphol
(de
werkgelegenheid
daar,
etc.).
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
3
-
wantrouwen
bij
boeren
én
burgers
over
alles
wat
je
in
de
ruimtelijke
ordening
nog
aan
wilt
pakken,
regelen
of
besturen
een
‘dagelijkse
gevoel
van
rommeligheid’
,
omdat
we
vaak
op
te
kleine
schaal
alles
maar
een
plek
willen
geven
en
daar
ook
nog
eens
op
duizend
plaatsen
over
praten
de
spagaat
waarin
het
lokaal
bestuur
terecht
komt
bij
de
realisatie
van
‘grote
opgaven’
van
provincie
en
rijk
‐
natte
as,
EHS,
groene
ruggengraat
(etc.)
‐
omdat
die
plannen
haaks
staan
op
wat
burgers
willen
of
vertrouwen
te
weinig
capaciteit
in
huis,
daardoor
onhandig
manoeuvreren
en
vaak
uiteindelijk
het
nakij– ken
hebben
bij
snelle
initiatieven
van
ondernemers
onhandig
omgaan
met
regels
en
‘verbieden’,
zodat
alleen
verpaupering
ontstaat
en
juist
niet
wat
je
wilde
bereiken
te
zwaar
leunen
op
externe
expertise,
dus
‘geen
geheugen’
meer
in
huis,
‘slap
handhaven’
en
een
speelbal
worden
van…
Samenvattend:
we
komen
uit
een
periode
waarin
ondanks
rijks‐,
provinciaal
en
gemeentebeleid
voor
het
Groene
Hart,
ondanks
toezicht
op
bestemmingsplannen
(enz.)
de
indruk
toch
steeds
sterker
werd
dat
iets
in
de
resultaten
van
dat
beleid
niet
klopte.
De
‘handschoen
van
Winsemius’
wordt
daarom
opgepakt.
Dat
leverde
in
dit
project
gesprekken
op
waarin
‐
zowel
bij
ambtena‐ ren
als
bestuurders
‐
een
breed
gedeelde
zekerheid
naar
voren
kwam
(a)
dat
‘doorgaan
op
de
oude
voet
niet
kan’2,
(b)
dat
het
veel
beter
moet
en
(c)
‘…dat
we
dat
toch
moeten
kunnen!’.
Hoofdstuk
2:
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
2.
In
oktober
2007
en
april
2008
zijn
als
onderdeel
van
dit
project
twee
’24‐uursconferenties’
be‐ legd:
één
met
ambtenaren
en
één
met
bestuurders
uit
gemeenten
in
het
Groene
Hart.
De
voor‐ bereiding
bestond
telkens
uit
interviews
met
alle
deelnemers,
want
de
agenda
van
de
conferen‐ ties
bestond
uit
‘…praktijkvragen
van
deelnemers
zelf’
en
die
vragen
werden
in
interviews
ver‐ zameld.
De
werkformule
in
de
conferenties
was
dat
discussie
steeds
op
gang
kwam
na
reacties
op
een
praktijkvraag
door
de
andere
aanwezigen.
Die
reacties
werden
uitgelokt
met
vragen
als:
- hoe
zou
u
dit
oplossen?
- hoe
hebt
u
zoiets
wel
eens
opgelost?
- wat
voor
aanpak
van
dit
vraagstuk
heeft
‘Groene
Hartkwaliteit’?
We
schetsen
in
dit
hoofdstuk
een
samenvatting
van
wat
‐
blijkens
de
reacties
in
de
conferenties
‐
breed
gedeeld
werd
als
nastrevenswaardig
in
de
aanpak
van
een
vraagstuk,
een
stijl
die
past
bij
‘Groene
Hartkwaliteit’.
Aangetekend
moet
daarbij
worden,
dat
in
de
interviews
méér
vraagstuk‐ ken
genoemd
waren
dan
‐
om
redenen
van
tijd
‐
in
de
conferenties
aan
bod
konden
komen.
Aan
het
einde
van
de
navolgende
paragrafen
worden
daarom
die
wel
genoemde
maar
niet
besproken
onderwerpen
telkens
kort
vermeld:
voer
voor
volgende
keren….
2.1. Groene
Hartkwaliteit:
een
type
landschap
•
geen
zand,
geen
klei,
veel
gras,
veel
water.
Het
‘Groene
Hart’
is
geen
bestuurlijke
eenheid,
het
kent
zelfs
binnen
haar
grenzen
stevige
geografische
en
culturele
barrières.
Daarom
hebben
gemeenten
vaak
wel
contact
met
hun
buurgemeenten
in
de
eigen
bestuurlijke
regio,
maar
2
Het
landschap
is
achteruitgegaan:
het
Ruimtelijk
Planbureau
meet
de
kwaliteit
al
in
zichtseconden
vanaf
de
snelweg.
De
minimale
maat
is
een
uitzicht
dat
bij
een
snelheid
van
120
km/uur
nog
gedurende
5
seconden
wordt
waargenomen:
een
kortere
‘zichtbaartijd’
telt
niet,
want
leidt
niet
tot
beleving.
Er
blijken
in
Nederland
nog
maar
enkele
snelwegpanorama’s
te
bestaan
waar
men
met
de
genoemde
snelheid
langer
dan
een
minuut
van
kan
genieten
(bron:
Adviesbrief
RPB
aan
DG
Ruimte
VROM:
Zichtbaarheidsanalyse
snelweguitzichten
,
26
november
2007).
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
4
veel
minder
daarbuiten3.
Des
te
opvallender
was
dus,
dat
aan
het
eind
van
beide
conferen‐ ties
zowel
ambtenaren
als
bestuurders
enigszins
verrast
vaststelden,
hoe
snel
ze
over
en
weer
‘de
vragen’
van
hun
collega’s
elders
hadden
begrepen
en
hoe
overeenkomstig
eigenlijk
de
puzzels
waren.
Blijkbaar
leidt
de
‘oer‐hollandse’
combinatie
van
water,
koeien,
gras,
natuur
en
kleine
oude
steden
op
dit
moment
overal
in
het
Groene
Hart
tot
soortgelijke
vraagstukken
c.q.
puzzels
als
je
daar
wat
aan
wilt
doen.
Vooral
het
gelijktijdig
in
verandering
verkeren
van
wat
‘…ruimtelijk
aan
de
hand
is’
met
water,
koeien,
natuur
en
oude
steden
speelt
daarbij
een
rol.
Die
mix
van
gelijktijdige
vernieuwingen
speelt
in
het
hele
Groene
Hart.
−
eerste
kenmerk
van
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
is,
dat
ze
de
samen hang
adresseren
van
veranderingen
op
het
gebied
van
water,
grondgebonden
landbouw,
natuur
en
kleine
steden.
•
eigen
dynamiek
én
deel
van
de
Randstad.
Het
Groene
Hart
heeft
zijn
eigen
dynamiek
en
ruimtelijke
agenda.
Maar
het
is
ook
het
groene
hart
van
de
Randstad.
De
spanning
die
dat
oplevert
speelt
in
alle
gebieden.
Ze
komt
fysiek
tot
uiting
in,
bijvoorbeeld,
de
nabijheid
van
landschappen
vol
rust
en
ruimte
met
drukke
wegen
vol
verkeer.
Ze
maakt
dat
er
gebouwd
wordt
waar
dat
mag
‐
huizen,
kassen,
bedrijfsgebouwen
‐
en
dat
dus
grondposities
waarde
hebben,
los
van
hoe
die
grond
op
dit
moment
gebruikt
wordt.
Elke
gemeente
moet
die
ba‐ lans
tussen
‘verandering
van
binnenuit’
en
‘wat
doen
we
met
wat
er
op
ons
af
komt?’
zelf
tot
stand
brengen.
Want
van
andere
bestuurslagen
zal
het
niet
snel
komen:
de
agenda’s
immers
van
het
Groene
Hart
en
van
de
Randstadsteden
vallen
goeddeels
onder
andere
beleidssecto‐ ren
bij
provincies
en
het
Rijk.
En
er
is
ook
weinig
overlappende
gespreksstof
tussen,
bijvoor‐ beeld,
instanties
als
het
Woerdens
Beraad
en
de
bestuurlijke
kerngroep
Noordvleugel.
−
tweede
kenmerk
van
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
is
dat
ze
niet
alleen
richting
geven
aan
de
ruimtelijke
dynamiek
van
een
gebied
zelf,
maar
ook
aan
hoe
wordt
gereageerd
op
de
maatschappelijke
en
beleidsagenda
van
de
Randstad
eromheen.
•
het
agrarische
cultuurlandschap
als
drager.
In
de
bestuurlijke
praktijkkring
van
april
werd
veel
gesproken
over
het
‘hollands
boerenlandschap’.
Het
onderwerp
‐
wat
vinden
we
ervan,
hoe
werken
we
eraan,
hoe
gaan
we
ermee
om
in
onze
bestemmingsplannen,
enz.
‐
kwam
ter
sprake
in
tal
van
praktijkvoorbeelden.
De
discussie
werd
vooral
gevoed
door
enkele
daar‐ van,
waarin
op
grote
schaal
boerenlandschap
‘wegbestemd
was’
ten
behoeve
van
nieuwe
water‐
en
recreatiefuncties
en
natuur.
Ter
plekke
ontstond
het
voornemen
om
‐
tegenover
zulke
tendenties
‐
de
waarde
en
betekenis
van
boerenlandschap
nog
eens
met
nadruk
in
de
bestuurlijke
discussie
over
het
Groene
Hart
te
agenderen4.
Men
vond
dit
om
een
aantal
redenen
belangrijk:
a)
cultuurhistorisch:
koeien
en
boeren
horen
bij
het
hollands
landschap.
Het
is
ongewenst
dat
hele
landschappen
ontstaan
waarin
ze
niet
meer
te
zien
zijn.
b)
praktisch/economisch:
boeren
onderhouden
meer
dan
70%
van
het
hollands
landschap:
we
hebben
hen
daarom
nodig
om
dit
landschap
te
behouden
c)
politiek/maatschappelijk:
agrarische
grond
wordt
tot
nu
toe
in
het
Nederlands
ruimtelijk
beleid
gebruikt
als
‘reservegrond’
voor
nieuwe
functies:
zodra
meer
ruimte
nodig
is,
halen
we
die
daar
vandaan.
Dat
proces
is
inmiddels
zover
gevorderd,
dat
maatschappelijke
tegen‐ druk
ontstaat:
burgers
komen
in
verzet
(‘we
willen
dat
dit
niet
zo
doorgaat’),
boeren
werpen
zich
op
als
beheerders
van
het
natuur
en
landschap
(‘..maar
dat
vraagt
wel
dat
we
door
kun‐ nen
gaan
met
schaalvergroten
en
niet
op
allerlei
plekken
in
een
‘postzegellandschap’
achter
3
Verschillende
deelnemers
aan
de
conferenties
merkten
op,
dat
zij
nu
voor
het
eerst
in
jaren
eens
kennis
maakten
met
‘wat
speelde’
in
gemeenten
verderop.
Dat
‘verderop’
was
soms
niet
ver:
er
lag,
bijvoorbeeld,
een
pontje
over
de
rivier
tussen
(de
Lek).
En
een
provinciegrens,
natuurlijk
…
4
Dit
is
inmiddels
ook
gebeurd
in
de
recente
bijdrage
van
het
Woerdens
Beraad
aan
de
nieuwe
provinciale
structuurvisies
(Visie
Groene
Hart,
mei
2008).
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
5
blijven
waarin
dat
niet
meer
kan’).
Het
is
daarom
belangrijk
dat
de
overheid
een
‘groene
grens’
trekt
en
het
boerenland
expliciet
beschermt.
−
derde
kenmerk
van
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
is
dat
ze
een
onder bouwd
en
duurzaam
toekomstbeeld
bevatten
over
het
behoud
van
het
agrarische
cultuur landschap
•
een
Groene
Hartbestemmingsplan
heeft
schaal
nodig.
In
beide
conferenties
kwam
een
erva‐ ring
van
de
(nieuwe)
gemeente
Nieuwkoop
ter
sprake:
de
gemeente
is
recent
ontstaan
door
het
samenvoegen
van
Liemeer,
Ter
Aar
en
(het
oude)
Nieuwkoop
en
men
merkt
nu
dat
het
ruimtelijk
beleid
veel
beter
en
harmonischer
dan
vroeger
‘een
plek
kan
geven’
aan
de
diver‐ se
claims
en
‘ruimtevragers’
die
op
haar
grondgebied
van
belang
zijn.
Men
ervaart
dit
als
een
duidelijke
verbetering
met
de
tijd,
dat
dit
toewijzen
van
ruimte
op
de
kleinere
schaal
van
de
oude
gemeenten
plaats
vond:
de
uitkomst
is
nu
beter
(dan
het
‘proppen’
van
veel
functies
in
een
eigenlijk
te
klein
gebied)
ook
loopt
het
gesprek
met
burgers
en
belangheb‐ benden
een
stuk
soepeler
(want
je
kunt
‘…veel
gemakkelijker
nee
zeggen,
als
je
voor
datgene
wat
gevraagd
wordt
wel
een
plek
elders
aan
kunt
bieden’).
vierde
kenmerk
van
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
is
dat
de
schaal
waar op
een
bestemmingsplan
gemaakt
wordt
groot
genoeg
is
om
een
eigen
volwaardige
plek
te
geven
aan
functies
die
men
van
belang
vindt
Wel
geagendeerd,
niet
uitgewerkt
• in
de
(rand)stedelijke
omgeving
is
iedereen
het
eens
over
de
waarde
van
het
open
land‐ schap,
maar
leven
zeer
verschillende
beelden
over
wat
men
daaronder
verstaat!!
• is
een
‘Agrarische
Hoofdstructuur’
(c.q.
robuust
landbouwgebied)
een
fysieke
plek
op
de
landkaart
zoals
de
EHS
of
ook
(c.q.
misschien
zelfs
wel
totaal)
iets
anders?
• hoe
omgaan
met
de
paarden
in
het
landschap:
er
komen
er
steeds
meer
en
ze
zijn
voor
het
bestemmingsplan
niet
anders
dan
koeien.
Toch
aangepaste
regels
nodig
(?)
• …..
• …..
−
2.2. Groene
Hartkwaliteit:
een
actieve
stijl
van
besturen
•
het
plan,
de
regels
en
de
visie.
De
looptijd
van
een
bestemmingsplan
is
doorgaans
langer
dan
10
jaar.
In
zo’n
periode
verandert
veel
en
het
is
dus
realistisch
om
ervan
uit
te
gaan,
dat
zich
in
de
tussentijd
initiatieven,
vrijstellingsverzoeken
etc.
zullen
voordoen,
waarop
bij
het
vast‐ stellen
van
het
bestemmingsplan
niet
was
gerekend.
Toch
moet
een
bestemmingsplan,
als
het
goed
is,
ook
dan
houvast
bieden
voor
het
nemen
van
verstandige
en
beleidsmatig
pas‐ sende
besluiten.
Zo’n
houvast
ligt
meestal
meer
op
het
niveau
van
visie
dan
dat
van
con‐ crete
regels.
−
vijfde
kenmerk
van
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
is
dat
ze
niet
alleen
uit
concrete
regels
bestaan,
maar
ook
een
visie
op
de
ruimtelijke
ontwikkeling
bevatten
die
houvast
geeft
over
‘wat
te
doen’
ingeval
van
nietvoorziene
situaties.
•
samenspel
met
burgers
en
ondernemers.
Een
bestemmingsplan
kan
regelen
en
verbieden,
maar
het
kan
geen
‘…wenselijke
toekomst
creëren’.
Sterker
nog:
een
bestemmingsplan
dat
alleen
maar
verbiedt
kan
‐
als
het
investeringen
in
het
buitengebied
ontmoedigt
‐
wel
eens
averechtse
gevolgen
krijgen
(verpaupering,
verkrotting,
leegstand).
De
kunst
is
dus,
het
be‐ stemmingsplan
een
constructieve
rol
te
laten
vervullen
in
een
ontwikkelingsplanologische
aanpak.
De
hiervoor
genoemde
visie
is
daarbij
belangrijk.
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
6
−
zesde
kenmerk
van
een
bestemmingsplan
met
Groene
Hartkwaliteit
is
dat
het
onderdeel
vormt
van
een
gebiedsaanpak
door
overheid
en
burgers
(ondernemers)
samen.
De
visie
waarop
het
gebaseerd
is
moet
daarom
berusten
op
voldoende
draagvlak
bij
die
groepen.
En
dat
draagvlak
moet
bij
voorkeur
niet
alleen
de
plannen
van
de
overheid
betreffen,
maar
ook
die
van
burgers
en
ondernemers.
Het
bestemmingsplan
moet
mogelijkheden
bieden
om
burgers
of
ondernemers
te
belonen
op
momenten
dat
hun
gedrag
en
inzet
van
belang
zijn
voor
het
realiseren
van
bepaalde
doelen
in
het
landschap.
•
Inhuur
en
communicatie
met
burgers
en
ondernemers.
Bestemmingsplannen
worden
vaak
voorbereid
en
opgesteld
door
gespecialiseerde
externe
bureaus.
Omdat
zulke
bureaus
er
uiteraard
naar
streven
dat
voldoende
draagvlak
voor
hun
plan
bestaat,
organiseren
zij
‐
meer
of
minder
uitgebreid
‐
consultatierondes
met
burgers
en
ondernemers
in
een
gebied.
Ook
voor
andere
beleidsonderwerpen
in
het
buitengebied
(waterbeheersplan,
landschaps‐ ontwikkelingsplan,
recreatieplan,
etc.
)
gebeurt
er
vaak
iets
dergelijks:
bureau
ingehuurd,
draagvlak
nodig,
bureau
voert
dus
gesprekken
met
de
burgers.
Deze
werkwijze
heeft
drie
nadelen:
− de
burger
praat
met
bureaus,
niet
met
de
gemeente
− de
gemeente
mist
informatie
die
zij
wellicht
later
‐
als
het
om
handhaven
gaat
‐
goed
had
kunnen
gebruiken
− omdat
de
burger
‘zijn
verhaal’
bij
elk
bureau
opnieuw
moet
doen,
wordt
ongewild
het
beeld
overgebracht
van
een
overheid
die
niet
luistert,
niet
onthoudt,
telkens
alleen
wil
horen
‘wat
past
bij
dit
loket’
(etc.),
kortom
zich
niet
echt
als
een
gebiedspartner
ge‐ draagt
met
wie
je
betrouwbaar
zaken
kunt
doen.
Dit
alles
draagt
niet
bij
aan
het
samenspel
dat
hierboven
werd
bepleit.
En
het
valt
slechts
te
voorkomen
door
de
communicatie
met
burgers
en
ondernemers
over
minder
schijven
te
laten
lopen.
− zevende
kenmerk
van
een
bestemmingsplan
met
Groene
Hartkwaliteit
is
dat
de
gemeente
haar
contact
met
burgers
en
ondernemers
niet
aan
externen
overlaat,
maar
systematisch
zelf
onderhoudt.
Alleen
zo
kan
in
een
gebied
een
‘…blijvende
coalitie
voor
het
landschap’
worden
geformeerd.
•
Onderhandelend
besturen:
de
lokale
overheid
als
zakenpartner.
Bepalingen
in
een
bestem‐ mingsplan
hebben
vaak
een
min
of
meer
voorwaardelijk
karakter:
sommige
dingen
mogen
nooit,
andere
altijd,
maar
een
heleboel
zitten
daar
tussenin.
Een
burger
of
ondernemer
moet
in
dat
‘tussengebied’
aan
voorwaarden
voldoen
om
zijn
vergunning
(toestemming,
onthef– fing,
enz.)
te
krijgen.
Een
bestemmingsplan
kan
meer
of
minder
precies
zijn
over
die
voor‐ waarden:
soms
zijn
regels
duidelijk,
soms
juist
heel
erg
vaag.
In
de
praktijk
komt
daar
nog
bij
dat
de
interpretatieruimte
omtrent
zulke
voorwaarden
vaak
toeneemt
als
een
bestem‐ mingsplan
al
ouder
is,
de
‘casus’
die
een
burger
voorlegt
niet
voorzien
was
of
in
de
tussen‐ tijd
een
nieuw
beleid
in
zwang
kwam
waarvan
intussen
‘…iedereen
wel
weet’
dat
dit
bij
de
eerstvolgende
herziening
meegenomen
gaat
worden
− achtste
kenmerk
van
een
bestemmingsplan
met
Groene
Hartkwaliteit
is
dat
door
het
ont werp
van
het
bestemmingsplan
én
de
manier
van
ermee
werken
selectief
soms
wel
dus
en
soms
niet
kan
worden
meebewogen
met
de
burger
op
een
wijze
die
transparant
is
(dus
betrouwbaar),
flexibel
(dus
bescheiden)
en
doelgericht
(want
moeiteloos
als
consistent
herkenbaar
vanuit
de
in
het
plan
gekozen
visie).
De
kwaliteit
van
een
bestemmingsplan
zit
daarmee
dus
niet
alleen
in
‘wat
het
regelt’,
maar
ook
en
even
belangrijk!!
in
hoe
het
de
gemeente
‘in
positie
brengt’
om
transparant,
flexibel
en
doelgericht
met
de
eigen
burgers
in
de
slag
te
gaan
voor
het
realiseren
van
beleid
•
Integraal
besturen,
met
de
provincie
op
de
achterhand.
Een
onderhandelende
gemeente
zoals
hier
geschetst
regelt
‘als
een
overheid’
de
bestemming
van
de
ruimte,
maar
niet
vanuit
de
beleidsagenda
van
de
overheid
alleen.
De
kracht
van
een
goed
ingezet
en
uitgevoerd
be‐
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
7
stemmingsplan
zit
juist
in
het
combineren
van
die
overheidsagenda
met
krachten
en
ambi‐ ties
in
de
samenleving
zelf.
In
die
zin
is
zulk
gemeentelijk
ruimtelijk
beleid
niet
alleen
veel
integraler
dan
het
beleid
van
provincies
en
het
Rijk
(het
voegt
aan
de
‘planet’‐doelstellingen
uit
het
ILG
‘profit’
en
‘people’‐doelen
toe)
maar
ook
meer
integrerend
(met
maatschappelijke
krachten).
Die
eigen
bestuurlijke
aanpak
door
gemeenten
kan
uiteraard
op
spanning
komen
met
de
neiging
bij
sommige
provincies
en
het
Rijk
om
louter
nog
beleid
te
formuleren
dat
zich
leent
voor
het
tegen
geld
afrekenen
van
prestaties5.
Het
is
dus
aan
gemeenten
om
aan
Rijk
en
de
provincie
duidelijk
te
maken
dat
de
toekomst
van
het
Groene
Hart
op
die
manier
niet
‘gekocht’
wordt.
negende
kenmerk
van
een
bestemmingsplan
met
Groene
Hartkwaliteit
is
dat
het
ermee
werken
gesteund
wordt
door
provincie
en
het
Rijk.
Dit
vraagt
ook
dáár
bereidheid
om
de
realisatie
van
sectorale
doelen
als
onderdeel
te
zien
van
een
veel
integraler
aanpak
en
de
voortgang
ook
op
die
manier
te
honoreren
Wel
geagendeerd,
niet
uitgewerkt
• hoe
kom
je
tot
‘georganiseerd
overleg’
met
groepen
burgers
en
ondernemers?
• schaalvergroting
en
steeds
kleiner
wordend
aantal
‘ondernemers
in
het
landschap’:
nieuwe
‐
juridische
‐
vormen
nodig
(convenant,
contract)?
• opdrachtgeverschap
aan
bureau’s
• hoe
werkt
de
splitsing
tussen
beleid
en
uitvoering
uit
op
ambtelijke
know
how
en
consis‐ tentie?
hoe
organiseer
je
in
je
gemeentehuis
zowel
ambtelijke
continuïteit
(‘weten
wat
er
speelt’)
als
frisse
onbevangenheid
(‘indien
nodig
naïef
streng’)
zodanig
dat
de
buiten‐ wereld
je
toch
betrouwbaar
vindt?
• …..
•
−
2.3. Groene
Hartkwaliteit:
diverse
onderwerpen
•
Ruziënde
burgers
en
ambtelijke
capaciteit.
In
beide
conferenties
kwam
ter
sprake,
dat
juridi‐ sche
procedures
veel
werk
met
zich
kunnen
meebrengen
en
een
zwaar
beslag
leggen
op
de
meestal
krap
bemeten
ambtelijke
capaciteit.
Deels
zijn
zulke
procedures
‘ingebakken’
in
RO‐werk
en
hoort
het
bij
‘…de
klus’.
Anders
ligt
het
wanneer
burgers
onderlinge
ruzies
op
RO‐terrein
gaan
uitvechten
en
daar
ook
de
gemeente
bij
betrekken.
Naar
voren
kwam
dat
het
toch
wel
heel
vervelend
is
en
demoraliserend
om
over
niet
veel
ambtelijke
capaciteit
te
beschikken
en
daarvan
ook
nog
eens
een
groot
deel
‘kwijt
te
raken’
aan
zulke
niet‐gekozen
prioriteiten.
− preventieve
aandacht
kan
leiden
tot
het
bijleggen
van
conflicten,
voordat
ze
in
juridische
procedures
alleen
nog
maar
verder
verharden.
Een
gemeente
kan
daarom
zijn
tijd
en
middelen
maar
het
beste
daarop
concentreren.
Te
overwegen
valt
om
‘tijd
vrij
te
spelen’
door
het
‘taaiere
werk’
(bij
geëscaleerde
conflicten)
uit
te
besteden
op
regioniveau
of
naar
het
provinciehuis
•
Vrijkomende
agrarische
bebouwing
en
dóórgaande
schaalvergroting.
In
sommige
Groene
Hartgebieden
(o.a.
de
Alblasserwaard)
zet
de
schaalvergroting
in
de
melkveehouderij
al
zo‐ ver
door,
dat
nu
ook
al
relatief
nieuwe
boerderijgebouwen
‐
aan
de
ruilverkavelingswegen
‐
5
Met het ILG als in het oog springend voorbeeld van zo’n beleidsbenadering, waarin ontwikkelen van het landelijk gebied feitelijk is terug gebracht tot het realiseren van een bestellijst aan bijzondere hectares voor het Rijk. De laatste tijd komt er gelukkig steeds meer kritiek los - ook bij bestuurskundigen - op deze ‘bedrijfsmatige’ opvatting van besturen (zie F. Ankersmit & L. Klinkers red., De Tien Plagen van de Staat: de bedrijfsmatige overheid gewogen, Van Gennep Amsterdam 2008).
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
8
leeg
komen.
Wat
kan
nu
het
beste
gebeuren,
gegeven
dat
de
gemeente
de
schaalvergroting
in
de
landbouw
wil
ondersteunen
omdat
dat
goede
vooruitzichten
geeft
op
het
blijvend
open
houden
van
haar
buitengebied
−
•
waarschijnlijk
is
‘Rood
voor
Rood’
de
beste
oplossing
voor
zulke
situaties:
de
stal
mag
ge sloopt,
de
eigenaar
krijgt
toestemming
voor
een
bouwkavel.
De
vraag
is
waar
die
kavel
het
beste
kan
komen.
Groene
Hartkwaliteit
is
er
lang
niet
altijd
mee
gediend
als
dat,
bij voorbeeld
,
zou
gebeuren
op
de
plek
van
die
leegkomende
bebouwing
zelf.
Anders
wordt
namelijk
elke
gestopte
boerderij
een
klein
dorpje
op
zich.
vervolg
en
nevenfuncties
op
agrarische
bedrijven.
De
trend
lijkt
wat
te
keren,
dat
in
elk
be‐ stemmingsplan
op
voorhand
ruimte
werd
geboden
aan
nieuwe
vormen
van
economische
bedrijvigheid:
opdat
de
boer
het
nog
wat
langer
volhoudt.
Op
de
korte
termijn
immers
biedt
dit
soelaas:
extra
verdiensten
op
de
boerderij.
Wanneer
de
opvolgingskwestie
gaat
spelen,
dan
bestaat
vaak
echter
meer
‘koopkrachtige
vraag’
voor
de
nevenfuncties
(c.q.
wat
daar‐ voor
‐
bijvoorbeeld
‐
in
gebouwen
is
geïnvesteerd)
dan
voor
het
voortzetten
van
het
melk‐ veebedrijf.
−
in
een
bestemmingsplan
met
Groene
Hartkwaliteit
wordt
ingezet
op
schaalvergroting
en
robuuste
agrarische
bedrijven.
Verbreding
en
nieuwe
economische
activiteiten
moeten
bij
zo’n
beeld
omtrent
de
toekomst
passen
•
sloop
en
nieuwbouw.
Voor
het
slopen
van
oude
kassen
heeft
de
gemeente
Nieuwkoop
een
variant
op
de
op
de
Rood
voor
Rood‐aanpak
gekozen.
Gebleven
is
het
principe
dat
het
slo‐ pen
van
oude
kassen
leidt
tot
het
bouwrecht
voor
een
woning
(een
kavel).
Om
‘vraag
en
aanbod’
op
deze
markt
bij
elkaar
te
brengen
heeft
de
gemeente
nu
een
beurssysteem
voor
kassensloop
geïntroduceerd:
het
bestaat
uit
verhandelbare
certificaten
(wie
een
kas
sloopt
krijgt
zo’n
certificaat,
wie
een
woning
wil
bouwen
heeft
er
een
nodig).
De
gemeente
garan‐ deert
de
prijzen,
zodat
geen
speculatie
hoeft
te
ontstaan.
Overal
in
het
Groene
Hart
speelt
de
opgave
om
verouderde
kassen
(e.d.)
te
slopen,
maar
heeft
de
eigenaar
er
uit
zichzelf
vaak
weinig
zin
in.
Het
beurssysteem
is
een
hulpmiddel
om
de
‘
incentive’
aan
het
werk
te
krijgen,
nodig
omdat
wie
een
kas
moet
slopen
vaak
niet
dezelfde
is
die
een
huis
wil
bouwen.
In
andere
gemeenten
wordt
deze
rol
zo
begrijpen
wij
ook
wel
door
gewone
makelaars
vervuld.
Wel
geagendeerd,
niet
uitgewerkt
• welke
regels
kun
je
stellen
aan
paardenbakken?
• welke
middelen
uit
de
reguliere
gemeentebegroting
zijn,
met
wat
goede
wil,
aan
te
wenden
voor
het
platteland?
• bedrijfslocaties?
• geurwet
en
‘op
slot
zetten’
van
agrarische
bedrijven
• …..
•
−
3.
Hoofdstuk
3:
Aanbevelingen,
hoe
gaan
we
dit
doen?
3.1. Gemeenten,
bestemmingsplannen
en
verrommeling
Gemeentelijke
bestemmingsplannen
kunnen
niet
alle
verrommeling
voorkomen:
daarvoor
heeft
verrommeling
‘…te
veel
gezichten’
(zie
p.
2).
Ook
schiet
de
juridische
invalshoek
tekort,
want
de
strijd
tegen
verrommeling
vraagt
méér
dan
alleen
verbieden
(p.
6).
Toch
hebben
de
Groene
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
9
Hartgemeenten
vanwege
hun
bevoegdheden
op
RO‐gebied
‐
en
het
bestemmingsplan
als
kern
daarvan
‐
een
uniek
en
belangrijk
speelveld
om
aan
de
kwaliteit
van
het
Groene
Hart
te
werken:
• omdat
zij
door
deze
bevoegdheden
(veel
sterker
dan
enige
andere
overheid)
rechtstreeks
invloed
hebben
op
het
‘ruimtelijk
gedrag’
van
burgers6,
• omdat
in
de
manier
van
werken
met
een
bestemmingsplan
‐
zowel
bij
de
totstandkoming
als
‘…wanneer
het
er
ligt’
‐
allerlei
mogelijkheden
liggen
om
in
een
onderhandelingsspel
te
ko men
met
die
burger,
een
‘spel’
waarin
aan
de
kwaliteit
van
landschap
en
omgeving
kan
worden
gewerkt
• en
omdat
in
het
rechtstreekse
contact
met
burgers
ook
de
sleutel
ligt
om
iets
te
doen
aan
het
ongrijpbaarste
aspect
van
verrommeling,
t.w.
de
beleving
van
‘er
buiten
staan’
en
‘…ze
doen
maar’:
een
gevoel
dat
door
geen
enkel
plan
of
voorschrift
teniet
kan
worden
gedaan
omdat
het
niet
om
dat
plan
of
voorschrift
gaat.
Wie
kijkt
naar
het
verleden,
kan
zien
dat
gemeenten
op
dit
vlak
zowel
succesvol
waren
(er
zijn
heel
mooie
stukken
Groene
Hart!!)
als
steken
hebben
laten
liggen.
Een
rol
daarbij
speelt
onge‐ twijfeld,
dat
RO‐vraagstukken
in
het
Groene
Hart
bijna
altijd
draaien
om
het
vinden
van
een
praktische
uitweg
in
situaties
waarin
tegenstrijdige
belangen
spelen,
politieke
compromissen,
opties
van
diverse
aard
en
een
meestal
intensieve
lobby
voor
elke
optie
en
elk
belang:
de
uitweg
is
dus
altijd
maatwerk
(positief
geformuleerd),
een
keuze
die
maar
in
beperkte
mate
eenduidig
en
glashelder
is
(want
het
blijft
wikken
en
wegen!)
en
soms
ook
gewoon
broddelwerk
(omdat
keuzes
soms
te
slordig
of
kortzichtig
worden
gemaakt,
dit
is
uiteraard
zeer
negatief
geformu‐ leerd).
De
ambitie
achter
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
is
om
hierin
een
systematische
verbetering
te
brengen.
Waarom
denken
we
dat
dit
kan?
Onderstaand
kijken
we
daartoe
aller‐ eerst
terug
op
de
opbrengst
van
het
project
tot
nu
toe
(3.2)
en
schetsen
een
perspectief
voor
het
vervolg
(3.3).
We
gaan
daarna
in
op
de
te
zetten
eerste
stappen
en
mogelijkheden
tot
‘verkno‐ ping’
met
de
Q‐atlas
Groene
Hart
(3.4).
We
sluiten
het
hoofdstuk
af
met
‘waarom
denken
we
dat
dit
kan?’
(3.5).
3.2. Projectopbrengst
tot
nu
toe
Het
project
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
ging
een
jaar
geleden
van
start,
met
pittige
ambities
(APK
voor
bestemmingsplannen,
eigen
gemeentelijke
invulling
van
‘Groene
Hartkwaliteit’)
en
de
keus
voor
een
zelfbewuste
en
‘eigenzinnige’
manier
van
werken:
geen
adviesvraag
aan
deskundigen,
maar
voortbouwen
op
praktijkervaring
van
gemeenten
zelf.
Die
uitgangspunten
kwamen
bijeen
in
de
twee
24‐uursconferenties
(oktober
2007,
april
2008),
waar
de
agenda
helemaal
gevuld
werd
door
praktijkvragen
van
deelnemers
zelf
en
de
ant woorden
ook
voortkwamen
uit
hun
verzamelde
praktijkervaring.
Dit
leverde
het
volgende
op:
a)
inhoudelijk.
De
conferenties
leidden
tot
het
identificeren
van
negen
‘kenmerken
van
Groene
Hartkwaliteit’
en
vier
meer
praktische
‘tips
&
tricks’7:
een
bestemmingsplan
met
groene
hartkwaliteit…
- geeft
richting
aan
ruimtegebruik
dat
verandert
door
gelijktijdige
ontwikkelingen
op
het
gebied
van
water,
landbouw,
natuur
en
kleine
steden
- integreert
de
eigen
dynamiek
van
een
gebied
met
het
‘antwoord’
op
verlangens
van
de
omgeving/de
Randstad
- bevat
een
onderbouwd
en
duurzaam
toekomstbeeld
van
een
landbouw
die
de
landschaps‐ kwaliteit
van
het
Groene
Hart
versterkt
6
Daarom
begon
de
lijst
van
Actie
Dotterbloem
(zie
p.
3)
met
de
rol
van
gemeenten
en
hun
bestemmings‐ plannen:
“..het
enige
plan
dat
burgers
bindt.
Regels
stellen
en
handhaven,
dat
komt
eerst”.
7
Daarnaast
bleef
uit
de
voorbereiding
van
de
conferenties
nog
een
lijst
over
van
twaalf
niet
beantwoorde
praktijkvragen
(samengevat
in
de
bijlage).
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
10
-
heeft
voldoende
‘schaal’
om
functies
een
volwaardige
plek
te
geven
(eventueel
in
afstem‐ ming
met
buurgemeenten
of
provincie)
bestaat
niet
alleen
uit
regels,
maar
bevat
ook
een
visie
die
houvast
biedt
voor
beslissingen
in
niet‐voorziene
situaties
is
een
‘gedragen’
onderdeel
van
een
gebiedsaanpak
met
burgers
en
ondernemers
samen
zorgt
voor
rechtstreekse
communicatie
tussen
burger
en
gemeente
(c.q.
maakt
dat
burgers
‘hun
verhaal’
niet
telkens
aan
ingehuurde
experts
moeten
vertellen)
brengt
de
gemeente
in
positie
om
transparant,
flexibel
en
doelgericht
met
initiatieven
van
burgers
en
ondernemers
om
te
gaan
resulteert
in
zulke
duidelijke
voordelen
van
een
integrale
gebiedsaanpak,
dat
gerekend
kan
worden
op
steun
bij
provincie
en
het
rijk
bij
een
bestemmingsplan
met
groene
hartkwaliteit
(tips
&
tricks:)…
- loopt
geen
ambtelijke
werktijd
‘vol’
door
juridische
procedures
tussen
burgers
- wordt
dóórgaande
schaalvergroting
in
de
melkveehouderijen
ondersteund
o maar
blijft
het
landschap
open
door
een
actief
sloopbeleid
van
leegkomende
stallen
o zijn
verbreding
van
de
landbouw
en
nieuwe
economische
activiteiten
op
(voorma‐ lige)
boerenbedrijven
alleen
gewenst
als
ze
bijdragen
aan
een
duurzame
toekomst
van
het
gebied
- worden
moderne
‘beurssystemen’
(verhandelbare
rechten)
benut
om
nieuwbouw
van
wo‐ ningen
te
koppelen
aan
de
sloop
van
oude
kassen
en
bedrijfsgebouwen
Afgaand
op
de
conferenties
sluit
bovenstaande
lijst
goed
aan
bij
wat
‘actueel
speelt’
in
veel
ge‐ meenten8.
We
gaan
er
voor
het
moment
van
uit
dat
dit
een
representatief
beeld
geeft
voor
het
hele
Groene
Hart.
Die
aansluiting
‘..op
het
actuele’
blijkt
ook
uit
het
karakter
van
de
genoemde
items:
over
de
meeste
is
het
laatste
woord
nog
duidelijk
niet
gesproken
en
wordt
meer
een
rich‐ ting
aangegeven
dan
een
concreet
‘receptenboek’
aangereikt.
Begin
van
een
APK‐norm??
Ja
‐
beslist
‐
maar
je
moet
er
wel
iets
bij
kunnen
afspreken…
We
komen
hier
zo
op
terug.
b)
procesmatige
opbrengst.
De
waarde
van
wat
in
de
conferenties
werd
gevonden
hangt
samen
met
‘…de
manier
waarop’
dat
ging.
Ten
aanzien
daarvan
werd
in
hoofdstuk
2
al
de
verrassing
bij
de
deelnemers
gemeld,
dat
men
zo
snel
en
gemakkelijk
elkaars
opties
en
vragen
had
herkend,
en
de
typische
‘Groene
Hartmix’
van
RO‐puzzels
die
te
maken
hebben
het
water,
de
koeien,
de
klei‐ ne
oude
stadjes
(enz.)9.
Een
belangrijke
ervaring
in
de
conferenties
was
daarnaast,
dat
Groene
Hartkwaliteit
niet
moeilijk
was:
bij
de
vraag
of
een
bepaalde
aanpak
‘Groene
Hartkwaliteit’
had,
bleken
conferentiedeelne‐ mers
het
in
concrete
gevallen
meestal
vrij
gemakkelijk
met
elkaar
eens
te
kunnen
worden.
We
vinden
dit
opvallend,
omdat
in
discussies
over
het
Groene
Hartbeleid
zo
vaak
gehoord
wordt
‘…dat
gemeenten
het
nooit
met
elkaar
eens
worden’.
Ook
valt
trouwens
op,
dat
een
expliciete
en
‘wetenschappelijke’
definitie
van
Groene
Hartkwaliteit
niet
nodig
is
om
met
elkaar
in
gesprek
te
raken,
afwegingen
te
maken
en
je
open
te
stellen
voor
intervisie.
Wél
bestond
een
forse
variëteit
aan
inzichten
en
ideeën,
waar
het
ging
om
de
tactiek
en
aanpak
bij
praktijkvragen,
c.q.
het
oplossen
van
puzzels
en
dilemma’s
die
zich
daarbij
voordoen.
Het
ant‐ woord
op
zulke
vragen
variëerde
al
naargelang
wie
antwoord
gaf,
de
ervaring
die
daar
achter
zat
en
de
associatie
waardoor
juist
die
ervaring
nu
een
rol
ging
spelen.
Op
zich
was
dit
overigens
een
variëteit
die
helemaal
niet
stoorde,
integendeel
het
gesprek
juist
boeiend
maakte.
8
Zie lijst van deelnemers achterin. Vgl. ook wat in hoofdstuk 2 gemeld werd over bestuurlijke en andere ‘barrières’ in het Groene Hart: het beleggen van dit soort gesprekken zou dus ook zónder de aanleiding van dit project wel eens de moeite waard kunnen zijn voor het Woerdens Beraad. Als een investering in onderlinge bindingskracht, ter voorbereiding van bepaalde standpunten (etc.). De waardering voor dit soort bijeenkomsten - waar men ‘anders’ over zaken praat dan in de normale bestuurlijke gremia - blijkt ook in andere gebieden van het land, waar het Netwerk Platteland praktijkkringen voor wethouders buitengebied organiseert. 9
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
11
Wij
vatten
het
voorgaande
zo
samen,
dat
in
het
project
een
zelfbewuste
bereidheid
is
gebleken
‐
ambtelijk
en
bestuurlijk
‐
bij
(in
elk
geval
een
aantal)
Groene
Hartgemeenten
om
de
‘handschoen
van
Winsemius’
op
te
pakken
en
een
kwaliteitsimpuls
te
geven
aan
bestemmingsplannen
in
het
Groene
Hart.
Het
Woerdens
Beraad
kan
hierop
voortbouwen.
3.3. Het
perspectief:
‘…we
snappen
wat
er
moet
gebeuren’
Wij
stellen
het
Woerdens
beraad
een
traject
voor
met
als
einddoel,
dat
alle
Groene
Hartgemeen‐ ten
meedoen
aan
een
kwaliteitssysteem
dat
gaat
zorgen
voor
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit.
Dit
betekent
dat
op
drie
fronten
aangepakt
moet
worden:
• verder
ontwikkelen
van
kwaliteitssysteem
• delen
van
inzichten
en
gedachtegoed
met
andere
Groene
Hartgemeenten
• bespreken
van
aanpak
en
gedachtegoed
met
provincies
en
het
Rijk
om
er
hun
medewerking
voor
te
krijgen.
De
onderdelen
van
het
(inter)gemeentelijke
kwaliteitssysteem
zijn:
• het
onderschrijven
van
een
kwaliteitsmaatstaf
voor
bestemmingsplannen
(de
inhoud
van
de
plannen
zelf
en
de
manier
waarop
ermee
gewerkt
wordt):
Groene
Hartkwaliteit
• deelname
aan
onderlinge
visitaties
(‘peer
review’).
De
APK
analogie.
Ook
het
APK‐systeem
bestaat
uit
(a)
een
kwaliteitsmaatstaf
en
(b)
afspraken
over
een
manier
van
toetsen10.
We
volgen
hier
dus
dat
voorbeeld.
Er
zijn
echter
ook
verschillen.
Belangrijk
is
met
name,
dat
het
voor
auto’s
‐
waar
het
gaat
om
veiligheid
‐
redelijk
vaststaat
wat
(voldoende)
kwaliteit
heeft
en
wat
niet.
Die
maatstaf
ligt
voor
elke
auto
(en
elk
keuringsstation)
hetzelfde
en
we
kunnen
er
zelfs
redelijk
zeker
van
zijn,
dat
dit
over
10
jaar
nog
zo
is.
Verder
is
het
bij
de
APK
ook
zo,
dat
geen
bestuurlijke
strijd
woedt
over
wie
de
APK‐maatstaven
vast
mag
stellen.
Bij
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
ligt
dat
anders,
want
hier
zijn
(plaats‐
en
tijd‐ gebonden)
maatwerk
juist
een
teken
van
kwaliteit,
is
het
‘wat
werkt
er
en
wat
werkt
er
niet?’
veel
minder
duidelijk
en
zijn
gemeenten
ook
iet
verplicht
om
vormen
van
toezicht
toe
te
laten
die
verder
gaan
dan
in
de
WRO
bepaald.
In
plaats
van
de
‘vaste
set’
van
APK‐normen
is
het
hier
dus
veel
verstandiger
om:
a)
met
een
aantal
kwaliteitsdomeinen
te
beginnen,
en
die
in
de
loop
der
tijd
verder
aan
te
scher‐ pen
b)
er
voor
open
te
staan
(en
te
blijven
staan),
dat
Groene
Hartkwaliteit
nooit
af
is,
maar
onver‐ mijdelijk
‘meebeweegt’
met
de
maatschappelijke
en
bestuurlijke
actualiteit
c)
er
tegelijkertijd
van
uit
te
gaan,
dat
een
‘(inter)gemeentelijk’
kwaliteitssysteem
voor
Groene
Hartbestemmingsplannen
niet
opgelegd
kan
worden,
maar
‐
dus
‐
zijn
plek
onder
de
zon
moet
verdienen!
Door
‐
bijvoorbeeld
‐
duidelijk
te
laten
worden,
dat
meedoen
aan
het
kwaliteitssys‐ teem
aantrekkelijk
is
vanwege
een
aantal
daaraan
verbonden
voordelen.
Groeimodel.
Het
voorgaande
bijeennemend
kan
het
Woerdens
Beraad
dus
het
beste
inzetten
op
een
afspraak
om
op
weg
te
gaan:
“…we
snappen
wat
er
moet
gebeuren,
we
respecteren
iedereen
die
er
verder
over
gaat,
maar
we
gaan
het
wel
gewoon
nu
doen’11.
De
startafspraak
kan
bestaan
uit
de
volgende
ingrediënten:
• het
Woerdens
Beraad
(=
de
vertegenwoordigers
van
de
6
regio’s)
maakt
onderling
de
afspraak
om
te
gaan
werken
aan
bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
10
I.c. de verplichting om auto’s ouder dan 3 jaar jaarlijks te laten controleren door een daartoe erkende instantie. 11 Geciteerd bij Johan Schaberg, “Het Managementmodel van Oranje”, NRC 21/22 juni 2008 (p. 26)
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
12
• •
• •
•
•
de
in
dit
rapport
beschreven
conclusies
uit
beide
conferenties
worden
daarbij
overgenomen
als
“ijkpunt‐2008”
voor
wat
we
onder
Groene
Hartkwaliteit
verstaan
elke
regio
neemt
de
verplichting
op
zich
om
het
komend
jaar
met
minstens
één
gemeente
te
gaan
deelnemen
aan
een
systeem
van
peer
review
en
onderlinge
consultatie.
Het
lijkt
aan
te
bevelen
daar
ook
raadsleden
bij
in
te
schakelen
over
een
jaar
‐
medio
2009
‐
wordt
“ijkpunt‐2008”
geactualiseerd
(indien
gewenst,
op
basis
van
ervaringen,
etc.)
zodat
Groene
Hartkwaliteit
actueel
blijft
.
om
te
komen
tot
praktische
werkafspraken
voor
peer
review
en
onderlinge
consultatie
wordt
in
het
najaar
van
2008
een
nieuwe
24‐uursconferentie
belegd
met
ambtenaren
en
bestuurders
uit
de
6
deelnemende
gemeenten.
Als
voorbereiding
gaan
2
x
2
gemeenten
al
bij
elkaar
op
‘peer
review’
om
de
leercurve‐van‐het‐anders‐gaan‐werken
te
versnellen
gaan
de
deelnemers
aan
deze
activiteiten
hun
ervaringen
en
inzichten
delen
met
collega’s
in
andere
Groene
Hartgemeen‐ ten
intussen
treden
de
gemeenten
zelf
‐
of
het
Woerdens
Beraad
namens
hen
‐
in
contact
met
de
provincies
(waar
gewenst
ook
met
het
Rijk)
om
de
nieuwe
aanpak
toe
te
lichten
en
daarvoor
medewerking
te
verwerven.
Hiervoor
lijkt
een
gerichte
communicatiestrategie
aan
te
bevelen.
Om
hiermee
aan
het
werk
te
kunnen
gaan,
zijn
enkele
organisatorische
afspraken
nodig.
Aange‐ sloten
kan
worden
op
de
bestaande
samenwerking
met
het
Netwerk
Platteland.
3.4. Onderdeel
van
de
Qatlas
Groene
Hart
Een
ambitie
bij
de
start
van
dit
project
was
al
om
het
onderwerp
Bestemmingsplannen
met
Groe ne
Hartkwaliteit
zo
mogelijk
‘in
te
steken’
als
gemeentelijke
inbreng
in
de
onderweg
zijnde
Kwaliteitsatlas
Groene
Hart.
In
de
plannen
zoals
die
nu
over
de
Q‐atlas
bekend
zijn12,
zou
zeker
plaats
zijn
voor
die
koppeling.
Ons
inziens
moet
daarbij
wel
goed
bewaakt
worden,
dat
in
dit
onderdeel
van
de
Q‐atlas
de
gemeenten
zelf
‐
via
het
Woerdens
Beraad
‐
de
regie
hebben.
Geadviseerd
wordt
om
met
het
in
3.3
geschetst
traject
dus
in
elk
geval
te
starten
en
in
de
loop
van
het
najaar
‐
parallel
aan
het
op
gang
komen
met
de
eerste
groep
Groene
Hartgemeenten
‐
naar
afspraken
toe
te
werken
over
een
voortzetting
in
het
kader
van
de
Q‐atlas
vanaf
2009.
Daarbij
nader
afspreken
wie
dit
betaalt
en
trekt
en
wie
het
uitvoert
en
bijhoudt.
3.5. Waarom
dit
echt
kan
werken:
‘…het
spel
komt
deze
kant
op’
Met
een
aanpak
zoals
hiervoor
geschetst
geven
gemeenten
invulling
aan
meerdere
punten
uit
de
lijstDotterbloem
van
Winsemius:
in
elk
geval
aan
die,
waarin
hij
de
gemeenten
uitdrukkelijk
aansprak.
Wij
denken
dat
de
aanpak
ook
daadwerkelijk
succes
kan
hebben,
want
‘…het
spel’
rondom
de
dynamiek
van
het
buitengebied
komt
sowieso
de
komende
jaren
‘…deze
kant
op’.
We
doelen
daarmee
onder
meer
op
het
in
werking
treden
‐
deze
dagen
‐
van
de
nieuwe
wet
RO.
In
die
wet
worden
rollen
en
verantwoordelijkheden
van
gemeenten
scherper
bepaald
en
met
meer
autonome
zeggenschap
bekleed.
Wat
dit
voor
de
wetspraktijk
zal
gaan
betekenen
‐
bijvoor‐ beeld:
gaan
gemeenten
‘scherper
sturen’
of
worden
ze
juist
voorzichtiger,
etc.
‐
moet
nog
blijken.
Maar
het
spel
rondom
bestemmingsplannen
buitengebied
is
door
de
Wet
wel
echt
veranderd:
de
tijd
is
namelijk
voorbij,
dat
de
herziening
van
zo’n
plan
nodig
werd
omdat
‘…het
moest
worden
aangepast’
aan
het
nieuwe
streekplan
van
de
provincie…
Een
tweede
belangrijke
verandering
is
het
veranderend
karakter
van
het
buitengebied
zelf.
Het
is
niet
langer
alleen
agrarisch
en
de
besturing
ervan
ligt
veel
minder
dan
voorheen
in
handen
van
provincies,
LNV
en
de
landbouw‐
en
natuurorganisaties.
Het
besturen
vraagt
ook
veel
meer
12
Zie onder meer L. Graaff, “Plan van Aanpak Kwaliteitsatlas Groene Hart” (mei 2008)
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
13
dan
alleen
het
creatief
benutten
van
subsidies,
want
de
moderne
ondernemer
in
het
buiten‐ gebied
heeft
niet
veel
meer
met
subsidies:
hij
wil
weten
‘..wat
er
mag’.
De
gemeente
komt
alleen
al
hierdoor
in
een
nieuwe
sleutelrol
op
het
‘bestuurlijk
kruispunt’
tussen
ondernemers,
burgers,
politiek,
buurgemeenten,
provincie
en
het
rijk.
En
die
plek
op
dat
kruispunt
cruciaal
om
het
Groene
Hart
een
kwaliteitsimpuls
te
kunnen
geven.
Het
spel
van
Winsemius
is
begrepen…het
komt
deze
kant
op.
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
14
bijlage
1:
de
agenda
van
nietbeantwoorde
vragen
uit
de
24uursconferenties
• in
de
(rand)stedelijke
omgeving
is
iedereen
het
eens
over
de
waarde
van
het
open
land‐ schap,
maar
leven
zeer
verschillende
beelden
over
wat
men
daaronder
verstaat!!
• is
een
‘Agrarische
Hoofdstructuur’
(c.q.
robuust
landbouwgebied)
een
fysieke
plek
op
de
landkaart
zoals
de
EHS
of
ook
(c.q.
misschien
zelfs
wel
totaal)
iets
anders?
• hoe
omgaan
met
de
paarden
in
het
landschap:
er
komen
er
steeds
meer
en
ze
zijn
voor
het
bestemmingsplan
niet
anders
dan
koeien.
Toch
aangepaste
regels
nodig
(?)
• hoe
kom
je
tot
‘georganiseerd
overleg’
met
groepen
burgers
en
ondernemers?
• schaalvergroting
en
steeds
kleiner
wordend
aantal
‘ondernemers
in
het
landschap’:
nieuwe
‐
juridische
‐
vormen
nodig
(convenant,
contract)?
• opdrachtgeverschap
aan
bureau’s
• hoe
werkt
de
splitsing
tussen
beleid
en
uitvoering
uit
op
ambtelijke
know
how
en
consis‐ tentie?
hoe
organiseer
je
in
je
gemeentehuis
zowel
ambtelijke
continuïteit
(‘weten
wat
er
speelt’)
als
frisse
onbevangenheid
(‘indien
nodig
naïef
streng’)
zodanig
dat
de
buiten‐ wereld
je
toch
betrouwbaar
vindt?
• welke
regels
kun
je
stellen
aan
paardenbakken?
• welke
middelen
uit
de
reguliere
gemeentebegroting
zijn,
met
wat
goede
wil,
aan
te
wenden
voor
het
platteland?
• bedrijfslocaties?
• geurwet
en
‘op
slot
zetten’
van
agrarische
bedrijven
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
15
bijlage
2:
deelnemers
aan
conferenties
oktober 2007 Mw. E. Schep G.J. Hanning mw. E. Kruijt mw. A. Blijleven mw. M. de Groot
gemeente Giessenlanden gemeente Zederik gemeente Nieuwkoop gemeente Reeuwijk gemeente Woerden
april 2008 mw. R. Boere C de Jong mw. M. Cates F. Uljee mw. I. Lambregts W. Groeneweg mw. E. van der Klauw J. Bouwens J. Gast N. Jonker T. van Gelder mw. D. Verhagen H. Lappee
gemeente Ouderkerk gemeente Hardinxveld-Giessendam gemeente Zoeterwoude gemeente Rijnwoude gemeente De Ronde Venen gemeente Woerden gemeente Vlist gemeente Bodegraven gemeente Moordrecht gemeente Nieuwkoop gemeente Liesveld gemeente Jacobswoude gemeente IJsselstein
dr.
Jan
Hendriks
(AO,
www.ao.nl)
E
[email protected]
T
06
51
32
73
45
ir.
Henk
Kieft
(ETC,
www.netwerkplatteland.nl)
E
[email protected]
T
06
53
37
11
11
Bestemmingsplannen
met
Groene
Hartkwaliteit
juni
2008
p.
16