Informatiebrochure maatschappelijk werker, halftijds Het OCMW van Wuustwezel is een goed uitgebouwde organisatie, gevestigd in Gooreind. Bij het OCMW werken ruim 200 gemotiveerde medewerkers die zich dag in dag uit inzetten om onze missie ‘Mensen zorgen voor mensen’ waar te maken. De Sociale Dienst bestaat uit 15 medewerkers en garandeert de inwoners van Wuustwezel dat hun sociale grondrechten gegarandeerd zijn. Eén van onze medewerkers gaat gedurende 1,5 jaar deeltijds werken. We willen haar graag vanaf 6 september 2013 vervangen door net zo’n leuke collega. Na deze periode is een contract van onbepaalde duur mogelijk. Op de website van de gemeente vind je meer informatie over het OCMW en onze dienstverlening: www.wuustwezel.be. De functie Als maatschappelijk werker ondersteun je ons team inzake algemene sociale dienstverlening. Dit omvat onder meer toekenning van recht op maatschappelijke integratie, financiële en andere hulpverlening, budgetbeheer, …. Wij vragen
Een diploma van bachelor in het sociaal-agogisch werk met de titel van maatschappelijk assistent of het diploma van bachelor in de verpleegkunde, afstudeerrichting sociaal verpleegkundige (laatstejaarsstudenten kunnen ook solliciteren).
Je hebt een rijbewijs.
Goed inzicht in de werking van een sociale dienst van een OCMW.
Over goede teamkwaliteiten beschikken.
Wij bieden
Een hartelijke werkomgeving en leuke collega’s
Aantrekkelijke vakantieregeling (35 dagen vakantie volgens prestatiebreuk, 14 feestdagen)
Maaltijdcheques (6,5 €/dag) - Fietsvergoeding - Hospitalisatieverzekering
Nuttige ervaring wordt meegerekend om je loon te bepalen
Een vervangingscontract voor 1,5 jaar met mogelijkheid tot contract onbepaalde duur
Er wordt een wervingsreserve aangelegd voor een periode van 3 jaar
Plaats van tewerkstelling OCMW Wuustwezel - Gasthuisstraat 11 - 2990 Wuustwezel
Solliciteren
Kandidaten die na het lezen van deze informatiebrochure interesse hebben, kunnen zich kandidaat stellen tot en met 26 juni 2013. Zij doen dit door volgende documenten te bezorgen:
Sollicitatiebrief CV Kopie van het behaalde diploma Uittreksel uit het strafregister Kopie van het rijbewijs
Selectieprocedure
Het examenprogramma bestaat uit twee delen 1/ Een schriftelijk deel (30 punten) Een schriftelijke selectieproef waarin de kennis (wetgevend kader en toepassing ervan) voor de functie getoetst wordt. De kandidaten zullen bij de inschrijving voor de examens, een gedetailleerde lijst ontvangen van de diverse wetten en besluiten, waarover ondervraagd zal worden. Deze selectieproef is openboek: Op 27 juni 2013 zal je per mail de opgave ontvangen. We verwachten je antwoorden dan terug per mail op 3 juli 2013. Wie geslaagd is, wordt uitgenodigd voor het mondeling gedeelte. Deze uitnodiging zal telefonisch of per mail gebeuren op 16 of 17 juli 2013.
2/ Een mondeling deel (70 punten) Een selectiegesprek welk een evaluatie inhoudt van
de motivatie van de kandidaat de interesse voor het werkterrein de overeenstemming van het profiel van een kandidaat met de specifieke vereisten voor de functie zijnde: o een toetsing van de gedragscompetenties die relevant zijn voor de functie o een toetsing van de ervaring aan de hand van praktische en/of praktijkgerichte vragen
Deze gesprekken gaan door op 19 juli 2013. Om te slagen moet een kandidaat minimum de helft van de punten behalen op elk deel (minimum 15/30 voor het schriftelijk deel en minimum 35/70 voor het mondeling deel). In totaal moet de kandidaat minimum 60 op 100 punten behalen.
Werfreserve Als er meerdere kandidaten geslaagd zijn, dan worden deze opgenomen in een werfreserve gedurende drie jaar. Nadat je hebt meegedaan aan een selectie, worden alle geslaagde kandidaten opgelijst in volgorde van hun resultaten. Wie het hoogste aantal punten behaalde, staat bovenaan en komt als eerste in aanmerking voor een job. De andere geslaagde kandidaten worden opgenomen in de werfreserve gedurende een periode van 3 jaar. Indien er in deze periode nog een vacature voor maatschappelijk werker is, dan worden de kandidaten uit deze werfreserve gecontacteerd.
Bijlagen:
1. Functiebeschrijving 2. Functieprofiel 3. Competenties (uitgewerkt)
1. FUNCTIEBESCHRIJVING MAATSCHAPPELIJK WERK(ST)ER Niveau B1-B2-B3
Plaats in het organogram Werkt onder de leiding van het diensthoofd van de sociale dienst en rapporteert aan de raad voor maatschappelijk welzijn.
Hoofddoel van de functie De maatschappelijk werker verzekert de maatschappelijke dienstverlening. Door mee te zoeken naar een oplossing voor allerhande problemen, door noodsituaties op te heffen, door een intensieve begeleiding aan te bieden, door dienstverlening te realiseren, helpt de maatschappelijk werker bij uitvoering van artikel 1 van de organieke wet.
Resultaatsgebieden Resultaatsgebied 1 Informeren, begeleiden, oriënteren, opvolgen en eventueel doorverwijzen van cliënten door het toepassen van de gepaste methodieken, teneinde een integrale hulpverlening op maat te bieden en de zelfredzaamheid van de klant te vergroten. Dit kan volgende taken omvatten:
m.b.t. de problematiek die de cliënt aanbrengt : verzorgen van intake, verrichten van sociaal onderzoek, stellen van de diagnose, opstellen van een hulpverleningsplan, rapporteren aan de cliënt van de beslissingen genomen door de raad, bemiddelen tussen cliënt en raad,… m.b.t. opzetten van een psychosociale begeleiding en verrichten van crisisinterventie: ondersteuning van de cliënt, de cliënt helpen bij het duiden van zijn problemen, stimuleren van zelfredzaamheid, verzamelen en verstrekken van informatie m.b.t. de hulpvraag, formuleren van adviezen, begeleid doorverwijzen,… opzetten van preventieve activiteiten ter voorkoming van hulpvragen systematisch verrichten van sociaal onderzoek m.b.t. de bestaansvoorwaarden en het maatschappelijk functioneren van de cliëntenpopulatie
Resultaatsgebied 2 Opmaken en opvolgen van het sociaal administratief klantdossier, teneinde de meest gepaste hulpverlening te kunnen bieden en de individuele trajectbegeleiding te ondersteunen en oneigenlijk gebruik te voorkomen.
Dit kan volgende taken omvatten:
opmaken van sociaal verslag, formuleren van voorstellen, controleren van verstrekte gegevens
Resultaatsgebied 3 Deelnemen aan groepsoverleg teneinde de hulpverlening te optimaliseren en bij te sturen daar waar nodig en de werking van de dienst te bevorderen. Dit kan volgende taken omvatten:
overleg met collega’s: werkt in teamverband, vormt een aanspreekpunt voor zijn medewerkers, geeft nuttige informatie en kennis door, verleent ondersteuning, reikt oplossingen aan en neemt beslissingen daar waar nodig teneinde een efficiënte werking van de dienst te bekomen teamoverleg: actief en opbouwend participeren aan werkoverleg overleg met het diensthoofd: Signaleren van mogelijke problemen aan de hoofdmaatschappelijk werker en formuleren van verbetervoorstellen zodat de goede werking gegarandeerd blijft. een bijdrage leveren aan beleidsvoorbereidende werkzaamheden actief participeren aan werkgroepen
Resultaatsgebied 4 Registeren van gegevens in de daartoe voorziene tools teneinde de interne organisatie en de cliëntopvolging te bevorderen. Dit kan volgende taken omvatten:
tijdig en correct indienen van registratie ten behoeve van de interne organisatie, de interne facturatie en de subsidiërende instanties tijdig en correct indienen van al de gegevens inzake bestaansminimum, tussenkomsten politiek vluchtelingen, gegevens ten behoeve van de uitbetalende overheden en instanties
Resultaatsgebied 5 Samenwerken met andere actoren, zowel binnen de OCMW-hulpverlening als met externe partners, teneinde de gepaste acties te kunnen nemen. Dit kan volgende taken omvatten:
uitwisselen van nuttige en noodzakelijke informatie met andere OCMW-diensten (vb. Woonzorgcentrum – dienst Arbeidstrajectbegeleiding – Dienstencentra- …) ten behoeve van de efficiëntie van de organisatie en/of een effectieve cliëntopvolging correct en tijdig doorgeven van alle gegevens nodig voor de administratieve verwerking van de hulpvragen aan de administratieve medewerkers correct uitwisselen van informatie met de financieel beheerder m.b.t. de financiële verrichtingen t.a.v. de cliënten opbouwen en onderhouden van professionele samenwerkingsrelaties met hulpverleners, instanties en organisaties buiten het OCMW, die hulp aan cliënten kunnen bevorderen constructief beïnvloeden van beleidsinstanties ten behoeve van de cliënten
Resultaatsgebied 6 De leden van de Raad voor Maatschappelijk Welzijn correct informeren zodat ze een weloverwogen beslissing kunnen nemen Dit kan volgende taken omvatten:
opstellen en presenteren van het sociaal verslag ter voorbereiding van beslissingen m.b.t. financiële hulp via de geëigende structuren en kanalen correct en volledig rapporteren aan de voorzitter m.b.t. dringende steun aan een cliënt, met respect voor de hiërarchische lijn de raadsleden op de hoogte houden van vastgestelde algemene (structurele) problemen, van preventieve actiemogelijkheden, en van samenwerkingsmogelijkheden met andere diensten, instellingen en personen
2. FUNCTIEPROFIEL
Kennis
het Belgisch rechtstelsel en wetgeving (incl. aanpassingen): - OCMW-wet (Wet van 8.7.1976), - terugvordering van kosten maatschappelijke dienstverlening (Wet van 2.4.1965), - Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie van 26 mei 2002 - sociale en andere specifieke wetgeving (specialisatie in overleg met het hoofd van de sociale dienst), de sociale kaart economische en sociale structuur van de samenleving inzicht in het algemeen welzijnswerk diverse methodieken en werkvormen m.b.t. hulpverlening en veranderingsprocessen
Competenties Kerncompetenties
respect
dynamiek
integriteit
deskundigheid
verantwoordelijkheidszin
Technische competenties
betrokkenheid
klantgerichtheid
samenwerken
plannen en organiseren
flexibiliteit
inlevingsvermogen
leervermogen
Aanwervingsvoorwaarden
Houder zijn van ofwel: o het diploma van bachelor in het sociaal-agogisch werk met de titel van maatschappelijk assistent, of een daarmee gelijkgesteld diploma; o het diploma van bachelor in de verpleegkunde, afstudeerrichting sociale verpleegkunde, of een daarmee gelijkgesteld diploma. Affiniteit en/of ervaring hebben in de sector; Houder zijn van een rijbewijs B of te behalen voor het einde van de proefperiode. De vaste benoeming of aanstelling voor onbepaalde duur wordt afhankelijk gesteld van het behalen van dit rijbewijs. De eed afleggen in handen van de voorzitter Slagen in een bekwaamheidsproef. Het examenprogramma vindt u terug in dit document onder ‘Selectieprocedure’.
3. COMPETENTIES
3.1. Kerncompetenties De kerncompetenties omvatten de vaardigheden en attitudes die rechtstreeks afgeleid werden uit onze missie en visie. Het zijn competenties die bij alle medewerkers terug te vinden zijn of die we verwachten van alle medewerkers.
Respect De mate waarin de kandidaat respect heeft en zich kan inleven in de omstandigheden waarin mensen zich soms bevinden en zich kan voorstellen hoe ze zich daarbij voelen. Hij heeft daar begrip voor en toont dat. We zijn ons bewust van onze maatschappelijke context. We zijn niet alleen, niet als individu, niet als organisatie. Dit besef, deze gemeenschapszin, brengt ons respect bij. Respect voor andere mensen, hoe zij eruitzien, hoe zij denken, maar ook respect voor andere organisaties. Volgende waarden vinden hun oorsprong in dit beginsel: Collegialiteit, samenwerking, klantgerichtheid, betrokkenheid, rechtvaardigheid, toegankelijkheid, luisterbereidheid, verdraagzaamheid, …
Dynamiek De mate waarin de kandidaat zich engageert in de functie. Er kan op hem gerekend worden, hij is steeds bereid om de hem toegewezen opdrachten op te nemen. Hij doet dit op een flexibele manier. Hij kan zich aanpassen aan variaties in de werkinhoud, werkvolume, werkomstandigheden. Hij kan zich aanpassen aan vernieuwingen (vb in werkmethodes, materialen) en veranderingen in de organisatie.
Om te blijven voldoen aan onze missie en om onze visie te verwezenlijken, moeten we dynamisch zijn. Verandering is immers inherent aan het hebben van een visie. Wil je iets bereiken, dan moet je er iets voor doen. We zullen dus moeten kunnen omgaan met verandering. en onze natuurlijke weerstand hiertegenover overwinnen. Dynamiek vergt flexibiliteit, vernieuwingsdrang, creativiteit, ontwikkeling, … Integriteit De mate waarin de kandidaat algemeen aanvaardbare sociale en ethische normen handhaaft in activiteiten die met de functie te maken hebben. Hij is zich goed bewust van eigen normen en waarden en handelt er consequent naar. Hij staat voor gedane toezeggingen en verplichtingen Samen leven, samen werken, het kan pas als je weet wat je van elkaar kunt verwachten. Integriteit ligt aan de basis van dit vertrouwen.
Het wordt vaak omschreven als ‘zeggen wat je doet en doen wat je zegt’, met andere woorden: Wees open en duidelijk in je communicatie en maak wat je zegt ook waar, handel ernaar. Integriteit ligt aan de basis van andere waarden, zoals: Openheid, eerlijkheid, transparantie, discretie, …
Deskundigheid De kandidaat beschikt over de gespecialiseerde kennis voor het uitoefenen van de functie. De individuele inspanningen om nieuwe vaardigheden aan te leren en op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen worden hierbij ook in rekening gebracht. We moeten beschikken over kennis van zaken, want met goede bedoelingen alleen help je nog niemand. Deze deskundigheid is een vereiste voor iedere medewerker, de invulling ervan zal echter voor iedereen verschillend zijn. Deskundigheid vinden we terug in waarden als efficiëntie, effectiviteit, kennis, professionaliteit, … Verantwoordelijkheidszin De kandidaat voelt zich verantwoordelijk voor het resultaat op kwalitatief en/of kwantitatief vlak dat bereikt wordt, ook als meerdere mensen hiertoe hebben bijgedragen. Dit kan zich uiten in probleemsituaties, fouten die begaan zijn, continuïteit op het werk, … Hij zoekt geen uitvluchten voor zijn eigen fouten.
We schuilen ons niet achter regels of excuses, maar we nemen onze verantwoordelijkheid op. We zien ons eigen aandeel, wat we zelf kunnen doen om onze missie te bereiken en we doen dit ook …
3.2. Technische competenties De technische competenties zijn functiespecifiek voor deze functie. Bij elke competentie vind je eerst een definitie. Vervolgens worden verschillende niveaus omschreven waarop de competenties aanwezig kunnen zijn. Het gewenste niveau (van beginner tot expert) waarop de medewerker een competentie beheerst, wordt weergegeven tussen haakjes. De beheersing van een bepaald niveau impliceert dat onderliggende niveaus beheerst worden. Tijdens de selectieprocedure zullen deze competenties getoetst worden.
Betrokkenheid (niveau 2) De mate waarin de medewerker zich verbonden toont met de taak en de job en op basis hiervan anderen kan stimuleren en enthousiasmeren over het werk. 1. Verantwoordelijkheid nemen voor eigen werk
accepteert de doelen en waarden van de organisatie
aanvaardt de werkwijzen van de organisatie en handelt daarnaar
staat voor het eigen werkgebied in relatie tot het organisatiebelang
is trots op de organisatie
2. Handelen in het belang van de organisatie
draagt bij aan de doelen en waarden van de organisatie
stelt zich expliciet achter genomen beslissingen en verdedigt deze beslissingen, waar nodig, binnen en buiten de organisatie
is bereid zich extra in te spannen voor de organisatie
stelt het organisatiebelang voorop
3. Stimuleren van betrokkenheid
heeft voortdurend zicht op het functioneren van medewerkers en/of collega's en corrigeert of ondersteunt waar nodig
weet anderen te motiveren en te binden ten behoeve van een gezamenlijk doel
draagt de doelen en waarden binnen en buiten de organisatie uit
Klantgerichtheid (niveau 4) De mate waarin de medewerker prioriteit geeft aan service en klanttevredenheid. Onderzoeken van wensen en behoeften van de cliënt/bewoner en hiernaar handelen. Anticiperen op de behoeften. Verwacht geen klachten van de cliënt/bewoner. Stelt zichzelf geen vragen bij de uitgesproken behoeften. Valt terug op standaardoplossingen. Verwijst de cliënt/bewoner niet door als hij zelf geen oplossing heeft. Legt de oorzaken van de klacht bij de cliënt/bewoner . Heeft oog voor de klachten van de cliënt/bewoner en vraagt naar de wensen van de cliënt/bewoner . Denkt aan oplossingen eerder om zichzelf in een gunstig daglicht te plaatsen dan wel om de cliënt/bewoner van dienst te zijn. Houdt zich strikt aan de gemaakte afspraken. Omstandigheden bepalen of een extra service verleend wordt. Bouwt aan een professionele relatie met de cliënt/bewoner . Lost de klachten efficiënt op: blust de brandjes. Luistert empathisch. Peilt naar de impliciete behoefte verscholen achter de uitgesproken wens. Rust niet voordat een probleem is opgelost. Zal eventueel doorverwijzen of zelf hulp zoeken. Doet alle mogelijke inspanningen om het vertrouwen van de cliënt/bewoner te winnen. Gaat peilen naar de verwachtingen van de cliënt/bewoner . Doet voorstellen om bestaande procedures rond omgaan met cliënten/bewoners aan te passen.
Samenwerken (niveau 3) De mate waarin de kandidaat rekening houdt met de wensen en behoeften van collega’s en leidinggevende zonder de doelmatigheid van het eigen werk uit het oog te verliezen. Hij kan werkrelaties en –contacten opbouwen en onderhouden, noodzakelijk voor het werk. Hij vervult zijn deel van het werk en draagt bij tot de goede sfeer in de organisatie. Hij is bereid om collega’s te helpen. 1. Gaat zijn eigen weg. Raadpleegt collega’s enkel bij moeilijkheden. Zoekt zelf naar oplossingen. Vormt kliekjes. 2. Groet iedereen zonder onderscheid. Als er hulp nodig is, steekt hij meteen de handen uit de mouwen. Maakt zich minder zorgen om het resultaat.
Wordt door collega’s aangezocht, maar meer om zijn aangenaam karakter. 3. Houdt van teamwerk. De teamleden waarderen zijn rol in de groep. Neemt initiatieven om de groepscohesie te bevorderen. Houdt de goede teamgeest in stand, maar weet hem niet te redden bij moeilijke momenten. 4. Legt de zwaarste last op de breedste schouders. Heeft de wil om te schitteren als groep. Krijgt het volle vertrouwen van de hiërarchisch meerdere. Verzoent de organisatiebelangen met de personeelsbelangen. Kan de teamgeest redden in conflictueuze situaties.
Plannen en organiseren (niveau 3) Het werk efficiënt en effectief plannen en coördineren zodat de beoogde doelstellingen bereikt worden. Beschikbare tijd en energie richten op de hoofdzaken en acute problemen. Formuleren van doelstellingen en plannen van activiteiten. 1. Kijkt niet verder dan zijn neus lang is. Legt geen prioriteiten. Wacht tot men hem iets beveelt. Kan de doelstelling niet duidelijk verwoorden. Voorziet geen gestructureerd overleg. 2. Zelfstarter. Deelt eigen werk doelmatig in. Heeft hulp nodig bij niet-routinezaken. Hij heeft een duidelijk doel voor ogen. Hij stuurt bij als het dreigt mis te lopen. 3. Werkt zelfstandig. Kan goed werkschema’s en tijdsplanning opstellen. Ziet ook taken buiten zijn opdracht. Heeft een timing opgesteld met intermediaire doelstellingen. Heeft vooraf een vaste overlegstructuur voorzien. 4. Kan zich concentreren op de gehele opdracht, zonder details uit het oog te verliezen. De werkschema’s worden volgens plan en ook tijdig uitgevoerd. Integreert taken van anderen in zijn werk. Houdt rekening met de impact van en op andere projecten. Voorziet ‘flessen halzen’ en heeft uitwegen in petto.
Flexibiliteit (niveau 4) De kandidaat is in staat om afhankelijk van de omstandigheden zijn eigen stijl, benaderingswijze of aanpak aan te passen. 1. Houdt strak vast aan vroeger gedrag. wijkt niet af van het klassieke werkpatroon. Onvoorziene situaties veroorzaken moeilijkheden. Houdt zich scrupuleus aan de voorgeschreven taak 2. Is bereid om, zo nodig, mee te werken aan alternatieve wegen om een taak te volbrengen. Is bereid om zeer uitzonderlijk andere taken bij te nemen. Voelt zich niet meer hulpeloos als hij met nieuwe situaties wordt geconfronteerd. 3. Kan snel overschakelen van de ene werkwijze naar de andere. Doet doorgaans veel dingen naast zijn eigen taak. Kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen. 4. In staat de meest diverse opdrachten aan te pakken. Vervangt probleemloos collega’s en oefent tijdelijk ook functies uit van hoger niveau. Blijft efficiënt ook in onverwachte situaties.
Inlevingsvermogen (niveau 3) Gedrag dat getuigt van het begrijpen van de behoeften en gevoelens van anderen. Zich bewust tonen van andere mensen en de omgeving en van de eigen invloed hierop. 1. Kan zich niet plaatsen op het standpunt van de ander. Brengt geen begrip op voor de visie van de collega. Levert kritiek vanuit de ik-positie. 2. Kan begrip opbrengen voor de situatie waarin een ander zich bevindt. Zal erover praten zonder eigen inzichten prijs te geven. De eigen criteria zijn prioritair. 3. Houdt rekening met de omstandigheden waarin een ander zich bevindt. Zal toch nog argumenteren vanuit de eigen positie. Kan toch het vertrouwen wekken van de ander zonder echt over de brug te komen. 4. Gaat op zoek naar onderliggende problemen, redenen en oorzaken voor iemands gevoelens, gedragingen of belangen. Kan uit zichzelf treden om zich volledig in te leven in de situatie van de ander. Kan zonder moeite opkomen voor het wel en wee van derden.
Leervermogen (niveau 3) De mate waarin de kandidaat door zijn nieuwsgierigheid ertoe komt om zijn kennis en vaardigheden permanent te verfijnen. 1. De motivatie om op het werk of door bijscholing zich te vervolmaken ontbreekt. Klampt zich vast aan oude gekende werkmethoden en verfoeit de invoering van nieuwe technieken Zal steeds hervallen in dezelfde fouten Is overtuigd van zijn eigen vakkennis en vindt opleiding verloren tijd. Moet door de chef naar cursussen worden gestuurd. 2. Luistert geïnteresseerd naar uitleg over zijn werk. Tracht nieuw werkmethoden snel onder de knie te krijgen. Trekt lessen uit zijn ervaring en fouten. Als zijn chef bijscholing voorstelt, wordt dat met dank aanvaard. Permanente vorming is te veel van het goede. 3. Steeds geïnteresseerd om nieuwe dingen te horen. Vraagt uitleg over zijn werk. Vraagt uitleg over het werk van zijn collega’s. Tracht verbanden te leggen om zijn doelstellingen beter te kunnen realiseren. Kijkt uit naar nieuwe werkmethodes. Wenst zich bij te scholen, aan te passen en vooruit op zijn tijd te zijn. Vindt functioneringsgesprekken met de chef verrijkend. Heeft ook interesse voor andere taken. 4. Kan zeer goed luisteren. Heeft maar een half woord nodig om aan de slag te gaan. Kan van alle hout pijlen maken. Ziet opportuniteiten en kan er gepast op reageren. Leest vakliteratuur, volgt seminaries. Heeft een goed geheugen. Werkt aan zijn loopbaan in de hoogte of in de breedte.