Informatie aanmeldingsprocedure fellowships van Het Scheepvaartmuseum 2015 Selectieprocedure U kunt zich uitsluitend aanmelden voor een fellowship via bijgaande officiële aanmeldingsformulieren: 1.
Een voorblad met persoonlijke en adresgegevens
2.
Een curriculum vitae inclusief een lijst van publicaties
3.
Een beknopte beschrijving van uw onderzoeksvoorstel
4.
Een of meer aanbevelingsbrieven van academici die bekend zijn met uw onderzoekswerk.
Stuur behalve de originele ingevulde aanmeldingsformulieren ook drie kopieën van alle formulieren en bijlagen mee, aan elkaar geniet s.v.p. Gelieve de formulieren eenzijdig af te drukken en uiterlijk 30 oktober 2015 per post te versturen naar:
Fellowships Scheepvaartmuseum Prof.dr. Joost C.A. Schokkenbroek Postbus 15443 1001 MK Amsterdam.
Tijdschema voor het Fellowshipsprogramma 2016
30 oktober 2015
Sluiting inschrijving
13 november 2015
Evaluatie en selectie
Medio december 2015
Definitieve selectie en toekenning
2 januari 2015
Vroegste startdatum onderzoek
1 juni 2015
Uiterste startdatum onderzoek
Geselecteerde kandidaten kunnen worden uitgenodigd om hun voorstel toe te lichten in week 47 (week van 16 november 2015)
Algemene selectiecriteria 1.
Bestudering
van
de
fellowshipsprogramma.
collecties Kandidaten
van
Het
dienen
Scheepvaartmuseum expliciet
in hun
staat
aanvraag
centraal aan
binnen
te geven
het
welke
collectieonderdelen uitgangspunt zijn voor hun onderzoek. 2.
Het project van de kandidaat past dan ook bij uitstek bij de collectie van Het Scheepvaartmuseum.
3.
De kandidaat kan ons overtuigen van het wetenschappelijk belang van zijn/haar onderzoeksvoorstel.
4.
De kandidaat heeft aantoonbaar wetenschappelijke capaciteiten.
Het Dr. Ernst Crone-fellowship voorziet in een stipendium van maximaal € 30.000 bruto. Het stipendium kan aan u persoonlijk worden verstrekt of aan uw eventuele werkgever. Het Mr. Peter Rogaar-fellowship voorziet in een
1
eenmalig stipendium van maximaal € 7.500 bruto. Dit bedrag wordt uitsluitend aan u persoonlijk verstrekt. Het Prof.J.C.M. Warnsinck-fellowship voorziet in een eenmalig stipendium van maximaal € 2.500 bruto. Dit bedrag wordt uitsluitend aan u persoonlijk verstrekt. De looptijd van de fellowships varieert van 3-12 maanden. Extra informatie en vereisten De fellowships worden mogelijk gemaakt door bijdragen van de leden van de Fellowshipskring, het Vaderlandsch Fonds ter Aanmoediging van ’s Lands Zeedienst, het Admiraal van Kinsbergenfonds, het Fonds Directie der Oostersche Handel en Reederijen, het Prins Hendrik Fonds en de Vereeniging Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum. Het Dr. Ernst Crone-fellowship en het Mr. Peter Rogaar-fellowship staan uitsluitend open voor afgestudeerde academici. Het Prof. J.C.M. Warnsinck-fellowship staat open voor studenten aan een universiteit. Uw voorstel wordt voorgelegd aan een selectiecommissie die het bestuur van de Stichting Fellowships Scheepvaartmuseum adviseert. Kandidaten worden verondersteld de Nederlandse taal voldoende te beheersen voor zover nodig voor hun onderzoek. Buitenlandse kandidaten zorgen in beginsel zelf voor eventuele visa, huisvesting en andere praktische zaken, al kan het museum indien mogelijk hierbij assistentie bieden. Van fellows wordt verwacht dat zij een deel van hun tijd in het museum aanwezig zijn, tijdelijk deel uitmaken van de wetenschappelijke museumstaf en bereid zijn om actief deel te nemen aan bijeenkomsten met de museumconservatoren. Ook dienen zij ter afsluiting van hun fellowship een artikel aan te bieden aan het museum, en te bevorderen dat dit artikel binnen twee jaar wordt gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. Het auteursrecht valt in beginsel toe aan Het Scheepvaartmuseum. Ook dienen zij ter afsluiting van hun fellowship een publiekslezing te geven waarin de onderzoeksresultaten worden gepresenteerd. Deze lezing heeft doorgaans plaats in januari of februari van het jaar volgend op aanvang van het fellowship.
Onderwerpen voor nader onderzoek in het kader van het Fellowshipsprogramma. Voorstellen van kandidaat-fellows die een duidelijke relatie hebben met de hieronder gepresenteerde lijst met onderwerpen krijgen bij selectie voorrang. Daarnaast wacht de Selectiecommissie graag zeer originele, grensverleggende, eveneens op de museumcollecties gebaseerde voorstellen in. Maritieme kunst: 1.
Vlaggenonderzoek; al jaren bestaat grote behoefte aan een historisch overzichtswerk aan de hand waarvan identificatie van vlaggen op schilderijen, aquarellen, modellen of andere (kunst)voorwerpen mogelijk wordt gemaakt, de context van de voorwerpen en afbeeldingen verder opgehelderd kan worden en de betrouwbaarheid van de bron getoetst kan worden. Centrale vraag: welke concrete of symbolische rol spelen vlaggen in de Nederlandse scheepvaartgeschiedenis? Bronnen: eigen omvangrijke vlaggencollectie, grote collectie vlaggenkaarten, picturalia. Ideale kandidaat: mix van kunsthistoricus, maritiem historicus en vlaggenkundige. Type fellowship: Dr. Ernst Crone-fellow.
2.
Van Vollenhove-project: aan de hand van het in 2014 verworven familieportret door Dirk Dirksz Zandvoort (1644) doet de fellow objectgericht onderzoek naar geportretteerden. Centrale vraag: Hoe zit dit familieportret in elkaar? Wat weten wij over kunstenaar en geportretteerde personen? Welke rol speelt het oorlogsschip op de achtergrond?
2
Bronnen: secundaire literatuur, archief, journalen. Ideale kandidaat: kunsthistoricus met paleografische vaardigheden. Type fellow: Prof J.C.M. Warnsinck-fellow.
3.
Tarakan-reizen: gedurende de jaren dertig heeft de SMN bijna wekelijks reizen georganiseerd voor jongens naar Noorwegen aan boord van de Tarakan. Centrale vraag: In hoeverre kunnen de zogenoemde Tarakan-reizen van de SMN worden gezien in een politiek-sociale context? Speelden morele, sociale, politieke factoren een rol bij de organisatie? Zo ja, hoe lagen dan de onderlinge verhoudingen? Bronnen: films, foto’s, documenten, notulen directievergaderingen, krantenberichten, overheidsstukken. Ideale kandidaat: socioloog, politicoloog, antropoloog, historicus. Type fellow: Prof. J.C.M. Warnsinck-fellow.
4.
Kleur en glorie in onze Tropen: onder deze titel is in 1938 de eerste Nederlandse kleurenfilm geproduceerd en vertoond in Nederlandse bioscopen. In het bestand van onlangs gedigitaliseerde negatieven van de SMN (> 4.000 stuks) bevinden zich opnamen die overeenkomsten vertonen met beelden uit de film. Centrale vraag: Wat weten wij van de achtergronden van deze negatieven? Wie heeft deze foto’s geschoten en waarom? Hoe zijn de beelden gebruikt en verspreid? Welke relatie(s) bestaat/bestaan tussen film en foto’s? In hoeverre is er sprake van uiteenlopende invalshoeken? Bronnen: film, vele foto’s; secundaire literatuur over maker(s) van de film. Ideale kandidaat: historicus met veel gevoel voor fotografie en foto als bron. Type fellow: Prof. J.C.M. Warnsinck-fellow.
5.
Nederlandse kunstenaars en scheepsinterieurs, 1880-1940: op basis van diverse deelcollecties wordt een
inventarisatie
gemaakt
van
kunstenaars
en
hun
relaties
met
Nederlandse
scheepvaartmaatschappijen. Centrale
vraag:
Welke
relaties
bestonden
er
tussen
scheepvaartmaatschappijen
(vooral
passagiersvaart) en kunstenaars, belast met de vervaardiging van interieurstukken? In hoeverre was de inrichting van de schepen onderdeel van de ‘image-building’ door de rederijen? In hoeverre zijn de stukken qua artisticiteit en voorstelling onderdeel van maatschappelijke tendensen? Wat was het iconografisch programma van de interieurs en hadden de rederijen hier inspraak in? Bronnen:
museumcollecties, bedrijfsarchieven
(oa
Horrix,
Pander),
archieven
van
betrokken
kunstenaars, fotocollecties, ontwerptekeningen en ander grafisch werk, tijdschriften. Ideale kandidaat: (kunst) historicus – klassiek geschoold. Type fellow: Prof J.C.M. Warnsinck-fellow.
6.
Lesnoye kunsthistorisch beschouwd: dit is een raadselachtig scheepsmodel van een vermoedelijk Russisch oorlogsschip uit de tweede helft van de 18
de
eeuw. De verblijven zijn voorzien van een
uitgebreide beschildering die lijkt te verwijzen naar Catharina de Grote. Het onderzoek moet leiden tot een goed onderbouwde kunsthistorische interpretatie van het model. Centrale vraag: In hoeverre leidt een kunsthistorische analyse van de scheepssier op dit model tot inzicht in datering van scheepssier-collecties? Is er een relatie tussen de versieringen en de geschiedenis van het schip/scheepsmodel? Wat zegt de beschildering over de herkomst, en wellicht eigenaar, van het model?
3
Bronnen: scheepsmodel, Sonttolregisters, archief/collecties Marinemuseum St. Petersburg, collecties scheepssier. Ideale kandidaat: kunsthistoricus of maritiem historicus – klassiek geschoold. Type fellow: Mr. Peter Rogaar-fellow.
7.
Walvisvaart op glas: op basis van een (nog te maken) inventarisatie van walvisvaartglazen uit eigen collectie en op nationaal niveau wordt kunsthistorisch onderzoek verricht. Centrale vraag: In hoeverre leidt clustering en vergelijking van glazen tot dieper begrip met betrekking tot kunstenaar, plaats van het glas in diens oeuvre, de betrouwbaarheid van zijn werk? Hoe wijdverspreid is de traditie van walvisvaartglazen en welke grafische voorbeelden zijn door de kunstenaars gebruikt? N.B.: stagiair kunsthistoricus kan tbv inventarisatie voorwerk verrichten. Bronnen: grafiek (vooral prentkunst), archiefmateriaal, eigen glascollectie en die van andere musea in NL. Ideale kandidaat: kunsthistoricus of maritiem historicus met sterk kunsthistorisch gevoel. Type fellow: Prof J.C.M. Warnsinck-fellow.
Exploratie 8.
Bezorging van De Eerste Schipvaart: het museum beschikt over het manuscript van De Eerste Schipvaart, een verzameling van enkele tientallen stukken over allerhande zaken die met Indië te maken hebben. Voorstel is een fellow opdracht te geven van dit manuscript een uitgave te bezorgen. Voorgesteld wordt een teksteditie, met inleiding, annotatie en essays over aspecten die in het manuscript aan bod komen. Bronnen: manuscript, collectieonderdelen met relatie met aspecten die in manuscript aan bod komen (beeldmateriaal ter ondersteuning teksteditie). Ideale kandidaat: letterkundig historicus of historisch letterkundige. Type fellow: Dr. Ernst Crone-fellow.
9.
de
Uitgave Reinier Adriaansz: ook hier betreft het bezorging van een uitgave van een 17 -eeuws manuscript over een VOC-soldaat. Voorgesteld wordt een teksteditie, met inleiding, annotatie en essays over aspecten die in het manuscript aan bod komen Bronnen: manuscript, collectieonderdelen met relatie met aspecten die in manuscript aan bod komen; verslagen werkcollege Bert Paasman. Ideale kandidaat: letterkundig historicus of historisch letterkundige. Type fellow: Dr. Ernst Crone-fellow. de
de
10. Schatkamers, tweede helft 17 -eeuw-19
eeuw: inventarisatie en inhoudelijke analyse van deze
leerboeken voor navigatie. Het zijn manuscripten. ‘ Schatkamers’ behoren tot de weinige bronnen over wat een zeeman werkelijk aan navigatiekennis verwierf. Sinds de vroege zeventiende eeuw hebben zeelieden ook leerboeken in manuscript gemaakt. Het zijn de dictaten die zij op hun zeevaartschooltje hebben samengesteld en daarna als handboek hebben gebruikt. Bij veel van deze manuscripten is herkenbaar dat er een gedrukt boek aan de basis heeft gelegen. Een onderzoek zou een vergelijking moeten maken met de gedrukte werken, en vooral bekijken welke elementen wel en niet in de manuscripten is over genomen. Een aantal van de handschriften is door de eigenaar fraai geïllustreerd.
4
Het Scheepvaartmuseum bezit één van de grootste collectie Nederlandse ‘ Schatkamers’ en de grootste collectie gedrukte navigatieboeken ter wereld. Centrale vraag: wat werd in de praktijk van de circulatie van navigatiekennis in de
Nederland vanaf 17
tot het begin van de 19
de
eeuw overgedragen. Met andere
woorden wat werd door een stuurman geleerd en kunnen we daarom als bekend veronderstellen? Daarbij zijn de subvragen belangrijk: geven ‘schatkamers een ander beeld van de kennis van de navigatie dan gedrukte leerboeken? In hoeverre lopen de handschriften vooruit op de handboeken of juist achter? Wat zeggen de ‘schatkamers’ over het niveau van het aangeboden onderwijs? Is een ‘schatkamer’ alleen een goede voorbereiding op de Europese vaart of ook voor oceaannavigatie? Is er invloed van buitenlandse bronnen merkbaar? Wat zeggen deze handschriften over de circulatie van kennis op navigatiegebied zowel binnen Nederland als over invloeden van buiten? Is er een parallel met de rekenkunde en de landmeetkunde te trekken en wat zijn de verschillen/overeenkomsten. Bronnen: manuscripten en gepubliceerde uitgaven (comparatief). Ideale kandidaat: zeevaartkundig onderlegd historicus/letter- of taalkundige. Type fellow: Dr. Ernst Crone-fellow.
Watersport 11. Logboeken: watersporters/pleziervaarders houden logboeken bij van hun reizen en reisjes. Het zijn geen logboeken zoals bij de koopvaardij, maar het betreft veelal een combinatie van logboek en reisverslag. In de collectie zijn er meerdere aanwezig uit de periode ca 1930-2000. Centrale vraag: wat is kenmerkend voor deze wijze van verslaglegging? Is de
schaalvergroting van de
beoefening van watersport in deze periode uit de logboeken af te lezen? Zo ja: hoe? Is er sprake van een (literair) genre? Bronnen: logboeken (HSM), gepubliceerde reisverslagen (boeken in bibliotheek HSM), blogs. Ideale kandidaat: historicus of. historisch letterkundige. Type fellow: Prof Warnsinck-fellow.
12. Boeken over en door de eerste wereldomzeilers: het museum heeft een omvangrijke collectie bronnen gerelateerd aan Nederlandse wereldomzeilers (tegenwoordig ‘vertrekkers’ geheten), vanaf ca. 1950 tot heden. Centrale vraag: Welk profiel hebben deze Nederlandse wereldomzeilers? Wat bewoog en beweegt hen, wat was hun sociale status? Financiën? Organisatie aan boord? Scheepstype? Wat onderscheidt hen van buitenlandse wereldomzeilers? En wat is daarvan de oorzaak? Welke thematiek komt in journalen en blogs terug? Hoe wordt over belevenissen geschreven en voor welk publiek? Hypothese: wereldomzeilers zullen veel overeenkomsten vertonen waar het gaat om sociale achtergrond c.q. maatschappelijke status. Bronnen: boeken, krantenartikelen, blogs, journalen, collectie Maurenbrecher. Ideale kandidaat: historicus en/of letterkundige. Type fellow: Prof Warnsinck-fellow.
13. Collectie technische tekeningen van jachtwerven en jachtontwerpers, ca. 1850 tot heden. Centrale vraag: was de Nederlandse jachtontwerper, bezien in internationaal perspectief, in de tweede e
e
helft 19 en gehele 20 eeuw trendsettend of trendvolgend?
5
Bronnen: collectie technische tekeningen, tijdschriften (ook uit GB,VS en Duitsland), secundaire literatuur. Ideale kandidaat: techneut met historische belangstelling. Type fellow: Prof J.C.M. Warnsinck-fellow.
Walvisvaart 14. Walvisvaart en scheepsbiografieën: de museumcollectie bevat schilderijen uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw met afbeeldingen van walvisschepen. Centrale vraag: valt aan de hand van scheepsnamen te achterhalen wie opdrachtgevers voor de kunstenaars zijn geweest? Welke scheepsnamen zijn te achterhalen? Wat weten wij van de kunstenaars? Bronnen:
schilderijen,
collecties
van
andere
(maritieme)
musea,
archivalia,
schepenlijsten,
Vereenigingsarchief. Type fellow: Prof J.C.M. Warnsinck-fellow.
15. Model van walvisvaarder Wilhelm Prins van Oranje, ca. 1690. Omtrent de authenticiteit van dit model bestaat onzekerheid. Centrale vraag: In hoeverre is dit model een getrouwe weergave van walvisvaartschepen zoals die aan het eind van de zeventiende eeuw zijn gebruikt? Bronnen: model, tekeningen, schilderijen, modellen van walvisvaartschepen in andere collecties, archivalia (bijlbrieven e.d.). Ideale kandidaat: technisch geschoold (maritiem) historicus met scheepsbouwkundige achtergrond c.q. belangstelling. Type fellow: Prof J.C.M. Warnsinck-fellow.
6