COLLECTIESTRATEGIE HET SCHEEPVAARTMUSEUM
De directie van het Scheepvaartmuseum wil uitdrukkelijk een pro-actief collectiebeleid voeren. Het museum wil zijn collectie zo blijven ontwikkelen - qua samenstelling én kennis - dat het beleid de missie van het museum zo goed mogelijk ondersteunt. Om voldoende slagvaardig en besluitvaardig te zijn op de markt voor maritieme kunst, kunstnijverheid en andere voorwerpen met een maritiem-historische achtergrond, moet het museum duidelijke prioriteiten hebben gesteld. Enerzijds om de professionele kunsthandel resultaatgericht tegemoet te kunnen treden, anderzijds om schenkingen selectief tegemoet te kunnen treden die het museum worden aangeboden. Kortom: het museum moet goed uit kunnen leggen wat het met welke reden aan de collectie wil toevoegen of wil afstoten. Nieuw ten opzichte van eerdere collectienota's uit 1991 en 2002 is dat het museum vijf hoofdthema's heeft benoemd van waaruit het zijn collectie verder wil uitbreiden en presenteren. Hiermee verlaat het museum het traditionele verzamelen vanuit deelcollecties. De vijf thema's zijn ontleend aan de doelstelling van het huidige Beleidsplan van het museum om zijn bijdrage te leveren aan de publieke meningsvorming rondom actuele debatten en kwesties. Door middel van tentoonstellingen en andere publieksprogramma's neemt het museum deel aan maatschappelijke discussies over bijvoorbeeld nationale identiteit, globalisering en herwaardering van het maritieme verleden. Vanzelfsprekend vinden de vijf thema's voldoende aansluiting bij de bestaande collectie. De vijf hoofdthema's van het Scheepvaartmuseum: • Nederlanders en de wereld. Vanuit een internationaal perspectief wordt de maritieme geschiedenis benaderd. • Nederland als maritieme natie. Vanuit nationaal perspectief wordt de betekenis van de maritieme sector voor de ruimtelijke ordening, de beroepsbevolking, dagelijks leven, taalgebruik, etc. bekeken. • De zee als bron van inspiratie. De weerslag van de maritieme geschiedenis van Nederland in de kunstproductie. • De zee als nieuwe uitdaging. Nederlanders en hun nieuwe band met de zee. Vanuit de historie toont het museum de nieuwe relaties die Nederlanders hebben met watersport, strandcultuur, milieuzorg, etc. • Amsterdam als havenstad. De specifieke maritieme geschiedenis van Amsterdam, zijn havens, rederijen en andere verschijningsvormen van de maritieme sector, in het bijzonder van het Zeemagazijn en zijn directe omgeving. De directie van het museum vindt het belangrijk om zelf de kennis in huis te hebben om de museumcollectie te kennen en op een academisch niveau te kunnen interpreteren. Niet alleen om daarmee de eigen programma's kritisch te kunnen ontwikkelen, maar ook vanwege zijn verantwoordelijkheid om de kennis over de omvangrijke en veelzijdige collectie te verduurzamen en door te geven aan een volgende generatie experts. Deze gedachte wordt vormgegeven in een proactief beleid voor wetenschappelijk onderzoek naar de collectie door middel van een selectieve keuze voor vraag gestuurde onderzoeksthema's.
Met deze Collectiestrategie stelt het museum heldere doelen en kan het de inzet van mensen en middelen bewust sturen en de werkwijze en resultaten achteraf verantwoorden. Hiermee geeft het Scheepvaartmuseum invulling aan de ambitie een Museum of Excellence te willen zijn. Deze Collectiestrategie heeft de instemming van de Raad van Toezicht van de Stichting Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam en van de eigenaresse van het grootste deel van de collectie, de Vereeniging Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum. Context Een museum dient te beschikken over een document waarin de plannen voor de verdere ontwikkeling van de collectie duidelijk zijn vastgelegd. Dit is een van de belangrijkste voorwaarden om in het Nederlands Museumregister als geregistreerd museum te worden opgenomen. Daarnaast eisen ook grote fondsen bijna altijd dat musea hun subsidieaanvragen voor belangrijke aankopen kunnen motiveren vanuit een op schrift gesteld collectiebeleid. De collectie wordt professioneel beheerd en ontwikkeld door het Nederlands Scheepvaartmuseum, maar is grotendeels eigendom van de Vereeniging Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum en in de regel geldt dit ook voor de nieuwe aanwinsten. Schenkingen, bruiklenen en aankopen vloeien toe aan de Vereeniging en worden ook door haar bekostigd. Daarom heeft ook het Bestuur van de Vereeniging behoefte aan een richtinggevend document voor de collectievorming zodat duidelijk is waarom de museumdirectie voorstellen voor nieuwe aankopen doet. Het Bestuur is dan ook nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van dit beleidsdocument. Tot slot zal aan de Rijksgesubsidieerde musea, waartoe ook het Nederlands Scheepvaartmuseum behoort, in de nabije toekomst gevraagd worden hun activiteiten met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek naar hun collecties te verantwoorden. Deze door de museumdirectie vastgestelde Collectiestrategie is goedgekeurd door de Raad van Toezicht van de Stichting Nederlands Scheepvaartmuseum in haar vergadering van 20 april 2009. Dit document beschrijft de collectiestrategie van het Nederlands Scheepvaartmuseum vanaf 2009. De collectie is sinds de oprichting van de Vereeniging Nederlandsch Historisch Scheepvaart Museum in 1916 gestaag opgebouwd door opeenvolgende generaties directeuren en conservatoren. Zij werkten allen vanuit hun eigen invalshoek en vanuit interesses die meestal in relatie stonden met de tijdgeest. Zo stond voor de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld vooral de Gouden Eeuw centraal - in het bijzonder de maritieme techniek die nodig was voor de vroege reizen naar Azië en de oorlogen met Engeland -, maar ontstond na 1945 ook belangstelling voor andere onderwerpen zoals de koopvaardij in het tijdperk van de stoomvaart, de visserij, de scheepsbouw van de twintigste eeuw en de gewone zeeman of binnenschipper. Sinds ingebruikname van 's Lands Zeemagazijn in 1975 (een veel grotere locatie dan de oude behuizing aan de Cornelis Schuytstraat, 1921 - 1975) stond het verzamelen ook veel uitdrukkelijker dan voorheen ten dienste van de nieuwe in te richten presentaties. De eerste echte collectienota van het Scheepvaartmuseum, de Verzamelnota, verscheen in 1991 en legde het verzamelbeleid van het museum vast. Men dacht toen nog vooral aan verzamelen vanuit de deelcollecties. Plannen voor onderzoek naar de collectie werden in 1992 vastgelegd in een aparte
Onderzoeksnota. In 2002 verscheen een Collectienota waarin de Collectie Nederland-gedachte meer centraal stond en het verzamelen werd gezien in de context van de andere maritieme collecties in Nederland. In deze Collectiestrategie benadert de museumdirectie de ontwikkeling van de collectie meer integraal dan voorheen. Het gaat om de samenhang tussen collectievorming én onderzoek, maar ook om maximale synergie van het collectiebeleid met de publieksprogramma's van het Scheepvaartmuseum. Het aloude concept van verzamelen vanuit deelcollecties is losgelaten als zijnde een museologisch verouderde methode. In plaats hiervan worden vijf hoofdthema's die in de volgende paragraaf worden genoemd en toegelicht leidend. Het Scheepvaartmuseum sluit hiermee aan bij de collectievisie van andere grote maritieme nationale musea zoals het National Maritime Museum in Greenwich (UK) en het National Maritime Museum in Sydney (Australië). Door deze thematische aanpak ondersteunt de Collectiestrategie de missie van het Scheepvaartmuseum, die luidt: ‘Wij willen met onze topcollectie en unieke gebouw onze gasten - jong en oud - op een verrassende, ontroerende en inspirerende wijze de Nederlandse maritieme geschiedenis en cultuur laten ontdekken en beleven'. Bij de totstandkoming van dit document is een stappenplan doorlopen dat terugkomt in de opbouw van deze nota. Allereerst zijn de hoofdthema's bepaald. De thema's kwamen tot stand door een aantal belangrijke maatschappelijke trends die relevant zijn voor het ten uitvoer brengen van de museummissie én een aantal algemene uitgangspunten voor toekomstige presentaties en programma's, te vergelijken met de samenstelling van de huidige collectie en met de in het museum aanwezige expertise. Elk thema geeft een sterkte/zwakte analyse door de bestaande deelcollecties te toetsen op hun bijdrage aan het hoofdthema's, gevolgd door de concrete verzamelprioriteiten. Bijna dagelijks worden het museum vanuit particulieren en vanuit de handel voorwerpen aangeboden. Die worden uitdrukkelijk niet automatisch geaccepteerd, omdat dit spoedig tot een onbeheersbare situatie zou leiden maar ook omdat dit niet nodig is. Prioriteit krijgen uiteraard de voorwerpen die aansluiten bij de concrete verzamelprioriteiten, maar het museum moet ook een instrument hebben om voorwerpen die hier niet onder vallen toch te beoordelen op hun waarde voor de eigen collectie of de Collectie Nederland. Soms spelen ethische overwegingen hierbij een rol, in Passief verzamelbeleid komt deze aan de orde. In het Afstoten van collectie wordt het afstoten van voorwerpen uit de collectie behandeld, vervolgens komt een aantal algemene en specifieke procedures aan de orde dat vooral de zorgvuldigheid bij de collectievorming moet waarborgen. Tot slot ontvouwt het museum zijn plannen voor het wetenschappelijk onderzoek, zowel inhoudelijk als organisatorisch. Deze beleidsnota behandelt niet het fysieke collectiebeheer, hiervoor wordt momenteel een apart document geschreven. Ook het algemene informatiebeleid van het museum is in een apart document neergelegd. Vijf hoofdthema's Het museum vindt met zijn presentaties en programma's aansluiting bij het publiek als dit zijn eigen vragen en interesses op een of andere manier herkent in wat het museum aanbiedt. Om hier greep op te krijgen hebben wij bij de selectie van hoofdthema's voor de collectiestrategie eerst gekeken naar thema's die terugkomen in de maatschappelijke debatten van nu en - naar wij verwachten - in de
komende tien jaar of langer. Globalisering en hiermee samenhangend internationale migratie, veiligheid, multiculturele debatten, waardering van het eigen koloniale verleden en de gevolgen hiervan vormen het eerste cluster van relevante thema's. Een tweede cluster kan worden opgehangen aan vragen rond onze nationale identiteit: wie zijn wij als Nederlanders? Een derde cluster hangt samen met fundamentele veranderingen in de relatie van Nederlanders met de zee vanaf de jaren 1960. Hierbij denken wij aan het milieu, het klimaat en de ecologie maar ook aan de nieuwe functie die de zee, kust- en binnenwateren hebben voor wonen en recreëren. Kijkend naar de bestaande museumcollectie, kan worden vastgesteld dat deze tot de belangrijkste maritieme collecties ter wereld behoort en dat de collectie zowel kwantitatief als kwalitatief voldoende historisch perspectief biedt om de verdere collectievorming aan te laten sluiten bij de bovengenoemde onderwerpen. Ook de ‘mindset' van de museumstaf is voor deze aanpak toegerust: bij het verzamelen, beschrijven en publiceren door de museumstaf staat al lange tijd het denken en handelen van mensen centraal en niet de technische exposees. De staf is erop toegerust om vooral verhalen te presenteren met de feiten als bewijsvoering op de achtergrond. Het Scheepvaartmuseum respecteert de diversiteit van interpretaties en betekenissen die verschillende groepen van Nederlanders anno nu aan het maritieme verleden toekennen. Het museum probeert altijd objectief te blijven. Het wil bijdragen aan maatschappelijke discussies door middelen te bieden voor een gefundeerde meningsvorming. Bovengenoemde clusters van vragen en onderwerpen, in combinatie met de bestaande collectie en onze ‘mindset' hebben geresulteerd in het formuleren van de vijf hoofdthema's. Door bij de collectievorming en bij het onderzoek prioriteit te leggen bij de volgende vijf hoofdthema's kan het collectiebeleid de museummissie optimaal ondersteunen. Passief verzamelbeleid Bij het toewijzen van mensen en middelen ligt de nadruk op het pro-actief verzamelen en de onderwerpen in hoofdstuk 3. Maar het museum krijgt ook objecten aangeboden, door particulieren of de handel, als schenking of aankoop. Soms vallen die niet onder de specifieke criteria van hoofdstuk 3 maar moeten we concluderen dat ze op lange termijn wel degelijk van betekenis kunnen zijn voor een van de 5 hoofdthema's. Het museum kan dan overwegen een voorwerp toch te verwerven. In zulke gevallen geldt het criterium dat het voorwerp significant bijdraagt aan bestaande deelcollecties én een van de hoofdthema's, plus een of meer van de volgende criteria: • Het voorwerp is op zichzelf van nationaal of internationaal belang of heeft een relatie met onderwerpen/vraagstukken van nationaal of internationaal belang. • Het voorwerp heeft (volgens de definitie van het Instituut Collectie Nederland) ijkwaarde, schakelwaarde of symboolwaarde (is het beste in zijn soort, een eclatant voorbeeld, van hoge artistieke kwaliteit). • Het is een zeldzame gelegenheid een dergelijk voorwerp te verwerven dat niet in de collectie aanwezig is, terwijl het zeker is dat het teloor zal gaan als het niet in een museumcollectie wordt opgenomen.
Het afstoten van collectie Los van inhoudelijke criteria zal het museum alleen collectie afstoten als aan de volgende voorwaarden is voldaan: • Het museum heeft zich grondig op de hoogte gesteld van de juridische status, eventuele voorwaarden die bij de verwerving overeengekomen zijn en andere relevante informatie en de bevindingen zijn schriftelijk vastgelegd en geautoriseerd door de Directie. Vastgesteld is dat het museum bevoegd is het voorwerp uit de collectie te verwijderen en/of te vervreemden of te vernietigen. • Het verwijderen van een voorwerp uit de collectie dat in bruikleen is verkregen van de Vereeniging is alleen mogelijk met uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van het bestuur. • De criteria voor actief afstoten zijn: • Voorwerpen die duidelijk niet thuishoren in een scheepvaartmuseum en beter elders bewaard kunnen worden. • Doubletten. Wel dient eerst zorgvuldig de herkomst te worden vastgesteld, alsmede de waarde voor wetenschappelijk onderzoek. De conditie van het object geeft de doorslag. • Replica's en dergelijke die nooit in de collectie opgenomen hadden moeten worden. • Voorwerpen in dermate slechte staat, dat bewaren zinloos is. • Voorwerpen zonder enige expositie- of onderzoekswaarde. Het museum onderschrijft de Richtlijn ‘Leidraad voor het afstoten van museale objecten' (LAMO) van het Instituut Collectie Nederland. Schilderijen In aanmerking voor afstoting komen • Ingelijste reproducties zonder historische betekenis. • Schilderijen met onvoldoende artistieke kwaliteit en geen compenserende andere waarde. De collectie zal hierop worden onderzocht. Prenten en tekeningen In aanmerking voor afstoting komen moderne reproducties van oude prenten en tekeningen. Fotografie Afstoting behelst voornamelijk het uitdunnen van grote fotobedrijfsarchieven waar bij de verwerving eigenlijk een ‘Selectie aan de Poort' had moeten worden toegepast, met veel overlap en detaillering die niet bijdragen tot verbetering van de kennis van dit bedrijf of deze bedrijfstak. Afstoten uit de collectie scheepsbouw Het museum zal de noodzaak onderzoeken van het conserveren van alle tekeningen op papier, dan wel de mogelijkheid omvangrijke 20ste-eeuwse bedrijfscollecties van technische tekeningen te digitaliseren en duurzaam als digitale collectie te bewaren.
Machines en motoren Aanwezige machines en motoren zijn in het verleden zonder veel beleid verzameld, er is geen collectie met samenhang. Voor deze objecten zal -op objectniveau- eerst een cultuurhistorische waardestelling op moeten worden gesteld. Afstoten uit de bibliotheekcollecties Voor afstoting komt in aanmerking: • materiaal zonder onderzoekswaarde / referentiewaarde • geen maritieme connectie • in zeer slechte staat en/of replica zonder onderzoekswaarde • doubletten Archeologische wrakvondsten Het museum draagt de z.g. ANCODS-collectie (Rijkscollectie) op verzoek van de Minister van OCW over, zodat deze vervolgens aan een museum in Australië wordt teruggegeven. Procedures voor collectievorming Commissie collectievorming De museumconservatoren kunnen voorstellen doen voor de collectievorming. Zij dienen hiertoe een schriftelijk voorstel in, gericht aan de directeur Collecties. Hiervoor wordt een standaardformulier van het museum gebruikt. Eenmaal per kwartaal roept de directeur Collecties de Commissie Collectievorming bijeen. Deze bestaat uit de vaste conservatoren van het museum en het hoofd collectiebeheer. Op hun advies besluit de directeur Collecties binnen 7 dagen voorwerpen wel of niet in de collectie op te nemen. Voorstellen kunnen zo nodig worden aangehouden, bijvoorbeeld wanneer er meer informatie nodig is om een besluit te kunnen nemen. De directeur Collecties is bevoegd voorwerpen te verwerven en hiervoor verplichtingen aan te gaan namens het bestuur van de Vereeniging binnen het jaarlijks vastgestelde budget. Voor aankopen boven de € 10.000 is apart toestemming van het bestuur nodig. Daarnaast kan het museum voorwerpen aannemen die door het Rijk zijn verworven. Ook deze worden ingeschreven in de collectiecatalogus van het museum met een duidelijke verwijzing naar het Rijk. Voor een voorwerp wordt verworven verzekert het museum zich ervan dat het voorwerp onder wettige titel wordt geleverd en dat de aanbieder hiervoor bevoegd is. Opnemen in de collectie kan uitsluitend als het voorwerp door aankoop, schenking of legaat in eigendom is verworven (in principe door de Vereeniging) of langdurig in bruikleen wordt genomen, bekrachtigd met het toekennen van een uniek inventarisnummer. Kortlopende bruiklenen, bijvoorbeeld voor exposities, kunnen niet tot de museumcollectie behoren en worden derhalve niet in de collectiecatalogus Adlib geregistreerd.
Een voorwerp behoort officieel tot de collectie van de Stichting Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam als de directeur Collecties schriftelijk opdracht heeft gegeven aan het Hoofd Collectiebeheer om het voorwerp in te schrijven in de collectiecatalogus van het museum (Adlib). Eenmaal per jaar, uiterlijk per 1 mei van het volgende jaar, overlegt het museum een lijst van nieuwe aanwinsten aan het Bestuur van de Vereeniging en de Erfgoedinspectie in 3 exemplaren. De Lijst wordt voor akkoord getekend door de directeur Collecties en de Voorzitter van de Vereeniging. Eén exemplaar wordt toegezonden aan de Erfgoedinspectie van het Ministerie van OCW.