Individuele leerlijn Bestuursrechtelijke rechtszaken
Naam: Lisanne Schapendonk Studentennummer: 2078571 Klas: 48BK2BV Opleiding: Bestuurskunde Fase: Jaar 2, blok 2 Plaats: Hilvarenbeek Datum: 27 januari 2015
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Verloop bestuursrecht 2.1 Bezwaar 2.2 Beroep eerste aanleg 2.3 Hoger beroep 2.4 Burgerlijke rechter 3. Rechtszaken 3.1 Omgevingsvergunning bouw- en woningboerderij 3.2 Vreemdelingenzaak intrekken VOT 3.3 Rijden onder invloed 3.4 Vreemdelingenzaak aanvraag VBT 3.5 Onrechtmatige daad van College van B&W 4. Bronnenlijst 5. Reflectie
Blz. 3 4 4 5 6 7 8 8 10 12 14 16 17 18
2
1. Inleiding Voor de individuele leerlijn mocht ik een activiteit uitvoeren die past bij mijn interesses. Ik heb gekozen om zeven rechtszaken te volgen. Ik vind recht namelijk een erg moeilijk vak. Ik heb niet voor niets bij drie van de zes tentamens recht een onvoldoende behaald. Je moet er gevoel voor hebben, wat bij mij ontbreekt. Door het volgen van de rechtszaken heb ik gezien hoe mijn geleerde juridische kennis in praktijk zijn werk gaat. Daardoor heb ik nieuwe ervaringen opgedaan, die zeker van pas komen tijdens het tentamen recht. Voordat ik de rechtszaken heb bezocht, heb ik eerst uitgezocht hoe het juridische proces vanaf een beschikking tot en met het gaan in hoger beroep ter werk gaat. Vervolgens heb ik in totaal zes bestuursrechtelijke rechtszaken gevolgd, waarvan ik er vier in dit verslag zal behandelen. De overige twee bestuursrechtelijke rechtszaken waren te complex, waardoor ik er niet veel van begreep. Daarnaast heb ik ook één rechtszaak van een burgerlijke rechter gevolgd dat ging over een onrechtmatige daad van een bestuursorgaan. De onderwerpen van de rechtszaken zijn erg divers, van een vreemdelingezaak tot een omgevingsvergunning. Bij iedere rechtszaak zal ik de volgende negen vragen beantwoorden: 1. Inleiding: - Waar gaat de rechtszaak over? - Welke partijen zijn er verbonden bij deze rechtszaak? 2. Verloop van de rechtszaak: - Hoe verloopt de rechtszaak? - Is de rechter bevoegd? - Is het beroep ontvankelijk? - Welke soort rechter behandelt de rechtszaak? 3. Procedure: - Van welke procedure is er sprake? - Hoe verloopt deze? - Welke wettelijke bepalingen passen bij deze rechtszaak?
3
2. Verloop bestuursrecht 2.1 Bezwaar Voordat de bezwaarprocedure überhaupt start, moet een bestuursorgaan een besluit hebben genomen (art. 1:3 AWB). Het besluit waar je bezwaar op wilt maken mag alleen een beschikking, concretiserend b.a.s. of plan zijn (art. 8:2 t/m 8:6 Awb). Tijdens mijn opleiding is alleen een beschikking relevant. Een beschikking is een AWB-besluit wat gericht is op één aanwijsbaar persoon. Dit is het eerste besluit wat genomen is en het wordt ook wel het primaire besluit genoemd. (Rechtsspraak, 2014) (Visscher, 2009) Voorbeelden van benamingen voor beschikkingen: Vergunning bijv. bouwvergunning Ontheffing bijv. parkeerontheffing ontheffing sluitingsuur Vrijstelling bijv. vrijstelling bestemmingsplan Subsidie bijv. subsidie voor bibliotheken (Visscher, 2009) Om iets te doen aan deze beschikking ga je bezwaar maken (Art. 1:5 lid 1 AWB). Hiervoor moet je wel een belanghebbende zijn (art. 8:1 AWB). Het in bezwaar gaan wordt ook wel de bestuurlijke voorprocedure genoemd. Zonder deze procedure afgerond te hebben kan je niet naar de bestuursrechter in eerste aanleg gaan, tenzij de volgende drie situaties spelen: (art. 7:1 AWB): - Als er sprake is van administratief beroep, gaat het bezwaar naar een andere bestuursorgaan. Anders zou het een herhaling zijn. - Als het besluit goed moet worden gekeurd of zelf een goedkeuring of weigering bevat, hoeft er ook geen bezwaar plaats te vinden. - Als er een zienswijze ingediend kan worden is bezwaar ook overbodig (afdeling 3.4 AWB). Een belangrijk uitgangspunt bij de bezwaarprocedure is dat de burger niet slechter af moet zijn dan als hij/zij geen bezwaar had ingediend. Dit wordt het verbod van reformatio in peuis genoemd (Art. 7:11 AWB). (Visscher, 2010) Het bezwaarschrift schik je naar het bestuursorgaan dat het primaire besluit heeft genomen (art. 6:4 AWB). Echter, deze persoon mag niet de bezwaarprocedure uitvoeren. Als het bestuursorgaan de bevoegdheid om een besluit te nemen gemandateerd heeft aan een ambtenaar, moet een andere bevoegde ambtenaar de bezwaarprocedure uitvoeren. De organisatie van het bestuursorgaan moet dus zo zijn ingericht dat dit mogelijk is. (art. 10:3 lid 3 AWB) (Visscher, 2010) Nadat je een bezwaarschrift hebt ingediend bij de juiste bestuursorgaan, wordt dit getoetst op ontvankelijkheid. Wanneer het schrift niet-ontvankelijk is, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet inhoudelijk behandelen. Voordat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaart is, moet de burger een kans hebben gekregen om zijn eventuele fouten te herstellen (art. 6:6 AWB). Dit wordt ook wel de verschoonbare termijnoverschrijding genoemd (art. 6:11 AWB).(Visscher, 2010) Ontvankelijkheid op bezwaar moet voldoen aan de eerste vier punten en bij ontvankelijkheid op beroep komen de onderste twee punten erbij: 1. ‘Het schrift is ingediend door een belanghebbende (art. 1:2 AWB), 2. Het schrift gaat over een besluit (art. 1:3 AWB), 3. Het schrift voldoet aan de vormvereisten (art. 6:5 AWB), 4. Het schrift is binnen de gestrekte bezwaartermijn ingediend (art. 6:7 AWB), 5. De bestuurlijke voorprocedure is doorlopen (art. 7:1 AWB en art. 8:6 lid 2 AWB), 6. De griffierechten zijn betaald. (Art. 8:41 AWB).’ (Visscher, 2010)
4
Wanneer je bezwaarschrift kan worden beoordeeld, wordt het besluit volledig heroverwogen. Het bestuursorgaan bekijkt hierbij of de besluitvorming rechtmatig en doelmatig is verlopen. Rechtsmatigheid houdt in dat het proces overeenkomt met de hogere wetgeving en algemene rechtsbeginselen. Bij doelmatigheid wordt gekeken of de beleidsvrijheid strookt met het beleid. Er wordt dus ex nunc getoetst. Dit wil zeggen dat de bestuursorgaan de situatie beoordeelt zoals die is op het moment van de overweging. Zo kijk hij ook naar de veranderingen in het recht en beleid die zich hebben voorgedaan nadat het primaire besluit is genomen. Dus de recente wijziging van rechtsregels, beleidsregels, feitelijke omstandigheden etc. worden meegenomen. (Visscher, 2010) Nadat het bestuursorgaan de beslissing op bezwaar heeft gemaakt, kan het besluit gegrond of ongegrond zijn verklaard. Een gegronde verklaring houdt in dat het besluit gedeeltelijk of geheel gewijzigd is. Bij een ongegronde verklaring blijft het besluit zoals het was. (Visscher, 2010) 2.2 Beroep eerste aanleg Je voorprocedure is afgerond, maar ongegrond verklaard. Als je hier iets aan wilt doen kan je naar het beroep in de eerste aanleg gaan. Als je het beroep wil instellen, moet je natuurlijk wel weten bij welke rechtelijke instantie je moet zijn. Dit is ten eerste de vraag naar de absolute competentie van de bestuursrechter. Hierbij onderzoek je welke soort rechter jouw geschil kan behandelen. Mocht je toch bij de verkeerde rechter zijn, dan wordt het beroep naar de juiste rechter gestuurd. Je hebt in de eerste aanleg vier verschillende soorten bestuursrechters: De sector kanton, die alleen oordeelt over geschillen op grond van de WAHV (Art. 1:4 AWB). De Afdeling Bestuursrechtspraak van Raad van State (ABRvS), die oordeelt over geschillen betreft het milieu en ruimtelijke plannen (Art. 20 lid 1 Wm en art. 8.2 WRO). Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB), oordeelt over geschillen tegen besluiten of handelingen van openbare lichamen voor bedrijf en beroep (art. 18 Wbbo). De Centrale Raad van Beroep (CRvB), oordeelt over besluiten ten aanzien van oorlogslachtoffers. (Visscher, 2010) Daarnaast heb je de vraag naar de relatieve competentie. Dit gaat over dat je weet bij welke rechtbank je moet zijn. Dit hangt als eerst af van de zetelaanknoping (art. 8:7 lid 1 AWB). Mocht dit niet van toepassing zijn dan hangt het af van de woonplaatsaanduiding (art. 8:7 lid 2 AWB). (Visscher, 2010) Als je bij de juiste rechter en rechtbank bent wordt er gekeken of je beroep ontvankelijk is. Bij een ontvankelijk beroep mag de verweerder vervolgens een verweerschrift indienen (art. 8:42 AWB). Hierna vervolgt de rechter zijn vooronderzoek en worden de belanghebbenden uitgenodigd voor de zitting. Na de zitting toetst de rechter het beroep alleen op rechtmatigheid en dus niet op doelmatigheid, wat bij de bezwaarprocedure wel wordt gedaan. De rechter mag niet over de doelmatigheid oordelen, omdat hij zich dan zou bemoeien met het beleid van het bestuursorgaan. Daarmee zou de rechter op de stoel van het bestuursorgaan gaan zitten en dat is absoluut niet de bedoeling. De toegekende beleidsvrijheid is namelijk niet gericht aan de rechter, maar aan het bestuursorgaan. (Visscher, 2010)
5
Dit betekent dan ook dat de bestuursrechter in plaats van ex nunc dus ex tunc toetst. Er wordt geen rekening gehouden met nieuwe feiten en omstandigheden die na de heroverweging van het besluit bekend zijn geworden. Als je op 1 november het bestuursorgaan het besluit heeft genomen en een maand later heb je beter bewijs, ben je te laat. (Visscher, 2010) Tussen de zitting en de uitspraak zit een periode van zes weken (art. 8:66 AWB). Deze uitspraak kan de volgende inhoud bevatten (Art. 8:70 AWB): 1. ‘Onbevoegdheidsverklaring van de rechter, 2. Niet-ontvankelijkheidsverklaring van het beroep, 3. Ongegrondheidsverklaring van het beroep, 4. Gegrondheidsverklaring van het beroep (art. 8:72 AWB).’ (Visscher ,2010) Het kan zijn dat je het niet eens bent met de uitspraak van de rechter. Normaal ga je dan in hoger beroep. Echter, het kan zo zijn dat deze procedure te lang duurt. Zo kan je strijden tegen het kappen van bomen wat al in de planning staat, of je uitkering is ingetrokken waardoor je je rekeningen niet kan betalen. In zulke gevallen kan je de rechter vragen om een voorlopige voorziening te treffen. Met zo’n voorziening worden de gevolgen van de overheidsbeslissing tijdelijk opgeschort. (Art. 6:16 Awb) De kap wordt dus uitgesteld en uw uitkering loopt door. Een voorlopige voorziening blijft gelden totdat de rechter in een oordeel uitspreekt over de zaak.(art. 8:84 Awb) (Visscher, 2010) 2.3 Hoger beroep Met de uitspraak van de rechter sluit de beroepsfase. Dat wil niet zeggen dat het hierbij ophoudt. Is het beroep ongegrond verklaard, dan kan het geschil opnieuw behandeld worden. Deze keer door een andere bestuursrechter in hoger beroep. (Visscher, 2010) De gang van zaken tijdens het hoger beroep lijkt erg op de procedure van het beroep (afdeling 6.2 Awb). Een verschil met het beroep in eerste aanleg is dat in hoger beroep een hoger griffierecht wordt geheven. (Visscher, 2010) Je kan bij vier verschillende instanties in hoger beroep gaan, namelijk: - Het College van Beroep voor Bedrijfsleven (CBB), die oordeelt over zaken betreft mededelingen en telecom. - Centrale Raad van Beroep (CBvB), die oordeelt over zaken betreft ambtenarenzaken en sociale zekerheid. - Gerechtshof, die over zaken betreft rijksbelastingen gaat. - Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), die over de overige zaken gaat. (Visscher, 2010) De rechter in hoger beroep (appelrechter) kan drie verschillende uitspraken bevatten: A. ‘De uitspraak van de rechter van eerste aanleg kan bevestigd worden, B. De uitspraak van de rechter van eerste aanleg kan geheel of gedeeltelijk vernietigd worden, C. De zaak kan terugverwezen worden. (Art. 42 Wet RvS, Art. 24 Beroepswet, art. 26 Qbbo en art. 27o AWR)’(Visscher, 2010)
6
De bestuursrechtspraak vindt vaak plaats in twee instanties, namelijk tijdens eerste aanleg en hoger beroep. In sommige gevallen is het echter mogelijk om er een derde instantie een oordeel over te laten geven. Deze derde instantie wordt cassatie genoemd en is alleen mogelijk als je bij het gerechtshof in hoger beroep bent gegaan, met uitzondering van bepaalde soorten geschillen (art. 28 lid 1 AWR). De Hoge Raad geeft een oordeel over het cassatieberoep. ‘Cassatie komt van het Frans woord casser, dat vernietigen betekent. De Hoge Raad kan de uitspraak van het gerechtshof vernietigen en beslist dan zelf over de zaak of verwijst deze terug.’ (Visscher, 2010) 2.4 Burgerlijke rechter De burgerlijke rechter heeft bij de geschillen met het openbaar bestuur een zogenoemde vangnetfunctie voor de casussen waarbij de bestuursrechter niet genoeg rechtsbescherming kan of wil bieden. Dit is vooral belangrijk als iemand schade heeft geleden door een besluit. (Visscher, 2010) De burgerlijke rechter wordt ook wel de restrechter genoemd. Deze rechter treedt op bij de volgende drie punten: - Vergoeding door schade van feitelijk handelen Denk hierbij aan de bouw van de Noord-Zuidlijn. Hierbij zijn er allerlei schades ontstaan doordat er vele huizen zijn verzakt. - Vergoeding door schade van onrechtmatige besluiten Je hebt schade, maar gaat hiervoor niet naar de bestuursrechter. Zo heeft de gemeente Utrecht een vergunning verleend om een brug te bouwen. De brug zorgde voor een betere verbinding voor het openbaar vervoer, maar zorgde ervoor dat de scheepswerven hard getroffen werden. Hierdoor werd de vergunning onrechtmatig. Je mag een vergunning verlenen, maar de schade voor de scheepswerven moet hier wel in behandelt worden. - Overeenkomsten (Visscher, 2010) In art. 6:162 staat dat er sprake is van een onrechtmatige daad als iemand schade lijdt doordat iemand anders onrechtmatig gehandeld heeft of geen rekening houdt met een ander. Degene die schade lijdt door de onrechtmatige daad moet zelf in actie komen door de overheid te vragen of ze er iets aan willen doen. Wanneer de overheid hier niet op ingaat kan de burger een dagvaarding sturen waar concreet in wordt vermeld wat zijn eis is. Bij het beoordelen van een verzoek om schadevergoeding te krijgen vanwege een onrechtmatige daad, beantwoord de burgerlijke rechter de volgende vragen: - Is de rechtbank bevoegd? (art. 110 lid 2 Rv) - Is eiser ontvankelijk in zijn beroep? - Kan de eis worden toegewezen? De burgerlijke rechter wijst de eis toe als aan alle punten van een onrechtmatige daad voldaan wordt: A. Daad B. Onrechtmatig C. Toerekenbaar D. Schade E. Causaal verband F. Relativiteit (Art. 6:163 BW)
7
3.1 Omgevingsvergunning bouw- en woningboerderij Inleiding Deze eerste rechtszaak gaat tussen een wethouder van de gemeente Someren die de vergunning heeft verleend aan een boer (verweerder) en zijn buurman die het er niet mee eens is (eiser). De boer heeft een omgevingsvergunning bouw- en woningboerderij verkregen van de wethouder. Hierdoor mag hij op de grond een woningboerderij met een agrarische functie bouwen. De buurman heeft tegen deze vergunning een bezwaarschrift ingediend, omdat het besluit niet voldeed aan de vergunningsvereiste. Zo was er bij het verstrekken van de vergunning nog niets duidelijk over de agrarische functie. Op papier was er alleen wat te vinden over dat er een woningboerderij kwam en de buurman wil geen simpele boerderijwoning langs zijn huis. Pas toen het bezwaarproces op gang kwam werd bekend dat de boer een wijnproeverij wilde beginnen. De boer en de wethouder hadden er verder niet over nagedacht volgens de buurman. Zo was er na de bezwaarprocedure erg weinig bekend over het kostenplaatje. De buurman vindt o.a. dat de boer te veel vraagt voor een fles wijn en denkt niet dat het rendabel is. Dit zou na het bezwaarproces wel duidelijk moeten zijn, wat hier niet het geval was. Daarnaast zou de boer geen kennis hebben over een wijnproeverij, ondanks dat hij een cursus heeft gevolgd. Nadat de omgevingsvergunning tijdelijk was ingetrokken mocht de boer niet verder bouwen. Hierdoor ging zijn huis erg achteruit. Om deze reden heeft de boer een voorlopige voorziening aangevraagd, zodat hij een dak mocht bouwen. Wegens de slechte weeromstandigheden gaat zijn huis, dat nog steeds niet af is, steeds meer achteruit. Hij mag echter niet verder bouwen. Er zit dus enige druk achter deze zaak. Verloop van de rechtszaak Tijdens de rechtszaak was er enige irritatie vanuit de boer naar de buurman toe. Hij wilde namelijk zo snel mogelijk samen met zijn vrouw het huis afmaken en beginnen met de wijnproeverij. Daarnaast viel het op dat de buurman zelf geen woord had gezegd, want hij liet alles over aan zijn advocaat. Ook de wethouder vertelde niet veel, terwijl het gaat om zijn besluit. Deze rechtszaak wordt behandeld door de bestuursrechter en deze rechter is bevoegd. Het gaat namelijk over een besluit van een bestuursorgaan. Hierdoor valt dit geschil binnen het bestuursrecht. Daarnaast is dit ook de juiste rechtbank. De zetelaanknoping valt binnen de gemeente ’s Hertogenbosch, waar de rechtszaak plaats vindt (art. 8:7 lid 1 AWB). Ook is het beroep ontvankelijk, want: 1. Het schrift is ingediend door een belanghebbende (art. 1:2 AWB) Zoals in hoofdstuk 2 vertelt is, mag de burger bezwaar maken op een beschikking van een bestuursorgaan. Een omgevingsvergunning is een beschikking en de buurman is een belanghebbende. Hij wil namelijk geen woningboerderij langs zijn huis. Hierdoor mag hij bezwaar maken. 2. Het schrift gaat over een besluit (art. 1:3 AWB) Een vergunning is een beschikking, want het is gericht aan één persoon en een AWB-besluit (art. 1:3 AWB) 3. Het schrift voldoet aan de vormvereisten (art. 6:5 AWB), Het bezwaarschrift voldoet hieraan, want anders lijkt het mij dat het geschil voor de zitting al was gestrand.
8
4. Het schrift is binnen de gestrekte bezwaartermijn ingediend (art. 6:7 AWB), 5. De bestuurlijke voorprocedure is doorlopen (art. 7:1 AWB en art. 8:6 lid 2 AWB), 6. De griffierechten zijn betaald. (Art. 8:41 AWB). Procedure De procedure die gevolgd wordt heet de beroepsprocedure. De buurman is het namelijk niet eens met de beslissing van de gemeente. Daardoor heeft hij eerst bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning en is vervolgens in beroep gegaan. Bij deze procedure behoren de volgende wetsartikelen: - Art. 2.1 WABO: Hierin staat waar een omgevingsvergunning aan moet voldoen. - Art. 2.2 WABO: Hierin staat wanneer je een omgevingsvergunning nodig hebt. - Art. 2.3 WABO: Hierin staat dat het verboden is om te handelen bij art. 2.1 WABO en 2.2 WABO. - Art. 2.3a WABO: Hierin staat dat het verboden is om een handeling niet ongedaan te maken als je niet over een omgevingsvergunning beschikt. - Art. 2.4 WABO: Hierin staat wie er beslist of de aanvraag van de omgevingsvergunning toegekend mag worden of niet (dit zijn de burgemeester en wethouders). - Art. 2.10 lid c WABO: Hierin staat dat de uitvoering van een omgevingsvergunning niet in strijd mag zijn bij het bestemmingsplan. - Art. 2.12 lid a WABO: Hierin staat ook dat er geen omgevingsvergunning verstrekt mag worden als deze in strijd is met het bestemmingsplan. - Art. 1.3 lid 3 Regeling omgevingsrecht: Hierin staat dat bij een aanvraag van een vergunning om iets te bouwen/verbouwen de kosten vooraf bekend moeten zijn. Dit was volgens de buurman niet het geval. Daarnaast zijn er ook een aantal wetten, besluiten en regelingen die van toepassing hadden kunnen zijn, maar wat hierbij niet het geval is: - Woningwet - Bouwbesluit 2002 - Regeling Bouwbesluit 2002 - Besluit omgevingsrecht Deze zijn niet van toepassing, want het geschil heeft niets te maken met de kwaliteit van de bouw.
9
3.2 Vreemdelingenzaak intrekken VOT Inleiding De tweede rechtszaak gaat tussen een allochtoon (verweerder) en de IND namens de minister van Vreemdelingenzaken (eiser). De allochtoon is in 1990 gevlucht naar Nederland en beschikt over een verblijfsvergunning van onbepaalde tijd. Deze vergunning is echter in gevaar gekomen, doordat hij begin 2014 voor een periode van drie maanden naar zijn herkomstland is gereisd wegens het overlijden van een goede vriend. Hij was zich destijds van geen kwaad bewust en is het dus niet eens dat de IND zijn verblijfsvergunning wil intrekken. Hij kan niet lezen of schrijven. Daarom heeft hij in samenwerking met zijn buurman verschillende instanties gevraagd of het legaal is om tijdelijk terug te gaan naar zijn herkomstland. Niemand kon vinden dat het niet mocht, waardoor iedere instantie het had toegezegd om te vertrekken voor een korte periode. Om deze reden is hij toch gegaan. Daarnaast vindt hij dat hij een goede ingeburgerde allochtoon is, omdat hij nog nooit in aanraking is gekomen met de politie. Verloop van de rechtszaak Bij deze rechtszaak was er een vertaler aanwezig, die helaas te laat was vanwege het verkeer. De allochtoon spreekt redelijk Nederlands, maar nog niet voldoende om de rechtszaak te kunnen volgen. Hierdoor moesten we enige tijd wachten op de tolk. Daarnaast was zijn Nederlandse buurman ook aanwezig in de zaal. Hij liet uit zijn lichaamstaal blijken dat hij het niet eens was dat zijn goede vriend misschien weer terug moet naar zijn herkomstland. Hij schudde namelijk erg vaak met zijn hoofd als de tegenpartij aan het woord was. Ook liet de rechter weten dat zij zelfs geen concreet wetsartikel kon vinden over het feit dat dit verboden was. Een vreemdelingenzaak is een onderwerp dat valt onder het bestuursrecht, daarom werd deze rechtszaak behandelt door een bestuursrechter. (rechtspraak, 2015) Daarnaast vindt het geschil plaats bij de juiste rechtsbank. Het bestuursorgaan voldoet niet aan de zetelaanknoping (art. 8:7 lid 1 AWB), waardoor er gekozen is voor de woonplaatsaanduiding (Art. 8:7 lid 2 AWB). De allochtoon komt uit de gemeente Vught, waardoor de rechtbank van de gemeente ’s Hertogenbosch het dichtstbijzijnd is. Ook is het beroep ontvankelijk, want: 1. Het schrift is ingediend door een belanghebbende (art. 1:2 AWB) Het schrift is ingediend door de allochtoon. De verblijfsvergunning heeft betrekking op hem, waardoor hij een belanghebbende is. 2. Het schrift gaat over een besluit (art. 1:3 AWB) Het intrekken van een verblijfsvergunning is ook een besluit van een bestuursorgaan. Dit besluit is gericht aan één persoon, namelijk de allochtoon. 3. Het schrift voldoet aan de vormvereisten (art. 6:5 AWB), 4. Het schrift is binnen de gestrekte bezwaartermijn ingediend (art. 6:7 AWB), 5. De bestuurlijke voorprocedure is doorlopen (art. 7:1 AWB en art. 8:6 lid 2 AWB), 6. De griffierechten zijn betaald. (Art. 8:41 AWB). Procedure De procedure die gevolgd wordt heet de procedure Vreemdelingenrecht. Het gaat namelijk over ‘de rechten en plichten van mensen die geen Nederlander zijn.’ (Rechtspraak, 2015) Hierbij gaat net als bij de beroepsprocedure wel een voorprocedure aan vooraf.
10
Bij deze procedure behoren de volgende wetsartikelen: - Art. 33 Vreemdelingenwet 2000: Hierin staat wie er bevoegd is om een verblijfsvergunning te geven en in kan trekken, namelijk de minister. In dit geval heeft hij deze bevoegdheid gegeven aan de IND. - Art. 34 Vreemdelingenwet 2000: Hierin staat wanneer je in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning VOT. - Art. 35 Vreemdelingenwet 2000: Hierin staat namelijk wanneer er een verblijfsvergunning VOT ingetrokken kan worden. - Art. 7 lid 2 sub a Wet Inburgering: Hierin staat dat een allochtoon de inburgeringstest moet halen. Dit heeft de meneer gedaan en hij vindt dat hij goed past in Nederland.
11
3.3 Rijden onder invloed Inleiding De derde rechtszaak ging tussen een meneer (eiser) waarvan zijn rijbewijs is ingenomen en de officier van justitie Den Bosch (verweerder) die zijn rijbewijs heeft afgenomen. De meneer ging gezellig bij hem thuis een biertje drinken met zijn vrienden. Nadat zijn vrienden waren vertrokken viel hij in slaap op de bank. In de tussentijd kwam er een neef langs. Hij vroeg aan de vriendin van de meneer of hij de auto mocht lenen. De vriendin gaf de sleutels en werd enkele minuten later gebeld door de neef, want hij lag in de sloot met de auto. Na dit telefoontje werd meneer wakker gemaakt door zijn vriendin. Hij was erg geschrokken en ging zo snel mogelijk naar de sloot toe. Dit was maar een kilometer van zijn huis af. Toen hij bij de bestemming aankwam was de neef al uit de auto en probeerde hij met verschillende mensen de auto uit de sloot te krijgen. Vervolgens arriveerde de politie. De agent vroeg van wie de auto was en arresteerde de meneer. Zijn neef ontkende namelijk dat hij in de auto had gereden. Hij heeft er veel belang bij dat hij niet gearresteerd zou worden. Hij heeft namelijk geen rijbewijs en een alcohol- en drugsverslaving. Hij kon dan ook niet aanwezig zijn bij de rechtszaak, omdat hij onder invloed van een dak heeft gesprongen. Hij ligt nog altijd in kritieke toestand in het ziekenhuis. Doordat zijn neef gelogen had moest de meneer een bloedonderzoek ondergaan. Uit deze test bleek dat hij enorm veel gedronken had, waardoor hij als straf verschillende cursussen moest volgen van de politie. Deze cursussen zijn erg duur en dat kan hij niet betalen, want hij zit in de schuldsanering. Doordat hij de cursus niet heeft betaald is zijn rijbewijs ongeldig verklaard. Volgens de politie is het verhaal anders dan dat deze meneer vertelt. De betreffende aanwezige agent herkende de meneer, want hij heeft vaker gewelddadig opgetreden tegen andere agenten. Ook heeft hij een strafrechtelijk verleden, weet de agent. Nadat hij vroeg van wie de auto was, zei de meneer volgens de agent: ‘ de auto is van mij, maar ik heb er niet in gereden.’ Waarop zijn neef vervolgens zei: ‘Nu moet je niet gaan liegen. Ik heb namelijk geen rijbewijs en nog nooit in een auto gereden. Deze keer neem ik de schuld niet op me!’ Daarnaast knipoogde de meneer een aantal keren naar zijn neef toe. Voor de agent was zijn neef erg overtuigend en leek alles erop dat meneer wel zelf gereden had. Verloop van de rechtszaak De rechtszaak liep erg vermoeiend. De reden hiervoor was dat meneer eerst een andere advocaat had. Deze voorgaande advocaat gaf de zaak onvoldoende aandacht, daardoor heeft hij sinds vorige week een andere advocaat genomen. Hierdoor beschikt zijn huidige advocaat ook niet over een aantal documenten, want die liggen bij zijn voorgaande advocaat. Dit zijn erg belangrijke documenten, zoals een verklaring van zijn vriendin. Ook is meneer niet op de hoogte van bepaalde zaken doordat zijn voorgaande advocaat niet met hem communiceerde. Verder was het merkbaar dat het de meneer erg hoog zat dat hij beschuldigt werd van dronkenschap achter het stuur. Soms kon de rechter hem niet verstaan, omdat hij erg snel praatte. Deze zaak werd door een bestuursrechter behandeld, wegens dezelfde reden als de eerste rechtszaak. Het bestuursorgaan heeft namelijk een besluit genomen om de rijbewijs van meneer in te vorderen. Daarnaast is het de juiste rechtbank. De zetelaanknoping valt namelijk binnen de gemeente ’s Hertogenbosch, waar de rechtszaak plaats vindt (art. 8:7 lid 1 AWB).
12
Ook is het beroep ontvankelijk, want: 1. Het schrift is ingediend door een belanghebbende (art. 1:2 AWB) De invordering van het rijbewijs is een besluit wat betrekking heeft op de meneer. Dat maakt hem de belanghebbende. 2. Het schrift gaat over een besluit (art. 1:3 AWB) Het intrekken van een rijbewijs is een besluit, wat gemaakt kan worden door officier van justitie, een bestuursorgaan. 3. Het schrift voldoet aan de vormvereisten (art. 6:5 AWB), 4. Het schrift is binnen de gestrekte bezwaartermijn ingediend (art. 6:7 AWB), 5. De bestuurlijke voorprocedure is doorlopen (art. 7:1 AWB en art. 8:6 lid 2 AWB), 6. De griffierechten zijn betaald. (Art. 8:41 AWB). Bij deze procedure behoren de volgende wetsartikelen: - Art. 8 Wegenverkeersweg 1994: Hierin staat dat het verboden is om te rijden onder invloed. Ook wordt er beschreven hoeveel alcohol een persoon mag hebben. Daarnaast zijn er richtlijnen gemaakt over art. 8 Wegenverkeersweg 1994. Deze zijn te vinden op: http://wetten.overheid.nl/BWBR0030028/geldigheidsdatum_24-09-2012 - Art. 130 Wegenverkeersweg 1994: Hierin staan de algemene maatregelingen die worden gevolgd als een bestuurder te veel heeft gedronken. Dit houdt in dat het rijbewijs van de meneer is afgepakt. - Art. 131 lid 1 sub a Wegenverkeersweg 1994: Hierin staat welke gevolgen de bestuurder moet ondergaan nadat hij betrapt is met het rijden onder invloed. Voor de meneer van dit geschil was dat een cursus. - Art. 132 lid 2 sub a Wegenverkeersweg 1994: Hierin staat dat het rijbewijs ongeldig wordt verklaard als de bestuurder de kosten van de cursussen niet betaald. Dit is bij de meneer dan ook gebeurd. - Art. 133 Wegenverkeersweg 1994: Hierin staat dat de cursussen betaald moeten worden door de bestuurder zelf. - Art. 134 Wegenverkeersweg 1994: Hierin staan de afspraken betreft het onderzoek naar de rijvaardigheid of –geschiktheid waar de minister zich aan moet houden. - Art. 12 Regeling maatregel rijvaardigheid en geschiktheid 2011: Hierin staat wanneer het CBR besluit om de bestuurder een educatieve maatregel op te dringen. - Art. 13 Regeling maatregel rijvaardigheid en geschiktheid 2011: Hierin staan de kosten voor de lichte educatieve maatregelingen en binnen welk termijn deze betaald moeten worden. - Art. 14 lid 1 Regeling maatregel rijvaardigheid en geschiktheid 2011: Hierin staat uitgebreider beschreven wanneer het CBR besluit om de bestuurder een educatieve maatregel op te dringen. - Art. 15 Regeling maatregel rijvaardigheid en geschiktheid 2011: Hierin staat wanneer een persoon niet in aanmerking komt voor de educatieve maatregel. Aan deze punten voldoet de meneer niet. Daarnaast zijn er ook een aantal wetten, besluiten en regelingen die van toepassing hadden kunnen zijn, maar wat hierbij niet het geval is: - Regeling eisen geschiktheid 2000: Hierin wordt beschreven wanneer iemand geschikt of niet geschikt is om auto te rijden. De meneer heeft geen beperkingen of iets dergelijks. Hij is dus geschikt om auto te rijden. - Reglement Rijbewijzen: Hierin staat hoe rijbewijzen verstrekt worden. Hij zal hem binnenkort overnieuw moeten behalen, maar dat is nu nog niet het geval.
13
3.4 Vreemdelingenzaak aanvraag VBT Inleiding De vierde rechtszaak ging tussen een asielzoeker (verweerder) en IND namens de minister van vreemdelingenzaken (eiser). De asielzoeker heeft in zijn land een aantal heftige incidenten meegemaakt. Zo werd zijn zoon ontvoerd en zijn vrouw verkracht. Hierdoor voelde hij zich niet meer veilig in zijn geboorteland en is hij met zijn gezin gevlucht naar Nederland. In Nederland heeft hij een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aangevraagd. Deze aanvraag is geweigerd door de IND. De reden daarvoor is niet dat de gebeurtenissen die de asielzoeker heeft meegemaakt niet geloofd worden, maar dat hij zelf in zijn geboorteland maatregelingen had getroffen om de incidenten op te lossen. Daarnaast werden de incidenten niet als ernstig genoeg bevonden. Ook werd het raar gevonden dat de asielzoeker niet direct na de incidenten is gevlucht, ondanks dat hij zich zo onveilig voelde. Hier had de asielzoeker wel een reden voor. Hij heeft samen met zijn kinderen en een vrouw een leven opgebouwd in zijn dorp. Het heeft even geduurd voordat hij realiseerde dat het beter was om te vertrekken. Daarnaast is hij bang voor wat er nog komen gaat. Hij heeft veel incidenten meegemaakt achter elkaar en is er dan ook zeker van dat er nog meer gaan komen. Hij heeft inderdaad zelf hulp gezocht om de problemen op te lossen, maar deze oplossingen waren vaak maar tijdelijk. Verloop van de rechtszaak Tijdens deze rechtszaak was de asielzoeker zelf niet aanwezig. Zijn advocaat sprak namens de asielzoeker, waarschijnlijk stond de asielzoeker vast in het verkeer. Hierdoor vertelde de advocaat dat hij het erg teleurstellend vond dat hij niet was op komen dagen en zette zijn cliënt een beetje in het slechte daglicht. Net als bij de tweede rechtszaak is dit een vreemdelingenzaak. Het vreemdelingenrecht is een onderdeel van het bestuursrecht, waardoor de zaak werd geleid door een bestuursrechter.(rechtspraak, 2015) Ook hier vindt het geschil plaats bij de juiste rechtbank. Het bestuursorgaan voldoet niet aan de zetelaanknoping (art. 8:7 lid 1 AWB), waardoor er gekozen is voor de woonplaatsaanduiding (Art. 8:7 lid 2 AWB). De asielzoeker verblijft momenteel in ‘s Hertogenbosch, waardoor de rechtbank van de gemeente ’s Hertogenbosch het dichtstbijzijnd is. Ook is het beroep ontvankelijk, want: 1. Het schrift is ingediend door een belanghebbende (art. 1:2 AWB) Het schrift is ingediend door de asielzoeker. De verblijfsvergunning heeft betrekking op hem, waardoor hij een belanghebbende is. 2. Het schrift gaat over een besluit (art. 1:3 AWB) Het weigeren van een aanvraag is een besluit van een bestuursorgaan. Dit besluit is gericht aan één persoon, namelijk de asielzoeker, waardoor het een beschikking is. 3. Het schrift voldoet aan de vormvereisten (art. 6:5 AWB), 4. Het schrift is binnen de gestrekte bezwaartermijn ingediend (art. 6:7 AWB), 5. De bestuurlijke voorprocedure is doorlopen (art. 7:1 AWB en art. 8:6 lid 2 AWB), 6. De griffierechten zijn betaald. (Art. 8:41 AWB).
14
Procedure De procedure die gevolgd wordt heet de procedure Vreemdelingenrecht. Het gaat namelijk over ‘de rechten en plichten van mensen die geen Nederlander zijn.’ (Rechtspraak, 2015). Bij deze procedure behoren de volgende wetsartikelen: - Art. 28 Vreemdelingenwet 2000: Hierin staat wie er bevoegd is om een beslissing te maken over een aanvraag van een asielzoeker, namelijk de minister. Deze bevoegdheid is overgedragen aan de IND. - Art. 29 Vreemdelingenwet 2000: Hierin staat wanneer je in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning VBT. Hiervan is lid 1 sub b en c met name van toepassing bij deze asielzoeker. - Art. 30 Vreemdelingenwet 2000: Hierin staat wanneer de aanvraag van een verblijfsvergunning VBT wordt afgewezen. - Art. 31 lid 2 Vreemdelingenwet 2000: Hierin staat met welke omstandigheden rekening wordt gehouden bij het onderzoek naar de aanvraag. - Art. 4:6 Awb: Hierin staat dat als de asielzoeker opnieuw een aanvraag zou willen doen, het geheel of gedeeltelijk nieuwe feiten of veranderde omstandigheden moeten plaats hebben gevonden. Anders wordt de aanvraag zonder er verder naar de kijken geweigerd. Dit wordt ook gedeeltelijk uitgewerkt in art. 4:5 Awb. - Art. 31a Vreemdelingenwet 2000: Hierin staat wanneer de aanvraag niet wordt aangemerkt als een herhaalde aanvraag. - Art. 7 lid 2 sub a Wet Inburgering: Hierin staat dat een allochtoon de inburgeringstest moet halen om in Nederland te mogen blijven.
15
3.5 Onrechtmatige daad van College van B&W Inleiding Deze zaak gaat tussen een meneer (eiser) die vond dat het College van B&W een onrechtmatige daad heeft verricht en het College van B&W (gedaagde) uit de gemeente Helmond. De meneer werkte bij de gemeente Helmond, raakte werkloos en vroeg een WW-uitkering aan. Als eerst maakte hij hiervan digitaal een melding op 11 januari 2013 en vervolgens deed hij een aanvraag op 11 februari 2013. De gemeente Helmond had volgens hem niet duidelijk aangegeven dat je de melding niet digitaal mocht inleveren. Hierdoor hoorde hij pas later dat ze de aanvraag van 11 februari 2013 beschouwen als de melding en hij dus nogmaals een aanvraag moet doen. Dit heeft hij gedaan op 22 maart. Hij kreeg zijn uitkering wel gewoon op tijd, maar vindt dat er iets gedaan moet worden aan deze onduidelijkheid. Hij vindt dat er hier sprake is van een onrechtmatige daad. Verloop van de rechtszaak Bij deze rechtszaak viel op dat de verweerder, het College van B&W, niet aanwezig was. De rechter legde uit dat dit normaal was bij dit soort geschillen. Daarnaast liet de rechter blijken dat ze echt niet begreep waarom hij dit geschil aan gaat en wat de schade was die hij heeft geleden. Hij heeft namelijk gewoon binnen het gestelde termijn zijn uitkering gekregen. Deze zaak werd door een burgerlijke rechter behandeld en deze is bevoegd (art. 112 Grondwet). Zoals ik in hoofdstuk 2.4 beschreven heb, treedt een burgerlijke rechter op bij geschillen over onrechtmatige daden. Daarnaast zitten ze bij de juiste rechtbank. De persoon komt uit de gemeente Helmond. Dit is de dichtstbijzijnde rechter van de woonplaats van het College van B&W uit de gemeente Helmond (Art. 99 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering). (De ontvankelijkheid behandel ik niet, omdat ik nergens kon vinden hoe dat werkt bij de burgerlijke rechter) Procedure De procedure die gevolgd wordt heet de civielrechtelijke procedure, omdat er sprake kan zijn van schade tussen twee partijen. Hier heeft de bestuursrechter niet voldoende kennis over en daarom is er gebruik gemaakt van de vangnetfunctie van de burgerlijke rechter(Visscher, 2010). Bij deze procedure behoren de volgende wetsartikelen: - Art. 6:162 Burgerlijk Wetboek: Hierin staat wat er wordt bedoeld met een onrechtmatige daad. - Art. 127 Werkloosheidwet: Hierin staat dat het er binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag een beslissing gemaakt moet zijn betreft de uitkering. - Art. 127a Werkloosheidwet: Hierin staat dat je de aanvraag alleen bij de UVW kan indienen.
16
4. Bronnenlijst: - Rechtspraak. (2014). Naar de rechter. Geraadpleegd op 21 december 2014, van http://www.rechtspraak.nl/Naar-derechter/Bestuursrechter/Procedures/Pages/default.aspx - Rechtspraak. (2015). Vreemdelingenrecht. Geraadpleegd op 10 januari 2015, van http://www.rechtspraak.nl/Naar-derechter/Bestuursrechter/Procedures/proceduresvreemdelingenrecht/Pages/default.aspx - Visscher, Y.M. (2010). Praktisch bestuursprocesrecht (1e druk). Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V. - Visscher, Y.M. (2009). Praktisch bestuursrecht (3e druk). Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V.
17
5. Reflectie Hoe is het proces van uitvoering van mijn blokplan verlopen? Als eerst heb ik uitgezocht hoe een bestuursrechtelijke rechtszaak verloopt. Dit onderwerp heb ik deze periode behandeld tijdens de lessen recht. Helaas heb ik hiervoor een onvoldoende gekregen. Daarom leek het me slim om nogmaals eens goed door te nemen hoe deze rechtszaken verlopen en wat er allemaal bij komt kijken. Hierover heb ik vervolgens een beknopte samenvatting gemaakt in het verslag. Vervolgens ging ik de rechtszaken bezoeken. In totaal heb ik zeven rechtszaken bijgewoond. Ik vroeg dan aan de balie of belde van te voren op of er bestuursrechtelijke rechtszaken waren. Zowel de baliemedewerkers als telefonisten wisten nooit waar de zaken precies over gingen en ik mocht geen stukken van te voren doorlezen. Daardoor werd ik iedere keer in het diepe gegooid. Sommige rechtszaken waren erg goed te volgen ondanks dat ik vooraf niets van het onderwerp afwist, terwijl dat ik bij de andere zaken nog niet eens kon achterhalen wie nou precies de verweerder was. Wat soms hielp was dat ik voor het geschil de advocaten gesproken had. Deze begonnen soms uit nieuwsgierigheid zelf tegen mij te praten, omdat er vrijwel nooit een student komt meekijken. De advocaten vertelden mij vervolgens waar het geschil over ging. Tijdens het praten met een advocaat hoorde ik ook dat sommige rechters op een nieuwe manier een geschil leiden. Op de oude manier legden ze eerst het verhaal uit en lieten ze de partijen om en om aan het woord. Nu slaan ze het verhaal vaak over, omdat dit al uitgebreid in de documenten staat. Deze documenten mogen burgers (vaak) niet inlezen, waardoor het moeilijker wordt om de rechtszaak te volgen. Bij de twee rechtszaken waar ik niets van begreep werd er dus niets uitgelegd over de zaak en had ik vooraf geen advocaten gesproken. Daarnaast ben ik een keer terecht gekomen bij een burgerlijke rechtszaak. De baliemedewerker had zich vergist. Toch heb ik dit geschil toegevoegd aan het verslag. Deze periode hebben we het namelijk ook gehad over de burgerlijke rechter. Daarnaast was er bij deze zaak gebruik gemaakt van de vangnetfunctie, waardoor het toch enigszins bestuursrechtelijk is. Wat is anders verlopen dan vooraf gepland? Als eerste heb ik de overkoepelende onderzoeksvragen gekoppeld aan een bepaald begrip. Op die manier zorgde dat ervoor dat ik het verslag wat gestructureerder kon weergeven. Daarnaast bleek dat de uitspraak van de rechtszaken die ik gevolgd heb niet gepubliceerd zijn. Waarschijnlijk verkrijgen alleen belanghebbenden de uitspraak via de post, waardoor ik sommige onderzoeksvragen niet heb meegenomen in het verslag. Daarnaast zijn er drie rechtszaken die ik pas in week 8 heb gevolgd, waardoor de uitspraken nog niet bekend zouden kunnen zijn. Tot slot heb ik drie extra rechtszaken gevolgd dan gedacht, zodat ik aan de 42 uur zou komen. Bij mijn volgende blokplan zou ik de volgende zaken anders aanpakken: Het enige wat ik verandert zou hebben aan het blokplan is dat ik van te voren me verdiep in de bestuursrechtelijke rechtszaken. Dit kwam pas in me op nadat ik het blokplan gemaakt had, terwijl ik dat beter vooraf al had kunnen inzien. Verder zijn er geen zaken die ik anders zou aanpakken bij deze ILL. Ik ben dan ook geen grote problemen tegen gekomen.
18
De door mij, in het blokplan aangegeven, BSK competenties zijn op de volgende manier ontwikkeld/verbeterd: 1. De bachelor kan zijn weg vinden in het publieke domein – niveau 2. Deze competentie heb ik ontwikkeld, want ik heb verschillende rechtszaken bijgewoond betreft het juridische beleidsterrein. Deze bestonden uit verschillende procedures (civiel procedure, procedure vreemdelingenzaken en beroepsprocedures) en er waren verschillende soorten partijen bij betrokken die ik in kaart heb gebracht. Daarnaast heb ik de rechtszaken in kaders gebracht door er een verslag over uit te brengen en er bijv. wetsartikelen bij te zoeken. 2. De bachelor kan praktijkgericht onderzoek verrichten – niveau 2. Deze competentie heb ik ontwikkeld, want ik heb zelfstandig een blokplan (onderzoeksplan) gemaakt en deze ook uitgevoerd. Hierover heb ik gerapporteerd door er een verslag over uit te brengen. In vergelijking met het blokplan hebben mijn activiteiten me daadwerkelijk de volgende hoeveelheid tijd gekost: Activiteit Geschatte Daadwerkelijke uren uren 1 Schrijven van een blokplan en 1 uur 1 uur informatie inwinnen. 2 Rechtszaken bijwonen 4 uur 13 uur 3 Rechtszaken rapporteren 10 uur 5 uur 4 Nadere informatie voor 20 uur 10 uur onderzoeksvragen zoeken zoals wetsartikelen 5 Onderzoeksvragen vervormen tot 5 uur 6 uur een gestructureerd verslag 6 Reflectieverslag schrijven 2 uur 2 uur 7 Onderzoeken hoe bestuursrecht Niet geschat 6 uur verloopt(bezwaar, beroep eerste aanleg, hoger beroep) Totaal 42 uur 43 uur Toelichting: 2. Ik heb in totaal drie extra rechtszaken bijgewoond. Daarnaast kostte het bijwonen per rechtszaak meer tijd dan verwacht. Eerst wilde ik tussen de lessen door de rechtszaken bezoeken, maar uiteindelijk ben ik op mijn vrije dagen naar de rechtbank afgereisd. In totaal heb ik zeven rechtszaken bijgewoond. Dit heeft in totaal iets meer dan 1.5 dag in beslag genomen. De eerste keer dat ik rechtszaken gevolgd heb was de donderdag in week zes met het volgende schema: Rechtszaak 1: 9:00 Rechtszaak 2: 10:30 Rechtszaak 3: 13:30 Rechtszaak 4: 15:30 De rechtszaken sloten niet erg goed op elkaar aan. In de tussentijd heb ik met advocaten, eisers, verweerders en dergelijke gepraat. De tweede en laatste keer dat ik rechtszaken gevolgd heb was de donderdag in week acht met het volgende schema: Rechtszaak 5: 9:00 Rechtszaak 6: 11:00 Rechtszaak 7: 13:30
19
3. Het rapporteren van de rechtszaken duurde minder lang dan verwacht. Dat kwam doordat ik de rechtszaken niet mocht opnemen met mijn mobiel. Hierdoor moest ik aantekeningen maken. Als ik thuis kwam van het volgen van rechtszaken zat alles nog in mijn hoofd, waardoor ik direct begon met het uitschrijven van het geschil. Later heb ik deze teksten omgezet naar een gestructureerd verslag om de onderzoeksvragen te beantwoorden. 4. Deze tijd heb ik met name besteed aan het zoeken van wetsartikelen. Ik kan totaal niet overweg met de wettenbundels en het was een hele zoektocht. Toch was het korter dan verwacht. Ik hoop dat ik de juiste artikelen heb gevonden. 7. Hiervoor heb ik het lesboek van het vak recht van deze periode doorgenomen samen met het lesmateriaal.
20