Zes en Twintigste Jaargang
No. 11
15 Juni 1923
-afm'"iai"yu"fciffcM-iaf^M~ii<~iT>irf"ia
INDISCn BOUWKUNDIG TUDSCnRIFT ORGAAN IVEREËNI6ING :
VAH
IDOUWKUHDIOEH ' IH a NLDERIAND5CN=IMDIE
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • I ••••••••••aaaBBaBaaaBaBaaBBMBBBBaaaaBi Uitgcefster * D e Vereemging van B o u w . kundigcn in Ned -Indië.
• • •
•••BaaaaBBBBBBBBBaH
•
Redacteur: J. H. ANTONISSE.
Gedrukt bifi
Hootd-Tecbii. Dienst Orond-Woningzaken, Batavia.
•
G. KOLFF S Co..
J
Batavia —Weltevreden.
•
• • • • • • • • • • • • • B I B B B g H B B H I• • • • B B a a n a n a a a R a a a a M M B a a a a a B a a a a i a B a a a a
Voor plaatsing van advertentie's zich te wenden tot den vertegenwoordige voor Nederlandsch-Indië •^H J. DE JONG, Reiniersz Boulevard 84, Soerabaia. I N H O U D : Verkiezing H. B. — Mutaties ledenlijst enz. — Commissie van bijstand I. B. T . — Proces-verbaal vïin Kasopname afdeeling Batavia.— Vrijstellingen Architectsexamen. — De Onder-opzichters. — Mededeeling. — Opmerkingen in verband met enkele zinsneden, vervat in het overleg met de Salariscommissie. — Tweede nota betreffende de bezoldigingsherziening voor Burgerlijke Ambtenaren. — B. B. ambtenaren en wij. — Verslag van den afgevaardigde naar de A.V der Vereeniging van Wat. Ing. te Bandoeng op 25 Mei 1923. — Technisch werken. — Schoolgebouwen van de Gemeente Batavia. — Vrouwelijke Architecten. — Het wegenvraagstuk voor Gemeenten en Gewesten. — Boekbespreking. — Gewapend beton en paalboorders in Zeewater — De Chineesche muur. — Tras in Amerika. — Alles in het groot in Amerika. — Mutaties Technisch personeel. — Advertenties. ••••»•••»•
VERKIEZING H. B. Op heden den BOsten April 1923 hebben wy ondergeteekenden J. H. Claesseo bestuurslia, J. A. Kleian en J. J. C. van Essel leden der Vereemging van Bouwkundigen in NederlandschIndië ons in commissie vereenigd om ingevolge het bepaalde in art. 31 H. R. de voor de verkiezing H. B. ingekomen stembiljetten te openen en het op de candidaten uitgebrachte aantal stemmen op te nemen; en hebben wi] bevonden, dat 182 stembiljetten ingekomen zijn, waarvan 1 ongeldig; dat op de candidaten het achter hun namen vermelde ^ n t a l stemmen uitgebracht is:
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
J. H. Antonisse, F. Augenstein, J. H. Claessen, H. A. Th. Derks, H. J. D. Corn, den Dekker, F. Engel, R. Moh. Enoch, W. Gil], L. Kailola, D. R. van Leuven, J. P L. Larroque, W. H. Th. Marcus, W. Nijland, J. J. H. Nagel, L. R. Pieters, Soewito, J. F. Patt. Westerloo, Q. G. G. Zijlmans, N. A. Emor, H. F. P. L. de la Fosse, A. A. GiDsel, J. F. Ob. van Goch, P. H. Kunstt, J. A. Manusama, Mohamad, H. G. Nieuwenhuis, R. Soetatmo, A, de Witt,
161 47 141 129 110 122 •110 40 118 43 33 179 48 67 35 83 111 33 1 3 1 1 1 1 1 1 3 1
en hebben wij hiervan dit proces-veibaal opgemaakt. De Commissie: J. H. CLAESSEN, J. A. KLEIAN, J.
J.
C.
VAN
ESSEL.
230
De heereu J. F. Patt. Westerloo en R. Moh. Enoch hebben voor een benoeming tot Hoofdbestuurslid bedankt; in hun plaats zijn gekozen de heeren G. J. Heijraering en Soewito Het Hoofdbestuur is thans als volgt samengesteld : 1. W. H. Th. Marcu«, Voorzitter. 2. J. H. Antonisse, Vice-Voorzitter. 3. G J. Heijmering, 1ste Secretaris. 4. H.J. D. Corn, den Dekker, 2de Secretaris. 5 H. A. Th. Derks, Penningmeester. 6. L. Kailola, 7. Soewito. Leden. 8. F. Engel. 9. J. H. Claessen.
MUTATIES LEDENLIJST ENZ. A. LEDEN. B ij g e k o m e n . 9 A. L . J . Oomes. Opz. B. O.W. 10 J. W. Metz. Bk. Buitenzorg
17 18 19 20
Tjilatjap. Tjikeumeuh 48 (bn. lid.)
Afgevallen, Gan Liem Liang. O. Opz. B. O W. Semarang. R. M. B. Agaatz. bn. lid. Qorontalo. L Th. Heijman. Opz. B. O. W. Reeds sedert ruim 1 jaar onbekend. A. Sakkey. Opz B. O. W. idem.
: PROCES-VERBAAL VAN KASOPNAME i : AFDEELING BATAVIA. i Op heden den 14den April 1923 hebben v?ij ondergeteekenden C. J. van Beekum en L.B.F. de Leau ons in opdracht van de Algemeene Vergadering van de Afdeeling Batavia van de Vereenigingv an Bouwkundigen in NederlandschIndië in commissie gesteld teneinde de kas van den Penningmeester der Afdeeling Batavia op te nemen. En hebbeu wij bevonden: dat in kas aanwezig is aan constanten / 225,95 (tweehonderd vijfentwintig en 95/100 gulden), 2. dat aan de Vereeniging is voorgeschoten een bedrag van / 40.— (veertig gulden) voor het bijwerken van het ranglijstenboekje. 3. dat de kasboeken tot op den dag van heden behoorlijk zijn bijgehouden. 1.
Redenen, waarom wy voorstellen den Penningmeester acquit en decharge te verleenen. De Commissie. * .•••••••
VRIJSTELLINGEN ARCHITECTSEXAMEN. Afschrift. No. \h. Uittreksel
B. DONATEURS. ( g e e n e). C. ABONNE'S. 5
B ij g e k o m e n , C. G. E A. Muller.
Afgevallen. 24 M. Mohamad. Opz. Gew. Werken
uit het Register der Besluiten van den Gouverneur-Generaal van Nederland sch Indië.
Weltevreden.
Batavia, den SOsten Mei 1923. Gelezen het verslag van den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken van 28 Mei 1923 No. 16225/D.
Semarang.
Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen dat aan artikel 8 van den bij het besluit van 7 Maart 1910 No. 14 (Bijblad op het Staatsblad No. 7279) in verband met dat van 25 Maart 1923 No. 28 (Bjjblad op het Staatsblad No. 7792) en de besluiten van 26 Juli 1920 No. 21 en 21 Juni 1922 No. 6 (Bijblad op het Staatsblad Nos. 9560 en 10089) vastgestelde bepalingen omtrent het afnemen van het examen voor de benoembaarheid tot de betrekking van architect bij den Waterstaat en 's Lands Burgerlijke Openbare Werken het volgende lid wordt toegevoegd. Aan de candidaten, aan wie op het laatst tevoren gehouden examen voor een of meer vakken minstens het cijfers 7 is toegekend, kan vrijstelling worden verleend van het onderzoek naar de kennis in die vakken. Ten tweede: Aan artikel 2, letter F, van het besluit van 20 September 1919 No. 68 (Staatsblad No. 644) toe te voegen het volgende lid: Aan de candidaten, aan wie op het laatst tevoren gehouden examen voor architect voor de Landsgebouwen voor één of meer vakken minstens het cijfer 7 is toegekend, kan vrijstelling worden verleend van het onderzoek naar de kennis in die vakken.
GEVRAAGDE ADRESSEN .
E. Bas. O. Opz. B.O.W. laatst Malang. G. W. Boers. „ „ „ Weltevreden. D. Egterv. Wissekerke. Opz. „ „ Holland. J. Laanbroek Arch. Genie „ „ P, Langelaan. Opz. B O.W. „ Padang. C. G. M Leijdenroth Keijzer. „ „ „ Probolinggo. R. Soejoedi. O. „ „ „ „ J. E. Vodegel. „ „ „ Weltevreden. De administratie van het I. B, T. houdt zich ten zeerste aanbevolen, indien een der lezers het adres van bovenstaande personen kan opgeven. Een verhuiskaart is voldoende.
:
1 \
COMMISSIE VAN BIJSTAND I. B. T. \
Door de A. V. is de volgende C. v. B. samengesteld: H. K. Otten en J. C. de Keijzer, Vereenigingsaan gelegenheden. G. J. Heijmering en A. du Bois, Technische aangelegenheden. C. P. de Graaff, Samenstelling bibliotheeknummers.
Uittreksel
enz. Stemt overeen met voorz. Register; De Gouvernements Hecretaris. (w. g.) ONLEESBAAR, voor eensluidend afschrift, Afdeeling D. (w. g.) A. H, van EKRIS.
Aan den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken.
.
231
DE ONDER-OPZICHTERS. Er is reeds meermalen geklaagd over het lot van de O. O's, n.I. dat hun belangen te weinig in acht worden genomen, zoowel in den dienst als in bet Vereenigingaleven. Zeer terecht beginnen zij dan ook aan het nut van het lidmaatschap van de V. v. B. te twijfelen. Velen van de oudere collega's, t.w. de architecten en Opzichters denken er niet aan, dat ook O. O's vooruitstrevende lieden zijn, die gaarne het gehalte van hun corps op het goede peil willen trachten te houden. Doch helaas is dit voor vele O. O's onmogelijk omreden hun oudere collega's slechts aan hun eigen belangen denken en zich om de jongeren in het geheel niet bekommeren. Worden niet vele O. O's jaren en jaren lang „gekluisterd" aan de „teekenaarstafel", om slechts „onbeduidende" correctie's aan foutieve ontwerpen aan te brengen en nu en dan kleine begrootingen op te maken. Beide werkzaamheden acht ik ook noodig van de O. O's, doch slechts voor een zekeren tijd, b.v. voor de eerste 2 jaren, d.i. tot hun definitieve benoeming. Dan is een andere werkkring voor de benoemde 0.0. noodzakelijk —te beginnen met b.v. kleine uitvoeringen, de verantwoording hierna opmaken, b.v. de werklijsten, rekening-courant, de dagboeken de 10% staten enz. enz. Ook met andere administratieve werkzaamheden zal de benoemde 0 . 0 . moeten worden belast b.v. het maken van leggers, jaarverslagen, technische- verslagen, enz, welke hem biJ zijn volgende benoeming tot Opzichter zeer te stade zal komen. Is deze wijze van te werkstelling van de 0 . 0 . ook niet van groot belang voor ons corps? Worden hierdoor, niet tegenstaande hun korte diensttijd, zeer bekwame en geroutineerde Opzichters gevormd ? Dit laatste zullen vele van mijn oudere collega's moeten toegeven. Is de tegenwoordige toestand van ons corps niet fnuikend; verscheidene gevallen zijn er reeds voorgekomen, dat jonge Opzichters, t.w. Opzichters der 3de klasse als een „kat in een vreemd pakhuis zaten", wanneer zij nu hunne benoeDQing tot Opzichter zelfstandig moeten optreden. Deze ambtenaren moeten maar zelf weten hoe zich in hun zelfstandige positie op te werken — wordt er dan beweerd. Dat door hun „onervarenheid" menige flater wordt begaan en hierdoor ons corps een minder mooie naam krijgt, zal iedereen met mij eens zijn. Dit laatste kan voorkomen worden, indien de O. O's beter te werk worden gesteld. Naar aanleiding hiervan verzoek ik, naadhaesie betuiging van mijn oudere collega's, collega's en jonge collega's, het Hoofdbestuur der V. v. B. om bij den Directeur der B.O.W. te willen voordiagen, een zoodanige tewerkstelling van O. O's, als boven beschreven, van departementswege te willen doen plaats hebben, dus in 't kort, de betrokken chefs van O. O's een circulaire öf schriftelijke opdracht te doen toekomen tot systematische tewerkstelling van genoemde jongere collega's. Mijnheer de Redacteur, U dankend voor de verleende plaatsruimte. Een ex. O. O.
Ex, O. O., waarschijnlijk nu reeds Opzichter, meent dat de O.O's „zeer terecht" twijfelen aan het nut van hun lidmaatschap van de V. v. B., omdat de oudere collega's slechts aan eigen belangen denken. Waarde ex.-O. O., maar hoe beter het voor de opzichters en architecten wordt, hoe meer zullen de jongeren, immers langer, daarvan profiteeren. En dat er door het Hoofdbestuur niets gedaan zou worden voor de O. O's, mijn goede man, lees toch goed het I. B. T., dan weet ge bv. dat door den voorzitter nog kortelings de belangen der 0.0's bij onzen Departementschef werden bepleit. Dat de tewerkstelling van de 0.0's niet precies is zooals die in het belang van betrokkenen en den dienst moest zijn, wie twijfelt daaraan? Hebt ge ons programma van actie wel eens bestudeerd? Overigens bescheiden zijt ge niet, wel? H.B.
i
*J
I :
MEDEDEELING. ^
: :
Per 1 Juli 1923 gaat de ADMINISTRATIE van dit tijdschrift en de functie van PENNINGMEESTER over aan den heer |. H. CLAESEN, Opz. B.O.W. Gang Dumas 1, Weltevreden. DE ADMINISTRATIE. OPMERKINGEN IN VERBAND MET ENKELE ZINSNEDEN. VERVAT IN „HET OVERLEG MET DE SALARISCOMMISSIE'. Naar aanleiding van „het overleg met de salariscommissie" opgenomem in I. B. T. No. S van 30 April j . 1. waarin o.m. worden vermeld de volgende woorden van den heer Schenck de Jong: „Op het oogenblik is de toestand zoodanig dat het verloop in den Inlandschen bestuursdienst grooter is dan bij de opzichters en architecten B.O.W. enz." (zie bladzijde 144 van bedoeld tijdschrift) wil ik hier het een en ander onder de aandacht brengen van het H.B. in het bijzonder van onzen voorzitter, de heer Marcus. Het verloop dan in den Inlandschen bestuursdienst, dat sinds van langen tijd moet dateeren, niettegenstaande de inmiddels voor hen ingevoerde salarisverbetering, vindt naar ik meen zijn oorzaak hoofdzakelijk in het feit, dat er in dit corps nog steeds een onbillijkheid heerscht, n.I. de regentszetels worden nog altijd min of meer alleen opengesteld voor de regentszonen. Het moet onder de inlellectueele Inlandsche ambtenaren bij het B.B. een grief van geen geringe beteekenis vormen dat zij vroeg of laat in hun diensttijd de sembah moeten maken of hurken voor een regent, met wien zij nog kort geleden samen op de schoolbanken
232
hebben gezeten, alleen omdat die regent een regentszoon, of schoonzoon is. Die onbillijkheid zal nog des te meer door hen worden gevoeld, indien zij er zich van bewust zijn, dat zi,] zoowel op de schoolbanken als in de praktijk hi] den regent niet achterstaan wat ontwikkeling en capaciteit betreft. En dat is toch zeer begrijpelijk. Verder zij hier nog vermeld, dat de Inlandsche ambtenaren gedurende de studie aan de Bestuurs?chool een toelage genieten, minstens gelijk staande met het salaris van een Assistent Wedono, d.i. meen ik ongeveer ƒ200.— en geheel vri^jgesteld zijn van dienstdoen. En wat is het geval met de cursisten van de architectencursus? Voorzoover mij bekend, is er tot heden onder de cursisten van de Bestuursschool nog geen enkele, die de school zonder getuigschrift heeft verlaten, hetgeen niet geval is met de cursisten voor 't arcnitectsexamen waaruit n.m. b.m. geconcludeerd kan worden, dat juist bi.] de architecten meer van selectie gesproken kan worden. Ook zou er nog een opmerking kunnen worden gemaakt — in verband met de woorden van den heer Schenk de Jong: „ . . . . e n dat de betrekking voor districtshoofd tegenwoordig een keuze betrekking is, waarvoor alleen zti worden benoemd, die do hoogere opleiding hebben gehad" — dat nog in dit jaar ambtenaren tot Wedono's worden benoemd, die deze hoogere opleiding n^et hebben genoten, ja zelfs is er een, die de „Osvia" niet heeft bezocht. Nog is niet uitgekomen, dat die wedono's minder voldoen dan hun collega's met hoogere opleiding. Tenslotte moge hier nog een bescheiden vraag gesteld worden aan onzen voorzitter: „op welke gronden zijn Uw woorden gebaseerd: „Ik geloof, dat de kans voor Inlanders om architect te worden nog zeer gering zal zijn in de naaste toekomst en dat de mogelijkheid om toegelaten te worden tot den cursus, waarop zij tot architect kunnen worden opgeleid, nog met zoo heel groot zal zijn". SOEKAHSO.
Kloengkoeng, 13 Mei 19^3. Antwoord: Om den doodeenvoudigen reden dat ze allen nog een korten diensttijd hebben, en veel meer selectie zal plaats hebben dan bij B. B., zooals inzender reeds heeft opgemerkt. W. MARCUS.
Voorzitter V. v. B. : : :
TWEEDE NOTA BETREFFENDE DE BEZOLDIGINGSHERZIENING VOOR BURGERLIJKE AMBTENAREN.
: \ •
Uit deze nota publiceeren wij die gedeelten welke betrekking hebben op het corps middelbare technici der B. O. W. Verduidelijking van den inhoud der eerste nota in v e r b a n d ' met het daarover gepleegd overleg. Samenstelling der Commissie. Tegen de samenstelling der commissie zijn van twee zijden bedenkingen ingebracht, nl. eenerzijds vanwege het V. V. L., hetwelk als zijn oordeel te kennen gaf, dat door onvoldoende vertegenwoordiging der vakvereenigingen de commissie ongeëigend was om een definitief stelsel van salarisregelingen te ontwerpen, anderzijds vanwege eenige Inlandsche vereenigingen die meenden, dat de belangen van de Inlandsche ambtenaren kans loopen in de verdrukking
te geraken door de geringe getalsterkte der Inlandsche vertegenwoordiging in de commissie. Het eerste bezwaar komt niet gerechtvaardigd voor, omdat elke groep van ambtenaren in gelijke mate aanspraak op behartrging zijner belangen heeft en juist het opnemen van een belangrijk aantal vertegenwoordigers voor bepaalde groepen van ambtenaren tot een onevenredige belichting van de belangen dier bepaalde groepen aanleidmg zou kunnen geven. De vertegenwoordiging in het algemeen door den Voorzitter van het Verbond is logisch en z<>u s'echts door inedeopneming der Voorzitters van de daarnaast staande Inlandsche Verbonden doelmatig aangevuld kunnen worden. Daarmede zou tevens tegemoet zijn gekomen aan de niet geheel onrechtmatige grief, dat van Inlandsche zijde slechts één vertegenwoordiger in de commissie zitting heeft. Karakter der Herziening. (§ I I der Eerste Nota). Uit verschillende gemaakte opmerkingen is der commiss'e gebleken, dat niet algemeen wordt ingestemd met de door haar gevolgde werkwijze. Sommigen keuren die af, omdat zij van oordeel zijn, dat de commissie door haar taak te breed en te diep op te vatten, te veel tijd heeft noodig gehad om tot resultaten te komen, waai van een overhaaste werkwijze thans naar zij vreezen, het gevolg is; anderen, omdat huns inziens een commissie, die een noodtoestand van 's Lands financiën aanneemt, geen uit' dien toestand afgeleide grondslagen mag ontwerpen, maar een noodregeling moet tot stand brengen. Beide inzichten zijn door de commissie getoetst en niet juist geoordeeld. De G r o n d s l a g e n . (§. I I I en IV der Eerste Nota). Tegen de beschouwingen, waarmede in de punten 14 en 15 der Eerste Nota de toelichting op de grondslagen is ingeleid is door verschillende vakvereenigingen, door het Verbond van Landsdienaren en door enkele anderen bezwaar gemaakt, omdat men daaruit hoeft gelezen eene miskenning van het recht van landsdienaren om hun materieele belangen te bepleiten zonder te worden aangezien voor personen, die voor andere belangen geen oog hebben. De commissie erkent dit recht ten volle en is er ook van overtuigd, dat niet alle>n, gelijk in punt 14 der Eerste Nota staat, het algemeen belang van Indië ook een primair belang voor de landsdienaren vormt, maar omgekeerd ook een goede bezoldiging der landsdienaren een primair belang van Indië is Zij verwacht, dat na deze verklaring geen gevolgtrekkingen meer uit de aangeduide punten gemaakt zullen worden, die de samenwerking tusschen de commissie en de ambtenaren zouden kunnen bemoeilijken. Van sommige zijden is i^gen Aen eersten grondslag der commissie, welke o.a. inhoudt, dat het rasciterium geen rol behoort te spelen de vaststelling van het salaris van ben, die hetzelfde ambt bekleeden en aan dezelfde eischen voldoen, bezwaar gemaakt, omdat men daarvan, hetzij te groote finantieele lasten of ongelijkheid in andere opzichten verwacht. De tweede grondslag, welke inhoudt, dat de bezoldigingen der ambtenaren zooveel mogelijk naar Indischen maatstaf moeten worden afgemeten, heeft in verschillende opzichten bedenkingen ontmoet. Ten deele is dit te wijten aan de bewoordingen, waarin dit beginsel is weergegeven, waaraan niet immer de beteekenis is gehecht, die de commissie daaraan wenscht te zien toegekend. Een der uitdrukkingen, die verduidelijking vereischt, is die, waarin het begrip „Indische maatstaf" is omschreven. Gezegd is, dat bezoldiging naar Indischen maatstaf plaats heeft, wanneer de bezoldiging in juiste verhouding staat tot de draagkracht van de groote massa der bevolking. Door sommigen is gevraagd, wat daarmede is bedoeld, door anderen is ondersteld, dat deze uitdrukking tot de gevolgtrekking moest leiden, dat de draagkracht van de Indische maatschappij door de commissie uitsluitend gezocht werd in de draagkracht van de groote onontwikkelde massa. Verduidelijking is hier zeker gpwenscht en daaruit moge blijken, dat het geenszins de bedoeling van de commissie is om de draagkracht der Indische maatschappij zoo eenzijdig te beoordeelen als in de vermelde gevolgtrekking plaats
233 vond. De commissie geeft er zich rekenschap van, dat in de Indische maatschappij nog andere bronnen van welvaart aanwezig zijn en hopelijk zullen blijven, dan de welstand van hen die in engeren zin de massa der bevolking uitmaken. Een tweede punt, hetwelk tot misvatting heeft aanleiding gegeven is de uitspraak, dat bezoldiging naar Indischen maatstaf „al dadelijk zooveel mfgelijk" en „in de toekomst algemeen" zal moeten plaatsvinden. Men heeft hierin gezien een streven om den overgang van het gemengde stadium, waarin de Indische maatschappij verkeert, naar het homogene stadium, dat bij voortschrijdende ontwikkeling eenmaal bereikt zal worden, te verhaasten. Deze bedoeling zit bij de commissie niet voor; zij is van meening, dat de bestaande verhoudingen medebrengen, dat een deel der landsdienaren hooger bezoldigd wordt dan in eene homogene maatschappij gewettigd zou zijn, d.w.z. dat de diensten, die van die ambtenaren verkregen worden, een grooter deel van de beschikbare middelen in beslag nemen dan noodzakelijk zou zijn in een land waar de eigen bevolking in alle personeelsbehoeften van den Staat voorziet. Is na het vorenstaande de beteekenis van den aangeduiden grondslag verduidelijkt, dan rest thans nog een korte weerlegging van enkele bedenkingen die tegen de strekking van den grondslag zijn ingebracht. Daartoe behoort de meening, dat deze grondslag de tweeledigheid der koloniale maatschappij zou miskennen, dan wel het Europeescbe deel daarvan omlaag zou halen, terwijl ook het oordeel van anderen, dat het prematuur zou zijn thans den Indischen maatstaf aan te leggen in dit verband besproken dient te worden. Dat het vaststellen van een richting, waarin zich het geheel der bezoldigingen behoort te bewegen, nl. in de richting van algemeene bezoldiging naar inheemschen maatstaf, het Europeesche deel van het ambtenaarskorps omlaag zou halen, kan de commissie niet toegeven. Zij is van oordeel, dat alleen dkn een bezoldigingsstelsel een bepaalde groep van ambtenaren omlaag zou kunnen halen wanneer dat stelsel kunstmatig ingrijpt, hetzij in den bestaanden toestand dan wel in de richting der ontwikkeling Hoe enger het bezoldigingsstelsel zich aan die beiden aanpast, hoe meer het zoowel nu als in de toekomst alle elementen der samenleving in hun waarde laat; de commissie meent, dat haar grondslagen in dit opzicht het beste geven, wat bereikbaar is en daarom voor geen enkele volksgroep noch voor de import ambtenaren, noch voor de inheemsche Europeanen, noch voor de Inlandsche ambtenaren drukkend of schadelijk kunnen wezen. Uitgangspunt is, dat door het bezoldigingsstelsel aan de ontwikkeling der Indische maatschappij geen belemmeringen in den weg moeten worden gelegd. Ook al zal nu nog in lengte van jaren het Europeesche element in Indiè een belangrijke en nuttige rol spelen, zoo zou niettemin die werkzaamheid met groot nadeel gepaard gaan, wanneer zij tengevolge had, dat in de behoeften der Indische maatschappij aan verzorging van tal van volksbehoeften als politie, onderwijs, slechts zou kunnen worden voorzien ten koste van uitgaven, die relatief vele malen hooger zijn, dan diezelfde uitgaven in eene homogene Indische maatschappij zouden vorderen. Het kan daarom niet prematuur worden geacht, gelijk de resolutie van het V. V. L. het noemt, om reeds thans er voor te waken, dat het deel der zorg voor de behoeften der Inlandsche maatschapp", waarin zijzelve srootendeels kan voorzien, geen relatief te hooge kosten gaat medebrengen. De Commissie acht haar arbeid in dit opzicht, gelijk gezegd, niet prematuur, maar hoogstens nog juist bijtijds verricht om het Land, hetzij voor finaniieeie moeilijkheden of voor belemmering in zijn ontwikkeling te behoeden. De derde g7-ondslag is bestreden door enkele ambtenaarsgroepen, die meenen, dat dein punt 21 der Eerste Nota aangeduide omstandigheden, welke hooger bezoldiging van uitheemschen in vergelijk met inheemschen wettigen, zich ook voordoen bij ambtenaren, die uit verschillende, dikwerf ook ver van hun geboorteplaats liggende streken van Indië worden gedirigeerd Ook hierbij heeft misvatting ten aanzien van de beteekenis der gebezigde uitdrukkingen een rol gespeeld. De commissie erkent overeenkomstige behoeften voor elk ander ambtenaar. Zij meent echter, dat het. geen noodig is om op redelijke wijze die behoeften
te bevredigen, meer moeilijkheden medebrengt voor de uitheemschen dan voor inheemschpn en zij heeft alleen dat meerdere met den term .,bijzondere behoeften" willen aanduiden. Hoewel ongetwijfeld ook onder inheemschen de bevrediging der aangeduide behoeften niet in alle korpsen gelijke opofferingen vergt, is de commissie toch van meening — en zij heeft den indruk, dat die meening vrij algemeen wordt gedeeld — dat deze verschillen tusschen inheemschen onderling belangrijk kleiner zijn dan bet verschil met de uitheemscheambtenaren en dat derhalve het aangevoerde bezwaar tegen toekenning eener emigratiepremie niet voldoende gegrond is. Verschillende bezwaren zijn aangevoerd geworden tegen het denkbeeld om door het openen der gelegenheid tot het aangaan van een ander dienstverband (z. g. kortverband) de opheffing van bezoldigingsverschillen te bevorderen. Eensdeels vreesde men daarvan vergrooting van het aantal z.g. trekkers ten nadeele van indië en soms ten nadeele van de schatkist, anderdeels vreesde men nadeeligen invloed ten opzichte van de tegemootkoming aan redelijke bezoldigingseischen, terwijl van een derde zijde op het gevaar werd gewezen voor ontevredenheid als gevolg van de moeilijkheid om het aangegeven doel te bereiken zonder in strijd te komen met den eersten grondslag. De commissie deelt deze bedenkingen niet. In den vierden grondslag, waarin de noodzakelijkheid der toekenning van een surplus boven de standaardbezoldiging voor sommige betrekkingen wordt vastgesteld, is van sommige zijden in zooverre miskenning van den Indo-Europeaan gezien, dat daarin gesproken is van een bij de bekleeders dier betrekkingen bestaanden opgevoerden levensstandaard en van eischen, die in geringere getalsterkte steun vonden. De commissie heeft met opgevoerden levensstandaard, zooaN daarbij is vermeld niet anders bedoeld dan een levensstandaard die hooger is dan zou toekomen aan ambtenaren met gelijksoortigen werKkring in een homogene Indische maatschappij. Na overweging van e. e. a kwam de commissie eenstemmig tot de conclusie, dat de aangegeven grondslagen ongewijzigd als uitgangspuiit der salarisherziening moeten worden gehandhaafdMiddelen, welke k u n n e n leiden tot bespoedigde opheffing der resteerende bezwaren. Van de in deze paragraaf aangevoerde maatregelen heeft de daaronder sub 2 genoemde beperking va7i de benoembaarheids eischen tot misverstand en ook tot tegenstiind aanleiding gegeven. Misverstand is er in zooverre, dat aan de aanbeveling, die in punt 43 is vervat, de beteekenis is gehecht van eene poging tot belemmering van kwaliteitsverbetering voor verschillende diensten en daarmede eene aantasting ook van de belangen van hen, die door vermeerdering van kundigheden zich aanspraak op hoogere bezoldiging trachten te verwerven. Het hepft geenszins in de bedoeli'-g der commissie gelegen dergelijke belemmering en aantasting van belangen te bevorderen. Er zouden nog tal van omstandigheden te noemen zijn, waaronder het effect van verhooging van benoembaarheidseischen, hetzij niet evenredig zou zijn aan de daarmede gepaard gaande kosten, dan wel niet het juiste middel zoa moeten worden geacht om het gewenschte resultaat te bereiken. Slechts die gevallen heeft de commissie op het oog gehad met uitsluiting van die, waar werkelijk verhooging van eischen evenredige verbetering van den dienst kan teweeg brengen. R e g e l i n g van de b e z o l d i g i n g e n volg e n s d e T y p e n A, B e n C. Uit het in punt 49 der Eerste Nota vermelde aangaande den invloed der vakvereenigingen op de toepassing van het nivelleeringsbeginsel is door enkelen afgeleid, dat de commissie ongusiig oordeelt over de rol, die de vakvereenigingen der ambtenaren in het vraagstuk der salarieering hebben gespeeld. De commissie meent, dat het uitspreken van een oordeel in dit opzicht niet op haar weg ligt en heeft dan ook in punt 49 niet anders willen constateeren dan het feit, dat de vakvereenigingen er het hunne toe hebben bijgedragen om het stelsel der nivelleering de uitbreiding te verschaffen, die het in den loop der laatste jaren verkregen heeft. Dat de commissie meent, dat het nivelleeringsbeginsel in den laatsten tijd terecht getemperd is, sluit niet in zich, dat naar haar oordeel
234 de vakvereeniglngen destijds een ander standpunt hadden behooren in te nemen, ,Wel is beoogd te doen uitkomen, dat de wijziging der arbeidsverhoudingen, die ook wijziging heeft gebracht in de positie der vakvereeniglngen, een vrijer beoordeeling van dat vraagstuk toelaat dan eenigen tijd geleden mogelijk was Dat voor het bezoldigingstype A. als uitgangspunt is gekozen de bestaande bezoldigingsregeling van «enige zuiver inheemsche groepen van landsdienaren, is van verschillende zijden afgekeurd geworden. In aansluiting daarop zij er hier nog op gewezen, dat de keuze der groepen zoodanig heeft plaats gehad, dat het uitgangspunt aangenomen moet worden eer te hoog dan te laag te liggen. De importpremie is door sommigen te laag geacht, door anderen te hoog. De commissie heeft haar afgeleid langs empirischen weg waaraan de fout zou kunnen kleven, dat het uitgangspunt, zijnde de huidige salarissen, in dit opzicnt niet geheel onaanvechtbaar is. Houdt men bij de beoordeeling van de ontworpen schaallengte zoowel den bestaanden toestand als het geprojecteerde maximum en het nieuwe pensioenontwerp in het oog, dan kan naar het oordeel der commissie in de lengte der schalen geen overwegend bezwaar worden gezien. Bezoldig! ngsstaten. (§ 7 der Eerste Nota). Met betrekking tot de onderlinge waardeering der verschillende betrekkingen is de opmerking gemaakt geworden, dat de commissie rekening had moeten houden met hetgeen in dit opjAaht in Aenivelleeringsvoorstellen was vastgelegd. De commissie heeft inderdaad met de gegevens, die in die voorstellen zijn bijeengebracht, ernstig rekening gehouden, maar moest daarvan om verschillende redenen meermalen afwijken. In de eerste plaats was dat noodig, omdat de commissie andere grondslagen heeft aanvaard dan voor bedoelde voorstellen hebben gegolden; in de tweede plaats kon bij de nivilleering door de ruimer financieele begrenzing menigmaal aan factoren worden voorbijgegaan, die voor onze commissie gewicht in de schaal moeten leggen ; in de derde plaats waren •de nivelleeringsvoorstellen nog onvolledig, zoodat de invloed, die van de nog niet behandelde groepen op d e reeds behandelde had kunnen uitgaan, niet aan den dag is getreden. Eindelijk mag niet uit het oog verloren worden, dat menige verhouding, die in de nivelleering is aanvaard, meer als toevallig ontstaan dan als met opzet in het leven geroepen moet worden beschouwd, zoodat aan die verhouding niet steeds de beteekenis kan worden toegekend, dat slechts bij instandhouding daarvan eene billijke regeling zou zijn te verkrijgen. Mocht bij het overleg aan den dag treden, dat ondanks raadpleging der nivelleeringsvoorstellen principieele verhoudingen door de commissie zijn veronachtzaamd, dan zal zij niet nalaten zooveel mogelijk rectificatie aan te brengen. De opmerkingen, die gemaakt zijn over de verschillende schalen en de voortgezette bestudeering door de commissie zelf, hebben ertoe geleid de verschillende in de Eerste Nota opgenomen schalen te wijzigen. De gewijzigde schalen zullen worden opgenomen en toe~ gelicht in de Derde Nota der commissie, die binnen bekwamen tijd zal verschijnen. Bijzondere Regelingen. Zooals in de Eerste Nota in punt 48 is opgemerkt, hangen verschillende onderwerpen met de bezoldigingen meer nauw samen, vooral wanneer zooals thans de salarissen op zeer matig peil worden gesteld. Bij d e nivelleeringsvoorstellen is het streven geweest deze onderwerpen zooveel mogelijk terzijde te laten, teneinde het vraagstuk, dat toch reeds veel omvattend en moeilijk te overzien is, althans zoo beperkt mogelijk te houden. De commissie beseft de noodzakelijkheid van dit laatste evenzeer, maar heeft er aan den anderen kant rekening mede te houden, dat om verschillende redenen eenige aanverwante onderwerpen thans tot zekere hoogte niet buiten beschouwing kunnen blijven. Het verband, dat de Regeering zelve in de opdracht der commissie tussehen de salarisregelingen en andere, waaronder de pensioenregeling, heeft gelegd, doet verwachten, dat dit standpunt inderdaad zal worden ingenomen. In het navolgende wordt het standpunt der commissie aangegeven ten aanzien van :
a. de pensioenregeling, b. de regeling der verlofsbezoldiging, e de regeling der geneeskundige behandeling, d. de waardeering van diploma's, e. overgangsbepalingen. A.
Herziening der Pensioenregelingen voor Burgerlijke Landsdienaren. Het staat voor de commisie vast, dateenegunstige pensioen7-egeling temperend werkt op de eisóhen, die aan de bezoldigingen worden gesteld en omgekeerd een zeer getemperde salarisregeling de aanspraak der ambtenaren op eenegunstigepensioenregeling verhoogt. Op grond van een en ander heeft de commissie gemeend de haar verstrekte opdracht tot herziening der pensioenregelingen voorshands in dezen zin te moeten uitwerken, dat allereerst de vraag in beschouwing werd genomen in hoeverre herziening van de pensioenregelingen bepaaldelijk gewenscht zou zijn in verband met de ontworpen bezoldigingsherziening, terwijl dan de hiervoren sub a tot en met A genoemde onderwerpen voorshands slechts in behandeling werden genomen voor zoover de beantwoording van de zooeven omschreven vraag zulks vereischt. De commissie is daarbij tot de slotsom gekomen, dat gestreefd moet worden naar verwezenlijking van de volgende twee desiderata: A. Zooveel mogelijk zal overeenstemming verkregen moeten worden, zoowel tussehen de burgerlijkeen militaire pensioenen, als tussehen de pensioenen van Europeesche- en Inlandsche landsdienaren, die dezelfde betrekkingen hebben. B. De thans geldende pensioensgrondslagen zullen voor zoover noodig gewijzigd moeten worden in dien zin, dat na tot standkoming der nieuwe bezoldigingsregeling, de pensioenen, die op de nieuwe traktementen gebaseerd zijn, den landsdienaren ook na beëindiging van den diensttijd een redelijk bestaan verzekeren. § Il B e g i n s e l e n d e r P e n s i o e n r e g e l i n g e n . l o . De burgerlijke landsdienaren worden naar gelang van het ambt, dat zij bekleeden met betrekking tot hunne aanspraken op pensioen door den Gouverneur-Generaal ingedeeld in drie groepen, onderscheidenlijk aan te duiden met de letters A., B. en C. 2o. Het normaal pensioen voor burgerlijke landsdienaren bedraagt 40 pCt. van de hoogste bezoldiging, genoten gedurende vier en twintig maanden indien deze f 1000.— of minder, en gedurende zes en dertig maanden, indien deze meer dan f 1000.-— 's maands bedraagt. 3o. Aanspraak op het normaal pensioen wordt verkregen: a. na beëindiging van den worwiaiewe?teMS<
235 Het evenredig pensioen wordt berekend naar evenredigheid van het aantal jaren werkelijken dienst in verhouding tot den normalen diensttijd en het normaal pensioen. 7o. Voor landsdienaren van de groepen A, B e n C wordt voor de aanspraak op normaal pensioen een rnimmum leeftijd geëischt van achtereenvolgens 50 47 en 46 jaar. ' 8o. Diensttijd vóór dat het 16de levensjaar volbracht is komt voor de berekening van het pensioen niet in aanmerking. 9o. De landsdienaren van de groep A zullen geen prewze verschuldigd zijn voor de pensioenen, doch de landsdienaren der groepen B en C betalen ten behoeve van de pensioenen, over hunne bezoldiging, wachtgeld, nonactiviteitstractement, verlofstraktement, toelpgen, daggeld of andere doorloopende inkomsten ten laste van de Indische begrooting, genoten over den tijd, die vol modetelt 2pCt. en over den tijd, die voor de helft in aanmerking komt één procent. lOo. Voor landsdienaren, die gedurende hun diensttijd overgaan in eene betrekking, die tot eene andere groep behoort dan die waarin de tevoren bekleede betrekking is ingedeeld, wordt, wat den diensttijd betreft, gehandeld in analogie met het bepaalde in art. 3/4 sub h van het Europeesch pensioenreglement, terwijl wat invordeiing van eventueel bij te storten premie betreft, gehandeld wordt op de wijze als aangegeven in art. 20 lid 5 van genoemd reglement. Bi] de beoordeeling van de redelijkheid van het aangegeven percentage moet in 't oog gehouden worden, dat de pensioenen der inheemsche ambtenaren niet volkouen hetzelfde karakter dragen en daarom niet op volkomen dezelfde wijze behooren te worden getoetst. Van de uitheemschen moet worden aangenomen, dat zij hun pensioen zullen verwerven op een tijdstip waarop de gezinszorgen nog geenszins geweken zijn en dat zij het zullen geni. ten in het land vanwaar zij herkomstig zijn, als regel dus in Nederland. Het pensioen is dus te toetsen aan de verhoudingen die men in Nederland aantreft in de kringen waarin de gepensionneerde thuis behoort. Voor den inheemsche staat de zaak anders; aangenomen moet worden, dat deze in Indië van zijn pensioen zal genieten en hier op bevredigende wijze daarvan moet kunnen bestaan. Toetst men achlereenïolgens voor ieder der groepen het percentage van 40 % op den aangegeven voet dan blijkt het volgende_ Voor de A-groep zijn maatgevend de behoeften der inheemsche maatschappij. Voor deze mag worden aangenomen, dat het pensioen als regel het karakter heett van een ouderdomspensioen en dus genoten wordt op een tijdstip waarop de gezinszorgen zich slechts in beperkte mate meer voordoen. Zelfs is aannemelijk, dat die zorgen in verband met de algemene verhoudingen hier te lande sterker terug zullen loopen dari in de meeste andere landen regel is! Daarom acht de commissie het gewettigd het percentage belangrijk lager te stellen dan bv. Nederland (70 pCt.), doch acht zij anderzijds een percentage van 40 pCt. zeker met te hoog. Voor zoover de teruggang der gezinszorgen met in het tempo en de mate plaats heeft, die hier- werd ondersteld, ziet de commissie in d« mogelijkheid om door matige (5-jarige verlenging van diensttijd een beduidend hooger percentage (50 pU.) te bereiken een voldoende maar tevens onmisbaar correctief. 1 ^ ° w ^^5 B-groepen zal het pensioen ten deele het karakter der A- en ten deele dat der C-groep hebben. Waar de commissie voor deze beide groepen hetzelfde percentage aanbeveelt, is er geen reden voor de •B-groep een ander percentage voor te stellen. l e n aanzien van den dienttijd, die volbracht moet zijn om aanspraak op pensioen te kunnen doen gelden valt erop te wijzen, dat volgens de bestaande bepalingen de Europeesche landsdienaren na 20 jaren dienst aanspraak verkrijgen op vol pensioen De termijn van 30 jaren, thans voor Inlandsche ambtenaren vastgesteld acht de commissie de geëigende voor de landsdienaren, die in groep A zullen zijn onder te brengen. Dat het onderscheid in normalen diensttijd tusschen de groepen A en C gehandhaafd blijft acüt de commissie onvermijdelijk en ook billijk wijl voor de landsdienaren van de A-groep niet in dezelfde mate aanleiding bestaat na 20 jaren het land en dus + 1 i!®"^*^ *^ verlaten. Voor hen behoort, het karakter te behouden van een ouderdomspensioen en daarbij is een diensttijd van 30 jaren zeker geen abnormale eisoh. t e n termijn van 25 jaren zou de commissie willen
instellen voor de groep van betrekkingen, waaraan bezoldiging volgens het type B. verbonden zal worden. Aangezien deze betrekkingen veelal door Europeanen worden bekleed, die hun banden met het Moederland nog zullen willen onderhouden, alhoewel voor hen niet in die mate de drang bestaat om naar het Moederland terug te keeren als voor de Cgroep, meende de commissie dat met een termijn van 25 jaren tegemoet te komen zou zijn aan wat door deze groep billijkerwijze verwacht kan worden. Naar het oordeel der commissie zou in beginsel veel voor te zeggen zijn om geen minimum leeHijdsgrent vast te stellen. Met het oog ecliter op den toestand van 's lands financiën heeft de commissie gemeend zooveel mogelijk te moeten voorkomen, dat de pensioenslast zou worden verzwaard doordat landsdienaren op te jeugdigen leeftijd den dienst verlaten. Zij meende daarom voor de landsdienaren uit groep C den minimum leeftijdsgrens van 45 jaar te moeten handhaven terwijl deze naar het oordeel der commissie voor de groepen B en A iets hooger zou kunnen worden gesteld. Vijftig jaren achtte zij voor de A-groep niet te oud, terwijl voor de B-groep ook hier een tusschenweg wenschelijk scheen, zoodat voor deze groep de leeftijd van 47 jaar is aangegeven. Nopens den minimum leeftijd wordt voor alle drie groepen de gerings e thans geldende grens, zijnde den 16-jarigen leeftijd, aangenomen. Over de verschuldigde premie valt op te merken, dat naar het oordeel der commissie het systeem van premieheffing voor pensioenen irrationeel is. Immers het Gouvernement neemt met de eene hand tertig wat met de andere gegeven werd en zulks ten koste van een omslachtige administratie die heel wat kosten veroorzaakt. Naar het oordeel der commissie zou het dan ook de voorkeur verdienen voor alle landsdienaren de premie af te schaffen, doch waar zulks bij de tegenwoordige toestanden zou neerk .men op derving van niet onbelangrijke inkomsten die door het Land thans niet kunnen worden gemist, komt het de commissie voor, dat de bestaande toestand zal zijn te handhaven totdat 's Lands financiën de intrekking der premie zullen veroorloven. M e d e t e l l i n g v o o r p e n s i o e n v a n tijd, buiten werkelijken dienstin N. L d o o r g e b r a c h t . In de punten 109 t/m 111 (biz. 37,39) van de Eerste Nota der Salariscoinmissie werd ter sprake gebracht de medetelling van verlof- en anderen tijd buiten werkelijken dienst in .N. 1. doorgebracht voor weddeverhoogingen, terwijl in een noot op bladzijde 39 dier nota werd aangeteekend, dat buiten beschouwino-was gelaten in hoevere die tijd behoort mede te tellen als geldig voor pensioen. Tot die bespreking overgaande zij er allereerst op gewezen, dat reeds thans in sommige gevallen tijd buiten werkelijken dienst in Indië doorgebracht jreheel of gedeeltelijk wordt aangemerkt als diensttijd. Zoo wordt tijd doorgebracht met buitenlandsch verlof reeds mede geteld bij de toekenning der weddeverhoogingen in de bestaande traktementsregeling der hoogere ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur, alsmede voor officieren, terwijl deze tijd voor de laatste categorie van landsdienaren voor de helft ook medetelt voor pensioen. De wenschelijkheid om deze aangelegenheid voor alle landsdienaren uniform te regelen heeft de commissie aanleiding gegeven om het vraagstuk d e r waardeering van tijd, anders dan in werkelqken dienst in N. I. doorgebracht, voor weddeverhoogingen en pensioen, in vollen omvang onder de oogen te zien. Tijd door een burgerlijk ambtenaar anders dan iii actieven dienst hier te Lande dooi gebracht, kan zijn: a. tijd met verlof buiten bezwaar van den Lande doorgebracht; b. tijd met buitenlandsch verlof wegens langdurigen dienst (cq. het daarvoor in de plaats tredend binnenlandsch verlof wegens langdurigen dienst) doorgebracht; c. tijd met buitenlandsch verlof wegens ziekte doorgebracht ; d. tijd buiten N. I. ter volvoering van eene opdracht van de Indische Regeering doorgebracht; e. tijd met buitenlandsch verlof doorgebracht, gedurende welken werkzaamheden ten bate van Indië zijn ferricht;
236 f. tijd op wachtgeld of non-activiteit doorgebracht; terwijl verder nog rekening dient te worden gehouden met: g tijd door voor den Indischen dienst aangewezen personen voor hun uitzending nog in Nederland of elders doorgebracht in opdracht van den Minister van Koloniën. a. V e r l o f
buiten bezwaar van den Lande. Zoodanig verlof wordt alleen op verzoek van den betrokkene verleend. Aanspraak kan men er echter nimmer op doen gelden; het is zuiver eene tegemoetkoming. Het wordt steeds aangevraagd ter behartiging van particuliere belangen b.
B u i t e n l a n d s c h verlof wegens langdurigen dienst. De vraag, of deze tijd voor pensioen behoort mede te tellen, werd bij de eerste nivelleeringsvoorstellen reeds ter sprake gebracht. (Het betrekkelijk gedeelte uit de toelichting op die voorstellen is opgenomen in de Eerste Nota der Salariscommissie blz. 37/39 punt 109). Destijds werd voorgesteld buitenlandsch verlof wegens langdurigen dienst voor de helft voor pensioen te doen medetellen Met het oog op de ziekteverloven en eventueele verlengingen wegens ziekte van de verloven wegens langdurigen dienst, werd toen tevens de restrictie gemaakt, dat buitenlandsche verloven telkens in totaal voor niet meer dan ten hoogste ttvee jaar, tellende dus voor ten hoogste één jaar, zouden kunnen medetellen voor pensioen. Vermits nu het op gezette tijden met verlof gaan van de daarvoor in aanmerking komende landsdienaren ongetwijfeld mede in het belang is van den •dienst, moet zooveel mogelijk voorkomen worden, dat daaraan nadeelen voor den verlofganger verbonden zijn, ofschoon aan den anderen kant er tegen moet worden gewaakt, dat verloven onnoodig worden gerekt. Medetelling van den verloftijd voor de helft acht de commissie daarom de aangewezen oplossing. c. B u i t e n l a n d s c h v e r l o f w e g e n s z i e k t e . Deze verloftijd ware, naar het oordeel der commissie evenals verloftijd wegens langdurigen dienst, voor de helft als diensttijd geldig voor pensioen in rekening te doen komen d.
Tijd
op
n o n a c t i v i t e i t of w a c h t g e l d doorgebracht. Ingevolge het pensioenreglement voor Europeesche burgerlijke landsdienaren telt de tijd door een N. I. burgerlijk ambtenaar op nonactiviteit of wachtgeld doorgebracht voor pensioen mede, doch telkens voor niet langer één jaar. Naar het oordeel der commissie bestaat er geen reden om eene wijziging van de bestaande regeling aan te bevelen. Voor normale tijden althans acht zij die regeling voldoende billijk en de commissie acht geen aanleiding aanwezig om wijzigingen voor te „tellen, welke niet van direct belang zijn voor de inancieele positie van de ambtenaren. f Herziening der verlofsbezoldigingen bij b u i t e n l a n d s c h v e r l o f . Hoewel in de bij artikel 1 van het besluit van 22 Juli 1922 No. 11 aan de Salariscommissie verstrekte opdracht om onder het indienen van geformuleerde voorstellen de Regeering van advies te dienen nopens eene herziening der voor de burgerlijke landsdienaren geldende inkomsten - en pensioenregelingen met het doel, die in beter onderling verband te brengen en de blijkens de ervaring daarin voorkomende leemten en onbillijkheden zooveel mogelijk weg te nemen, geen melding is gemaakt van eene herziening van de verlofsbezoldigingen bij buitenlandsch verlof, heeft het toch in de commissie een ernstig punt van overweging uitgemaakt of het niet wenschelijk moest worden geacht de haar opgedragen taak, zooals die hierboven is omschreven, eenigszins ruimer op te vatten en ha;e aandacht ook te wijden aan de vraag of eene herziening van de thans voor een deel der burgerlijke ambtenaren geldende regeling in zake aanspraak op buitenlandsch verlof en in het bijzonder de regeling van de gedurende zoodanig verlof genoten wordende inkomsten, al dan niet aanbeveling verdient.
R e g e l i n g d e r v e r l o f s b e z o l d i g i n g bij b u i t e n l a n d s c h verlof. Ie. De normale verlofsbezoldiging wordt berekend naar den volgenden maatstaf: 100 pCt. van de eerste f 1 2 5 . - der bezoldiging 80 „ „ „ tweede „ 125.— 60 . - » volgende ., 250 —
-^0 -
" "
" ,
".^^°T
30 „ , „ elk volgend bedrag: met dien verstande, dat de normale verlofsbezoldiging nimmei -neer zal bedragen dan f 1000.- 's mannds. 2e Behoudens het bepaalde in punt 4e wordt de normale verlofsbezoldiging indien en zoolang de met buitenlandsch verlof zijnde ambtenaar meer dan één minderjarig kind te zijnen (haren) laste heeft, verhoogd met 5 percent voor elk minderjarig kind, het jongste kind niet medegerekend, zullende deze veihooging ten hoogste 25 percent van de normale verlofsbezoldiging kunnen bedragen en met dien verstande voorts, dat de aldus verhoogde verlofsbezoldiging niet mag overschrijden het bedrag der ambtsbezoldiging die tot grondslag heeft gestrekt voor de berekening van de normale verlofsbezoldicing en ook niet in punt Ie genoemd bedrag van f 1000.— 's maands.
B.B. AMBTENAREN EN WIJ! De vereeniging van B. B. Ambtenaren en wij (zie I. B. T. No. 8 van 30 April j.l.) en „Het overleg met de salariscommissie". ïn de gehoudf n bespreking tussciien de Vai?vereenigingen van Ambtenaren en de salanscommissie van 12 Februari j . l . , blijkt v^elk een groote belangstelling de H. H. Schenck do Jong en Meijer Ranneft toonen in de positie van de Opzichters B.O.W. inzonderheid die van het Inl. deel daarvan. Mogelijk ontstaat deze belanstelling doordat in de verschenen salarisschaal de Opzichter B.O.W. zoo opvallend is vergeleken met de Inl: B.B. Ambtenaren die in den dienst slechts met deze Ambtenaren-technici in contact komen. "Ware zij ook met de technische ambtenaren der P.T.T.; S. S. o. a. in meerdere relatie gekomen en ook wisten hoe deze Ambtenaren bevoorrecht zijn boven de B.O.W. Opzichters, dan zouden zij ons beslist beklagen en wellicht onze positieverbetering bepleiten. Uit onwetendheid, of onwillekeurig wil nu de vereeniging der B.B. Ambtenaren onze poging naar traktements-verbeteringen tegenwerken, en wel omdat de H.H. meenen, dat de door hen vertegenwoordigde Inl. B.B. Ambtenaren met ons ten achtergesteld zijn, gelet ook op de aanwezigheid van Inheemschen in ons korps? Hiertegen komen wo op. Het laatste moge waar zijn, ons Corps is en blijft toch een Europeesch Ambtenaren corps. Dat Inlanders zich opgeheven hebben tot dezen Europeeschen Ambtenarenstand, wel dat is hun prestatie die beloond moet worden. Het gaat nu niet aan om de positie der Opzichters B.O.W. naar beneden te trekken eenvoudig omdat in deze Ambtenarengroep Inlanders zijn. Wellicht is hier de volgende stelling van toepassing. „Beschaving gaat genaard met luxe en omgekeerd is het mogelijk een volk te beschaven door het langzamerhand meer luxe te doen kennen". Nu is onder de symptomen van de vooruitgang dezer landen ook dit dat inheemschen (Amboneezen, Menadeezen, Maleiurs, Javanen e.a.) de plaatsen gaan bezetten welke voorheen slechts door Westerlingen vervuld werden.
237
De levenstandaard nemen deze Inheemschen van hun Europeesche collega's over. Dat brengt hun omgang en beschaving mee, ook willen deze Inheemschen niet den stand hunner Europ: collega's belesdigen door opzettelijk beneden dezen stand te leven. Dit geldt niet alleen voor de Inlaadsche Opzichters B.O.W. maar ook ten aanzien van die Inh : die Europ : betrekkingen vervullen. Deze categorie van inheemschen via hun traktementen degenereeren tot het kampongleven en met hen hun Europeesche collega's zou beslist een staatkundige fout zijn. De Heeren Schecck de Jong en Meijer Raneft moge pleiten voor hun Inh ondergeschikten; hun goed recht. Breng s.v.p. niet de B. O. W. Ambtenaren in vergelijking met de Inl: B.B. Ambtenaren „Om vele redenen is dit niet mogelijk. Een Opzichter B. O. W. in de buitengewesten of dienst doende sectie Opzichter bij de Irrigatie is geen Wedono ; een gediplomeerd architect is niet dezelfde als een afgestudeerde van de bestuurschool, die zonder onderworpen geweest te zijn aan een eindexamen weer aan den bestuursdienst is teruggeven, ten slotte is een E. A. W. in de buitenbezittingen heelemaal geen Patih op Java. Ten slotte breng ik hier gaarne hulde aan den Heer Marcus voor de kordate en besliste wijze, waarmee hij onze belangen verdedigd heeft bij de besprekingen met de salariscommissie, en met mij zeker alle Inl: collega's. SOEAEDJO.
Toeloengagoeng, den 15 Mei 1923. \ VERSLAG VAN DEN AFGEVAARDIGDE : : NAAR DE A.V. DER VEREENIGING : I VAN WAT. ING TE BANDOENG • : OP 25 MEI 1923. : Uit de Ind. Courant nemen wij hieronder over een verkort verslag van het verloop van die vergadering. Te Bandoeng werd Vrijdag ' 5 Mei de jaarvergadering van de Vereeniging van Waterstaaisingenieurs geliouden in de Senaatskainer van de I echnische Hoogeschool. De voorzitter, de heer Van Rosse, directeur van de haven te Soerabaja, heette de aanwezigen welkom, in het bizonder de gastheeren, rector magnificus en professoren van de T. H. Spr. herdenkt het aftreden van een der ijverigste bestuursleden ir A . J . N . Nijnian, spr. citeert de woorden van den heer Ott de Vries: ,Als alle leden achter bestuur en redactie zjch schalen, zal de vereeniging een organisatie vormen waarmede men m en buiten het ambtelijke rekening zal houden" Spr. besluit met de vereeniging bloei en groei toe te wensctien. Men gaat thans over tot behandeling der agenda. Ter zake de positieregeling van de ingenieurs bij den Waterstaat deelt de voorzitter mede, dat het bestuur zich in beginsel neerlegde bij het voorstel in de Eerste Nota van de Salariscommissie, met de restrictie dat een definitieve uitspraak eerst volgt n-i vaststelling van overgangsbepalingen, pensioenregeling e.d. De vergadering gaat hiermede aocoord. Omtrent de positieregeling van opzichters en architecten van den waterstaat wordt naar aanleiding van het rekest van de Vereeniging van Bouwkundigen verklaard, dat de Ver. v. Waterstaatsingenieurs oordeelt, dat de V. v. B. verkeerd zou doen star te weigeren de grondslagen door de Salariscommissie voorgesteld te aanvaarden, voorts dat de V, v. W. I oordeelt, dat zij die in de toekosnst geheel tot de groep
middelbare technici zullen behooren goed zullen doen aan te dringen op rangschikking in de groep uitbeemsche krachten; overigens stemt de vareeniging in met den eisch van gelijkwaardige salarieering voor gelijkwaardige betre "(kingen. Door den directeur van B. O. W. zal worden voorgesteld den bestaanden avondcursus voor architecten om te zetten in een voUedigen dagcursus, waardoor het bezwaar wordt opgeheven, dat intensieve studie naast de ambtswerkzaamheden mogelijk is. '\an de K. W. S. te Weltevreden zal een vervolgcursus worden verbonden voor de opleiding voor het architectsexamen bij den Waterstaatsdienst.
Omtrent de besprekingen betreffende onzo positieregeling kunnen wij met dit korte resumé niet volstaan en zullen daarom iets uitvoeriger toelichten waarom de Ver. van Wat. Ing. oordeelt dat onze salarisactie niet in de rechte lijn wordt gestuurd. De bespreking van de positieregeling voor Opzichters en Architecten, werd ter vergadering ingeleid door den Ing. / . A. Verhoog. Zeer uitvoerig resumeerde inleider op juiste wijze, hoe de V. v. B. in de laatste jaren de salarisactie heeft geleid en legde er den nadruk op, dat ook de Verg. van. Wat. Ing. het betreurde dat onze rechtmatige eischen niet werden verwezenlijkt en sprak zijne afkeuring uit, over het feit dat verschillende groepen van middelbare technici bij andere diensten wel eenige verbetering in bezoldiging verkregen, waardoor de achterstelling van de middelbare technici bij de B.O.W. nog grooter is geworden. Hij eindigde met de bespreking van ons laatste request (zie I. B. T. No. 7. — blz. 118), en vroeg de vergadering adhaesie te betuigen aan den rechtmatigen eisch welke dat request inhoudt, namelijk gelijkstelling van de middelbare technici bij de B.O.W. met die van andere diensten. De Voorzitter gaf daarna het woord aan ondergeteekende. Ondergeteekende bracht allereerst ter sprake de reden waarom wij niet dadelijk eene adhaesie. betuiging met onze laatste salarisvoorstellen de Ver. van Wat. Ing. verzochten; omdat namelijk de besprekingen over dit punt op de vorige jaar te Djocja gehouden A. V. hebben geleid tot een verslapping van de band welke onze vereenigingen te voren samenhield. De uitspraak toch als zouden de Opzichters B.O.W. niet zonder nader af te nemen examen tot de middelbaar technici gerekend kunnen worden, kan de V. v. B. eenvoudig niet deelen. De V. V. B. is er van overtuigd dat aan de opleiding tot middelbaar technici hier te lande het een en ander mankeert, doch heeft vroegtijdig de leemten in die opleiding opgespoord en hare voorstellen tot wijziging daarvan, reeds zes jaren geleden ingediend. De V. V. B. heeft zich in vroegere salarisvoorstellen steeds op het standpunt gesteld van verbeterde opleiding doch is dit laatste jaar meer n.uchter voor deze zaak gaan staan en heeft voor positieregeling, als uitgangspunt gekozen het thans dienende personeel in zijn formatie van Onderopzichter tot Architect, voor welke zij in de toekomst de plaats in de groep van middelbaar technici als eisch aanneemt. De Voorzitter meende dat in deze een misverstand bestond en vatte deze gelegenheid gaarne aan om dit op te helderen.
238
De Ver. van Wat. Ing. acht niet direct een examen voor alle Opzichters noodig om tot de groep middelbaar technici te worden gerekend doch oordeelt dat in het tegenwoordige corps een selectie op een of andere wijze noodig is waarmede de volwaardig middelbaar technici naar voren komt. De Opzichters welke bereids het B. examen hebben afgelegd blijven daar geheel buiten. Ondergeteekende gaf daarop ten antwoord dat de V.v.B. zich niet op dat standpunt kan stellen. Vervolgens mengden zich meerderen in het debat en werd de opleiding hier ter lande van verschillende kanten bekeken en vergeleken bij de opleiding in Holland, aan welke afdwaling door den Voorzitter een einde werd gemaakt. Ondergeteekende gaf daarna in het kort weer hoe door onzen Voorzitter op de laatst gehouden A.V. den 20en dezer (zie I.B.T. No. 10 blz. 226) is aangetoond dat onze eischen rechtmatig waren ten opzichte van de levensstandaard en de gelijkstelling met andere groepen van gelijkwaardige opleiding en verzocht aan onze salarisvoorstellen de adhaesie der Ver. van Wat. Ing. De Voorzitter beaamde dat onze eischen zeker te billijken waren en kon de verzekering geven dat de Ver. van Wat. Ing. deze meening deelde doch achtte het een priucipieele fout dat de V. v, B. niet getracht heeft hare voorstellen bij die der salariscommissie aan te passen. De kans op het welslagen van de actie was dan grooter en hij meende dat dit wel mogelijk • was door inpassing in groep C. — aangezien de Volledige opleiding tot middelbaar technici hier niet bestaat. " De meerderheid der aanwezigen deelde deze meening en het was ondergeteekende niet mogelijk om zelfs onder aanvoering, dat in de toekomst niet verwacht kan worden dat dit land geen voldoende middelbaar technici zal opleveren en momenteel reeds geheel in de behoefte daaraan voorziet die meening te doen veranderen. H.A.
TH. DERKS.
Het wordt dunkt ons, nu toch wel eindelijk tijd dat de Ver. v. W. I. zich eens definitief uitspreekt wat zij eigenlijk voor heeft met het corps opzichters en architecten B. O. W. Het oordeel dezer vereeniging kennende over de afgestudeerden der H. T. S. te Bandoeng is de conclusie — voor ons — gemakkelijk te trekken. Red. TECHNISCHE WERKEN. £
: *
*••»••••••••••»••••*••••««•*••••**•*••••••«••«•••••••••••••«••••••••«••«
Departement der Burgerlijke Openbare Werken. Afdeeling G. Weltevreden, April 1925. Herhaaldelijk komen verzoeken ,binnen om inlichtingen of raad, betrekking hebbende op de beginselen, die bij het ontwerpen en uitvoeren van gezondmakingB- of assaineeringswerken hier te lande aangenomen moeten worden, waarbij dan opgave wordt gevraagd van boekwerken of geschriften teneinde zich op dat gebied te kunnen bekwamen. Waar dit vraagstuk op zich zelf reeds buitengewoon omvangrijk is en de bestaande uitgebreide
literatuur weinig of niets leert omtrent het v r a a g stuk in de tropen, moet een dergelijk verzoek, althans indien in algemeenen zin gesteld, meestal teleurstellend worden beantwoord. De studie van dit vraagstuk uit Europeesche boeken en tijdschriften zal dus noodzakelijk aanvulling bfehoeven door kennis te nemen van de ervaring in Indië opgedaan. Behalve eenige verhandelingen in tijdschriften zijn door de Technische afdeeling G. (gezondmaklngswerken) van het Departement B.O.W. enkele mededeelingen uitgegeven, die omtrent de opgedane ervaring belangrijke gegevens verstrekken en uitvoerige beschouwingen geven. Van die mededeelingen, waarvan de hieronder sub. 1 en 2 genoemde talrijke foto's en teekeningen bevatten, zijn nog enkele exemplaren beschikbaar en wel: 1. Mededeeling G. 1920 No. I. k . . t 2.60 p. st. (Het rioleeringsvraagstuk in Nederlandsch-Indië). 3. Mededeeling G. 1919 No. IV. i . . f 3.75 p. st. (Assaineering van Sibolga). 3. Mededeeling G. 1919 No. IL a . . f 0.75 p. st. (Beschouwingen omtrent watervoorziening van Padan g). Tegen toezending aan het Hoofd van Afdeeling G. van het Departement B.O.W. te Weltevreden van een postwissel voor het verschuldigde bedrag met opgave van jaartal, No. en aantal der gewenschte mededeelingen, worden de werkjes franco toegezonden. Namens het Hoofd van Afdeeling G. De Architect, (w.g.) N I E Ü W E N H U I S .
i :
SCHOOLGEBOUWEN VAN DE GEMEENTE BATAVIA (Bijbehoorend
4
ï \
platen).
Bij de vorming van Gemeenten en Gemeente besturen in Ned. Indië, zijn langzamerhand verschillende openbare diensten en bedrijven onder leiding gekomen van de Gemeenteraden. Langzaam maar zeker, zal dit proces zich voltrekken en zullen de Gemeenten meer zelfstandig zich een eigen sfeer scheppen. Zoo gaat het ook al op onderwtjsgebied. Hoewel het Gouvernement slechts gedeeltelijk — en dan nog alleen aan groote stadsbesturen — toestond in eigen onderwijsinrichtingen te voorzien, zijn er nu reeds gemeenten die verschillende scholen oprichtten en zich niet alleen beperkten tot het Europeesch onderwijs maar daarbij eveneens scholen openden voor Holl. Ghineescb, Holl. Inlandsch en Inlandsch volksonderwijs. De Gemeente Batavia is op dit gebied de overige gemeenten reeds vér voor. Eerst ondergebracht in particuliere gebouwen, besloot de Gemeenteraad achtereenvolgens tot den bouw van één schoolgebouw voor Europeesch- twéé voor Holl. Chineesch- twéé voor Holl.Inlandsch en een tiental voor Inlandsch Volksonderwijs. De laatste schoolgebouwen laten wü voorloopig buiten beschouwing, omdat deze semi permanent zijn opgetrokken en bestaan uit houten geraamten, afgedekt met eterniet en dito wanden. Bepalen we ons eerst tot de Europeesch Lagere school, gelegen aan de Pasar Tjiplakweg nieuw Menteng, Fig. Nos. 1, 3 en 9. De ontwerpen voor deze school, evenals die der overige gebouwen, werden opgemaakt door den Dienst van Grond- en Woningzaken der Gemeente Batavia. Voor de plaats dezer school werd een terrein gekozen, in het nieuwe uitbreidingsplan Menteng, waar een groote en goed bevolkte Europeesch»
j i \ \ j j | 1 | J' ; i ' i
Figuur
No. 3.
Figuur
No. 4.
Detail
voorgevel
Detail voorgevel
Europeesche
Lagere
HoU.-Chineesche
school
Pasar
school T.vujki
Tjiplakweg
Batavia.
(Nieuw
Menteng)
Batavia.
ibi.:Ék^t
Figuur
No. 5. DetaU voorgevel.
Hall -Chineesche
school Gang Tepehong
Batavia
:6LML[NTLLyK[H0LLCHlN-XH0OL=(MN6T0APLKON6:
Figuur
6.
A.
leslokalen
B.
personeel
C.
leermiddelen
D
pnvateyi
E.
speelloods
» ^ C<9
e -8 e o o
Si,
o
^•K
«
g'
§
^
'M
ö
o
o 'S
g 8
s> Si.
'¥• SSïw 'ïWV
mm.
t?
<3i
i
1
s
ii o 50 g ^^ s &. ^ s "w t> -^ •ge s « 5s« )« « rfS tt, s & .« TiJ Dq' i;i -^ cj tij
^ s
o o
•+'i
Hfc
Ctl
'<'
m »
t" I
239
wijk zich ontwikiielt, en dus uit dit oogpunt een Lagere sciiool zeer welgevallig is. Het terrein is voor de oprichting van dit schoolgebouw bijzonder geschikt, omdat ter plaatse de straatbreedte aldus werd geprojecteerd, dat er een plein is gevormd waaraan, aao de eene zijde de school staat, aan de andere zijde het in aanbouw zünde Telefoongebouw Menteng. Hoewel niet liggend aan een drukken verkeersweg is bij het ontwerpen der school daarmede toch rekening gehouden, zooals uit de figuren No. 1, en 9 zal blijken. Het front van 't gebouw is geheel afgesloten, geen der leslokalen ligt aan de wegzijde. De ingang tot de school — het hoofdmotief — wordt gevormd door een vestibule en de daarachter liggende speelloods, beide zija onder één kap ondergebracht. Door de breedte, van de speelloods en meerdere hoogte vormt dit deel van de gevel zoodoende de hoofdpartij. Links en rechts daarvan de doorloopen naar de lokalen. Deze doorloopen zijn geheel afgesloten en vormen den overgang van het hoofdmotief — de ingang — tot de beide zijvleugels. Bij den ingang is voor de borstwering natuursteen toegepast. De steensoort „Trac/iief is met, een fijnen slag bewerkt, waardoor de stuctuur duidelijk spreekt, en aldus een goed effect maakt. Natuursteen toepassing bij Indische bouwwerken, is —wanneer niet bijzonder gelet wordt op plaatsing en bewerking — veelal geldverspillerij omdat de kleur van den steen bijna niet verschilt met het pleisterwerk der buitenmuren. Echter, zoodra daarmede rekening wordt gehouden, kan 't gebruik van „TracMei" een gevel bouwkunstig sieren, evenals andere natuursteen soorten. Aansluitend met de doorloopen, de beide vleugels, waarin de schoollokalen een plaats vonden. Aan de wegzijde links en rechts 'n kamer voor het onderwijzend personeel tevens dienstig voor berging der schoolbehoeften; dan daarachter aan beide zijden drie lokalen, het achter terrein wordt met een blok van dne leslokalen, afgesloten. De privaten liggen zooals uit de teekening No. 9 blijkt, tusschen de blokken in, waardoor een afgesloten rustig geheel werd verkregen. Uit bovengenoemde teekening blijkt tevens dat de privaten zeer gunstig liggen ten opzichte van de leslokalen, goed bereikbaar en overzichtelijk voor den onderwijzer. Dit vooral is een eerste eisch voor een schoolgebouw, in Nederland zijn voor onderbrenging der privaten in scholen zelfs strenge bepalingen opgenomen in de wet op het onderwijs. De leslokalen komen in aanmerking voor een aparte bespreking. Waar indeeling, zoowel uitvoering bij alle scholen dezelfde ziJn, kan het hiervolgende ook dienen voor de overige gebouwen. Het licht op de werkwand, wordt ontvangen van af de galerijzüde. Waar dit in de praktijk steeds van links moet komen, spreken wij verder van linksche en rechtsche wand. De linksche wand bestaat uit een onafgesloten ingang breedte 2 M., de verdere indeeling bestaat uit een borstwering hoog 0,80 M. waarboven openingen, eveneens onafgesloten. Boven de openingen over de geheele lengte van het lokaal een beton balk, ondersteund, door penanten van 0,45 M. vierkant, waarop het opgaand metselwerk wordt voortgezet.
De rechtsche wanden der lokalen zijn elk voorzien van drie bovenlichten, zoowel dienende voor luchtverversching als licht-inval. Doordat de lichtwanden geheel opengehouden ziJn, is vanzelf de verbindingsdeur tusschen de lokalen komen te vervallen. Deze wijze van indeeling en uitvoering is niet de meest gebruikelijke, ze is nog bü weinig schoolgebouwen toegepast, maar meer en meer gaan anderen er toe over. Practisch blijkt het voor Indië een goede oplossing te ziJn, die het onderwijzend personeel prijst. Dat zegt heel wat, want we zouden er ondeugend aan toe willen voegen, de opvoeders van onze jeugd zijn niet erg vlug te vreden, vaak weinig meegaand. Vervolgens komen wij aan de bespreking van de Hollandsch-Chineesche school staande aan de Gang Tepekong, zie figuren No. 2, 5 en 6. Het schoolgebouw staat aan een driesprong tegenover een Chineesche tempel, die eens in ouden tijd, 'n statig buitenverblijf van een der regeerende onderkoningen dezer Gewesten was. De school ligt aan een rustigen weg, waar langs weinig, of geen ryverkeer gaat, zoodat de overwegingen die voor de Europeesche school golden hier buiten beschouwing konden blijven. Het samenstel van den plattegrond ontstond door de eigenaardige rooilijn, echter is het ontwerp er niet minder om geworden, eigenlijk beter. Ook bij deze school heeft de hoofdonderwijzer een goed gezicht over alle lokalen. Speelloods en vestibule vormen — als bij de Tjiplakschool — ook hier het hoofdmotief van de gevel, de kamers voor het onderwijzend personeel werden ondergebracht achter de vestibule. De lokalen hebben een normale hoogte, maar zijn, gedeeltelijk in de kapconstructie ingebouwd. Het interieur verkreeg, door de daarbij ontstane, gebroken plafonds een aantrekkelijkheid, een intimiteit die bijna altijd het kille hooge schoollokaal mist. De hooge — tot onderkant kozijn opgetrokken breuksteen-bemetseling van het plint — de schijnbaar lage verdiepinghoogte, doen de architectuur van het bouwwerk zeer sterk uitkomen, de architectuur, belichaamd in 't horizontalisme.
De bezuiniging heeft ook de Gemeente Batavia, genoodzaakt, soberheid te betrachten. Zoodoende zijn de interieurs en ook de buiten architectuur der scholen die daarna gebouwd werden, daardoor beïnvloed. Echter zonder nadeel te doen aan het uiterlijk dezer bouwwerken: uit de figuren No, 7, 4, 8 kan dit worden opgemaakt. Van dit model, werden drie gelijkvoimige en g e l p uitziende schoolgebouwen opgericht, geheel verspreid door de stad, Zooals de situatie laat zien, is de plattegrond meer beknopt, waardoor minder terrein oppervlakte noodig was, terwijl de scholen aan beide zijden begrensd worden door bebouwde perceelen, dan wel in de toekomst zoodanig zullen komen te staan. Verdere toelichting lijkt ons overbodig. Door oprichting van deze schoolgebouwen is ongetwijfeld het gemeentelijk onderwijs een flinke stap voorwaarts gekomen, de tijdsomstandigheden, vertragen den verderen voortgang zooals zü dit momenteel eigenlijk alles doen.
240 •»«••••••••
VROUWELIJKE ARCHITECTEN. De opdracht om het „Roosevelt Huis" in New Yorl£ weer nieuw op te bouwen, is gegeven aan een vrouwelijke architecte. Er wordt veel werk aan vrouwen opgedragen in Amerika. De „zoo ogical socity" in New York heeft vrouwen aangesteld om onderzoekingen te doen in verband met de tropische fauna. Te Colorado is een vrouw directeur van het departement van landbouw en een vrouw organiseert collecties in het museum van nat. historie te Chicago. Ook in Zuid-Carolina is een vrouw directeur van het museum. In de botanische tuinen, te New-York, zij twee vrouwen werkzaam als assistente bij het onderzoekingswerk en als technisch assistente. ,«««***•*••••-
I
HET WEGENVRAAGSTUK VOOR GEMEENTEN EN GEWESTEN door
I
Ir. W. C. D. HAARMAN
;
Adviseerend W e g e n Ingenieur,
Het Wegenvraagstuk schijnt over bijna de geheele wereld een hoogte te hebben beieikt als nooit te voren. „Schijnt", want wie van de geschiedenis van den wegenbouw een studie maakt, komt tot de ontdekking, dat het evenwicht tusschen verkeer en weg door alle tijden heen, zoek is geweest. Inderdaad er is niets nieuws onder de zon. De wegenfondsen worden nog steeds geringer, het verkeer neemt nog steeds toe en de wegen in een behoorlijken staat te houden is een werk, dat den betrokken ingenieur veel hoofdbrekens kost, zonder dat hij in staat is een voor het publiek bevredigende oplossing te vinden. Behalve m Californiê, waar enkele hoofdwegen een gunstige uitzondering vormen, schijnt een net van eerste klasse buitenwegen een onbereikbaar bezit. Letterlijk de geheele sportauto-pers in allelanden der wereld staat vol van mededeelingen over slechte wegen. Toch zou men verkeerd doen, te meenen, hieruit de conclusie te moeten trekken, dat de wegen overal in een deplorablen staat verkeeren. De Sport-automobilist stelt aan den weg eischen van effenheid en stofvrijheid en allignement van vertikale en horizontale bochten, waarvan hij zelf geen flauw benul heeft, wanneer hij lichtelijk in zijn wagen schudt of als hij achter de bittertafel verhalen doet van de onmogelijkheid van in zooveel uur daar of daar te komen, omdat de weg zoo bochtig is, Aan de verlangde eischen is zeer zeker te voldoen, maar niet overal tegelijk, en mits de beschikbare fondsen voldoende zijn. Het vraagstuk kan aldus worden gesteld, dat men met een minimum van kapitaal en arbeid een resultaat bereikt dat aan redelijlce eischen voldoet, in tegenstelling met de zoovaak verkondigde, hoewel meestal met uitgesproken definitie van het vraagstuk, dat men den besten weg moet verkrijgen door een bepaalde (onbeperkte) hoeveelheid kapitaal en arbeid ter beschikking te stellen. De wensch van den sportautomobilist om van alle buitenwegen tennisbanen te maken wordt ook wel eens als definitie van het vraagstuk gegeven; ten onrechte, dit is een onmogelijkheid • het getuigt van slecht economisch inzicht. Eveneens de wensch van planter of industrieel overal met 5 tons auto's te kunnen rijden. Aan beide wenschen is echter voor een heel groot deel tegemoet te komen. ^ ,, De redplijke eischen, waaraan een weg moet voldoen wat betreft tracé en effenheid hangen af van de functie die de weg vervult als onderdeel van de verkeerseconomie die op zich zelf weer een onderdeel is van de productie in het maatschappelijk leven. Het verkeerswezen in den meest uitgebreiden zin vindt zijn oorzaak in de plaatsverandering van goederen, personen en tijdingen tusschen op verschillende plaatsen verblijvende personen. Verkeerstellingen in de U. S., Duitschland, Frankrijk en Engeland in extenso ge-
publiceerd geven een inzicht, van wat over de wegen vervoerd wordt. Zijn deze tellingen volgens de regelen van de kunst genomen, d. w. z. met een rationeele klasse-indeeling der voertuigen, en tegelijk verricht op alle wegen van het land op tijdstippen rationeel verdeeld, wat betreft dagen van de week en tijden van het jaar, dan zal men eon juist overzicht kunnen samenstellen van de belangrijkheid van verschillende wegen voor de respectievelijke klasse van voertuigverkeer. Dank zij het feit, dat in bijna elk land minstens een dozijn autoriteiten zijn, die wegen beheeren of in onderhoud hebben, zoodat een verkeerstelling op alle wegen nooit plaats vindt en die van de verschillende autoriteiten op verschillende tijdstippen valt, is een absoluut juist cijfer naar verkeerstatistiek in geen enkel land aanwezig. Het is waarschijnlijk, dat het lang zal duren eer een dergelijk juiste statistiek verkregen wordt, omdat de moeite tot een gezamenlijken aanval over te gaan onevenredig staat tegenover de weinig grootere nauwkeurigheid van de eindcijfers in vergelijking met die van de gecombineerde van de afzonderlijke tellingen. De waarde van de bestaande cijfers is, gezien de overeenkomstige tijdstippen waarop ze genomen zijn, voldoende nauwkeurig voor het doel, dat ermee beoogd wordt n.l. een overzicht van het verkeer te verkrijgen In Amerika met zijn voorliefde voor radicale oplossingen heeft men uit deze cijfers weleens anaere conclusies getrokken, dan die waarvoor ze gemaakt zijn en ook in Engeland heeft men zich hieraan wel eens bezondigd De eenige conclusie, die men uit de cijfers van een derp-eliike telling mag trekken is het antwoord op de vraag hoe de verhouding van het aantal voertuigenverkeer is op de wegen in kwestie De conclusie luidt dat voor buitenwegen slechts 5 pCt. van de totaal weglengte ± 40pCt. van het verkeer draagt, dat de volgende 5 pCt. van de totale weglengte ± 20 % van het verkeer draagt en dat de daaropvolgende 5 /o van de weglenate door ± 10 pCt van het totaal verkeer bereden wordt. Het aantal K. M. verharde weg waar een betrekkelijk klein pCt. van het verkeer overgaat loopt sterk uiteen en hangt samen niet d e dichtheid van het wegennet, de levensomstandigheden van de landstreek, de min of meer toevallige ligging van industrie- of landbouw centra, het tracé deispoorwegen en andere factoren. Uit bovenstaande procenten blijkt ten duidelijkste, dat het voordeel van een absoluut eerste klasse wegconstructie slechts bij zeer gering aantal K. M. weg tot ziin recht kan komen. Doch daarentegen \n ordt een vrij groot aantal K. M. (10 pCt.) bereden door meer dan de helft van het verkeer. Dit cijfer heeft betrekking op landen met een groot aantal voertuigen on een uitgebreid net van onverharde wegen; het is dus zonder meer niet op Indiê van toepassing. Waarschijnlijk is hier een grooter percentage van do wegen in druk gebruik, al is de drukte kleiner. Voor stadswegen loopen de cijfers in de verschillende steden eveneens stetk uiteen. In verband met de soort van stad en de situatie in verband met de ligging der havens, stations, fabrieken, het voorkomen van nauwe straten en vooral van bruggen. Men kan bij een verkeerstechnisch onjuisten plattegrond tot een onrustbarend percentatje komen van het verkeer, dat door een enkele straat (over een brug of spoorweg-overgang) naar een ander stadsgedeelte wordt geperst. En komt dan wel een aantal extra vraagstukken op het tapijt van staatbreedte in verband met de snelheid van het verkeer en de toeneming van hot gevaar, maar de kwestie van wegconstructie is hierom toch niet minder belangrijk. In hoeverre is, uitgaande van een zuiver economisch standpunt, aan de eipchen van de weggebruikers wat betreft de constructie van den bovenbouw te voldoen? De eischen van hygiëne, stofvrijheid, geruischloosheid, e.a. in de tweede plaats beschouwd. Dat zijn dus eischen van een effen wegdek, waardoor het mogelijk is in denzelfden tijd een grooteren weg af te leggen, en daardoor in staat te zijn meer werk in denzelfden tijd te verrichten, een stevige constructie, waardoor men in staat gesteld wordteen grootere massa goederen ineens te vervoeren, aldus de kosten per eenheid belangrijk te verminderen. Het aantal soorten wegmatenaal is nogal uitgebreid en door toepassing van hetzelfde materiaal op verschillende constructies^ in het aantal wegconstructies, nog grooter.
241 In .den loop der tijden is schier alle materiaal, over «en langen tijd of groote weglengte als verhardingsniateriaal gebuikt. In de Noordwestelijke staten van de U . S . werden tot voor kort hooi en stroo op den weg gebracht kort voor het natte seizoen teneinde het doorweken te verminderen. De prijs van dit materiaal was daar ter plaatse zoo gering, dat een jaarHjksch opbrengen van een nieuwe dikke laag geen beletsel was. Het bestaan van knuppelwegen in boschstreken mag bekend worden verondersteld, maar minder bekend zal het zijn, dat er een plankwegen-industrie is geweest in de Staten van U. S. om de groote Meeren (de z.g. Middle West). In Chicago was de macht van deze industrie zoo groot dat ze het binnenkomen van spoorwegen heeft kunnen beletten. Na den grooten brand was het gedaan niet de houtindustrie van Chicago en met zijn plankwegen; dank zij de drastische maatregelen van het door schrik bevangen gemeentebestuur. In Oregon en Washington en waarschijnlijk in de houtstreken van andere werelddeelen komen plankwegen nog voor over korten afstand, meestal gemaakt van afval. Sintelwegen komen voor in industrie streken. Hoogovenslakkenwegen bij hoogovens; schelpenwegen komen voor, waar de zee een overvloed van schelpen aanspoelt. Gebrande kleiwegen komen daar voor, waar een zware kleigrond beboscht is, de klei van den weg wordt gebrand en daarna vermengd met onverbrande klei weer op den weg gebracht. In den lateren tijd komen wegen van ijzer, glas, rubber, eboniet en andere materialen aan de orde; ze verdwijnen even spoedig als ze zijn verschenen. De grintweg is een tvpe, dat bij licht en gering verkeer zeer goede diensten bewijst. Hij vormt een overgangstype van de betere en goedkoopere wegconstructie. Want wel is waar kunnen bovenstaande „wegmaterialen" dienen om zich te behelpen, voor universeel gebruik zijn ze niet goedkoop en tegen matig verkeer totaal niet bestand; snelheidseischen zijn aan dergelijke wegen niet te stellen. Grintwegen laten eenige snelheid toe, evenals de niet technisch geconstrueerde steenslagweg. Vooral bij de eenvoudigste wegconstructie komt aan het licht, dat elk type van constructie een bepaald verkeer economisch kan dragen; wordt hef verkeer grooter, dan nemen de onderhoudskosten schrikbarend toe en men doet beter een hooger type wegconstructie te nemen. Dit hooger kan een resultaat zijn van het gebruik van ander materiaal, maar kan of liever moet een resultaat zijn van selectie van . materiaal gepaard gaande met verandering van constructietype (dit sluit in zich hetfundeeringstype)dat bij de materiaal-eigenschappen en bij den ondergrond hoort, terwijl de uitvoering van fundeering en wegdek, ook wederom in overeenstemming moet zijn met den aard van den ondergrond en met de materialen. De opvatting, dat een weg bestaat uit een laag kalisteen met een laag kleiner materiaal en hetwelk dan „gewalst moet worden", is wel eenvoudig, maar in zijn algemeenheid onjuist. In de meeste gevallen wordt kalisteen niet gesorteerd naar vorm, grootte of qualiteit en men ontloopt zoodoende een fraaie gelegenheid zonder eenige kosten een betere constructie te verkrijgen. Het sorteeren naar den vorm zou in vele gevallen al voldoende zijn een wegconstrictie te v»rkrijgen, die ook weer zonder grootere kosten bestand zou zijn tegen grootere verkeerslasten. Blijkt het, dat ondanks selectie van materiaal, de kosten voor wegonderhoud te groot worden, dan is een studie van het verkeer noodig om na te gaan, welke veranderingen den weg op de goedkoopste wijze wel tegen het verkeer (en dat van de toekomst) bestand maken. Welke veranderingen dit zijn is individueel voor eiken weg en voor elk soort van verkeer. De algemeen verbreide meenig, dat „een weg, die duur wordt" geteerd of geasphateerd moet worden deel ik niet. Wel kan teeren voordeelen geven bij een bepaalde soort werken: de toevallige samenloop van omstandigheden doet enkele wegstukken bijzonder slagen, waaruit de leek, de allerminst juiste conclusie trekt, dat dit nu „de" oplossing is. Een weg teeren doet hem niet sterker worden, hij wordt alleen bestand tegen een andere soort belastingskrachten. Gaat er over een geteerden weg een bepaald verkeer aan grobaks, dan is het vaak monniken-werk het dek in een behoorlijken toestand te houden. Het totaal verkeer is dan somtijds gering en het ko,-nt voor dat de „cementing power'; (meer dan 275) van het materiaal zelf al genoeg samenhang gegeven zou hebben. In verband hiermee zij er op gewezen, dat het materiaal, dat zich tot nog toe niet in de gunst van de
wegenbouwers mocht verheugen, n.l. andesiet, deze gelukkige eigenschap in buitengewone mate heeft. Het is mij gebleken, dat het ook zonder teeren mogelijk is een weg te "construeeren, die bestand is tegen het klimaat. Teeren is dus veeltijds onnoodig, niet afdoende, en kostbaar. In dit opzicht is het merkwaardig, dat een verbod van ijzeren wielen voor vrachtauto's wel eens opgeheven kan worden in verband met d e gunstige werking op het wegdek. Het is echter mogelijk,^ dat het totaal verkeer zoodanig is, dat een wegtype va» hooger klasse noodig is om de onderhoudskosten binnen bepaalde grenzen te houden. Onder typen van hooger klasse zijn naar gelang van de soort van verkeer te verstaan bitumen-macadam wegen en bitumen betonwegen, rotsasphaltwegen, betonwegen, keien, houtbestrating en andere. Elk van deze typen heeft weer zijn karakteristieke hoofdeigenschappen en in elk type is een groot aantal soorten, waarvan elk weer de oplossing is voor een bepaald geval. . Het construeeren van bltumen-macadam wegen komt tegenwoordig veel voor. Men onderscheide deze wel van de' bitumen-betonwegen, waarvan ze behalve in constructie ook in materialen verschillen. Onder een bitumen-macadamweg wordt een wegconstructie verstaan, waarbij een laag steenslag tijdens de constructie gespreid wordt en licht gewalst. Daarna wordt er machinaal of uit de hand een bepaalde hoeveelheid asphalt of teer ingedrenkt, waarna hij wordt afgedekt en afgewalst. Bij bitumen-betonwegen wordt de steenslag Verwarmd en gedroogd en met een bepaalde hoeveelheid asphalt, pek of teer tot een beton gemengd; deze wordt op den weg gebracht en daarna afgewalst. De verschillende soorten bitumen-macadam onderscheiden zich door de verhoudingen v a n d e n steenslag, de grootten en de soort van bitumen, die gebruikt wordt. Teer én asphalt voor deze constructie moeten uit den aard der zaak aan andere voorschriften voldoen wat betreft de physische eigenschappen, dan die voor oppervlakte bewerking. Voor teer is o.m. een lager gehalte aan vrije koolstof toe te laten, terwijl de penetratie nie't hooger zal mogen zijn dan 90. Een -goed geconstrueerde bitumen-macadamweg is geschikt voor paarden- en autoverkeer, heeft geringe uitwendige en inwendige slijtage aan het verhardingsmateriaal en heeft een dicht ondoordringbaar wegdek. De kosten zijn niet veel grooter dan die van oppervlakte behandeling. De nadeelen zijn, dat ze alleen in den drogen tijd gemaakt kunnen worden, de minste oneffenheid in de verdeeling van bitumeusmateriaal leidt tot weeke plekken en golven en als men wilde zij het ook geringe vakkennis voor het uitvoeren en de weinige zekerbeid, dat de materialen voor het doel geschikt zijn. Een keuring is niet voldoende, tenzij het proefstation op wegonderzoek ingeschoten is. Of de asphalt natuurlijk of kunstmatig is of teer of pek gebruikt wordt, maakt geen overwegend verschil, mits elk aan zijn eigen voorschriften voldoet; voor elk materiaal weer afhangend van klimaat en verkeer. Deze wegtypen stellen dezelfde eischen aan het steen materiaal als de steenslag weg; de Fransche coëfficiënt mag niet minder bedragen dan 7, kalk- en zandsteen zijn toegelaten, evenals alle granieten. Schist en lei zijn onbruikbaar. Beter zijn de bitumeuse-betonwegen. Ze zijn te verdeden in drie hoofdgroepen: Ie die waarvan het verhardingsmateriaal bestaat uit steenslag met of zonder zand; 2e die waarvan het verbardingsmateriaal, grint met of zonder zand is en 3e die met ander verhardingsmateriaal, zooals schelpen, sintels en slakken. Elk van deze groepen wordt weer verdeeld in een aantal ondergroepen naar gelang de verharding de menging van de verschillende grootten van verhardingsmateriaal en de wijze van constructie. Voor Indie zijn waarschijnlijk de eerste twee soorten van het meeste belang. Het aantal mengingen van de eerste groep is nogal groot en ze komen voor onder verschillende namen als Bithulic, Warrenite, Ecelcior Pavement, Topica mix, Spokane, Wurzelite, Aebeili, Kiton, Bitoslag en vele andere. De menging vindt plaats in verwarmde machines liefst niet met de hand. De uitrusting van deze machines is zeer verschillend. Soms treft men aan een eenvoudige, die veel lijkt op een betonmolen en waar het materiaal direct verwarmd wordt via mengingstallaties, die drogen en stof afzuigen. Soms ook mengfabrieken op rails met een lagen droogtrommel, sorteerinrichting en meetinrichting voor het verhar-
242 dingsniateriaal, en dft bitumen, alsmede een aantal groote, door stoonibuizen verwarmde ketels voor de bitumen. De capaciteit van het grootste type bedraagt 2000 square yards 2 inch topping oer 10 hour day of te wel 16Ó0 M2 per dag. Deze fabriek is zooals gezegd van het railroad type en weegt 150 ton. De hoofdfactor bij deze soorten wegverhardingen is de verhouding van de steenslag grootten, met dien verstande, dat de menging zoo dicht mogelijk zij en een zoo goedkoop mogelijk dek verkregen wordt. De grootte van den steenslag wissplt sterk, een enkele heeft 2" steen de meeste 1", de zeer goed voldoende Topeka H ' steen als grootste maat, terwijl er ook zijn waarin niets dan zand verwerkt is (onder zand is ook fijn steenslag te verstaan, gaande door H" ronde gaien) en zelfs niets dan stof. Het 18 duidelijk, dat vooral hier zeer verschillende eischen gesteld worden aan de bitumpn. De penetratie wisselt van 40 tot 80 en die van het residu van 20 tot 40. Zelfs is er geen reden om z.g. Fluxed Trinidad asphalt af te keuren voor Sheet asphalt, wanneer er tot 30% zegge dertig procent minerale deelen in voorkomen. Alleen moet men dan oppassen geen zand te betalen als asphalt. De voonieelen zijn behalve die van bitumeuse macadam, dat het dek vast ligt, effen blijft en dat de onderhoudskosten gering zijn. Sommige typen liggen jaren zonder dat de oppervlakte geteerd behoeft te worden. Nadeelen zijn bij de hoogere typen de kosten van mMchinale inrichting en dat accurate opzichters, die het vnk verstaan, niet altijd te verkrijgen zijn. Het falen van deze typen is te wijten aan het niet in overeenstemming zijn met het verkeer (overbelasting) en het in den blinde weg gebruiken van ongeschikte materialen. Bij veel paardenverkeer geen „hooge-kool" teer gebruiken of steen van een Fransche coëfficiënt lager dan 9. Slechte mengverhouding ofte groot materiaal is esn andere oorzaak van falen. Nauwgezet onderzoek naar de mislukking kan echter leiden tot succes, in dien nauwkeurig rekenschap gegeven wordt van materiaal-eigenschappen en hun gedrag in het wegdek. Hout-bestrating op een onderlaag van beton zal niet goedkoop zijn in Indië al zou een proefneming te wagen zijn met verschillende houtsoorten. Rotsasphalt van Val de Travers, Limmer of Vorwohle zooals men in de centra van de groote steden in Europa aantreft is niet duur in onderhoud, wel in aanmaak. Betonwegen zijn betrekkelijk duur in constructie en soms zeer voordeelig in onderhoud, de uitvoering moet geschieden do(ir bekwaam personeel. Tot keibestrating neme men eerst zijn toevlucht wanneer elk ander middel faalt, de noodzakelijke oneffenheden maken haar tot geen ideaal plaveisel vooral niet voor autowegen of woonstraten. Op emplacementen en haventerreinen kun ze echter met succes toegepast worden. Uit het bovenstaande moge blijken, dat het mogelijk is uit alle materialen wegen te maken, die voldoen bij een bepaalde dichtheid van verkeer. Met een wel overwogen plan van constructie kan men zonder groote kosten in de meeste gevallen tot een alleszins voldoende oplossing graken. Bandoeng,
Maart '23. (Overdruk
; X
uit Locale Belangen
BOEKBESPREKING
No. 21).
\ :
CONSTRUCTIE VAN GEBOUWEN, door Prof. J. G. Wattjes B. I. Uitgevers-Maatschappij „KOSMOS" Amsterdam.
Wij ontvingen liet tweede stuk, deel van tiet eerste gedeelte van bovengenoemd werk. Deze omschrijving is zeer ingewikkeld, maar dat kan ook niet anders, het boek — dat er wat uitvoering en druk betreft, uitstekend verzorgd uitziet — geeft een eigenaardigen indruk, omdat dit deel midden in een zin begint en evenzoo eindigt; het ware ons inziens juister geweest een afgerond geheel ts publiceerer.
Dit is een opmerking die vele lezers zullen onderschrijven, verder bevat bet boek een keur van illustraties, allereerst een hoofdstuk, over de toepassing van natuursteen, een auioelijke omschrijving van de bewerking der verschillende soorten natuursteen, een aantal gevel-details, waarbij een juiste toepassing van natuursteen als voorbeeld wordt gegeven, terwijl de manier van uitvoering daarbij eveneens op duidelijke wijze wordt omschreven. Vervolgens een hoofdstuk „Afdekking van muren". Waar de huidige architectuur vooral in het Westen veelal gericht is op vlakke gevelaanzichten is een bijzondere bespreking — en eveneens voorziening — van deze materie niet alleen de moeite waard, maar zelfs van het allergrootste belang. Bij de nieuwe bouworde — vooral van die der jongere architecten — ontbreekt 'het nog al eens aan een praktische afdoende afdekking van muren, tot voorkoming van inwatering, dit vraagstuk is niet het minst voor Indië van belang. Naast klassieke voorbeelden toont schrijver aan, op welke wijze een juiste afdekking wordt verkregen, ook bij dit hoofdstuk, als bij het vorige, een aantal goede voorbeelden en illustraties van uitgevoerde werken. Het vijlde hoofdstuk „Overspanning van muuropeningen' neemt een belangrijk deel van het boek in beslag. Verschillende boogconstructies en de daarbij noodige formeelen worden beschreven, terwijl de schrijver tot in details een uiteenzetting er van geeft. Voorbeelden van goede toepassing van bogen en uitkragingen, plaatst de auteur naast die welke zoowel uit constructief inzicht, als architectonisch aanzien te veroordeelen zijn. Een niet minder belangrijk hoofdstuk is het zesde, dat een bespreking wijdt aan binnenbuitenmuren en wanden. Aan de hand van gevel-details toont de samensteller van het boek aan welke sierlijke vormen en aanzichten er verkregen kunnen worden door den baksteenbouw. We vinden van onderscheidende bekende architecten ontwerpen voor landhuizen, bankgebouwen, volkswoningen en fabrieksgebouwen. Over binnenmuren en wanden geeft Prof. Wattjes een overzicht, hoe ze zich verhouden ten opzichte van het gebouw en welke systemen er toegepast kunnen worden. Bij de bespreking van houten bewandingen staat hij iets langer stil, daarbij met teekeningen aantoonende wat met houtconstructies voor semi-permanente woningen en verplaatsbare gebouwtjes te bereiken is. Het boek is een aanwinst voor studeerenden, zoowel voor lagere, middelbare als hooge technici. Boeken op het gebied van bouwconstructies, ze bestaan er bij massa's, maar dit werk is een uitzondering, een goede uitzondering, zoowel de beschrijving, als de bijbehoorende teekeningen, de welverzorgde illustraties, en typografsche uitvoering plaatsen het werk in de eerste rij van al wat op dit gebeid tot nu toe verscheen. Een frisch studieboek, dat elke bouwkundige in zijn bezit moet hebben, danwei bestudeerd.
^w
243
! I
GEWAPEND BETON EN PAALBOOR- : DERS IN ZEEWATER. :
Men dacht de schade door de bekende paalwormen Toredos in hout veroorzaakt te kunnen ontgaan door of de houten palen met beton te bekleeden of gewapend beton-palen te heien, doch schijnbaar heeft men in Amerika geen rekening gehouden met een borend schelpdier, van de familie der Pholadidae, dat even hevige verwoestingen aanricht in beton-palen, schoeiïngen en kademuren als de paalboorder in hout. Het kwaad werd volgens een beschrijving in het nieuwe tijdschrift van de „American Wood Preseneers Association" te Chicago, het eerst aangetroffen by de zeewerken in de haven van San Francisco. Er werden verscheidene betonpalen uitgetrokken en waargenomen dat de schade voornamelijk plaats heeft op de plaatsen tus^chen eb en vloed gelegen. In een lengte van 5 voet werden meer dan 40 hoorders gevonden, die tot op het hart der palen waren doorgedrongen en dat in beton zoo hard dat met beitels met de grootste moeite stukken er van af waren te breken. Bij sommige werken waren reeds 50% der oppervlakken in meerdere of mindere mate aangetast, ook die welke met asfalt of teer waren bedekt. De schelpdieren schijnen een soort vocht af te zonderen dat het beton verweekt, zoodat zij dan door borend vooruitdringen in de zachte massa lange gangen maken. Een afdoend middel tegen dit nieuwe kwaad is nog niet gevonden.
I
DE CHINEESCHE MUUR.
Terwijl de pyramiden ontegenzeggelijk de grootste steenhouwwerken, ooit door menscheniianden opgericht vertegenwoordigen, is de Chtneesche muur. zonder tegenspraak zeker het stoutste metselwerk door menschenhanden gebouwd. Tot voor kort was slechts een klein deel van deze veiligheidsmuur van het Chineesche rijk tegen de invallen van woeste horden Mongolen goed bekend, doch een Amerikaan F . C . Clapp, op zoek naar petroleum, was de eerste die op een zeer klein gedeelte na de geheele muur in zijn lengte volgde en vele nog onbekende deelen in kaart bracht. Wanneer die kolossale muur gebouwd is en op wiens last is nog onbekend; alleen weet men met zekerheid dat een zekere princes Tchounghan in de 5e eeuw v.C. bevel gaf enkele gedeelten tusschen bestaande torens in ouden staat te herstellen. De muur heeft met zijn verschillende zijmuren een totale lengte van 6300 kilometer, een afstand van Brest in Frankrijk rechtdoor geheel Europa tot Semipaltinsk in Siberië, bestaat uit een aantal torens op 100 tot 200 meter afstand van elkander geplaatst verbonden door den eigenlijken muur, die op de meest verschillende wijzen is samengesteld rekening houdende met de natuurlijke bouwstolfen van het land. De torens zijn gemiddeld 13 meter hoog, de muur 7 meter, hoeveel ook gedeelten tot 18 meter zijn opgetrokken, waarboven de eveneens verhoogde torens nog 6 meter uitsteken. De breedte van den inuur bedraagt aan de basis 5 tot 8,50 meter, boven tot 6 meter, bestaat hier uit een goed geplaveiden rijweg met aan weerszijden borstweringen, In plaats van den kortsten weg te volgen is de muur om onbegrijpelijke redenen in allerlei Bochten gebouwd, zonder ook maar eenigszins natuurlijke grenzen, valleien of rivieren te volgen, zoodat de onmogelijkste berghellingen beklommen worden en uit en insprineende deelen met honderden meters straal herhaaldelijk voorkomen. Slechts op
twee plaatsen is de muur onderbroken, nl. waar zij de Gele rivier kruist bij Ninghsia op 88o20'NB en lOToQL en op 88o55'NB en 112oOL. bij Ning Wie. Gebruikmakende van de natuurlijke voortbrengselen van den bodem bestaat de muur uit zeer verschillende bouwstoffen naar gelang van de geaardheid van de landstreek, hoewel de funderingen, zelfs in de laaglanden waar geen natuursteen over tientallen van kilometers in den omtrek wordt aangetroffen steeds uit kolossale blokken graniet bestaat, in sleuven gelegd, die meestal tot op den rotsbodem zijn uitgegraven of in de laaglanden tot op vasten zandgrond. Die graniet blokken zijn tusschen de 4 en 4,60 meter lang bij 1 tot 1,50 meter breed en hoog, vertegenwoordigen dus een enormen arbeid van duizenden menschen gedurende een groot aantal jaren. Deze 5 tot 8,50 meter breede fundeerina: is 2 tot 3 50 meter diep, in het laagland vermoedelijk noü dieper in de fundeeringsleuf ingebouwd. Daarop verheft zich de muur, geheel uit gebakken steen van zeer groote afmetingen opgetrokken en van zulke uitstekende kwaliteit dat 5 eeuwen geen verweering hebben tot stand kunnen brengen. De toestand van het rijvlak is bijv. nog zoo uitstekend dat men er met auto's zou kunnen rijden, waren de hellingen niet te stijl en ontbraken niet hier en daar gedeelten met opzet door menschenhanden weggenomen. Op geregelde afstanden bevinden zich afwatergoten, allen naar de vijandelijke, dus MongooNche zijde gericht. Enkele deelen van den muur bestaan uit ongebakken steen, die in de zon zoodanig verharden dat den tand des tijds even goed hebben weerstand geboden als de gebakken steen en het graniet. Verder, in de provincies Chan-si en Chen-si worden kilometers lange gedeelten aangetroffen die men de voorloopers van het moderne beton zou kunnen noemen. Hier grenst de muur aan de Ordos-woestijn. een uitlooper vwn de groote Gobiwoestijn, wnarvan de grond geheel uit „loss" is samengesteld „Loss" bestaat uit een mengsel van uiterst fijne korreltjes kiezelzuur, kalk, leem, klei en andere verweeringsproducten van rotsen; het onvoelbaar fijne poeder wordt door de woestijnwinden voortgejaagd en in kloven en dalen afgezet, waar het lagen van honderden en duizenden meters hoogte vormt sedert honderden eeuwen. Met water aangemengd vormt het een steenachtige massa, die de bouwers van den Chineeschen muur reeds wisten te gebruiken als een soort beton voor het opvullen van de ruimte tusschen de twee buitenmuren, aldus een enorme aantal kubieke meters metselwerk besparend, zonder aan de sterkte van den muur ook maar eenigszins afbreuk te doen. Men kan zelfs nu nog op sommige ontbloote gedeelten zien hoe uitsparingen verkregen worden door het „loss" tusschen planken te stampen: de eerste aanwijzingen voor het vervaardigen ven beton. Om te doen uitkomen welk reuzenwerk hier tot stand is gebracht voor een vrijwel onbekend doel, zij alleen vermeld dat bijv. de vogelvluchtafstand tusschen Sihaï, 65 kilometers ten noorden van Peking, tot de zee 200 kdometers, bedraagt terwijl de muurover dien afstand 486 kilometers lang is, gevolg van van het overgroote aantal bochten waarvan het nut tot heden niet is verklaard kunnen worden. Behalve het tegenhouden van de aanvallen der Mongoolsche horden heeft de muur nog een praktisch nut gehad, nl. het tegenhouden van het loss, dat zonder de muur een groot deel der vruchtbare landerijen zou hebben bedekt. Voor het begin van den burgeroorlog, die nu reeds meer dan 10 jaar duurt was een begin gemaakt met het beplanten van een 15C0 tot 2000 meter breede strook aan den rand van de Ordoswoestijn met het doel niet alleen de zanden lössverstuivingen tegen te houden, maar ook door het aantrekken van wolken door het nieuwe bosch den neerslag in dat kolossale gebied te vermeerderen, daardoor die gronden vruchtbaar tp maken en den afvloei der rivieren regelmatiger en de overstroomingen daardoor minder gevreesd. Die plannen zijn evenwel niet tot uitvoering gekomen en wordt de verwoesting aanbrengende Gele rivier nog steeds door de oeverbewoners ,het grootste verdriet van de zonen van Han" genoemd. Geographical
^ ^
Review.
244
I
TRAS IN AMERIKA.
:
•••«••••»«»«*•••»•••••••••••••••••••»••••>»»»»•»••••»••••••••••••••«••••
De naam „tras" voor het bekende vulkanische product is in America onbekend. Het heet daar „bentonike", werd in groote hoeveelheden ni den staat Wyoming gevonden en eerst sedert enkele jaren by de groote beton waterwerken gebruikt. Men kende de toepassing alleen uit technische beschrijvingen en onderzoekingen, doch toegepast werd het niet omdat geen vindplaatsen van voldoende uitgebreidheid bekend waren. Daarin is nu verandering gekomen en tras zal in Amerika spoedig dezelfde plaats innemen als in Europa. Roch Producto.
\ ALLES IN HET GROOT IN AMERIKA ! | Gedurende een wolkbreuk werd in 3 uur t^d een hoeveelheid van niet minder dan 5 miljoen kubieke yard grond weggespoeld van de groote dam van het aquaeduct hij Los Angelos in Californië. Roch
voor de verbetering van den Wateraan- en afvoer ter hoofdplaats Batavia, de opzichter 2de klasse, C. A.J. Zondag; aan het Hoofd der 2de Waterstaatsafdeeling, teneinde op diens kantoor te worden werkzaamgesteld, a. de tijfielijk teekenaar, K. F . H o m ; b. de tijdelijk onderopzichter, Gan Liem Siang. Aangewezen: als Hoofd van de technische afdeeling voor irrigatie, waterafvoer en waterkeering (E) van het Departement der Burgerlijke Openbare Werken, de Hoofdingenieur, W. A. van der Mei;len. Geplaatst .op het hoofdkantoor der Burgerlijke Openbare Werken, a. teneinde te worden belast met werkzaamheden ten behoeve van 's Landsbaggerbedrijf, de Ingenieur, L. J. Tb. van den Heuvel; b. de opz'chter 2de klasse. Raden Mas Mohamad. Verleend: wegens langdurigen dienst een jaar Europa aan den Ingenieur, K. J. L. bepaling, dat hij zijne betrekking op bepalen dag in de maand Juni 1923 zal
verlof naar Kuiler, met een nader te nederleggen.
Overgeplaatst: van Bandoeng naar Soekaboemi de aan het ,Hoofd der bevloeiingswerken in de residentie Preanger Regentschappen toegevoegde tijdelijk Ingenieur, H. H. S. Grove.
Producto.
I MUTATIES TECHNISCH PERSONEEL. | »•••••»•»•••»•••»•••••••••»••••••••»»•••»•»•••••»•••••»»••»•»»»^»»»»#»»s
B. O. W. Benoemd: tot Ingenieur, L . J . T h , van den Heuvel,ambtenaar van buitenlandsch verlof terugverwacht, laatstelijk die betrekking bekleed hebbende; ' tot Architect, de tijdelijk waarnemend Architect, F. M. Ilgen; tot opzichter, met den titel van opzichter 2de klasse, C. A. J. Zondag, ambtenaar van buitenlandsch verlof terugverwacht, laatstelijk die betrekking bekleed hebbende.
Ontslagen: op verzoek, met ingang van: a. 2 Juni, b. 4 Juni, 1923, wegens volbrachten diensttijd, eervol en met aanspraak op, uit 's Landsdienst, de opzichter 1ste klasse, a. N. /*. Emor, b. H . L. E. Hornung. op verzoek, wegens volbrachten diensttijd, eervol en met aanspraak op pensioen uit ' s Lands dienst de opzichter 1ste klasse, H. C. van der Veen.
= PBNA = INDISCH TECHNICUM.
Ontheven: met ingang van 15 Juni 1923, eervol van zijne werkzaamstelling, de tijdelijk opzichter 3de klasse, K. O. Bartel, L. E. B. von Ranke en V. J. Ch. von Ranke. met ingang van 7 Juli ]923, eervol van zijne werkzaamstelling, de tijdelijk Ingenieur, H . Ebner. Toegevoegd: aan het Hoofd der Irrigatieafdeeling Pekalen-Sampean, de opzichter 3de klasse, H. L. van Beusekom; aan den Resident van Bali en Lombok, de opzichter 3de klasse, F. J. Mündler; aan het Hoofd der 1ste Waterstaatsafdeeling: a. teneinde op diens kantoor te worden werkzaamgesteld, de tijdelijk Ingenieur voor de Landsgebouwen, E. N. Maurer, b. de onderopzichter. Regen Siregar. aan den Resident der Westerafdeeling van Borneo, de tijdelijk opzichter voor de Landsgebouwen, K. H ö n l ; aan den Gouverneur van Celebes en Onderhoorigheden, de opzichter 3de klasse, G. A. Endert. aan het hoofd der bevloeiingswerken in de residentie Batavia (met uitzondering van de afdeeling Krawang)
^w
b Tecl^nlsclx brief onder'' ^wljs volgens beproefde metbode
d Opleiding v o o r £klle examens en b eroepen 50 leeraren •
Prosp. en Inl. grcktls op aanvr.
Arnhem 58 Velperb.Slngel N o . e Holl£kncI. No. 16.