INDISCH BOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT 29e J A A R G . No. 18
30SEPTEMBER1926
O F F I C I E E L O R G A A N V A N D E V E R E E N I G I N G V A N B O U W K U N D I G E N IN N E D . - I N D I Ë REDACTIE
O N D E R L E I D I N G V A N G. J. H E Y M E R I N G T E U I T G A V E VAN R U Y G R O K & Co. B A T A V I A
ABONNEMENTSPRIJS f 20.— P E R JAAR BUITEN NEDERLANDSCH-INDIË f 24.— ADVERTENTIETARIEF OP AANVRAAG
Dit blad v e r s c h y n t twee maal per maand
RECTIFICATIE.
D
OOR eene vergissing is boven het vervolg van het artikel gegalvaniseerd ijzer geplaatst „Assaineering van de afdeelings hoofdplaats Tjilatjap". De lezer zal deze vergissing wel gemerkt hebben, Red. N I E U W E UITGAVEN. Bij den penningmeester J. H. CLAESSEN, Kemajoran 33, zijn verkrijgbaar: Overdruk: Grondslagen voor het berekenen van vakwerkbruggen, door Dr. Ir. W.
B.
PETERI
a /
4.50
WELTEVREDEN
ADRES DER UITGEVERS.' BATAVIA, GED. LEEUWINNENGRACHT ADRES DER R E D A C T I E : WELT., GONDANGDIA-KETJIL 15
delijk is. Bedoeld wordt de verankering van de paal in de beton door middel van platstaafijzer zonder meer. W a t is n.l. het geval. Het bestaande gat in de schroefpaal ter plaatse van de afplatting heeft een diameter van slechts 2.5 cM.; bijgevolg kunnen de beide stukken platstaaf ijzer, die van twee kanten door het gat heen gewerkt moeten worden, ook niet breeder zijn dan 2.5 cM. Heeft nu nog de verbinding van beide stukken onderling met klinkbouten plaats, zooals aangegeven is in bovenbedoelde fig. I I , dan rest van het toch al niet breede platstaaf ijzer niet veel doorsnede over, welke doorsnede benoodigd is om alle trekkrachten op te nemen.
Overdruk: Brugconstructies, door J. H. CLAESSEN a / 0.95 Overdruk: Economische werkwijze oppervlakte asphalteering, door A U G . S T E E V E N Z a / I.— Toezending na ontvangst van postwissel. Inteekenaren op het werk van Dr. P E T E R : en STEEVENSZ, worden verzocht ter voorkoming van noodelooze onkosten, als remboursement en administratiekosten, het kostende ad / 3 . — e n / i . — spoedigst aan den penningmeester te willen overmaken. Enkele leden hebben hieraan op eigen initiatief reeds voldaan. De bestelde werken worden franco toegezonden. AUG.
RECTIFICATIE. (
V
Brugconstructie).
AN welwillende zijde werd er mij op gewezen, dat de constructie betreffende de verankering van de schroefpalen aan de betonneuten, welke afgebeeld is in fig. 11 van mijn beschrijving over brugconstructies, minder deug-
Mij werd daarom een betere constructie aan de hand gedaan, welke inderdaad te prefereeren is boven die in fig. 11 aangegeven. Zooals uit nevenstaande schets blijkt bestaat die constructie uit twee hoekijzers, welke aan weerskanten van de afplatting aangebracht met een schroefbout door meergenoemd gat aan de paal wordt bevestigd. 203
Met deze voorzieningen kan volstaan worden, ware het niet, dat zich een te dunne laag beton boven de hoekijzers bevindt. Daarvoor is het noodig de constructie te versterken door eenvoudig de verankering dieper in de beton te brengen. Zulks kan verkregen worden door middel van staafijzers, welke weer verbonden worden aan de hoekijzers. In dit geval is de verbinding met klinknagels heel goed mogelijk, aangezien de platstaafijzers breed genomen kunnen worden.
We hebben dan :
In de noot is vermeld dat bij continuliggers de onderflens boven het steunpunt geboord mag worden voor de klinknagelverbinding, aangezien hier drukkrachten optreden, welke door de nagel worden opgenomen. Dit zal alleen mogelijk zijn, indien men zeker is dat de nagel het gat volkomen vult. Heeft men deze zekerheid niet, dan zal men het dwarsverband middels haakbouten aan de liggers moeten verbinden.
waaruit :
Het moment boven het steunpunt B moet daaraan in grootte gelijk zijn. Voor dit moment hebben we : M, =
X =
I
Fig.i.
^ ^
(1 -
(1 — X ) 2
X)
De absoluute waarde hiervan is: M2 =
^ ^
(1 -
X)
+
q-1 H'
2
( 1 - x)^
-2 - ^
q
Aangezien we a willen uitdrukken in 1, stellen we nu : X 1 — X2
N het I.B.T. van 31 Augustus j.l. komt een vraag voor, welke mij aanleiding gaf tot de hieronder volgende aanteekeningen. We hebben een ligger, opgelegd op twee steunpunten en aan een zijde overkragend. Gevraagd wordt de verhouding tusschen den afstand der steunpunten en de lengte van het overkragende gedeelte, opdat bij gelijkmatig verdeelde belasting het maximum-moment optredende tusschen de stexmpunten gelijk zij aan het moment boven het steunpunt B.
2a.
Het moment boven B kunnen we ook als volgt bepalen : In S werkt een geconcentreerde last, groot —'—- en over de lengte i—x een gelijkmatig verdeelde belasting. Voor M, vinden we dan :
E E N E N A N D E R OVER D E B E R E KENING VAN L I G G E R S MET OVERKRAGENDE EINDEN. door J. H. VAN M E C H E L E N .
^
Dus
M. = CL.
qx^
M,
12 ^ 2 X 1 - f \ 2
q = M2 =
of 12 — x l =
a2
en aangezien : x = 2a wordt deze vorm : 1^ — 2al — a^ = o waaruit : 1 ^ a J;: y'a^ r~T2 a ± a y2 = 2.414 a of a = - - 1 ± yP ± P =z ^ 1 -} 1 |/2 = 0,414 1 Noemen we nu nog de totale liggerlengte L, dan is:
L = 1+ a of
=
3414 a
- ^
= 0-2929 L.
3.414
We weten natuurlijk, hoe de momentenlijn zal verloopen, dus kunnen we deze alvast schetsmatig teekenen. (zie fig. i ) . Uit deze figuur zien we, dat in het punt S het moment nul zal zijn. We kunnen nu het gedeelte A — S, waarvan we de lengte x noemen, beschouwen als een vrij opgelegde, gelijkmatig verdeelde balk. 204
*
*
*
Om langs grafischen weg de oplossing te vinden maken we gebruik van de dwarskrachten-figuur. We zullen eerst een dwarskrachten-figuur in het algemeen eens wat nader in beschouwing nemen.
Stel, we hebben een balk op twee steunpunten welke eenige geconcentreerde lasten draagt. De dwarskrachten-figuur zal er uitzien als in fig. 2 geteekend.
We weten, dat het moment maximaal is daar, waar de dwarskracht van positief op negatief overgaat. Beschouwen we eens het gedeelte van de dwarskrachten figuur, links van de gevaarlijke doorsnede gelegen. We zien dan, dat de oppervlakte daarvan is : O = Ra X n — Pi X Yi ~ Pa X y^ Ook is : M = Ra X n -^^ Pi X Yi — P . X Y2zoodat we dus tot de conclusie komen, dat de oppervlakte der dwarskrachten figuur links van de doorsnede gelijk is aan het moment in de doorsnede. (Hoewel allicht ten overvloede, moge hier nog worden opgemerkt,'dat de kracht vectoren en de afstanden zoowel bij het bepalen van O als van M respectievelijk volgens den krachten maatstaf en volgens de schaal der teekening worden gemeten.) Het is niet moeilijk in te zien, dat we, bij beschouwing van het rechterdeel der dwarskrachtenfiguur, tot dezelfde conclusie moeten komen. Hieruit volgt dus, dat de oppervlakte der dwarskrachten-figuur links van de gevaarlijke doorsnede gelijk is aan de oppervlakte rechts van die doorsnede. (Het teeken buiten beschouwing gelaten).
We trekken een verticale lijn ter plaatse van de te onderzoeken doorsnede. Voor de oppervlakte O'^ vinden we dan : O'i = Ra X X — Pj X (x — n + • Ook is : Mc = Ra X X — Pj X (x — n + Dus ook nu weer is : O'i Zooeven vonden we : Oi dus Oi' + waaruit 0\ =
=
Mc
=
O,
Oi" = O2 -
YI) YI)
O, O/'
zoodat we dus zien, dat Mc ook gelijk is aan de algebraïsche som van de deelen der dwarskrachten-figuur, rechts van de doorsnede gelegen. We komen derhalve tot de volgende Stelling.
In een willekeurige doorsnede van een balk is het moment gelijk aan de algebraische som der deelen van de dwarskrachten-figuur links (of rechts met tegengesteld teeken) van de doorsnede gelegen.
Opmerking. Maken we bij de bewerking gebruik van het links der doorsnede gelegen deel der dwarskrachten-figuur, dan vinden we het moment met zijn teeken ; bij gebruikmaking van het rechterdeel moet het teeken der algebraïsche som tegengesteld genomen worden om dat van het moment te krijgen. * * *
Na deze uitweidig, welke noodig was omdat ik nergens hierover iets vermeld vond, keeren we weer tot ons vraagstuk terug. De dwarskrachten-figuur van den te berekenen balk zal er uitzien, als fig. 4 aangeeft.
Willen we nu weten het moment in een willekeurige doorsnede, b.v. bij C, d a n gaan we als volgt te werk :
In de punten C en B willen we de momenten even groot ( = M max) hebben. 205
We zien dus direct dat / \ AEC (links van C) even groot moet zijn als / \ B F D (rechts van B). E n aangezien ECG 11 F D , zijn beide driehoeken congruent, dus AC = : BD. Volgens de zooeven ontwikkelde stelling moet ook de algebraïsche som der oppervlakten links van B gelijk zijn aan de oppervlakte van A B F D . Dus: A BGC — A ACE = A B F D . of : A BGC — A ACE = A ACE A BGC = 2 X A ACE Aangezien verder A
BGC «/. A
De oplegreacties worden ook hier, evenals bij de gewone werkwijze, door teekenen gevonden. * * *
Het is mij opgevallen, dat in de verschillende vademecums voor dit belastingsgeval geen gegevens te vinden zijn. Wel worden deze gegeven voor een balk met overkragende, even groote einden bij beide steunpunten. We zullen dit geval hier ook nog eens analytisch en grafisch berekenen voor M^ = Mg = Mg. Fiffó
ACE
is
BC =
ACV2
(en BG = AE
'r^a
^2)
-rJ-
t
A-y
—i-=^a—-i
*ri)iB
De totale lengte van den ligger moet dus verdeeld worden als volgt : AC : CB : BD = I : ^ 2 : I De constructie hiervoor is als fig. 5 aangeeft ; hierin is meteen het punt S (plaats waar M = o) bepaald.
We hebben nu (zie fig. 6) als vereischte : M, = M^ = M3 nu is : Ml = I a2 q = Mg Ma = i x2 q
/7y.j;
Dus: .] a^ q =z I x^ q waaruit X =
2a
Ook is : M, = Mg =
\ 2 q
X y
of a2 q =. qxy -J- y2 q In dezelfde figuur is de constructie gegeven van de dwarskrachtenfiguur. Onder D wordt Q ( = L q ) uitgezet. Door het eindpunt en het punt A wordt een hulpUijn getrokken, en evenwijdig hieraan lijnen door C en D. Trekken we nu nog een verticale lijn door B, dan is hiermede de begrenzing der dwarskrachten-figuur voltooid. * *
Men ziet, deze grafische berekeningswijze wijkt geheel af van de usantiëele, met pool- en stangenfiguur. E r moet, evenals bij meetkundige constructies, een analyse aan voorafgaan. Men vindt dan echter met minder teekenwerk en zonder probeeren (wat voor dit geval met een pool- en stangenfiguur noodig is), alle belangrijke punten. 206
y^ + xy — a^ = o y - - ^ I X ± ^/l en aangezien
x2 +
a2
2a
wordt deze vorm dus
y = -^ a ± Va2 + a^
0.414a
1 = 2 X 0.414a + 2a =
2.828a
of ^ = W
= 0-3535 1
Ook is L =
2a -j- 1 =
4.828a
of a
L 4.828
=
0.207 L
Deze waarden zijn ook te vinden in b.v. de „Technische v r a a g b a a k " van de Meyier.
Voor de grafische oplossing beginnen we weer met de schets der dwarskrachten-figuur.
De momenten bij A, B en C moeten even groot zijn. Het is nu, aan de hand van het reeds behandelde, niet moeilijk in te zien, dat de oppervlakten der driehoeken O^, Og, O3 en O4 zich zullen verhouden als 1 : 2 : 2 : i, waaruit dus voor de verlangde lengtematen volgt de verhouding I : V'2 V 2 : IWanneer we nu verder opmerken, dat C juist in het midden der balklengte ligt en als gevolg van symmetrie de oplegreacties gelijk zullen zijn kan de constructie der dwarskrachten-figuur geen moeilijkheden meer opleveren.
De schuine afstand L is dan gelijk aan 100 a ' = 100 a cos a ~|- c en de horizontale afstand D = L cos a = 100 a cos^ a -]- c cos n. Voor de laatste term neemt men in de praktijk c cos^ a, aangezien de fout die men hierbij m a a k t in verhouding tot de nauwkeurigheid van de opmeting zeer gering is. Dit zullen wij middels een voorbeeld aantoonen. De fout die gemaakt wordt is c cos a — c cos^ a = c (cos a — cos^ a). Neemt men a = 15°, een tamelijk groote hellingshoek, dan is cos 15° = 0.96 en cos^ a = 0.92, dus de fout 0.04 c. Voor de meeste kijkers kan men c = 40 c.M. aannemen, zoodat de fout is 0.04 X 40 = 1.6 cM., dus nog minder dan de dikte van de baak. De berekende horizontale afstand is : D = (100 a + c) cos^ a (i). Berekening
hoogte h. sin a
Men heeft de verhouding h : D = tg a ^ °
°
cos a
sin a
* * *
dus h ^
D X
en de waarde van D hier cos a
Controleeren we nu nog even de in het begin ontwikkelde stelling, b.v. voor het moment in A. We vinden : Ma =
^ 0^
of ook : Ma =. en aangezien
( + O2 O2 -
O3
Ot -
O,
O3 + 04)
en
ingevuld geeft : siu a
h =
(100 a + c) cos^ a X '
^
(100 a
+
cos a
c) sin (i cos a en aangezien sin a cos a gelijk is aan l sin 2 a kan men ook schrijven h = (100 a -|c) l sin 2 a (2). Het bewijs dat de 2 goniometrische functies gelijk zijn volgt uit onderstaande berekening van den inhoud van een gelijkbeenigen driehoek.
is : Ma = — ( + Oi) = — Oi B E P A L I N G VAN D E N HORIZONTALEN AFSTAND E N D E HOOGTE B I J T A C H Y M E T R I S C H E OPMETINGEN MIDDELS EEN DIAGRAM.
I
N L E I D I N G . Fig. I stelt voor eene meting middels een afstandsmeter bij horizontale 'vizierlijn ; de afstand L = 100 a -|- c, waarin a is het verschil in aflezing boven- en onderdraad. Bij hellende vizierlijn (zie fig. II) is a niet loodrecht op de vizierlijn van de middendraad, doch m a a k t een hoek a, gelijk aan de hellingshoek, met de loodlijn a ' op die vizierlijn. Hieruit volgt dat a ' ^ a cos «.
In driehoek I is : I ^ a X h. waarin a = S sin a en h ^ S cos a. dus 1 = 5 sin a X S cos a = S^ sin a cos a . . . . (a). Uit driehoek II volgt: I ^ i S X h ' waarin : h ' = S sin 2 (t dus : I = .^ S X S sin 2 a = i S^ sin 2 a (b). Uit a en b volgt: S^ sin a cos a X =^ l S^ sin 2 a, of door S^ gedeeld : sin « cos a ^ l sin 2 « hetgeen te bewijzen is. 207
Inrichting
diagram :
ASSAINEERING AFDEELINGSHOOFDPLAATS TJILATJAP,
Op de eerste verdecling is aangegeven de waarde 100 a + c ; op de derde verdeeling de hellingshoek a in 2 schalen links van de lijn de hoeken voor de berekening van den horizontalen afstand beginnende bij 2° en rechts voor de berekening van de hoogte h. Aangezien de lijn te lang zou worden, is die in 2 stukken naast elkaar geplaatst. Op de middelste schaal (II) is aangegeven : rechts de g . ï hoogte hen links de >. V "5 ^ ^ -V verkorting van de ^ horizontale afstand. : ;* ^^ ï (V.) Een voorbeeld <: van berekening is in het diagram opgenomen. Ock deze schaal is in 2 stuk- ooi -os •ass ken verdeeld en wel - o os ooe overeenkomende met schaal III. ooa Leest men de verdeeling op de rechtsche lijn van schaal I I I dan moet men op schaal II ook op de rechtsche lijn aflezen (zie voorbeeld). Men zal zich wellicht afvragen, waarom in schaal I I de verkorting is uitgezet en niet de verkorte horizontale afstand. Met opzet is dit gedaan : heeft men b.v. een groote lengte b.v. 100 M. en een kleine hellingshoek gemeten, dan zal de verkorte horizontale afstand niet veel verschillen van de schuine afstand en is het verschil op de schaal niet af te lezen. Wordt daarentegen de verkorting uitgezet, dan kan men die op een groote schaal uitzetten. Volgens formule I is de horizontale afstand. D = (100 a -)- c) cos^ a en aangezien cos^ + sin2 = I zal de verkorting zijn : i — (100 a-j-c) cos^ a = (100 a -f- c) sin ^a. Bij kleine hoeken is sin^ zeer klein en de aangroeimg naar verhouding groot, zoodat die op een schaal is af te lezen. ••VtO
V7
%
•<:
V03
0 2S
0 03
•0 45
•06
0 7S
009
- 1 -t i -13
J. KOLLMANN. 208
door L. KAILOLA.
H
E T is niet ondienstig om hierbij het volgende te citeeren uit een door ondergeteekende uitgebracht rapport omtrent deze proefnemingen luidende : ,,Zal alzoo door den j~" aanleg van de be5< doelde rioleering ^I (zie voren) het Toelichti/ig vraagstuk van het Sc/iao/ I geeft aor,3c//ui/ie afsfancf ff S ferkopli/ig V befioorende by'B afvoeren van faecaoarf S€/iuol M fn ae hoogte/i bt/woreff
Joaa/i-- co^'^tCj - /i/o u iin '
geen gelegenheid bestaat de faecaliën en vuilwater door een riool af te voeren, zeer zeker gebruik kan worden gemaakt van septictanks. Met betrekking tot de bij de bovengenoemde septictanks opgedane ervaring moge het volgende worden opgemerkt. Elke t a n k is ontworpen met 1800 L. inhoud te bestemmen -voor een dagelijksch aantal verbruikers van 20 personen, waarbij het dagelijksche waterverbruik per persoon op 30 L. is gesteld, zoodat de vloeistof 3 dagen in de t a n k kon verblijven, welke tijd over het algemeen voldoende en noodig werd geacht om de organische stoffen te destrueeren en in oplossing te brengen. In de tank mocht dus worden toegelaten dagelijks 600 L. verbruikswater. Gebleken is echter, dat bij toelating van J- 1900 L. 's daags, de drie bovenbedoelde proeftanks nog goed voldeden, waaruit volgt, dat een eendaagsch verblijf (dus niet een driedaagsch) van de vloeistof voor de Tjilatjapsche kampongs voldoende zou zijn. Verder varieerde het aantal per dag defaeceerende personen van 16 tot 29, zoodat het vereischte aantal van 20 overschreden is geworden, hetgeen op de goede werking der tanks ook niet van invloed is geweest. Wat ook eveneens opviel was het feit, dat de verhouding van het aantal verbruikers tot de hoeveelheid toegelaten waterhocveelheid van dien aard was, dat de faeces zeer zeker met een tachtigvoudige verdunning in de tank verbleven, in plaats van met een over het algem.een als norm aangenomen 2^-voudige verdunning. Ten slotte mag worden gereleveerd, dat waar hier met niet weinig zeep bij de putten wordt gewasschen, en daar ook groenten, vleesch, rijst, visch etc worden gereinigd, ook inderdaad zeepwater en andere vettige (antiseptische) stoffen tot de tanks waren toegelaten, hetgeen gezien de resultaten met de genomen proeven, blijkbaar niet van invloed was geweest op de goede werking der tanks.
Nu de resultaten van de genomen proeven voldoende zekerheid hebben verschaft, restte nog over te gaan tot een uitgebreide toepassing van de infiltratiebedden, tanks en zinkputten. Duidelijk werd ingezien, dat zulks alleen met behulp van een keur mogelijk zou zijn. Een opmerking werd eens gemaakt. Zou die uitgebreide toepassing geen oorzaak kunnen zijn van een algeheele bodemvervuiling te Tjilatjap, waar de bodem mooi zanderig is en zoo ja, zou dan niet een drinkwatervoorziening noodig zijn, waar dan het goede putwater van thans sterk verontreinigd zou zijn geworden? Hierop kon worden geantwoord, dat niet alleen om financieele redenen doch ook met het oog op een eventueele vervuiling in de dichtbebouwde wijken een rioleering werd noodig geacht. Immers in deze wijken zouden septictanks te dicht op elkaar moeten worden gebouwd, wat het verontreinigen van het water meer dan anders in de hand zou kunnen werken. Voor de andere stadsgedeelten (waar de tanks dus noodzakelijk zouden zijn) zou voorgeschreven moeten worden, dat de tanks op geen kortere afstand dan b.v. 10 M. van de waterputten gebouwd zouden mogen worden. Gezien de resultaten, indertijd verkregen met de door Dr. G R I J N S en Dr. E I J K E N te Batavia genomen proeven, zou men zelfs tot een veel korteren afstand kunnen gaan. Met de keur zou dus gewaakt kunnen worden tegen het algeheele verontreinigen van het putwater en een waterleiding zou dus overbodig kunnen blijven. Het is n.b.m. wel gewenscht om omtrent deze assaineeringskeur, de voorbereiding daarvan enz. breedvoerig te zijn.
Zou dit een gevolg kunnen zijn van het toelaten van de antiseptische stoffen onder een zeer groote verdunning? Zoo neen, welke factoren hebben hier in Tjilatjap dan meegewerkt tot het goed functioneeren der tanks, niettegenstaande hierbij afwijkingen zijn geconstateerd met de reeds elders beproefde en vastgestelde normen ? Ziedaar een vraag, gaarne aan meerbevoegden geandosseerd". Alzoo luidde dus een niet onbelangrijk gedeelte van het door ondergeteekende uitgebracht rapport. 209
Ik vermoed, dat menig lid van de V. v. B. straks geroepen zal worden in hun werkkring hun licht te moeten laten schijnen omtrent het assaineeren van bepaalde plaatsen en de daaraan verbonden keur, zonder welke laatste een assaineering van een plaats als regel niet „af" is te noemen.
De dienst van de assaineering (B.O.W.) toonde bij het ontwerpen van de keur een zeer tegemoetkomende houding. Hoewel dit ontwerpen als regel meer tot de taak van de betrokken gewesten of gemeenten behoort, nam genoemden dienst het op zich in overleg met de doktoren van den Dienst der Volks-
Blad 1 Zinkput van betonbuizen met 2 privaatzittingen.
Voorop dient te worden gesteld, dat voor Tjilatjap een algemeene assaineeringskeur in beraad werd genomen bestaande uit 2 hoofddeelen, die ik als volgt zou willen noemen : ie. dat gedeelte ter beteugeling v/h malariagevaar ; 2e. dat gedeelte ter regeling van de vuilwateren faecaliënafvoer. 2IO
Zinkput van metselwerk in baksteen met 4 privaatzittingen.
gezondheid een voorloopig keurontwerp op te maken. Dit ontwerp kwam op een Gewestelijke Raadsvergadering in behandeling en ondergeteekende had het genoegen bij ontstentenis van den architect VCN F R O N C H I N het in te leiden en te verdedigen. Bij de verdere behandeling daarvan kwamen de volgende vragen naar voren :
a. Is het billijk, dat slechts de huiseigenaren (erfbezitters) de kosten van de rioolaansluitingen, septictanks of zinkputten ieder voor zich moeten dragen ? b. Waar het hier geldt tevens het dienen van het algemeen belang, zou het dan niet billijk wezen, wanneer het Gewest en de Staat in de kosten deelen ? c. W a t zijn de kosten van de rioolaansluitingen, septictanks en zinkputten in totaal noodig voor de K o t t a Tjilatjap?
worden, werd voor de k o t t a Tjilatjap noodig geacht (behoudens natuurlijk dat gedeelte, waarvan de perceelen aangesloten kunnen worden aan de rioleering) i6o zinkputten en loo septictanks elk voor gemiddeld 40 personen. Deze getallen waren benaderend, omdat het ware aantal slechts dan bepaald kan worden, wanneer straks de assaineeringskeur in werking zal zijn getreden, aangezien dan pas goed rekening zal kunnen worden gehouden met bepaalde verlangens van de perceelbewoners. Inclusief de om de waterputten te maken rabats
2 JIJ
/ao
»<
A
Blad II o iO —I
Deze vragen kwamen ter vergadering aan de orde, aangezien in het keurontwerp het maken van de genoemde aansluitingen enz : verplichtend werd gesteld. Bij de bepaling van het aantal benoodigde tanks en zinkputten werd gedacht één tot vier perceelen (zie later) aan te doen sluiten op één zinkput of septictank. Rekening houdende met de geconstateerde laagste grondwaterstanden, mede met de omstandigheid, dat in sommige kampongs in Tjilatjap het zeer bezwaarlijk is te waken tegen het overbelasten van de tanks (te veel verbruikers) in verhouding tot de aan te voeren hoeveelheid water en overigens, dat alle bestaande „onhygiënische" privaten vervangen moeten
Rottingskelder uitsluitend voor faecaien afvoer voor 20 personen.
en de verbindingsgoot tusschen deze en de tanks of zinkputten zou hiervoor noodig zijn 100 X / 310. \- 160 X / 240.— = / 69.400.—. Het verplicht aansluiten aan de rioleering zal kosten / 5.900.—, zoodat de afvoer van faecaliën en vuilwater zou moeten kosten alsnog / 75.300.—. Dit bedrag nu in zijn gedeel te doen opbrengen door de bevolking achtte men niet geheel billijk en tenslotte stelde een speciale commissie uit de Gewestelijke R a a d voor om het daarheen te sturen, dat door het Gouvernement, het Gewest en de bevolking elk voor 1/3 in de kosten zou worden bijgedragen. Voor zinkputten worden voorgeschreven de in blad I door den assaineeringsdienst ontworpen J2II
typen, waaraan één en meer gezinnen kunnen worden aangesloten (één zittingsplaat te bestemmen voor één gezin). De septictanks zouden worden uitgevoerd overeenkomstig het in blad II ontworpen type,
gewerkt. Niet zelden is n.l. gebleken, dat door de bodem verdieping het putje als het ware als een tweede tank ging functioneeren, met als gevolg het ontstaan van een schuim of kurklaag daarin, die aanleiding gaf tot het verstopt raken van de uitloopbuis.
Blad III Vereenvoudigd t y p e Rottingskelder 15 personen. Dwarsdoorsnede
C. O.
vavi^dc.c/iV'yudc /^.©Ö.
in hei meiselwerJe in hop ~~r
utilvoft
«0 Breuksieeii meiselwerh
N. B. Door aanbreiiiien verbindm^sopenins a Kan eventueel stankkoker b vervallen. Bovenaanzicht
•IIHJ
Sb
Bij de behandeling van de betreffende subsidieaanvraag, ingediend door den Gewestelijken Raad van Banjoemas, adviseerde het departement der B.O.W. om een vereenvoudigd type van septictank te doen toepassen, overeenkomstig het in blad III geteekend model, dat eenige voordeden heeft boven het door Tjilatjap voorgestelde type (blad II).
eenigszins afwijkend van het tot dusver voorgeschreven B.O.W. model.
Deze voordeden zijn :
Deze afwijking bestaat hierin, dat de verdiepte bodem van het controle- of overgangsputje door opvulling volgens de kruisarceering wordt weg-
a. geringere kosten. Het type voor 40 personen kost, inclusief infiltratiebed, putrabats enz., slechts / 270.— d.i. dus / 40.— minder dan het type blad II.
212
b. het model heeft geen doode hoeken en mist het putje. c. bij de inloop worden de faeces beter over de tankruimte verspreid, wat meebrengt een gelijkmatiger werking in de tank. d. het type is gemakkelijker uit te voeren. e. door zijn eenvoudigheid zou bij massaproductie een uitvoering in gewapend beton goed mogelijk zijn en groot gemak opleveren, hetgeen een omlaag drukken van de kosten mogelijk zou kunnen maken. Wordt
vervolgd.
D E B R E E D T E D E R W E G E N IN AMERIKA BUITEN DE STEDEN.
zullen kunnen bewegen. In de staat Michigan, waar reeds 5500 kilometer betonweg is gelegd, bestaat de verordening dat in de bebouwde kom der gemeenten tusschen de afscheidingen der erven een wegbreedte van 30.5 M. moet worden vrijgelaten ; hiervan vormen 11 M. den rijweg, waarvan 6 M. verhard, terwijl op bepaalde afstanden verharde uitwijkplaatsen voorkomen, die 2.5 M. breed zijn. Bruggen moeten tusschen de leuningen een breedte van minstens 9.15 M. hebben. In den staat New York is een verharde wegbreedte van 6 M. voorgeschreven, op helhngen I : 25 een van 9.15 M. Over het algemeen tracht men van de voorgestelde wegbreedte van 5.5 M. over te gaan op een van 6.1 M. (Die
D
E breedte der wegen buiten de Amerikaansche steden, dus de landwegen, bedraagt over het algemeen 5.5 Meter, zoodat twee vrachtautos elkander nog juist kunnen passeeren. Bij nieuwen aanleg wordt verder gewoonlijk naast het verharde gedeelte nog een niet verharde verbreeding gevonden, zoodat bij zeer druk verkeer uitwijken mogelijk is. In de nabijheid der steden, waar het verkeer natuurlijk het drukts is, wordt aangedrongen op het aanleggen van wegen zoo breed, dat zich vier autos naast elkander
SIDEROSTEN LUBROSE VERVEN worden met succes aangewend op
IJZER- of HOUTWERKEN BETON of METSELWERK DE VERF voor BRUGGEN, PASSERS, GEBOUWEN, etc. Buitengewoon duurzaam, groot uitstrijkvermogen,
LAGE PRIJS. N.V. GEVEKE & C o ' s T E C H N I S C H BUREAU SOERABAIA
Betcnstrasse).
V L O E I B A R E L U C H T ALS S P R I N G STOF.
I
N een oud technisch blad lezen we: Het is bekend, dat vloeibare lucht onder bepaalde omstandigheden een krachtige explosieve werking bezit, doch in de praktijk schijnt men van deze eigenschap nog niet veel partij te trekken. Voor mijnwerk wordt evenwel hier en daar wel van vloeibare lucht als springmiddel gebruik gemaakt. Zoo bezigt men bijvoorbeeld in een van de grootste kolenmijnen in'het Noorden van Engeland patronen met vloeibare lucht voor het sprmgwerk m de lagere gedeelten. Het springgat wordt geboord en de kardoezen zelf zijn evenwel van een bijzondere samenstelling. De huls is gemaakt van fosforbrons van stevige dikte. Het einde, dat in het gat gestoken wordt, is gemaakt van een zachte compositie, die veel overeenkomst heeft met het metaal, dat voor het gieten van letters gebruikt wordt. Aan het uiteinde wordt de kardoes voorzien van een pijpje, waarin zich een terugslagklep bevindt. De kardoes wordt in ledigen toestand in het gat gestoken; is alles voor het schot gereed dan vult de mijnwerker de kardoes met vloeibare lucht van een reservoir door middel van een buis met kraan, de laatste dienende om het ontsnappen van de lucht te beletten. Het reservoir voor de vloeibare lucht is zoodanig gemaakt, dat het gemakkelijk kan worden getransporteerd. Daar de inhoud, natuurlijk tegen warmte van buiten moet worden beschermd, is het reservoir omgeven door speciaal geprepareerd lamswol. De druk, waarmede de lading in de patroon wordt gedaan, bedraagt ongeveer 5 a 6 atmosfeer. Wanneer de lading van een kardoes volbracht is, verwijdert de mijnwerker zich en wacht de 213
explosie af, die in den regel binnen, zes a acht minuten plaats heeft. De vloeibare lucht zet zich onder den invloed van de omringende hitte snel uit, waardoor het zachte metaal aan het uiteinde, dat den minsten weerstand aan den druk biedt, verbroken wordt en de lucht ontsnappen kan, waarop een explosie plaats heeft, welke de steenkool tot op een aanzienlijken afstand rondom de patroon gelegen klein slaat. De gemiddelde hoeveelheid steenkool, welke met één schot wordt losgemaakt, bedraagt o.a. 30 ton en de werking is zoo sterk, dat geen enkel stuk grooter is dan een halven meter in lengte, terwijl het meerendeel wordt gebroken in stukjes van geschikte grootte. Bij vroegere proeven was de druk in de patronen aanmerkelijk hooger, doch de slagwerking was toen zoo groot, dat de steenkool voor het grootste gedeelte werd vergruisd en voor den handel niet bruikbaar was. Door het gebruik van fosforbronzen kardoezen, voorzien van een zacht metalen einde, kunnen de hulzen meermalen worden gebruikt, daar het fosforbrons door den uitgeoefenden druk niet wordt vernield. Een nieuwe zacht metalen kap kan gemakkelijk worden vernieuwd en direct weer de oude kardoes worden gebruikt, wanneer verlangd. Op deze manier worden de kosten van het systeem belangrijk verminderd. Het gebruik van vloeibare lucht als springmiddel moet vele belangrijke voordeden brengen tegenover de gewoonlijk gebruikte explosieven. In de eerste plaats zijn mislukte schoten, die zulk groot gevaar kunnen brengen, hierbij uitgesloten, daar de lucht onder den invloed van omringende warmte tot den gasvormigen staat moet overgaan en er dus geen sprake van is, dat dit later op een onverwacht oogenblik zou kunnen geschieden. Daarbij gaat met de explosie in het geheel geen vuurontwikkeling gepaard, zoodat gevaar voor ontbranding van eventueel
214
aanwezige brandbare gassen eveneens uitgesloten is. De explosie is gelijkmatiger en de steenkool wordt op een regelmatiger manier opgebroken. Bij de genoemde mijnonderneming wordt het oude schietsysteem steeds meer vervangen door gebruik van vloeibare lucht en in het bijzonder voor de lager gelegen werken. Men heeft vloeibare lucht ook beproefd bij den bouw van den Simplontunnel. Hier werd het schot evenwel op een geheel andere manier gereed gemaakt. De hulzen wax"en gemaakt van stevig papier, gevuld met fijngemalen houtskool en gesloten door een prop van asbest. Een papieren buis reikte tot den bodem van de kardoes. Het schot werd gereed gemaakt door de houtskool met vloeibare lucht te bevochtigen, door middel van het papieren buisje. De explosie werd daarbij teweeg gebracht door middel van een slaghoedje. Er moest evenwel voor worden gezorgd, dat de ontploffing plaats had binnen tien minuten, nadat de vulling van de kardoes was geschied, daar anders de vloeibare lucht reeds ten deele zou zijn vervluchtigd. Na een half uur wachtens kon men zeker zijn, dat geen explosie meer zou plaats hebben, ingeval een schot zou hebben gemist. De kosten van deze schietmethode moeten slechts een tiende bedragen hebben van die welke aan andere springmiddelen verbonden zijn. Toch heeft men bij het werk aan den Simplontunnel het gebruik van dit springmiddel moeten opgeven, daar de explgsies zulke groote hoeveelheden koolstof monoxyde veroorzaakten, dat de atmosfeer in den tunnel er door werd bedorven.