Z e v e n en T w i n t i g s t e J a a r g a n g .
N o . 17.
15 S e p t e m b e r 1924.
INDISCH BOUWKUNDIG TIIDSCHRIFT rwr
ORGAAN DER VEREENIGINO VAN BOUWKUNDIGEN IN • NEDER LA NDSC H-I N D I Ë B VERSCMIINT DEN 15en EN LAATSTEN VAN ELKE MAAND.
REDACTEUR: REDACTIE: LAAN TRIVELLI 35. W E L T E V R EDEN.
J. H. ANTONISSE. ADRES
ADMINISTRATIE: K R E K O T No. 63. WELTEVREDEN.
Voor plaatsing van advertentie's zich te wenden tot den vertegenwoordiger voor Oost en Midden Java, J. DE JONG, Reiniersz Boulevard 8 4 , Soerabaia. Voor West Java, Bureau „OE RECLAME" Rijswijk, Batavia. IMHOUD: Salaris-herziening. — Kort verslag vergadering afd. Batavia van de V. v. H. 24 Aug. '24 — Uit het V V. L.? — Ondoordacht.— Boek ove"- Irrigatie. — Hoe men de technici in het Moederland omtrent den toestand in Indie inlicht. — Bigrooting en uitvoeringssom. — Aanbesteding. —Enquête Inl. Woningbouw. —Mutaties Techn. personeel —Advertentiën — Het Internat. Stedebouwcongres te A'aam door Ir. B. J. K. Cramer, IV.— De invloed van het opslaan van P. C. op de vastheid van beton en P. C.-mortels door Ir. F de Gruijter.— Boekbespreking. — Loodwitvervalschingen en -Surrogaten. — Iets over den invloed van olie op beton. — Een betonbrug van 3 X 180 M spanning over de zee-arm tusschen Plougastel en Brest. — Groot nadeel voorkomen door het gebruik van „Ciment fondu". — Is de verkaveling van het Dept. der B.O W gewenscht? — Fundeering-versterking van het Museum te Buitenzorg —
SALARIS-HERZIENING. In verband met de Salaris-herziening en toepassing van een voorpraktijkregeling voor de reeds in dienst zijnde Architecten en Opzichters en daarmee gelijkwaardige technici van de B.O.W., verzoeken wij alle personen, die na hun 18de levensjaar en vóór het behalen van het diploma van Opzichter van 's Rijks Waterstaat of Bouwkundig Opzichter in Nederland en van Opzichter der Waterstaat in Ned. Indië, of van een daaraan gelijkwaardig diploma h.t 1. dan wel elders, langer dan 5 jaren praktisch zijn werkzaam geweest, terstond aan den Isten Secretaris der V.V.B, een opgave te zenden : 1. van hun praktische werkzaamheid na hun 18de levensjaar en vóór het behalen van hun diploma. 2. leeftijd waarop zij hun diploma hebben verworven. Spoed is dringend noodzakelijk.
Van de Salariscommissie. Aangezien wij nog niet in liet bezit zijn van de stenografische verslagen der gehouaen besprekingen van de Salaris-Commissie met de vakvereenigingen, uit welke verslagen t.z.t. door ons de voor onze leden belangrijke gedeelten zullen worden overgenomen in het I. B. T., meenen wij het beste te doen door thans een overzicht te geven van enkele der meest actueele regelingen, na het plaats gehad hebbend overleg en na besprekingen met het Departement B. O. W. gevoerd. o. Bij de verplichte huur voor het occupeeren van een Lands-woning zal rekening worden gehouden met kwaliteit en stand van het gebouw. Het is dan te hopen dat b.v. voor oude bilikwoningen in de dessa aan de Opzichters bij de irrigatie niet meer dan 5% van hun salaris zal worden in rekening gebracht. b. Voor de thans reeds in dienst zijnde Europeesche Ambtenaren zal de pensioenregeling C, dus de meest voordeelige, worden toegepast, terwijl over de Inlandsche Ambtenaren, die tot nog toe niet hebben bijgedragen aan het pensioenfonds, nader zal worden beslist. Het spreekt van zelf dat de V. v. B., indien dit noodig mocht zijn zich niet onbetuigd zal laten. c. De huidige voorpraktijkregeling zal over het algemeen voor het bepalen van het aantal dienstjaren (zie de schaal B. 12.) van kracht blijven. Men kan dus aan de hand daarvan ten naastenbij uitrekenen op hoeveel salaris men volgens de nieuwe regeling rekenen kan. Hoe het precies voor een ieder worden zal, kunnen we pas over twee of drie maanden zeggen Op het oogenblik is onze Voorzitter op het Departement B. O. W. belast met de uitwerking van ellenlange staten voor de berekening van de inkomsten
294 van alle middelbaar technici B. O. W., met ingang van 1 Januari 1925. Geduld dus nog wat. d. Bij de vaststelling der cijfers voor de standplaatstoelage heeft de Commissie over nauwkeurige gegevens kunnen beschikken en meenen wij, na raadpleging daarvan, dat die cijfers geen correctie behoeven. Wanneer echter onze leden daarin veranderingen wenschen aangebracht te zien zouden ze derhalve vergelijkende prijzen en bedragen moeten opgeven van I. Belastingen. II. Huishuur. III. Rijst, kip, enz., enz. IV. Bedienden.
2. SCHAAL B. 12.— a. Kolom 1 is slechts als proeftijd bedoeld. Voldoet men uiterlijk na 3 jaar niet, dus bij dienstjaar 4, aan redelijke eischen, dan zal ontslag volgen. Door ons is voorgesteld dit te doen met toekenning van 3 maanden salaris. Voor alle partijen is dit de beste oplossing en beter dan dat uit een overdreven kasian-stelsel de betrokkenen nog langer blijven meeloopen. Ten eerste is men nog jong genoeg om overstag te gaan en kan men wellicht elders een betere carrière maken. Ten tweede heeft het Corps middelbaar technici door de aanwezigheid van ongeschikte krachten dan niet als een „treur"-Corps te worden aangemerkt. Ten derde zal de Lande niet voor onnoodige uitgaven aan salaris en aan financieele schade bij slechte uitvoering van werken, behoeven te worden geplaatst. b. Voor zooverre bekend, zullen de thans dienende gedinlomeerde Onder-Opzichters allen dadelijk overgaan naar kolom II. EINDELIJK! c. Voor de kolommen II, III, en IV zullen verhoudingscijfers worden vastgesteld n.I. 2, 2. 1. Het totaal civiel-middelbaar technici zonder die van kolom V wordt dus door 5 gedeeld. Een vijfde deel komt in kolom IV, 2/5 in kolom III en 2/5 in kolom H. De plaatsing in de verschillende kolommen geschiedt volgens de ranglijst. Een eenmaal genoten salaris wordt niet verminderd. Overgang van de eene kolom naar de andere heeft plaats bij vacature. Alleen de ongeschikten zullen voor overgang worden uitgesloten. En wat van de civiel-technici is gezegd, geldt ook voor de bouwkundige-technici en voor de teekenaars. Alleen zal met het oog op de afwezigheid van Jonge krachten bij deze twee groepen technici waarschijnlijk eene bezetting van kolom H, niet mogelijk wezen. In elk geval dient billijkheidshalve voor hen geen .s/ec/^/ere indeeling plaats te hebben dan voor hun tijdgennoten civiel-technici. d. Overgang naar kolom V geschiedt bij keuze en moet men daarvoor in het bezit zijn van het vereischte diploma van A r c h i t e c t . e. Het aantal plaatsen voor kolom V zal nog moeten worden bepaald. Wij hebben er op aangedrongen dat dit op minstens 70 zal worden gesteld en hebben een geargumenteerde nota met een becijfer'ng klaar, aangevende rond 100 plaatsen. Wanneer wij dus 70 plaatsen vragen zijn wij zeer aan den lagen kant. Thans zijn er
totaal inclusief den ecnigen bouwkundigen Architect, 65 Architecten bij de B. O. W. /. Met dispensatie zullen personen niet in het bezit van een diploma K. W. S. (of een dat daaraan gelijkwaardig is) of met een lager diploma, indien uit de praktijk is gebleken dat ze met de gediplomeerden in alle opzichten op één lijn kunnen gesteld wordt n, in de schaal B. 12 kunnen worden geplaatst. g. Wij hebben er op aangedrongen en naar wij meenen heeft dit ook in de bedoeling gelegen der Commissie, om personen van kolom IV, die in de praktijk in alle opzichten op één lijn kunnen gesteld worden met die van kolom V, bij hooge uitzondering te doen overgaan naar kolom V. Op dezelfde wijze als het voor personen van kolom V mogelijk zal zijn om benoemd te worden tot praktijk-Ingenieur. h. Oorspronkelijk werd door ons gevraagd om bezitters van het Architects-diploma automitisch na dienstjaar 5 en na dienstjaar 1 te doen overgaan respectievelijk van kolom II naar III. en van kolom III naar IV, daarbij in de gedachte houdend, dat dit mogelijk zou zijn boven de formatie. Daar dit echter beslist niet kan gebeuren en om de ongediplomeerden niet van een overgang naar kolom IV praktisch uit te sluiten, zullen we thans met alle ons ten dienste staande middelen en behoorlijk geargumenteerd, voorstellen en er op blijven staan, dat aan de bezitters van het Architects- of daaraan gelijkwaardig diploma, twee fictieve dienstjaren worden toegekend, zoodat b.v. iemand van kolom III van dienstjaar 9 op ƒ 350.—, geplaatst wordt bij dienstjaar 11 op / 375 salaris. Dit geeft dus een blijvende voorsprong van 2 dienstjaren, zonder de ongediplomeerde collega's te benadeelrn en ligt geheel in de lijn der Commissie, die met één en ander wel degelijk rekening heeft gehouden bij den opzet van de salaris-voorstellen. /. Wij hebben gevraagd en zal dit zeer waarschijnlijk wel worden toegestaan de volgende titulatuur. Kolom I. Aspirant technisch Ambtenaar. ld. II. Technisch Ambtenaar 3de klasse. ld. III. ld. ld. 2de id. Id. IV. Id. Id. Iste id. Id. V. Hoofd technisch Ambtenaar. Te onderscheiden in C I V I E L - en B O U W KUN D I Q T. A. en T. A. Constructeur. Wij hopen met het bovenstaande onze leden voldoende te hebben ingelicht en houden ons ten zeerste aanbevolen voor steekhoudende open aanmerkingen. Bedenkt echter wel, dat wij met onredelijke eischen niets verder komen. Slechts willen wij er nog even op wijzen dat ons door den Voorzitter der Salaris-Commissie, zoowel van de Burgerlijke Landsdienaren als van de Militairen, verzekerd werd dat de noot geplaatst bij de Architecten der Genie die doorloopend f 100.— meer zouden krijgen, een fout is geweest. Doch hebben we tevens vernomen dat He toelage aan genie-collega's en aan de technici van het Marine-Etablissement, waarmee hun salaris op het peil van de wedderegeling L E E G S T R A werd gebracht, voor de reeds in dienst zijnde Ambtenaren blijft gehandhaafd.
295 Wij hebben gedaan wat wij kunnen —en zullen er ons nog voor inspannen — om die toelage te krijgen ook voor de thans reeds in dienst zijnde technici B. O. W., doch hebben geen of weinig hoop. HET HOOFDBESTUUR.
5 Kort verslag van de vergadering der • Afdeeling „Batavia" van de vereeni• ging van Bouwkundigen in NederI landscli-Indië geiiouden in de : kleine zaal van de Vrijmetse: laarsloge op den 24sten : Augustus 1924.
j • ; j \ : :
Behalve de meeste leden der afdeeling Batavia waren aanwezig de Secretaris van het Departement B. O. W. V e 1 d s en de Architect K o l l i n g , beiden als vertegenwoordigers der B.O.W. bij het te houden overleg met de Salaris-Commissie te Bandoeng, en de heeren van der Menie n en v a n H o y t e m a, respectievelijk Hoofd van Afdeeling Irrigatie en van 's Landsgebouwen. Na een welkomsgroet van den Voorzitter der Afd. „Batavia" en speciaal aan de bovengenoemde genoodigde heeren, werd om 7 uur n m. de vergadermg geopend. De Voorzitter gaf met het oog op het te behandelen onderwerp, n.l. de derde N o t a der S a 1 a r i s - C o ni m i s s i e het woord aan den Voorzitter V. v. B. den hetr M a r c u s . Collega M a r c u s begon met een woord van erkentelijkheid aan de genoodigden voor hun blijk van belangstellmg en sprak de hoop uit, dat de Secretaris van het Departementen Collega K o l l i n g straks onze belangen zullen behartigen bij de S a 1 a r i s - C o m m i s s i e. Spreker gaf eerst een beknopt en duidelijk overzicht van de voorgeschiedenis voor het verschijnen van de derde Nota en gaat vervolgens over tot het toelichten der verschillende kolommen van Schaal B. 12. Kolom 1 proeftijd van 3 jaar, daarna bij ongeschiktheid volgt ontslag. De reeds in dienst zijnde Onderopzichters in kolom 2 geplaatst dienen te worden. U'at de kolommen 2,3 en 4 betreft, waarbij men bij gebleken geschiktheid overgaat, is spreker van oordeel, dat waarschijnlijk eene verhouding van 2,2,1, belangrijke stagnatie in de promotie zal voorkomen. Wat de titulatuur betreft zal spreker trachten die van Asp. Opzichters en Architecten te doen veranderen in Asp. technisch-Ambtenaren, Technisch-Ambtenaren 3de, 2de en 1ste klasse en Hoofd-technisch Ambtenaren. Kolom 5 organieke functie waarvan de verhouding tot het aantal Opzichters en Onderopzichters spreker zich voorstelt door het cijfer 1 als max., wat neerkomt op een totaal van plus minus 80 Architecten. Spreker wil de Salaris-Commissie voorstellen in de Schaal B. 12 achter de kolommen 4 en 5 een noot in te lasschen, dat Ambtenaren B.O.W. met leidende of daarmede gelijk te st:llen functies belast, ƒ 50.— toelage boven hun bezoldiging genieten. Voorts acht hij het onbillijk dat Architecten der Genie ƒ 100.—'s maands meer zullen ont-
vangen dan die bij de B.O.W.-Hoofd-Ingenieur van d e r M e u l e n zeide, dat het hem bekend is dat de bezoldiging van de technici van de Genie gelijk is aan die van B. O. W. technici en vermoedt dat de noot sub. 4 gesteld achter de betrekking van Architecten van de Genie op eene vergissing berust. Collega K o 11 i n g merkte op, dat er van eene vergissing geen sprake kan zijn, aangezien z.i. de Architecten van de Genie bezoldigd zijn volgens het voorstel L e e g s t r a . Dit is oorzaak, dat bij de nieuwe salaris-herziening hun salaris / 100.— hooger is. Een verlaging zou dus aanleiding kunnen geven tot eventueele ontevredenheid van de zijde der Genie-Architecten en vermoedt dat dit van invloed kan zijn geweest, dat de Salaris-Commissie voor hen den noot 4 van toepassing heeft verklaard. Collega M a r c u s merkte op, dat het niet tijdig herzien van de traktementen van de technici van de B O.W. ook wel voor een deel te wijten is aan de V.v.B., die te lang getalmd heeft met het indienen van de contra-voorstellen. Vervolgens had spreker het over technische betrekkingen bij Waterkraclft en Electriciteit, waarvoor vereischt wordt middelbaar technische school in Holland of een in te stellen dienstexamen. Spreker wil aan de Salaris-Commissie vragen of bedoeld dienstexamen gelijkwaardig is aan het Architectexamen B.O.W. Verder bracht spreker een en ander onder de aandacht omtrent de uitgezonden Opzichters met diploma Rijkswaterstaat en Bouwkundige Opzichters, die na 1 Januari 1912 zijn uitgezonden en meestal 5 jaar voorpraktijk na het 18de levensjaar achter den rug hebben, terwijl zij niet voor hun 23ste jaar aan het examen konden of mochten deelnemen, waarom zij dan ook op een beginsalaris van / 200.— worden aangesteld en op welke basis de vigeerende voorpraktijkregeling berust. Gevraagd zal worden of meer dan 5 jaren voorpraktijk voor het behalen van het diploma voor b.v. 3 4 voorpraktijk medegeteld kan worden in den geest zooals de Salaris-Commissie dit met een voorbeeld heeft aangehaald in de derde Nota. Spreker zal verder de Salaris-Commissie verzoeken de diploma toelage voor Architecten te behouden. Spreker acht, dat bij deze nieuwe salafisherziening vroegtijdige overgang naar kolom 5 praktisch uitgesloten is. Omtrent standplaatstoelage merkte spreker op, dat hij die redelijk vindt. Spreker kan zich wel vereenigen met de inzichten van de Salaris-Commissie, omtrent geneeskundige behandeling, eveneens met de verlofstraktementen, welke een belangrijke vermeerdering hebben ondergaan. De Voorzitter maakte de opmerking, dat technici van het Gevangeniswezen boven hun salaris nog een vlijtpremie ontvangen voor gemaakte winsten. Collega M a r c u s is evenals zooveel anderen van oordeel geen pog ngen te doen bij de Salaris-Commissie'om hun dit voordeeltje af te snoepen, daar liij niet gaarne in de schoenen van bedoelde heeren zou willen saan. Immers herhaalde malen heeft in de courant gestaan omtrent aanslagen op het toezichthoudend personeel van het Gevangeniswezen. Collega van D o o r n vroeg om inlichtingen
296
omtrent oude pensioenregeling van in dienst zijnde Ambtenaren. Collega M a r c u s zeide, dat binnen de 3 jaren na inwerkingtreding van de nieuwe salarisregeling men desgewenscht nog op de basis van de oude pensioenregeling gepensioeneerd kan worden. De Secretaris van het Departement gaf als toelichting, dat men op 47-jarigen leeftijd, al zou men nog geen 20 jaar dienst hebben, gepensioeneerd kan worden, b v. na 15 jaar 3/4 pensioen enz. Spreker deelde verder mede, dat de Directeur B.O.W. voor automatische bevordering van Architecten bepaalde fondsen heeft. Bij de nieuwe regeling zal benoeming boven het organiek vastgestelde aantal niet mogelijk zijn. Collega M a r c u s vreest, dat met de nieuwe reorganisatie waarschijnlijk het aantal Architectsplaatsen zal worden mgekrompen. Secretaris van het Departement deelt mede, dat het aantal vermoedelijk op 44 zal worden gesteld en riep de hulp in van de V.v.B. om bespoediging van de indiening van de voorpraktijkjaren, welke nog niet zijn geregeld daar de termijn van indiening haast verstreken is. De heer M a r c u s antwoordde, dat nagenoeg alle Opzichters bereids hun bewijsstukken van voorpraktijkjaren hebben ingediend. Ook bij de nieuwe salarisregeling kan het Departement op de hulp van de V.v.B. rekenen. Verder deelde de Secretaris mede, dat bij eventueel toekennen van extra-verhoogingen men geen vrees behoeft te koesteren voor btnadeeling van anderen. Collega M a r c u s bedankte den Secretaris voor de gedane mededeelingen. Collega Kol l i n g stelde voor het verhoudingsgetal voor Architecten tegenover het aantal Opzichters niet als maximum, doch als minimum te beschouwen. Collega van D o o r n ging hiermede accoord. Ten slotte werd besloten het woord maximum weg te laten en dus enkel het cijfer 1 aan te houden. De Secretaris vond een verhoudingsgetal minder juist, tenzij men kolom 5 als een voortzetting beschouwt van de andere kolommen. Collega M a r c u s vond, zooals hij te voren reeds heeft opgemerkt, een verhoudingscijfer tegenover het aantal Opzichters meer zekerheid geeft. Secretaris is van oordeel dat een verhoudingscijfer minder waardeering bij de regeeing zal geveh, waardoor de betrekking naar beneden gehaald wordt. De heer M a r c u s vroeg den Secretaris om deze kwestie nog met hem en den Directeur B.O.W. nader te bespreken. De heer H o y t e m a maakte de opmerking, dat er over de teekenaars van de B.O.W. op deze vergadering in het geheel niet is gesproken. Collega M a r c u s moet ten eerste bekennen, dat er heel weinig teekenaars aangesloten zijn bij de V. v. B., maar zeer zeker ook deze categorie op het oog heeft, die dezelfde regeling volgt als de Opzichters van de z.g. natte waterstaat en van 's Landsgebouwen. Collega K o l l i n g maakte de opmerking dat, de Salaris-Commissie als toelichting bij kolom 5 vergeten heeft een noot omtrent praktijk-Ingenieur te plaitsen achter de bouwkundige Architecten. Collega M a r c u s zal de Salaris-Commissie hierop wijzen.
De Voorzitter vroeg of er nog iemand iets voor te brengen of te vragen had;niets meer aan de orde zijnde bedankte de Voorzitter de aanwezigen voor de opkomst en in het bijzonder den Secretaris van het Departement B.O.W. en onzen onvermoeiden Voorzitter van de afdeeling zegt als slotwoord: dat met het gesprokene van heden avond de hoop mag worden uitgesproken, dat de behartiging van de belangen van het korps Onderopzichters, Opzichters en Architecten bij de Salaris-Commissie aan den heer M a r c u s is toevertro wd. Klokslag 9 uur sloot de Voorzitter de vergadering. UIT HET V. V. L? Naar aanleiding van de plannen van het V.V.L.Bestuur om een afgevaardigde naar Holland te zenden, teneinde uitstel te verkrijgen van de invoering der Salaris-herziening hebben wij met dat Bestuur een ernstig meeningsverschil gekregen. De details zullen wij t. z. t. volledig inhetl.B.T. publiceeren. Thans worde volstaan met de mededeeling, dat wij waarschijnlijk in het belang der leden V. v. B. genoodzaakt zullen wezen om ons uit het V.V.L. terug te trekken. Kalmte zij intusschen alle leden V. V. B. aanbevolen. In verband met de ernst dezer aangelegenheid laten wij hieronder volgen een artikel van den heer D. ter Laan hetwelk in de Indische Courant van 11 dezer werd opgenomen. HET HOOFDBESTUUR.
ONDOORDACHT. Door het V. V. L. is besloten om een deputatie naar Holland te zenden, ten einde aldaar pog-ngen in het werk te stellen, die tot uitstel der salarisherziening kunnen leiden. Men meent, dat doel het best te kunnen bereiken, door de Staten-Generaal, die de gelden voor de nieuwe traktementsregeling reeds hebben gevoteerd, opnieuw in het behandeiingsproces in te schakelen, waardoor een „normale" vertraging in den gang van zaken zal worden verkregen. Deze actie van het Verbondsbestuur, die ons in h'^oge mate ondoordacht voorkomt, verdient om verschillende redenen nadere beschouwing Zij kenmerkt zich in de eerste plaats door een groote mate van voorbarigheid, een eigenschap, die van elk in zijn gevolgen als zeer belangrijk bedoeld organisatorisch optreden verre moet blijven. Bezonnen en bezonken toch kan moeiliik een actie genoemd worden, welke zich niet richten kan op een bepaald punt, omdat er de wei-omschreven doelstelling aan ontbreekt. Was het aanvankelijk bij verschillende groepen van ambtenaren het voornemen om zonder meer de voorstellen op zijde geschoven te krijgen, thans wordt alleen gesproken over uitstel, dat dan benut zal dienen te worden om de nieuwe regelingen op deugdelijker grondslag te doen rusten. Naast die vage taak-aanduiding komt dan nog de al evenmin scherp geformuleerde opdracht — ontworpen zonder de belanghebbende groepen er over te hooren— om aan te dringen op een zoo spoedig mogelijke herziening van de salarissen der achtergebleven groepen En waarop is deze zeer moeilijk— zoo al niet onmogelijk—uit te voeren opdracht gebaseerd? Op de voorstel en der SalariscommisFie, waarvan de regeerine enkel verklaard heeft, dat zij ze voor publicatie en overleg met de vakbeweging vatbaar achtte. btel nu een oogenblik — en deze onderstelling is geenszins denkbeeldig—dat de gehouden besprekingen den
297 landvoogd ervan overtuigd hebben, dat b v de schalen te lang, sommige eindbezoldigingen te laag en de voorpractijkregelingen te ongunstig zijn, zoodat op deze drie voorname punten, waarop zich de aanvallen van alle vertegenwoordigers richtten, in belangrijke mate wordt toegegeven Dan is de deputatie het stuur kwijt en halverwege zal zij — tot schade van het V. V. L. —stranden op de klip der voorbarigheid. Tot schade van het V. V. L., want deze actie heeft niet de instemming van alle bij het Verbond aangesloten vereenigingen. Zoodra de deputatie zee kiest, verlaat b. v. — naar ons met stelligheid werd medegedeeld — de bond van bouwkundigen met ruim 600 leden het V.V.L. En dat is volkomen te verklaren. Een organisatie, die opkomt — en dat moet doen krachtens haar bestaan — voor de belangen van haar leden, kan geen genoegen nemen met een beweging, die er op gericht is, de voor de vakgenooten in het vooruitzicht gestelde verbetering voor langen tijd van de baan te schuiven. Zij moet daartegen opkomen en eiken band, die haar in haar verzet belemmert, verbreken. Zoo brengt het verbondsbestuur scheuring in eigen gelederen door het ageeren voor verbetering der weddeschalen van de z g. bevoorrechte groepen, want daar komt —ontdaan van alle franje — deze ongelukkige actie van het V. V. L. op neer. In meer dan één gedelegeerdenvergadering is er reeds met klem van redenen op gewezen, dat een centrale van vakvereenigingen, waarvan uit den aard der zaak de aangesloten bonden op het gebied der zuivere bezoldigingspolitiek verschillende belangen hebben, de organisatie bij de behandeling van deze materie niet mag binden. En niet alleen, dat daarop werd gewezen, ook meerdere besluiten van die strekking zijn genomen. En toch ziet men het tegendeel nu gebeuren! Indien het V, V. L opzettelijk eigen invloedsfeer had willen beperken, het had niet anders behoeven te handelen, dan nu geschiedt. Men versta ons goed: Wij erkennen ten volle het goed recht van elke organisatie, die zich door de nieuwe wedderegelingen benadeeld denkt, om zich scherp te verzetten, maar een verbond van heterogene vereenigingen, dat zich voor die actiespant en daardoor wetens en willens een niet onbelangrijk aantal bonafide leden de deur wijst, blijft beneden de in redelijkheid te stellen eischen van in- en doorzicht. Daarbij komt nog iets anders. Wie op zoo luchtige wijze kaatst met de belangen van een groep ambtenaren, moet den bal terug verwachten. De vereenigingen van achtergebleven landsdienaren kunnen niet met de armen over elkaar de bedrijvigheid van het V.V.L. gadeslaan. Zoo gauw het ernst wordt aan die zijde, zijn de ambtenaren, welke reeds jaren en jaren ten achter zijn bij de bevoorrechte groepen en thans met de nieuwe schalen eindelijk verbetering van positie zien naderen, aan zich zelf verplicht, den aanval af te slaan. Zij staan daartoe gereed en het optreden van het V.V.L. zal tot gevolg hebben, dat de Kamerfracties niet door één, doch door twee deputaties zullen worden bezocht, die door hun lijnrecht tegenover elkander staande betoogen de betrokken Kamerleden een aardig beeld zullen geven van de eensgezindheid der Indische vakbeweging. Dat had het Verbondsbestuur wellicht kunnen voorkomen, want aan de zijde der achtergebleven vereenigingen was men bereid tot overleg voor het vinden van een eenheidsformule, doch de gehaastheid, waarmede door het V.V.L. het deputatiebesluit werd doorgedreven, maakte, dat men die bekend gestelde bereidheid ,,vergat." Het vierde punt van critiek is gebaseerd op de uitschakeling van den Volksraad Indien er toch één aangelegenheid is van zuiver Indische heteekenis, waarover in de eerste en voornaamste plaats het oordeel van den Volksraad is in te winnen, dan is het wel een Indisch bezoldigingssysteem. Neen, zegt het V.V.L., wij slaan den Volksraad over en wenden ons tot de 2de Kamer, want—en dat denkt men erbij — van den Volksraad verwachten wij niets. Door de^e handelwijze verlamt het Verbondsbestuur feitelijk reeds bij voorbaat eigen actie De Kamerfracties zullen uit den aard der zaak niet met een voorstel komen om nogmaals de Staten-Generaal te hooren, zoolang de behandeling der salarisnota's door den Volksraad niet is beëindigd. Is de beslissing in het Hertogspark gevallen in voor het V.V.L. ongunstigcn zin (de gelegenheid om invloed uit te oefenen op de leden van den Volksraad heeft men zich door het voortijdig beroep op
Holland afgesneden), dan zal het voor minister De Graaff een klein kunstje zijn om aan te toonen, dat het in dit geval niet aangaat om na de voteering der geiden, een door het bij uitstek deskundig Indisch parlement goedgekeurd uitvoeringsbesluit bij de Hollandsche Kamers in behandeling te geven. En gaat de Volksraad in de door het V. V. L. gewenschte richting, dan wordt het nog mooier, want dan krijgt men een revisie-aanvraag aangaande een op zich zei juist geoordeelde uitspraak. Het is op grond van deze overwegingen, dat wij de gestie van het V. V. L. bestuur ondoordacht noemen en niet bevorderlijk achten voor de ontwikkeling van de vakbeweging hier te lande. D. t e r L a a n .
BOEK OVER IRRIGATIE. Zij, die het boek reeds bestelden of het alsnog wenschen te doen zij medegedeeld, dat het boek tegen verhooging van/ 1.— in linnenband geleverd kan worden. Wie deze uitvoering van het boekwerk wenscht, gelieve dit ter kennis te brengen van de administratie van dit blad, :
:
i : :
HOE MEN DE TECHNICI IN H E T : MOEDERLAND OMTRENT DEN j TOESTAND IN INDiË INLICHT. j
Aan een rede gehouden door den heerj. Th. Kienecker op de jaarvergadering van den Nederlandschen Aannemersbond te Amsterdam ontleenen wij het ondervolgende. In het bijzonder wenschen wij de aandacht te vestigen op de aansporing tot jonge technici om naar Indië te gaan, alwaar plaats en toekomst voor hen is: „Het bedrijf voor de particulieren is niet zoo eenvoudig te splitsen. Immers, Indië met zijn zoo heterogene bevolking, met zijn bevolking samengesteld uit alle landaarden, men vindt er den Hollander naast den Engelschman, den Deen naast den Zweed, den Duitscher en den Oostenrijker, den Chinees en den Japanner, den Arabieren den Rritsch-lndiër, ik herhaal het bedrijf voor de particulieren is niet zoo eenvoudig te splitsen. Al deze door mij genoemde nationaliteiten treden soms op als werkgever, speciaal als deze menschen voor hun zaken pakhuizen of bergplaatsen noodig hebben. Daarbij ondervindt de Ned. aannemer eveneens de concurrentie van deze bevolkingsgroepen, want zoowel de Javaan, als de Arabier en de Chinees houdt zich met de bouwerij onledig. Luttele jaren geleden waren er nog bijna geen Europeesche aannemers in Indië. Het gouvernement moest zelf uitvoeren, of het wilde of niet, want er waren eenvoudig geen aannemers te vinden, die bereid waren spoorwegwerken aan te nemen en uit te voeren. Op de eerste jaarvergadering van den Ned.-Ind. Aannemersbond in 1922, op welke jaarvergadering ik in mijn openingswoord met een enkel woord het verleden en het heden schetste, heb ik met volle overtuiging o a. gezegd: „Een eeresaluut worde hier gebracht aan de ambtenaren van G. B. en B . O . W . , die dikwijls voor een sober loon, de binnenlanden en de onherbergzame oorden werden ingezonden om daar de kunstwerken te bouwen, die noodig waren om het braak liggende land in cultuur te brengen, een eere-saluut, want zij hebben dat gedaan met plichtsbesef en met ijver en zij zijn het geweest, die gemaakt hebben, dat Java nu is een der best gecultiveerde eilanden uit onzen Archipel". Met volle overtuiging kon ik dit zeggen, omdat het de zuivere waarheid is. Evenwel, voegde ik er onmiddellijk aan toe, „wanneer het getij verloopt, verzet men de bakens". Zoo dient ook het departement van G . B . te doen. Er begint zich op ]ava een aannemersstand te ontwikkelen. De aannemers willen trachten uit de handen van G . B . over te nemen de uitvoering van de werken. Zij, de aannemers, willen overnemen het uitvoeren van de
298 werken; het ontwerpen en projecteeren van de kunstwerken, blijve geheel in handen van de verschillende daartoe bevoegde diensten, het toezicht op de uitvoering eveneens, maar het is de plicht van de overheid om het particuliere initiatief zooveel mogelijk te steunen, en zij geve dus, indien het eenigszins kan, der aannemers de werken ter uitvoering. De uitvoering in eigen beheer is een menschenleeftijd "n langer ingeworteld en vóór de ambtenaren, die daarover te zeggen hebben, van hun stokpaardje zijn afgebracht, kost heel wat moeite. Dat wij in deze meening niet alleen staan, bewijst wel de volgende uitlating van prof. Treub in zijn bekende boek, Nederland in de Oost. Laat ik nog eerst opmerken, dat ik niet geheel en al de woorden van prof. Treub voor mijn rekening neem, maar er wèl in hoofdzaak mee accoord ga. Het is evenwel niet geheel en al juist wat de schrijver zegt, dat de ambtenaren de aannemerij den nek hebben omgedraaid. Ik merkte het bij mijn inleiding reeds op, vroeger waren voor dergelijke werken in Indië geen aannemers te vinden. De Ned.-Ind. Aannemersbond is geroepen tegen bet eigen beheer van het gouvernement front te maken, hij heeft ook actie te voeren tegen het in Indië zoo in zwang zijnde systeem van architect-aannemer. Over het algemeen ziet de particuliere werkgever in Indië tegen het honorarium van den architect op en zij, die zich in Indië „architect" noemen, de goede niet te na gesproken, weten dit in den regel heel handig uit te buiten door te trachten, dat hun, als ontwerper, tevens de bouw wordt opgedragen Ook daartegen maken wij front. Wii, aannemers meenen, dat de archilect moet blijven de scheppende kunstenaar, die het geheel projecteert en ontwerpt, maar dat dan ook zijn taak is afgeloopen en dat hij dp uitvoering daarvan aan ons, wel onder zijn toezicht, heeft over te laten. Zooveel als ons mogelijk is, trachten wij het groote publiek te overtuigen, dat het zijn eieen belang is, dat niet ontwerpen en uitvoering in één hand blijft; integendeel, dat het zijn belang is, over het salaris van den architect heen te stappen en dus den architect te noodzaken gebruik te maken van de diensten van den aannemer. Deze strijd is misschien op den duur wel de zwaarste, dien wij zullen hebben te voeren. Hoe is nn de positie van den aannemer in Ned.-Indië en welke is de toekomst, die hem wacht? Op het oogenblik maakt de bouwnijverheid in Indië een gewichtige cris's door. Het gouvernement heeft besloten allen nieuwbouw tot het uiterste te beperken. Voor dit begrootingsjaar is er dan ook voor geheel Indië niet meer din een m'llioen uitgetrokken Dit is natuurliik gedaan om een sluitende begrooting te krijeen en wij kunnen dit eenerzijds betreuren, aan den anderen kant moeten wij niet vergeten, dat koste, wat kost, voor Indië een sluitende begrooting ei'^ch is. Wii steunen dus de regeering con amore wat dit punt betreft Wij zegden echter, en nu met veel meer v i j moedicheid, tot de regeering: laat nu ook al die werken zooveel als mogelijk is aanbesteden en ontdoe u hoe eer hoe liever van dat personeel, dat overbodig is. Geliik door mij reeds wprd opgemerkt, de regeering wil dien weg wel op en wij hopen het zoover te brengen, dat in Indië geen werk meer in eigen beheer wordt uitgpvoerd, a's niet eerst een aanbesteding voor het werk wordt "itofpschreven. Is het dan nti de tijd — zal men nnwi'lekeurig vragen — om naar Indië te gaan en daar zijn eehik te beproeven ? Ik mpen aan mijn inleid'ng te kort te doen. als ik d°ze vraag nipt met een enkel woord duidelijk en goed beantwoord. Immers, zij is niet met een kort „ja" maar evenmin met een volmondig „neen" te beantwiordon. Ik merkte reeds oo, dat het Instituut architect-aannemer in Indip nog hooqtijd viert, al zal het zijn langsten tijd wel bestaan hebben. De aannemer echter, die zich niet in staat gevoelt, zoo noodig zelf van het een of ander een ontwerp te maken, doet beter hier tp blijven. Men moet van den nood een deugd maken en men is wel eens gedwongen, u aan een dergelijk verzoek te voldoen. Dan moet men het ook kunnen. In de tweede nlaats merk ik op, dat de groote plaatsen on ?a"a. momenteel meer aannemprs herbergen, dan zij werk k''nnen krijgen. Daar is absoluut de markt voorzien. O i de klpinere n'aatsen en ook "o de buitenbezittingen, zul'en zii. als mün inlichtineen juist ziin, nog emplooi kunnen vinden. Men zie dan evenwel niet op tegen wat ontberingen en men wete, dat men dan nog wel zelf
en nog wel eens extra, de handen uit de mouwen moet steken. Uit dit laatste volgt weer, dat men zich physiek sterk moet gevoelen om dit te durven ondernemen. in de derde plaats wijs ik er met nadruk op, dat ieder, die zich er aan wil wagen, in Indie te b°ginnen, het beste doet, niet direct voor zichzelf te beginnen. Hij moet eerst een leerschool doorloopen. De werkwijze, de voorziening van materialen, dit alles eischt eenige routine, omdat die geheel anders is dan bij ons. Daarbij moet men de taal van de streek, waar men werkt, meester zijn. Ook dit eischt eenigen tijd van voorbereiding. Ten slotte wijs ik er op, dat men tegenwoordingniet meer zonder middelen als aannemer kan optreden. Wanneer men niet over eenig geld beschikt, is het momenteel onmogelijk in Indië iets te beginnen. Een kapitaal van f \0 h f 15.000 is wel het minste wat men moet bezitten. De voornaamste materialen, welke men voor het bouwwerk behoeft, moet men contant koopen en de bouwheer geeft niet meer, zooals vóór eenige jaren nog het geval was, een voorschot. Integendeel, er wordt nu meer en meer in termijnen gewerkt Resumeerende, zeg ik dus, dat er voor jonge, ontwilikelde, energieke menschen die over eenig kapitaal bescfiikken, die niet bang zijn voor wat ontbering en opoffering, nog in ons schoone Insulinde plaats en toekomst is.
Een woord ter waarschuwing. Ter wille van hen, die men hierheen troont, doch niet minder voor de reeds overvoerde arbeidsmarkt hier, past een woord van ernstige waarschuwing tegen het oppervlakkige drijven van den Voorzitter van den Ned. Aannemersbond. Onze Vereeniging noch haar orgaan heeft tot taak de belangen der aannemers te dienen of hen raad en voorlichting te geven, echter kunnen wij ter wille van de juistheid niet nalaten te wijzen op de schromeliike oppervlakkigheid, die uit het betoog des heeren Kienecker spreekt. Het is ons insziens een misdaad jonge technici naar Indië te lokken onder de mom, dat iiier met goeden wil geld te verdienen is. De heer K wekt aannemers op met een kapitaal van 10 tot 15 mille hierheen te komen — 't is zijn zaak, wij zouden ons er in de gegeven omstandigheden wel voor wachten — doch wat erger is, hij wil hier onervaren jonge technici heen lokken, onder be'ofte, dat ze na een leerschool doorloopen te hebben, wel zullen slagen. Met de leerschool kan niet de aannemerij bedoeld zijn, de jonge menschen zullen een emplooi moeten zoeken als uitvoerder of opzichter; een ieder die Indië van thans kent, weet dat de markt overvuld is met technici, dat hier een groote werkloosheid heerscht onder de middelbare technici, ja dat er vele ingenieurs rondloopen zonder iets te kunnen vinden. i
:
: BEQROOTINQ EN UITVOERINQSSOM. : „Rauen ist eine Lust Was es kostet habe ich nicht gewusst" Deze verzuchting door een burger van Trarbach a/d Mosel in de 16e of 17e eeuw als inscriptie op den gevel van zijn huis aangebracht, zal door velpp voor en na hem, zii het in gewiizigden vorm, ziin geslaakt. Dat begrootings-, aanneem- en uitvoering'^cijfers van gebouwen vaak onderlinge afwiiking en een klimmende ciifeireeks vertoonen, is een bijna spreekwoordelijk geworden verschijnsel. Dit verschijnsel is echter niet alleen van onzen tüd, het is reeds zeer oud en zou bijna als onvermiidelijk kunnen worden aangemerkt. In de voorrede van het tiende hoek ziiner „Architectura" beveelt Vitruviiis aan, langs wptteüiken weg te Rome aan de overschrijdingen der begrootingen paaien perk te stellen, in navolging van Rphesus Daar was de bouwmeester met zijn eigen bezit aansprakeHik voor hetgeen de bouwsom ten slotte met meer dan 25 pet. het bedrag zijner begro >ting b'eek te overschrijden. Vitruvius schreef voor twintig eeuwen: „Bestond er een zoodanige wet, o Keizer, dan zouden er niet zoovele onkundigen of trouweloozen straffeloos als architect optreden, ten koste der kunst en ten koste van hunnen bouwheer, die daarom soms zelfs genoopt wordt, het do'^r hem begonnen werk te laten steken " Deze verzuchting past nog volkomen in onzen tijd.
299 Vitruvius kon zich op bekende voorbeelden beroepen Paulus Aemilius zou zeker nooit begonnen zijn met den bouw der naar hem genoemde Basiliia te Rome die iiem geldelijk ruïneerde, wanneer hij van te voren' geweten had, wat zijn onderneming hem zou kosten Meer dan twintig eeuwen later heeft een ander groot heer graaf de Caraman hetzelfde lot getroffen, als Paulus Aemilius. Hij haalde zich n.l. in het hoofd het historische l
eisch, n.l. goedkoop, is met „gauw en goed" het refrein van het bekende liedje, dat eiken bouwmeester on ziin tijd wordt voorgezongen. De oud-Grieksche schrijver Plutarchus vermeldt reeds van de stichting van zeker bouwwerk: „Men hoorde de kunstenaars, onderzocht hun voorstel en en koos toen hem, die voor het minste geld het werk het gauwste en het beste scheen te kunnen uitvoeren". Bij niet al te uitgebreide werken, laten we zeggen bii werken van normalen omvang, kan een architect in normale tijden vooraf een juiste begrooting maken- hii moet dit althans kunnen, wil hij zijn beroep op waardige wijze vertegenwoordigen. Een geringe speline is daarbij echter toelaatbaar te achten. Gedurende de uit voering kan het den architect gewenscht voorkomen een constructie te wijzigen, en kunnen andere wijzigingen gewenscht blijken. In de honorariumtabel wordt den architect dan ook de bevoegdheid toegekend aan den aannemer zelfstandig bijwerk op te dragen zónder dat daartoe de toestemming van den opdrachtgever wordt vereischt, mits het totaal van dit bijwerk niet overschrijdt een in het bestek opgenomen post voor onvoorziene uitgaven of bij gebreke daarvan 2 pet. van de bouwsom Onder „bijwerk" wordt dan verstaan alle niet in het bestek genoemde of uit de teekeningen voortvloeiende leveringen en/of werkzaamheden ten behoeve van het werk, welke binnen de grenzen van het bestek en teekeningen voor een behoorlijke uitvoering van het werk alsnog door den architect gewenscht worden en waartoe de aannemer met zonder bijbetaling gehouden is Voor het opdragen van , bijgekomen werk" daarente" gen, zoomede voor overschrijding van het voor „bijwerkbeschikbare bedrag, heeft de architect steeds de goedkeuring van den opdrachtgever noodig. Hij zal daarom verstandig handelen door den opdrachtgever steeds op de hoogte te houden van elk bedrag der bijrekening, zoodat deze zich steeds een beeld kan vormen van den staat der financiën en aan het einde von het werk dan niet staat voor verrassingen, die allerlei onaangename gevolgen kunnen hebben voor alle partijen. Een minder aangename stemming van den principaal, die op de geheele verdere samenwerking van invloed is, wordt vaak veroorzaakt door overschrijding van de begrooiing bij aanbesteding. Ernstige conflicten zijii doorgaans het gevolg van de bijrekening, en ruzie met den principaal is niet aangenaam, al kan zulks in sommige gevallen niet onvoordeeligzijn. Dit ondervond althans de Amerikaansche architect Haydel, die van zekeren heer Gould opdracht had gekregen voor den bouw van een kasteel. Hij kon echter niet met zijn principaal tot overeenstemming komen en bij gelegenheid van een onderhoud in het Waldorf Hotel te New-York voegde mevrouw Gould den architect toe: „Zie je die deur? loop er maar door, you damned architect". Aan die duidelijke uitnoodiging voldeed de architect, maar toen hij zich sedert heelemaal niet meer zien liet, diende Gould een aanklacht in wegens contractbreuk. De jury echter besliste dat ongeschreven wetten betreffende een behoorlijke bejegening niet mochten worden ovenreden en dat, na dusdanig te zijn toegesproken de architect in zijn recht was weg te blijven. De rechter kende den heer Haydel 60,000 gulden schadevergoeding en honorarium toe. H R C
Onderhandsche aanbesteding door de N. V. Bataviaasch Administratiekantoor voor den bouw van een tweede bioI< van vier woontiuizen op haar terrein te Meester Cornelis. Inschrijvingen werden ontvangen van: Reverse en de Vries ƒ 22.500 (inclusief architectenhonorarium), Evenhuis en van Schelt f 20 100 Westmaas en de Pagter ƒ 19.995, Kreis lungst Bandoeng ƒ 19.500 en Bond & Ogilvie ƒ 18.150. De bouw werd gegund aan den laagsten inschrijver. Aan de firma Bond en Ogilvie werd tevens opgedragen als proef het bouwen van twee woningen van goedkooper type voor het bedrae van ƒ 3000. *
•
300
De Krawang-werken. Op het kantoor van den hoofdingenieur der bevloeiïngswerken in de afdeeling Krawang der residentie Batavia, te Poerwakarta werden de inschrijvingsbiljetten voor de aanneming van den nieuw aan te leggen rechter-Tjitaroemdijk lang 12 K.M. beneden de districtshoofdplaats Rengasdengklok geopend. Voor de inschrijving van dit werk, omvattende een grondverzet van 200.000 kubieke meter, het maken van een tiental kribben en het bouwen van een dertien-tal afsluitbare beton-buis-duikers waren uitgenoodigd vier aannemers. Onder hen behoorde de Nederlandsche maatschappij voor Havenwerken, die evenwel verklaarde het werk niet te ambieeren en zich derhalve van inschrijving onthield. De drie overigen, die inschreven, zijn geweest: Volkeren Houdijkte Weltevreden voor/ 168.000. Tjoa Toan Pauw te Cheribon voor ƒ 120.000. Ir. C. Beek te Bandoeng voor ƒ 119.440. De begroüting bij uitvoering in eigen beheer van het aan te besteden werk wees aan een cijfer van 160.400! Na goedkeuring door den directeur der B.O.W. zal het werk gegund worden aan den laagsten inschrijver.
Zult U hun dezen niet naar Uw beste weten kunnen geven? Ik geloof van wel. Degene, die de enquête nog niet ontvangen heeft, vrage het aan bij den Secretaris van de Sociaal Technische Vereeniging te Semarang. R. ABIKOESNO.
MUTATIES TECHNISCH PERSONEEL. B. O. W. Toegevoega: 1. aan het Hoofd der 1ste Waterstaatsafdeeling teneinde bij den Algemeenen dienst te worden werkzaamgesteld, de Opzichter 2de klasse C. L. Rundberg 2. aan het Hoofd der bevloeiingswerken en van den algemeenen Waterstaatsdienst in de residentie Preanger-Regentschappen, de Opzichter voor de Landsgebouwen H . C . j . de Haan 3. aan het Hoofd der 4de Waterstaatsafdeeling teneinde bij den Algemeenen dienst te worden werkzaamgesteld, de Opzichter 2de klasse ]. Willemse 4. aan den Resident van Banka en Onderhoorigheden, de Opzichter 3de klasse Raden Soemantri 1.
Verleend: wegens langdurigen dienst een jaar verlof naar Europa aan den Opzichter 2de klasse R. van der Wouden, met bepaling, dat hij zijne betrekking op 4 October 1924 zal nederleggen.
^miliillillilliiniiiiilliilliiliillliiiiliuiiiiilliiiilllliiiiiiiu
I
ENQUÊTE
1
I • •
betreffende den Inlandschen woningbouw.
• • •
s
•
Het doel van dit stukje is. Collega's, die wat voelen voor de algemeene zaak aan te sporen tot deelneming aan de beantwoording der vragen van de enquête betreffende den Inlandschen woningbouw, uitgeschreven door de Sociaal Technische Vereeniging ter voorbereiding van een congres over de Inlandsche Volkshuisvesting. Het nut van dit congres is reeds voldoende uiteengezet, ook in dit tijdschrift. leder onzer zal de slechte Inlandsche woontoestanden, vooral in de groote steden kennen. Wel zijn deze toestanden reeds voldoende gedemonstreerd in het werk van Tillema „KROMO BLANDA", maar tot nu toe zijn er nog weinig pogingen aangewend, die leiden kunnen tot bevredigende verbeteringen. Om deze reden nu acht ik het voorgenoemde congres van groot belang voor de Inlandsche huisvesting. Enkelen, die ik over deze enquête gesproken heb, zeggen, dat de vragen te moeilijk zijn. Oppervlakkig beschouwd lijkt dit wel zoo, maar bij nadere beschouwing zal dit het tegengestelde blijken. Vooral, wanneer deze vragen onder elkaar besproken en behandeld worden, zal de beantwoording lichter vallen en men krijgt daarmede ook betere oplossingen. Denkt men in, dat men als bouwkundige om raad gevraagd wordt door eenige goede kennissen of familieleden van verschillenden stand, bv. prijaji's, saudagar's, toekang's enz. hoe men op de beste, goedkoope en gemakkelijke wijze een huis kunnen krijgen of het bestaand huis kunnen verbeteren, dan zal men zich zeker wel de moeite getroosten om hun het gevraagde niet te onthouden. Inlandsche Collega's, nu zijn er niet enkele, maar vele kennissen en familieleden e.a. die U tsilzwijgend vragen om dien raad.
1
De G e m e e n t e SOERABAJA
i
I
biedt te koop a a n :
|
ITWEESTOOIH-BAGCERHIOLENSI 5 Nadere inlichtingen worden verstrel4t door den 5 S Directeur van Publieke Werken, Pandanweg 10. S ^IIIIIIIIIIMIIIIIIIIIiUIMinillllMIHIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIIMIlï:
INDISCH BOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT
m
3Ó1
11
J
HET INTERNATIONAAL STEDEBOUWCONQRES TE AMSTERDAM.
= =
door Ir. B. J. K. CRAMER
IV. Het was thans voor den tweeden maal na den grooten wereldoorlog, dat de stedebouwers uit alle oorden der wereld waren samengekomen. Had het Congres te Gothenburg in 1923 voornamelijk de bedoeling gehad om op het gebied der stedebouw het internationaal contact weer te vernieuwen, het congres te Amsterdam had een belangrijker beteekenis, omdat er „het" onderwerp van dezen tijd zou behandeld worden, n.l. decentralisatie bij stadsuitbreidingen. Dat dit onderwerp zoo'n belangstelling zou ondervinden was wel te voorzien, gezien de uitvoerige praeadviezen, welke waren ingediend; het aantal deelnemers bedroeg dan ook ongeveer ruim 400. De meeste buitenlanders kwamen als afgevaardigden van de aangesloten vereenigingen van de Internationale Stedebouw- en Tuinstadvereeniging en als officieele vertegenwoordigers van bijna alle regeeringen en vele gemeentebesturen van groote steden. Uit de Far-East maakten wij met verschillende autoriteiten kennis; de regeeringen van Japan, Engelsrh-Indië, Egypte en Australië hadden zich officieel doen vertegenwoordigen, die van Nederlandsch-Indië maakte daarop eene uitzondering. Waarom, om maar enkele voorbeelden te noemen zond Japan drie civiel-ingenieurs en een architect van „the Home Department" naar het congres en de stad Kaïro den Directeur der Gemeentewerken, den heer Mohamed Saby Bey, terwijl Nederlandsch-Indië schitterde door afwezigheid. Alle belangstelling voor de ontwikkeling van stad en gewest schijnt in het schoone Insulinde gedood te zijn door een ondoorgrondelijke macht; „de dagen van decentralisatie-geestdrift zijn voorbij" schreef de Indische correspondent hedenochtend in de Nieuwe Rotterdamsche Courant naar aanleiding van het laatste decentralisatiecongres te Bandoeng, 't Is allesbehalve opwekkend om de kortwiekende maatregelen te lezen, welke de Regeering o.a. van plan is met de Locale Raden. In een geestige speech vertelde Prof. PATRICK GEDDES uit Bombay, dat dit congresvraagstuk in het Oosten even actueel is als in het Westen; dat de stedebouwer daar met nog grooter moeilijkheden heeft te kampen als in het oude werelddeel, omdat vele Europeesche en Inlandsche bestuurders geheel en al het allereerste, n.l. belangstelling missen voor stadsuitbreidingen volgens verkeersbegrippen en hygiënische eischen. O.a. vertelde hij ons, op welke manier hij eens een actieve propaganda had moeten organiseeren ten bate van parkplannen, opdat deze in het centrum der publieke belangstelling opgenomen zouden worden. Spreker had zelf als Maharadjavoor-één-dag in Engelsch-Indië een optocht laten organiseeren, waarin de Godheid voorkwam, met het p a r k p l a n in haar hand. In de Aula van de Universiteit te Amsterdam werden de congresvergaderingen gehouden. Het congres werd op verzoek van den algemeenen 193
voorzitter, den heer E b e n e z e r H o w a r d , geopend door den Minister-president, Jhr. Ruys de B e e r e n b r o u c k . Congresvoorzitters waren achtereenvolgens de heeren F. M. W y b a u t , wethouder van Amsterdam, Kai H e n d r i k s e n ^ architect uit Denemarken en Dr. E i n a r Booki oud-minister voor sociale aangelegenheden in' Finland, waarbij valt op te merken, dat de leiding onder de twee eerstgenoemden buitengewoon te noemen was; vele sprekers kregen geen gelegenheid om onderwerpen buiten de orde van het congres aan een discussie te onderwerpen of door te rijden op geliefde stokpaardjes. Het hoofdonderwerp was dus decentralisatie bij stadsuitbreidingen. Dat het dien kant uit moest gaan, daarover was iedereen het roerend eens. Er bestaat een communis opinio onderde internationale stedebouwers omtrent deze kwestie, doch over de eigenlijke oplossingen van dit vraagstuk waren de meeningen nogal verdeeld en kon op dit congres geen overeenstemming bereikt worden, hoewel men zonder uitzondering de meening was toegedaan dat gewestelijke uitbreidingsplannen (Regional Plans) het middel zou zijn om tot het eigenlijke doel te komen, tenslotte de oplossing zou kunnen geven van het uitbreidingsvraagstuk. In nauw verband met dit laatste zijn de stichting van z.g. satellietsteden in tegenstelling met tuinsteden (forensensteden-dormitorytowns). In het algemeen zou men kunnen zeggen, dat tuinsteden dichter bij moeten liggen dan satellietsteden, omdat men de verkeersmoeilijkheden, het verlies van tijd door het heen en weer reizen tot de kleinst mogelijke proporties zal willen terugbrengen. Voor Nederland kan het buitenland niet als voorbeeld dienen, omdat de toestanden en afstanden hier en daar zeer verschillend zijn. Het was Ir. T j a d e n , die' hierop wees. Voor Londen zijn Weiwijn en Letchworth satellietsteden op afstanden respectievelijk 34 en 55 K.M. van de hoofdstad, dat is dus onderscheidenlijk op een afstand van Amsterdam-Hilversum-Baarn (resp. 29 en 36 K.M) en Amsterdam-den Haag (63 K.M.). Hij stelde de vraag: „zouden wij hier te lande er ooit aan denken een satellietstad van Amsterdam te stichten in de nabijheid van den Haag?" Bij de verdere behandeling van vele detailonderwerpen bleek dan ook, dat voor ieder land typische eischen zijn op te stellen voor het treffen van voorzieningen in zake het ontwerpen van stads- en gewestelijke uitbreidingsplannen, hetgeen scherp tot uiting kwam bij de behandeling van het administratief-rechtelijke gedeelte. Prof. H a n s B e r n o u i l l i uit Bazel en Dr. K a m p f m e i e r uit Weenen merkten o.a. op, dat het geheele hier te behandelen onderwerp terug te brengen is tot een van grondpolitiek. Terwijl de eerst genoemde de wenschelijkheid graag uitgesproken wilde zien van de socialiseering van alle gronden in het gewest, hoopte de laatste
302 dat op dit congres de samenhang zou gevoeld worden van grondpolitiek en stadsuitbreiding, eene meening, welke wij ten volle onderschrijven; uit de Indische praktijk zou dan hierover nog wel interessante gevallen medegedeeld kunnen worden. Ir. B a k k e r S c h u t uit den Haag waarschuwde tegen te veel generaliseeren bij de bespreking van de gewestelijke plannen, wijzend op de groote verschillen tusschen diverse steden en landstreken. Toch zijn er eenige algemeene regelen te stellen. Na de bespreking van de door hem bedoelde algemeene regelen, werden in overleg met de heeren R a y m o n d U n w i n (Londen), Dr. S c h m i d t (Essen), G u s t a v L i n d e n (Stockholm), L. van d e r S w a e l m e n (Brussel), T h o m a s A d a m s (New-York), Dr. F i e r l i n g e r (Praag) en Dr. K a m p f m e i e r (Weenen) de volgende resoluties in stemming gebracht en met algemeene stemmen aangenomen. 1. De onbeperkte groei der steden is ongewenscht. De toestanden in de allergrootste steden zijn een waarschuwend voorbeeld voor die van bescheidener omvang. 2. Decentraliseering door middel van satellietsteden kan in vele gevallen een middel zijn om het ontstaan van al te uitgebreide vestigings-centra te voorkomen. 3. Het is gewenscht, dat de bebouwde kommen der steden worden afgesloten door groene gordels, welke bestemd worden en blijven voor land- en tuinbouw, veeteelt enz., teneinde te voorkomen, dat eindelooze huizenzeeën ontstaan. 4. De zeer snelle toeneming van het verkeer, in het bijzonder van het auto- en autobusverkeer, maakt het noodig in de toekomst aan het verkeersvraagstuk, zoowel communaal als intercommunaal zeer bijzondere aandacht te wijden. 5. Het opstellen van gewestelijke uitbreidingsplannen is noodig voor de ontwikkeling der groote steden in het bijzonder daar waar deze in elkanders onmiddellijke nabijheid liggen of waar tal van kleinere steden zich in de nabijheid der groote stad bevinden. Bij deze gewestelijke plannen zullen in de eerste plaats de sub 2, 3, en 4 genoemde punten tot hun recht dienen te komen. Zij zijn dus niet in de eerste plaats bebouwingsplannen, doch moeten veeleer voorkomen, dat geheele gewesten met aaneensluitende bebouwingsplannen bedekt worden. 6. Deze gewestelijke plannen dienen elastisch te zijn en gewijzigd te worden naarmate de toestanden zich wijzigen. Zulk een wijziging dient alleen te geschieden op gronden ontleend aan het algemeen belang. Een zevende conclusie zal in het eerst volgende congres uitvoerig behandeld worden, omdat daarvoor de tijd ontbrak voor nadere gedachtewisseling; deze luidt: „Een essentiëele eisch is, dat de bebouwingsplannen en gewestelijke plannen door de wet een zoodanige rechtskracht zullen krijgen, dat het mogelijk wordt ten algemcenen nutte den grond voor de uitvoering dier plannen beschikbaar te krijgen." De prae-adviezen over Parken, Parkstelsels en
Ontspanning stemmen overeen waar het betreft de overtuiging, dat het de onafwijsbare plicht van de gemeenschap is om er voor te zorgen, dat alle burgers in de open lucht voldoende ontspanning kunnen nemen. Het individu kan alleen niet bereiken wat het noodig heeft. Het zijn de Amerikanen, die hieraan tot nog toe de meeste aandacht geschonken hebben en volgens Prof. H u b b a r d onderscheidt men in hoofdzaak een zevental typen van ontspanningsterreinen in de open lucht, welke de Amerikaansche steden met meer of minder succes in het even hebben geroepen. 1. De „reservation", een gemeentebezit van vrije natuur, welke in aansluiting aan bosschen en waterleidingsterreinen, hetwelk niet voor intensief gebruik als ontspanningplaats in exploitatie is gebracht en waarvan in hoofdzaak wordt gebruik gemaakt voor wandeltochten en picnics. 2. Het „country park" (park buiten de stad) dat de genoegens van eene landelijke omgeving aanbiedt en druk bezocht wordt, maar niet door de groote massa's. 3. Het Stedelijk Park, van minder grooten omvang, met zorg aangelegd en bestemd om door een groot aantal personen te worden genoten. • 4. De sportterreinen voor volwassenen en jongens boven de 12 jaar, bestemd voor sport en spelen, waarvoor een groote oppervlakte noodig is. Deze terreinen behooren oordeelkundig over de geheele stad verspreid te liggen. 5. De buurtspeelpaatsen, bestemd voor kinderen tot 14 jaar, dikwijls in aansluiting met schoolterreinen. 6. Kleine-kinderspeelplaatsen voor kinderen beneden de vijf jaren. 7. Wandelwegen, d. w. z. verkeerswegen, welke den samenhang vormen tusschen de grootere ontspanningsterreinen binnen de stad en bovenal stad en natuur te verbinden. Welke beteekenis kan het behandelde op dit congres voor Indië hebben? Teveel om in een kort bestek te kunnen samenvatten. Onder meer kan wel in de eerste plaats de aandacht gevestigd worden bij bestuursautoriteiten, dat men zoo spoedig mogelijk een aanvang maakt met de onderzoekingsarbeid, welke het ontwerpen van gewestelijke plannen vooraf moet gaan, opdat men vóór de algemeene industrialiseering van Java, het dichtbevolkte millioenen—eiland werkelijkheid wordt, klaar is met streek-uitbreidingsplannen in groote lijnen en stads-uitbreidingsplannen. Men make een dankbaar gebruik van de goede voorbeelden uit het Westen, opdat ook de industrie in Indië zich vrij zal kunnen ontwikkelen, terwijl aan de arbeiders dier industrie een menschwaardig bestaan op allerlei gebied zal verzekerd kunnen worden, Tenslotte blijft te vermelden, dat de congressisten officieel werden ontvangen door de Regeering in de Ridderzaal op het Binnenhof, alwaar de Ministers van Binnen- en Buitenlandsche Zaken en de Ministervan Arbeid recepieerden. Na afloop van het congres maakten de congressisten excursies naar Amsterdam, Hilversum, Utrecht, Den Haag, Delft en Rotterdam ter bezichtiging van uitbreidingsplannen in ontwerp en uitvoering, woningcomplexen en tuindorpen. De deelnemers waren gedurende dien tijd de gasten van verschillende gemeentebesturen, welke geen moeite 194
303 noch kosten ontzien hebben om den Buitenlanders te laten zien, wat door gemeenten en particulieren ten aanzien van stadsuitbreiding en volkshuisvesting is gepresteerd. Een woord van erkentelijkheid voor de goede gang van zaken mag hier niet achterwege blijven tegenover hen, die zich met de leiding hadden belast (Irs. Keppler, Bakker-Schut, Dudok, De Jonge van Ellemeet en de heeren Bloemers en Hudig). Rijswijk, Juli '24. I DE INVLOED VAN HET OPSLAAN 1 I VAN P. C. OP DE VASTHEID VAN : • BETON EN P. C.-MORTELS • I
door Ir. P. DE QRUIJTER.
(Slot) Het opslaan blijkt een vertragende invloed te hebben op den bindtijd. Dit was wel te verwacliten; (daar reeds vroeger hetzelfde gebleken is) het omgekeerde komt zelden voor en dan alleen bij p. c. met een laag Cagehalte. Dit is hier niet het geval; de geconstateerde verschijnselen, die wijzen op een nablussching van ongebluschte kalk [Ca O + H^ O = Ca (O H ^ en op een opname van koolzuur uit de lucht en overgang tot calciutti-carbonaat [Ca 0 + C O2 = C O3 Ca] zouden ons eerder voeren tot deconclusie, dat er een aanwezigheid van vrije kalk (eigenlijk: ongebonden Ca O) in het gebruikte cement is kweest. Bij goed p . c . moet alle calcium- en magnesium-oxyde immers gebonden zijn aan het silicium-en aluminium-oxyde. Er kan echtereen aanwezigheid van vrije kalk in het product zijn: a. doordat er een kalkovermaat in de grondstof is geweest ; ^ b. doordat een zwakke branding niet in staat is geweest alle kalk te binden. ' c. doordat de grondstoffen onvoldoende zijn gemengd of het produkt onvoldoende gemalen. Of deze aanwezigheid van vrije kalk inderdaad in het oorsronkehjk cement geconstateerd is, is niet vermeld. (Een publicatie van de chemische samenstelling en van de uitslag der mechanische keuring zou de waarde van deze cijfers zonder twijfel verhoogd hebben). Is er echter vrije Ca geweest in het cement, dan is de hydraatvorming (de nablussching) t . g . v . het opslaan eer een voordeel dan een nadeel geweest, want, het cement is daardoor volumebestendiger geworden. Het is immers een feit dat het .werken" van cement, na afloop der binding' een gevolg kan zijn en dit meestal ook is — van een aanwezigheid van ongebonden kalk. Door het opslaan en door de geleeenheid tot nablussching met vocht uit de lucht, gaat deze vrije Ca O over tot hydraat en wordt zoodoende onschadeHik Deze nablussching schijnt echter zooals ook uit de/e proeven weer blijkt, altijd gepaard' te moeten traan met een opname van C02 uit de lucht die het Ca O tot kalkstepn doet overgaan. Als alleen de zgn. „Vrije" kalk tot karbonaat of hvdraat overging dan zou de werking tamelijk onschadelijk zijn, doch het'proces schijnt zich op den duur niet tot die vrije kalk te b»perken: de vorming van harde kluiten en de lagere vastheidscijfers wijzen op een gedeeUeliike versteening tijdens het onslaan, die de normale binding en verharding met aanmaakwater in den -we^^ staat. Resumeerende kan men dus uit die proeven de volgende voor de praktijk van belang zijnde reeels afleiden • P . c . dat reeds vrij harde kluiten bevat, is alleen nog bruikbaar voor zeer onbelangrijke werkjes. Cement, dat langen hjd opgeslaeen is geweest, doch nog geen of zeer weinig neiging tot kluiten vertoont, kan nog best topgepa
195
er doorgaans door vooruitgaan. De vastheid zal niet veel minder zijn dan die van versche cement, doch daar de binding en de verharding langzamer verloopen, moet men met te gauw ontkisten en aan de volle belastine blootstellen. ^ Palimanan, 9 Aug. '24.
BOEKBESPREKING. Onze Bouwmaterialen, door J. A. v. d Kloes, Oud Hoogleeraar aan de H. T. S.te Delft. Deel II. Mortels en Beton. Uitgever: L, J. Veen, Amsterdam.
Dit is een zeer belangrijk deel van het allengs zijn voltooiing naderende standaardwerk. Het begint met de conterfeitsels van den schrijver en zijne medewerkers. Met voldoening zien wij wederom, dat waar mogelijk een beschrijving van het Indische product een plaats gevonden heeft in het boek, waardoor het voor onze technici een bijzondere aantrekkelijkheid biedt. Ook dit deel heeft veel uitbreiding ondergaan en is met nieuwe hoofdstukken aangevuld, het wegenvraagstuk wordt en détail behandeld, waarbij natuurlijk de nieuwe asphaltprocédés een bijzondere plaats innemen. Onze Bouwmaterialen is een onmisbaar boek voor de technici, die zich niet tevreden stellen met alleen praktische kennis van materialen en werkwijzen, doch zich nog eiken dag verder willen bekwamen; zoo zijn er onder onze collega's velen, vandaar dat ook dit deel zijn weg onder hen wel zal vinden. Bestelling kan plaatsvinden doortusschenkomst van de firma Q. Kolff & Co. te Weltevreden. %* R a i l b a a n b o u w en Ond e r h o u d . Deel 1. Beknopte handleiding voorden aanleg en het onderhoud van railbanen, met vele figuren en tabellen door W. en J. H. Becking, beheershoutvcsfers bij den Dienst van het Boschwezen in Nederlandsch-Indië.
Bovengenoemde handleiding deel 1, gedrukt bij Albrecht & Co. te Weltevreden, waarvan de deelen 2 en 3 waarschijnlijk begin 1925 zullen uit komen, verkrijgbaar bij directe bestelling bij den schrijver J. H. Becking te Blora voor den prijs van ƒ 4 . — en bij den boekhandel voorden prijs van f 5.—, werd mij ter beoordeeling gegeven. In het voorwoord deelen de schrijvers mede, dat het hunne bedoeling is een practische, beknopte, maar toch eene zoo volledig mogelijke handleiding te geven voor den bouw en het onderhoud van railbanen, waarbij zij zich niet beperkt hebben tot den specifieken railbaanbouw, doch alles opgenomen wat in de practijk bij den bouw van railbanen te pas komt. De stof is verdeeld over drie deelen, waarvan het eerste, bevattende 101 bladzijden, behandelt de karaktertrekken, het traceeren en het grondwerk; het tweede zal behandelen de kunstwerken en het derde de bovenbouw, wissels, kruisingen, rollend materieel, beveiligingen en emplacementen. Bij
304 de behandeling der verschillende onderwerpen hebben zij in de eerste plaats het oog gehad op Nederlandsch-Indië, waar railbanen in het landen boschbedrijf steeds meer toepassing vinden. Waar mogelijk is de toepassing der theorie door voorbeelden verduidelijkt, daar de practijk meer heeft aan een uitgewerkt voorbeeld dan aan lange theoretische beschouwingen. Door de tabellen zijn de berekeningen tot een minimum terug te brengen. Ook voor de niet-academisch gevormden wordt op deze wijze een juiste toepassing verzekerd. Voor degenen, die op eenig gebied dieper wenschen in te gaan, is literatuuropgave bijgevoegd. Hoofdstuk 1, onderverdeeld in drie paragrafen, behandelt de karaktertrekken, welke uitdrukking vinden in de minimum straal der bogen, de maximum helling, de maximum snelheid en de spoorwijdte. Waar de twee eerstgenoemde grootheden ten nauwste samenhangen met den weerstand, gaat een bespreking hiervan in paragraaf 1 vooraf, waarna in paragraaf 2 en 3 de karaktertrekken met bepaling hiervan middels voorbeelden zoowel voor een locomotiefbaan als lorriebaan behandeling vinden. In Hoofdstuk 2 is het onderwerp „Traceeren" ondergebracht, onderverdeeld in een 8-tal paragrafen. De eerste drie handelen onderscheidenlijk over de vaststelling van de plaats van het emplacement en van de algemeene richting van den afvoerweg, zoowel in de vlakte als in heuvelachtig terrein, zoomede die in details. De volgende paragraaf is gewijd aan het uitzetten van de baanas op het terrein, zoowel van de rechte gedeelten als der bogen en overgangsbogen. De beide volgende paragrafen houden in de vastlegging zoowel in richting als hoogte van het tracé, waarbij is opgenomen de bepaling van het benoodigde doorstroomingsprofiel voor de kunstwerken: In de daaropvolgende paragraaf wordt de snelheid van het transport bij handkracht uitvoerig in beschouwing genomen. De laatste paragraaf van Hoofdstuk 2 bevat een voorbeeld van de uitwerking van een tracé, waarvan het lengteprofiel als bijlage is opgenomen. In de vier paragrafen van het derde of laatste hoofdstuk wordt het grondwerk uitvoerig besproken. Beginnende met het onderzoek naar de bodemgesteldheid, komen respectievelijk aan de beurt de berekening van het grondverzet, zoowel in lengte als in vlakterichting, de uitvoering, de bescherming en de raming van kosten hiervan. Een twee-en-twintigtal bijdragen dragen tot de waarde van het geheel bij. Aan het slot is een literatuur-overzicht gevoegd. Wanneer de literatuur wordt nagegaan, handelende over railbaanbouw en onderhoud, zal men hierover uitvoerige gegevens kunnen vinden, welke echter dikwijls in de literatuur verspreid voorkomen en voor een goed deel betrekking hebben op toestanden, welke met die in Ned:Indië nog al verschillen. De waarde van de door de schrijvers verrichte arbeid ligt voornamelijk hierin, dat zij deze gegevens overzichtelijk verzamelen, waarvan deel 1 getuigenis geeft en aanvullen met de door hen verkregen ervaring, betrekking hebbende op Indische toestanden. Voor ingenieurs en technici die zich niet geregeld op dit terrein bewegen, zal het boek een vraagbaak kunnen zijn, doch ook voor hen met erva-
ring is dit boek een aanwinst door de overzichtelijke wijze, waarop de inhoud is samengesteld. Met belangstelling wordt uitgezien naar de verschijning der beide andere deelen, verwachtende dat de schrijvers evenals in het eerste deel slagen zullen in de verwezenlijking van het doel, hetwelk zij bij den opzet voor oogen hebben gehad en waarvan in het voorwoord melding is gemaakt. A. W . A. JACOMETTI c.i. «
LOODWIT-VERVALSCHINQEN EN -SURROGATEN.
\ |
Onder de witte olieverven staat loodwit bovenaan wegens de groote dekkracht, houdbaarheid ten opzichte van den invloed van het weer, droogkracht, bescherming van het bestreken oppervlak en ook omdat het vergeleken met andere witte verfstoffen minder olie noodig heeft om gemakkelijk uitstrijkbaar te zijn. Deze eige schappen heeft het loodwit, omdat het, goed bereid, een amorphe, dus geen kristallijne structuur bezit, een hoog soortelijk gewicht, een zeer hoog vermogen om het licht te breken en aan de werking van vochtige lucht en koolzuur weerstand biedt. Loodwit wordt op verschillende wijzen bereid, waarvan de oud- Hollandsche methode het best bekend is en het zuiverste product levert. Dan volgt het Duitsche en Oostenrijksche loodwit, ook kamerwit genoemd, omdat het verkregen wordt door looden platen in kamers op te hangen en bloot te stellen aan de dampen van azijnzuur en die, welke ontwikkeld worden door warmte uit wijnmost Volgens de Frapsche methode gaat men uit van azijnzuur loodoxyde, waardoor koolzuur wordt geleid, terwijl bij de Engelsche methode loodoxyde en loodacetaat worden samengebracht. Bij de zoogenaamde snelbereiding worden looden platen in kamers opgehangen, daarna waterdamp en azijnzuur bij een temperatuur van 60 "C ingeblazen, waardoor het lood in 12 uur volkomen verandert in basisch loodacetaat, dat door inblazen van koolzuur wordt omgezet in loodwit. In al deze gevallen ontstaat loodwit-basisch loodcarbonaat met de scheikundige formule 2 Pb C03 Pb (O U)j Het is een volkomen zuiver wit poeder, soms iets grauw gekleurd door fijn verdeeld looa van de platen, die afgeklopt worden om het gevormde loodwit te doen loslaten. Een van de oudste vervalschingen is loodcarbonaat, Pb CO3, dat ook nu nog vervaardigd wordt, maar daar het een kristallijne structuur heeft, veel geringere dekkracht bezit dan loodwit; is dus loodwit hiermede gemengd, dan heeft de verfstof meer lijnolie noodig om goed uitgestreken te worden, terwijl de dekkracht ook kleiner is. Een andere vervalsching, maar die toch nog altijd lood bevat, is basisch loodsulfaa+, sulfo-loodwit, dat nog geringere dekkracht bezit dan loodcarbonaat en nog meer olie eischt. Bovendien is het aan de lucht onbestendig In rec'ame-artikelen wordt deze verfstof aangeprezen als , zoo goed als giftvrij", maar dat is in geenen deele waar, want het lood wordt niet alleen in het bloed opgenomen door de maag, maar eveneens door werkingen in het darmkanaal. Als surrogaten voor loodwit werd vroeger aangeprezen antimonnwit, antimoon-oxvde en daarvan beweerd, dat het giftvrij zou zijn, maar dat is eveneens onjuist gebleken; bovendien wordt het aan de lucht spoedig geelachtig van tint en is weinig houdbaar, hoewel de dekkracht niet onderdoet voor die van loodwit Over een sedert de laatste iaren in den handel gebracht surrogaat, het titaanwit, werd reeds het noodige in een der vorige nummers medeged^eld Alleen zij nog even vermeld, dat zuiver titaanwit vrij veel olie noodig heeft om goed strijkbaar te zijn, doch dit veel vermindert na mengen met een geringe hoeveelheid zinkoxyde, waardoor de duurzaamheid tevens wordt verhoogd. Andere surrogaten zijn lithopoon en zinkwit, die lang niet in alle gevallen het loodwit kunnen vervangen Oeen wonder dan ook, dat de handel er op uit is het loodwit te vei-valschen met minderwaardige stoffen, d'e evenwel gemakkeüik kunnen worden aangetoond De meest voorkomende vervalschingen ziin: Zinkoxvde, krijt, gins, infusoriPnaarde, piipaarde, enz enz., stoffen die alleen een geringer soortelijk gewicht hebben dan
196
loodwit, hetgeen hersteld wordt door toevoegen van zwaarspaat, bariumsulfaat. ben van de kenmerken van zuiver loodwit is het soortelijk gewicht, dat niet minder dan 2.36 mag zijn-vervalschingen, behalve zwaarspaat, doen dit dalen, i'n azijnzuur moet loodwit oplossen, ook in zeer verdund salpeterzuur onder opbruisching, het ontwijken van koolzuur. Blijtt een bezinksel over, dan wijst dit op mencinEmet zwaarspaat. Druppelt men in de heldere vloeistof kaliloog, dan mag geen wit neerslag ontstaan, daar dit zou wijzen op menging met krijt of gemalen marmer
!
IETS OVER DEN INVLOED VAN OLIE OP BETON.
Het was een opvallend verschijnsel dat een gedeelte van de betonstraien te Seattle, Washington, zooveel eerder sterke teekenen van afslijten vertoonde dan een ander gedeelte, dat tegelijkertijd gelegd was van dezelfde materialen. Zoo bleven de trottoirs en het gedeelte aangewezen voor paardenkarren mooi glad terwijl de beide strooken voor autoverkeer binnen iiet jaar voor 5Ü /o der oppervlakte vernieuwd moesten worden Bii nauwkeurige inspectie vond men dat alleen het druipen van olie uit de krukkasten der auto's daaraan schuld had en laboratoriumproeven bewezen de juistheid van de veronderstelling. Maar men deed nog een ervaring pp, nl. deze, dat beton, dat lang genoeg tijd werd gelaten om in vochtige lucht of onder zand, dat voortdurend vochtig werd gehouden, te verharden, wél bestand was tegen die nadeelige inwerking van oliediuppels. Hoe het nu mogelijk was, dat een deel der autovvegen met, een ander deel wél aan zoo groote reparatie onderworpen inoeit worden, daar beide toch blooigesteld waren aan dezelfde invloeden van klimaat en verkeer dat bleef een onopgelost vraagstuk, maar aan de hand der laboratoriumproeven werden de wegen van btton daarna onder vochtig zand gehouden, totdat volkomen verharding geconstateerd was aiumg De proeven werden genomen op blokjes van een meng^ m a ' °t^ ?^^ '^^" middellijn van 50 en een hoogte van 100 mM. Een deel werd gewoon in de lucht be waard, doch met aan zon of regen blootgesteld een ander deel werd in vochtige lucht bewaard, daarna in de gewone buitenlucht, terwijl een deide deel 28 dagen in vochtig zand werd begraven. Alle blokjes kwamen daar in een oliebad en bleven daarin ee.i jaar, teiizii zii eerder uiteen waren gevallen. Verder werden proeven genomen om na te gfan hoe dergelijk beton zich zou verhouden tegen indiingen van water. & >oi. Blokken van een mengsel 1: 2: 4, waarvan het steenSlag niet grooter dan ongeveer 12 mM. werden vervaardigd in de afmeting 150 X 150 X 50 mM. Deze tusschen twee ijzeren platen geklemd, w arvan in de b o v e s t - een opening van 75 mM. voor het aanbrengen der drukleiding. Caoutchc ucplaten zorgdtn voor afsluiten naar buiten. In de onderplaat was eveneens een opening, waaronder een trechter voor het opvangen van doordringend water. Deze blokken werden 10 dagen in ae lucht bewaard, maar dagelijks begoten gedurende 18 dagen: andere bleven gedurende volle 28 dagen onder vochtig zand verharden . Bij de beproeving bleken de eerste soort blokken alleen in vochtige lucht onder een druk van 3,50 kgr/cm^ reeds na 7 minuten water door te laten en wel 38 rm^ water per uur; die, welke dagelijks besproeid varen, lieten onder • denzelfdon druk eerst na 5.'< minuten w-ter door en wel 4 cm per uur, terwijl de onder nat zand bewaarde blok ken zelfs onder een druk van 7.00kgr/cm2 in 24uur geen water doo-lieten • nergelijke proeven genomen nadat blokken van dezelfde beton-samen'ïtelling gedurende 24 uur in cilinderolie nadien gelegen, gaven eensluidende resultaten Enmeerincr News Record, waaraan bovenstaand ontleend IS, geeft verschillende goede afbeeldingen van de resultaten van boven be^ichreven proeven, die duidelijk oen invloed van olie op beton laten zien. niet alleen, h i f !•• ^^"^' ^^^ voldoende verharding onder vochtige bedekking beton bestand maakt tegen de schadelijke inwerking van olie en tevens ondoordringbaar voor water
197
EEN BETONBRUO VAN SVlSO M SPANNiNd OVER DE ZEH-ARM TUSSCHEN PLOUOASTEL EN BREST. Het groote handelsbelang van een vaste verbinding tusschen Brest en Plougastel deed de „Administ.ation aes Fonts et Chausseés besluiten een prijsvraag uit te schrijven voor een ontwerp van een brug over de zeearm van de Elorn, die daar ter plaatse ongeveer 700 meter breed is. Ingekomen zijn hierop 8 antwoorden, waarvan drie betrekking hebben op ijzerconstructies dé 5 andere gewapend betonconstructies Als eischen waren gesteld: vrije doorvaart ter hoogte van gemiddeld 30, hoogstens 36 meter bij een breedte van 70 meter; het rijvlak zou moeten bevatten 2 trottoirs een trambaan van 1 meter spoorwijdte, daarnaast voldoende ruimte voor gewoon verkeer, maar er zou gerekend moeten worden op lateren aanleg van een tweede spoor voor normale spoorwijdte. De bouwtijd was gesteld op 3 jaar. *^ De ingekomen antwoorden bevatten allen een enkel brugdek, behalve dat van de ingenieurs Freyssinet, die het verkeer over twee verdiepingen verdeelden. De inschrijvingsprijzen liepen uiteen tusschen 7 en 16 miljoen transc voor de betonconstructies en tusschen II en 13 miljoen francs voor de ijzerconstructies. Verschillende overwegingen deden besluiten het ontwerp van Freyssinet aan te nemen, dus met twee brugdekken, waarvan het beneden liggende alleen zal dienen voor spoor en tram, het boven liggende voor gewoon verkeer en voetgangers. Juist het afscheiden van deze twee wijzen van verkeer deed het project van Freyssinet kiezen, omdat hierdoor een goede oplossing is gegeven aan het verkeersvraagstuk, want door het scheiden wordt e ke behindermg voorkomen. Juist door het boven elk inder plaatsen van de beide verkeerswegen kon veel aan breedte der geheele constructie bespaard worden, waarvan de totaalkosten 11 miljoen franc ^ zullen bedragen, inbegrepen de toegangswegen, waarvoor aan elke zijde viaducten van 130 meter lengte ontworpen zijn. De brug zal bestaan uit drie boeen op twee pijlers in de rivier rustende. Hart op hart hebben de ondersteuningen afstanden van 205, 187 en 195 meter, d ch de drie bogen meten elk 180 m; de pijl is 33 meter de straal waarmede de bogen beschreven worden 140 meterhet bovenbrugdek ligt 42 meter boven middelbaren waterstand. Dit bovenbrugdek heeft een breedte van 6 meter voor voertuigen d e boven den sluitsteen verwijd wnrdt tot 7.30 meter, daarnaast twee trottoirs elk 1 meter breedhet benedendek is 4,50 meter breed, wordt eveneers' boven den sluitsteen verbreed tot 9 50 meter De brug vormt dus feitelijk een soort buis van vierkante doorsnede, waarvan bijgaande figuren een idéé geven. Daar gedurende den bouw een vrije doorvaart van 45 meter breedte moet blijven bestaan, wordt voor de ondersteuning der bekistingen hetzelfde svsteem toegepast als door Freyssinet uitgevoerd bij de brug over de St ine bij Sa'nt-Pierre-du-Vauvray, waarvan in dit blad een geïllustreerde beschrijving verscheen. De beide rivierpijlers worden als caissons van gewapend beton uitgevoerd en tot op de vaste rotsen neergelaten. In het geheel zullen verwerkt worden 20000 kubiek meter be^on van verschillende samenstelling en 1200 ton bewapeninpsijzer. Als bijzor^derheid deelt Génie civil nog mede, dat bij de prijsinschrijvingen voor de ijzerconstructies in twee gevallen oppiopende en afdalende schalen werden gepeven voor het geval zoowel ijzerprijzen als arheidsloonen gedurende de uitvoering zouden stijgen of dalen.
j : :
GROOT NADEËrvÖojKOlviEN DOOR HET GEBRUIK VAN „CIMENT FONDU."
j : :
Bij het oprichten van nieuwe magazijnen voor de „Freetrade Wharf Co." te Ratcliff in de buurt van Londen begaf zich de houten schoeiing langs de Theems gedurende het inheien van de palen
306
voor de fundeering. Hoewel de palen zelf niet uit hun stand geraakten, begon de tusschenliggende grond op onrustbarende wijze weg te zakken, züodat ten spoedigste maatregelen beraamd moesten worden om dit te voorkomen, daar een nieuwe zandaanvulling over het zeer groote oppervlak aanzienlijke sommen zou eischen, daarenboven verder bouwen zeer lang opgehouden zou worden. Bovendien begonnen aangrenzende kadedeelen teekenen van uit het lood vallen te vertoonen, zoodat ten spoedigste ingegrepen moest worden. Men besloot daarom een dam van beton op te werpen juist buiten de uitgeweken schoeiing en nu bewees het Ciment fondu, dat daartoe gebruikt werd, onschatbare diensten, zoodat het groote werk binnen betrekkelijk korten tijd voortgezet kon worden. Daartoe werd een rij van 14 gewapende betonpalen 1 8 " X l 2 " X 3 7 voet lang in front van de schoeiing ingeheid en daarachter een wand van 6" van gewapend beton gestort, terwijl de opvulling daarachter in gewoon beton plaats vond. De wand werd 4 voet beneden rivierbodem ingelaten om verder grondverlies te voorkomen. Op den top der palen werd een balk van gewapend beton langs de geheele lengte der kade (90 voet) gegoten en deze op 6 plaatsen achterwaarts verankerd met \^l/ rondijzer in betonblokken, die tot 15 voet beneden den vloer der gebouwen reikten. De 14 palen werden ter plaatse samengesteld binnen drie weken na aanvang van het werk; dit zou veel korter hebben kunnen duren als meer spoed gemaakt was met de levering van de stalen staven voor de bewapening. Het beton was samengesteld uit 6 centenaars Ciment fondu, 13 kubiek voet zand en 27 kub. voet steenslag van ^1/' tot 'It". Elk der palen woog 4 ton; zij werden uit de bekisting genomen 48 uur na het storten en na nog 48 uur verblijf in open lucht geramd met een blok van 2 ton bij een valhoogte van 4 voet. De stuit was bepaald o p ' / j " zakken per 10 slagen, doch nadat de palen 23 voet in harde klei waren gedreven, kon in 10 slagen geen verder zakken dan Vio" bereikt worden. Geen enkel van de palen vertoonde ook maar de geringste beschadiging, hoewel zij slechts 4 X 2 4 uur oud waren. Daar de aannemers van het werk nog nooit met Ciment fondu hadden gewerkt en deze par force proef niet aandurfden, waren de heeren Cadic en Nicolas van de Laparge-werken uit Frankrijk overgekomen om dit werk te leiden en toezicht te houden op het vervaardigen van de eerste twee palen. Het groote voordeel van het Ciment fondu was hier weder bewezen en de eigenschap van snel verharden en een vastheid te verkrijgen binnen 4 X 2 4 uur, die bij gewoon portland cement eerst na 28 dagen wordt bereikt, was oorzaak dat de bouw der magazijnen zoo goed als geen oponthoud ondervond, want juist door de goede uitkomsten hier verkregen, werd voor het beton van het binnenwerk eveneens Ciment fondu gebruikt, zoodat het tijd\^erlies spoedig was ingehaald door spoediger ontkisten. Voor het mengen van het beton werden Ransome mengers gebruikt; terwijl men vreesde dat het beton in deze mengers te snel zou verharden, bleek dit geenszins het geval te zijn en kon zelfs twee minuten langer gemengd worden als bij gewoon portland cement. Men merkte op dat verharding eerst intrad gedurende het derde uur na het storten en beëindigd was in het vierde uur, zoodat het niet noodig was overhaast te werken.
Alle ingenieurs, die gevraagd waren tegenwoordig te zijn bij het vervaardigen van deze gewapend betonpalen van Ciment fondu, de eerste toepassing van dit nieuwe bouwmateriaal in Engeland, waren het er over eens, dat dit nieuwe mogelijkheden zou scheppen in de uitvoering van bouwwerken in gewapend beton. Engineering. fl
IS DE VERKAVIiLhNÜ VAN HET DEPAR ILiVlENT DER B.O.W. üEVVENSCHi ?
j | :
De zaak van het to be or not to be der Burgerlijke Openbare Werken is nog immer liangende. Het ui.derzuek naar de vraag ol de afdeeung irrigatie naar liet depariement van landbouw zal overgaan, is iiug gaande en eeist als dat rebuite.;rt in een bevestigend aiitwoo/d, komt de kvi'estie aan ue orde, ot voor liec uan ovurblijvend gedeelte van den dienst een zelfstandig departement van B . U . W . nog raison d'etre heeti. Naar bekend, is de landvoogd voor de algeheele opheffing geporteerd, in de overtuiging, daarmee een bezuiniging van beteekenis te er angcn. Zij, die het behoud der B . U . W . als zelfstandig lichaam voorstaan, zullen met cijfers en feiten moeien aankomen, om den üouveneur-üeneraal van standpunt te doen veranderen. Of hun dat niugelijk zal zijn? De algeheele ophefiii.g van hel departement, gesteld, dat ze tot stand komt, brengt in haar gevolgen mee, dat andere diensten eigen toezicht op hun gebouwen zu len moeten houden. De opiumiegie zal voor haar ondirhoudsdienst technisch personeel gaan behoeven, zoo goed als „onderwijs" voor zijn scho.en c a . beider opzichters — ik noem slechts een voorbeeld — zullen elkander op gemeensciiappelijk terrein ontmoeten, bijna had ik geschreven in den weg loopen. Bij den bestaanden toestand ressorteen het onderhoud voor beide onder B.O.W. De waaide van den arbeid van een M.O.W.-opzichter wordt minder bepaa d door de intensiteit van het werk, dan door de uitgestrektheid van het gebied, dat aan zijn zorg is toevertrouwd. Ik spreek nog niet eens van de buitengewesten, waar de uiterste grenzen van dat gebied soms drie dagreizen van elkander v( rwijdeid liggen. Op Java kan men aannemen, dat het ressort van een opzichter in algemeenen dienst gemiddeld 2 000 K. M ^ groot is en hij treft daarop ei ca honderd objecten aan, waarover hij het oog moet laten gaan. Moet in zulk een gebied een grooter werk tot stand gebracht worden, een kazerne met ap- en dependenties b.v., waarbij dagelijksch toezicht noodig is, dan valt dat uiteraaid buiten de bemoeienis van den algemeenen opzichter. Dit tusschen haakjes. De omvang van het rayon is dus maatgevend. De architect of opzichter is vrijwel voortdurend op tournee, het grootste deel van zijn tijd brengt hij reizende door van het eene naar het andere gebouw, waarover zijn toezicht zich uitstrekt. Het aantal der gebouwen is betrekkelijk bijzaak. In plaatsen waar de bevolking min of meer geconcentreerd is, zal hij in den regel twee of meer er van in elkanders buurt aantreffen en dus als het ware tegelijkertijd kunnen inspecteeren. Komt evenwel de nieuwe regeling tot stand dan kan het voorkomen, dat, om bij het reeds genoemde voorbeeld te blijven, de opzichter der opiumregie bezig is met zijn inspectie, terwijl op hetzelfde moment de school door een colleg4 wordt bezocht. Immers, de gebouwen der regie in een opzichtersressort van thans liggen er evenzeer verspreid als de schc.len; beide ambtenaren hebben, om hun respectieve gebouwen te bereiken, denzelfden reistijd noodig als vóórdien alleen de B.O.W.-man. Voor het eigenlijke inspectiewerk zijn geen twee men'^chen noodig. Wat is hier de bezuiniging? Uiteraard zit er aan de zaak meer vast, dan alleen dit gevolg en er zullen ook wel besparingen verkreeren worden anderzijds. Ik noemde edhler dit voor de hand liggende voorbeeld van een effect, lijnrecht strijdig met bezuiniging, om te doon uitkomen, dat een uitbreiding van technisch personeel het eerste uitvloeisel zal wezen. Een uitbreiding van belang wijl de eventueele splitsing van den centralen technischen dienst geschiedt in meer
198
307 dan de twee genoemde diensten. En de B O W beheerscht niet slechts Java en de ijecultiveerde bimenee westen, doch fjehe-l den arch'pel "CLrue ouitengeDat het bezwaarlijk moet zijn op dit punt toekomst t?:^::^^ '^ V^"^' '" «'^decdee.d cijfe s te geveJ' l'gt voor de hand To-h manen reeds de hier aangevoerde overweainaen tot voorzichtigheid. ^ he;wnrl;^'i''"'^. ^'^'" ^' ''""'^' ^ ° " ' ' de buitengewe.ten bezwaren aan te voeren tegen een centraltn dienst Be?c"so'rt;n"d/'h,ft;']r''^ ""'''''"• toen a adiensten ntca e ressorten de instell>ng ''''""• van eigen technische ZZJT^'''T ""^ '''^''"^ "'«t deze decentral satië opgedaan geeft nochtans geen reden tot grootoptimisme Zeker met, wannetr men de zaak uit een ooipun van bezMiniging gaat bcvchouwen ""^punt van Het resultiat der instelling van locale publieke werken h a d ' ^ a ^ ^ s H l ' ^ H ' '"'}'''''''} i^^"""''*' 23 münoen mee t e r u a i e L n h f f 't ^ ^ ' ' ' i r " " ' ''° gewijzigde accrèsre^eling terugafebracht t .t 14 millioen. zonder dat een vermindering van personee bij de B . O . W . daar t e g e n o v e r s t o n d " w steeds beschikt de dienst over 200 ingenieurs en 500 architecten en oplichters. Zonder samenwerking met de ^o, H . ^ ^"\"'"V'!,' * bijzonder in de buiteng^wes.en zou de dienst met dat aantal zelfs niet toekonien, ' Men zal mij toevoegen, dat de verhoogde uitgaven toch ook vermeerdering van uitgevoerde werken hebben nieegebracht. Accoord, ik wil niet beweren, dat de 23 millioen absoluut weggegooid zijn. maar ik waag de vraag te stellen, of thans meer economisch te weTkword^ gegaan, dan vroeger, toen alles in één hand was Intusschen de decentralisatie is niet terug te roepen We be even het zelfs, dat de Sam. Post met hetbifkans revo,„t,onnaire denkbeeld durft aan te komen de ( S kiist niaar heelemaal autonoom te maken welk chauvinistisch grapie overigens gelaten zij voor wat het i. n e lessen der ondervinding d o e n - i k moet misschien fn'^aHp n ' J T ' - . ' i r V ^ " ^ '^^ hestuursdecentralisaiieniet in alle deelen heeft beantwoord aan de verwachtingen Het versnipperen van de B . O . W . mag daarom in geen
oT^lad^"s^raTt, '""^" '"^" ''-' '-'^^^ -"'^"^"" del"'R "n''w ^ T ' ' ^ " "^„M^' irrigaliedienst, deafdeeling oer H.O W.. die mogeliik naar landbouw zal overgaan en merkte op, dat ten aanzien hiervan zuivere berckebëlfckkeufk."' '""^"''''' '''"• ^"^ ^'* '•' ""'^"^^' «'e'^'^t^ In dichte cultuurstrek»n, ais de Oosthoek werkt de irrigatie geheel op zichzelf. Maar er zijn ook andere Ma^ioen, Koedoes, Demak, oin er enkele te noemen waar de ondernemingen niet zoo talrijk zijn. Daar heeft men de twee diensten om pracH
Scylla op Chary >dis vervalt. (Soerahaiaich Handel blad)
1 FUNDEBPINQ VERSTERKING VAN 1 • MET MUSEUM TE BUITENZORG. *) j Uit hetgeen op de ontwerpteekening uiterlijk aan het gebouw zichtbaar is, valt er te constateeren dat de fundeeringsbodem onder front-en zijgevel in den z.w. hoek aan het werken is gegaan en wel in die mate, dat om het ergste te voorkomen, men er toe over is gegaan om de z.w. museumzalen te ontruimen en de gescheurde muren te stutten. Blijkens ingewonnen inlichtingen bij architect llgen, die het gebouw in het tijdvak 1919-1921 in beheer heeft gehad, kwamen reeds eerder scheuren in dit wellicht 50 jaar oude gebouw voor, die nu eens grooter dan weer kleiner waren. Door het leiden van water in een goot om het museumgebouw, waardoor de blijkbaar in den bodem ontstane groote krimpscheuren zich weer konden dichten, was het hem toenmaas gelukt om aan de scheuren paal en perk A^ "^^^"e"- Z«oa's deze zich thans voordoen heeft Architect llgen ze nooit gekend. Wat de plaatselijke bodemgeaardheid aangaat, blijkt uit het verslag van onderzoek, dat bij het graven van een viertal, langs den frontmuur en op 3 M daarvandaan gelegen proefputten, dat van Maaiveld tot ongeveer— 2 M bruine kleigrond, al of niet met zand vermengd daarbeneden tot maximaal - 4 M dezelfde bruine grond met wat padas en hier en daar groote steenen werden aangetroffen. Overigens zijn bij het onderzoek, wat gesteldheid van den bodem betreft, geen bijzonderheden waargenomen. Men kan dus aannemen, hier met goeden bouwgrond te maken te hebben. Diverse veronderstellingen, die onderzoekers van het gebouw zich omtrent de oorzaak der scheuren hebben gemaakt, hebben niet kunnen leiden tot het vinden van een middel, waarvan de toepassing zekerheid zou geven, dat de scheuren met meer zouden optreden. Nojfmaals fundatie versterkingen. Waar in het algemeen bodemwerkingen van een raadselachtig karakter zijn en wegens de onzichtbaarheid niet te doorgronden, mag het geen bevreemding wekken, dat'zelfs technici daartegenover machteloos staan en dientengevolge er toe overgaan om een afwachtende houdino^ aan te neiTien, wellicht met de onuitgesproken lioop. dat zich later de kwaal door zichtbare teekens zal openbaren en dan beter zal zijn aan te grijpen. Naar bescheiden meening is deze passiviteit met bevorderlijk om i.z. het brandende vraagstuk der werkende fnndeeringen in Ned. Indië tot dichtere benadering van de oplossing te geraken. Men zal dat doel eerder bereiken, wanneer men tastenderwijs actief blijft en in de practijk •) Uit het rapport over puddellagen van Ir. I. R van Alphen. •"
199
308 middels onafgebroken proefnemingen bij-zichvoordoende gevallen, den strijd tegen het kwaad aanbind; kortom, alles wat rationeel voorkomt probeert om tot een resultaat te komen. Het zich verdiepen in gissingen omtrent de oorzaak der grondwerkingen lijkt mij onvruchtbaar; beter zal het zijn, die oorzaak te laten, voor wat zij is en ons alleen om de gevolgen te bekommeren. Er is omtrent onderwerpelijk geval door anderen verondersteld dat bewegingen in horizontalen (schuiving) en vertikalen zin (verzakking) de oorzaak kunnen zijn van de scheuren. Beide n.h v. afzonderlijk of gelijktijdig voorkomend zeer goed mogelijk. Eerstgenoemde oorzaak is wel het meest funest en het moeilijkst in de bestrijding, men stelle voorop: er is grondbeweging, wat kan er gedaan worden om de gevolgen daarvan voor het gebouw te neutraliseeren of in werking te verminderen? N.m.m. is het antwoord hierop drieledig: a. voldoende vermindering van de bouwbelasting per eenheid van fundeeringsoppervlak, door dit laatste te verbreeden, b. opvoering van het draagvermogen van den bodem, door in het algemeen dieper te fundeeren. c. kunstmatig een medium tusschen fundeering en bodem aan te brengen, dat in staat is de ongelijke zettingen hiervan op te nemen en daarbij toch intact blijft. Toetst men het door het Hoofd der 1ste Waterstaatsafdeeling bij br. 15-1—'23 No. 245 tz. ingediende ontwerp, wat fundeeringsmethode betreft, aan deze voorwaarden, dan kan vastgesteld worden dat aan den eisch a niet voldoende wordt beantwoord, aangezien de verbreeding van de fundeering van 0.80 op 1.15 W, volgens de globale berekening van Ir. Dr. Honig slechts tot aan vermindering van belastingdruk van 1.47 tot 1.36 KQ'cM^ of 7% zal aanleiding geven, hetgeen inderdaad „onbeteekenend" is. Aan den eisch b wordt beter voldaan, doordat de fundeering 0.45 M. dieper is ontworpen. N.H. V. zal een aanleg van de fundeering van minstens 1 M' onder de bestaande hier noodzakelijk zijn. De geprojecteerde gewapend betonplaat, die volgens de ontwerper niet bedoeld is als te zijn doorgaand maar te bestaan uit afzonderlijke stukken van + 1 M. lengte, voldoet aan eisch c in het geheel niet en is het nut van deze voorzieningen, mede in verband met a n.m.m daarom twijfelachtig. De vraag hoe een rationeele fundeeringsverbetering dan wel ontworpen dient te worden, moge beantwoording vinden in het volgende. Vanzelf sprekend is het, dat, waar men liefst goedkoop en gemakkelijk verkrijgbaar materiaal zal toepassen bij fundeeringsverbetering de keus zal vallen opeen zandkistingoppuddellaag: Het laatste is reeds aanbevolen in het tot het H.W.A.I. gericht schrijven van den Directeur B.O.W van 18 Februari 1918 No. 3340/A. Daarin staat vermeld, dat in de 4de Waterstaatsafdeeling in den laatsten tijd op enkele plaatsen met sterk scheurende grondgesteldheid, gebruik gemaakt wordt van z.g.n. puddellaag , voor aanvulling onder den vloer en fundamenten". Bij de keuze tusschen beide genoemde materialen zal, wanneer men zich aan eisch c wenscht te houden, aan het vastere meer samenhangende en uiteraard goedkoopere puddelmateriaal (geen inwasschen noodig als bij zand) de voorkeur worden gegeven.
Hoe zich puddel van verschillend mengsel onder bepaalde belastingen gedraagt, moge eenigszins uit de door ondergeteekende verrichte proeven blijken en kan daaromtrent naar het uitgebrachte rapport verwezen worden, in het bijzonder naar het gedeelte „samenvattingen en gevolgtrekkingen" aan het slot daarvan. Dat puddel in staat is om afschuivende krachten op te nemen doet het materiaal zeer geschikt zijn, wat eisch c betreft. De eigenschap, die puddel bij behoorlijke bereiding heeft, dat het zich gemakkelijk en blijvend vasthechten kan, leent zich buitengewoon goed tot een verwerking in mooten, zooals bij het onderstoppen van de fundeering van een bestaand gebouw noodzakelijk is. Vorenstaande overwegingen hebben er dan ook toe geleid voor onderwerpelijke fundeeringsverbetering een normaalprofiel aan te nemen. a. De fundeeringsbreedte is daarbij van 0.80 M. op 3 M. gebracht. De bestaande druk van de bouwbelasting op den fundeeringsbodem, groot 1.47 K.G./c.M* wordt, inbegrepen het eigengewicht van de puddel (0.2 K.Q./c.M^i door de verbreeding der fundeering gereduceerd tot 0.65 K.G./cM^ (vermindering met 56%). b. De aanleg van de fundeering is 1 M. lager geprojecteerd dan de bestaande, waardoor voor de gegeven grondsoort mag worden aangenomen, dat eenigszins hooger draagvermogen is verkegen. c. Door de dragende puddellaag op 1 M. dikte te nemen, is een elastisch kussen aangebracht, dat naar in het rapport sub 47a becijferd is, een aanzienlijke schuifkracht kan opnemen, derhalve aan verticale grondwerking, bijv. tengevolge van scheuren in den bodem in tijd van droogte, een zekeren weerstand kan bieden. Aan deze eigenschap van de puddel dient n.h.v. veel waarde gehecht te worden. In de voordeelen sub a en c, bij toepassing van puddellaag vindt men de reden, dat aan dit materiaal de voorkeur wordt gegeven boven het bijv. verdiepen van de fundeering middels metselwerk in kalisteen. Immers zal hierbij de bouwbelasting pervierk. eenheid weinig verminderen, terwijl een eventueel ongunstige invloed van de werking van bodem op fundamenten niet zal worden geneutraliseerd door een als een soort buffer werkend medium, wat een puddellaag eigenlijk is. Ten einde niet in onnoodige herhalingen te vervallen wordt wat betreft bereiding, verwerking en verhardingstijd van de puddel, in het bijzonder voor het onderstoppen van fundeeringen verwezen naar wat daaromtrent in het overgelegd rapport is medegedeeld. Naar het voorkomt zal men zekerheidshalve ook de secundaire muren in het verzakkend gedeelte van het Buitenzorgsch Museum met puddellaag behooren te onderstoppen, echter tot geringe diepte. Dit laatste, zoomede de breedere en diepere fundeering bij de fundeeringsverbetering middels puddellaag, zullen de kosten der herstelling + 12 % hooger maken dan het eindbedrag der oorspronkelijke begrooting. Onnuttig zal dit bedrag zeer zeker niet besteed zijn aangezien, zooals gezegd, men zonder proefnemingen op rationeelen basis, nooit zal geraken tot benadering van de oplossing van het zoo moeilijke vraagstuk der werkende fundeeringen. 200