Voedingsgewoonten te Haacht tijdens het Interbellum (vervolg) L. Pinxten
Een blik op de tafel Ne koren kant (=korenbrood) en een stuk van 't varken Boerenleven, dat is plezant. Het ontbijt
I
n Haacht hielden de meeste mensen er een stevig ontbijt op na. Ze moesten namelijk heel harde fysische arbeid leveren. Een groot deel van de bevolking vond tijdens het Interbellum nog werk in de agrarische sector. Anderen waren arbeider. Door de aan wezigheid van de Brouwerij van Haacht kon de gemeente ook mensen in deze sector te werkstellen. Het ontbijt bestond dan ook vaak uit spek, of spek met eieren. Daarbij werd dan een koren of roggeboterham gegeten. Meer en meer begonnen de mensen ook tijdens de week wit brood te eten. Het vet van het spek werd bewaard. Dit afgebakken vet werd ook op de bo terham gesmeerd. Zo'n boterham met afgebakken vet kon ook tot het ontbijt behoren. Bo terhammen met boter en confituur werden ook vaak gegeten. De confituur werd zelf ge maakt met vruchten uit de tuin. Krieken, rode bessen (' zeebezen' = aalbessen), peren en pruimen kwamen hiervoor in aanmerking. Van rabarber werd rabarberspijs gemaakt (soms rabarber en abrikozen samen). Er waren mensen die confituur maakten met suikerbieten i.p.v. gewone suiker. Menig informant liet zijn voorkeur graag uitgaan naar de confituur met rode bessen 1 . De boter was echte 'goei' boter. De mensen hielden bijna allemaal een koe en boterden zelf. De melk moest eerst zuur worden en werd dan in een pot gegoten. Daarin roerde men met een lange stok. De boter dreef dan boven en kwam samen in een pak. Dit werd er dan afgeschept. De smaak van deze boter kan door de boter die we nu kennen niet geëvenaard worden! Er werden ook boterhammen met boter en hesp of kaas gegeten. De kaas werd wegens zijn scherpe geur ook wel 'stinkoat' genoemd. Hiermee bedoelde men de felgele Brusselse kaas, een kleine ronde kaas, verpakt in een doosje. Men smeerde ook perensiroop op de boterhammen. De siroop werd verkocht in de winkels. 'Platte kaas' (kwark) werd ook wel 's morgens gegeten. 1 Het recept volgt.
135
Op sommige plaatsen kwamen er lichtgekookte eieren op tafel. Daarbij werd dan ook een koren- of roggeboterham gegeten. Het spek en de ham waren afkomstig van het eigen varken, want ook dit werd door de meeste mensen zelf vetgemest. Zelfs zij die buitenshuis gingen werken, hadden nog de moed om een varken te houden. Tijdens het ontbijt dronk men melk van de koe, soms ook van de geit. Er werd ook koffie gezet. Van zuivere koffie was meestal geen sprake. Vaak moesten de mensen het stellen met de helft koffie en de helft cichorei, soms zelfs 1/3 koffie en 2/3 cichorei. Soms was er he lemaal geen sprake van koffie. De mensen maakten dan iets dat de koffie moest vervangen. Het werd gemaakt van gebrande malt (gerst) en bitterwortels. Deze laatste moesten de ci chorei vervangen. Ze werden in schijfjes gesneden en gedroogd. Daarna werden deze schijfjes fijngemalen. Het poeder werd in een doos bewaard. 's Zondags week het ontbijt niet erg af van dat van de weekdagen. Voor sommigen was de zondag nog steeds de enige dag waarop wit brood gegeten werd. Deze situatie verdween volledig vóór de Tweede Wereldoorlog. Bij de meeste mensen at men al snel na de Eerste Wereldoorlog wit brood op weekdagen, hoewel bruin brood niet afgeschaft werd. Bij ommige mensen werden reeds pistolets gekocht. Als die op tafel kwamen, was het uitslui tend op zondag. Sommigen aten melkbrood. Het belegsel kwam in grote mate overeen met dat van tijdens de week. Sommige mensen bewaarden de kaas en de ham voor de zondag. Soms werden de Brusselse kaas en de kwark onder elkaar gemengd. Wanneer men enkel kwark at, bracht men deze op smaak met peper en zout. Het gebeurde ook dat men op zon dag gewoon spek at, zoals altijd. Over het algemeen was er niet zo veel verschil in het ontbijt van mensen uit de hogere of de lagere klasse. De armere mensen echter aten geen boter of eieren. Ze kochten margarine en die werd dan nog heel dun op de boterham gesmeerd. De 'goei boter' en de eieren werden verkocht. Op het einde van het Interbellum werd het ook voor hen iets beter. Het middagmaal Het middagmaal kon met soep beginnen, al was dit niet altijd het geval. Men sloeg de soep soms ook over. Wanneer er dan wel soep op tafel kwam, was het meestal groentesoep (met verschillende groenten; prei, wortelen, selder, ...), tomatensoep, bonensoep (met dikke bo nen), erwtensoep of kervelsoep. De soepgroenten werden meestal grof gesneden. Er werden ook vaak aardappelen in gedaan (soms geraspt) en een lepel afgebakken vet of liezevet van het varken. Soms werd in de soep een 'hammeke' gelegd. In de bonen- en de erwtensoep deed men korstjes. Havermout en rijst werden ook gebruikt. Voor de bonensoep werden de bonen op voorhand gedroogd.
136
Na de soep kwamen de 'patatten'. Daarbij at men groenten uit de eigen moestuin. Ieder gezin had wel een lapje grond om groenten en tarwe op te kweken. De groenten verschilden naargelang het seizoen. In de zomer waren er tomaten, sla (steeksla), erwten, wortelen, boontjes (prinsessebonen) en asperges (gewonnen op het veld). In de winter at men kolen (rode kool, witte kool, savooikool, bloemkolen waren er niet in het begin), spinazie, prei, witte en groene selder, knolselder en spruiten. Deze groenten werden ook wel eens verwerkt tot 'stoemp'. Stoemp werd gemaakt van aard appelen, één andere groente, wat melk en wat boter. Stoemp maakte men van wortelen, prei, witte kool, groene kool, spruiten of spinazie. Spinazie zelf werd ook vaak met korstjes klaargemaakt. Rode kolen konden klaargemaakt worden met appels (uit de tuin), azijn en suiker. De azijn werd gekocht in de winkel van Pierke Poel. Haacht was een bekend aspergedorp. De meeste mensen hadden wel ergens asperges staan. Deze werden bereid met een witte melksaus. Daarin snipperde men vaak wat peterselie. Vaak werd in de saus ook een eierdooier gedaan. De mensen maakten ook slaatjes van verschillende groenten. Deze werden met zure saus bereid. Er waren mensen die dagelijks vlees aten, maar voor veel anderen was er alleen maar vlees wanneer het varken werd geslacht. Het varken zorgde voor worsten, pensen, gebraad, kote letten, spek en ham. Zelfs de poten en de oren gingen niet verloren2. Varkensvlees werd het meest gegeten. Kip werd er ook wel eens gegeten. Meestal at men kip met appelmoes (of appelmoes met pruimen samen). Gemalen vlees, ribbekes en koteletten werden tamelijk veel geconsumeerd. Koteletten met gestoofde prei of worsten met spruiten waren wel in trek. Enkele mensen konden het zich reeds veroorloven om ook tijdens de week rundsvlees te eten. Iedere dag werden er aardappelen gegeten. Aardappelen waren zowat de basis. Heel wat mensen aten ze met melksaus. Deze bestond gewoon uit wat bruingebakken boter en melk. Men roerde de saus onder de aardappelen en een snuifje zout zorgde voor de smaak. Hierbij at men soms ook een rauwe ajuin of een rauwe sjalot. Een andere mogelijkheid was aardappelen met ajuinsaus. Deze saus bestond uit uien en azijn, aangelengd met water. Ajuinsaus gecombineerd met bakharing werd waarschijnlijk in heel Haacht geregeld gegeten en dit gedurende het hele Interbellum. Bakharing met melksaus of met 'witte saus' (melk verdikt met bloem) werd ook veel gegeten. Sommige mensen aten bakharing met botersaus en mosterd. Bakharing werd ook dikwijls 's vrijdags gegeten. Een algemeen verschijnsel was het derven van vlees op vrijdag. Geen enkele Haachtenaar zou toen gewaagd hebben 's vrijdags vlees 2 Voor de bereiding van varkensoren en -poten: zie 'pensenkermis'.
137
te eten! Dat zou een grote zonde geweest zijn. Ook op aswoensdag - en alle andere woens dagen in de vasten - kwam er geen vlees op tafel. Vis of eieren (gekookt of in de pan) boden een alternatief. Veel keuze was er niet. Bakha ring werd het meest gegeten. Stokvis, mosselen en gepekelde haring kwamen ook wel in aanmerking. Stokvis at men met botersaus (boter, aardappelwater, aardappelbloem om te binden). Aardappelbloem (aardappelzetmeel) werd door de mensen zelf gemaakt. Men ge bruikte daarvoor de slechte aardappelen. De rotte plekken werden er afgesneden. Daarna duwde men de aardappelen door een bak met gaatjes. De bloem moest gewassen en ge droogd worden. Mosselen waren toen heel goedkoop. Een enkeling maakte wel eens paling in 't groen of kabeljauw. Dat bakharing zo populair was, kan wellicht verklaard worden door het feit dat er wekelijks met deze haringen geleurd werd. Meestal kwam een venter (Willem uit Boortmeerbeek) met een bakje bakharingen om de hals aan huis. Het kon echter ook een vrouw zijn en het bakje werd soms gewoon achter op de fiets gebonden. Haring werd meestal met de doos gekocht. Sommige mensen gingen hun bakharingen in Mechelen of Werchter kopen. Ook in Hever verkocht men vis. Daar lagen de bakharingen gewoon op de betonnen vloer. Met een spade werden die er afgeschept. Vele boeren hingen de bakharingen aan een lange koord boven hun stoof. Bakharing werd tussen een rooster gebakken. Men deed dit buiten of in de keuken op het 'ullevie' (kolenvuur) : een grote gemetste stoof die men met kolen en hout deed branden. Met mosselen kwam men ook rond. Een venter reed met een kruiwagen door het dorp en riep al van ver : "Mosselen ! ". Af en toe kwam er ook een 'speelkar' met verschillende soorten vis. Het was een kar met veren, dus ze schokte niet. Pekelharing werd ook gegeten, maar minder dan bakharing. Voor pekelharing ging men met een bord naar de winkel. De haring werd dan onmiddellijk op het bord gelegd. Tijdens het middagmaal dronk men putwater of donkerbruin tafelbier. Bier werd in een vaatje gekocht. De mensen trokken het zelf op flessen. In iedere fles deed men dan nog een extra suikerklontje. De frisdranken die wij nu kennen, werden toen nog niet gekocht. Al leen de rijkste inwoners van Haacht dronken toen al limonade. Het tafelbier werd ook gedronken wanneer men de oogst ging doen. Men nam dan een vaatje mee naar het veld. Bij de meesten verschilde het zondagse menu wel enigszins van het weekmenu. Het verschil werd menigmaal uitgemaakt door de aanwezigheid van vlees. In de meeste gevallen was dit dan varkensvlees, maar ook een stukje rundsvlees, rosbief, steak of stoofkarbonaden wer den opgediend. Dit vlees haalde men bij de slager. De mensen van Haacht konden voor hun vlees terecht bij de slager van Haacht-Station. Later vestigde zich ook een slager (Louis) in Haacht zelf.
138
4
DRINKT de Bieren der
Brouwerijen LAMOT LTD Mechelen-Boom De beste Winkels WELVAART Het beste Bier
o, AANVRAAG UITSLUITEND VOORBEHOUDEN FORMULES DOOR GESl"ECIALISEERDE LABORATORIA
*
*
* *
Limona
....... ... en
Siropen
Suikergoe Banketgeba
....................................
n. v. Van Deun-Poppeliers TURNHOUT SIGARETTENPAPIER
Confiserie
Peperkoek
Kwaliteit blijft de leuz;e onz;er firma .
•••••••••••••••••••••••••••••••••••• Sûd6�de ...
U�.
tn os
HET STERKE AARDEWERK VAN B O C H VREEST VAN DE IJZEREN POT GEEN SCHOK RIJKE KEUS IN TAFEL- EN KOFFIESERVIEZEN
Reclamebladzijde in het maandblad Welvaart Post.
BOCH Frères n. v.
LA LOUVIEBE
6
DRIE GROTE MERKEN
HH. Geran :en ... Uw klanten een dienst bewijzen
met sukses verkocht.
Raadt hen de
KANDIJMEELSUIKER aan met
't K U B A AN T J E -
ECHT DIEETSUIKER
-
gerijpt onder de evenaarszon. Rijk aan mineralen en vitamienen noodzakelijk voor de gezondheid.
Drie produkten die U zullen
il y a aussi Ie
Stijft soepel en strijkt prettiger/
doen verkopen.
Souplex direct klaar In I koud water
Verkrijgbaar in onxe Welvaarlwinkels !
Ce magnifique
Zij worden gesteund door
de publiciteit.
est offert avec chaque bouteille Me DUDDLEY
Sommige mensen aten 's zondags soep met balletjes of soepvlees. Het soepvlees was ach teraf nog lekker met savooikolen. Kip werd ook wel eens voorgeschoteld, en konijn met pruimen was ook niet te versmaden. Anderen aten dan weer konijn gestoofd met ajuin. Paardevlees werd ook bij de slager gekocht. Soms ging men daarvoor naar Mechelen. In de Geitestraat was toen een slager. Enkelen zorgden zelfs voor een dessert. Rijstpap was in niets te overtreffen. Het middagmaal verschilde naargelang de klasse waartoe men behoorde. De boeren aten veel varkensvlees. Er was echter alleen vlees wanneer het varken geslacht werd. De arbei ders moesten -wanneer ze zelf geen varken hadden- hun vlees steeds kopen. Wanneer deze mensen voldoende verdienden, werd dit ook gedaan, anders at men geen vlees. De meer gegoede mensen aten heel verfijnd en gevarieerd. Bij hen kwamen 'stootbreekes', steak, gestoofde lever, niertjes en jonge haantjes op tafel. Er werden bij hen zelfs frieten gegeten.
Het vieruurtje Bijna alle mensen hadden de gewoonte om rond vier uur een boterham te eten. Bij de klei nere, armere boeren in de uithoeken van Haacht, Sint-Adriaan en 't Scharent, werkte men tijdens de winter tot het donker werd op het veld. Thuisgekomen at men dan nog één keer. Het vieruurtje werd dan overgeslagen. Als er een vieruurtje was, bestond het uit boterhammen. Meestal at men koren- of roggebo terhammen, hoewel witte boterhammen ook gegeten werden. Een andere oplossing was een witte boterham op een bruine. De boterhammen werden gesmeerd met boter en zelfgemaakte confituur, appelmoes of ra barberspijs, of met afgebakken vet (van het spek) en bruine suiker of met 'kinnekessuiker' (lichtbruine suiker). Brusselse kaas en kwark (van de koe of van de geit) konden ook wel als belegsel genomen worden. De kwark werd zelf gemaakt. Men goot ongeveer 5 liter melk in een zaanpot of een emmer. Deze werd een dag onder de buis van de stoof gezet. De melk moest eerst zuur worden vooraleer men er kwark van kon maken. In de zomer werd de melk wel vanzelf zuur. De gekabbelde melk werd door een 'stramein' (stramien) gegoten. Dit was een lichtgewe ven doek. Wat gezift werd, was de kwark. Er werd in de kaas geen suiker gedaan, die deed men op de boterham. Wanneer men echter wou vermijden dat men te royaal met de suiker schudde, werd hij wel reeds onder de kwark geroerd. Mensen die bijen hielden smeerden hun brood met honing. Wanneer de honing geslingerd werd, werd er ook 'mee' (mede) gedronken. Deze zag zwart maar was een heel goede me-
139
dicijn tegen verkoudheden. In augustus werden de bijen naar Limburg gebracht. Daar was veel heide en daar werd de honing lichter van. De honing was daar bruin van kleur, terwijl hij hier zwart zag. Een boterham met sardienen of salami kon ook wel smaken. Men at ook wel boterhammen met geperste kop. Een enkeling kreeg als vieruurtje reeds ham bij het brood, of Hollandse kaas. Soms bakte men ook 'gewonnen brood' (wentelteefjes). Men klutst een paar eieren en roert daar wat melk onder. Hierin wordt een boterham gedompeld. Deze boterham wordt dan in de pan gebakken. Men eet het gewonnen brood met wat suiker (meestal witte). Boterhammen met gestoofde peren at men ook. Deze peren werden na of samen met het brood in de oven gezet. Met warme gestoofde peren kwam men soms ook aan huis. Gebakken appels met bruine suiker waren ook lekker bij de boterham. Het vieruurtje op zondag was voor sommigen een echte smulpartij. Dan kwamen de lek kernijen op tafel. Voor anderen was het niet anders dan op weekdagen. Het vieruurtje bestond dikwijls uit wit brood gesmeerd met boter en confituur. Speculaas werd toen ook al verkocht. Er werd niet iedere zondag van de speculaas gesnoept, maar af en toe kon er toch wel een stukje af. Zelden at men een stukje chocolade. Voor de zondag werden er ook wel eens wafels en pannekoeken gebakken. Sommigen bak ten zelfs smoutebollen. Of men at een stukje badding. Ook rozijnenbrood, melkbrood of suikerbrood met boter was voor de zondagnamiddag. Rozijnenbrood kwam niet bij iedereen op tafel. Voor velen was dit iets typisch voor de kermisdagen. Hetzelfde gold voor de taarten. Sommigen serveerden 's zondags een stukje taart, maar ook dit was bij de meesten voorbehouden voor de kermisdagen. Rijstpap (melk, rijst, suiker en saffraan) en vanillepudding behoorden wel frequenter tot het vieruurtje op zondagnamiddag. Een sneetje 'ponnekoek' (peperkoek) met of zonder boter was ook speciaal voor de zondag. Wat de drank betreft, was er niets speciaals. De mensen dronken koffie of melk. Chocola demelk was een grote luxe en werd alleen bij de rijkste inwoners gemaakt. De rijkere mensen aten als vieruurtje ook reeds delikatessen zoals Camembert, Brie of Her ve piquant. Deze kazen werden in Leuven gekocht.
Het avondmaal Het avondmaal stelde over het algemeen niet zoveel voor. Veelal at men het overschot van 's middags. Dit betekende volle ketels of pannen aardappelen. De aardappelen werden klein 140
gesneden en de grote bakpan werd in het midden van de tafel gezet. Iedereen at zijn deel rechtstreeks uit de pan. De aardappelen werden niet altijd gebakken, gestoofde aardappelen werden nog meer klaar gemaakt. Daarbij at men dan melksaus of ajuinsaus. Een rauwe ui of sjalot zorgden ervoor dat het wat afsmaakte. De 'pijpjes' van de sjalotten konden ook over de aardappelen ge snipperd worden. Soms kookte men wat melk bij de aardappelen. Wanneer er geen aardappelen meer over waren, at men een dikke snee koren- of roggebrood. Rammenas en radijs werden 's avonds als toespijs bij de boterhammen gegeten. Er werd ook dikwijls pap geroerd. Als er pap was werd er geen brood meer gegeten. Tenzij het brood in de pap zat, natuurlijk. De meest popu laire pap was ongetwijfeld de melk pap. Deze werd van brood, bloem en melk gemaakt. Melkpap kon echter ook gemaakt worden van botermelk (karnemelk), kwark en suiker. Vanil lepudding werd ook voorgeschoteld. Iets wat heel dikwijls in de 'telloren' (borden) aangetroffen werd, was botermelk met havermout of brokken korenbrood (brokkenpap). Botermelk met brokken korenbrood was dé medicijn voor de mensen. Sommige mensen aten bierpap. Dit was pap gemaakt van bier, brokken brood en suiker. Bij enkelen werd reeds 's avonds rijstpap gegeten. Voor de meesten echter bleef dit een gerecht voor de feestdagen. Rijstmelk kwam meer voor. Dit was gewoon melk met wat rijst erin. Deze melk werd niet tot pap gekookt. De rijstmelk was vloeibaar en werd met de pollepel uitge schept. In de rijstpap en de rijstmelk werd soms een vanille- of een kaneelstokje gelegd.
Met deze grote koffiemolen maalde Pauline Segers jarenlang koffiebonen in haar kruidenierswinkel De Welvae/1 in de Stationsstraat te Haacht.
's Avonds maakte men ook 'smoelpap'. Die 'smoel' (semoule = rijstgriesmeel) kookte men in melk (men deed het soms ook in de soep) of men bakte er koeken van. Van rijstcrème (fijne witte bloem) of van tarwebloem werd ook pap geroerd. Men deed er wel water bij.
141
l}{]&&©G=Ju In de zomer bakte men ook wel eens een pan appelen. Men legde de appelen op een boter ham en strooide er bruine suiker over. Het lekkerste waren de goed bruin gebakken stukjes appel. Het avondmaal van de zondag was over het algemeen hetzelfde als dit op weekdagen. Men at ook de overschot van 's middags. Dit kon wel eens iets lekkerder zijn dan de aardappelen tijdens de week. Men at 's zondags nog groenten en aardappelen, vlees was er 's avonds niet meer bij. Alleen aardappelen was echter ook geen uitzondering. Boterhammen met bo ter, confituur, kaas of ham werden ook wel gegeten. Meestal mocht de pap niet ontbreken. Er waren mensen die op hun eigen manier vanillepap maakten. Naast de gewone vanillepap, bereidde men een gelijksoortige pap van 'patatten bloem' (aardappelzetmeel) en gewone bloem. Bij de apotheker haalde men dan een product in pakjes om de vanillesmaak na te bootsen. Men kon vanillepap ook maken met een vanil lestokje. Botermelk was ook fel in trek. Meestal at men die ook 's zondags met havermout en stuk ken korenbrood. In de botermelk deed men soms ook bloem om ze "gelijk" te krijgen. Bo termelk werd meestal met suiker gegeten. Men kon ook zachtjes wat bloem in de botermelk laten glijden. Zo kreeg men dan botermelk met bolletjes. Sommige mensen deden wat rijst in de botermelk. Voor sommigen bestond het avondmaal uit aardappelen en daarna pap. Voor anderen was het het ene of het andere. Feestdagen De kermis In de periode tussen de twee wereldoorlogen was er in het begin niet veel reden om te feesten. Heel veel mensen werden geconfronteerd met de harde waarheid. Haacht werd zwaar geteisterd door de voorbije oorlog. De helft van de huizen brandde totaal af. Het In terbellum was dan ook een periode van intense heropbouw. Hoewel er in het begin nog een bedrukte sfeer hing, ging de kermis iedere keer in volle vreugde door. De kermisdagen waren dé feestdagen in Haacht. De kermisperiode was de belangrijkste periode van het jaar. Gedurende drie dagen werd er feest gevierd. De eerste dag - de zondag - was de belangrijkste dag. Dan ontving men de familie. Het moest ook echt duidelijk zijn dat er gefeest werd. Dit was te merken aan het eten dat die dag op tafel kwam. De mensen die 's zondags moesten werken (café-uitbaters), hielden de maandag kermis.
142
Heel wat mensen begonnen de feestmaaltijd met een krachtige bouillon. Soepvlees en balle tjes (gehaktballetjes) mochten er niet aan ontbreken. Er waren ook mensen die kippebouil lon verkozen. De kip werd achteraf klaargemaakt met balletjes of ze werden gestoofd met een sjalot. Soms werd er ook een handvol rijst in de soep gedaan. Wat er daarna volgde, varieerde van familie tot familie. Op sommige plaatsen at men het soepvlees met savooikolen. Het soepvlees kon ook bewaard worden. Het werd dan door de mannen opgegeten. Ze aten het met mosterd en azijn. Daarna volgden de onontbeerlijke 'frikadellen met krieken', soms met pruimen, rabarberspijs of appelmoes. Die zullen wel nergens achtergebleven zijn ! Frikadellen konden ook gegeten worden met 'goeie mette' (saus van aalbessensap). Kip of jonge haantjes met appelmoes waren ook heel populair. Dit was heel fijn vlees. Met de kermis beperkte men zich ook niet tot het varkensvlees. Velen haalden voor die da gen ook een stuk vlees bij de slager. Meestal koos men voor een mooi stuk rosbief. Ook stoofvlees werd bij de slager gekocht. Iets voor de kermisdagen kwam de slager soms ook rond om de mensen te vragen welk vlees ze voor de kermis wensten. Het vlees werd dan al op voorhand besteld. Naast dit vlees van de slager serveerde men meestal ook een stuk varkensgebraad. Met de kermis had men de keuze tussen verschillende vleessoorten. Bij het vlees diende men verschillende soorten groenten op (erwten en wortelen, rode kool, schorseneren, bloemkool). De aardappelen werden gekookt of gebakken. Ook konijnen belandden in de stoofpot. Al naargelang de smaak werden deze met uien of met pruimen of rozijnen (soms ook nog met bruine Bock uit de brouwerij van Haacht) klaargemaakt. Nog een andere manier was het klaarmaken van konijn met appelen, rozijnen en suiker3 . Sommige mensen hielden een geit voor de melk. Tegen de kermis werd het dier dan ge slacht, zodat men zijn gasten geitevlees kon voorschotelen. Soms bereidde men speenvarken (jong varkentje). Dit moest wit opgediend worden. Men mocht bij deze jonge varkens de haren niet afbranden. Om ze te ontharen, werden ze boven heet water gehouden. Door de hitte verschroeiden de haren dan. De poten en de oren wer den er afgedaan. Met de kermis was er altijd dessert. Meestal maakte men een grote kom rijstpap. In de rijstpap werd ook saffraan geroerd. De pap werd opgediend met donkerbruine suiker of met lichtbruine suiker. Deze laatste wordt in Haacht 'kinnekessuiker' genoemd. Gewone 'crèmepap' (vanillepudding) werd ook gemaakt.
3
Dit recept volgt.
143
's Namiddags at men dan meestal taarten. Deze taarten werden gemaakt van het fruit dat men had. Bijna alle mensen hadden een tuin vol fruitbomen. De vrouwen bakten pruimen taarten, kriekentaarten, appeltaart, perentaart, knoeseltaart (taart van stekelbessen) en sui kertaart. Ook rozijnenbrood behoorde steevast tot het kermismenu. De boterhammen werden met veel boter gesmeerd. Er waren heel weinig mensen die de kermis oversloegen. Toch waren er gezinnen die te arm waren om tijdens die dagen familie uit te nodigen. Deze mensen woonden vooral op de uithoeken van Haacht ('t Scharent en Sint-Adriaan).
De pensenkermis De pensenkermis was één van de plezierigste perioden van het jaar. De pensenkermis werd gehouden als het varken geslacht werd. 's Namiddags werd de familie uitgenodigd. Bijna iedereen hield zelf een varken, dus bijna iedereen hield in november pensenkermis. Sommige mensen slachtten hun varken zelf, anderen lieten de slachter komen. De bekendste slachter tijdens het Interbellum was in Haacht ongetwijfeld Tist Cuypers. Voor Tist werd er wel een glaasje jenever bovengehaald. Jenever werd voor de rest alleen op Nieuwjaarsdag gedronken. De mensen die in volle ellende leefden, grepen wel eens meer naar de fles. Het varken werd geslacht en met een bos stro werd het afgebrand. Men stak de messen in heet water. Daarmee schraapte men de haren eraf en het eerste dunne vel. Wanneer het varken geslacht werd, hadden de mensen een grote voorraad vlees. Werkelijk niets ging verloren. Zo'n slachtpartij betekende ook heel wat werk. Al het vlees werd in een houten vat of in grote potten met zout gezet. Soms gebruikte men zout en azijn. De beenderen werden apart in een pot met zout gezet. Van het bloed werden pensen gemaakt. Men stak het varken in de keel en het bloed werd opgevangen in een kom. Men moest het bloed roeren en er zout bij doen. Bij de bereiding van pensen moest een onderscheid gemaakt worden tussen witte en zwarte pensen. De witte pensen werden van brood, eieren, gehakt en kop gemaakt. Men kookte ook nog thymus in melk om erbij te voegen. Het mengsel werd op smaak gebracht met pen senkruid (foelie), "gemaan kruid", zout en peper. De zwarte pensen maakte men met een beetje brood en eieren. Ook deze pensen werden gekruid. In de zwarte pensen deed men soms ook 'een heilige dag'. Dit waren stukjes wit vet van het varken. Dit vet werd in repen gesneden en dan in kleine stukjes onder het
144
mengsel gedaan. Pensen met een heilige dag waren juist zo goed omdat men die stukjes vet kon zien. De zwoerd werd vaak apart bewaard. De 'gatstukken' (achterste hesp die rond gesneden werd) zorgden voor afval. Dit vlees werd gekookt en samen met de zwoerd en ander afval (maag, poten, oren) in de pensen gedaan. De dunne darmen van het varken werden proper gemaakt. Men zorgde dat al het bloed er uit verwijderd werd. In deze darmen werd dan de brij gegoten. De darmen werden met een doorn dichtgemaakt. Die doornen moest men reeds 's morgens vroeg gaan plukken want er waren maar weinig struiken. Als deze doornen nog groen waren, waren ze nog niet sterk genoeg. Daarom was op tijd plukken heel belangrijk. Zo konden de doornen nog drogen en scherper worden. De pensen werden dan gekookt. Nu kon het gebeuren dat er eens een pens barstte. Hetgeen in het water viel, bewaarde men. Van het vocht waarin de pensen gekookt werden, werd pensensoep gemaakt. Deze soep at men meestal op de tweede dag. Tenslotte werden de pensen aan een lange stok te drogen gehangen.
Uit de vroegere kruidenierswinkel De Welvaert te Haacht. Vooraan : de weegschaal; achteraan: een muurkast met koopwaar.
werd het nog opgegeten. Het was heel fijn vlees.
Men at ook vaak soep met een 'hest' in. Dit was een stuk van de rugge graat van het varken. Het varken werd op de rug doorgedaan. Nadat het vlees in de soep gelegen had,
De meeste mensen aten de koteletten en de breekes het eerst op omdat men die niet goed kon bewaren. Op sommige plaatsen werden de koteletten gebakken en daarna gesteriliseerd. Ze werden dan in bokalen bewaard. Het spek en de 'hesp' werden eerst ook in zout bewaard. Na ongeveer drie weken werden ze eruit gehaald. Men waste het vlees in lauw water en hing het te drogen. Meestal hing men het in de schouw, soms ook gewoon aan een haak in het plafond. Daarna werd alles in stukken gesneden en in witte zakjes gedaan. Dit deed men om te voorkomen dat vliegen hun eitjes op het vlees zouden leggen. Wanneer dit toch gebeurde zat het hele vlees vol maden. 145
Het spek en de ham werden ook vaak gerookt. Het stuk waar men dagelijks van sneed, werd gekookt. Het magere gedeelte diende voor ham, het deel waar nog veel vet aan zat, werd in de pan gebakken. Worsten werden ook gedraaid. Het vlees voor de worsten werd soms al gemalen met een molentje. Mensen die nog geen molentje hadden, sneden het vlees in heel kleine stukjes. In de worsten deed men peper, zout, muskaatnoot, foelie en suiker. Van het varken ging werkelijk niets verloren. Zelfs poten en oren werden opgegeten. Sommige mensen legden die in de soep. De staart kon ook voor de soep dienen. Wanneer de oren en de poten niet in de soep terecht kwamen, waren er nog verschillende manieren om ze te verwerken. Verschillende mensen maakten van de oren en de poten 'kipkap' (geperste kop). De oren en de poten werden dan fijn gesneden op een kapblok. Dit kapblok maakte men van het onderste van een boomstam. Oren, poten en ander varkensvlees (waaronder de kop en het hart van het varken) werden fijn gekapt. Bij de slager kocht men één kilogram rundsvlees (karbonaden) om eronder te mengen, anders was het mengsel te vettig. Men kookte altijd een grote hoeveelheid. Na het koken werd het geheel nog eens gestoofd en op smaak gebracht met kruidnoot (muskaatnoot), peper en azijn. Het werd een vettig pak. Men liet alles afkoelen en de kipkap werd dan in sneetjes bij de boterhammen gegeten. Meestal at men dit met mosterd, soms ook nog met peper en muskaatnoot. De oren en de poten van het varken werden ook vaak gestoofd met pruimen en rozijnen. De pruimen werden erbij gedaan zodat ze mals konden worden. Het gerecht werd warm gege ten. De pruimen en de krenten kwamen uit Californië en Portugal (dit stond zo op de bak jes). Ze werden in de winkel verkocht. Soms werden de poten ook tussen de rooster voor de bakharingen gelegd. Ze werden dan geroosterd. Dit gebeurde buiten of op het 'ullevie'. De poten werden dan met mosterdsaus gegeten. Deze saus werd gemaakt van gesmolten boter. Daarbij voegde men azijn, zout en mosterd. Dit plakte allemaal heel erg, maar het was wel lekker. De oren en de poten kon men ook klaarmaken met tomatensaus en balletjes. Daar werden dan ook champignons bijgedaan. Dit alles ging in een grote kom. Men kon dit warm eten, maar meestal werd het koud gegeten bij de boterham. De hersenen van het varken waren ook lekker. Die werden eerst platgedrukt zodat de vellen er afkwamen. Daarna werden ze gestoofd in boter met peper en zout. Op sommige plaatsen werd er ook leverworst en leverpaté gemaakt, natuurlijk van de lever van het varken. De leverworst werd gemaakt van gemalen lever. Men kookte ook weer thymus in melk en goot dit erbij. Het mengsel werd dan in de schoongemaakte dikke darmen gegoten. Lever worst was heel goed voor de maag. De leverpaté werd gemaakt op basis van lever en gehakt. Dit werd samen in een vuurvaste schotel gebakken. Men liet het afkoelen en at het koud in sneden.
146
Kerstmis en Nieuwjaar Kerstmis en Nieuwjaar werden meestal wel een beetje gevierd, maar niet zo fel als de ker mis. Voor sommige mensen echter waren deze dagen niet anders dan de andere dagen. Er werd wel altijd naar de kerk gegaan op deze dagen, meestal meer dan één keer per dag. De meeste Haachtenaars vierden Nieuwjaar meer dan Kerstmis. In Haacht is het de traditie dat de kinderen de dag voor Nieuwjaar gaan 'koeken zingen' of 'Nieuwjaar zingen'. Deze traditie bestond al voor de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de oorlog werd het zingen wel enkele jaren afgeschaft, maar na de oorlog bloeide deze traditie weer volop verder. Ook nu nog gaan de kinderen met Oudjaar 'koeken zin gen' . Veel koeken werden er vroeger niet gegeven, en als er al gegeven werden, waren ze niet verpakt. Meestal gaf men suikerkoeken (ronde koeken met een laagje glazuur op), nic-nacjes (koekjes waarmee men een alfabet kon vormen) en nieuwjaarskoeken (deze koeken leken op petit beurre maar ze waren niet zo zoet, men kan ze ook vergelijken met de 'Mariekes' van Verkade). De kinderen kregen ook veel fruit of noten. Bij vrienden en kennissen werden al wel eens sinaasappelen gegeven. Zij gaven soms ook wat geld. Met Nieuwjaar werd er sterke drank gedronken. De jenever werd op deze dag royaal uitge schonken. Op 't Scharent werd zelf jenever gestookt, hoewel dit bij de wet verboden was. Er kwam soms ook een man rond met iets om jenever te maken. Met 1 pakje kon men 3 liter jenever maken. De mensen maakten ook zelf likeur van krieken en suiker. Daarvoor had men een speciaal lepeltje. De krieken werden met steeltje en al verwerkt. Af en toe werd er ook wel een elixir gedronken. Nieuwjaar was ook de dag waarop de petekinderen van hun peter een peperkoek kregen. Deze peperkoek kon de vorm hebben van een hartje, maar meestal was hij vierkant. De pe perkoek werd met suiker gegarnierd. Op de koek zette men ook een paard, een hertje, een hondje of een ventje in suiker. De koek kon ook versierd worden met vergulde blaadjes. In suiker werd er ook het jaartal opgeschreven. De peperkoeken waren ongeveer 4 vingers dik en wogen 1,5 of 2,5 kg. Sommige mensen gaven in plaats van een peperkoek een grote vent in speculaas. De mensen die tijdens de oorlog naar Engeland gevlucht waren en daar ook bleven tot het einde van de oorlog, vierden meestal wel meer Kerstmis. In Engeland werd Kerstmis uit bundig gevierd. De vluchtelingen brachten deze traditie mee naar Haacht. Er werd dan kalkoen gegeten en kerstpudding4. Kerstcake werd ook gebakken. Deze was te vergelijken met de cake die wij nu kennen, maar men deed er gedroogd fruit en rozijnen in. De rozijnen legde men eerst in brandy. 4
Dit recept volgt.
147
Carnaval Met carnaval werden er bij de bakkers taartjes verloot. De school eindigde dan een half uur vroeger. In de bakkerij speelden de kinderen met de lottokaarten. Diegene die het eerst zijn kaart vol had, kreeg een taartje. Meestal waren dit pruimentaartjes. Met Vastenavond werden bij de meeste mensen ook pannekoeken of wafels gebakken. Pasen Met Pasen werd er als ontbijt een hele pan eieren gebakken. In de voormiddag werden de klokken geluid. Dit betekende dat ze terug waren uit Rome. Voor de kinderen werden dan eieren verstopt. Na de mis mochten de kinderen de eieren zoeken. In het begin werden er alleen maar kippeëieren gelegd. Die werden gekleurd door ze in het ajuinwater te laten koken. Men kon ze ook kleuren met de bladeren van de rode kool, In Mechelen werden ook al suikereieren verkocht. In de periode tussen de twee we reldoorlogen begon men stilaan wel met de eieren in chocolade. Na het lof werden ook altijd eieren gekookt of gebakken. Met Pasen mocht men zo veel eten als men wou. Omelet werd ook wel gemaakt en rozijnenbrood werd ook gegeten. De Greef van Halfvasten De Greef is ontstaan in Antwerpen. Daar woonde een snoephandelaar, die alle jaren zijn teveel aan snoep uitdeelde. In Haacht kwam de Greef dan uiteindelijk ook. Later kwam Sinterklaas bij de rijkere kinderen en na verloop van tijd is de Greef dan verdwenen. Vanaf toen komt Sinterklaas voor iedereen. Met de Greef van Halfvasten kregen de kinderen versierde peperkoek en suikergoed. Eerst werd dan een bord met stukjes biet en wat hooi in de schouw gezet. 's Nachts kwam dan de Greef. Hij bracht voor ieder kind wat lekkers mee. De Greef bracht voor de kinderen vaak een koek op een stokje mee. Daar kon men aan lik ken. Met Sinterklaas kocht men chocolade, speculaas en sinaasappels in de winkel. Er werd dan ook warme rek gemaakt. Deze was zwart van kleur. Sommige mensen maak ten zelf snoep. Honingsnoepjes waren niet zo moeilijk om zelf te maken. Een brij van ho ning vermengd met enkele andere ingrediënten werd op een bakplaat gegoten. Het mengsel werd heel stijf en dan sneed men dat in kleine vierkante stukjes.
148
Er was weinig snoep. Soms kregen de kinderen een 'stok in zwarte saus' . Deze stok legde men in een glas of een fles water. Daar werd mee geschud en het mengseltje werd opge dronken. Men verkocht ook 'calissehout' (zoethout). Daar zoog men op. Doopsel Wanneer er een kindje geboren werd, gingen de ouders naar alle cafés in de buurt. De mannen dronken veelal jenever, de vrouwen dronken jenever met 'boerenjongens'. Dit was een plaatselijke specialiteit. Deze boerenjongens waren rozijnen op jonge jenever. Huwelijk Uit deze periode hebben we het menu van één huwelijksfeest kunnen bemachtigen. Op 11 september 1935 trouwden Ludovica Wolfs en Edmondus Vandesande. Hun huwe lijksmenu zag er alles behalve slecht uit. Op het einde van het Interbellum was er al heel veel te koop. Het menu getuigt dan ook van een rijkelijk gevulde feesttafel
Menu
Oxtail Venetiaanse gondels Tarbot met guldensaus Rumsteak met kampernoelies en aardappelkroketten Tropische verfrissing Pauze Ossetong in tomatensaus Brusselse hoentjes met ingelegd fruit Noorweegse kreeft met sla en mayonaise Ysroom Pronkgebak-mokka en fruit Wijnen en champagne Zo'n menu was niet voor iedereen weggelegd. Er waren mensen die het wel met minder moesten stellen. Het staat echter wel vast dat de toestand algemeen verbeterde vanaf de ja ren '30. (vervolgt) 149