Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld Archeologisch onderzoek in het gebied van de Hoogwatergeul Veessen-Wapenveld
Al in de Bronstijd leefden er mensen in het gebied Om de dorpen en steden langs de IJssel te beschermen legt Combinatie IJsselweide (bestaande uit Boskalis en van Hattum en Blankevoort), in opdracht van Waterschap Vallei en Veluwe, tussen Veessen en Wapenveld een acht kilometer lange hoogwatergeul aan. De geul wordt niet gegraven, maar ontstaat door de aanleg van twee nieuwe dijken. De breedte van de geul varieert tussen de 550 en 1.500 meter. De hoogwatergeul is een onderdeel van het landelijk waterveiligheidsprogramma Ruimte voor de Rivier, waarin waterschappen, gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat samen werken aan de veiligheid van ons Nederlandse rivierengebied. Bij extreem hoogwater zorgt de geul voor een waterstandsdaling van 71 cm op de IJssel bij
Veessen. Dit gebeurt naar verwachting gemiddeld eens in een mensenleven. In het zuiden, bij Veessen, wordt een inlaat gebouwd met een klepconstructie die bij extreem hoogwater wordt neergelaten waardoor de geul in werking wordt gesteld en het water sneller kan worden afgevoerd. In het noorden, bij Wapenveld, wordt een uitlaat gemaakt, bestaande uit een
lage dijk met uitlaatwerk. Vanwege de veiligheid mogen in de geul geen woningen of bedrijven staan. De landbouwkundige functie blijft wel behouden. De geul is eind 2016 klaar voor gebruik. De afronding van de werkzaamheden duurt tot medio 2017. In het gebied is afgelopen twee jaar door ADC ArcheoProjecten archeologisch onderzoek gedaan. Deze folder informeert u over het onderzoek en de bijzondere vondsten. Veel leesplezier!
Informatie bij de kaart: Op de kaart is de locatie van de hoogwatergeul tussen Heerde en Wapenveld te zien. Met in kleuren aangegeven de zones waar archeologische onderzoek heeft plaatsgevonden. De opgravingen in Wapenveld zijn in rood en groen (bovenin) aangegeven. Halverwege de kaart zijn de opgraving in Vorchten in rood en blauw aangegeven. Op alle locaties waar gegraven is voor de aanleg van de hoogwatergeul, is archeologisch (voor)onderzoek gedaan. Bekeken is of daar in het verleden mensen gewoond hebben en of daar nog iets van terug te vinden zou zijn. De werkzaamheden aan de hoogwatergeul verstoren de grond, en alle archeologische resten daarin. Voorafgaand aan de werkzaamheden hebben archeologen eenmalig de kans gekregen de resten uit het verleden op te graven en te documenteren. Op basis van de resultaten van het vooronderzoek zijn uiteindelijk drie locaties geselecteerd voor nader onderzoek door middel van een opgraving: twee locaties liggen op steenworp afstand van elkaar net ten oosten van Wapenveld aan de Werverdijk en de derde locatie ten westen van Vorchten aan de Ziebroekseweg. Wat er precies gevonden is, staat hierna beschreven.
2
Wapenveld Aan de Werverdijk te Wapenveld zijn op twee locaties kleinschalige opgravingen uitgevoerd. In totaal zijn er drie werkputten gegraven. Op al deze locaties hebben in de Bronstijd (2000 - 800 v. Chr.) mensen gewoond. De sporen van deze bewoning zijn in de bodem zichtbaar als donkere verkleuringen. Die verkleuringen ontstaan bijvoorbeeld als funderingen van houten palen in de grond vergaan.
De sporen van de nederzetting van de Bronstijd.
Een grondspoor, een donkere verkleuring in de grond waar ooit een paal gestaan heeft. De verkleuringen waren pas zichtbaar in het zand op ongeveer 120 cm onder het huidige maaiveld. In de eeuwen na de Bronstijd is door de overstroming van de IJssel een dik pakket klei afgezet over de nederzetting. Hierdoor is de vindplaats goed bewaard gebleven.
De bodemopbouw op de opgravingslocatie (de jalon - rood-witte stok - is onderverdeeld in gekleurde vakken van 50 cm). Bovenin een kleipakker van 80 cm dik en daaronder een zandpakket met een kleurverloop van grijs, zwart, wit bruin naar geel.
De sporen in de grond laten zien dat op deze plaats een nederzetting uit de Bronstijd heeft gestaan. Bij de opgraving ten noorden van de Werverdijk is de plattegrond van een (houten) gebouw aangetroffen, een kleine schuur of een deel van de boerderij. De plattegrond bestaat uit twee rijen van drie palen die ongeveer anderhalve meter uit elkaar staan. Aan de zuidzijde van het erf waarop het gebouw lag, zijn toentertijd enkele hekwerken geplaatst. Vlakbij het erf, aan de zuidzijde van de Werverdijk, is een zone opgegraven met veel grote kuilen. De ligging en de inhoud van deze grote kuilen doen denken aan een zone waarin werkzaamheden en ambachten uitgeoefend werden.
Overzicht van de sporen aan de Werverdijk. Boven de nederzettingssporen, de lichtblauwe lijnen geven de palenrijen aan en de donkerblauwe de regelmatige palenrijen van de boerderij. Onder de ‘ambachtelijke’ zone met in de donkerblauwe cirkel de kuil met de verbrande kwarts en in de lichtblauwe cirkel een cluster van kuilen met andere functies.
3
Brons- en IJzertijd (2000 - 12 v. Chr.)
In de Bronstijd is de zandrug bij Vorchten voor het eerst bewoond. Hoewel enkele vuurstenen werktuigen al op een oudere bewoning wijzen is hier verder geen bewijs voor gevonden. Het oudste scherfmateriaal wijst op een bewoning tijdens de Bronstijd (2000 - 800 v. Chr.), mogelijk gelijktijdig met de boerderijen bij Wapenveld. In de IJzertijd (800 - 12 v. Chr.) wordt de zandrug intensiever bewoond. Uit deze periode zijn dan meer sporen in de grond teruggevonden en ook meer vondstmateriaal. Deze sporen concentreren zich vooral ten zuiden van de Ziebroekseweg. Enkele van deze kuilen liggen in nette rijen gerangschikt (in geel, lichtblauw en donkerblauw in de afbeelding), mogelijk hebben die deel uitgemaakt van de plattegrond van een boerderij. De grondsporen en vondsten uit deze periode zijn in de latere perioden deels vergraven en daardoor zijn niet alle boerderijen helemaal meer te reconstrueren. Van niet alle gegraven kuilen is de exacte functie bekend, maar enkele geven wel een aanwijzing voor welke ambachten hier beoefend werden. In één van de kuilen is ruim 26 kg natuursteen gevonden. Bijna alle natuursteen was verbrand en daardoor in kleine brokjes uit elkaar gevallen. Het merendeel van de brokjes bestaat uit kwarts. Kleine brokjes, van maximaal een halve centimeter groot, werden in die tijd gebruik bij de productie van aardewerk. Door brokjes kwarts te vermengen met de klei krijgt de pot meer stevigheid. Aardewerk potten werden gebruikt om in te koken. De potten zagen er uit zoals de pot (uit Veldhoven) die hieronder afgebeeld is. De witte stipjes zijn de brokjes kwarts waarmee de pot verstevigd is. Bovenaan is de pot versierd met een band waarin met de vinger kuiltjes zijn gedrukt.
De ligging van enkele gebouwen uit de IJzertijd. De gekleurde lijnen geven de ligging van de palenrijen aan die deel uitmaakten van verschillende gebouwen.
Romeinse tijd (12 v. Chr. - 450 n. Chr.)
Voorbeeld van een tonvormige (kook)pot uit de Bronstijd. De witte stukjes zijn de brokken kwarts waarmee de klei verstevigd is.
Vorchten Ten westen van Vochten is in het tracé van de nieuwe dijk voor de hoogwatergeul een terrein van ongeveer 310 bij 20 meter opgegraven. Dit is het terrein aan de Ziebroekseweg. Ten zuiden van de weg zijn vooral resten uit de prehistorie (Brons- en IJzertijd 2000 - 12 v. Chr.) aangetroffen en ten noorden van de weg resten uit de Romeinse tijd (12 v. Chr. - 450 n. Chr.) en de Middeleeuwen (450 - 1500 n. Chr.). In het landschap waren in de prehistorie al diverse zandruggen aanwezig. Deze hoge en droge plaatsen waren ideaal om je op te vestigen. Dat is ook de reden dat men eeuwen lang op de zandrug bij Vorchten gewoond heeft. Deze zandrug was qua omvang groot genoeg om meerdere boerderijen op te bouwen. In het de loop van de IJzertijd vernat het gebied en ontstaat in de laaggelegen zones een veenpakket. Na het ontstaan van de IJssel, waarschijnlijk in de Romeinse tijd, wordt over het landschap in de daarop volgende eeuwen een dik pakket rivierklei afgezet. Pas met de omdijking van het land in de Middeleeuwen heeft de IJssel geen invloed meer op het gehele gebied en zijn er geen overstromingen meer.
4
In de Romeinse tijd kwamen delen van Nederland onder Romeins beheer. De Romeinen vestigden zich in het zuidelijke deel van Nederland, en de Rijn hielden zij als rijksgrens, de Limes, aan. Deze grens liep van Katwijk, Leiden, Utrecht naar Nijmegen en liep ook in Duitsland verder langs de Rijn via Xanten richting Keulen. Hoewel de Romeinen zelf dus niet tot aan Vorchten gekomen zijn, is wel de invloed van het Romeinse Rijk tot in Vorchten merkbaar. Waar men eerder het aardewerk met de hand maakte, komen nu ook sporadisch op de draaischijf gemaakte potten voor, die via handel uit het Romeinse Rijk verkregen werden. Zo is er luxe aardewerk, terra sigillata, gevonden uit de Argonne (het gebied tussen Reims en Metz in Frankrijk). Ook zijn enkele Romeinse munten op het terrein gevonden.
Geïmporteerd aardewerk uit het Romeinse Rijk, fragment van een gepolijste zwarte kom.
In de Romeinse tijd hebben op de zandrug enkele boerderijen gestaan. Van één zijn de grondsporen duidelijk terug te vinden. De boerderij is ongeveer 20 m lang en 4 m breed. Centraal in het gebouw is een fosfaatrijke zone aangetroffen. Fosfaten in de grond ontstaan vaak op de locatie waar het staldeel in een boerderij was, omdat deze stoffen uit de uitwerpselen van de dieren in de grond lang zichtbaar blijven. Binnen de boerderij zijn delen van een paardenskelet gevonden, dus ze zullen in ieder geval paarden gehouden hebben. Het paard zal niet begraven zijn in de boerderij maar het zal (slacht?)afval betreffen dat bij het verlaten van de boerderij achtergelaten is. Het aardewerk uit deze boerderij, zowel lokaal handgevormd als enkele geïmporteerde gedraaide stukken uit het Romeinse Rijk, dateren uit de 4e eeuw n. Chr. Bijna tegen de Ziebroekseweg aan heeft ook een gebouw uit de Romeinse tijd gestaan en daarnaast een waterput. De waterput was tot op het grondwater uitgegraven en ongeveer 2-3 meter diep.
belangrijk. Vondstmateriaal eruit kan mogelijk gebruikt worden om ambachten die uitgeoefend werden te achterhalen. Daarnaast is de schaarste van sporen en vondsten uit deze periode een indicatie dat de grens van het toenmalige Vorchten in deze zone gezocht moet worden. Met andere woorden: Vorchten was richting het westen een stuk groter dan nu het geval is.
De bovenkant van het houtwerk van de waterput. Zichtbaar is de grote kuil (grijs) die gegraven is in het gele zand om de beschoeiing van de waterput in te graven.
Middeleeuwen (450 - 1500 n. Chr.)
In de Vroege Middeleeuwen (450 - 1050 n. Chr.) gebeurt er binnen het opgegraven terrein niet zoveel. Waarschijnlijk zijn de huizen in die periode dichterbij de kerk gelegen. Het vondstmateriaal uit die periode is schaars en ook de grondsporen zijn van beperkte omvang. Ook elders in Nederland zijn resten uit deze periode schaars. In de werkput met het Romeinse huis zijn een hutkom en een waterput uit die periode gevonden. Hutkommen zijn kuilen van enige omvang, deze meet 8 bij 4 meter, met een vlakke bodem. In deze kuilen worden palen geplaatst zodat een afdak, en eventueel muren van vlechtwerk, gemaakt kunnen worden om beschut te zitten. In hutkommen worden vaak ambachtelijke werkzaamheden, zoals weven of smeden, uitgevoerd. Om deze reden is de vondst van de hutkom
Opvallend is het zeker dat er uit deze periode weinig sporen en vondsten gevonden zijn, aangezien juist tegen het einde van de Vroege Middeleeuwen de kerk van Vochten gebouwd is. In de Volle Middeleeuwen (1050 - 1500 n. Chr.) wordt het plangebied het intensiefst bewoond, zie alle groen gekleurde sporen in de afbeelding. Zie illustratie hierboven. De sporen ten noorden van de Ziebroekseweg. Oranje uit de IJzertijd, Paars uit de Romeinse tijd, donkergroen uit de Vroege Middeleeuwen, lichtgroen uit de Volle Middeleeuwen en rood uit de Nieuwe tijd. Het groene kader geeft de locatie van de Middeleeuwse boerderij aan. In de Middeleeuwen wordt het land met greppels verdeeld in percelen. In het noorden hebben die percelen een gelijke omvang. Parallel aan de meeste greppels, die oost-west georiënteerd zijn, liggen de boerderijen. Zeker twee boerderijen zijn binnen de opgraving gevonden, maar tussen het opgegraven terrein en de huidige dorpskern hebben er ongetwijfeld meer gelegen. De meest duidelijke huisplattegrond ligt in het zuiden van de afbeelding hierboven. Deze boerderij bestaat uit twee rijen met zwaar gefundeerde palen die de dakconstructie gedragen hebben. Een paar meter buiten deze zware staande palen is een rij palen geplaatst voor de wand van de boerderij. Boerderijen met een vergelijkbare opbouw komen in deze periode in Oost-Nederland veel voor, onder meer in Apeldoorn, Gasselte en Kootwijk.
5
De opgraving van de boerderij uit de Romeinse tijd en een hutkom (kuilhuis) uit de Middeleeuwen op de voorgrond (bij de jalons).
6
Op deze afbeelding is een deel van de palenrijen te zien, waarop het dak van de boerderij rustte.
De tufstenen waterput terwijl deze opgegraven wordt.
In de Middeleeuwen zijn ten behoeve van de watervoorziening in totaal zeven waterputten aangelegd. Deze waterputten zijn in de zandrug ingegraven tot op het grondwaterniveau. Vanwege de diepte van deze waterputten, tot onder het grondwaterniveau, was de houten constructie bewaard gebleven in de grond. Bijna alle waterputten waren beschoeid met uitgeholde boomstammen. Eén waterput viel op doordat deze, net zoals de kerk van Vorchten, van tufsteen gebouwd was. Deze tufsteen was op zware houten planken ‘gemetseld’. Tufstenen waterputten komen normaal gesproken voor binnen kloosterterreinen of binnen erven die aan de gegoede lagen van de samenleving toe te schrijven zijn. Resten van een klooster zijn hier niet aangetroffen, aanwijzingen voor welgestelde inwoners zijn nog niet direct voor handen maar het vondstmateriaal kan daar op een later moment mogelijk uitsluitsel over geven.
Enkele opvallende vondsten uit de Middeleeuwen betreffen enkele munten en een bijna complete maalsteen die onderin één van de waterputten gedumpt was. Met deze maalsteen zal bijvoorbeeld graan gemalen zijn. Eén van de zilveren munten is geslagen in Arnhem in de tijd van Keizer Maximiliaan I van Oostenrijk (14591519). Daarom staat ook het wapen van Oostenrijk op de munt afgebeeld. In deze periode maakte Nederland deel uit van het Heilige Roomse Rijk, en dat werd op het muntgeld uitgedragen. Een andere munt uit dezelfde periode (rond 1425 geslagen) is afkomstig uit het nabij gelegen Kampen.
De munten uit Kampen en Arnhem. In de loop van de Middeleeuwen verplaatst de IJssel zich langzaam steeds verder naar het oosten, tot de positie waar deze nu nog ligt. Daarmee verliest Vorchten zijn gunstige positie aan de rivier. Hierom groeit de stad niet uit tot een grote handelspost, zoals Kampen en Zutphen.
Conclusie De opgravingen te Wapenveld en Vorchten hebben uiteindelijk een schat aan informatie opgeleverd over het verleden van beide plaatsen. In Wapenveld zijn delen van een nederzetting uit de Bronstijd (200 - 800 v. Chr.) onderzocht. Daarbij is een erf met een ambachtelijke zone opgegraven. Het onderzoek in Vorchten wijst uit dat de zandrug ten westen van het huidige dorp al eeuwen lang bewoond is geweest. Vanaf de laat Romeins tijd (4e en 5e eeuw n. Chr.) lijkt deze zandrug continue bewoond te zijn tot in de 15e eeuw n. Chr. In deze 1000 jaar hebben op de zandrug meerdere boerderijen gestaan. Hieruit blijkt dat Vorchten lange tijd een stuk groter is geweest dan dat het nu is. Door de toen gunstige ligging van het dorp aan de IJssel werd er actief handel gedreven en dat is terug te zien aan de munten en andere bijzondere vondsten, zoals de tufstenen waterput.
7
Voor actuele informatie: www.ruimtevoorderivier.nl www.veessen-wapenveld.nl www.ijsselweide.com e-mail:
[email protected] Twitter: @hoogwatergeulVW
Colofon: Tekst / foto’s: R.C.A. Geerts ADC Archeo Projecten Vormgeving: LONCC Uitgave: projectbureau hoogwatergeul / Waterschap Vallei en Veluwe
Archeologie - april 2016
Facebook: www.facebook.com/hoogwatergeulVW