Opzet OV in het landelijk gebied
Samenvatting Aanleiding Gedeputeerde Kramer heeft in de Commissievergadering Lân, Loft en Wetter van 4 april 2012 toegezegd de Staten te informeren over het beleid ten aanzien van het landelijk gebied. Ook vanuit het OVVF is gevraagd om de stand van zaken. Daarnaast is het voor de uitwerking en voortgang ook van belang om met anderen het gesprek over onze ideeën over het vervoer in het landelijk gebied aan te gaan Op 1-02-2011 is de visie duurzaam OV door GS vastgesteld en op 15-11-2011het programmaplan duurzaam OV. Op dit moment worden de sporen dik, dun (vervoer landelijk gebied) en Infrastructuur en de aspecten duurzaamheid en ICT die genoemd zijn in de visie verder uitgewerkt in projectplannen. Een overzicht van de samenhang van het programma en de projecten die onder de verschillende sporen en aspecten vallen zijn in bijgevoegde mindmap weergegeven. In bijgevoegde notitie is het spoor OV in het landelijk gebied verder uitgewerkt.
Kader Het PVVP, het coalitieakkoord, het uitvoeringakkoord, de visie duurzaam OV en het programmaplan duurzaam OV vormen het kader voor het beleid ten aanzien van het (openbaar) vervoer in het landelijk gebied en de uitwerking daarvan.
Analyse Om te bepalen wat de rol van de provincie kan zijn in het verzorgen en faciliteren van vervoer in het landelijk gebied is een analyse gemaakt van soorten verplaatsingen waar het om gaat en wie betrokken en verantwoordelijk zijn voor het tegemoetkomen aan een bepaalde verplaatsingsbehoefte. Deze analyse leidde tot een indeling in drie typen verplaatsingen 1. De dagelijkse woon-werk, woon-school verplaatsingen over langere afstanden 2. De meer sociaal recreatieve verplaatsingen over middellange afstanden 3. De korte kris-kras verplaatsingen Voor alle drie deze verplaatsingen is een logische rol voor de provincie weggelegd: 1. Hier ligt een sterke provinciale taak. Regulier OV: sterke lijnen en zorgen dat inwoners haltes en knooppunten kunnen bereiken. 2. Hier betreft het een geleidende schaal: van provinciaal naar gemeenten. Provincie moet zorgdragen dat inwoners haltes en knooppunten kunnen bereiken en kunnen eventueel mogelijkheden voor vervoer op kortere afstanden faciliteren. Anderen moeten dat verder oppakken. 3. Provinciale speelt hierin geen rol..
Oplossingsrichtingen Om invulling te geven aan PVVP doelstelling, het coalitie- en uitvoeringsakkoord en de Visie Duurzaam OV is het de analyse uitgewerkt in een viertal oplossingsrichtingen. Deze moeten samen het totale (openbaar) vervoer in het landelijk gebied dekken. De oplossingsrichtingen zijn: 1) optimaliseren basislijnennet 2) optimaliseren verbinding tussen landelijk gebied en basisnet: via optimaliseren opstapper via het onderbrengen van de opstapperritten bij het WMO-vervoer 3) ondersteuning lokale initiatieven 4) een provincie dekkend systeem van de “digitale duim”: marktplaats van vraag en aanbod van ritten en lege stoelen.
1
Het financiële kader Naast inzicht in de opzet van het beleid voor het vervoer in het landelijk gebied is ook inzicht in de financiële planning m.b.t. de per motie beschikbaar gestelde €15mln voor een duurzaam OV-systeem en nieuw vormen van OV in het landelijk gebied. De €15 mln. die PS beschikbaar gesteld hebben is investeringsgeld. Echter met name de acties uit het programmaplan ten behoeven van “nieuwe vormen van openbaar vervoer in het landelijk gebied” vragen de inzet van mensuren, een bijdrage in de exploitatie van kleinschalig OV of zijn investeringen die slechts een korte afschrijvingstermijn kennen. Deze kunnen in principe niet uit de €15 mln gefinancierd worden, terwijl daar vanuit PS sterk de nadruk op gelegd wordt. Als oplossing is ervoor gekozen om acties die niet als investering kunnen worden benoemd te financieren vanuit de BDU. Hiervoor is ruimte binnen de BDU gevonden door posten die nu uit de BDU worden betaald, en die ook kunnen worden gekenmerkt als investering, te verschuiven naar de € 15 mio. Daarnaast is er dekking verkregen door geld uit het innovatiefonds OV (BDU) voor Programma Duurzaam OV in te zetten. Hierdoor ontstaat er voldoende financiële ruimte binnen de BDU om alle voorziene projecten uit het programma duurzaam OV uit te voeren. Er is geen extra claim op de BDU middelen nodig. In de financiële paragraaf in de bijlage wordt bovenstaande verder uitgewerkt.
2
1. OV in het landelijk gebied: het kader 1.1 Het coalitieakkoord en uitvoeringsakkoord 1.1.2. Openbaar vervoer in het coalitieakkoord en uitvoeringsakkoord In het coalitieakkoord en uitvoeringsakkoord is het volgende over openbaar vervoer opgenomen; De Brede Doeluitkering (BDU) van het Rijk zal de komende jaren afnemen. Deze uitkering besteden we grotendeels aan openbaar vervoer. Dat vergroot de noodzaak om ook de komende jaren te zoeken naar nieuwe en betaalbare concepten van openbaar vervoer. In dit verband, en ook als antwoord op krimp, kan combinatievervoer op met name het platteland wellicht (deels) uitkomst bieden: leerlingenvervoer combineren met de uitgifte van medicijnen, zieken- en gehandicaptenvervoer, bezorging van bibliotheekboeken, pakketten enzovoort. Wij onderzoeken de mogelijkheden hiertoe, samen met gemeenten Daarnaast investeert het de provincie komende jaren extra in het openbaar vervoer, mede om ondanks de verwachte kostenstijging toch het niveau van dienstverlening op peil te houden, met extra aandacht voor het platteland . Resultaat in 2015: Met nieuwe concepten voor openbaar vervoer en het gebruik van de fiets is de bereikbaarheid van Fryslân verbeterd.
1.2 Het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan 1.2.1. OV-Doel in het PVVP 1
Het OV-doel in het PVVP is als volgt geformuleerd: “Het doel van het openbaar vervoer is om te voldoen aan de behoefte van inwoners en bezoekers van Fryslân om zich te verplaatsen en het terugdringen van het aantal autokilometers”. Wij kiezen daarbij voor een vraaggericht systeem met een sterke hoofdstructuur. In het landelijk gebied, waar de stromen dun zijn, heeft het openbaar vervoer vooral een sociale functie. In het PVVP zijn 4 sporen gedefinieerd om het voorzieningenniveau van het OV te handhaven: 1. Meer middelen beschikbaar stellen voor OV 2. Vergroten kostendekking via hogere tarieven en organisaties met belang bij een OV voorziening vragen mee te betalen 3. Een kosteneffectief OV door een sterke hoofdstructuur (en regionale maatwerkoplossingen). 4. Het versterken van de ketenmobiliteit
1.2.2. Visie duurzaam OV in het PVVP Op middellange en langere termijn wordt Fryslân geconfronteerd met een aantal demografische en ruimtelijk-economische ontwikkelingen die invloed zullen hebben op het gebruik van het openbaar vervoer. Ook verslechtert de financiële situatie en verwachten wij stijgende kosten. Daarnaast wordt van het openbaar vervoer in Fryslân gevraagd dat het duurzaam is. Deze nieuwe ontwikkelingen bepalen de kansen voor het OV in de toekomst en vragen een nieuwe 2 benadering. Deze nieuwe benadering is neergelegd in de Visie duurzaam openbaar vervoer . Centraal staat daarin dat openbaar vervoer dient bij te dragen aan de kwaliteit van de leefomgeving van Fryslân, onder andere door de ruimtelijke spreiding te ondersteunen en het landelijk gebied te verrijken. Openbaar vervoer wordt bezien vanuit de waarde die zij toevoegt aan Fryslân en niet enkel vanuit kostenperspectief. Voor de toekomst zien wij een openbaar vervoersysteem dat bestaat uit drie deelsystemen: collectief openbaar vervoer, georganiseerd individueel vervoer en openbaar vervoer infrastructuur.
1
Het gewijzigde Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2006 is op 26 oktober 2011 door Provinciale Staten van Fryslân vastgesteld.. 2
Visie Duurzaam Openbaar vervoer is op 1-02-2011 door GS vastgesteld
3
1.2.3. Uitwerking visie duurzaam OV in het PVVP: onderdeel OV landelijk gebied De basis voor het openbaar vervoer is een sterk netwerk van hoofdlijnen (attractief collectief openbaar vervoer en collectief openbaar vervoer). Dit netwerk moet kwaliteit bieden en zo veel mogelijk reizigers trekken. Het hoofdnetwerk biedt de mogelijkheid om aansluitend hierop regionale maatwerkoplossingen te realiseren. Deze oplossingen moeten bijdragen aan de leefbaarheid van het landelijk gebied. De uitdaging hierbij ligt erin om verschillende vervoersystemens op creatieve wijze te verbinden zodat meerwaarde ontstaat voor de gebruikers. Deze nieuwe systemen van (openbaar) vervoer in het landelijk gebied kunnen naast het Georganiseerd Individueel Vervoer (blijven) en kunnen op termijn het GIV vervangen. Hiervoor zoeken we naar nieuwe vormen van samenwerking of bijvoorbeeld organisatie van het vervoer om de reiziger beter van dienst te zijn. We doen dat in samenwerking met gemeenten of andere partijen en organisaties die belang hebben bij georganiseerd (collectief) vervoer of zelf vervoer verzorgen. Deze nieuwe vormen hoeven niet altijd onder verantwoordelijkheid van de provincie te vallen. Wij gaan ervan uit dat deze nieuwe vormen minimaal net zo goed of beter voldoen aan de vraag en de verplaatsingsbehoefte die er is in het landelijk gebied. Mogelijk dat deze vormen naar de letter van de wet niet onder het “openbaar vervoer” vallen Eén van de oplossingen is een koppeling van het openbaar vervoer met het vervoer in het kader van de WMO. In een verdergaande vorm kan dit taakoverdracht naar gemeenten betekenen. De huidige buurtbusprojecten kunnen daar ook een rol in spelen.
2. Opmaat voor aanpak: Analyse vervoersvraag en rol provincie 2.1 Inleiding In de visie duurzaam OV zijn de sporen “dik, dun en infra” gedefinieerd. Daarnaast zijn in de visie duurzaam OV, het programmaplan duurzaam OV, het PVVP en het uitvoeringakkoord projecten en ideeën genoemd die onder het spoor “vervoer in het landelijk gebied” kunnen vallen. De vraag waar wij ons voor gesteld zagen was: hoe hangen deze zaken met elkaar samen en hoe is een en ander te structureren. Discussie hierover leverde het volgende beeld op. Dat beeld wordt hierna toegelicht: Grofweg zijn er drie typen verplaatsingen 4. De dagelijkse woon-werk, woon-school verplaatsingen over langere afstanden 5. De meer sociaal recreatieve verplaatsingen over middellange afstanden 6. De korte kris-kras verplaatsingen Voor alle drie deze verplaatsingen is een logische rol voor de provincie weggelegd: 4. Hier ligt een sterke provinciale taak. Regulier OV: sterke lijnen en zorgen dat inwoners haltes en knooppunten kunnen bereiken. 5. Hier betreft het een geleidende schaal: provinciaal naar gemeenten. Provincie moet zorgdragen dat inwoners haltes en knooppunten kunnen bereiken en mogelijkheden vervoer op kortere afstanden stimuleren. Andere moeten dat oppakken. 6. Provinciale rol is hier heel beperkt. Aan bovenstaande indeling ligt geen onderzoek ten grondslag. De indeling is een denkmodel om zaken te structuren en af te bakenen.
2.2 Soorten verplaatsingen Als je naar de verplaatsingsafstanden en -motieven kijkt is er een driedeling te maken. Deze indeling gebruiken we om het denken te structureren en het speelveld af te bakenen; wat pakken we wel en niet op en waarom. Het schetst een beeld van soorten verplaatsingen, maar is geen “science” of absolute. Grenzen van de soorten verplaatsingen zijn dan ook niet vast. 1. De dagelijkse verplaatsingen naar school of werk. Het gaat hier om wat langere verplaatsingen die zeer frequent gemaakt worden. Hier is behoefte aan voorspelbaarheid, snelheid en comfort. Voor een dagelijkse verplaatsing is het prettig om te weten hoe laat je moet vertrekken om op de juiste tijd aan te komen. Ook is het belangrijk bij dagelijkse
4
verplaatsingen dat de tijd die mensen aan reizen kwijt zijn acceptabel is in relatie tot de afstand die ze afleggen. De doelgroep zijn hier vooral scholieren, studenten en forenzen. Deze groep is eigenlijk het meest gebaat bij regulier OV of een snelle en betrouwbare feeder op het reguliere OV. Globaal gaat het hier om afstanden vanaf zo’n 15 km. 2. De meer incidentele verplaatsingen met een sociaal recreatief-karakter. Het gaat hierbij om het bezoek aan familie, een dagje weg, het ziekenhuis etc. De verplaatsingen worden minder frequent gemaakt en ook niet op dezelfde tijdstippen, maar wel vaak gepland (donderdagavond rond half 7 ga ik op bezoek in het ziekenhuis, of zaterdagochtend drinken we koffie in de stad). Deze reizen zouden best “voorbereid” kunnen worden. Gewenste aankomst- en vertrektijd zijn over het algemeen wel bekend en omdat ze incidenteel zijn is enige moeite bij de voorbereiding minder bezwaarlijk. Globaal zal het hier gaan om afstanden tussen de 7,5 en 30 km. Dat betekent dat een deel van de reis en/ of de ritten met het reguliere OV kan plaatsvinden en deels op een andere manier. 3. De frequente, korte, incidentele verplaatsingen. Dit zijn er vaak velen op een dag. Even naar de winkel, de huisarts, op de koffie bij moeder etc. Dit zijn de verplaatsingen die in de directe omgeving plaatsvinden en voor iedereen noodzakelijk zijn om te kunnen functioneren. Het zijn echte kriskras bewegingen waarin iedereen vrij zou willen zijn die te maken op een moment dat het hem of haar uit komt. Deze verplaatsingen zijn moeilijk in een (collectief) systeem te vangen. Reis- en resreverigingstijden wegen niet op tegen de duur van een verplaatsing.
2.3 Rol van de provincie hierbij Er kan een relatie gelegd worden tussen de soorten verplaatsingen en de rol van de provincie daarbij. Rol provincie dagelijkse verplaatsingen naar school of werk (1). Zoals aangegeven ligt bij deze verplaatsingen een sterke relatie met het OV. Reizigers kunnen waarschijnlijk een deel van hun reis met het OV maken. Dat betekent voor de provincie dat zij enerzijds een taak heeft in het verzorgen van het reguliere OV en anderzijds haar inspanningen erop moet richtingen om vanuit het landelijk gebied te kunnen feederen op het OV. Rol provincie incidentele verplaatsingen met een sociaal recreatief karakter (2). Deze verplaatsingen vinden op het schaalniveau van een of enkele gemeenten cq een regio plaats. De relatie met het reguliere OV is hier minder sterk. OV is voor deze verplaatsingen lang niet altijd een passende oplossing. De rol van de provincie is hier minder sterk te duiden. Die rol zit ‘m in elk geval in ervoor te zorgen dat mensen het OV kunnen bereiken als ze met het OV willen reizen. Als OV geen oplossing is, ligt de rol miscshienj wel meer bij “het inidividu” of de gemeenschap. In de visie duurzaam OV heeft de provincie de verwachting uitgesproken dat met het integreren van vervoersstromen, middelen, materieel, beleid etc. met bestaande middelen beter tegemoet gekomen kan worden aan de vervoersvraag die er in het landelijk gebied is. Gezien het schaalniveau liggen er ook sterke raakvlakken met de gemeente(n). De rol van de provincie hierin is enerzijds het inbrengen van het provinciale deel van het vervoer op dit schaalniveau (de Opstapper) en anderzijds die van facilitator en stimulator. Individuen, gemeenschap en gemeenten hebben hierin meer in rol in de uitwerking en uitvoering. Rol provincie op de korte incidentele verplaatsingen (3) Deze verplaatsingen liggen echt op het lokale en individuele niveau. Een rol vanuit de provincie ligt daarbij niet voor de hand. De gemeenschap en gemeente zijn meer de aangewezen partijen. Een raakvlak met de rol van de provincie zou daar kunnen liggen waar deze verplaatsingen ook uitgevoerd kunnen worden met systemen die in het kader van de incidentele sociaal recreatieve verplaatsingen worden opgezet. De hiervoor genoemde rol van de provincie hangt daarmee ook samen met het verplaatsingsniveau: provinciaal, regionaal of lokaal.
5
Niveau: provinciaal Motief: werk, school frequent Rol: dik OV, organiseren feeder
Niveau: regionaal Motief: sociaal, recreatief incidenteel Rol: inbrengen proviciaal deel verplaatsingen en faciliteren/stimuleren
Niveau: lokaal motief: sociaal, recreatief kris-kras Rol provincie: geen, kan meeliften op initiatieven op regionaal niveau
3 De aanpak: 4 oplossingsrichtignen 3.1 Inleiding De voorgaande analyse van soorten verplaatsingen en de rollen van de provincie resulteert in de volgende aanpak voor het openbaar vervoer in het landelijk gebied. De toekomstige invulling van het openbaar Vervoer in het landelijk gebied zien wij in 4 oplossingsrichtingen: 1) optimaliseren basislijnennet 2) optimaliseren verbinding tussen landelijk gebied en basisnet: via optimaliseren opstapper via het onderbrengen van de opstapperritten bij het WMO-vervoer 3) ondersteuning lokale initiatieven 4) een provincie dekkend systeem van “de digitale duim”: marktplaats van vraag en aanbod van ritten en lege stoelen. Hieronder worden de verschillende sporten kort toegelicht. In de bijlage is een motivatie voor deze vierdeling opgenomen. Centraal hierin staat punt 2: het onderbrengen van opstapperritten in het WMO.
3.2 Oplossingsrichting 1: Optimaliseren basislijnennet Hierbij wordt er gekeken of er binnen het huidige basispakket “witte vlekken” zijn: zijn er gebieden waar een soort van stamlijn ontbreekt. Een dergelijke stamlijn is noodzakelijk om vanuit het landelijk gebied op aan te kunnen sluiten om OV verplaatsingen te kunnen maken. Er moet namelijk wel een basis zijn om op aan te kunnen sluiten vanuit het landelijk gebied op het hoofdnet. Dit betekent: Nagaan noodzakelijkheid inkopen extra ritten op het reguliere OV. Hierover moet begin juli duidelijkheid zijn wil Arriva dit vanaf de start van de concessie kunnen aanbieden. Na de start van de concessie monitoren in hoeverre zich pijnpunten in de (OV) mobiliteit van bepaalde groepen voordoen. Verbeteren ketenmobiliteit; zorgen dat de belangrijkste knooppunten en haltes goed bereikbaar zijn vanuit het achterland. Hier ligt een sterke relatie met het spoor knooppunten/infrastructuur dat voorzieningen op knooppunten verzorgt.
6
Het verder verbeteren van de opstapper. Deze vervult immers ook een feederrol. De verbetering en omvorming van de opstapper hoort ook thuis bij 2: zie hierna.
Planning: inkopen extra vervoer juni 2012 (zie bijlage 1 voor een overzicht), verbeteren opstapper deels gerealiseerd bij aanbesteding en verder zie §3.3 verbeteren ketenmobiliteit: uitwerking en voorbereiding 2013. Dit loopt ook deels via het spoor OV-infrastructuur uit de visie duurzaam OV.
3.3 Oplossingsrichting 2: Optimaliseren verbinding landelijk gebiedbasisnet: de Opstapper in het WMO-vervoer. De opstapper is de schakel tussen het landelijk gebied en het basisnet. De opstapper heeft echter niet 3 de kwaliteit die we graag zouden zien . Bij de aanbesteding zijn stappen gezet op de opstapper te verbeteren. Een verdere verbetering verwachten wij door de uitvoering van de opstapper dichter naar de gebruiker te brengen. De opstapper is geen core-business voor de grote vervoerder. De 30-40 reizigers staan in geen verhouding tot de vele duizenden OV reizigers per dag. Door de uitvoering meet lokaal neer te leggen zal de uitvoerder zich meer verantwoordelijk voelen voor een goede uitvoering en kent de lokale situatie beter. De opstapperritten zouden hiervoor onder gebracht kunnen worden bij het WMO-vervoer van gemeenten. Opstapper en WMO ritten kennen behoorlijk wat overeenkomsten: het reserveringssysteem, de actieradius, het vervoermiddel, de uitvoerder en beide is het geen OV. Jaarlijks worden in Fryslân ruwweg 12.000 ritten met de Opstapper gemaakt (8.000 in N-en ZWFryslân en 4.000 in ZO-Fryslân). Gezien het nieuwe basisnet in Noord en Zuidwest Fryslân, verwachten wij een groei naar zo’n 15.000 per jaar. Deze groei komt daarmee vooral op het conto van Noord en Zuidwest Fryslân. Daarmee gaat het in de toekomst om zo’n 40(!) ritten per dag in Fryslân. Wij verwachten dat er een groep “reguliere” gebruikers is en slechts enkele echt incidentele gebruikers. Wij zullen de groep IOV gebruikers nog nader analyseren. Daartegenover staat dat bij regiotaxisystemen in zijn algemeenheid zo’n 5% van de ritten door OV reizigers gemaakt worden en zo’n 95% door WMO reizigers. Het totaal aantal IOV ritten op het totaal aantal WMO ritten is daarmee klein. Per gemeente zal het gaan om slechts enkele ritten per dag extra. Als provincie Fryslân het huidige budget Opstapper overdraagt aan de Friese gemeenten ontstaat er regie van de lokale overheid op vervoer op het plattelân. Daarnaast zal er een zeker inverdieneffect ontstaan op de vaste kosten (bv Telefooncentrale) en zeer waarschijnlijk op de variabele kosten (bundeling van ritten).en kan er meer (vervoer) met hetzelfde (budget) gereden worden. Ook al omdat de gemiddelde ritprijs van een opstapperrit vanwege de geringe aantallen hoger ligt dan die van een WMO-rit.
Opzet In de discussie met gemeenten zullen mogelijkheden en de reikwijdte van de oplossing verkend worden. Het rapport over de bundelbus kan hierin meegenomen worden. In eerste instantie wordt bestuurlijk gepolst (OVVF) of er draagvlak voor de oplossing is. De uitkomst hiervan kan meegenomen worden tijdens de Statencommissie van 4 juli. Daarna zal in overleg met gemeenten nader verkend worden wat zijn de (minimale) eisen aan het vervoer welke beleidsvrijheden van gemeenten zijn noodzakelijk wat levert het op of wat kost het aan kwaliteit, geld etc. Welke stappen moeten gezet worden om het te realiseren en op welke termijn Verdere besluitvorming in bestuurlijke gremia
3
Zie ook het rapport van MUConsult: Onderzoek naar de (openbaar) vervoerbehoefte in het landelijk gebied van Fryslân, toegezonden aan PS, briefnummer 00924708
7
Deze gesprekken zullen ook de basis vormen voor eventuele verdere uitwerking van varianten.
Planning 13 juni gesprek met 3 wethouders/stakeholders binnen de WMO over kansrijkheid van het bundelen WMO en opstapper. 21 juni OVVF 4 juli Statencommissie met o.a. terugkoppeling vanuit OVVF en gesprek met de 3 WMOwethouders/stakeholders Uitwerken mogelijke varianten en verkenningen (najaar 2012) Besluitvorming vervolg (eind 2012)
Ketenmobiliteit en rol van de fiets In de relatie tussen landelijk gebied en ov-knooppunt gaat het om ketenmobiliteit. In het voorgaande werd de keten gevormd door de opstapper, het WMO en in de paragraaf hierna door lokale initiatieven. Ook de fiets speelt een belangrijke rol in de ketenmobiliteit en krijgt daarmee binnen het programma duurzaam OV ook een rol. Uitwerking hiervan zal plaatsvinden binnen het spoor OVinfrastructuur dat zich bezig houdt met de inrichting van busstations en knooppunten. Hierbij kan gedacht worden aan OV-fietsen, elektrische fietsen en de wijze van stallen en uitlenen.
3.4 Oplossingsrichting: Ondersteuning van lokale initiatieven De Opstapper en het WMO zijn niet voor alle reizen een oplossing. Voor een deel van de reizen is er nog geen alternatief. De Opstapper is niet geschikt om tussen plaatsen op en neer te reizen want die brengt je naar het reguliere OV. Het WMO is daarvoor wel geschikt, maar is alleen toegankelijk voor WMO-geïndiceerden. De WMO-oplossing inzetten voor OV-reizgers tegen OV-tarief (regiotaxi-achtige systemen) bieden geen soelaas omdat deze veel te duur zijn in de exploitatie of de tarieven. Hier willen we op zoek naar kansen en initiatieven om toch aan deze vervoersvraag te voldoen. Dit zullen geen OV oplossingen zijn en oplossingen waar de gemeente en gemeenschap een grote rol in spelen. Door Verenigingen van Dorpsbelangen wordt meermaals gemeld dat het OV geen rol (meer) speelt bij het beantwoorden van de vervoersvraag op het plattelân. Provincie Fryslân zou een faciliterende rol moeten vervullen voor lokale initiatieven (conform de Streekagenda gedachte). Fryslân kent meerdere vervoersinitiatieven die invulling geven aan de lokale vraag. Voorbeelden zijn de Buurtbus, de Schoolbus (van Friens), vervoer van Aaltje Zonnestraaltje en vervoer door familie, vrienden en buren naar markt, dokter, ziekenhuis etc. Uit het PS-initiatief Duurzaam Vervoer Plattelân en nieuwe vormen vna OV in het landelijk gebied, kunnen dergelijke initiatieven gesteund worden met een investeringsbijdrage (aanschaf voertuig, zo mogelijk op niet-fossiele brandstof) en met een tijdelijke exploitatiebijdrage. Momenteel vindt overleg plaats met Burdaard en de Flieterpen over een dergelijk busje dat na de zomer moet gaan rijden en wat past binnen de OV visie. Dat betekent dat het een voertuig op duurzame brandstof is wat meerdere reizigersstromen bedient en meerwaarde heeft voor de gemeenschap. Het streven is een elektrisch voertuig (eventueel met ruimte om fietsen mee te nemen) dat in de ochtend een “dienstregeling rijdt tussen Buraard en Stenendam, dat vervolgens mensen naar de dagbesteding brengt, daarna is het voertuig door de gemeenschap vrij in te zetten totdat het de mensen van de dagbesteding weer terug moet brengen. In de weekenden kan het voertuig ook weer door de gemeenschap worden ingezet. Ook kan hierbij gedacht worden aan fenomenen als de Dorps(deel)auto, de (elektrische) OV-fiets etc. Deze initiatieven kunnen ook een rol gaan spelen in de behoefte aan vervoer vanwege de concentratie van voorzieningen (demografische ontwikkelingen); concreet kan daarbij ook gedacht worden aan de gevolgen van het sluiten van scholen voor basis onderwijs. Provincie Fryslân maakt hiervoor een subsidieregeling en staat open voor initiatieven “van onderop”. Ook wil hij een rol spelen als projectadviseur waar het gaat om vragen van bijvoorbeeld juridische aard (besloten versus openbaar vervoer, aansprakelijkheid, (bij)scholing chauffeurs etc). Deze subsidieregeling wordt gepresenteerd op het symposium, tezamen met allerlei initiatieven die als voorbeeld en inspiratie kunnen dienen. Deze regeling moet nog gemaakt worden, maar verwacht wordt dat er €350.000,- aan subsidie beschikbaar zal zijn.
8
Subsidie zal beschikbaar zijn voor lokale initiatieven vanuit de Mienskip. Het betreft plaatselijke maatwerkoplossingen, ontwikkeld door de gemeenschap. De provincie sluit aan op deze initiatieven en ondersteunt ze met subsidie. Ze is niet initiator of trekker van deze projecten.
Planning Symposium met menukaart en presentatie initiatieven en subsidieregeling september 2012 Uitwerking pilots door lokale gemeenschap, vanaf september 2012 Start pilots: zsm
3.5 Oplossingsrichting 4: De Digitale Duim De digitale duim is een soort van markplaats waar lege stoelen en ritten worden aangeboden en gevraagd. Iedereen, particulier, taxiondernemer, pakketdienst etc. kan plaatsen aanbieden om mee te rijden. Hoe meer mensen deelnemen hoe groter de kans dat je een gewenste verplaatsing kunt maken. Taxi Pol uit Harlingen twittert met enige regelmaat: “wij hebben morgen ritten naar Oosterwolde en Emmeloord, wie heeft een pakje of een persoon die mee wil?” Social Media kunnen hierin een rol van grote waarde spelen. Provincie Fryslân is al jaren eigenaar van de succesvolle site www.carpooldate.nl voor mensen die op reguliere basis hun woon-werkritten gezamenlijk willen maken. Dit initiatief kan uitgebreid worden met een systeem waarbij ritten ook op incidentele basis met elkaar gemaakt kunnen worden (vraag-aanbod systeem). Iedere vervoeraanbieder (taxibedrijven, ondernemers, maar ook particulieren) kan zijn ritaanbod inbrengen en af laten nemen door iedere vervoervrager. Een voorbeeld van een dergelijk systeem is het SamenRijden-initiatief van de ANWB. Door combinatie van de drie delen uit de uitwerking van het vervoer op het plattelân ontstaat er een systeem van vervoer, dat gedragen wordt door de gebruiker en de lokale overheid. Provincie Fryslân blijft het “vaste” systeem van sterke lijnen in stand houden. De digitale duim kan onderdeel uitmaken van het OV-/mobiliteitsportaal zoals genoemd in de motie nummer 1 uit de PS-vergadering van 26 oktober 2011, ingediend door dhr. van der Hoek? Deze en andere initiatieven op ICT-gebied worden verder uitgewerkt in het programmaplan voor het aspect ICT-toepassingen. Hierin worden kansen op ICT gebied verkend. Deze toepassingen dienen geen doel op zich zelf, maar ondersteunen het Ov in zijn algemeenheid.
Planning Verkenning en uitwerking 2012 Start pilot 2013
3.5 De reiziger Deze oplossingen dekken samen het vervoer in het landelijk gebied. Voor elk wat wils: je kunt met het OV, je kunt zelf een lift regelen via de digitale duim of je kunt door de vrijwilligers van de dorpsbus ergens heen gebracht worden. Keuze te over. Maar hoe zit het met de reiziger. Wordt het voor de reiziger niet onoverzichtelijk met al die verschillende systemen? In zijn algemeenheid reist een reiziger vanuit zijn woonplaats. Het is dus belangrijk dat hij de systemen die in zijn woonplaats voor handen zijn kent en kan gebruiken. Het zal hierbij gaan om een beperkt aantal alternatieven. Het is vaak helemaal niet relevant dat een reiziger ook alle systemen aan de andere kant van Fryslân kent, hij zal die niet gebruiken. De opstapper/WMO blijft provincie dekkend en via je eigen lokale WMO-vervoerder zijn ook alle andere reizen met de opstapper/het WMO te plannen. Daarnaast zal 9292 een rol kunnen spelen in de reisinformatie. Ook reisgers van buiten Fryslân moeten via 9292 hun aansluitende vervoer kunnen regelen of weten of en waar ze bijvoorbeeld van een OV-fiets gebruik kunnen maken voor het laatste stuk van hun verplaatsing.
9
4 Financieel kader Programma Duurzaam OV Naast inzicht in de opzet van het beleid voor het vervoer in het landelijk gebied hebben PS ook gevraagd om uitleg over de onderliggende financiering van het totale programma duurzaam OV. Deze volgt hieronder, met specifieke aandacht voor het vervoer in het landelijk gebied. Voor de ontwikkeling van een nieuw en duurzaam OV systeem en nieuwe vormen van openbaar vervoer in het landelijk gebied is per amendement €15 mln. beschikbaar gesteld (amendement nummer 2 uit de vergadering van 10 februari 2010, ingediend door H. van Asten). Deze €15 mln. is investeringgeld. Dit bedrag is opgebouwd uit vrijvallende kapitaallasten uit programma 2 over een periode van 30 jaar en resulteert in een afschrijvingslast van €500.000 per jaar bij een afschrijvingstermijn van 30 jaar. Dit bedrag is/wordt als volgt ingezet: Aankoop busstations Verbetering busstations Aanleg aardgas vulpunten Elektrische bussen Schiermonnikoog Elektrische buurtbus Deze investeringen leiden tot een afschrijvingslast van €412.240,- , maar tellen niet op tot een investeringsbedrag van €15 mln. Dit omdat bussen en het vulpunt geen afschrijvingstermijn van 30 jaar kennen. Omdat in de aanbesteding voor het busvervoer alleen de optie groen gas voor Leeuwarden is gelicht zal de investering in aardgas vulpunten lager zijn dan begroot. Er wordt namelijk alleen in Leeuwarden een nieuw vulpunt gerealiseerd. Hierdoor valt een deel van de investering voor vulpunten vrij. Er is dus binnen het beschikbare investeringsbudget ruimte voor meer investeringen. De verwachting is dat de verbetering/vernieuwing conform de ambitie voor OV-infrastructuur, zoals verwoord in de visie Duurzaam OV een grotere investering gaat vergen dan nu is opgenomen. Hiervoor kan de ontstane beschikbare investeringsruimte worden gebruikt. Voor de in het amendement 2 uit de vergadering van 10 februari 2010 genoemde pilots en experimenten voor vervoer landelijk gebied is exploitatiegeld, onderzoeksgeld, subsidie etc. nodig. Hiervoor kan geen investeringsgeld worden aangewend. Dit is opgelost door daarvoor BDU-middelen in te zetten. Deze middelen zijn vrijgemaakt door in de BDU begrootte investeringen voor busstations en elektrische bussen uit de €15mln investeringsgeld te dekken. Dit betekent dat er ruimte binnen de BDU gecreëerd is ter hoogte van € 1.190.000.
Vanuit BDU te dekken acties (niet zijnde investeringen) Vanuit de BDU moeten die zaken betaald worden die geen investering bevatten. Het gaat daarbij met name om de initiatieven binnen het spoor vervoer in het landelijk gebied en de personeelskosten ten behoeve van het totale programma. Salaris/inhuur programma duurzaam OV t/m 2013
320.000
Projecten en initiatieven vervoer landelijk gebied Pilot(s) combinatie WMO/OV Dialoogbijeenkomsten met regio Opzetten experimentenregeling Pilot buurtbus comb met zorginstelling Ferwerderadiel Experimentenregeling OV op platteland Ontwikkelen visie kleine knooppunten Onderzoek/aanbesteding groen gas vulpunten of oplaadpunten OV Inventarisatie onderzoek ICT
150.000 20.000 25.000 50.000 350.000 50.000 50.000 25.000
10
Experimentenregeling ICT Opstellen beleidsplan reisinformatie Totaal uitgaven
100.000 50.000 1.190.000
11
Bijlage 1 Inkoop extra ritten concessie N&ZW Fryslân
Opties volledig inkopen 1. Scholierenlijn 9 Station - Kenniscampus Nijlân 6. Belbuslijnen handhaven 7. Bredere bedieningsperiode lijn 41 Heerenveen - Balk 14. Lijn 48 Heerenveen - Lemmer ook op zaterdag overdag 15. Lijn 98 Bolsward - Makkum ook op zaterdag overdag
Opties deels inkopen 2. latere rit lijnen 2, 3, 4, 6 en 8 (alleen lijnen 3 en 6) 3. Uitbreiden frequentie lijn 3 van 3x per uur naar 4x per uur (alleen 7 extra ritten op zaterdag) 9. Uitbreiding lijn 60 Leeuwarden - Holwerd en Holwerd - Dokkum (alleen Leeuwarden - Holwerd op zaterdag) 11. Uitbreiding lijn 70 Mooie Paal - Leeuwarden in ochtenddal (alleen eerste rit náár Leeuwarden) 13. Lijnen 28 en 95 op zaterdag (alleen lijn 95)
12