V O O R W O O R D
Welkom op de internetpagina van de onderwijsgids. Deze gids geeft uitgebreide informatie over het voortgezet onderwijs. In deze onderwijsgids op internet vindt u uitgebreide algemene informatie over bijvoorbeeld de kosten, de regels, de gang van zaken op school en het examen. Ook kunt u lezen hoe u als ouder of verzorger invloed kunt hebben op het beleid van de school. Deze onderwijsgids helpt u een eind op weg, maar scholen voor voortgezet onderwijs verschillen onderling. Het is daarom belangrijk een school te kiezen die bij uw kind past. Scholen voldoen aan dezelfde kwaliteitseisen maar hebben ieder een eigen aanpak. Meer informatie over de school in uw omgeving is te vinden in de schoolgids die elke school heeft en op de internetpagina van de onderwijsinspectie. Het is handig om bij meerdere scholen die u op het oog heeft een schoolgids aan te vragen zodat u ze onderling kunt vergelijken. Als u nog vragen heeft na het lezen van deze gids, dan kunt u bellen naar het gratis telefoonnummer 0800-5010 van het Landelijk Informatiecentrum voor ouders. De medewerkers van 5010 kunnen informatie verstrekken, adviseren, en eventueel doorverwijzen. Ook kunt u via de website: www.50tien.nl per e-mail vragen stellen. Voor algemene vragen over de Rijksoverheid kunt u terecht bij postbus 51.
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
Ik hoop dat u met deze gids snel en gemakkelijk een antwoord vindt op uw vragen over het voortgezet onderwijs. Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Maria J.A. van der Hoeven
I N H O U D S O P G A V E
Inleiding
5
1
Het Nederlandse voortgezet onderwijs: kennen en kiezen De verschillende schoolsoorten Vmbo Havo en vwo Schema Nederlands onderwijssysteem Openbare en bijzondere scholen Grote en kleine scholen Informatie over een school Wet op het onderwijstoezicht De juiste schoolkeuze Het advies van de basisschool Kennismaken met de school Weigeren van een leerling Bezwaarmogelijkheden bij weigering
2
Kosten en regels Wat kost onderwijs eigenlijk? De vrijwillige ouderbijdrage Wie kan in de studiekosten bijdragen? De bijdrage voor culturele activiteiten via school De aanschaf van boeken De leerplicht Het aantal lesuren Overblijven tussen de middag De verantwoordelijkheid voor de leerling De zomervakantie Schorsing of verwijdering
17 17 17 18
De gang van zaken op school en in de les De medewerkers op school Het eerste en tweede leerjaar De brugperiode De vakken in de onderbouw Moet elke leerling alle vakken volgen? Kerndoelen Het aantal lesuren per vak Lesuitval en tussenuren De vrije lesruimte Extra begeleiding door de school Het rapport
25 25 26 26 27 27 28 28 28 29 29 29
Keuzes en adviezen tijdens de rit De studie- of beroepsrichting kiezen Het advies aan het eind van de tweede klas De invloed van de ouders
31 31 31 31
3
4
7 7 7 10 11 12 12 13 14 14 14 15 15 15
19 19 19 21 21 21 22 22
5
6 7
Zijn ouders en leerlingen aan het schooladvies gebonden? Adviezen na het tweede leerjaar
32 32
Op weg naar het examen Het globale eindexamenprogramma Het examenreglement Het programma van toetsing en afsluiting Het schoolexamen Op een andere manier examen doen Het centraal examen Het vmbo-examen Doorstromen Gecommitteerden bij het centraal examen De eindcijfers Wanneer is een leerling geslaagd? Alsnog het diploma behalen Vragen en klachten over het centraal examen
34 34 34 35 35 36 36 36 37 37 37 37 38 38
De stem van ouders en leerlingen Invloed van ouders en leerlingen op het beleid van de school De medezeggenschapsraad Rechten medezeggenschapsraad De ouderraad Andere vormen van oudervertegenwoordiging De leerlingenraad Het leerlingenstatuut Een veilig schoolklimaat
40
De vorderingen op school Een goed contact met school Begeleiding van leerlingen op school Verschillen in begeleiding tussen scholen Vorderingen bijhouden Helpen met het huiswerk Leerproblemen Gedragsproblemen Extra aandacht en speciale hulp De rugzak/Gehandicapte leerling Als de school geen oplossing heeft Waar kunnen ouders en leerlingen terecht met klachten?
46 46 46 47 47 47 48 48 48 49
Bijlagen Belangrijke adressen en telefoonnummers Lijst met vragen Trefwoordenlijst
51 51 56 58
3
40 40 41 41 42 42 42 43
49
I N L E I D I N G
Deze gids is geschreven voor de
Met andere woorden: de gids informeert u over rechten, plichten en mogelijkheden in het onderwijs.
ouder(s), verzorger(s) en leerlingen
in het voortgezet onderwijs.
Hij geeft antwoord op vragen die
ouders en leerlingen hebben,
bijvoorbeeld over zaken als de
schoolvakanties, de verschillende
soorten onderwijs, de examens en
reglementen, de sfeer op school of
over kosten.
Achter in de gids vindt u een uitgebreide lijst met namen, adressen en telefoonnummers van organisaties, waar u over bepaalde onderwerpen meer informatie kunt aanvragen. Eveneens achterin de gids treft u een lijst met vragen, die u behulpzaam kan zijn bij het zoeken naar een geschikte school voor uw zoon of dochter. U kunt de gids op verschillende manieren gebruiken: lezen van de eerste tot de laatste bladzijde; zoeken in de trefwoordenlijst naar de bladzijde met de gewenste informatie; of bladeren door de tekst, kijkend naar de begrippen in de kantlijn. Hoe u de gids ook gebruikt, wij hopen dat hij u de antwoorden geeft op uw vragen over het voortgezet onderwijs, en u uitnodigt tot gesprekken daarover, thuis en op school. In deze onderwijsgids zijn teksten opgenomen die informeren over wet- en regelgeving. Aan deze onderwijsgids als zodanig kunnen geen rechten worden ontleend. In vergelijking met vorige uitgaven is de tekst van de onderwijsgids 2005-2006 op kleine onderdelen veranderd.
5
De onderbouw duurt twee of drie schooljaren en bestaat uit een breed vakkenpakket dat in principe voor iedereen hetzelfde is
1 In dit hoofdstuk treft u informatie
aan over de verschillende school-
soorten, het verschil tussen open-
bare en bijzondere scholen, grote
en kleine scholen. Ook staan in dit
hoofdstuk onderwerpen als het
advies van de basisschool, hoe u
kunt kiezen uit de verschillende
scholen in het voortgezet onderwijs
en de kennismaking met de school
van uw keuze.
H E T N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
De verschillende schoolsoorten Aan het einde van de basisschool maken u en uw kind samen een keuze soorten voort- voor een van de soorten gezet onderwijs voortgezet onderwijs. U kunt hierbij kiezen uit: • vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs); • havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs); • vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs). Deze drie soorten voortgezet onderwijs zijn bedoeld voor leerlingen vanaf ongeveer 12 jaar. Het vakkenpakket is bij alle drie de schoolsoorten in de eerste twee leerjaren ongeveer gelijk. basisvorming Dat wordt ook wel basisvorming genoemd1. Afgezien van de inhoudelijke overeenkomst tussen de programma’s in de onderbouw verschillen de schoolsoorten flink. In opleidingsduur bijvoorbeeld, en ook in eindniveau (de examenprogramma’s). vmbo Het vmbo bestaat uit zogenaamde ‘leerwegen’, die aansluiten op het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). vmbo Het vmbo kent vier sectoren, met vaste vakkenpakketten. Leerlingen in het vmbo kiezen voor een van die sectoren. De keuze voor een sector maken leerlingen op zijn vroegst aan het eind van het tweede leerjaar. vaste vakken-
Een leerweg is de route die een leerling volgt van de basisvorming naar het onderwijs dat daarop aansluit. Alle vier de leerroutes leiden dus naar het middelbaar beroepsonderwijs. leerwegen De vier leerwegen zijn: • de theoretische leerweg; • de gemengde leerweg; • de kaderberoepsgerichte leerweg; • de basisberoepsgerichte leerweg. Binnen de basisberoepsgerichte leerpakketten
1. De term ‘basisvorming’ wordt door OCW niet meer gebruikt, OCW spreekt over de eerste twee jaar van het voortgezet onderwijs als ‘onderbouw voortgezet onderwijs’. Sommige scholen gebruiken de term basisvorming wel, maar ook andere termen – zoals eerste fase en onderbouw – zijn in gebruik. Hierna wordt steeds de term ‘onderbouw’ toegepast.
7
1
H E T N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
weg is een nieuw traject ingevoerd, het leerwerktraject. Dit is een leerwijze met meer ruimte voor stage of werk. Aan het einde van een leerwerktraject ontvangt de leerling een diploma.
Elke leerweg kent een keuze uit vier vier sectoren sectoren, namelijk: • techniek; • zorg en welzijn; • economie; • landbouw.
Als we kijken naar de doorstroommogelijkheden liggen de eerste mogelijkheden drie leerwegen dicht bij elkaar. De theoretische leerweg kan het beste worden vergeleken met het vroegere mavo. Deze leerweg geeft toegang tot de vakopleidingen (niveau 3) en middenkader-opleidingen (niveau 4) in het middelbaar beroepsonderwijs. De theoretische leerweg geeft bovendien de mogelijkheid om door te stromen naar het havo. De leerling heeft dan wel wiskunde én Frans of Duits in het pakket nodig. De gemengde leerweg ligt qua niveau dicht bij de theoretische leerweg, en bereidt de leerlingen voor op de vak- en middenkaderopleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs.
Voor scholen met vmbo geldt dat er binnen de sectoren verschillende afdelingen afdelingen bestaan. Er zijn veertien afdelingen: • bouwtechniek; • metaaltechniek; • elektrotechniek; • voertuigentechniek; • installatietechniek; • grafische techniek; • transport en logistiek; • verzorging; • uiterlijke verzorging; • administratie; • handel en verkoop; • mode en commercie; • consumptief; • landbouw en natuurlijke omgeving.
doorstroom-
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
De kaderberoepsgerichte leerweg richt zich op de praktijk en bereidt de leerlingen voor op de vak- en middenkaderopleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs. De vierde leerweg, de basisberoepsgerichte leerweg, bereidt uitsluitend voor op de basisberoepsopleidingen (niveau 2) in het middelbaar beroepsonderwijs. Een leerwerktraject geeft doorstroomrechten naar een niveau 2 opleiding in het mbo als deze verwant is. Is die niet verwant dan kunnen eventueel nadere eisen door het mbo worden gesteld.
Sommige scholen bieden een gecombineerd programma aan: het programma intrasectorale programma. Het intrasectorale programma is opgebouwd uit onderdelen van verschillende afdelingen binnen één sector.
intrasectoraal
Niet elke school heeft alle afdelingen in huis. Een leerling kan dus bijvoorbeeld niet overal ‘voertuigentechniek’ of ‘uiterlijke verzorging’ volgen. Het is daarom raadzaam om bij de vmboscholen bij u in de omgeving na te vragen welke opleidingen zij aanbieden. Ouders en leerlingen doen er goed aan om bij de overgang van het basisonderwijs naar het vmbo de zwaarte van de leerwegen goed in het oog te houden.
8
1
H E T N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
In het vmbo is de zogeheten zorgstruczorgstructuur tuur ingevoerd. Een van de doelen in het vmbo is dat zoveel mogelijk leerlingen een van de leerwegen met een vmbo-diploma afsluiten. De meeste leerlingen zullen dat doel op eigen kracht en zonder bijzondere voorzieningen kunnen bereiken. Maar er zijn ook leerlingen die daarbij wat extra extra hulp hulp nodig hebben.
krijgt of niet. Daar laat de regionale verwijzingscommissie zich niet over uit. Wel beslist de commissie op basis van de aanmeldingen of de school extra geld ontvangt voor de verzorging van uw kind. Ook niet-geïndiceerde leerlingen zijn door scholen toelaatbaar tot de verschillende vormen en mogelijkheden van leerwegondersteuning in het vmbo. De school is wel verplicht om voor elke leerling met een beschikking voor leerwegondersteunendonderwijs of praktijkonderwijs een individueel handelingsplan op te stellen. U kunt de school hier naar vragen.
Voor leerlingen die bij het volgen van een van de leerwegen tijdelijke ondersteuning nodig hebben, is er het leerleerweg onder- wegondersteunend onderwijs steunend onderwijs (lwoo). Leerlingen krijgen dan extra (orthodidactische of orthopedagogische) hulp. Sommige vmbo-scholen hebben een aparte voorziening voor leerlingen die leerwegondersteunend onderwijs krijgen. De leerlingen krijgen daar onder andere les in kleinere groepen, en kunnen daardoor meer hun eigen tempo volgen. In het leerwegondersteunend onderwijs volgen de leerlingen hetzelfde programma als in de reguliere leerwegen.
De zorgstructuur zoals die hierboven is beschreven, is sinds 1 augustus 2002 een feit. Het doel van deze structuur is om leerlingen met verschillende hulpvragen passende opleidingen aan te bieden. Daarmee krijgen ze meer mogelijkheden om een schooldiploma te halen of later een beroep te leren. Daarnaast zijn er scholen voor speciaal voortgezet onderwijs. Deze zijn ingericht op lichamelijk gehandicapte kinderen, slechthorende of slechtziende kinderen of langdurig zieke kinderen.
Daarnaast is er een groep leerlingen van wie wordt verwacht dat zij de leerwegen niet met een diploma zullen afsluiten, ook niet met langdurige extra ondersteuning. Voor die leerlingen is er praktijkonderwijs het praktijkonderwijs. Dit is een speciale vorm van onderwijs, die leerlingen voorbereidt op een plaats op de regionale arbeidsmarkt. Een regionale verwijzingscommissie bepaalt of een leerling wordt toegelaten toelaatbaarheids- tot het praktijkonderwijs. verklaring Deze commissie bekijkt aan de hand van landelijke criteria het dossier van de leerling en bepaalt daarna of de leerling in aanmerking komt voor praktijkonderwijs. De beslissing of uw kind leerwegondersteunend onderwijs ontvangt is een beslissing van de school. De middelbare school bepaalt zelf of een leerling extra ondersteuning 9
1
H E T N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
Elk profiel heeft een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is. Daarnaast is er een profieldeel dat elk van de profielen kenmerkt. Ten slotte is er een vrij deel. Deze vrije ruimte kan de leerling gebruiken om vakken te volgen uit een ander profieldeel. Dat vergroot de mogelijkheden van leerlingen om door te stromen naar het hoger onderwijs. In havo en vwo is het onderwijs opgestudiehuis bouwd rond het ‘studiehuis’. Daarbij gaat het niet om een gebouw. Met het begrip ‘studiehuis’ doelen we vooral op begeleiding door de docent, die erop is gericht de leerlingen in toenemende mate zelfstandig hun werk te laten doen.
Havo en vwo havo Het havo duurt vijf jaar en is vooral bedoeld als voorbereiding op het hbo (hoger beroepsonderwijs). Met een bewijs dat de eerste drie leerjaren havo met gunstig gevolg zijn doorlopen, kan een leerling doorstromen naar een vakopleiding of een middenkaderopleiding in het middelbaar beroepsonderwijs.
Het vwo ten slotte duurt zes jaar en is vwo vooral bedoeld als voorbereiding op het wetenschappelijk onderwijs. Met een bewijs dat de eerste drie leerjaren van het vwo met gunstig gevolg zijn doorlopen, kan een leerling doorstromen naar een vakopleiding of een middenkaderopleiding in het middelbaar beroepsonderwijs.
De hoeveelheid werk voor de leerlingen wordt uitgedrukt met het begrip 'stustudielast dielast'. Met studielast wordt bedoeld de hoeveelheid tijd die de gemiddelde leerling nodig heeft om zich een bepaalde hoeveelheid leerstof eigen te maken. Het gaat niet alleen om het volgen van de lessen op school, maar ook om de voorbereiding daarvan thuis. Werkstukken schrijven, boeken lezen, een mediatheek gebruiken en deelnemen aan excursies horen ook bij de studielast. De studielast is gebaseerd op de volgende rekensom: een leerling besteedt gedurende 40 weken per jaar 40 uur per week aan zijn of haar opleiding. Dat komt neer op een studielast van 1600 uur per jaar. De studielast voor de tweede fase van het havo is dus 3200 uur (verspreid over twee jaren) en voor het vwo 4800 uur (verspreid over drie jaren).
Tot het vwo behoren het atheneum en het gymnasium. Op het gymnasium krijgen alle leerlingen Grieks en Latijn in de onderbouw en Grieks en/of Latijn in de bovenbouw. Op het atheneum wordt soms Latijn of Grieks gegeven als keuzevak. Er bestaat ook een lyceum. Hier kunnen leerlingen zelf kiezen voor het gymnasium of het atheneum.
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
In het havo en het vwo heeft een leerling de keuze uit vier profielen. Een proprofielen fiel bestaat uit een samenhangend onderwijsprogramma dat de leerling in havo en vwo voorbereidt op een opleiding aan een hogeschool of universiteit. Door die aansluiting kan ook het aantal studenten dat het hoger onderwijs voortijdig verlaat, beperkt blijven. Er zijn vier profielen: • natuur en techniek; • natuur en gezondheid; • economie en maatschappij; • cultuur en maatschappij. 10
H E T N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
1
Schema Nederlands onderwijssysteem
2 Ass.Opl 0,5-1 jaar
2 Vakopleiding 2-4 jaar
2 Middelkaderopleiding 3-4 jaar
2 Specialisten Opleiding 1-2 jaar
3 Hoger Beroepsonderwijs (hbo) 4 jaar
3 Wetenschappelijk Onderwijs (wo) 4 jaar
3 Open Universiteit (ou)
2 Basisberoepsopleiding 2-3 jaar
In dit schema kunt u zien hoe het Nederlandse onderwijssysteem er uitziet:
Post-initieel hoger Onderwijs
Niveau 6
1. De schoolsoorten vwo, havo,
wijs. 3. Hbo, wo en de Open Universiteit behoren tot het hoger onderwijs. 4. Volwassenonderwijs kent vier soorten opleidingen: voortgezet algemeen volwassenonderwijs
1 Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) 4 jaar
Onderbouw
1 Praktijk Onderwijs 6 jaar
het middelbaar beroepsonder-
Basisberoepsgerichte leerweg
cialistenopleiding behoren tot
Kader beroepsgerichte leerweg
middenkaderopleiding en spe-
Gemengde leerweg
roepsopleiding, vakopleiding,
Speciaal Onderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs
2. Assistentopleiding, basisbe-
Niveau 5
Theoretische leerweg
onderwijs.
1 Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs (havo) 5 jaar
behoren tot het voortgezet
1 Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (VWO) 6 jaar
vmbo en praktijkonderwijs
Niveau 4
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
(vavo), Nederlands als tweede taal (NT2), breed maatschappe-
Volwassen4 Onderwijs
lijk functioneren en sociale redzaamheid. Deze opleidingen worden niet op alle niveaus aan-
BASISONDERWIJS 8 JAAR
geboden. 11
1
H E T N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
Het studiehuis: zelfstandig werken op havo en vwo zorgt voor een betere aansluiting op het hoger en wetenschappelijk godsdienstonderwijs Godsdienstonderwijs kan onderwijs. Openbare en bijzondere scholen Nederland kent ongeveer 650 scholen voor voortgezet onderwijs die betaald worden met belastinggeld. En net als in het basisonderwijs zijn er openbare en bijzondere scholen. openbare school Een openbare school wordt bestuurd door het gemeentebestuur of door een bestuurscommissie die de gemeente heeft ingesteld. In zo’n bestuurscommissie kunnen ouders zitten. Verder kan de gemeente het bestuur van een openbare school verzelfstandigen door het over te dragen aan een openbare rechtspersoon of het onder te brengen in een stichting. Openbare scholen staan open voor alle leerlingen, van welke godsdienst of levensovertuiging dan ook. Er zijn ook openbare scholen die volgens bepaalde opvoedings- en onderwijsmethoden werken, zoals Montessori, Jenaplan en Dalton. Een bijzondere school wordt bestuurd door een verenigings- of stichtingsbestuur. Meestal zitten ouders zelf in het bestuur van zo’n school. Er zijn allerlei bijzondere scholen. Confessioneel bijzondere scholen zijn rooms-katholieke, protestants-christelijke, joodse of islamitische scholen. Zij werken vanuit een godsdienst en wereldbeschouwing, en combineren dit met een bepaalde opvoedings- en onderwijsmethode. Dat kan ook Montessori of Jenaplan zijn. Algemeen bijzondere scholen gaan uit van de gelijkwaardigheid van levensbeschouwingen en combineren dit vaak met bepaalde opvoedings- en onderwijsmethoden zoals Montessori, Jenaplan en Dalton.
bijzondere school
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
Er zijn ook Vrije scholen, die een eigen mensvisie combineren met een opvoedingsmethode.
vrije school
als een verplicht vak op de confessioneel bijzondere scholen worden gegeven. Als ouders dit wensen, kan godsdienstonderwijs als een niet-verplicht vak worden gegeven op de algemeen bijzondere en openbare scholen. Wilt u meer weten over openbaar onderwijs, bijzonder onderwijs of over speciale opvoedings- en onderwijsmethoden, dan kunt u contact opnemen met een van de organisaties achterin deze gids. Grote en kleine scholen Vroeger waren er vaak aparte scholen voor vbo, mavo, havo en vwo. Tegenwoordig zijn veel van die aparte brede scholen- scholen gefuseerd tot gemeenschappen brede scholengemeenschappen. Hierdoor kunnen leerlingen op een school (meestal met meer dan één gebouw) terecht voor alle soorten voortgezet onderwijs. Als ze van het vmbo naar het havo willen, hoeven ze dus niet naar een andere school. Een groot verschil met het basisonderwijs is dat op deze scholen veel meer leerlingen zitten; ook werken er veel meer leraren. Brede scholengemeenschappen zijn vaak georganiseerd in leerlingenstromen, afdelingen of sectoren. Door deze manier van organiseren wordt de band tussen leerlingen en leraren onderling versterkt. Daarnaast bestaan er scholen die een aantal, maar niet alle schoolsoorten bieden. Dit zijn de zogenaamde smalle smalle scholen- scholengemeenschappen gemeenschappen voor bijvoorbeeld vmbo, vmbo theoretisch-havo-vwo of voor havo-vwo. Tot slot kennen we nog categoriale scholen. Deze scholen hebben maar één soort onderwijs, bijvoorbeeld alleen vmbo theoretisch of alleen gymnasium. Het kan zijn dat een leerling op 12
1
H E T N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
• De invulling van de verplichte onder-
een bepaald moment beter ander onderwijs kan volgen dan de categoriale school kan bieden. Scholen hebben vaak in een regio afspraken gemaakt om een soepele overgang naar een andere school mogelijk te maken.
wijstijd.
• De besteding van de vrijwillige ouderbijdrage en een ontwerp van de overeenkomst die de school over de ouderbijdrage sluit met de ouders. • De rechten en plichten van de ouders en verzorgers, de leerlingen en het bevoegd gezag van de school. Hieronder valt informatie over de klachtenregeling van de school en over het leerlingenstatuut.
Informatie over een school Als u meer wilt weten over een school, dan kunt u de schoolgids van de school opvragen. Ook kunt u de kwaliteitskaart van de school of het toezichtrapport van de inspectie raadplegen op de internetpagina van de inspectie (www.onderwijsinspectie.nl). Daarnaast hebben de meeste scholen een eigen internetsite waar u veel informatie vindt. Veel scholen organiseren bovendien speciale informatieavonden of dagen voor nieuwe leerlingen en ouders. Scholen zijn verplicht een schoolgids uit te brengen voor ouders en verzorgers. In zo’n gids staan veel zaken die bij het kiezen van een school van belang zijn: de uitgangspunten en doelstellingen van een school, de manier van lesgeven, maar ook lestijden en vakantieroosters. De gids vertelt u daarnaast of de school speciale programma’s heeft voor bijvoorbeeld topsporters, hoogbegaafde leerlingen, tweetalig onderwijs of muziek en dans. De speciale toelatingsregels die daarvoor gelden, staan ook in de gids vermeld. In een schoolgids vindt u onder meer informatie over de volgende onderwerpen: • De doelen van het onderwijs en de resultaten die ermee zijn bereikt. Hieronder vallen percentages leerlingen die doorstromen naar een hoger leerjaar of een ander soort onderwijs, percentages van leerlingen die de school zonder diploma verlaten en percentages leerlingen die voor het eindexamen slagen. • De zorg voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften.
De schoolgids moet jaarlijks gecontroleerd en zonodig vernieuwd worden. Daarna wordt hij uitgereikt aan de ouders. Ouders krijgen de gids ook als ze hun kind inschrijven op een school. De schoolgids geeft waardevolle informatie over het reilen en zeilen op de school. Vraag de school gerust naar zo’n schoolgids.
schoolgids
Vanaf 1998 brengt de inspectie van het onderwijs jaarlijks in september kwaliteitskaarten uit met de resultaten van scholen voor voortgezet onderwijs. De inspectie baseert zich daarbij op het schooltoezicht. Deze kaarten zijn speciaal bedoeld voor ouders die voor en met hun kind een school voor voortgezet onderwijs willen kiezen. De kaarten worden gepubliceerd op internet (www.onderwijsinspectie.nl).
tot stand komen van
de kwaliteitskaart
13
1
H E T N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
kind opgeven. Dit nummer ontvangen zij van de belastingdienst. Leerlingen zonder sofi-nummer krijgen via de school van de Informatie Beheer Groep een speciaal nummer, het zogenaamde onderwijsnummer. Als een leerling zo'n nummer heeft, moeten de ouders dat bij inschrijving aan de school melden.
Wet op de onderwijstoezicht In juni 2002 is er een wet vastgesteld die regelt dat de kwaliteit van alle scholen door de inspectie wordt doorgelicht. De inspectie komt eens in de vier jaar bij elke school met een team op bezoek, spreekt dan met directie, leraren, leerlingen en ouders en bezoekt lessen. toezichtsrapport Daarna schrijft de inspectie een rapport over de kwaliteit van het onderwijs op de school. De rapporten laten zien hoe de resultaten van de scholen zijn en wat de inspectie vindt van de kwaliteit van de lessen de veiligheid, gebruik van computers en dergelijke. Deze rapporten zijn openbaar en kunnen door iedereen op internet geraadpleegd worden. Een aantal is al te vinden bij www.onderwijsinspectie.nl, ook in de vorm van kwaliteitskaarten. De juiste schoolkeuze
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
U kunt uiteraard zelf beslissen of u uw kind bij een openbare of een bijzondere school voor voortgezet onderwijs wilt aanmelden. In principe heeft u een vrije schoolkeuze. In de praktijk wordt de keuze alleen beperkt door het advies van de basisschool en de toelatingseisen voor de leerwegen in het vmbo en voor havo en vwo. Leerlingen moeten het onderwijs immers ‘aankunnen’. Een leerling mag niet aan een opleiding beginnen waarvoor hij of zij geen positief advies heeft. Hij of zij kan bijvoorbeeld niet naar het havo wanneer hij of zij een vmbo-advies heeft. Een school mag een leerling niet voorwaardelijk toelaten. Achterin de gids hebben we een lijst opgenomen met vragen die u kunnen helpen als u scholen wilt vergelijken.U kunt de lijst met vragen gebruiken als u zich wilt voorbereiden op een gesprek met een school.
Het advies van de basisschool Als u gaat bepalen welke school voor voortgezet onderwijs het meest geschikt is, heeft u te maken met in ieder geval twee zaken: • het advies van de basisschool; • de toelatingseisen bij vmbo, havo en vwo.
onderwijsnummer
De directeur en de groepsleraar van groep 8 van de basisschool geven, na overleg met het team, in de loop van het laatste basisschooljaar een schooladvies (officieel: het onderwijskundig rapport). Vaak baseert de basisschool het advies op de eindtoet-sen die op veel scholen worden afgenomen. Maar dat is zeker niet het enige. Ook de andere leerprestaties wegen mee, en natuurlijk de interesses en motivatie van de leerling. Het geheel moet in onderlinge samenhang worden bekeschooladvies ken. Op grond van al deze gegevens schat de school in welk niveau de leerling waarschijnlijk met succes kan volgen: vmbo, havo of vwo. Indien de basisschool vindt dat uw kind leerwegondersteunendonderwijs of praktijkonderwijs nodig heeft is een indicatie- stelling nodig. Zie voor meer informatie de paragraaf over het vmbo. Alle basisscholen moeten het schooladvies op papier zetten en aan de ouders geven. De meeste scholen geven een uitgebreide - mondelinge - toelichting op de eindtoets en het advies. Ook geven ze voorlichting over de keuzemogelijkheden in het voortgezet onderwijs bij u in de omgeving.
Wanneer ouders hun kind bij een school inschrijven, moeten zij het sociaal-fiscaal nummer (sofi-nummer) van hun 14
1
H E T N E D E R L A N D S E V O O R T G E Z E T O N D E R W I J S : K E N N E N E N K I E Z E N
Voor de leerlingen is er meestal aan het begin van het eerste schooljaar een kennismakingsWeigeren van een leerling periode. Uiteraard hechten scholen voor voortgezet onderwijs veel waarde aan het schooladvies (het ‘onderwijskundig rapport’) van de basisschool. Dit advies is bij wet voorgeschreven. Toelating tot vmbo theoretisch, havo of vwo moet op basis van geschiktheidsheidonderzoek. Dat kan op verschillende manieren: een toelatingsexamen laten afleggen, proefklassen vormen of onderzoek doen naar kennis en inzicht in het laatste jaar van de basisschool (de eindtoets). Een schoolbestuur kan voor toelating ook een minimumscore eisen op de eindtoets van de basisschool. Soms laten scholen een psychologisch onderzoek uitvoeren. Maar dat gebeurt alleen als de ouders het daarmee eens zijn. Kennismaken met de school De meeste scholen voor voortgezet onderwijs hebben kennismakingsavonden of -middagen voor ouders, zogeopen dag naamde open dagen. Daar worden ouders (en leerlingen) in grote lijnen voorgelicht over de mogelijkheden die de school biedt, de manier waarop men onderwijs geeft en wat de school verder doet aan extra activiteiten. Is de keuze eenmaal gemaakt en wordt de leerling toegelaten, dan volgt informatiebijeenkomst vaak nog een informatiebijeenkomst waarin ouders nader worden geïnformeerd over wat de leerling in de eerste klas te wachten staat. Voor de leerlingen is er meestal aan het begin van het eerste schooljaar een kennismakingsperiode.
In principe beslist het bestuur van de school voor voortgezet onderwijs of een leerling wordt toegelaten. Een school mag een leerling dus weigeren. Maar hiervoor moeten wel goede redenen zijn. Dit kan bijvoorbeeld zijn dat een school vol is. De school mag de leerling niet willekeurig weigeren bijvoorbeeld door toelating afhankelijk te stellen van aanvullende de aanvullende ouderbijdraouderbijdrage ge. Bijzondere scholen mogen leerlingen weigeren als de godsdienst of levensbeschouwing van de ouders of leerling niet past bij die van de school. Maar ze mogen leerlingen niet weigeren als er binnen redelijke afstand van de woning van de leerling geen openbare school is. Bezwaarmogelijkheden bij weigering De schoolbesturen zijn verplicht om schriftelijk aan ouders uit te leggen waarom hun kind geweigerd wordt. De ouders kunnen dan binnen zes weken, eveneens schriftelijk, bezwaar maken. Het schoolbestuur moet daarna binnen bezwaarprocedure vier weken een nieuwe beslissing nemen, nadat de ouders en de leerling zijn gehoord.
15
Het onderwijs in Nederland is gratis.
2 Over de kosten van het onderwijs en
de regels in het onderwijs gaat dit
hoofdstuk. Het gaat hier om
informatie over de ouderbijdrage,
de studiekosten, de leerplicht, over-
blijven, buitenschoolse activiteiten,
vakanties enzovoort.
K O S T E N
E N
R E G E L S
Wat kost onderwijs eigenlijk? Het voortgezet onderwijs in Nederland is vanaf 01-08-2005 gratis. Het lesgeld voor 16 jarigen in het voortgezet onderwijs is afgeschaft. Maar dat betekent natuurlijk niet dat onderwijs niets kost. Gemiddeld betaalt de Nederlandse overheid € 5.900,- per jaar voor elke leerling in voortgezet- het voortgezet onderwijs. onderwijs En ook de ouders hebben kosten voor boeken, pennen en potloden, schriften en excursies. De vrijwillige ouderbijdrage Scholen mogen ouders vragen aan bepaalde activiteiten of voorziening mee te betalen: de zogenaamde ouderbijdrage. Die ouderbijdrage is een vrijwillige bijdrage d.w.z. dat u als ouder kunt kiezen of u wel of niet betaalt voor een bepaalde activiteit of voorziening. Scholen mogen een leerling de toegang tot de school dus niet weigeren als u deze bijdrage niet kunt of wilt betalen. Maar als u niet bijdraagt, mag uw kind misschien niet meedoen festiviteiten aan bepaalde festiviteiten of en uitstapjes uitstapjes. Die worden namelijk vaak uit de ouderbijdrage betaald. Wanneer excursies een onderdeel vormen van het schoolplan, kan de school leerlingen de deelname niet weigeren. Het geld van de ouderbijdragen wordt meestal gebruikt voor festiviteiten, culturele activiteiten en extra leermiddelen. Sommige scholen vragen één bedrag per jaar, andere vragen per keer geld voor een speciale activiteit. Weer andere scholen gebruiken beide mogelijkheden. De school moet met de ouders een schriftelijke overeenkomst sluiten over de ouderbijdrage. Eerst moet echter vaststaan dat de leerling wordt toegelaten tot de school. In de overeenkomst moet de school duidelijk maken wat er 17
2
K O S T E N
E N
R E G E L S
onderwijs volgt in het voortgezet onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs of het speciaal voortgezet onderwijs, ontvangt een basistoelage en kan soms ook in aanmerking komen voor een aanvullende toelage. Ook een leerling van 18 jaar of ouder die onderwijs volgt in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs kan voor deze tegemoetkoming studiekosten in aanmerking komen, afhankelijk van het aantal uren dat onderwijs wordt gevolgd. Hierover kunt u meer lezen in de brochure ‘Informatie voor scholieren in het vo, (v)so en vavo’.
met het geld van de ouderbijdrage gebeurt. Daarnaast moet in de overeenkomst staan welke regels gelden voor vermindering of kwijtschelding van deze bijdrage. De hoogte van de ouderbijdrage verschilt per school. Vaak wordt daarbij rekening gehouden met de hoogte van uw inkomen. Nadat u akkoord bent gegaan met de ouderbijdrage, bent u natuurlijk verplicht deze te betalen. Dat geldt ook voor verhogingen van de ouderbijdrage waarmee de medezeggenschapsraad in een later stadium heeft ingestemd. U kunt via de medezeggenschapsraad invloed uitoefenen op de besteding van de ouderbijdrage. Er is een gedragscode Schoolkosten die beschrijft hoe scholen op een zorgvuldige en heldere manier met ouders kunnen communiceren over de schoolkosten. Deze gedragscode is opgesteld door vertegenwoordigers van besturen- en ouderorganisaties en Schoolmanagers-VO. U kunt de school vragen of zij deze gedragscode toepast. U kunt de gedragscode downloaden op www.schoolmanagersvo.nl.
Deze brochure kunt u aanvragen bij het Centraal Distributiepunt van de IB-Groep, telefoonnummer: 050 - 599 77 55 of downloaden via de internetsite van de IB-Groep (www.ib-groep.nl). U kunt de brochure ook bij de school en bij de steunpunten van de IB-Groep krijgen.
Bijzondere scholen vragen soms ook contributie nog contributie voor het lidmaatschap van de vereniging waar de school van uitgaat. U bent echter meestal niet verplicht om lid te worden van zo’n vereniging. Wie kan in de studiekosten bijdragen? In sommige gevallen is het mogelijk een tegemoetkoming in de studiekosten schoolkosten te krijgen. Dat is geregeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten: WTOS. Daarover verschijnen speciale brochures. De WTOS is ook van toepassing op leerlingen van leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs.
tegemoetkoming
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
Een leerling die 18 jaar of ouder is en 18
2
K O S T E N
E N
R E G E L S
Veel scholen hebben een boekenfonds ingesteld. De school koopt boeken en verhuurt die aan de ouders. Ouders blijven wettelijk verantwoordelijk voor de kosten van levensonderhoud en studie totdat hun zoon of dochter 21 jaar is, ook al ontvangt hij of zij eventueel een tegemoetkoming in de schoolkosten (volgens de WTOS). Voor leerlingen met een lichamelijke, verstandelijke, of zintuiglijke handicap is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk via de gemeente een vergoeding te krijgen voor de kosten van het kosten vervoer van en naar school. leerlingenvervoer De school en de gemeente kunnen u hierover informatie geven.
boekenfonds
De aanschaf van boeken
Veel scholen hebben een boekenfonds ingesteld. De school koopt de boeken en verhuurt die aan de ouders. Zo hoeft u niet altijd nieuwe boeken aan te schaffen. Sommige scholen hebben geen boekenfonds, maar organiseren boekenmarkboekenmarkten ten. Leerlingen kunnen daar hun boeken verkopen en weer andere aanschaffen die ze voor een volgend jaar nodig hebben. Meestal wordt een uitzondering gemaakt voor woordenboeken, atlassen en werkboeken. Die moet u dus zelf kopen.
De bijdrage voor culturele activiteiten via school
De leerplicht Iedereen heeft na de basisschool nog een tijd recht op gratis onderwijs. Bovendien bestaat er tot een bepaalde leeftijd een leerplicht voor alle kinderen. Die leerplicht is vastgelegd in de Leerplichtwet 1969 waar ouders én leerlingen zich aan moeten houden. De wet gaat er namelijk van uit dat leerlingen vanaf hun 12de zelf de verantwoordelijkheid hebben om naar school te gaan. Als zij dat niet doen (en langdurig spijbelen), dan kunnen ze een boete krijgen. In het ergste geval riskeren ze zelfs een gevangenisstraf.
In de bovenbouw van vmbo, havo en vwo krijgen leerlingen het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV); in het gymnasium krijgen ze Klassieke Culturele vorming (KCV). Deze vakken bestaan uit drie delen, waarvan CKV 1 (KCV1) voor alle leerlingen verplicht is In het kader van CKV (KCV) nemen leerlingen deel aan een aantal culturele activiteiten. Daarom ontvangen leerlingen van vmbo, havo en vwo die met het vak CKV beginnen een Cultureel Jongeren Paspoort (CJP) en een aantal CKV-bonnen CKV-bonnen. Ook voor leerlingen van praktijkonderwijs en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs zijn bonnen beschikbaar. Het CJP geeft een jaar lang recht op korting op de toegangsprijs van culturele instellingen. Met de CKV-bonnen kan betaald worden bij culturele instellingen. De CKV bonnen worden via de school verstrekt. De school kan ervoor kiezen om de bonnen rechtstreeks aan de leerlingen te geven, die daarmee de CKV-activiteiten van hun keuze kunnen betalen. De school kan ook besluiten om (een deel van) de bonnen te reserveren voor collectieve activiteiten voor CKV.
Als een leerling volgens de directeur van de basisschool voldoende geschikt is voor aansluitend voortgezet onderwijs, kan de leerling worden toegelaten tot het eerste jaar van een school voor voortgezet onderwijs.
11/12 jaar
Als een leerling volgens de basisschool nog ongeschikt is voor de overgang naar het voortgezet onderwijs, kan deze op de basisschool blijven tot en met het schooljaar waarin hij 14 jaar wordt. Onder bepaalde voorwaarden kunnen leerlingen vanaf hun 14de jaar een alternatief leertraject volgen. Ze gaan dan naar school, maar
13/14 jaar
19
2
K O S T E N
E N
R E G E L S
De directeur of rector mag buiten de schoolvakanties geen vrij geven voor een wintersportvakantie of bezoek van buitenlandse leerlingen aan het land van herkomst. De directeur of rector van de school mag in heel bijzondere gevallen de leerling voor ten hoogste tien dagen per jaar vrij geven om met zijn ouders of verzorgers op vakantie te gaan. Maar dat geldt alleen voor ouders die door hun beroep niet in de schoolvakanties weg kunnen gaan. De directeur of rector mag geen toestemming geven voor vakanties in de eerste twee weken na de grote vakantie.
werken daarnaast ook in de praktijk.
vakantie
16 jaar In het laatste schooljaar dat zij leerplichtig zijn, kunnen leerlingen ingeschreven worden bij een instelling voor gedeeltelijke leerplicht. Dat houdt in dat ze ten minste twee dagen per week naar school gaan. Als ze een beroepspraktijkovereenkomst hebben in een bepaalde bedrijfstak (in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs), dan zijn ze één dag per week leerplichtig. 17 jaar Na het schooljaar waarin ze 16 jaar worden, zijn leerlingen niet meer volledig leerplichtig. Ze zijn dan nog één jaar gedeeltelijk leerplichtig voor ten minste één of twee dagen in de week. De volledige leerplicht eindigt ook als de leerling twaalf volledige schooljaren één of meer scholen heeft bezocht.
Vanaf het moment dat leerlingen niet meer volledig leerplichtig zijn, is het voortgezet onderwijs nog gratis.
17/18 jaar
Leerlingen tot 16 jaar die door een vroeg huwelijk wettelijk meerderjarig meerderjarig zijn, blijven toch leerplichtig.
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
Scholen moeten leerlingen vrij geven extra vrij voor dagen waarop zij vanwege de geloofs- of levensovertuiging van de ouders niet op school kunnen zijn. Dat geldt ook voor dagen met belangrijke familieverplichtingen, zoals begrafenissen of huwelijken.
ziek Een leerling die ziek is, kan niet naar school. De ouders moeten de school tijdig op de hoogte stellen van de ziekte. controle De gemeente controleert of ouders en leerlingen zich aan de leerplicht houden. Daarvoor zijn speciale leerplicht- mensen aangesteld: de leerambtenaar plichtambtenaren. Zij kunnen - in bijzondere gevallen - de leerling toestemming geven om van school te verzuimen. Bijvoorbeeld omdat de leerling niet naar school kan door ernstige lichamelijke of psychische problemen, of omdat ouders met de leerling voor langere tijd naar het buitenland gaan. De school let erop dat leerlingen niet zonder duidelijke redenen van school wegblijven. Ouders of de leerlingen verzuim melden moeten elk verzuim - om welke reden dan ook - aan de school melden. Als ouders toestemming willen krijgen voor extra vrij, dan moeten ze dat in de regel ten minste twee dagen voordat de gebeurtenis plaatsvindt, vragen aan de school.
Ouders die hun kinderen moedwillig van school houden en leerlingen die van school wegblijven zonder dat de ouders dat te verwijten valt,
strafbaar
20
2
K O S T E N
E N
R E G E L S
overblijven is gratis, maar het eten en drinken niet. De kosten daarvoor komen voor rekening van de ouders en leerlingen.
kunnen een boete krijgen of in het ergste geval riskeren ouders een gevangenisstraf. Elke leerling heeft wel eens een dag geen zin om naar school te gaan. Dat moet echter wel. De Leerplichtwet 1969 verplicht ouders om ervoor te zorgen dat hun kinderen naar school gaan. Maar ook de leerlingen zélf zijn vanaf hun 12de jaar verantwoordelijk voor hun aanwezigheid op school. Bij herhaalde afwezigheid van een leerling of na drie dagen afwezigheid zonder dat daarvoor een redelijke verklaring wordt gegeven, waarschuwt de school de gemeente. De leerplichtambtenaar zal dan een onderzoek instellen en controleren of de school, de ouders en de leerling zich aan de wet houden. spijbelen
De verantwoordelijkheid voor de leerling De verantwoordelijkheid van na schooltijd de school begint officieel op het tijdstip dat de leerling op school moet zijn. Dat kan zijn als de lessen beginnen, maar ook eerder als de school zelf heeft bepaald dat leerlingen eerder kunnen komen. De verantwoordelijkheid van de school eindigt als de lessen zijn afgelopen. vlak voor en
Scholen organiseren ook zogenaamde buitenschoolse activiteiten. Zoals de naam al aangeeft, gaat het dan om reisjes, excursies en
buitenschoolse
activiteiten
Het aantal lesuren In de eerste drie jaar van het voortgezet onderwijs moet de school minstens 32 lesuren per week verzorgen. Na het derde jaar wordt dat anders. Het aantal lesuren wordt dan afhankelijk van de schoolsoort: leerwegondersteunend onderwijs, vmbo, havo of vwo. Scholen mogen op grond van hun eigen ideeën over het onderwijs zelf - binnen bepaalde grenzen natuurlijk - het lesrooster lesrooster bepalen. Zo bepaalt de wet het minimale aantal uren dat aan bepaalde vakken besteed moeten worden. Voor weer andere vakken is een advies gegeven. Uiteindelijk bepalen de schoolbesturen de lesroosters voor de verschillende jaren. Ook stellen zij de schooltijden vast. Aan het begin van het schooljaar krijgt elke leerling het lesrooster voor dat jaar. Overblijven tussen de middag Alle scholen voor voortgezet onderwijs hebben een aula of een kantine waar de leerlingen kunnen overblijven. Dat
dergelijke buiten het schoolterrein. De school is dan eveneens verantwoordelijk voor uw kind. aansprakelijkheid De vraag of de school altijd aansprakelijk is voor eventuele schade die de leerling oploopt of een ander toebrengt, is niet zomaar te beantwoorden. Het gaat bij aansprakelijkheid namelijk om de vraag wat redelijk en billijk is. Met andere woorden, is er een situatie waarin de ouder of de leerling aansprakelijk is of is de school tekortgeschoten in het toezicht of vereiste handelen? In dat geval brengt de eigen verzekering voor wettelijke aansprake21
2
K O S T E N
E N
R E G E L S
Voordat zo’n besluit kan worden genomen, moet eerst de leerling worden gehoord. Als deze nog geen 18 jaar is, moeten ook zijn ouders de gelegenheid krijgen te worden gehoord. Als het om een leerplichtige leerling gaat, moet het schoolbestuur er bovendien voor zorgen dat een andere school de leerling toelaat. Een beslissing over verwijdering moet het schoolbestuur meteen melden aan de leerplichtambtenaar. Ook moet er dan worden overlegd met de inspectie. Gedurende deze periode kan de leerling worden geschorst. De schoolbesturen zijn verplicht aan de leerling, en als deze nog geen 21 jaar is ook aan zijn ouders, schriftelijk uit te leggen waarom de leerling wordt verwijderd. Binnen zes weken kan schriftelijk bezwaar worden gemaakt bij het schoolbestuur. Dat moet daarna binnen vier weken opnieuw beslissen nadat de leerling, en als deze nog geen 18 jaar is, ook zijn ouders de gelegenheid hebben gehad te worden gehoord.
lijkheid (WA-verzekering) meestal uitschoolongevallen- komst. Bovendien kan een verzekering schoolongevallenverzekering nuttig zijn. Vaak wordt zo’n verzekering via de school aangeboden. Scholen kunnen voor hun leerlingen een collectieve ongevallenverzekering afsluiten. Dat is vooral van belang als er buitenschoolse activiteiten worden ondernomen. Vraag de school hoe dat geregeld is. De zomervakantie Wanneer de zomervakantie valt, verschilt per regio. Om de vakantiedrukte te spreiden is Nederland in drie regio’s verdeeld (noord, midden en zuid). Een van de regio’s krijgt als eerste vakantie, een week later volgt een tweede regio en weer een week later is de laatste regio aan de beurt. De zomervakanties duren in alle regio’s wel even lang. Wanneer de andere vakanties beginnen en hoe lang die duren, bepaalt het bestuur van de school. De minister bepaalt alleen de zomervakantie en geeft voor de andere vakanties een advies. De meeste scholen volgen dat advies overigens wel op. De school zal u in het begin van het jaar vertellen wanneer de vakanties zijn en hoe lang ze duren. Leerlingen die vijf dagen per week naar school gaan, krijgen maximaal 60 dagen vrij.
vakantiespreiding
Schorsing of verwijdering
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
Als leerlingen zich ernstig misdragen, dan kunnen ze van school worden gestuurd. Is dat voor maximaal een week, dan spreekt men van schorsing. verwijdering Is dat voorgoed, dan heet dat verwijdering. Verwijdering gebeurt maar hoogst zelden en ook niet van de ene dag op de andere. Voordat een leerling verwijderd wordt, is er meestal al heel wat voorgevallen. De beslissing over verwijdering van een leerling wordt genomen door het schoolbestuur. 22
Leerlingen die vijf dagen per week naar school gaan, krijgen maximaal 60 dagen vrij.
Veel leraren geven niet alleen les, maar hebben ook nog een andere taak.
3 Hoe het toegaat op school en
tijdens de les staat allemaal in dit
hoofdstuk. Het gaat dan om zaken
als de vakken die worden gegeven,
hoe de school met tussenuren
omgaat, wat een brugperiode is.
D E E N
G A N G I N D E
V A N L E S
Z A K E N
De medewerkers op school Op de school voor voortgezet onderwijs krijgen de leerlingen voor ieder vak meestal een andere leraar. Dat is wel het grootste verschil met het basisonderwijs: niet meer één leraar per leraar per vak groep, maar een leraar per vak. Leerlingen kunnen dus op een dag wel vijf of zes verschillende leraren hebben. Veel leraren geven niet alleen les, maar hebben ook nog een andere taak. Ze zijn bijvoorbeeld mentor of klassenleraar, decaan, leerlingbegeleider of brugklascoördinator. Het komt ook voor dat docenten volledig zijn vrijgesteld van het lesgeven en alleen als decaan of brugklascoördinator werken.
Ook kunt u lezen hoe de school
omgaat met het geven van cijfers
en met de rapporten.
De mentor of klassenleraar zorgt voor één klas. Meestal komt de klas één keer per week met de mentor bij elkaar. De mentor houdt in ieder geval de resultaten van de leerlingen in de gaten en bespreekt deze met hen. De mentor is ook vaak degene bij wie een leerling vragen terecht kan met allerlei vraen problemen gen en met een probleem waar hij of zij in vertrouwen over wil spreken. Natuurlijk kan dat ook met een andere leraar. Er is altijd wel een leraar die een luisterend oor heeft voor problemen waar een leerling mee zit. Samen kunnen ze dan bekijken hoe een probleem het beste aangepakt kan worden. Daarmee wordt wellicht voorkomen dat een leerling de school voortijdig verlaat. Om allerlei redenen kan een leerling van school gaan zonder een diploma behaald te hebben. Zonder diploma is een carrière maken of hogerop komen vrijwel onmogelijk. Ouders en school kunnen op allerlei manieren actie ondernemen om te voorkomen dat een voortijdig leerling voortijdig van school schoolverlaten gaat. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een website op 25
O P
S C H O O L
D E E N
3
G A N G I N D E
V A N L E S
Z A K E N
decaan De decaan helpt de leerlingen een beroep of vervolgstudie te kiezen. De decaan geeft adviezen over de aanpak van de studie en helpt een speciaal studietraject uit te zetten als een leerling dat nodig heeft.
In het schooljaar 2006/2007 zullen de eisen die de overheid stelt aan scholen om onderwijs in de onderbouw aan te bieden, veranderd zijn. Deze nieuwe eisen zullen meer verschillen tussen scholen en schoolsoorten mogelijk maken. Op die manier kunnen scholen beter inspringen op verschillen tussen leerlingen en op alle leerlingen toegesneden onderwijs aanbieden. Hieronder wordt nog uitgegaan van de huidige situatie, die voor het schooljaar 2005/2006 nog geldt. Een aantal scholen heeft van de minister toestemming gekregen om al in het schooljaar 2005/2006 met die nieuwe eisen voor de onderbouw aan de slag te gaan. Uw school kan u hier meer over vertellen.
Op school werken niet alleen leraren, maar ook mensen die zich niet direct niet-onderwijzend met lesgeven bezighouden: personeel het niet-onderwijzend personeel. Dit zijn bijvoorbeeld de conciërge, de kantinebeheerder, administratieve medewerkers, de amanuensis die onder andere helpt bij proeven in de natuurkunde- of scheikundeles, de systeembeheerder en mediatheekmedewerkers. Al deze mensen werken in dienst van het onderwijs en zijn dus heel belangrijk voor een goede organisatie van de school en de lessen.
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
Het eerste en tweede leerjaar Het vakkenpakket dat alle leerlingen in de onderbouw krijgen is breed samengesteld en verschilt inhoudelijk niet veel per schoolsoort. Er wordt veel aandacht besteed aan praktische alledaagse situaties. De leerlingen moeten veel zelf doen en moeten zich daarbij steeds afvragen: wat kan ik
basisvorming
S C H O O L
doen met wat ik heb geleerd? Hoelang leerlingen dit brede vakkenpakket volgen verschilt tussen de schoolsoort en kan van school tot school verschillen. Het uitgangspunt is drie jaar. Maar een duur van twee of vier jaar is ook mogelijk. Het programma gaat geleidelijk over in dat van de hogere leerjaren.
internet over voortijdig schoolverlaten. Op deze site kunt u regelgeving en wetenswaardigheden vinden over voortijdig schoolverlaten. Het adres is: www.voortijdigschoolverlaten.nl. Of lees de brochure ‘Iedereen naar school’. Deze brochure is op school verkrijgbaar.
De dagelijkse leiding van een school voor voortgezet onderwijs is in handen directeur of rector van een directeur of rector. Grote scholen hebben één of meer adjunct-directeuren of conrectoren, die ieder een speciale taak hebben. Er kan ook een centrale directie worden gevormd met maximaal vijf personen.
O P
De brugperiode De meeste scholen voor voortgezet onderwijs met meer dan één onderwijssoort kennen een brugperiode van één of twee jaar. Die brugklas of brugperiokeuze uitstellen de is onder andere bedoeld om de keuze - vmbo-beroepsgericht of theoretisch, vmbo theoretisch of havo en havo of vwo - nog een tijdje uit te stellen. In die periode gaat de school na wat voor de leerling de meest passende onderwijssoort is. Scholen verschillen van elkaar in de manier waarop ze groepen indelen. Veel scholen stellen brugklassen samen waarin leerlingen zitten met ongeveer hetzelfde schooladvies, bijvoorbeeld vmbo beroepsgericht-theoretisch, vmbo theoretisch-havo,
groepsindeling
26
3
D E E N
G A N G I N D E
V A N L E S
Z A K E N
O P
S C H O O L
gecombineerd. De school mag ook informatiekunde combineren met andere vakken. Kortom, er is nogal wat mogelijk. Voor ouders en leerlingen is het dan ook van belang om te weten hoe de school met die vakken uit de onderbouw omgaat. Vraag daarnaar bij de school.
havo-vwo. Dat worden wel ‘dakpanklassen’ genoemd. Andere scholen zetten alle leerlingen door elkaar in de brugperiode. De vakken in de onderbouw In de onderbouw worden in ieder geval de volgende vakken gegeven. • Nederlands; • Engels; • Duits of Frans; • geschiedenis en staatsinrichting; • aardrijkskunde; • economie; • lichamelijke opvoeding; • wiskunde; • natuur- en scheikunde; • biologie; • verzorging; • informatiekunde, dat als apart vak kan worden gegeven, maar ook kan worden opgenomen in de andere vakken; • techniek; • twee kunstvakken, waarbij de school mag kiezen uit: beeldende vakken, te weten tekenen, handvaardigheid (handenarbeid of textiele werkvormen), fotografie, film of audiovisuele vorming, en uit muziek, drama of dans. In Friesland wordt ook les gegeven in de Friese taal, tenzij de school hiervoor ontheffing heeft gekregen.
Moet elke leerling alle vakken volgen? Eén van de doelen van het aanbieden van een breed vakkenpakket in de onderbouw is leerlingen niet te snel in een bepaalde richting te sturen, maar alle leerlingen een brede basis te bieden voor het vervolgonderwijs. Maar niet in alle gevallen biedt dat de beste kansen op succes. Waar de breedte van het vakkenpakket een belemmering vrijstelling vormt, zijn er mogelijkheden voor vrijstellingen. Soms vormt een bepaald vak van de onderbouw voor een leerling een te grote hindernis. Scholen kunnen die leerling in overleg met de ouders een vrijstelling voor dat vak verlenen. De school moet dit dan wel aan de inspectie melden. De tijd die vrijkomt vanwege de vrijstelling moet aan andere vakken worden besteed. Voor leerlingen in het leerwegondersteunend onderwijs en leerlingen die na twee jaar waarschijnlijk de basisberoepsgerichte leerweg zullen volgen, kunnen scholen groepen vormen die een programma met minder vakken volgen. Daardoor is er meer tijd en aandacht voor de overige vakken. De manier waarop dit gebeurt kan per school verschillen. In de schoolgids geeft de school u hierover meer informatie. Als ouders het niet eens zijn met de beslissing van de school om hun kind in een groep met een aangepast programma te plaatsen, kunnen zij daarover een klacht indienen bij de onafhankelijke klachtencommissie van de school (zie blz. 48).
Scholen laten in de onderbouw zien hoe de verschillende vakken samenhangen. samenhang vakken Dat kan op verschillen manieren. Zo kunnen ze bepaalde onderwerpen bij verschillende vakken laten terugkomen. Maar scholen mogen ook vakken bundelen. Ze kunnen dan bijvoorbeeld lesgeven over ‘natuur’. Zo’n vak bestaat dan uit een combinatie van natuur- en scheikunde en biologie. En in een leergebied ‘mens en maatschappij’ kunnen bijvoorbeeld geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde en economie worden 27
3
D E E N
G A N G I N D E
V A N L E S
Z A K E N
Ook voor andere leerlingen kan de school groepen vormen met een programma dat voor één of meer vakken afwijkt van de voorschriften. De school stelt daarvoor een commissie in die bekijkt voor welke leerlingen kan worden afgeweken. Het bestuur besluit op basis van het advies van de commissie. Dit besluit wordt aan de ouders en de inspectie meegedeeld.
Het aantal lesuren per vak
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
In de eerste drie leerjaren duurt de lesweek ten minste 32 lesuren (van 32 lesuren meestal - 50 minuten); in totaal dus drie maal 32 is 96 uur. Bijna driekwart van de beschikbare tijd (70 lesuren per drie weken) is bestemd voor de kerndoelen. De overige 26 lesuren vormen de vrije ruimte die de school zelf mag invullen. Vaak duren de lesuren 50 minuten, maar er zijn ook scholen die ervoor kiezen om kortere of langere lesuren te geven. Bijvoorbeeld lessen van 70 minuten. De totale tijd blijft wel gelijk.
S C H O O L
Scholen bepalen welke vakken van de onderbouw zij in welk leerjaar geven, en hoeveel uren ze eraan besteden. Bij dat laatste moeten ze zich wel houden aan het minimum van 2 lesuren per week gedurende een jaar (of 1 lesuur per week gedurende twee jaar). Een school kan bijvoorbeeld het vak informatiekunde in het eerste leerjaar al helemaal afronden. Of het vak economie pas vanaf het tweede leerjaar geven.
adviesurentabellen
Kerndoelen De overheid heeft inhoudelijke eisen voor het programma van de onderbouw opgesteld. Deze eisen worden kerndoekennis en len genoemd. Kerndoelen vaardigheden zijn de inhoudelijke kaders die de overheid stelt voor het onderwijsprogramma voor de eerste twee leerjaren. Ze beschrijven welke kennis en welke vaardigheden in de eerste en tweede klas in ieder geval aan bod komen. De scholen moeten hun best doen om die kerndoelen te realiseren bij zoveel mogelijk leerlingen. Als een bijzondere school heel principieel bezwaar heeft tegen bepaalde kerndoelen, dan kan deze school eigen kerndoelen vaststellen. Die ‘eigen’ kerndoelen moeten dan wel eerst worden goedgekeurd door de onderwijsinspectie.
O P
Voor de leerlingen die naar verwachting de basisberoepsgerichte leerweg en het leerwegondersteunend onderwijs zullen gaan volgen, is de minimum urenverplichting minder. Over twee jaar gemeten moeten de scholen voor deze leerlingen 75 procent van de onderwijstijd (dus 48 van de 64 lesuren) besteden aan de kerndoelen`. Hierdoor hebben de scholen meer ruimte voor eigen invulling en voor onderwijs op maat aan specifieke leerlingengroepen. In de schoolgids biedt de school informatie hierover. Lesuitval en tussenuren Als een leraar ziek wordt of plotseling weg moet, valt er wel eens een les uit. Leraren volgen bijscholingscursussen en vergaderen soms. Dan vallen er ook lessen uit. Scholen kunnen leerlingen alternatief dan een alternatief programprogramma ma aanbieden of leslesvervangende vervangende activiteiten activiteiten organiseren, bijvoorbeeld huiswerk maken. Ook kan het rooster aangepast worden of een les in een ander vak gegeven worden. Iedere school geeft in het schoolplan aan wat gedaan wordt tegen het uitvallen van lessen. Meestal worden tussenuren zoveel mogelijk voorkomen, maar dat is niet altijd mogelijk. Het is belangrijk dat u weet hoe de school omgaat met lesuitval en tussenuren in verband met het toezicht op de leerlingen, de 28
3
D E E N
G A N G I N D E
V A N L E S
Z A K E N
O P
S C H O O L
Op de meeste scholen voor het voortgezet onderwijs krijgen de leerlingen drie à vier keer per jaar een rapport waarop u de resultaten kunt aflezen. verantwoordelijkheid, de aansprakelijkheid en de veiligheid. De school moet in de schoolgids aangeven hoe de verplichte onderwijstijd wordt benut.
De vrije lesruimte Iedere school beschikt over 26 ‘vrije’ lesuren in de eerste drie leerjaren tezamen, de zogeheten vrije ruimte. Sommige scholen besteden deze uren aan extra lessen in de vakken van de onderbouw. Andere scholen gebruiken de vrije ruimte voor lessen en activiteiten die buiten het reguliere programma van de onderbouw vallen. Zo wordt op sommige scholen godsdienstles of levensbeschouwelijke vorming gegeven in de vrije ruimte. Weer andere scholen besteden die lesuren aan extra begeleiding van de leerlingen, in de vorm van mentoruren en studie-begeleiding. Op het vmbo kan de vrije ruimte gebruikt worden voor de vakken die op het beroep gericht zijn. Voor ouders en leerlingen is het belangrijk te weten wat de school met die vrije ruimte doet. Via de medezeggenschapsinvloed raad kunnen ouders invloed uitoefenen op de invulling van de vrije ruimte. Een school kan er voor kiezen andere talen dan Nederlands te geven, zoals Portugees, Italiaans, Nieuwgrieks, Spaans en Hindi. Leerlingen van wie Nederlands niet de moedertaal is, kunnen vrijstelling vragen van een ander vak wanneer zij lessen in hun moedertaal volgen. Juist de invulling van de vrije ruimte laat zien wat de school belangrijk vindt naast de verplichte vakken. Vraag ernaar op een informatiebijeenkomst. In twee gevallen is de vrije ruimte niet zo groot. Op het gymnasium moeten alle leerlingen in ieder geval les krijgen in Grieks en Latijn. En op het havo en vwo moet er in die tijd een derde moderne vreemde taal worden gegeven.
Extra begeleiding door de school De meeste scholen zijn zich goed bewust van de problemen die leerlingen kunnen hebben bij de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs. Daarom bieden ze speciale hulp om die verandering goed te kunnen verwerken. Dit gebeurt onder meer in de studielessen vorm van studielessen en huiswerkbegeleiding op school. Studielessen zijn bedoeld om leerlingen te leren hoe ze moeten studeren en hoe ze dat zelf kunnen organiseren. huiswerkbegeleiding Huiswerkbegeleiding bestaat meestal uit het maken van huiswerk op school. Daarbij wordt hulp geboden door een leraar. U doet er goed aan na te gaan welke extra begeleiding een school biedt. Het rapport Op de meeste scholen voor voortgezet onderwijs krijgen de leerlingen drie à vier keer per jaar een rapport waarop u de resultaten kunt aflezen. Sommige scholen geven ook nog zogenaamde tussenrapporten, zodat u ongeveer om de zes weken kunt zien wat de vorderingen zijn. De cijfers worden gebaseerd op een groot aantal gegevens over de prestaties van de verschillende leerlingen. Scholen hebben daar allemaal hun eigen systeem voor, maar in grote lijnen gaat het om de gecombineerde resultaten resultaten van: • schriftelijke en mondelinge overhoringen van huiswerk; • schriftelijke proefwerken; • beoordelingen van werkstukken; • toetsen voor bijvoorbeeld de vakken in de onderbouw. Vraag bij de school naar de manier waarop de resultaten van de leerlingen worden gemeten en hoe cijfers worden bepaald. 29
Aan het eind van het tweede leerjaar brengen de scholen een advies uit.
4 Na de onderbouw moeten
leerlingen een keuze maken.
Wanneer ze dat moeten doen en
wat er verder bij komt kijken,
leest u in dit hoofdstuk.
K E U Z E S D E R I T
E N
A D V I E Z E N
De studie- of beroepsrichting kiezen In de onderbouw krijgen alle leerlingen in principe nog dezelfde vakken.Daarna moeten ze kiezen voor een studie- of een beroepsrichting. Leerlingen kiezen dus - anders dan vroeger - niet direct bij binnenkomst in het voortgezet onderwijs voor vmbo, havo of vwo. Wel bekijkt de school de mogelijkheden van iedere leerling. Daarnaast krijgen leeroriëntatie lingen een zogenaamde ‘oriëntatie op studie of beroep’. Daarin leren ze meer over allerlei beroepen en de opleidingen die daarvoor nodig zijn. Deze oriëntatie vormt een vast onderdeel van de onderbouw. De school kan u hierover meer vertellen. Het advies aan het eind van het tweede leerjaar Aan het eind van het tweede leerjaar brengen de scholen in ieder geval een advies uit. Daarin staat meestal welke algemene richting de leerling het beste kan volgen: vmbo, havo of vwo. Als de school een leerling adviseert om naar het beroepsonderwijs te gaan, dan zal zij meestal ook aangeven welk beroepsrichting het meest voor de hand ligt. Bijvoorbeeld: bouwtechniek, mode en commercie, voertuigentechniek, handel en verkoop, metaaltechniek, elektrotechniek of verzorging. De invloed van de ouders Zo’n beslissing over de verdere (school)loopbaan na de onderbouw is natuurlijk niet niks. Het is dan ook heel belangrijk dat leerlingen en ouders nauw betrokken zijn bij die keuze.Samen met de school moeten ze bepalen: • waar de leerling aanleg voor heeft; • wat de ambities van de leerling zijn; • welke capaciteiten de leerling heeft; • welke kans de leerling heeft om zijn of haar talenten maximaal te ontwikkelen. 31
T I J D E N S
4
K E U Z E S D E R I T
E N
A D V I E Z E N
bepaalt namelijk vaak welke mogelijkheden er zijn om verder te studeren in vakopleidingen en middenkaderopleidingen van het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger beroepsonderwijs of het wetenschappelijk onderwijs. Het is dan ook zaak dat ouders en leerlingen zich informeren over de eisen die vervolgopleidingen stellen aan het eindexamenpakket. Bij de schooldecaan kunt u hierover alle inlichtingen krijgen. Die keuze voor het eindexamenpakket hoeven leerlingen en ouders natuurlijk niet alleen te maken. De school zal u gericht adviseren en u informeren over de voors en tegens van de verschillende mogelijkheden.
Met de antwoorden op deze vier vragen in het achterhoofd kan een verstandige keuze worden gemaakt. Het is daarbij zaak om een goede balans te zoeken tussen ‘willen’ aan de ene kant en ‘kunnen’ aan de andere. Zijn ouders en leerlingen aan het schooladvies gebonden? Niemand is verplicht om het advies van de school te volgen. Maar de school beslist wel of leerlingen overgaan naar een volgend leerjaar vmbo, havo of vwo. Als u zich om welke reden dan ook niet in het advies kunt vinden, dan is het zaak daar snel met de school over te praten. Bedenk daarbij dat een school bij de voorbereiding van zo’n advies zorgvuldig te werk gaat. In de meeste gevallen worden school en ouders het snel eens. Lukt dat niet, dan kunt u altijd nog overwegen van school te veranderen. Het is overigens wel zo, dat de ontvangende school rekening moet houden met het advies van de school van herkomst. Adviezen na het tweede leerjaar
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
T I J D E N S
De school begeleidt leerlingen van begin tot eind, en geeft ouders en leerlingen dan ook op verschillende momenten informatie en advies. Zo moeten vmbo-leerlingen aan het einde van het tweede leerjaar weten wat de meest geschikte afdeling voor hen is. Havo- en vwo-leerlingen moeten aan het begin van het vierde leerjaar één van de profielen kiezen. Daarnaast kunnen zij ervoor kiezen hun opleiding voort te zetten in een vakopleiding of middenkaderopleiding van het middelbaar beroepsonderwijs. Op dat moment moet dus duidelijk zijn in welke beroeps- of studierichting ze zich verder kunnen en willen ontwikkelen. De samenstelling van het vakkenpakket is daarom belangrijk. Het pakket vakken waarin eindexamen is gedaan, 32
Het eindexamen bestaat in de regel uit twee delen: het schoolexamen en het centraal examen.
5 In dit hoofdstuk leest u wat er alle-
maal speelt rond het examen. Hier
komen onderwerpen aan bod als
hoe het eindexamenprogramma er
globaal uitziet, wanneer leerlingen
geslaagd of gezakt zijn, enzovoort.
O P
W E G
N A A R
H E T
E X A M E N
Het globale eindexamenprogramma In de laatste twee jaar van het voortgezet onderwijs bereiden de leerlingen zich voor op het examen. Leerlingen in het vwo zijn hier de laatste drie jaar mee bezig. Het grootste deel van de lesuren in deze laatste jaren wordt besteed aan de examenvakken. De leerlingen van het vmbo gaan bovendien in het derde of vierde jaar meestal op stage. In welke vakken de leerlingen precies examen doen, hangt af van de schoolsoort (vmbo havo, vwo) en de gekozen sector of het gekozen profiel. Het eindexamen bestaat in de regel uit twee delen: het schoolexamen en het centraal examen centraal examen. Het centraal examen is gelijk voor alle leerlingen van dezelfde onderwijssoort. Alle leerlingen in Nederland moeten dus aan het einde van hun laatste jaar over hun verplichte en hun keuzevakken dezelfde examenvragen beantwoorden. De scholen stellen zelf het schoolexaschoolexamen men op, maar het ministerie van OCW bepaalt wel wat de onderwerpen zijn. Het ministerie bepaalt de programma’s voor het gehele eindexamen. Hierin staat voor ieder vak wat de examenstof is en hoe de examenstof is verdeeld over het schoolexamen en het centraal examen. In het eindexamenprogramma staat bovendien uit hoeveel toetsen het centraal examen bestaat en hoe lang deze toetsen duren. Voor het schoolexamen bepaalt de school zelf het aantal toetsen.
examenprogramma
Het examenreglement Iedere school heeft een examenreglement. Hierin staat onder andere hoe de gang van zaken is tijdens het examen: wat mag er wel en wat mag er niet? Ook staat er in het reglement welke 34
5
O P
W E G
N A A R
H E T
maatregelen de directeur van de school kan nemen, als er zich ‘onregelmatigheden’ voordoen. Bijvoorbeeld: wat mag de directeur doen als een leerling spiekt of te laat komt? Daarnaast vertelt het reglement welke beroepsmogelijkheden ouders en leerlingen commissie van beroep hebben en hoe de commissie van beroep is samengesteld. Het programma van toetsing en afsluiting Naast het examenreglement heeft iedere school een programma van toetsing en afsluiting. Hierin staat onder andere hoe de examenstof is verdeeld over het schoolexamen en welke lesstof wanneer wordt getoetst. Er staat ook in hoe de cijfers voor het schoolexamen tot stand komen: hoe zwaar alles meetelt, het recht op herkansing, enzovoort. De school moet het examenreglement en het programma van toetsing en afsluiting vóór 1 oktober naar de onderwijsinspectie sturen. De eindexamenkandidaten kunnen reglement en programma vanaf die datum op school inzien. Een aantal scholen geeft alle leerlingen zelf een exemplaar. Het schoolexamen De scholen maken zelf de toetsen voor het schoolexamen; ze moeten zich daarbij wel houden aan het officiële officiële examen- examenprogramma. Ook programma bepalen de scholen zelf wanneer ze welke vakken toetsen. Het schoolexamen bestaat doorgaans uit Voortgezet Onderwijs twee of meer toetsen per vak. Dit kun2005 - 2006 nen mondelinge, praktische en schriftelijke toetsen zijn. De toetsen worden nagekeken door docenten van de eigen school. Sommige vakken met alleen een schoolexamen kunnen al eerder worden geëxamineerd. Voordat het centraal examen begint, moeten de schoolexamens zijn afgerond en de resultaten
E X A M E N
zijn gemeld aan de onderwijsinspectie. In het vmbo, havo en vwo bestaat het schoolexamen voor een deel uit toetsen met open en gesloten vragen, en voor een ander deel uit praktische opdrachten. Toetsen en praktische opdrachten worden beoordeeld met een cijfer. Er zijn ook ‘praktische’ onderdelen waarvan slechts wordt beoordeeld of die wel of niet naar behoren zijn uitgevoerd. handelingsdelen Dit zijn de zogenaamde ‘handelingsdelen’.
Het schoolexamen heeft de vorm van een examendossier. Zo’n dossier kan een cijferlijst of een examenboekje zijn, maar ook een map met werkstukken. Het schoolexamen in havo en vwo omvat ook een profielwerkstuk. Dit is profielwerkstuk een uitgebreide praktische opdracht waarbij in ieder geval één vak uit het profieldeel is betrokken. Het profielwerkstuk toetst vaardigheden in combinatie met kennis en inzicht. Hiernaast is het profielwerkstuk bedoeld om de samenhang en integratie van leerstofonderdelen binnen een profiel te bevorderen. Het schoolexamen in de theoretische en de gemengde leerweg in het vmbo omvat een sectorwerkstuk. Ook dit is een praktische opdracht. Hierbij is minimaal één vak uit het sectordeel betrokken.
35
5
O P
W E G
N A A R
H E T
E X A M E N
Engels verplicht. Leerlingen moeten twee vakken kiezen die verband houden met hun sector. En ten slotte kiest de leerling zelf nog twee vakken of een beroepsgericht programma. In de gemengde leerweg heeft een beroepsgericht programma in ieder geval de omvang van één vak, in de beroepsgerichte leerwegen heeft het de omvang van twee vakken. Zo ontstaat voor de meeste leerlingen een pakket van zes examenvakken.
Als u precies wilt weten hoe uw school het schoolexamen heeft geregeld, dan kunt u altijd contact opnemen met de school. Op een andere manier examen doen Sommige leerlingen kunnen op een andere manier examen doen. Leerlingen met een handicap, zoals woordblindheid (dyslexie), kunnen onder bepaalde voorwaarden extra faciliteiten krijgen. Daarvoor is een verklaring van een deskundige vereist. Dat moet dan wel door de school aan de inspectie gemeld worden. Overigens is extra examentijd daarvoor een verklaring van een deskundige vereist. Maar ook leerlingen voor wie Nederlands niet hun moedertaal is en die niet langer dan zes jaar onderwijs in Nederland hebben gevolgd, kunnen op een aangepaste manier examen doen. Leerlingen die in het laatste leerjaar lang ziek zijn geweest, kunnen het eindexamen spreiden over twee schooljaren. Datzelfde geldt voor leerlingen die eindexamen door bijzondere omstandigspreiden heden het laatste leerjaar niet naar school konden gaan. In al deze gevallen moet het bestuur van de school of de directeur beslissen of een leerling inderdaad voor zo’n aangepast examen in aanmerking komt. Het centraal examen Het centraal examen wordt in het laatste schooljaar afgenomen en kent drie tijdvakken. Het eerste is in mei, het tweede in juni en het derde in augustus. tijdvakken In mei doen alle leerlingen examen. De andere tijdvakken zijn bestemd voor herkansers en inhalers. Het vmbo-examen Voor alle leerlingen die de leerwegen in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs volgen, zijn Nederlands en 36
5
O P
W E G
N A A R
H E T
E X A M E N
Doorstromen
Wanneer is een leerling geslaagd?
Vmbo-leerlingen met theoretische of gemengde leerweg die hun eindexamen hebben gehaald, kunnen doorstromen naar het havo. Havo-leerlingen die hun eindexamen hebben gehaald kunnen doorstromen naar het vwo. Dat kan zowel binnen de school als op een andere school. De nieuwe school kan wel aanvullende eisen stellen, zoals goede cijfers. Scholen maken vaak onderling afspraken over het doorstromen van leerlingen. Ze weten vaak van elkaar welke eisen ze stellen aan leerlingen die willen doorstromen. U kunt daar uiteraard van te voren naar infomeren.
Leerlingen zijn in ieder geval geslaagd, als zij voor alle examenvakken eindcijfers van 6 of hoger hebben gehaald. Bij de examens in het havo en vwo mag een leerling niet meer dan twee onvoldoendes hebben, waarvan één vier en één vijf of twee vijven. Lager dan een vier mag niet. Bovendien mag voor de vakken in het profieldeel ten hoogste één onvoldoende zijn behaald. Het profielwerkstuk en de vakken culturele en kunstzinnige vorming 1 én lichamelijke opvoeding 1 moeten 'voldoende' of 'goed' zijn. Bij examens in het vmbo mag een leerling één vijf hebben als alle andere eindcijfers 6 of hoger zijn. Hij mag ten hoogste één vier of twee vijven hebben, als alle andere eindcijfers 6 of hoger zijn én ten minste één zeven of hoger. Daarbij geldt dat lichamelijke opvoeding, het kunstvak in het gemeenschappelijk deel en het sectorwerkstuk altijd 'voldoende' moeten zijn of 'goed'. Daarnaast is het zo, dat het eindcijfer van het afdelingsvak of intrasectorale programma in de beroepsgerichte leerwegen twee keer meetelt in de uitslagregeling. Voor de eindexamens is een speciale internetpagina ingericht: www.eindexamen.nl
Gecommitteerden bij het centraal examen Voor iedere school wijst de minister zogeheten ‘gecommitteerden’ aan. Dit zijn leraren van andere scholen. Deze gecommitteerden controleren of de centrale examens wel voldoende objectief worden nagekeken. Eerst kijkt de leraar van de eigen school de examens na en daarna doet de gecommitteerde dat. Wanneer het cijfer van de docent en dat van de gecommitteerde verschillen, dan bepalen deze in onderling overleg het uiteindelijke cijfer. De eindcijfers
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
De directeur bepaalt voor iedere leerling de eindcijfers. Het eindcijfer is het cijfers gemiddelde van het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen. Alle eindcijfers samen bepalen of een leerling is geslaagd voor het eindexamen. Voor vakken met alleen een schoolexamen is het cijfer voor het schoolexamen - na afronding - het eindcijfer.
De leerlingen die het eindexamen volledig hebben afgelegd, mogen na het vaststellen van de uitslag één vak herherkansing kansen in juni (tweede tijdvak) en eventueel in augustus (derde tijdvak). Het hoogste cijfer geldt dan als definitief cijfer voor het centraal examen. Iedere eindexamenkandidaat krijgt van de directeur van de school een cijferlijst. Op deze lijst staan de cijfers voor het schoolexamen, de cijfers voor het centraal examen en de eindcijfers. Ook de uitslag van het eindexamen staat hierop vermeld. Wie geslaagd is, krijgt daarnaast een diploma. 37
5
O P
W E G
N A A R
H E T
E X A M E N
in het belang van de leerling een examen ongeldig moet worden verklaard. In dat geval moet het examen in een volgend examentijdvak opnieuw worden afgelegd.
Alsnog het diploma behalen Als een leerling zakt voor het eindexamen dan kan hij besluiten het eindexamenjaar nog een keer te doen. Ook kan een leerling ervoor kiezen alsnog een vavo diploma te halen in het vavo, het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs of bij de staatsexamencommissie. Daar kunnen mensen die nog geen diploma hebben, examen doen in de vakken die ze eerder niet hebben gehaald. De vakken die ze wel hebben gehaald hoeven ze niet opnieuw te doen. leeftijdsgrenzen In het vavo gelden leeftijdsgrenzen. Wie vmbo-diploma theoretische leerweg, het havo- of vwo-diploma wil halen, moet minimaal 18 jaar zijn. De kandidaten kunnen hun diploma ook verkrijgen door in de nog ‘ontbrekende’ vakken staatsexamen af te leggen. Meer informatie over de staatsexamens is te verkrijgen bij de Informatie Beheer Groep (IB-groep), telefoonnummer 050 - 599 77 55.
Tijdens de eindexamenperiode is de eindexamenklachtenlijn van klachtenlijn het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) geopend. Het LAKS verzamelt de klachten en probeert problemen op te lossen. Het telefoonnummer van de klachtenlijn wordt ieder jaar bekendgemaakt via posters op de school en via de eindexamenkrant van het LAKS.
eindexamen-
Vragen en klachten over het centraal examen Bij vragen over het centraal examen (over de inhoud of de zwaarte van de vakken, over zakken en slagen, over mogelijke onregelmatigheden, enzovoort) kunt u het beste contact opnemen met de school. Als u een specifieke klacht heeft over bijvoorbeeld vragen in het examen en de school is het daarin met u eens, dan kan de school uw klacht doorgeven aan de Centrale CEVO Examencommissie Vaststelling Opgaven (CEVO). De CEVO zorgt dan voor de verdere behandeling. Als naar uw mening een examen niet volgens de regels is afgenomen, kunt u daarover contact opnemen met de schoolleieding. Deze gaat in overleg met de inspectie van het onderwijs na of de klacht gegrond is en of eventueel 38
Het leerlingenstatuut is een reglement van de school waarin de rechten en plichten van alle leerlingen staan.
6 Hoe kunnen ouders en leerlingen
invloed hebben op het beleid van de
school? In dit hoofdstuk treft u de
mogelijkheden aan waarmee ouders
en leerlingen hun stem kunnen
laten horen: de medezeggenschaps-
raad, de ouderraad en de leerlin-
genraad.
D E S T E M V A N L E E R L I N G E N
O U D E R S
Invloed van ouders en leerlingen op het beleid van de school Ouders en leerlingen kunnen op verschillende manieren invloed uitoefenen op de gang van zaken op school. Elke school heeft verplicht een medezeggenschapsraad. En de meeste scholen hebben bovendien een ouderraad, een leerlingenraad en een personeelsraad. Via de medezeggenschapsraad hebben ouders en leerlingen de meest directe invloed. Sommige bijzondere scholen kennen geen medezeggenschapsraad. Ze zijn op grond van hun godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging niet verplicht zo’n raad op te richten. Scholen voor bijzonder onderwijs gaan schoolvereniging meestal uit van een vereniging waar ouders lid van kunnen zijn. Via hun lidmaatschap hebben zij een stem in de vereniging en kunnen zij het beleid van de school mede bepalen. Ouders kunnen ook gekozen worden in het bestuur van zo’n school en op die manier rechtstreeks invloed uitoefenen. Daarnaast zijn ouders vaak betrokken bij de organisatie van buitenschoolse activiteiten, zoals feesten, excursies, ondersteuning van de leerlingen-vereniging, enzovoort. Sommige scholen betrekken de ouders ook direct bij het onderwijs. Daarbij gaat het vaak om projecten die de leerlingen moeten opzetten en waarin ouders meedraaien als informanten en ondersteuners. Ook hier geldt weer dat elke school vaak een eigen traditie heeft op dit punt. Voor ouders en leerlingen die actief willen zijn op de school is het zaak te weten hoe de school hen bij het reilen en zeilen betrekt. De medezeggenschapsraad De medezeggenschapsraad is in het onderwijs het enige vertegen40
E N
6
D E S T E M V A N L E E R L I N G E N
O U D E R S
woordigende orgaan met wettelijke bevoegdheden. In het voortgezet onderwijs bestaat de medezeggenschapsraad uit twee geledingen: • ouders en leerlingen; • onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel.
E N
Elke medezeggenschapsraad heeft een reglement. Hierin staat onder meer hoeveel leden de raad telt, hoe de verkiezingen voor de raad zijn geregeld en welke bevoegdheden aan de eventuele deelraden zijn toegekend. Het reglement moet goedgekeurd zijn door tweederde van de raad. Het bevoegd gezag stelt het daarna vast. Voor besturen die meer dan één school onder hun hoede hebben, kan ook een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) worden ingesteld.
regelement
In beginsel heeft elke school een medezeggenschapsraad. Het schoolbestuur is namelijk wettelijk verplicht deze in te stellen. In uitzonderlijke gevallen hoeft de school een medezeggenschapsraad niet in te stellen, namelijk als men bezwaar heeft om godsdienstige of levensbeschouwelijke redenen. Maar ontheffing zo’n ontheffing krijgt een school alleen als tweederde van de leerkrachten en de ouders daarmee instemt. De medezeggenschapsraad moet ieder jaar schriftelijk verslag doen van zijn activiteiten. Dat verslag is openbaar en iedereen kan het dus inzien. Rechten medezeggenschapsraad De medezeggenschapsraad heeft twee soorten bevoegdheden: een algemene en een bijzondere. De algemene bevoegdheid is het recht op informatie en overleg. De raad - of een deel daarvan - kan hierom vragen. De medezeggenschapsraad heeft verder advies- en advies- en instemmingsrecht. Dat is de instemmingsrecht bijzondere bevoegdheid. De medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht over al die zaken die voor hem van wezenlijk belang zijn. Ouders en leerlingen moeten bijvoorbeeld Voortgezet Onderwijs instemmen met de voorzieningen voor 2005 - 2006 leerlingen. Ook hebben zij instemmingsrecht bij het vaststellen van het leerlingenstatuut en de gevolgen die een fusie van de school met een andere school heeft voor ouders en leerlingen. Daarnaast mogen zij adviseren over onder meer de nascholing van personeel.
In de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 staat precies over welke zaken het schoolbestuur en de directie advies moeten vragen. En ook wanneer instemming nodig is van de medezeggenschapsraad of een geleding daarvan. Ouder- en besturenorganisaties hebben voorbeelden van reglementen die zij graag beschikbaar stellen. Met die voorbeelden kan de relatie met het bevoegd gezag goed geregeld worden. De ouderraad De meeste scholen hebben naast een medezeggenschapsraad ook een ouderraad. In de ouderraad zitten vertegenwoordigers van de ouders. De ouderraad kan - gevraagd of ongevraagd - de medezeggenschapsraad adviseren over onderwerpen die vooral voor de ouders belangrijk zijn. De ouderraad kan bovendien eisen dat de 41
6
D E S T E M V A N L E E R L I N G E N
O U D E R S
medezeggenschapsraad een advies doorgeeft aan het schoolbestuur. Het schoolbestuur moet op zijn beurt binnen drie maanden een schriftelijk antwoord geven. De ouderraad belegt meestal eenmaal per jaar een vergadering voor alle ouders. In die vergadering legt de ouderraad verantwoording af over het gevoerde beleid en overlegt de raad met de ouders over het beleid voor de toekomst. De leden in de raad worden door en uit de ouders gekozen. Als er problemen op school zijn waarbij het nodig is dat alle ouders worden geraadpleegd, zal de ouderraad vaak het orgaan zijn dat de ouders bij elkaar roept. De ouderraad stimuleert activiteiten die bijdragen aan een goed schoolklimaat zoals culturele manifestaties, feesten en partijen. De raad betrekt andere ouders vaak bij de activiteiten binnen de school.
E N
wijs moeten die leerlingen ten minste 13 jaar zijn. Daarnaast biedt de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 de mogelijkheid een leerlingenraad op te richten. Een leerlingenraad vertegenwoordigt de mening van scholieren op een school. Bovendien kan de raad zich bezighouden met verbetering van de sfeer op een school en met de kwaliteit van het onderwijs. Het belangrijkste recht dat de leerlingenraad heeft, is het recht om advies adviesrecht uit te brengen aan de medezeggenschapsraad: gevraagd en ongevraagd. De leerlingenraad kan bovendien eisen dat de medezeggenschapsraad dat advies doorgeeft aan het schoolbestuur. Het schoolbestuur moet op zijn beurt binnen drie maanden een schriftelijk antwoord geven. Leerlingen die een leerlingenraad willen oprichten, kunnen daarover advies krijgen van het LAKS. Het adres staat achterin deze gids.
Andere vormen van oudervertegenwoordiging
Het leerlingenstatuut
Als een school voor bijzonder onderwijs uitgaat van een vereniging, kunnen ouders daarvan lid worden. Op grond van hun lidmaatschap kunnen ouders invloed uitoefenen op het beleid van de vereniging en dus van de school. Ouders kunnen ook gekozen worden in het bestuur van een bijzondere school. Als een openbare school uitgaat van bestuurscommissie een bestuurscommissie (artikel 82 van de Gemeentewet), een openbare rechtspersoon of een stichting, kunnen hiervan ook ouders deel uitmaken.
Het leerlingenstatuut is een reglement van de school waarin de rechten en plichten van alle leerlingen staan. Daarbij valt te denken aan regelingen rondom te laat komen, proefwerkplanning, straffen, in beroep gaan tegen cijfers, vrijheid van uiterlijk, mogelijkheden voor het uitgeven van de schoolkrant, enzovoort.
vereniging
De leerlingenraad Ook leerlingen hebben de mogelijkheid zelf invloed uit te oefenen op de gang van zaken in en rond de school. Op de meeste scholen zijn leerlingen lid van de medezeggenschapsraad. Op een school voor voortgezet speciaal onder42
6
D E S T E M V A N L E E R L I N G E N
O U D E R S
In het leerlingenstatuut moeten in ieder geval vier onderwerpen geregeld zijn, namelijk: • wat de schoolregels zijn; • hoe de school met geschillen tussen bijvoorbeeld leerkrachten en leerlingen omgaat; • hoe de school de gegevens van de individuele leerling beschermt (‘privacyregeling’); • hoe de school de kwaliteit van het onderwijs bewaakt. Scholen zijn verplicht om een leerlingenstatuut op te stellen. En elke twee jaar moet het statuut opnieuw worden vastgesteld door het schoolbestuur. Zowel de leerlingen als de ouders in de medezeggenschapsraad moeten met het statuut instemmen. Het leerlingenstatuut is een openbaar stuk. Het moet dan ook voor leerlingen op school ter inzage liggen. Een veilig schoolklimaat
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
Ook op scholen komen leerlingen helaas weleens in aanraking met klasgenoten die zich misdragen of zelfs gewelddadig zijn. Dat geweld kan allerlei vormen hebben: van schelden, pesten, vernieling, diefstal tot en met (seksuele) intimidatie, discriminatie en vechtpartijen. Ook leraren en ouders maken zich soms schuldig aan vormen van geweld. Het is heel belangrijk dat scholen, leerlingen en ouders samen werken aan het voorkomen en bestrijden van alle vormen van geweld. Het scheppen van een veilig leer- en werkklimaat is niet alleen een zaak van de school. Maar daar begint het vaak wel. Bijvoorbeeld met duidelijke regels en afspraken over de manier waarop leerlingen en leraren met elkaar omgaan. Die regels staan in het leerlingenstatuut. De school moet ervoor zorgen dat leerlingen op de hoogte zijn van die regels. Op de website (www.laks.nl) van het Landelijk Aktie Komité voor
E N
Scholieren (LAKS), staat een checklist checklist ‘leefbare school’. Hiermee “leefbare school” kunnen leerlingen beoordelen of hun school voldoet aan de eisen voor een leefbare school. Scholen moeten een zogenaamd veiligheidsplan en een plan voor goede - arbeidsomstandigheden opstellen. Het gaat niet alleen om technische veiligheid, zoals eisen aan de lokalen, verlichting, de stoelen, en dergelijke. Het gaat ook om ‘beveiliging’ tegen pesten, bedreiging, seksuele intimidatie en geweld. Scholen moeten daarvoor dus een plan maken. Daarin kunnen ze bijvoorbeeld de aanstelling van vertrouwenspersonen regelen, klachtenprocedures opstellen en een klachtencommissie in het leven roepen. Scholen zijn verplicht een klachtenregeling in te stellen. In het voortgezet onderwijs geldt deze regeling voor personeel, ouders en leerlingen. Het schoolbestuur moet een klachtencomklachtencommissie missie instellen, waarbij de klachten kunnen worden ingediend. Zie voor meer informatie hoofstuk 7 van deze gids. veiligheidsplan
Scholen zijn verplicht te overleggen met de vertrouwensinspecteur zodra zij vertrouwens- horen dat er misschien sprainspecteur ke is van seksueel misbruik van een minderjarige leerling door een personeelslid van de school. Als in dit overleg blijkt dat een redelijk vermoeden van seksueel misbruik bestaat, is de school verplicht hiervan meteen aangifte te doen bij de politie. Behandeling van klachten over seksuele intimidatie kan ook een taak van de klachtencommissie (zie hoofdstuk 7) zijn. Als het echter om (het vermoeden van) een zedenmisdrijf gaat begaan door een aan de school verbonden volwassene ten opzichte van een leerling, moet het schoolbestuur na overleg met de vertrouwensinspecteur aangifte doen bij de politie. 43
6
D E S T E M V A N L E E R L I N G E N
O U D E R S
Voor ouders en leerlingen is het van groot belang om te weten wat de school doet op het terrein van veiligheid. De school moet ouders daarover dan ook uit eigen beweging informeren. Ouders en leerlingen kunnen verder via de medezeggenschapsraad, de ouderraad of de leerlingenraad betrokken worden voorlichting bij de voorlichting over het veiligheidsbeleid. En natuurlijk kunnen ze zo ook meewerken aan de uitvoering ervan. Ook de gemeenten dragen hun steentje bij. Bijvoorbeeld in de vorm van afspraken met de wijkpolitie, het buurthuis en het jongerenwerk. Maar ook moet de gemeente zorgen voor voorzieningen in de buurt van de school die de omgeving veiliger maken. U kunt daarbij denken aan meer verlichting, verkeerslichten, surveillance, verkeersdrempels, enzovoort. Bent u op zoek naar andere informatie over veiligheid op school, dan kunt u terecht bij het Centrum School en Veiligheid, www.schoolenveiligheid.nl of 030-2856616, dagelijks tussen 10.00 en 14.00 uur. Leerlingen die gepest worden kunnen terecht op www.pestweb.nl. Pestweb biedt ook een hulplijn aan voor kinderen. Ze luisteren naar je en proberen samen met jou een antwoord of een oplossing te vinden tegen het pesten. Bellen kan elke schooldag tussen 14.00 en 17.00 uur op: 0800 2828280. Informatie over medezeggenschap kunt u inwinnen bij de landelijke ouderorganisaties en het Landelijk Aktie Komitee Scholieren. Zie hiervoor de adressenlijst achterin deze gids.
44
E N
7 Maakt uw kind vorderingen op
school? Hoe ontstaat een goed
contact met school?
Wat kunnen u en uw kind doen bij
problemen op school? Dit zijn
enkele voorbeelden van vragen die
dit hoofdstuk beantwoordt.
D E
V O R D E R I N G E N
O P
Een goed contact met school De praktijk leert dat leerlingen beter presteren als het ‘thuisfront’ nauw betrokkenheid betrokken is bij het wel en wee op school. Het is dus van belang dat ouders weten wat er dagelijks voor hun kind op het programma staat, daar thuis over praten en er rekening mee houden. Wie actief betrokken is bij de schoolervaringen, kan daarmee tal van problemen op school voorkomen. Het contact met een school voor voortgezet onderwijs zal meestal minder regelmatig zijn dan ouders met de basisschool gewend waren. Omdat leerlingen ouder en zelfstandiger worden, onderhouden zij vooral zelf hun relatie met de school en met de docenten. De afstand tussen ouders en voortgezet onderwijs is daarom meestal iets groter en de contacten zijn zakelijker. Toch is het verstandig als ouders regelmatig regelmatig contact contact hebben met de school. Ouders kunnen zo de vorderingen van hun kind volgen en meer te weten komen over de gang van zaken op school en in de klas. Begeleiding van leerlingen op school Scholen voor voortgezet onderwijs doen steeds meer aan individuele begeleiding van leerlingen die om welke reden dan ook extra aandacht nodig hebben. Elke school doet dat weer op zijn eigen manier. mentoren De meeste scholen wijzen mentoren aan. Dat zijn docenten die naast hun onderwijstaak leerlingen ‘coachen’. Zij hebben veel contact met de andere leraren en weten daardoor in grote lijnen wat de leerlingen presteren in de verschillende vakken. Zij zijn dan ook uw eerste aanspreekpunt bij vragen en problemen. De mentoren hebben vaak een vast moment in de week of de maand (spreekuur) waarop ze beschikbaar zijn. Het is natuurlijk ook mogelijk een aparte afspraak te maken,
individuele begeleiding
46
S C H O O L
7
D E
V O R D E R I N G E N
vooral als u veel te bespreken heeft. Daarnaast zijn er schooldecanen die de schooldecanen leerlingen adviseren over studieaanpak en over studie- en beroepsmogelijkheden. Sommige scholen hebben bovendien leerling- of stuleerling- of diebegeleiders die met studiebegeleiders leerlingen werken die wat extra aandacht kunnen gebruiken. Verder zijn bij de meeste scholen brugklascoördinatoren aangesteld die de gang van zaken in de eerste jaren in de gaten houden en vakgroepcoördinatoren die samen met de docenten in één vak verantwoordelijk zijn voor de leerstof en lesmethoden. Verschillen in begeleiding tussen scholen Er zijn overeenkomsten, maar ook verschillen in de manier waarop scholen voor voortgezet onderwijs de begeleiding van leerlingen aanpakken. Op sommige scholen zijn er naast de mentor en leerlingbegeleider ook nog anderen die zich hiermee bezighouden. Bijvoorbeeld speciale huiswerkbegeleiders, een vertrouwenspersoon, schoolcontactpersonen voor allochtone ouders, enzovoort. Informeer daarom tijdig hoe uw school met de leerlingbegeleiding omgaat en hoe die taken zijn verdeeld.
O P
S C H O O L
na het eerste en tweede rapport gehouden. Maar er zijn ook scholen die graag zien dat ouders (én leerlingen) de tussenrapporten komen bespreken. Het is dan ook goed om op school na te vragen wanneer de rapporten worden uitgedeeld en wanneer ouders en leraren met elkaar kunnen spreken over de leerprestaties van leerlingen. Ouders kunnen daartoe natuurlijk ook zelf het initiatief nemen. Ze kunnen bijvoorbeeld na elk (tussen)rapport een afspraak maken met de klassenleraar. En ook leerlingen kunnen hierin actief bemiddelen. Veel scholen voor voortgezet onderwijs brengen aan het einde van het tweede leerjaar een uitgebreid advies uit over uitgebreid advies de verdere studiemogelijkheden van de leerling. Daarbij gaat het onder meer om de keuze van de onderwijssoort: vmbo, havo of vwo. In hoofdstuk 4 vindt u hier meer over, en als u het precies wilt weten, kan de school u daarover informatie geven.
rapportenavonden
Vorderingen bijhouden
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
Ouders en leerlingen moeten op gezette tijden weten hoe het gaat op school. In de schoolgids vindt u doorgaans informatie over hoe de prestaties van de leerlingen worden gemeten en gerapporteerd. Scholen volgen hierin in principe een eigen weg. U mag er echter op rekenen dat de school u regelmatig (drie tot vier keer per jaar) op de hoogte houdt van de vorderingen. Net als de basisschool kennen de meeste scholen voor voortgezet onderwijs rapportavonden. Die worden meestal
Helpen met het huiswerk In het voortgezet onderwijs wordt het natuurlijk lastiger voor ouders om hun kinderen te helpen met huiswerk. Vooral wanneer zij zelf bepaalde vakken niet, of op een andere manier hebben gehad. Het onderwijs verandert immers vaak en snel. Het wiskundeonderwijs van nu bijvoorbeeld is niet meer te vergelijken met 47
7
D E
V O R D E R I N G E N
O P
S C H O O L
Het is daarbij belangrijk dat leermoeilijkheden zo vroeg mogelijk gesignaleerd worden. Liever direct na het eerste rapport dan bij het eindrapport. Een schooljaar is snel voorbij. En ook leerlingen zelf doen er verstandig aan om er thuis over te praten als ze het idee hebben dat ze de school (even) niet meer aankunnen. Wie dat moeilijk vindt, kan altijd gaan praten met iemand op school, zoals de klassenleraar of een andere leraar.
dat van twintig jaar geleden. Daar komt nog bij dat sommige leerlingen ouderlijke hulp bij huiswerk minder op prijs stellen. Dat alles wil echter nog niet zeggen dat ouders helemaal niets meer kunnen doen om het onderwijs thuis te ondersteunen. Naast die vakken waarin ouders zelf misschien niet zo thuis zijn, zullen leerlingen ook met onderwerpen aan de slag gaan waarbij ouders wel kunnen helpen. In de basisvorming moeten leerlingen zich vaak ook met praktische problemen en onderwerpen bezighouden, bijvoorbeeld op technisch en verzorgend gebied. Ouders kunnen hun kinderen daarbij een flink eind op weg helpen. Datzelfde geldt ook voor het maken van werkstukken, het voorbereiden van een spreekbeurt, opzoeken van documentatie, enzovoort.
Gedragsproblemen Iedereen heeft het wel eens een periode moeilijk met zichzelf of met mensen in de naaste omgeving. Op zichzelf is dat niet altijd iets om ongerust over te zijn. Maar als leerlingen bijvoorbeeld kampen met ernstige concentratieproblemen, zeer regelmatig spijbelen, agressief zijn tegen medeleerlingen of docenten, of geïsoleerd raken, dan is het verstandig na te denken over oplossingen. Ouders kunnen hiervoor contact opnemen met de school.
Leerproblemen Aan het eind van de basisschool weten ouders meestal wel of hun kind specifieke leermoeilijkheden heeft. Meestal komen die ook ter sprake in het schooladvies en in de toelichting daarop van de directeur van de basisschool. U kunt dit dan vroegtijdig met de school voor voortgezet onderwijs bespreken, direct bij de aanmelding of in uw kennismakingsgesprek met de mentor. Alle partijen (ouders, leerlingen en school) weten dan waar ze aan toe zijn. Dan kunnen concrete afspraken worden gemaakt over eventuele extra hulp of begeleiding. begeleiding Leerlingen die merken dat ze het niet aankunnen, geven dikwijls duidelijke signalen af, thuis en op school. Ze slapen slecht, zijn snel geïrriteerd, kun nen zich slecht concentreren in de les, spijbelen, enzovoort. Ouders die merken dat het een beetje tegenzit op school, doen er goed aan contact op te nemen met de mentor of mentrix, als die dit zelf al niet heeft gedaan. Docenten maken zulke individuele afspraken graag.
Extra aandacht en speciale hulp In het voortgezet onderwijs wordt van alles ondernomen om leerlingen goed te begeleiden. Sommige leerlingen hebben echter extra of speciale aandacht of hulp nodig. Scholen krijgen daar extra geld voor van de overheid. De bedoeling is altijd leerlingen zo lang mogelijk op de ‘gewone’ school te houden. Daarom zijn veel scholen voor voortgezet onderwijs gaan samenwerken met scholen voor speciaal onderwijs. Op deze manier kan de deskundigheid van het speciaal onderwijs ook in het gewone voortgezet onderwijs worden ingezet. Bovendien stelt de overheid extra geld beschikbaar voor leerlingen uit groepen met een achterstand, zoals leerlingen die van huis uit een andere taal spreken. 48
7
D E
V O R D E R I N G E N
De Rugzak/ Gehandicapte leerling De Wet Leerling Gebonden Financiering is per 2003 inwerking getreden. Voor het voortgezet onderwijs betekent dit het volgende. Gehandicapte leerlingen die op een reguliere VO-school zitten, worden vanaf nu geïndiceerd door de Commissie voor de Indicatiestelling (CvI). Deze is te vinden via het Regionaal Expertisecentrum (REC) bij u in de regio. Een geïndiceerde leerling komt in aanmerking voor leerling gebonden financiering, de zogenoemde rugzak. De ‘rugzak’ wordt aangevraagd en verstrekt aan de reguliere VO-school waar de leerling staat ingeschreven. In principe is het de ouder die zijn of haar kind aanmeldt bij een regionaal expertisecentrum (REC) in de buurt. Nederland telt er ruim dertig. De Commissie voor de Indicatiestelling die verbonden is aan het REC geeft vervolgens een positieve of negatieve indicatie af aan de ouders. Wanneer de ouders de positieve indicatie aan de school overhandigen, stuurt de school het registratieformulier van de geïndiceerde leerling naar Cfi. Cfi kent dan de corresponderende Rugzak toe aan de school. Als de school geen oplossing heeft
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
In een enkel geval kunnen de leer- of gedragsproblemen zodanig zijn dat de school zelf geen goede oplossing meer voorhanden heeft. De school kan dan via het samenwerkingsverband waarbij zij is aangesloten, zoeken naar een passende oplossing. In zo’n situatie kan de school adviseren om een leerling over te plaatsen. Waar kunnen ouders en leerlingen terecht met klachten? Als u een klacht hebt over de gang van zaken op school, dan kunt u die het
O P
S C H O O L
best eerst melden aan de groepsleerkracht of de directeur. Als dat niet helpt, kunt u met het schoolbestuur praten. Bij veel besturen is er een vertrouwenspersoon die u hierbij kan ondersteunen. Veelal zal een klacht toch nog in onderling overleg kunnen worden opgelost. Lukt dit niet dan kunt u zich richten tot de klachtencommissie. (zie ook hoofdstuk 6, een veilig schoolklimaat) Elk schoolbestuur moet ervoor zorgen dat ouders / verzorgers (maar ook de personeelsleden) een klacht kunnen klachtencommissie indienen bij een klachtencommissie. Een klachtencommissie bestaat uit tenminste drie leden waaronder de voorzitter die geen deel mag uitmaken van het schoolbestuur en ook niet bij dat bestuur werkzaam mag zijn. Een lid van het schoolbestuur of een personeelslid waarover wordt geklaagd, mag nooit deel uitmaken van de klachtencommissie die de klacht behandelt. Meestal is er sprake van een regionale of landelijke klachtencommissie maar het kan ook een commissie zijn die alleen voor dat schoolbestuur is ingesteld. Scholen moeten in hun schoolgids aangeven bij welke commissie (met naam en adresgegevens) u een klacht kunt indienen en hoe de verdere procedure loopt. U hebt het recht de klacht zelf bij de commissie in te dienen zonder tussenkomst van de schoolleiding of het schoolbestuur.Het is niet verboden om direct naar de klachtencommissie te stappen, zonder dat de klacht eerst op school aan de orde is geweest. Als u dat doet, is het wel de bedoeling dat u het schoolbestuur daarover inlicht. Dat is niet alleen netjes, maar ook verstandig omdat u het schoolbestuur zo in staat stelt om uw klacht op te lossen. Bij de behandeling van een klacht kunt u zich door een persoon naar eigen keuze laten bijstaan. Zo kan de vertrouwenspersoon u bijstaan door voorlich49
D E
V O R D E R I N G E N
O P
S C H O O L
herhaling in de toekomst kan worden voorkomen. Binnen vier weken na de datum van ontvangst van het advies moet het bestuur u melden of het zich kan vinden in de uitspraak en welke maatregelen het gaat nemen. Een uitspraak van een klachtencommissie is een advies aan het schoolbestuur. Dat heeft zijn voordelen en zijn nadelen. De adviesprocedure heeft het voordeel dat u als klager op een betrekkelijk snelle, gemakkelijke en goedkope wijze een uitspraak krijgt waarmee u en de school weer samen verder kunnen. Een nadeel is dat het om een eenmalige uitspraak gaat en dat deze niet wettelijk kan worden afgedwongen. Wilt u wel een bindende uitspraak, dan bent u op de rechter aangewezen.
ting over de procedure of door u te helpen met het formuleren van uw klacht. Voor informatie over hoe u een klacht kunt indienen en over de gang van zaken daarna kunt u tevens bij (het secretariaat van) de klachtencommissie terecht of bij een van de landelijke ouderorganisaties. Bij het bericht van ontvangst van uw klacht door de klachtencommissie krijgt u deze informatie meestal al in de vorm van een reglement van deze commissie en een toelichting daarop. De meeste klachtencommissies hebben een website op het Internet. Uw klacht wordt altijd vertrouwelijk behandeld. U krijgt de gelegenheid om uw klacht voor de commissie toe te lichten. U wordt dan “gehoord”. Dat is voor ouders soms een (in)spannende zaak. U kunt zich daarbij echter ook laten bijstaan bijvoorbeeld door de vertrouwenspersoon. De commissie zal na een bepaalde tijd aangeven of uw klacht (on)gegrond is. Binnen welke termijn dat moet gebeuren, staat in het reglement van de commissie. Als de klacht gegrond is, gaat de uitspraak meestal vergezeld van een advies aan het schoolbestuur hoe uw klacht opgelost kan worden en/of een
50
B I J L A G E N
Als u vragen heeft, kunt u gebruik
B E L A N G R I J K E A D R E S S E N T E L E F O O N N U M M E R S
I
Landelijke organisaties van en voor ouders
E N
Bijzonder onderwijs op algemene grondslag Landelijke Oudervereniging voor Bijzonder Onderwijs op algemene grondslag (LOBO) adres Laan van N.O. Indië 277b 2593 BS Den Haag telefoon 070 - 385 08 66 email
[email protected] internet www.lobo.nl
maken van deze adressenlijst.
U kunt natuurlijk ook contact opne-
men met de school. Daarnaast kunt u
Katholiek onderwijs Nederlandse Katholieke Oudervereniging (NKO) adres Postbus 97805 2509 GE Den Haag telefoon 070 - 328 28 82 email
[email protected] internet www.nko.nl
voor vragen terecht bij het landelijk
informatie centrum voor ouders via
het gratis telefoonnummer 0800-
Openbaar onderwijs Vereniging voor Openbaar Onderwijs (VOO) adres Postbus 10241 1301 AE Almere telefoon 036 - 533 15 00 email
[email protected] internet www.voo.nl
5010. Ook kunt u via de website:
www.50tien.nl per e-mail vragen stel-
len. Voor algemene vragen over de
Protestants-christelijk onderwijs Ouders en COO adres Postbus 125 3970 AC Driebergen telefoon 0343 - 51 34 34 email
[email protected] internet www.ouders.net
rijksoverheid kunt u terecht bij
postbus 51.
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
51
B I J L A G E N
II Landelijke organisaties voor leerlingen in het voortgezet onderwijs
B E L A N G R I J K E A D R E S S E N T E L E F O O N N U M M E R S
Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS) adres Postbus 17061 1001 JB Amsterdam telefoon 020 - 638 17 92 email
[email protected] internet www.laks.nl
Gymnasia Landelijke Ouderraad Zelfstandige Gymnasia adres Eeftink 428 1103 AE Amsterdam telefoon 020 - 690 08 72 email
[email protected]
Het LAKS geeft de ‘Checklist om een Gouden School te worden’ uit. De checklist is beschikbaar via de internetsite van het LAKS: www.laks.nl, en kan eventueel ook telefonisch of schriftelijk besteld worden.
IVO-scholen Secretariaat vereniging ivo (op het individu gericht voortgezet onderwijs op mavo-niveau) adres
Jongerenorganisaties beroepsonderwijs (JOB) adres Postbus 17061 1001 JB Amsterdam telefoon 020 - 330 26 14 email
[email protected] internet www.job-site.nl
III Adressen en telefoonnummers voor ouders en leerlingen die meer willen weten over:
E N
telefoon email internet
Jenaplan-scholen NJPV, Nederlandse Jenaplan Vereniging adres Rembrandtlaan 50 1741 KJ Schagen telefoon 0224 - 21 33 06 email
[email protected] internet www.jenaplan.nl
Daltonscholen Nederlandse Dalton Vereniging adres Bezuidenhoutseweg 251-253 2594 AM Den Haag telefoon 070 - 331 52 81 email
[email protected] internet www.dalton.nl
Montessori-scholen Nederlandse Montessori Vereniging adres Bezuidenhoutseweg 251-253 7594 AM Den Haag telefoon 070- 331 52 82 email nvm-secretariaat@ montessori.nl internet www.montessori.nl
Gereformeerde scholen Landelijk Verband van Gereformeerde Schoolverenigingen adres Postbus 166 8000 AD Zwolle telefoon 038 - 423 10 40 email
[email protected] internet www.concent.nl Reformatorische scholen Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs adres Postbus 5 2980 AA Ridderkerk telefoon 0180 - 442 26 75 email
[email protected] internet www.vgs.nl
Stationsweg 49 6861 EE Oosterbeek 026 - 339 64 64
[email protected] www.geldersmozaiek.nl
Vrije scholen Ouderinformatiepunt van de Vereniging Bond van Vrije Scholen adres Hoofdstraat 14b 3972 LA Driebergen telefoon 0343 - 53 60 60 email bond.van.vrije.scholen@ vrijescholen.nl internet www.vrijescholen.nl
52
B I J L A G E N
B E L A N G R I J K E A D R E S S E N T E L E F O O N N U M M E R S
Onderwijsvernieuwing algemeen Stichting Netwerk Samenwerkingsverband van organisaties van onderwijsvernieuwing (SOVO) adres Vlintweg 7 7872 RE Valthe telefoon 0591 - 51 43 82 email info@ vernieuwingsonderwijs.nl internet www.vernieuwingsonderwijs.nl
Koepel Hoogbegaafdheid (de samenwerkende verenigingen Gochem, Hint Nederland, Mensa Nederland, Pharos) adres Postbus 32015 2303 DA Leiden email
[email protected] internet www.koepelhb.nl Hoogbegaafde kinderen en informatiepunt hoogbegaafden Pharos, Landelijke vereniging van Ouders van hoogbegaafde kinderen adres Postbus 1340 8001 BH Zwolle telefoon 0900 - 899 60 15(20 eurocent per minuut) ma t/m vrijdag: 09.00-11.30 en 13.00-15.00 ma t/m donderdag: 19.00-21.00 internet www.pharos.nl
Stichting Kennisnet Stichting Kennisnet is een internetorganisatie van en voor het Nederlandse onderwijs dat er naar streeft het online leren te stimuleren. Via de website: www.kennisnet.nl vindt u informatie voor o.a. leerlingen, docenten en ouders.
IV Adressen en telefoonnummers voor ouders en leerlingen die meer willen weten over onderwijs aan:
Kinderen met ontwikkelings-, gedrags- en leerstoornissen Balans, Landelijke vereniging voor kinderen met ontwikkelings-, gedrags-, en leerproblemen waaronder A.D.H.D. en dyslexie adres De Kwinkelier 39-40 3722 AR Bilthoven telefoon 030 - 225 50 50 email
[email protected] internet www.balansdigitaal.nl
Informatiepunt Hoogbegaafden (CPS) adres Postbus 1592 3800 BN Amersfoort telefoon 033 - 453 43 43 033 - 453 43 53 email
[email protected] internet www.cps.nl/hoogbegaafdheid Stichting Plato Landelijk informatiecentrum hoogbegaafdheid adres Postbus 177 2290 AD Wateringen telefoon 0174 - 29 47 10 0174 - 29 09 14 email
[email protected] internet www.plato.caiw.nl
Hulp en informatie-nummer: 0900 -202 00 65 (elke werkdag van 09.30-13.00 uur; 25 eurocent per minuut)
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
E N
Steunpunt Dyslexie telefoon 030-225 20 52 email steunpuntdyslexie@ balansdigitaal.nl
Motorisch gehandicapte kinderen BOSK, Vereniging van motorisch gehandicapten en hun ouders Churchilllaan 11 adres Postbus 3359 3502 GJ Utrecht telefoon 030 - 245 90 90 030 - 231 38 72 email
[email protected] internet www.bosk.nl
Verstandelijk gehandicapte kinderen Federatie van Ouderverenigingen (FVO) adres Postbus 85276 3508 AG Utrecht telefoon 030 - 2313054 email
[email protected] internet www.fvo.nl 53
B I J L A G E N
B E L A N G R I J K E A D R E S S E N T E L E F O O N N U M M E R S
E N
Kinderen met Downsyndroom VIM, Vereniging voor een geïntegreerde opvoeding van kinderen met het syndroom van Down adres Oudwijkerlaan 26 3581 TD Utrecht telefoon 06-53449195 (maandag, donderdag en vrijdag 09.00 - 15.00 uur) internet www.vim-online.nl
Deze organisatie staat ook open voor ouders van kinderen met spraak- of taalmoeilijkheden. Epilepsie Vereniging Nederland Landelijk Bureau adres Postbus 8105 6710 AC Ede telefoon 0318 - 67 27 72 0318 - 67 27 70 email Info@epilepsie vereniging.nl internet www.epilepsievereniging.nl
SDS, Stichting Down Syndroom adres Hoogeveenseweg 38 Gebouw U 7934 KA Meppel telefoon 0522 - 28 13 37 email
[email protected] internet www.downsyndroom.nl
Dove kinderen FODOK, Nederlandse Federatie van Organisaties van Ouders en Dove Kinderen adres Postbus 754 3500 AT Utrecht telefoon 030 - 290 03 60 (ook teksttelefoon) 030 - 290 03 80 email
[email protected] internet www.fodok.nl
Nederlandse vereniging voor Autisme (NVA) adres Prof. Bronkhorstlaan 10 3723 MB Bilthoven telefoon 030 - 229 98 00 030 - 266 23 00 (25 eurocent per minuut) (Informatieadvieslijn: maandag, woensdag, donderdag: 10.00-13.00) email
[email protected] internet www.autisme-nva.nl
Slechthorende kinderen en kinderen met spraak-taalmoeilijkheden FOSS, Nederlandse Federatie van Ouders van Slechthorende Kinderen en van kinderen met Spraak-taalmoeilijkheden adres Postbus 14 3990 DA Houten telefoon 030 - 234 06 63 (maandag t/m donderdag 10.00 - 14.00 uur) 030 - 636 06 89 email
[email protected] internet www.foss.nvvs.nl
Langdurig zieke kinderen/ kinderen in ziekenhuizen Chronisch Zieken- en Gehandicaptenraad adres Postbus 169 3500 AD Utrecht telefoon 030 - 291 66 00 (ma t/m do: 08.30-17.00, vrijdag:08.30-12.30) email
[email protected] internet www.cg-raad.nl
Visueel gehandicapte kinderen FOVIG, Federatie van Organisaties van Ouders van Visueel Gehandicapten adres Postbus 480 3500 AI Utrecht telefoon 030 - 234 34 59 (maandag t/m woensdag 09.00 - 12.30 uur) email
[email protected] internet www.fovig.nl 54
B I J L A G E N
B E L A N G R I J K E A D R E S S E N T E L E F O O N N U M M E R S
V
Dienst Kerkopbouw, Theologie en Opleiding Landelijk Diensten Centrum adres Postbus 8504 3503 RM Utrecht telefoon 030 - 880 18 80 030 - 880 13 00 email
[email protected] internet www.pkn.nl
Adressen van de Rijksinspecteurs voor het voortgezet onderwijs
De inspecteurs bezoeken gemiddeld eenmaal per jaar alle scholen en hebben als taak om de kwalliteit van het onderwijs te beoordelen en te bevorderen. Ook stellen deze inspecteurs rapporten op en brengen aan de minister en de Tweede Kamer verslag uit over de staat van het onderwijs.
Pedagogisch Studiecentrum Humanistisch Vormingsonderwijs (HVO) adres Postbus 85475 3508 AL Utrecht telefoon 030 - 285 68 56 030 - 285 68 91 email
[email protected] internet www.hvo.nl
Bereikbaarheid Inspectie van het Onderwijs: Voor meer vragen over de inspectie zie: www.onderwijsinspectie.nl Vragen over het onderwijs via Postbus 51: 0800-8051 of via:
[email protected]
Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR) adres Postbus 3031 3003 AA Rotterdam telefoon 010 - 466 69 89 010 - 466 62 79 email
[email protected] internet www.spior.nl
VI Centraal meldpunt Vertrouwensinspecteurs Leerlingen en ouders kunnen contact opnemen met de vertrouwensinspecteur als er sprake is van seksuele intimidatie. Algemeen nummer: 0900 111 3 111 (€ 0,10 per minuut) (bereikbaar tijdens kantooruren)
Vlll Informatie Beheer Groep telefoon 050 - 599 77 55 internet www.ib-groep.nl
VII Instellingen die leraren opleiden en begeleiden die godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk onderwijs geven op een openbare school of daarover advies geven
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
E N
Vlll Vragen en klachten van scholieren.
Unie voor Christelijk Onderwijs adres Postbus 1492 3800 BL Amersfoort telefoon 033 - 460 60 25 033 - 460 60 20 email
[email protected] internet www.uco.nl
Scholieren met klachten en vragen over alles wat hun dwarszit op school, kunnen op alle werkdagen van 14.0017.00 uur gratis terecht bij telefoon 0800-2828280 internet www.pestweb.nl
55
B I J L A G E N
Hier volgen vragen die u bij de keuze van een school kunnen helpen. De vragen zijn per onderwerp bij elkaar gezet. Telkens is ruimte vrijgelaten voor uw eigen vragen of aantekeningen. U kunt de lijst
L I J S T
M E T
V R A G E N
• Is er op de school aandacht voor de
SCHOOLTYPE • Welke school zoekt u voor uw kind? • Vmbo, havo, vwo? • Om welke vmbo-afdeling gaat het? • Een openbare school of een bijzondere school? • Een kleine of grote school, scholengemeenschap of categoriale school? • Welke kwaliteit biedt de school in vergelijking met andere scholen? • Om welke school gaat het hier? Naam van de school:
overstap van de basisschool naar de nieuwe school? • Hoe worden de leerlingen gewend aan het nieuwe onderwijs? DE VORDERINGEN EN RESULTATEN • Krijgen de leerlingen vaak repetities en toetsen? • Worden er cijfers gegeven of omschrijvingen? • Hoe moet ik die cijfers of omschrijvingen lezen? • Heeft de school een eigen leerlingvolgsysteem? • Hoe werkt zo’n leerlingvolgsysteem? • Hoe vaak krijgen de leerlingen een rapport? • Kunnen leerlingen blijven zitten? • Maakt de school vooraf de regels bekend die ze hanteert bij overgaan of zittenblijven? • Wanneer krijgt de leerling een advies voor de verdere studierichting? • Naar welke schoolsoorten gaan de meeste leerlingen vanuit deze school? • Wat zijn de examenresultaten van de school?
gebruiken om na te denken en te praten over de meest geschikte school voor uw kind. Als u vóór het gebruik enkele kopieën maakt van de lijst, kunt u de lijst steeds opnieuw gebruiken. Dan krijgt u een goed zicht op uw persoonlijke indrukken van de verschillende scholen.
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
DE SCHOOLOMGEVING • Is er één schoolgebouw of zijn er meerdere gebouwen? • In wat voor omgeving liggen de lokalen en velden? • Is de school schoon? • Is het een ‘veilige’ school? • Is er een (bewaakte) fietsenstalling? DE SCHOOLORGANISATIE • Heeft u al een schoolgids? • Hoe hoog is de vrijwillige ouderbijdrage? • Heeft de school een internetsite? • Hoe wordt de onderbouw ingericht? • Welke vakken geeft de school naast de wettelijk verplichte vakken? • Wat wil de school bereiken bij de leerlingen? • Welke mogelijkheden kent de school voor extra (eindexamen)vakken? • Hoe groot zijn de groepen/klassen? • Hoe wordt er lesgegeven? • Is er onderwijs in de eigen taal en cultuur? • Hoe gaat de school om met culturele verschillen (bijvoorbeeld met religieuze feestdagen)?
DE BEGELEIDING VAN LEERLINGEN • Is er extra begeleiding voor achterblijvers? • Zijn er extra mogelijkheden voor zeer goede leerlingen? • Is er huiswerkbegeleiding en hoe gaat dat in zijn werk? • Zijn er klassenleraren en wat doen die? EXTRA ACTIVITEITEN VOOR DE LEERLINGEN • Zijn er vaak excursies, workshops en werkweken? • Waar gaan de leerlingen met uitstapjes naar toe? • Wat zijn de kosten daarvan? • Wie betaalt die excursies, werkwe-
DE LEERLINGEN IN HET EERSTE JAAR • Hoe worden de leerlingen in het eerste jaar begeleid? • Hoe worden de groepen samengesteld? • Kent de school een brugperiode en hoe lang duurt die, één of twee jaar? 56
B I J L A G E N
L I J S T
M E T
V R A G E N
op school? • Hoe zit het met het spijbelen? • Wat doet de school als een leerling niet op school is gekomen? • Hoe staat het met het vandalisme en crimineel gedrag op school? • Is er een vertrouwensman of vrouw? • Is er een klachtenregeling of klachtencommissie? • Zijn de leerkrachten vaak ziek? • Is er leerlingopvang bij lesuitval? • Wat wordt er op school gedaan aan de geloofs- of levensovertuiging?
ken en uitstapjes? • Zijn er bijzondere feesten en hoe vaak is dat? • Wat doet de school extra aan sport, culturele en andere activiteiten? • Is er een leerlingenraad? • Hoe staat het met die leerlingenraad? • Is er een schoolkrant? WAT ER GEBEURT VOOR, TIJDENS EN NA DE LESSEN • Hoe zitten de lesroosters in elkaar? • Hoe vroeg en tot hoe laat is er toezicht of opvang? • Hoe is de begeleiding van de leerlingen geregeld bij lesuitval of tussenuren? • Hoe is het overblijven geregeld? • Hoe is de school verzekerd tegen schade die door de kinderen wordt veroorzaakt?
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
HET CONTACT MET DE OUDERS • Gebruikt de school hulp van ouders? • Is er een actieve ouderraad en wat doet die? • Wie zitten er in de medezeggenschapsraad en wat doet die? • Hoe vaak zijn er activiteiten voor ouders en wat houden die in? • Hoe onderhoudt de school het contact met de ouders over de leerling? • Hoe worden ouders over problemen geraadpleegd? • Wanneer neemt de school contact op? • Wordt er rekening gehouden met ouders van niet-Nederlandse afkomst en hoe dan? HET SCHOOLKLIMAAT • Wat zijn de schoolregels, is er een schoolreglement? • Hoe gaat de school om met straffen en belonen? • Houdt de school rekening met andere culturele gebruiken (bijv. religieuze feestdagen)? • Wat wordt er gedaan tegen pesten
57
B I J L A G E N
T R E F W O O R D E N
A aansprakelijkheid 21, 22, 28 aanvullend onderzoek 15 adjunct-directeur 26 advies- en instemmingsrecht 42 adviesrecht 43 adviesurentabellen 28 afdelingen 8 alternatief leertraject 20 alternatief programma 28 alternatief programma lesvervangende activiteiten 28 Arabisch 29 arbeidsmarkt 9 assistent-opleiding 12 atheneum 10
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
C centrale directie 26 CEVO 39 checklist “leefbare school” 44 cijferlijst 38 cijfers 29, 36, 38 commissie van beroep 36 concentratieproblemen 50 conrector 26 contributie 18 controle 20 Culturele en Kunstzinnige Vorming 19 cultuur en maatschappij 10 D Dalton 12, 13 decaan 25, 26 diefstal 44 diploma 8, 9, 18, 25, 39 directeur 14, 15, 19, 20, 26, 36, 37, 39, 50 discriminatie 44 doorstromen 10, 13, 38 doorstroom-mogelijkheden 8 dyslexie 37, 54
B basisberoepsgerichte leerweg 8 basisberoepsopleiding 8 basisonderwijs 8, 12, 25 basisschool 7, 14, 15, 19, 29, 47, 49 basistoelage 18, 19 basisvorming/onderbouw 7, 15, 26, 27 28, 31, 49 bedrijfstak 20 beeldende vakken 27 begeleiding 47, 49 belastinggeld 12 beroepsbegeleidende leerweg 20 beroepsmogelijkheden 36, 48 beroepsonderwijs 7, 10 beroepspraktijkovereenkomst 20 beroepsrichting 31 besturen 42 bestuurscommissie 43 betrokkenheid 47 bevoegd gezag 13, 42 bezwaarprocedure 15 wettelijke bijdrage 18 bijscholingscursussen 28 boekenfonds 19 boekenmarkt 19 CKV-bonnen 19 brede scholen-gemeenschappen 12 brugklas 26 brugklascoördinator 25 brugperiode 26 buitenschoolse activiteiten 21
E economie 8 economie en maatschappij 10 eindcijfer 38, 39 eindexamen spreiden 37 eindexamenkandidaat 39 eindexamenklachtenlijn 39 eindexamenkrant 39 eindexamenpakket 32 eindexamenperiode 39 eindexamenprogramma 35 eindtoets 14, 15 centraal examen 35 examendossier 38 examenprogramma 35 examenstof 35 examentijdvak 39 examenvakken 35, 37, 38 examenvragen 35 extra examentijd 37 extra hulp 9
58
B I J L A G E N
T R E F W O O R D E N
F festiviteiten en uitstapjes Friese taal fusie
K kaderberoepsgerichte leerweg 8 kennis en vaardigheden 28 kennismakingsavonden 15 kennismakingsgesprek 49 kennismakingsperiode 15 kerndoelen 28 keuze uitstellen 26 keuzevak 35 klachten 39, 44, 50 klachtencommissie 44, 50 klachtenregeling 13, 44, 50 klassenleraar 25, 36, 48, 49 Klassieke Culturele vorming 19 kunstvak 27, 38 kwaliteitskaart 13
17 27 42
G Gecommitteerde 37 gedrags 54 Gedragsproblemen 50 Gehandicapte kinderen 9, 54, 55 geloofs- of levensovertuiging 20 gemeente 12 gemengde leerweg 8 geweld 44 godsdienst 12 godsdienstonderwijs 12 Grieks 10, 29 groepsindeling 26 gymnasium 10, 12, 19, 29
L landbouw 8 Latijn 10, 29 leeftijdsgrenzen 39 leerjaren 10, 26, 28 leerling- of studiebegeleiders 48 leerlingenraad 41, 43, 45 leerlingenstatuut 13, 42, 43 kosten leerlingenvervoer 19 gedeeltelijke leerplicht 20 leerplicht- ambtenaar 20 Leerplichtwet 19, 21 leerprestaties 14, 48 leerproblemen 49, 54 leerweg ondersteunend onderwijs 9 leerwegen 7 leraar per vak 25 lesgeld 18 lesmethode 48 lesrooster 21 lestijden 13 lesuitval 28 lesuren 21, 28, 35 lesvervangende activiteiten 28 levensovertuiging 12 lyceum 10
H handelingsdelen 36 havo 7, 8, 10, 11, 12, 14, 15 havo-examen 38 hbo 10, 11 herkansing 39 Hindi 29 hoogbegaafd 54 huiswerk 28, 29, 48 huiswerkbegeleiding 29 hulpvragen 9
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
I IB-Groep 18, 19, 39, 56 individuele begeleiding 47 informatiebijeenkomst 15 inspectie 13, 14, 27, 28, 37 instemmingsrecht 42 intimidatie 44, 56 intrasectoraal programma 8 invloed 29 Italiaans 29 J Jenaplan
12, 53
59
B I J L A G E N
T R E F W O O R D E N
M mavo 8, 12, 53 mbo 7 medezeggenschapsraad 29, 41, 42, 43 meerderjarig 20 mentoren 47 middenkader-opleidingen 8 Montessori 12, 53 N natuur en gezondheid natuur en techniek Nederlands als tweede taal
P niet-onderwijzend personeel 26 onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel 42 personeelsraad 41 pesten 44 Portugees 29 praktijkonderwijs 9 privacyregeling 44 proefwerk 29, 43 profielen 10 profielwerkstuk 36 programma van toetsing en afsluiting 36 psychische problemen 20
10 10 11
O onderbouw officiële examenprogramma 36 bijzonder onderwijs 12, 41, 43, 52 wetenschappelijk onderwijs 7, 10, 32 openbaar onderwijs 12, 15, 52 speciaal onderwijs 18, 43, 50 onderwijskundig rapport 14, 15 onderwijsmethode 12 onderwijsnummer 14 onderwijsprogramma 8, 10 onderwijssoort 26, 35, 48 de onderwijstelefoon 45 psychologisch onderzoek 15 Open Universiteit 11 open dag 15 opleidingsduur 7 oriëntatie 31 ouderbijdrage 13, 17, 18 ouderorganisatie 45 ouderraad 42 oudervertegenwoordiging 43 overblijven 21 overgaan 14, 32 overhoring 29
R rapport 13, 29 rapportenavonden 48 rector 20, 26 regelement 42 regelmatig contact 47 regionale verwijzingscommissies 9 resultaten 29 rooster 21, 28 rugzak S samenhang vakken samenwerkingsverband bijzondere school openbare school categoriale school schooladvies schoolbestuur schoolcontactpersonen schooldecanen schoolexamen schoolgids schoolkeuze schoolklimaat schoolloopbaan schoolongevallen verzekering schoolplan schoolregels schoolsoorten schooltijden schoolvereniging schoolverlaten schorsing 60
27 50, 54 12 12 12 14 15 48 48 35 13 14 43, 44 31 22 17 44 7 21 41 26 22
B I J L A G E N
T R E F W O O R D E N
sectoren 7, 8 slechthorende of slechtziende kinderen 9 smalle scholengemeenschappen 12 Spaans 29 speciale hulp 29, 50 spijbelen 21 spreekbeurt 49 spreekuur 47 staatsexamen 39 stage 8, 35 stichtingsbestuur 12 strafbaar 20 straffen 43 studieaanpak 48 studiebegeleider 48 studiehuis 10 studiekosten 18 studielast 10 studielessen 29 studiemogelijkheden 48 studierichting 32 studietraject 26
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006
T te laat komen techniek tegemoetkoming studiekosten theoretische leerweg tijdvakken toelaatbaarheids-verklaring toelatingseisen toelatingsregels toets toezichtrapport topsporters Turks tussenrapport tussenuren tweede fase tweetalig onderwijs U uitgebreid advies universiteit
V vakantie 20 vakantierooster 13 vakantiespreiding 22 vakdocent 36 vakgroepcoördinatoren 48 vakken 26 vakopleiding 8, 10, 11, 32 vaste vakkenpakketten 7 veiligheid 14, 28, 44, 45, 56 veiligheidsplan 44 verantwoordelijkheid 19, 21, 28 vereniging 43 vertrouwensinspecteur 44 vertrouwenspersoon 48 vervolgopleiding 32 vervolgstudie 26 verwijdering 22 verzekering 22 verzuim melden 20 vlak voor en na schooltijd 21 vmbo 7, 8, 9, 11, 12, 14, 15, 19, 21, 26, 29, 31, 32, 35, 36 het vmbo-examen 37 voorlichting 45 speciaal voortgezet onderwijs 9, 18 voortgezet algemeen volwassenonderwijs 11 voortgezet onderwijs 17 voortgezet speciaal onderwijs voortijdig schoolverlaten 25 vorderingen 29, 47, 48 vragen en problemen 25 extra vrij 20 vrije ruimte 10, 28, 29 vrije school 12 vrijstelling 27 vwo 10 vwo-diploma 39 vwo-examen 38
43 8 18 8 37 9 14 13 29, 36 14 13 29 29 28 10 13
W wereldbeschouwing 12 werkklimaat 44 werkstuk 10, 29, 36, 38, 49 Wet medezeggenschap onderwijs 42 Wet op de onderwijstoezicht 14 Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten 18 woordblindheid 37
48 10
61
B I J L A G E N
T R E F W O O R D E N
Z ziekte zorg en welzijn zorgstructuur
20 8 9
62
Voortgezet Onderwijs 2005 - 2006