IDEEËNWIJZER bij KITS, de krant waar nieuws in zit
23ste jaargang - Nr. 15 - 2 mei 2013
Redactie: Inge Bergh, Sabrina De Pauw, Lize Helsen, Piet Lerouge, Inge Misschaert, Wim Vromant
Uitgewerkte lessuggesties 1. En op een dag zeg je ‘JA’ * Niveau: * Sluit aan bij het artikel ‘Homohuwelijk Frankrijk’ op pag. 2. * Motivatie De leerlingen kennen in hun omgeving zeker homo’s of lesbiennes. Indien niet, kan je verwijzen naar enkele bekende Vlamingen (Koen Crucke, Bart Kaëll, Jasmien). Of deze mensen al dan niet mogen trouwen, leidt vaak tot verdeelde reacties. Dankzij dit artikel formuleren de leerlingen zelf een mening over dit thema. Deze les kadert binnen het vak Godsdienst/Moraal of Actualiteit. * Doelstellingen - De leerlingen vinden antwoorden op vragen in een tekst. - De lln. schematiseren het Franse federale parlement. - De lln. raadplegen het internet als informatiebron. - De lln. formuleren een eigen mening over het homohuwelijk. * Werkwijze Je kan starten vanuit een woordspin of een filmpje op YouTube: ‘Massaal protest tegen homohuwelijk in Parijs’, www.youtube.com/watch?v=fyw9qeGs6vE. - Je laat de leerlingen hier vrij op reageren. Informeer of de leerlingen bekende homo’s of lesbiennes kennen. Zijn deze mensen getrouwd? Weten ze daar iets over? Pols naar de voorkennis van de leerlingen. Is het homohuwelijk in België toegelaten? - Laat de leerlingen dan het artikel lezen. Opdracht 1 kunnen ze zelfstandig maken, opdracht 2 kan eventueel in duovorm. Voor opdracht 3 moeten de leerlingen het internet raadplegen, dit kan het best in groepjes van twee of drie leerlingen. - De leerlingen geven hun eigen mening pas op het einde van de les; dan is deze meer weloverwogen dan in het begin van de les. * Tip Op YouTube vind je heel wat filmpjes over homohuwelijken, bv. zoeken naar ‘homohuwelijk Indiase kleding’.
2. Water verdampt... en alles herbegint * Niveau: * Sluit aan bij het artikel ‘De waterkringloop’ op pag. 1 van Kits +. * Motivatie Deze Kits + geeft ons veel informatie over water: het belang voor mens, dier en natuur, de verschillende functies, de langste rivieren, het tekort aan drinkwater,... Het dossier start met een duidelijke uitleg van de kringloop van het water. We bestuderen de tekst, staan stil bij de waterkringloop en laten de verschillende functies creatief verwerken. Het werkblad kan gebruikt worden in een les Wereldoriëntatie, onderdeel ‘natuur’. * Doelstellingen - De leerlingen geven titels aan tekstdelen. - De lln. stellen de waterkringloop schematisch voor. - De lln. maken grafieken over zout en zoet water en het beschikbare zoet water. - De lln. maken een tekening bij de verschillende functies van het water. * Werkwijze Eventueel gebruik je opdracht 4 als inleiding voor deze les. Voor je de tekst leest, kan je nagaan wat de lln. al (of nog) weten over de kringloop van het water. Op het bord komt een schema dat ze als antwoord op opdracht 3 kunnen overnemen. Je kan de inleiding uitbreiden en zo opdracht 5 voorbereiden met de vraag: Waarvoor gebruiken wij water? Voor opdracht 5 kan je foto’s laten opzoeken (op het internet) of laten meebrengen. Je kan er groepswerk van maken. Vijf verschillende groepen maken elk een verschillende affiche met tekst en foto’s: water als drinkwater, water voor de landbouw,...
Aandacht Bij heel belangrijk nieuws verschijnt meteen een uitgebreid artikel op de website (pdf, A4-formaat, 1 of meerdere foto’s). Wil je via e-mail op de hoogte gehouden worden van deze artikels, stuur dan een mailtje naar
[email protected].
3. Tekort aan drinkwater * Niveau: * Sluit aan bij het artikel ‘Tekort aan drinkwater’ op pag. 2 van Kits +. * Motivatie Het tekort aan drinkwater wordt een steeds groter probleem. Deze tekst schetst een duidelijk beeld van het probleem. Op het werkblad focussen we op het probleem van proper water en de gevolgen voor het klimaat. Het werkblad kan gebruikt worden in het vak Actualiteit of Wereldoriëntatie, thema ‘water’, als les begrijpend lezen. * Doelstellingen - De leerlingen vinden antwoorden in een tekst terug. - De lln. zoeken op het internet een voorbeeld van een waterproject. - De lln. voorzien een foto van de bijhorende titel en uitleg. * Werkwijze Je laat de lln. de tekst lezen en stelt dan de vraag: Welke twee problemen worden in de tekst besproken? De vragen kunnen het best in groepjes worden opgelost.
4. Overlast door kermis? * Niveau: * Sluit aan bij het artikel ‘Sinksenfoor moet verhuizen’ op pag. 2. * Motivatie Kermis is iets wat bij nagenoeg alle leerlingen positieve associaties zal oproepen. De kermissen kunnen op een lange traditie bogen, maar de laatste jaren komt er meer onbegrip en onverdraagzaamheid. De buurtbewoners klagen over lawaaihinder en overlast. Hoe definieer je deze begrippen? Waar ligt de grens? Het werkblad kan gebruikt worden in een les Nederlands, Maatschappelijke Vorming, Godsdienst of Zedenleer. * Doelstellingen - De leerlingen gieten de inhoud van het artikel in een schema. - De lln. weten wat onder overlast verstaan wordt. - De lln. kennen de GAS-boetes en formuleren een mening erover. - De lln. voeren een debat en proberen tot een consensus te komen. * Werkwijze - Start de les met een woordspin op het bord of eventueel op een kladblad. Zet in de middelste cirkel het woord ‘kermis’. Welke associaties brengen de leerlingen aan? Vul desnoods zelf aan, als er niet genoeg op het bord komt. - De instap vormt de overgang naar het artikel. Sommige mensen zijn helemaal niet zo enthousiast over de jaarlijkse kermis in hun buurt. De leerlingen proberen zelf een aantal minpunten naar voor te brengen en lezen daarna het artikel. - Op het werkblad verklaren de leerlingen de woorden
Niveau:
en vullen ze het schema van de tekst aan. Schematiseren is niet zo eenvoudig, wellicht is het beter om de leerlingen per twee te laten werken. Klassikaal verbeteren. - Daarna bekijken de leerlingen een filmpje of zoeken ze argumenten voor het debat op het internet. - De leerlingen voeren een kort debat over het onderwerp: ‘Moet de kermis in de stad blijven of niet?’ * Tip Er is een goed filmpje op Karrewiet: www.ketnet.be/karrewiet/nieuws/23-april-2013-sinksenfoor www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/foor
5. Merkproduct: echt of nep? * Niveau: * Sluit aan bij het artikel ‘Namaak’ op pag. 2. * Motivatie Jongeren kunnen heel gevoelig zijn voor merken. De namakers van merken spelen hierop in en proberen de dure producten zo goed mogelijk na te maken om ze tegen een schijntje te verkopen. De leerkracht kan polsen bij de leerlingen of ze zich bewust zijn van het feit dat dingen nagemaakt worden. Kopen ze deze goederen? Staan ze erbij stil dat ze zo het eigendomsrecht schenden? Ook als het overduidelijk om namaak gaat, zoals bij Addidas en Daddidas, is er sprake van overtreding. Zowel de verkoper als de koper (!) kunnen bestraft worden. Het werkblad kan gebruikt worden in een les Nederlands, Maatschappelijke Vorming, Godsdienst of Zedenleer. * Doelstellingen - De leerlingen plaatsen woorden bij de juiste omschrijving. - De lln. weten wat namaakgoederen zijn en kennen tips om ze te herkennen. - De lln. kennen de gevaren van bepaalde namaakgoederen. - De lln. weten dat namaak en het (ver)kopen ervan strafbaar is. * Werkwijze - Start de les met het lezen van het artikel ‘Namaak’ op pag. 2. - Laat de leerlingen met elkaar discussiëren: wie koopt wel eens een merkproduct in het buitenland? Waaraan kan je meteen merken dat het namaak is? Zie je het? Hoe merk je het? (De prijs is meestal een indicator.) - Op het werkblad zoeken de leerlingen de woorden in de tekst. Daarna lossen ze de inhoudelijke vragen op. Tenslotte ordenen ze de producten. * Tips Volgende sites geven informatie: www.leerwiki.nl/Waarom_zijn_namaakgoederen_ slecht_voor_de_consument www.elsibel.com/know/hoe-herken-je-namaak
= voor iedereen /
= iets moeilijker
Sleutel bij de werkbladen 1. En op een dag zeg je ‘JA’
4. Overlast door kermis?
1. 1. Koppels van hetzelfde geslacht mogen voortaan huwen. 2. op 23 april 2013 3. 331 afgevaardigden waren voor en 225 waren tegen. 4. François Hollande 5. de socialistische strekking 6. de katholieke kerk en de conservatieve Fransen 7. betogingen op straat en soms ook homohaat (homogeweld) 8. behoudsgezind, niet houden van verandering 2. de Kamer van volksvertegenwoordigers: 150 leden – Assemblée Nationale / de Senaat: 71 leden X 3. 1. Nederland (2001) 2. België (2003) – Spanje (2005) – Canada (2005) – Zuid-Afrika (2006) – Noorwegen (2009) – Zweden (2009) – Portugal (2010) – IJsland (2010) – Argentinië (2010) – Denemarken (2012) – Nieuw-Zeeland (2013) – Uruguay (2013) – Frankrijk (2013) 3. eigen antwoord
1. a. Een kermis was oorspronkelijk een jaarmarkt ter ere van de wijdingsdag van de parochiekerk. Kermis is een verbastering van kerk-mis of kerk-misse. b. Het woord ‘foor’ komt van het Franse ‘foire’ en gaat terug op het Latijnse ‘feria’ wat feest betekent. c. Overlast wordt gedefinieerd als een te grote last. Er zijn verschillende soorten: burenoverlast, dierenoverlast, geluidsoverlast, drugsoverlast, jongerenoverlast, stankoverlast, verkeersoverlast, vuurwerkoverlast en wateroverlast. d. met GAS-boetes: een gemeentelijke administratieve sanctie 2. a. Sinksenfoor moet verhuizen / informatieve zakelijke tekst / informeren b. De Antwerpse Sinksenfoor brengt veel overlast voor de buurtbewoners met zich mee: lawaai en hinder van bezoekers. / de buurtbewoners van de Gedempte Zuiderdokken c. Protest / De rechter gaf de omwonenden gelijk en besliste dat de foor niet meer op de Gedempte Zuiderdokken mag doorgaan. / Omdat deze locatie ingeschreven staat als parkgebied. / de foorreizigers / Een proteststoet van foorreizigers en hun sympathisanten trok naar het Antwerpse stadhuis. / Niet: volgens de foorkramers zullen er minder mensen naar de foor komen, waardoor ze minder geld zullen verdienen. d. Zuurpruimen / In Gent komen er klachten over de Gentse Feesten. / geluidshinder – rondslingerend afval – Ze kunnen niet voor hun eigen deur parkeren. / ... de klagers zijn zuurpruimen die niets meer kunnen verdragen.
2. Water verdampt... en alles herbegint 1. a. mensen, dieren en natuur – b. Maar zonder water houden we het slechts enkele dagen vol. 2. a. Onmisbaar (of eventueel ‘Een kringloop’) – b. Water in drie vormen 3. water verdampt – koelt af – vormt kleine druppels – regenwolken – neerslag 4. a. zoet water 3 %, zout water 97 % – b. beschikbare zoet water 17 % 5. (volgorde is niet belangrijk) a. drinkwater (glas water, lopende kraan,...) – b. in de landbouw (land besproeien, moestuin begieten,...) – c. transport (rivieren en zeeën met boten) – d. energie (stuwmeer, watermolen,...) – e. ontspanning (zwembad, windsurfen,...)
3. Tekort aan drinkwater 1. Wel 70 % van de wereld is water, maar slechts 3 % is zoet water. De rest is zout water en ondrinkbaar. 2. a. een gebrek aan voldoende proper water – b. in de ontwikkelingslanden – c. Er sterven jaarlijks ongeveer 4 miljoen mensen door een gebrek aan zuiver water. – d. door het drinken van vuil water – e. hulporganisaties zoals het Rode Kruis 3. a. Elke 15 seconden sterft een kind aan een ziekte die veroorzaakt werd door een gebrek aan veilig drinkwater, sanitaire voorzieningen of slechte hygiëne. – b. Ze moeten de nieuwe watervoorzieningen zelf onderhouden. 4. a. De wereldbevolking stijgt, de hoeveelheid drinkwater daalt. – b. Woestijnen en droge gebieden worden groter. – De zeespiegel stijgt. – Er zijn meer overstromingen. – Het zout water mengt zich met het zoet water. – De zoetwatervoorraad wordt ondrinkbaar. 5. Voorbeeld: Gezin op zoek naar drinkwater. – Dagelijks moet een moeder samen met haar kinderen uren stappen om drinkwater te halen...
5. Merkproduct: echt of nep? 1. a. sector – b. cosmetica – c. in beslag nemen – d. imitatie – e. winkelketen 2. a. In de sectoren van de huishoudproducten en de cosmetica. b. De afdeling ‘Namaak’ van de FOD Economie. FOD staat voor Federale Overheidsdienst. c. Producten die een merk of logo vertonen, maar die geproduceerd zijn zonder toestemming van de eigenaars van het merk. d. Door de lage prijs kan je meestal al afleiden dat het niet om het echte product gaat. Verder zijn er kleine details: de plaats van het logo, soms is de merknaam fout gespeld, het gewicht van parfums of drank is soms te licht. Ook de verkoopplaats speelt een rol: merkproducten koop je niet bij een straatventer. e. Je schendt het eigendomsrecht: iemand loopt inkomsten mis omdat zijn merk misbruikt wordt. f. Ze worden op een milieuvriendelijke manier vernietigd. 3. Werken niet of nauwelijks. – Houdt geen UV-stralen tegen, is van minderwaardige kwaliteit. – De batterij kan ontploffen. – De samenstelling is onduidelijk. 4. 4 – 3 – 1 – 2
En op een dag zeg je ‘JA’ (1) 1. Lees het artikel ‘Homohuwelijk Frankrijk’ op pag. 3 en beantwoord volgende vragen. 1. Welk nieuw wetsvoorstel werd goedgekeurd in Frankrijk? ..............................................................................................................................................................................................................................................................
2. Wanneer gebeurde dit?
................................................................................................................................................................................................
3. Waren alle afgevaardigden het unaniem eens over dit voorstel? Preciseer. ..............................................................................................................................................................................................................................................................
4. Hoe heet de president van Frankrijk?
..............................................................................................................................................................
5. Tot welke politieke strekking behoort hij?
....................................................................................................................................................
6. Wie verzetten zich tegen het homohuwelijk? ..............................................................................................................................................................................................................................................................
7. Hoe uitten ze dat? ..............................................................................................................................................................................................................................................................
8. Leg het woord ‘conservatief’ in je eigen woorden uit. ..............................................................................................................................................................................................................................................................
2. Het Franse federale parlement 1. Vervolledig de tabel. 2. Waar past de benaming Assemblée Nationale? Doorstreep waar het fout staat. 3. Zet een kruisje bij de kamer waar het wetsvoorstel het eerst werd goedgekeurd. Het federale parlement
........................................................................................................................
........................................................................................................................
150 leden
71 leden
Assemblée Nationale
Assemblée Nationale
3. Zoek op het internet op. 1. Welk land voerde als eerste het homohuwelijk in? Wanneer gebeurde dit? ..............................................................................................................................................................................................................................................................
2. Noteer in chronologische volgorde de landen die volgden. Duid deze landen aan op de wereldkaart op de volgende pagina. .............................................................................................................................................................................................................................................................. ..............................................................................................................................................................................................................................................................
3. Wat is jouw mening over homohuwelijken? Argumenteer duidelijk waarom je voor of tegen bent. .............................................................................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................................................................. ..............................................................................................................................................................................................................................................................
3000 Km
En op een dag zeg je ‘JA’ (2)
Water verdampt... en alles herbegint 1. a.Water is belangrijk voor: - ............................................................................... - .............................................................................. - .............................................................................. b. Welke zin benadrukt het belang van water voor de mens? ........................................................................................................................................................................................................................................................
2. a. Welke ondertitel kan je geven aan de inleidende tekst (vet gedrukt)? ........................................................................................................................................................................................................................................................
b. Welke ondertitel kan je geven aan het deel tussen de inleiding en de ondertitel ‘Verdampen’? ........................................................................................................................................................................................................................................................
3. Verdampen... en alles herbegint. Vul het schema verder aan. WATER VERDAMPT ...............................................................................
........................................................................................
...............................................................................
..................................................................................
4. Zoet en zout water a. Stel voor in een diagram: zoet water
zout water
a b
b. Beschikbare zoet water
5. Functies Maak per functie een passende tekening, of kleef een foto in het vak. Noteer de functie eronder. a
b
................................................................................
c
................................................................................
d
............................................................................................................................
................................................................................
e
....................................................................................................................
Tekort aan drinkwater 1. Water genoeg? Wat is het verrassende in de inleiding van dit artikel? .............................................................................................................................................................................................................................................................. ..............................................................................................................................................................................................................................................................
2. Proper water a. Wat bedoelen ze in de tekst met waterschaarste?
................................................................................................................................
b. In welke landen is waterschaarste een groot probleem?
................................................................................................................
c. Wat zijn de gevolgen van waterschaarste? .................................................................................................................................................. ........................................................................................................................................................................................................................................................
d. Duizenden mensen sterven aan diarree. Hoe komt dat?.................................................................................................................. e. Wie organiseert projecten voor proper water? ........................................................................................................................................
3. Waterprojecten We surfen naar www.rodekruis.be/NL/Internationaal/Ontwikkelingshulp/Praktijk/waterrkvl/watdoetrkvl.htm a. Welke zin toont aan dat zuiver water heel belangrijk is?
..............................................................................................................
........................................................................................................................................................................................................................................................
b. Wat is het doel van een watercomité?
..........................................................................................................................................................
........................................................................................................................................................................................................................................................
4. Klimaat a. We krijgen te maken met een grote tegenstelling. Welke? .............................................................................................................. ........................................................................................................................................................................................................................................................
b. Wat zijn de gevolgen van de opwarming van de aarde voor het watertekort? -
....................................................................................................................................................................................................................................................
-
....................................................................................................................................................................................................................................................
-
....................................................................................................................................................................................................................................................
-
....................................................................................................................................................................................................................................................
-
....................................................................................................................................................................................................................................................
5. Foto Schrijf een passende titel bij deze foto. Geef wat uitleg. .............................................................................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................................................................. ..............................................................................................................................................................................................................................................................
Overlast door kermis? (1) 1. Enkele vragen over begrippen. Zoek op het internet naar de juiste verklaring. a. Waar komt het woord ‘kermis’ vandaan? ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
b. Welk synoniem kennen we voor ‘kermis’? Waar komt dit woord vandaan? ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
c. Wat is ‘overlast’? Hoe wordt dit gedefinieerd? Welke soorten zijn er? ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
d. Hoe wordt overlast door jongeren op straat bestraft? Verklaar de afkorting. ........................................................................................................................................................................................................................................................
2. Schematiseer de tekst in onderstaand schema. Gebruik kernwoorden en -zinnen. a. Titel:
....................................................................................................................................................................................................................................
Tekstsoort:
............................................................................................................................................................................................................................
Tekstdoel:
..............................................................................................................................................................................................................................
b. Inleiding Wat is het probleem? ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
Door wie werd het probleem aangehaald? ........................................................................................................................................................................................................................................................
c. Midden Titel:
..........................................................................................................................................................................................................................................
Wat oordeelde de rechter op 18 april 2013? ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
Waarom kan de Gedempte Zuiderdokken niet meer als locatie? ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
Overlast door kermis? (2) Wie ging daar niet mee akkoord? ........................................................................................................................................................................................................................................................
Wat gebeurde er op 23 april? ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
Zijn de Scheldekaaien een goede oplossing? Waarom wel/niet? ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
d. Titel:
....................................................................................................................................................................................................................................
Welke andere organisatie in een bekende Oost-Vlaamse stad krijgt ook klachten? ........................................................................................................................................................................................................................................................
De buurtbewoners hebben er last van: -
....................................................................................................................................................................................................................................................
-
....................................................................................................................................................................................................................................................
-
....................................................................................................................................................................................................................................................
Anderen vinden het overdreven, want
..............................................................................................................................................................
........................................................................................................................................................................................................................................................
3. Voer nu een kort debat over dit onderwerp: ‘Moet de kermis in de stad blijven of niet?’
Merkproduct: echt of nep? 1. Zoek in de tekst naar het woord voor onderstaande omschrijvingen. a. Een onderdeel van het economische leven:
..............................................................................................................................................
b. Een ander woord voor de verzameling van make-up:
......................................................................................................................
c. Goederen die afgenomen worden van de eigenaar ervan, meestal door de politie of door het gerecht: ........................................................................................................................................................................................................................................................
d. Nep, namaak:
..............................................................................................................................................................................................................
e. Een reeks winkels die allemaal dezelfde naam dragen: .................................................................................................................... 2. Los onderstaande vragen op. Overleg met je buur of zoek op het internet naar het antwoord op de vragen met een *. a. In welke twee sectoren is er heel veel namaak?
....................................................................................................................................
........................................................................................................................................................................................................................................................
b. Wie speurt valse merkproducten op? Verklaar de afkorting.*
..................................................................................................
........................................................................................................................................................................................................................................................
c. Wat zijn namaakgoederen? Geef een definitie.
....................................................................................................................................
........................................................................................................................................................................................................................................................
d. Hoe kan je namaakproducten herkennen?* ............................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
e. Welke misdaad bega je als je namaakgoederen koopt? .................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................................................................................................
f. Wat gebeurt er met de namaakgoederen als ze in beslag genomen worden? ........................................................................................................................................................................................................................................................
3. Vul onderstaand schema aan met gegevens uit de tekst. Voor de vragen met een * zoek je op het internet. Namaakproduct
Schadelijke gevolgen voor de mens
Medicijnen* Zonnebril* GSM* Tandpasta, wasmiddel 4. Wat wordt het meest nagemaakt, denk je? Orden deze producten van 1 tot 4. (1 = meest) Cosmetica, geneesmiddelen, schoonmaakproducten,... Kledij, juwelen, horloges,... Dvd’s, cd’s,... Sigaretten, drank,...