IDEEËNWIJZER bij KITS, de krant waar nieuws in zit
23ste jaargang - Nr. 9 - 15 januari 2013
Redactie: Inge Bergh, Sabrina De Pauw, Lize Helsen, Piet Lerouge, Inge Misschaert, Wim Vromant
Uitgewerkte lessuggesties 1. Jongeren vinden geen werk * Niveau: * Sluit aan bij het artikel ‘Meer werklozen’ op pag. 2. * Motivatie De voorbije maanden vlogen de cijfers over werklozen en faillissementen ons om de oren. De sluiting van Ford Genk is voor heel veel Limburgse gezinnen een drama. Ook de leerlingen uit de andere provincies kennen ongetwijfeld (recente) werklozen. Daarom staan we even stil bij deze onlangs gepubliceerde cijfers over de voorbije novembermaand. * Doelstellingen - De leerlingen vinden antwoorden op vragen in een tekst. - De lln. maken een grafiek van de jeugdwerkloosheid in de Europese Unie. - De lln. weten wie tot de beroepsactieve bevolking behoort. - De lln. begrijpen hoe een bedrijf failliet kan gaan. * Werkwijze Een recent artikel (en foto’s) over de werkloosheid en faillissementen in de eigen regio kan een geschikte instap zijn. Je kan echter ook vertrekken vanuit het woord ‘crisis’. Maak een mindmap van dit woord op het bord. Laat de leerlingen ook eens nadenken over wat er zou gebeuren als de eigen vader of moeder werkloos wordt. Wat zou er allemaal veranderen? Met het werkblad kan je vele kanten uit. In sommige klassen zal een klassikale voorbereiding nodig zijn, waarbij moeilijke begrippen als crisis, beroepsactieve bevolking,... uitgelegd worden. Ook opdracht 4 bespreek je het best eerst klassikaal voordat de leerlingen ermee aan de slag gaan.
2. Een biebaboeba… baby * Niveau: * Sluit aan bij het artikel ‘Minder baby’s’ op pag. 2 van Kits. * Motivatie Dit werkblad rond baby’s en voornamen kan een leuk aanknopingspunt zijn bij een geboorte van een broertje/zusje of een neefje/nichtje. Of misschien heeft een van de leerkrachten onlangs een kindje gekregen? Daarnaast is het niet onbelangrijk om even stil te staan bij het feit dat onze leerlingen de werknemers van de
toekomst zijn. En dat een geboortestijging of -daling steeds een invloed heeft op onze economie. * Doelstellingen - De leerlingen zoeken antwoorden in een artikel. - De lln. duiden de Vlaamse provincies op een kaart aan. - De lln. schrijven gegeven zinnen in hun eigen woorden neer. - De lln. werken correct met een kalender. - De lln. kennen de symbolen voor man/jongen en vrouw/meisje. * Werkwijze Dit werkblad vraagt weinig of geen klassikale voorbereiding. Het artikel en het werkblad kunnen perfect binnen contract- en hoekenwerk gebruikt worden. Laat de leerlingen vooraf hun agenda en atlas klaarleggen. Dan kan het volledige werkblad individueel, in duovorm of in groepjes gemaakt worden. Er is geen voorkennis vereist. * Tips - Je kan de leerlingen hun favoriete naam laten opschrijven. Zo kan er een klassikale top 10 opgesteld worden voor jongens- en meisjesnamen. Er kan op voorhand een klasgesprek gevoerd worden over de eigen voornaam. - Laat de vlugge leerlingen gekke namen verzinnen zoals: Jack Pot, Evert Zwijn, Lisa Bon, Mayo Nijs, Tom Aatje, Toon Ladder, Wim Dows,… Voor de leerlingen met minder inspiratie: in de boeken van Kiekeboe wordt er regelmatig gespeeld met namen. Je kan de leerlingen in deze strips laten zoeken.
3. Hitte- en koudegolven * Niveau: * Sluit aan bij het artikel ‘Hitte- en koudegolven’ op pag. 3 van Kits. * Motivatie Het artikel en het werkblad kunnen gebruikt worden in een les Wereldoriëntatie, onderdeel ‘ruimte’ of ‘natuur’, of een les Wiskunde. De leerlingen maken kennis met minder bekende meetinstrumenten en ontdekken dat het klimaat het landschap mee bepaalt. * Doelstellingen - De leerlingen onderscheiden de verschillende meetinstrumenten naar eenheid en foto. - De lln. beantwoorden inhoudsvragen over het artikel.
Aandacht Bij heel belangrijk nieuws verschijnt meteen een uitgebreid artikel op de website (pdf, A4-formaat, 1 of meerdere foto’s). Wil je via e-mail op de hoogte gehouden worden van deze artikels, stuur dan een mailtje naar
[email protected].
- De lln. zetten graden Celsius om naar graden Fahrenheit en omgekeerd. * Werkwijze Je kan starten vanuit een wiskundeles bij oefening 3 en zo de link leggen met koude- en hittegolven. Er kan ook gestart worden vanuit een klasgesprek over het weer. ‘Hoe is het weer bij ons? Is dit overal zo? Waar is het volgens jullie voornamelijk heel warm/koud? Wanneer spreekt men van een hittegolf ?’ De landen die in het artikel voorkomen, kunnen vooraf op een kaart geduid worden. Alle oefeningen kunnen zelfstandig gemaakt worden nadat de leerlingen het artikel gelezen hebben. * Tip Er kan na deze les overgegaan worden tot het zelf maken van een weerbericht. De leerkracht geeft de leerlingen een bepaalde plaats (eventueel door een plaats te laten prikken op een blinde kaart) en laat hen opzoeken welk klimaat er heerst en welke temperaturen er gemiddeld zijn.
4. Muzikale Gedichtendag * Niveau: * Sluit aan bij het artikel ‘Muzikale Gedichtendag’ op pag. 4. * Motivatie Poëzie is alomtegenwoordig in liedjes. Maar alhoewel alle leerlingen van muziek houden, vinden velen de drempel naar poëzie te hoog. Gedichtendag wil dit jaar de link tussen poëzie en muziek in de kijker zetten. Een aantal creatieve oefeningen kunnen ervoor zorgen dat
Niveau:
de leerlingen de stap durven te zetten naar het lezen of zelfs het schrijven van gedichten! De werkbladen kunnen gebruikt worden in een les Nederlands. * Doelstellingen - De leerlingen weten wat Gedichtendag inhoudt en kennen het thema van 2013. - De lln. doorzoeken de site van Gedichtendag en vinden de gevraagde informatie terug. - De lln. denken actief kritisch na en formuleren een eigen mening. - De lln. zijn bereid om creatief met taal om te gaan en zo een gedicht te schrijven. * Werkwijze De leraar kan het onderwerp door een woordspin aankondigen. Je kan vertrekken vanuit de kernwoorden ‘Gedichtendag’ of ‘muziek’. Eventueel kan je de leerlingen in twee aparte groepen laten werken, bijvoorbeeld aan beide achterkanten van een vleugelbord, zodat ze elkaars woorden niet kunnen zien. Nadien kan er vergeleken worden. De termen die bij beide thema’s voorkomen, zijn kernwoorden die als instap bij het thema gebruikt kunnen worden. Daarna kan de klas met de vermelde website aan de slag: www.gedichtendag.com. Het eerste deel van de opdrachten (vragen 1 t.e.m. 7) is gericht op het vinden van informatie op deze site. Vraag 8 is een creatieve uitwerking aan de hand van de gedichten op de site. * Tip Kijk op de site www.gedichtendag.com bij Poëzielessen. Daar staan heel veel leuke suggesties om met de klas of zelfs met de hele school te doen.
= voor iedereen /
= iets moeilijker
Sleutel bij de werkbladen 1. Jongeren vinden geen werk
3. Hitte- en koudegolven
1. a. totale werkloosheid: 3,3 % / jeugdwerkloosheid: 4 % – b. voor de 17 landen van de Europese Unie – c. De jongeren tot 25 jaar die niet meer studeren. – d. Ten eerste werd op die manier het novemberrecord verbroken. Ten tweede werd het maandrecord al zes maanden na elkaar verbroken. – e. horeca: hotels, restaurants en cafés / bouwbedrijven: niet alleen de metser, maar ook de timmerman, de elektricien, de loodgieter,... / de kleinhandel: de kruidenierswinkel, de schoenwinkel, de krantenwinkel,... 2. EU: 23,7 mm – Spanje: 56,5 mm – België: 19,7 mm – Duitsland: 8,1 mm 3. je zus, je leerkracht, je tante, je oma, Tom Boonen 4. Er worden minder huizen gebouwd, waardoor er minder geld binnenkomt. Leroplank heeft geen geld genoeg om de twee arbeiders te betalen. Door de crisis wachten de klanten langer om de facturen van Leroplank te betalen. Maar de onkosten blijven, de bestelwagen en machines moeten worden afbetaald. Op den duur is er geen geld meer.
1. pluviometer – millimeter – 2 / anemometer – beaufort – 1 / barometer – hectopascal – 3 / thermometer – graden Celsius – 4 2. a. bibberen van de kou – 142 doden – koudste december in 50 jaar b. koudegolf – hevige sneeuw – Athene c. min 40 graden Celsius – 2 doden – 180 000 dieren zijn gestorven d. zuidelijk halfrond – 50 graden Celsius – geen slachtoffers 3. a. -4 / 23 / 32 / 59 / 86 b. -17,8 / 0 / 8,3 / 25 / 40
2. Een biebaboeba… baby 1. a. 66 200 + 1 000= 67 200 b. drie jaar op rij c. Positief gevolg: meer plaats in de crèches en scholen. Negatief gevolg: minder toekomstige werknemers om belastingen te betalen voor de pensioenen. 2.
huisvesting, eten en opvang 3. OostWestVlaanderen Vlaanderen
Antwerpen Vlaams- Limburg Brabant
4. a. binnen de 15 kalenderdagen één van de wettige ouders op de burgerlijke stand van de plaats waar het kind geboren werd b. 7 januari 2013 5. meisjes: Emma en Marie – jongens: Lucas en Louis
4. Muzikale Gedichtendag 1. a. 31 januari 2013 b. Muziek c. Voor het eerst is Gedichtendag de start van een hele gedichtenweek: Poëzieweek. d. eigen antwoord 2. Anna Enquist – Een kooi van klank Mensen die voor meer dan 15 euro aan dichtbundels kopen, krijgen het geschenk gratis. Klanken sluiten goed aan bij het thema muziek. Net als bij muziek heeft taal ook klanken, letters, woorden, zinnen,... Een gedicht zou eventueel de kooi kunnen zijn waarin de woorden worden gevangen. 3. Via deze site, via Facebook en via de nieuwsbrief. 4. a. www.poëzieweek.com b. Poëzieclub, Poetry international, Stichting Lezen Vlaanderen, Stichting Lezen Nederland, Wintertuin, Poëziecentrum en Stichting CPNB – uit Nederland en Vlaanderen c. Christa Widlund-Broer – Nederlands d. eigen antwoord 5. eigen antwoord 6. Je kan een poster bestellen en ook postkaarten. Ook kan je een banner downloaden. 7. - Meeslepend, een melodie die maakt dat je gaat bewegen. - Een deel van een lied of gedicht dat herhaald wordt. - Een Latijns-Amerikaanse dans, die wat aan swingen doet denken. - Iemand ontroeren, emotioneel beïnvloeden. - Met meer stemmen, dus meer dan één melodie. - Een moderne poëziewedstrijd waarbij dichters met elkaar in duel gaan door poëzie op een podium te brengen. Het publiek beoordeelt wie de beste ‘slammer’ is. - Een tekst naar voor brengen zonder die in te oefenen. Je verzint dus ter plekke de woorden die je zegt.
Jongeren vinden geen werk 1. Je vindt het antwoord in de tekst. a. Bereken het verschil, in procent, tussen België en de EU - voor de totale werkloosheid: - voor de jeugdwerkloosheid:
......................................................................................................
..........................................................................................................
b. Voor welke en voor hoeveel landen werden deze cijfers berekend? ........................................................................................................................................................................................................................................................
c. Als men het over jeugdwerkloosheid heeft, om welke mensen gaat het dan? ........................................................................................................................................................................................................................................................
d. Wel 970 bedrijven gingen failliet in november 2012. Een triest record, waarom? ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
e. Welke bedrijven gaan het meest failliet? Geef voorbeelden van zulke bedrijven. ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
2. We maken een grafiek van de jeugdwerkloosheid. 1 % = 1 mm EU Spanje België Duitsland
3. Beroepsactieve bevolking Zet een kruisje bij de mensen die tot de beroepsactieve bevolking behoren. je werkende zus van 18 jaar
je oma van 58 jaar
je overgrootvader van 82 jaar
jezelf
je leerkracht
een buurjongen van 22 jaar die nog studeert
je werkloze tante van 35 jaar
wielrenner Tom Boonen
4. De firma Leroplank gaat failliet. Hoe zou dat komen? Leg uit. Deze firma maakt houten deuren, ramen, trappen en keukens voor nieuwe huizen. De baas heeft twee arbeiders in dienst. .................................................................................................................................................................................... .................................................................................................................................................................................... .................................................................................................................................................................................... ..............................................................................................................................................................................................................................................................
Een biebaboeba… baby (1) 1. Lees aandachtig de tekst en geef een antwoord op deze vragen. a. Hoeveel baby’s werden er in 2011 geboren? Noteer je bewerking erbij. ........................................................................................................................................................................................................................................................
b. Hoeveel jaar op rij zijn de geboortes gedaald? ........................................................................................................................................................................................................................................................
c. Geef een positief en een negatief gevolg van de geboortedaling.
+ =
............................................................................................................................................................................................................................................
........................................................................................................................................................................................................................................................
- =
............................................................................................................................................................................................................................................
........................................................................................................................................................................................................................................................
2. Omkring wat past. - Er wordt verwacht dat het geboorteaantal in de nabije toekomst gaat - Ouders moeten vooral betalen voor...
huisvesting
school
of eten
.
jeugdbeweging
opvang.
3. Vul de kaart van België aan met de namen van de Vlaamse provincies. Duid in elke Vlaamse provincie met een pijl aan of het geboortecijfer steeg of daalde. Teken een bloempot op de plaats van de stad waar de familie Pot woont.
4.a. Vul het kader in.
Geboorteaangifte
Wanneer? Wie? Waar?
......................................................................................................................................................................................................................
................................................................................................................................................................................................................................ ..............................................................................................................................................................................................................................
Een biebaboeba… baby (2) b. Wanneer moet je je kind ten laatste aangeven als het geboren is op 25 december 2012? Duid het juiste antwoord aan. 6 januari 2013 7 januari 2013 8 januari 2013
5. Populairste namen Vul bij elk symbool de twee populairste namen in.
.............................................................................................................................................................................................................................................................. ..............................................................................................................................................................................................................................................................
Hitte- en koudegolven (1) 1. Vul de begrippen op de juiste plaats in de tabel in.
anemometer
graden Celsius
pluviometer
beaufort
millimeter 2 4
3
barometer
1 hectopascal
thermometer
Meetinstrument
Uitgedrukt in …
Afbeelding
Regen Wind Luchtdruk Temperatuur
2. Zoek op in de tekst en schrap wat niet past. a. Rusland
c. China
bibberen van de kou – zeer warm weer
30 graden Celsius – min 40 graden Celsius
geen doden – 142 doden
120 doden – 2 doden
koudste december – warmste december
150 000 mensen hebben – 180 000 dieren
in 50 jaar
hulp nodig
in 50 jaar
zijn gestorven
b. Griekenland
d. Australië
koudegolf – hittegolf
noordelijk halfrond – zuidelijk halfrond
bosbranden – hevige sneeuw
50 graden Celsius – min 40 graden Celsius
Boedapest – Athene
geen slachtoffers – 112 doden
Hitte- en koudegolven (2) 3. Wij gebruiken graden Celsius. In de VS en sommige andere landen wordt er graden Fahrenheit gebruikt. Hier leren we je hoe je deze kan omzetten naar elkaar. • Omzetten van graden Celsius naar Fahrenheit. - Vermenigvuldig het aantal graden Celsius met 9/5. - Tel er 32 bij. - Afronden tot 1 cijfer na de komma. Bv. 10 graden Celsius x 9 = 90 90 : 5 = 18 18 + 32 = 50 graden Fahrenheit • Omzetten van graden Fahrenheit naar Celsius. - We trekken 32 graden af. - Vermenigvuldig dit getal met 5/9. - Afronden tot 1 cijfer na de komma. Bv. 50 graden Fahrenheit – 32 = 18 18 x 5 = 90 90 : 9 = 10 graden Celsius a. Zet om naar graden Fahrenheit. Celsius
-20
-8
0
8
32
50
77
20
Fahrenheit
b. Zet om naar graden Celsius. Fahrenheit Celsius
0
104
Muzikale Gedichtendag (1) Surf naar de website van Gedichtendag, www.gedichtendag.com, en los deze vragen op. 1. Bekijk de hoofdpagina. a. Wanneer is Gedichtendag gepland? ........................................................................................................................................................................................................................................................
b. Wat is het thema dit jaar? ........................................................................................................................................................................................................................................................
c. Wat is er deze keer anders aan Gedichtendag? ........................................................................................................................................................................................................................................................
d. Omschrijf de poster. Vind je hem geslaagd? ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
2. Wie schreef het poëziegeschenk en wat is de titel? Wanneer krijg je dit boek? Geef ook aan waarom het in het thema past! .............................................................................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................................................................. ..............................................................................................................................................................................................................................................................
3. Hoe kan je op de hoogte blijven van nieuws over Gedichtendag? ..............................................................................................................................................................................................................................................................
4. Doorzoek de site. Vind je het antwoord op volgende vragen? a. Naar welke website wordt verwezen voor de Poëzieweek? ........................................................................................................................................................................................................................................................
b. Welke organisaties werken hiervoor samen? Uit welke twee landen komen deze organisaties? ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
c. Anna Enquist is een pseudoniem, een schuilnaam. Wie schuilt er achter deze naam? Welke nationaliteit heeft deze dichter? ........................................................................................................................................................................................................................................................
d. Zoek een Nederlandse en een Vlaamse poëziewedstrijd op. Wat kan de dichter winnen? ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................................................
Muzikale Gedichtendag (2) 5. Zoek bij activiteiten jouw eigen provincie op. Welke activiteit boeit je? Waaraan zou je zeker willen meedoen? Motiveer! Je mag meer dan één activiteit aanduiden! .............................................................................................................................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................................................................................................................. ..............................................................................................................................................................................................................................................................
6. Welk promotiemateriaal is verkrijgbaar om mensen warm te maken voor Gedichtendag? ..............................................................................................................................................................................................................................................................
7. Ga op de site naar de pagina ‘thema’. Er staan een aantal moeilijke woorden in deze tekst. Kan jij de woorden verklaren of er een synoniem voor geven? opzwepend: refrein:
jiven:
..................................................................................................................................................................................................................................
............................................................................................................................................................................................................................................
................................................................................................................................................................................................................................................
vervoeren:
......................................................................................................................................................................................................................................
meerstemmig:
..............................................................................................................................................................................................................................
poetry slam:
..................................................................................................................................................................................................................................
improvisatie:
................................................................................................................................................................................................................................
8. Out of office: zelf aan de slag! Op de site staan een aantal gedichten die het saaie zinnetje ‘Ik ben er even niet’ kunnen vervangen in een automatische antwoordmail. Lees deze gedichten grondig en maak daarna de oefeningen hieronder! a. Welk gedicht vind jij het beste? Probeer zo volledig mogelijk te omschrijven waarom je dat vindt. ........................................................................................................................................................................................................................................................
b. Welk gedicht vind je helemaal niet geslaagd? Kan je ook vertellen waarom? ........................................................................................................................................................................................................................................................
c. Aan de slag! Schrijf nu zelf een gedicht. Je kan kiezen uit drie manieren. Begin je gedicht met het volgende vers: Ik ben er even niet vandaag, ... • Kies één van de gedichten en laat telkens de oneven of de even verzen weg. Schrijf in die plaats je eigen vers, maar zo dat het gedicht nog steeds steek houdt. • Je begint je gedicht met het eerste vers uit één van de gedichten online. Zo heb je al een leidraad. Werk je gedicht nu verder uit in je eigen woorden. • Als je inspiratie genoeg hebt, kan je je gedicht natuurlijk helemaal zelf schrijven!