Augustijn Nummer 14 • december 2015
Tijdschrift van de afdeling Huisartsgeneeskunde • Erasmus MC en huisartsen: bijzonder verbonden
Spreekuur in asielzoekerscentrum
Huiselijk geweld herkennen
Huisarts Centrum Maassluis: patiënt bewegen zelf keuzes te maken
Roeikampioen Richard Helsloot
Jaargang 6 • nummer 14 • december 2015
Optimaal De actie ‘Het roer moet om’ heeft de gemoederen in huisartsenland de afgelopen maanden beziggehouden. De eerste positieve resultaten lijken hier nu uit voort te komen. De administratieve last voor de huisarts gaat omlaag. Diverse werkgroepen samengesteld uit huisartsen, vertegenwoordigers van zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties, zijn bezig verdere afspraken te maken. Afspraken waardoor huisartsen bezig kunnen blijven met waar ze voor opgeleid zijn en waar ze goed in zijn: optimale patiëntenzorg leveren. Ook de enorme stroom vluchtelingen uit oorlogsgebieden is volop in het nieuws. Je zult je land, huis en familie maar moeten achterlaten omdat het niet meer veilig is. Omdat je niet meer in vrijheid kunt leven. Het is moeilijk voorstelbaar vanuit onze eigen veilige positie. De oplossing voor deze toenemende stroom onvrijwillig ontheemde mensen is complex. Onze zorgplicht wordt er niet minder door. Met het artikel over vluchtelingenhuisarts Hein Knapen geven we een actueel inzicht in zijn werk voor vluchtelingen in de nu volle asielzoekerscentra. Met passie spreekt hij erover: “Je bent vaak de eerste aan wie ze hun verhaal kwijt kunnen.” In deze Augustijn tevens aandacht voor de academische PRIMEUR-praktijk ‘Huisartsen Centrum Maassluis’. De meerwaarde die het ‘academisch-zijn’ de praktijk brengt, komt onder meer tot uiting in de KLIP-bijeenkomsten die al een paar jaar georganiseerd worden (zie foto hiernaast). Deze bijeenkomsten richten zich op het gezamenlijk bespreken van patiëntencasuïstiek en het opzetten van protocollen voor verbetering van de zorg en organisatie in de praktijk. Enkele voorbeelden komen in het artikel te sprake. Daarnaast onder andere aandacht voor huiselijk geweld, promoties op onze afdeling, het schitterende nieuwe consultvoeringsonderwijs in de studie Geneeskunde en onze huisartsopleiding. Veel leesplezier gewenst. Patrick Bindels Hoofd afdeling Huisartsgeneeskunde Erasmus MC 2
Colofon Augustijn is een uitgave van de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC en verschijnt twee keer per jaar. Het tijdschrift wordt geproduceerd door Communicatie van het Erasmus MC. De bladtitel symboliseert de relatie tussen de naamgever van onze instelling, het Erasmus MC, en de boekdrukkunst. Desiderius Erasmus werd geboren in Rotterdam, maar verbleef als jongvolwassene in het Augustijner klooster van Steyn, in de buurt van Gouda. Behalve een kloosterling is de augustijn (zonder hoofdletter) een typografische maat, gebruikt om de grootte van een lettertype aan te duiden. Hoofdredacteur: Patrick Bindels Redactieraad: Patrick Bindels, Thérèse Brans, Bart Koes en Lex Linsen Redactie: Ron Alma (cartoon), Gert-Jan van den Bemd (beeldredactie), Annemarie van der Eem, Gerben Stolk (eindredactie) en Chrétienne Vuijst Fotografie: Levien Willemse Vormgeving: Ditems Media, Monnickendam Redactieadres: Redactie Augustijn, Thérèse Brans, afdeling Huisartsgeneeskunde Postbus 2040 3000 CA Rotterdam 010-70 44014
[email protected] www.erasmusmc.nl/ huisartsgeneeskunde/Augustijn/ Gebeurt er iets nieuwswaardigs op het vlak van huisartsenzorg dat aandacht verdient in Augustijn? Heeft u suggesties of vragen? Wilt u een adreswijziging doorgeven of stelt u geen prijs op dit magazine? Mail naar
[email protected].
december 2015 • Augustijn
inhoud
6 Huiselijk geweld
12 Interpretatie spirometrie
Hoe herken je huiselijk geweld? En hoe handel je vervolgens als huisarts? Derdejaars aios worden hier uitgebreid in getraind. “Je ziet ze denken: als ik straks een eigen praktijk heb, zal het me toch niet gebeuren dat ik allerlei signalen mis.”
Huisartsen die de uitkomsten van een spirometrie interpreteren, moeten sinds kort rekening houden met andere referentiewaarden voor restrictie (FVC) en obstructie (FER). Een interview met kaderhuisarts astma/COPD Nynke Kuypers.
9 Direct oefenen
Massale media-aandacht * Redactionele ideeën gevraagd * Plaatsvervangende hoofden * AVGopleiding 15 jaar * Nauwere banden ziekenhuizen * Introductievideo Blaaskankercentrum
8
Cupido en Canada
Na één jaar huisartsopleiding in Rotterdam vertrok Ruben Hummelen afgelopen zomer naar Canada, het geboorteland van zijn echtgenote.
13 Huisartsenzorg is steeds meer op maat van de patiënt gesneden. Dat vergt onder meer goed teamwerk en een actieve aanpak om plannen uit te voeren in de praktijk. De huisartsen en praktijkondersteuners van Huisartsen Centrum Maassluis doen dit met verve.
10 Vluchtelingen
18 Onderwijs consultvoering
Huisarts Hein Knapen werkt al zeventien jaar in asielzoekerscentra. “Bij vluchtelingen kan je gezondheidszaken vaak eerlijk benoemen”, zegt hij. “Dikwijls ben je hun laatste strohalm en de eerste aan wie ze hun verhaal kwijt kunnen.”
Het consultvoeringsonderwijs voor eerstejaars geneeskundestudenten is sinds kort anders van opzet. Drie onderdelen zijn geïntegreerd: medische psychologie, klinisch redeneren en practicum klinische vaardigheden.
Augustijn • december 2015
Verder...
4 Kort Nieuws
14 PRIMEUR-praktijk Geen rust adviseren, maar onmiddellijk verwijzen naar een fysiotherapeut voor oefeningen. In tegenstelling tot wat de NHG-standaard vermeldt, lijkt dat vaak de beste aanpak te zijn bij het Patello Femoraal Pijn Syndroom.
z
Voorkom kwetsbaarheid
Huisartsen kunnen helpen de ontwikkeling tot kwetsbare oudere af te remmen bij 50-plussers met een verstandelijke beperking. Dat zegt Josje Schoufour naar aanleiding van haar promotieonderzoek.
16
Gemeentehuisarts
Met de nieuwe zorgwet is het zorglandschap drastisch veranderd. De Ridderkerkse huisarts Albert Scholte adviseert zowel de gemeente als collega-huisartsen over de gewijzigde situatie.
17
Verbrede horizon
De afdeling Huisartsgeneeskunde leidt steeds meer aios op. In 2016 zijn het er ruim 300. Volop kansen dus voor huisartsen die een horizon willen verbreden door ook opleider te worden!
20
WK-medailles
De perfecte manier om te ontspannen na een drukke werkdag? “In de boot stappen en een paar kilometer roeien”, aldus Richard Helsloot, huisarts te Puttershoek.
3
kort nieuws Plaatsvervangende hoofden
Organisatie alumni-bijeenkomst
De huisartsopleiding heeft twee plaatsvervangende hoofden aangenomen. Ester Wesseling krijgt het taakgebied ‘onderwijs aan aios’ en Pieter van den Berg het taakgebied ‘onderwijs aan opleiders’. Beiden zijn huisarts.
Welke oud-aios willen een steentje bijdragen aan de organisatie van de volgende alumni-bijeenkomst van de huisartsopleiding? Je ontvangt een vacatievergoeding. Meer informatie:
[email protected].
Massale media-aandacht De overeenkomst tussen NOS Radio, het NOS Journaal, RTL Nieuws, Trouw, het Algemeen Dagblad en Medisch Contact? Stuk voor stuk berichtten ze in 2015 over de promotieonderzoeken die Gijs Elshout en Marijke Kool namens de afdeling Huisartsgeneeskunde deden naar kinderen met koorts op de huisartsenpost. Nog veel meer media brachten het nieuws dat jongens en meisjes met koorts te vaak antibiotica krijgen. U kon er ook over lezen in de Augustijn van juni: www.erasmusmc.nl/ huisartsgeneeskunde/Augustijn/.
Kort nieuws Erasmus MC
Nauwere banden Het Erasmus MC en het IJsselland Ziekenhuis in Capelle aan den IJssel onderzoeken hoe ze nauwer kunnen samenwerken. In de zomer is een intentieverklaring getekend, met daarin een zogeheten ‘preferred partnership’.
Redactionele ideeën? Augustijn wordt goed gewaardeerd, zo blijkt uit een enquête onder 49 huisartsopleiders. Bijna 80% kent het magazine van de afdeling Huisartsgeneeskunde, 54% beoordeelt de inhoud als interessant en 39% als deels interessant. Opvallend in deze tijd van digitalisering: ruim de helft geeft de voorkeur aan een papieren magazine. Menige eerstejaarsopleider stelt dat een ‘fysiek blad’ tegenwoordig onderscheidend vermogen heeft. De redactie is ingenomen met de onderzoeksresultaten, maar streeft vanzelfsprekend naar een magazine dat nóg meer wordt gelezen en nóg beter gewaardeerd. Wilt u meehelpen? Heeft u bijvoorbeeld nieuwtjes of zijn er ontwikkelingen die volgens u vele huisartsen aangaan? Laat het weten via
[email protected].
4
AVG-opleiding 15 jaar De opleiding tot arts voor verstandelijk gehandicapten (AVG) in het Erasmus MC bestaat vijftien jaar. Ter gelegenheid van dit jubileum was er op maandag 28 september een symposium. Ongeveer 125 (ex-)aios, stageopleiders en collega’s uit het zorgveld vernamen onder meer hoe de AVG zich heeft ontwikkeld tot een onbetwist specialisme. De AVG-opleiding maakt in Rotterdam deel uit van de afdeling Huisartsgeneeskunde. “Rode draad van het symposium was de samenwerking met andere specialismen”, zegt opleidingshoofd Hanneke Veeren (foto). “Denk daarbij niet alleen aan de
tweede en derde lijn, zoals psychiatrie, klinische genetica, epilepsie en revalidatiegeneeskunde. We trekken natuurlijk ook veel op met partijen in de eerste lijn. Zo lopen de meeste aios ook stage bij een huis- of verpleeghuisarts.” Op dit moment telt de AVG-opleiding 57 aios. Was de AVG in de vorige eeuw nog vaak een ‘huisarts met een specifieke patiëntenpopulatie’, tegenwoordig is hij een specialist in gezondheidsproblemen die zijn gerelateerd aan een verstandelijke beperking.
Het Rotterdamse universitair medisch centrum wil verder de banden aanhalen met het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis in Zeeland. Dat moet leiden tot intensievere samenwerking op medisch-inhoudelijk, organisatorisch en financieel terrein. Goede relaties tussen umc’s en algemene ziekenhuizen zijn belangrijk, omdat patiënten in de regio dan snel kunnen worden verwezen van de tweede naar de derde lijn en andersom.
Goed voorgelicht naar Blaaskankercentrum Verwijst u een patiënt naar het Blaaskankercentrum van het Erasmus MC? Attendeer hem of haar op de introductievideo: https://www. youtube.com/watch?v=NvuMSUOZ_TE. Zo verschijnt uw patiënt nog beter voorgelicht en voorbereid in het ziekenhuis.
december 2015 • Augustijn
cartoon
Augustijn • december 2015
5
Opleiding
Belangrijke lessen huiselijk geweld
‘Doodeng, maar oefenen zullen ze’
Hoe herken je huiselijk geweld? En hoe handel je vervolgens als huisarts? Derdejaars aios worden hier uitgebreid in getraind. “Je ziet ze denken: als ik straks een eigen praktijk heb, zal het me toch niet gebeuren dat ik allerlei signalen mis.”
6
december 2015 • Augustijn
Tekst: Annemarie van der Eem
S
tel: als huisarts heb je een patiënte die regelmatig op consult komt met vage klachten. De ene keer buikpijn, dan weer schouder- of rugklachten. De patiënte heeft een gynaecoloog en chirurg bezocht, die niets hebben kunnen vinden. Bij doorvragen over de mogelijke oorzaak van de klachten, kijkt de patiënte je niet aan en is er sprake van ontwijkende communicatie. “Bij bovenstaande casus zullen artsen mogelijk signalen van huiselijk geweld oppikken”, stelt Ellen Nijenhuis, gedragswetenschappelijk docent aan de Huisartsopleiding van het Erasmus MC. “Maar het aantal gevallen van huiselijk geweld dat huisartsen signaleren, is nog maar het topje van de ijsberg. Dat komt vooral doordat vrouwen er vanwege het taboe niet over durven te praten.” Tussen 2006 en 2010 heeft Nijenhuis samen met huisarts en senior-onderzoeker Sylvie Lo Fo Wong, die tevens is gepromoveerd op dit onderwerp, huisartsen in heel Nederland getraind in het signaleren en bespreekbaar maken van partnergeweld. Ook het onderwijs op dit vlak binnen de Huisartsopleiding van het Erasmus MC hebben ze samen ontwikkeld. “Partnergeweld is sinds 2006 onderdeel van onze opleiding”, vertelt gedragswetenschappelijk docent Lisa de Jonge. “Het is sinds een jaar verbreed naar huiselijk geweld. Daaronder verstaan we geweld in de relationele sfeer, in de breedste zin van het woord. Dat kan zijn: kind-oudermishandeling, institutioneel geweld (geweld door medebewoners en/ of personeel), kindermishandeling, partnergeweld, genderspecifiek geweld en eergerelateerd geweld binnen de familie.” Veilig Thuis Per 1 juli 2013 is de wet meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling van kracht. Deze wet stelt het gebruik van een meldcode verplicht voor professionals bij (mogelijke) signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. In 2014 is de meldcode uitgebreid met de verplichte kindcheck, bij twijfel over de veiligheid van een kind. “Hiermee is de rol van de huisarts vergroot, maar we merken dat de drempel om hulp in te schakelen nog niet geheel is verdwenen”, aldus Nijenhuis. “Dat komt onder meer
Augustijn • december 2015
doordat huisartsen wisselende ervaringen hadden met het toenmalige AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) en Steunpunt Huiselijk Geweld.” Beide organisaties zijn begin 2015 opgegaan in Veilig Thuis. De Jonge: “Wij stimuleren aios en huisartsen om Veilig Thuis te bellen voor consultatie, desnoods anoniem. Het kan een enorme steun zijn om je zorg te delen en samen na te denken over de beste aanpak, zonder de relatie met de patiënt te beschadigen.” Andere attitude Het huiselijk geweld-onderwijs aan de aios wordt gegeven in de tweede helft van het derde jaar. “We beginnen met twee blokken informatieoverdracht. Wat is huiselijk geweld? Wat voor signalen zijn er?”, meldt Nijenhuis. “Ook bespreken we hoe de aios hier zelf over denken. Je merkt dat er gedachten leven als ‘hoe kan het dat iemand dit tien jaar toelaat, bij zo’n kerel ga je toch direct weg’.” De Jonge knikt. “Begrijpelijke cognities, maar ze staan een neutraal gesprek met de patiënt in de weg. Daarom beginnen we met het veranderen van de attitude van de aankomende huisarts.” Vervolgens gaan de aios aan de slag met de WAST (zie kadertekst ‘Protocol met compassie’), waarbij ze het protocol op elkaar oefenen. Het derde blok bestaat uit een clinic met rollenspel, waarbij een acteur of docent de rol van de patiënt op zich neemt. De Jonge: “De aios vinden het doodeng om te doen, maar oefenen zullen ze. Want ze zijn zo eager om dit te leren.” Nijenhuis: “Je ziet de aios denken: als ik straks een eigen praktijk heb, zal het me toch niet gebeuren dat ik - als eindverantwoordelijke - allerlei signalen mis.” In het vierde en laatste blok gaat het voornamelijk om kinderen die aanwezig zijn bij huiselijk geweld, en de consequenties en risico’s daarvan. Tot slot krijgen de aios training in de communicatie met adolescenten die mogelijk slachtoffer of getuige zijn van huiselijk geweld. “Wat we de aios tijdens het huiselijk geweldonderwijs vooral willen meegeven,” zegt Nijenhuis”, is dat ze hun ogen openhouden en structureel alert blijven.” De Jonge: “En dat ze weten wat ze kunnen
doen, wanneer hun onderbuikgevoel zegt dat er iets niet klopt.” De Huisartsopleiding van het Erasmus MC richt zich overigens niet alleen op aios, maar ook op de huisartsopleiders. “Sinds juni bieden we die groep een vernieuwde training aan”, licht de Jonge toe. “Hierin is veel aandacht voor de eigen attitude van de huisartsopleider. Ook gaan we in op vragen als: hoe ga ik het leergesprek aan? En hoe begeleid ik mijn aios in het lastige traject van signaleren en bespreekbaar maken van huiselijk geweld?” Lange adem Vrouwen gaan vaak een aantal keren terug naar de mishandelende partner, voordat ze definitief de relatie verbreken. Nijenhuis: “Dat maakt een huisarts soms moedeloos. Maar veel vrouwen die uiteindelijk voorgoed weggaan, geven aan dat
hun huisarts daarbij een heel belangrijke rol heeft gespeeld. Huisartsen doen goed werk, maar je moet wel een lange adem hebben.” De Jonge: “Soms roept je hulpverlenershart: ik moet nu wat doen, deze mevrouw is in nood, of deze meneer wordt mishandeld door zijn zoon. Maar het tempo van de patiënt is altijd leidend. Als je merkt dat de patiënt het er - nog - niet over wil hebben, kun je bijvoorbeeld zeggen: ‘Zullen we elkaar over twee weken nog eens zien? Kom dan aan het einde van de dag, dan heb ik alle tijd voor u’. Kortom, de deur openhouden en het moment aan de patiënt laten. In gevallen waarin overigens geen sprake is van huiselijk geweld, wordt het niet als kwetsend ervaren dat je er als huisarts naar vraagt. De patiënt waardeert juist dat je alert bent. Bij twijfel loont het dus altijd om uit te vragen.” •
Protocol met compassie Hoe ga je als huisarts het gesprek aan wanneer je vermoedt dat een patiënt slachtoffer is van relationeel geweld? De Woman Abuse Screening Tool (WAST) is een internationaal en evidence based protocol, dat kan leiden tot een onthulling. “Hoe je het gesprek inleidt, is heel belangrijk”, licht Ellen Nijenhuis toe. “Zeg bijvoorbeeld: ‘De ervaring leert dat er bij dergelijke klachten soms dingen in de relatie spelen. Mag ik u daar een aantal vragen over stellen?’ Die toestemming van de patiënt is essentieel. Vervolgens kun je de vragen opbouwen, waarbij je de mogelijke antwoorden erbij geeft. Normaal stel je als arts open vragen, maar bij deze problematiek durven patiënten dan vaak geen antwoord te geven.” De WAST bestaat uit acht vragen, maar als vrouwen ‘gaan onthullen’ is dat vaak al bij vraag vier of vijf. “En soms stop je al bij vraag twee, als je voelt dat de patiënt er nog niet klaar voor is”, aldus Nijenhuis. “Contact, luisteren en compassie, daar draait het om.” 1. Hoe zou u uw relatie beschrijven? zeer veel spanningen / soms spanningen / nooit spanningen 2. Hoe bespreekt u de problemen met uw partner? erg moeilijk / soms moeilijk / nooit moeilijk 3. Voelt u zich wel eens afgewezen, vernederd of minderwaardig na een ruzie? vaak / soms / nooit 4. Bent u weleens bang voor uw partner? vaak / soms / nooit 5. Eindigen ruzies wel eens in slaan, schoppen of duwen? vaak / soms / nooit 6. Bent u wel eens lichamelijk misbruikt door uw partner? vaak / soms / nooit 7. Bent u wel eens geestelijk misbruikt door uw partner? vaak / soms / nooit 8. Bent u wel eens seksueel misbruikt door uw partner? vaak / soms / nooit 7
Opleiding
Tekst: Gerben Stolk
Aios Ruben Hummelen geëmigreerd
Via Cupido naar Canada Dat hij ooit voor werk of studie langdurig Nederland zou verlaten, stond voor Ruben Hummelen altijd wel vast. Maar dat uiteindelijk Canada zijn bestemming werd, heeft vooral te maken met Cupido. Na één jaar huisartsopleiding in Rotterdam vertrok hij afgelopen zomer naar het geboorteland van zijn echtgenote.
“H
uisartsen in Nederland, koester het feit dat de bedrijfsarts een aparte functie is. In Canada behoren re-integratie en arbo-gerelateerde zaken tot het takenpakket van de huisarts en ben je vaak bezig met de juridische en verzekeringstechnische aspecten die daaruit voortvloeien.” Laat u niet op het verkeerde been zetten door deze woorden van Ruben Hummelen. Afgezien van genoemd minpuntje heeft de 31-jarige het uitstekend naar zijn zin in zijn opleiding aan het Department of Family Medicine van de McMaster University, ruim zestig kilometer ten zuiden van Toronto gelegen in Hamilton. De tweejarige studie moet hem in Canada dezelfde status bezorgen die hij in Nederland ambieerde: die van huisarts.
Doktershuis Ridderkerk De emigrant vertelt: “In 2012 heb ik de opleiding geneeskunde in Rotterdam afgerond, nadat ik er eerder was gepromoveerd op hiv en microbiota. Aansluitend op de geneeskundestudie heb ik gewerkt bij de Interne Geneeskunde in het Ikazia Ziekenhuis en op de SEH van het Admiraal De Ruyter 8
Ziekenhuis in Goes. Deze ervaringen vormden een mooie basis voor mijn gedroomde carrière als huisarts. De verscheidenheid in de huisartsenpraktijk boeit me: de vele verschillende leeftijden, klachten en werkzaamheden. In september 2014 begon ik aan de Rotterdamse opleiding. Vier dagen per week was ik actief in Het Doktershuis in Ridderkerk, waar ik een heel leuke en leerzame tijd heb beleefd dankzij Mathilde Wisse-Bac en Jos van Heest. Zij hebben me bijvoorbeeld geleerd hoe je vorm geeft aan een consult en hoe je patiënten op hun gemak stelt.” Immigratieland Hummelens resultaten als aios waren goed. Toch zette hij na bijna een jaar een punt achter zijn opleiding. “Ik ben drie jaar geleden getrouwd met een Canadese: Jamie Hemsworth. We ontmoetten elkaar voor het eerst in 2006, toen we beiden wetenschappelijk onderzoek voorbereidden in Tanzania. Jamie is voedingskundige. Een tijd lang woonde en werkte zij in Londen, zodat we elkaar vaak konden zien. En sinds medio 2012 woonden we samen in Rotterdam-Tarwewijk. Jamie kreeg toen een baan als wetenschappelijk redacteur bij Nutricia. Nadenkend
Foto: Dan Hemsworth Ruben Hummelen voor de huisartsenpraktijk ‘McMaster Family Practice’ waar hij werkt
over onze toekomst, leek het me uiteindelijk beter me in Canada tot huisarts te ontwikkelen. Het Nederlandse diploma wordt daar niet erkend, terwijl Canada als traditioneel immigratieland een goede infrastructuur heeft ontwikkeld voor mensen die buiten Canada zijn geboren en huisarts willen worden.” Geen richtlijnen huisarts De stap paste ook prima in Hummelens toekomstbeeld ooit aan de slag te gaan in het buitenland. In Canada werkt hij nu wekelijks minstens vier dagen in een huisartsenpraktijk en bezoekt hij maximaal één dag de universiteit. De grootste verschillen met Nederland? “Nederland is goed in consultvoering en empathie: de zogeheten zachte kwaliteiten van de huisarts. Hier draait het vooral om harde medische kennis. Opvallend is dat er in Canada geen algemeen geldende richtlijnen voor huisartsen zijn. Je baseert je bijvoorbeeld op richtlijnen voor reumatologen, cardiologen of longartsen. Daarvan zijn er meerdere. Terwijl in Nederland dus alle huisartsen uitgaan van de NHG-richtlijnen, verschilt het in Canada per huisarts welke richtlijnen hij erop heeft nageslagen.”
Het takenpakket van de Canadese huisarts is ook breder. Hummelen: “We verrichten hier niet alleen de werkzaamheden die in Nederland worden gedaan door de bedrijfsarts, maar hebben ook veel meer met kinderen te maken. Er zijn hier geen consultatiebureaus en dus ook geen CB-artsen. Ik heb dus al veel geleerd over gezondheidszorg bij kinderen, mede omdat we verloskundige zorg leveren.” Naar het noorden Wat wil Hummelen over tien jaar hebben bereikt? “Ik hoop na mijn opleiding te gaan werken in een academische huisartsenpraktijk en wetenschappelijk onderzoek te verrichten naar bijvoorbeeld microbiota. Maar op de langere termijn zouden Jamie en ik graag naar het noorden van Canada trekken. Daar wonen minder mensen en heb je als huisarts een nóg breder scala aan werkzaamheden. Je hebt dan een aantal ziekenhuisbedden en levert bijvoorbeeld ook spoedeisende hulp. En verder is het onze droom nog eens in de derde wereld te werken. Ik zou dan wetenschappelijk onderzoek doen of meehelpen eerstelijnszorg op te zetten.” • december 2015 • Augustijn
Onderzoek
Tekst: Gerben Stolk
Patello Femoraal Pijn Syndroom
Eerder oefenen Geen rust adviseren, maar onmiddellijk verwijzen naar een fysio therapeut voor oefeningen. In tegenstelling tot wat de NHG-standaard vermeldt, lijkt dat vaak de beste aanpak te zijn bij het Patello Femoraal Pijn Syndroom, concludeert Nienke Lankhorst in haar promotieonderzoek.
W
at waren de belangrijkste onderzoeksvragen? Nienke Lankhorst: “Mensen met het Patello Femoraal Pijn Syndroom (PFPS) hebben pijnklachten aan de voorzijde van de knie. Het was bekend dat het vooral voorkomt bij adolescenten en jonge twintigers. Vrouwen kampen er iets vaker mee. Ik wilde andere risicofactoren leren kennen en ook weten met welke factoren het is geassocieerd. Verder heb ik het beloop van de aandoening onderzocht. Tot slot probeerde ik te achterhalen wat het effect van oefentherapie is en wie het meest zijn gebaat bij therapie.”
Binnen welke context kan het onderzoek worden gezien? “Mijn onderzoek was breed. Betrek je het op huisartsen: die zien maandelijks gemiddeld één persoon met PFPS. De NHG-standaard zegt de huisarts de patiënt te vertellen dat de aandoening normaal gesproken vanzelf overgaat als hij zich rustig houdt. Verdwijnen de klachten niet, dan kan later voor oefeningen naar een fysiotherapeut worden ver wezen. Denk aan balansoefeningen of oefeningen om de quadriceps te trainen.” Bij wie is het onderzoek verricht? “Robbart van Linschoten heeft een aantal jaren geleden ook promotieonderzoek naar PFPS gedaan. Augustijn • december 2015
Hij stelde een onderzoekspopulatie op met behulp van 38 huisartsenpraktijken die samenwerken met het Erasmus MC. Een aantal onderzoeksdeelnemers verwierf hij via vier sportmedische praktijken. Zijn studie wees uit dat oefentherapie effectiever is dan de gebruikelijke zorg, maar het was onbekend wie precies er meer baat bij hebben. In deze populatie heb ik geprobeerd
te onderzoeken welke patiënten er meer voordeel van ondervinden. Tevens heb ik na vijf tot acht jaar alle patiënten opnieuw benaderd. Omdat niet iedereen meer kon worden geïncludeerd, hebben we onze gegevens samengevoegd met een Australische studie waarin ook werd gekeken naar de effectiviteit van oefentherapie. In totaal hebben we na vijf tot acht jaar zestig van de 310 patiënten kunnen vervolgen. In de follow-up-studie heb ik de vragen over beloop en prognostische factoren getracht te beantwoorden. De studie naar risico factoren en geassocieerde factoren was gebaseerd op een review van wetenschappelijke artikelen.” Wat zijn de voornaamste onderzoeksresultaten? “Therapie levert betere resultaten op dan het advies rust te houden. Dat is het algemene beeld uit de follow-up-studies en het literatuuronderzoek. Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen welk type therapie het meest effectief is en welke patiënten er de meeste winst mee kunnen boeken. De risico factoren en geassocieerde factoren zijn helaas onduidelijk gebleven. Er is sprake van té veel factoren, om te zeggen dat sommige er uitspringen. Wel lijkt
Naam: Nienke Lankhorst Functie: arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker (AIOTHO) Gepromoveerd: op woensdag 14 oktober Promotoren: hoogleraar Artrose en gerelateerde aandoeningen Sita Bierma-Zeinstra van de afdeling Huisartsgeneeskunde. Copromotor: universitair hoofddocent / wetenschappelijk onderzoeker Marienke Middel koop van de afdeling Huisartsgeneeskunde. verminderde spierkracht van de bovenbeenspieren een duidelijke risicofactor te zijn. Wat betreft het beloop: vijf tot acht jaar na de vorige onderzoeken heeft 57% van de deelnemers nog klachten. De problemen doen zich het meest voor bij personen die in het verleden pas na een aantal maanden van klachten naar de huisarts zijn gegaan. Tevens blijken patiënten met een langere duur van klachten meer baat te hebben bij oefentherapie dan patiënten met een kortere duur van klachten.” Wat is je boodschap aan huisartsen? “Dat het nuttig is meer patiënten in een vroeg stadium naar een fysiotherapeut te verwijzen voor oefentherapie. Het gaat dan om degenen die al minstens zes maanden klachten hebben, om sporters en om mensen die in hun dagelijks functioneren last ondervinden van PFPS. Aan de overige patiënten zou je als vanouds kunnen adviseren rust te houden en herstel af te wachten.” Hoe is het om de opleiding ‘arts tot huisarts en onderzoeker’ te volgen? “De brede kijk is heel nuttig. Je leert kritisch te zijn. Dankzij mijn onderzoeksachtergrond stel ik als zorgverlener regelmatig vragen als: waarom doen we dit op deze manier, is er wetenschappelijk bewijs voor de werking ervan of gaat het zo omdat het routine is?” • 9
Praktijk
Huisarts in een asielzoekerscentrum
De wereld op consult 10
december 2015 • Augustijn
Tekst: Chrétienne Vuijst
“Bij vluchtelingen kan je gezondheidszaken vaak eerlijk benoemen”, zegt huisarts Hein Knapen, die al zeventien jaar in asielzoekerscentra werkt. Vertrouwen winnen is voor hem geen probleem. “Dikwijls ben je hun laatste strohalm en de eerste aan wie ze hun verhaal kwijt kunnen.”
Midden in de stad Beïnvloedt de huidige toestroom van vluchtelingen de sfeer in de AZC’s? Knapen: “Bij de mensen die al weten dat ze weinig kans maken op een vluchtelingenstatus, heeft het zeker invloed. Gezien de nieuwe toestroom zijn ze bang voor uitzetting. Maar dit speelt nauwelijks in het AZC Breda, dat gericht is op inburgering en niet op uitzetting. Hier hebben de meeste mensen al een vluchtelingenstatus of uitzicht erop. Mensen hebben het relatief naar hun zin in deze voormalige koepelgevangenis, en het helpt dat het midden in de stad ligt. Er zijn hier 400 mensen. Ze komen bijvoorbeeld uit Syrië, Eritrea, Irak, Somalië, Afghanistan en Iran.”
“J
Verwachting preventie aanpassen “Als huisarts in een AZC heb je affiniteit met psychosociale problematiek nodig”, vervolgt Knapen. “Zeker de helft van de gezondheidsklachten hangt samen met PTSS (post-traumatische stressstoornis) zoals depressie en angst. Ook zijn mensen vaak misbruikt en ben ik vaak de eerste aan wie ze dat vertellen.”
e moet een beetje eelt op je ziel kweken, want wat mensen hebben meegemaakt is vaak heel erg, maar te véél eelt is ook niet goed”, zegt vluchtelingenhuisarts dr. Hein Knapen in zijn kantoor in het Asielzoekerscentrum Breda. “Met mijn patiënten meehuilen heeft geen zin; dat verwachten ze ook niet van mij, maar ik vind het verschrikkelijk wat mensen elkaar aan doen. Bijvoorbeeld iemand die gemarteld is door al zijn teennagels uit te trekken; daar kan ik me nog steeds kwaad over maken. Zulke onmenselijkheden moet je nooit accepteren. Nee ik raak niet afgestompt.” Vliegende kiep Knapen houdt van zijn vak: “Ik ben een reiziger. Toen dit werk op mijn pad kwam, keerde ik net terug van een wereldreis en had mijn huisartsenpraktijk in België verkocht. Ik hou van de verschillende culturen. De wereld komt bij mij op consult.” De Vlaamse huisarts werkt al zeventien jaar in asielzoekerscentra (AZC’s). Momenteel doet hij dat vier dagen per week op vier locaties: in Breda, Gilze en op twee plekken in Goes (AZC en noodopvang). Als enige huisarts is Knapen een soort vliegende kiep, met vaste spreekuren per centrum. Zelf maakt hij zich daar niet druk om: “Het is goed te doen, de locaties Gilze en Breda liggen heel dicht bij elkaar en ik ben ook altijd telefonisch bereikbaar. En in Breda springt een lokale huisarts bij in geval van nood.” Augustijn • december 2015
‘Onmenselijkheden moet je nooit accepteren’ Onlangs was in het nieuws dat de vertrouwensband met de huisarts voor Syrische asielzoekers moeilijk is, ook omdat ze meer gewend zijn direct naar een ziekenhuis te gaan, en dat het lastig is om preventie aan deze mensen mee te geven. Knapen reageert: “Ik merk daar weinig van. Mijn patiënten vertrouwen mij meestal meteen, ik ben vaak ook hun laatste strohalm. Preventie, zoals stoppen met roken of gezonder eten, is inderdaad wel lastig, maar je moet ook je verwachtingen aanpassen. Het vergt tijd om uit te leggen hoe de Nederlandse gezondheidszorg werkt. Dat hameren op preventie is ook maar relatief wanneer je een analfabete Afghaanse boer voor je hebt wiens hele bestaan is vernietigd door de Taliban die zijn vee afslachtte en zijn dochter ontvoerde.”
Liesbreuken De landen van herkomst gaan gepaard met specifieke gezondheidsproblemen. Knapen: “Denk aan tropenziekten, zoals malaria en worminfecties. Ook is het belangrijk om open te staan voor uitgesproken pathologieën bij kinderen. Het gaat dan om aandoeningen die in westerse landen al vroeg worden opgepikt, zoals een klompvoet. Verder lopen gevluchte kinderen vaak lang door met een liesbreuk. Overigens hebben mijn patiënten ook last van alledaagse kwaaltjes: verkoudheid, griepjes en allergieën. Alle huidproblemen zijn wel een uitdaging; de gekleurde huid is een andere dan de blanke huid.” Communicatie Over de communicatie met zijn patiënten is Knapen ronduit positief. “Het is makkelijk om eerlijk met deze mensen te zijn. Als ik bijvoorbeeld tegen een patiënt met hoofdpijn zeg dat dit komt omdat hij zoveel piekert of jaren zijn zorgen heeft opgepot, dan geeft hij mij meteen gelijk. Mijn patiënten geven dat allemaal toe, terwijl in een reguliere praktijk mensen sneller ontkennen dat ze stress hebben. Natuurlijk speelt mee dat deze mensen mijn autoriteit als huisarts makkelijker accepteren. Dat heeft ook een keerzijde, want als je ze vraagt wat ze zelf al hebben gedaan, antwoorden ze vaak: niks, want u bent toch de expert.” Knapen over de taalbarrière: “We werken vaak telefonisch met tolken, maar ik ervaar dat niet als gedoe. Het is soms zelfs prettig als de patiënt praat met een
onbekende op afstand; ze worden dan bijvoorbeeld minder snel boos.” Zelf kan Knapen ook het nodige ondervangen, want hij spreekt Frans, Engels, Duits, Spaans en Portugees. Schrijnend geval “Soms vraagt een patiënt of ik kan helpen in zijn asielprocedure. Dat kan ik niet en wil ik ook niet. Heel soms is er een schrijnend geval, psychosociaal of medisch, waar ik mij hard voor maak door brieven te schrijven aan de overheid. Zoals bij een 24-jarige jongen uit Sierra Leone met een ernstige vorm van hepatitis B waar hij levenslange medicijnen voor nodig had, die niet in zijn land voorhanden zijn. Deze jongen heeft inmiddels een vluchtelingenstatus.” Knapen blijft dit werk nog lang doen: “Ik hou van de eerlijke pathologie; dat ik duidelijk mag zijn tegen mijn patiënten en de zaken kan benoemen. Ook is het bijzonder om mee te helpen aan een tweede kans en te zien dat mensen die zoveel hebben meegemaakt hun draai in het leven weer vinden.” •
‘Kijk naar de mens’ Samen met vier andere huisartsen heeft Hein Knapen zitting in de Adviesraad Asielzoekers van de Landelijke Huisartsen Vereniging: LHV-AA. Deze raad vergadert jaarlijks vier tot vijf keer en adviseert de LHV over de zorg aan asielzoekers en vluchtelingen. Gezien de huidige toestroom krijgen ook reguliere huisartsen meer te maken met vluchtelingen. Het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA) biedt speciale nascholing voor huisartsen. Wat adviseert Knapen de reguliere huisarts? “Heb geen koudwatervrees. Kijk naar de mens in plaats van naar het geval.” Meer informatie: www.gcasielzoekers.nl
11
Opleiding
Tekst: Gerben Stolk
Herziene NHG-standaard COPD
Betere interpretatie spirometrie Huisartsen die de uitkomsten van een spirometrie interpreteren, moeten sinds kort rekening houden met andere referentiewaarden voor restrictie (FVC) en obstructie (FER). Met de oude (EGKS-)waarden was er bij ouderen tot 15% overdiagnostiek van COPD, terwijl bij jonge mensen juist enige onderdiagnostiek van obstructie plaatsvond.
K
aderhuisarts astma/COPD Nynke Kuypers vertelde hierover aan aios tijdens het ‘Kenniscafé Kaderopleidingen’ op woensdag 7 oktober. Deze bijeenkomst, georganiseerd door de huisartsopleiding van het Erasmus MC, had als doel
Oud en nieuw De oude referentiewaarden gingen bij iedere patiënt uit van hetzelfde afkappunt: < 0,7 voor FER (obstructie) en < 80 % voor FVC( restrictie). Voortaan wordt een longfunctie zó via ‘ROER’ geïnterpreteerd: Restrictie: FVC, nieuwe afkappunt: z-score < -1,64 (5e percentiel); oude afkappunt: < 0,7 Obstructie: FER = FEV1/FVC, nieuwe afkappunt: z-score < -1,64 ; oude afkappunt: < 80% Ernst: COPD: GOLD I, II, III, IV; astma: mild, matig en ernstig Reversibiliteit: change FEV1 ≥ 12 % en ≥ 200 ml
12
aios themaonderwijs door huisartsexperts te bieden en hen enthousiast te maken een kaderopleiding te volgen. Aios zeggen regelmatig dat ze onderwijs door experts zeer waarderen. Winst Kuypers: “Ik was voor de tweede keer betrokken bij een Kenniscafé. Tijdens de editie van 2014 heb ik aan de aanwezige eerste- en derdejaars-aios gevraagd wat volgens hen een nuttig onderwerp zou zijn voor het volgende Kenniscafé. Zij bleken graag meer te willen weten over spirometrie en alles wat ermee te maken heeft. Daarom heb ik in oktober gesproken over de herziene NHG-standaard COPD en de nieuwe referentiewaarden van de GLI (Global Lung Fund Initiative, red). Dit is ook belangrijke kennis voor reeds praktiserende huisartsen. Er is in de eerste lijn nog veel winst te halen op het vlak van astma en COPD. Ongeveer één op de twintig patiënten van de huisarts heeft een chronische longziekte.” Mijnwerkers De nieuwe referentiewaarden doen meer recht aan de bevolkingssamenstelling. Kuypers: “Tot voor kort werd gewerkt op basis van data die de toenmalige
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) begin jaren vijftig heeft verzameld bij mijnwerkers. Het ging vooral om gegevens van volwassen, Kaukasische mannen. Legde je een man met een Chinese achtergrond langs die lat, dan was er een vrij groot risico op een verkeerde interpretatie van de spirometrie-uitkomsten, omdat de score in dat referentiekader te laag was. In de nieuwe referentiewaarden is rekening gehouden met verscheidenheid op het gebied van onder meer geslacht, leeftijd, lengte en etniciteit.”
‘De erwten in het bord nasi’ Kaderhuisarts Kuypers studeerde geneeskunde in Rotterdam en volgde er ook de huisartsopleiding. Inmiddels is ze alweer zestien jaar huisarts, waarvan vijftien in de Huisartsenpraktijk Boswinkel en Kuypers in Rotterdam-Terbregge. “Laat er geen misverstand over bestaan: dit werk wordt nooit een sleur. De praktijk zal het laatste zijn waar ik ooit mee zal stoppen. Maar na ruim tien jaar ontstond bij mij wel het gevoel dat ik me in een specifiek onderdeel wilde verdiepen. Zie het zo: de huisartsenpraktijk is als een bord nasi. Er zitten heel veel verschillende ingrediënten in, maar het is leuk om meer te weten te komen over het handjevol doperwten daartussen. Bij mij werden astma en COPD die doperwten, mede omdat aan die kennis behoefte bestond binnen de Integrale Eerstelijns Zorggroep Rijnmond, waar ik betrokken was bij kwaliteitsontwikkeling. Ik heb de opleiding tot kaderhuisarts gevolgd aan het Radboudumc. Twee jaar geleden haalde ik het diploma.” Ademhalingsoefeningen Wat betekent deze functie in de praktijk? “Vooral dat ik probeer de astma- en COPD-kennis en -vaardigheden van andere huisartsen en praktijkondersteuners te verbeteren. We hebben een zorgpad ontwikkeld waaraan tachtig praktijken deelnemen, ofwel circa 120 huisartsen en ongeveer evenveel
praktijkondersteuners. Ik verzorg voor hen scholingen over onderwerpen als spirometrie, nieuwe standaarden, behandelprotocollen en exacerbatiemanagement, ofwel redux. Verder is er de verplichte jaarlijkse benchmark voor praktijken die meedoen aan het zorgpad. We vergelijken dan de resultaten en ervaringen van praktijken in de afgelopen periode. Tot slot voer ik met zorgverzekeraars onderhandelingen over DBC’s en bespreek ik met longartsen en fysiotherapeuten onze gezamenlijke protocollen. Patiënten met COPD-problematiek kunnen baat hebben bij bijvoorbeeld beweegprogramma’s, ademhalingsoefeningen en technieken om overtollig slijm uit hun longen te krijgen.” Nieuw onderwijsprogramma De Kenniscafés in Rotterdam smaken naar méér, zegt Kuypers. “Ik vind het leuk om een steentje bij te dragen aan de opleiding die ik ooit zelf heb gevolgd. Daarom heb ik ook positief gereageerd op het verzoek mee te doen aan het bestaande onderwijsprogramma astma/COPD voor eerste- en derdejaars-aios en dit verder te ontwikkelen.” • decemberi 2015 • Augustijn
onderzoek
Tekst: Gerben Stolk
50-plussers met verstandelijke beperking
Voorkom kwetsbaarheid Huisartsen kunnen helpen de ontwikkeling tot kwetsbare oudere af te remmen bij 50-plussers met een verstandelijke beperking. Dat zegt Josje Schoufour naar aanleiding van het onderzoek waarop ze cum laude promoveerde.
D
e meeste huisartsen zullen steeds meer mensen met een verstandelijke beperking zien. Dat is een gevolg van de verschuiving van de AWBZ naar de Wmo per 1 januari 2015. In dat licht bezien kunnen zij - én natuurlijk de patiënten uit deze groep - hun voordeel doen met onderzoeksresultaten van Josje Schoufour. Zonder hulp wandelen Zij zegt: “Het traditionele beeld is dat mensen met Naam: Josje Schoufour Functie: wetenschappelijk onderzoeker afdeling Epidemiologie; voorheen PhD-student ‘Geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten’ binnen de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC. Gepromoveerd: op dinsdag 16 juni Promotor: Heleen Evenhuis, hoogleraar voor mensen met een verstandelijke beperking van de afdeling Huisartsgeneeskunde. Copromotor: Michael Echteld, voorheen senior-onderzoeker afdeling Huisartsgeneeskunde.
Augustijn • december 2015
een verstandelijke beperking gemiddeld eerder oud worden dan personen uit de algemene populatie. Daardoor worden bepaalde ouderdoms-gerelateerde problemen eerder geaccepteerd, zoals achteruitgang van mobiliteit en zelfstandigheid. De vroegere veroudering van mensen met een verstandelijke beperking wordt vooral toegeschreven aan hun geestelijke conditie. Een van mijn conclusies is dat preventie deels mogelijk is, want kwetsbaarheid is óók het gevolg van lichamelijke factoren. Monitor als huisarts onder meer de mobiliteit, zelfstandigheid en lichamelijke fitheid van mensen met een verstandelijke beperking. Kunnen ze bijvoorbeeld zonder hulp wandelen en zich zelf aankleden? Achteruitgang van mobiliteit en zelfstandigheid is een voorspeller van dalende levenskwaliteit en een hogere sterftekans. Net als bij mensen uit de algemene bevolking kun je bijvoorbeeld beweging en goede voeding stimuleren om dit proces tegen te gaan.” Wereldprimeur Schoufours onderzoek ging gepaard met een wereldprimeur. Als eerste ter wereld hanteerde zij de zogeheten frailty index binnen een grote groep mensen met een verstandelijke beperking. In het vorige decennium ontwikkelden Canadese onderzoekers deze methode om kwetsbaarheid in de algemene populatie te meten. Schoufour hanteerde
de richtlijnen van deze index en sneed die toe op haar onderzoeksgroep. Zij zegt: “Het idee achter de frailty index is dat kwetsbaarheid het gevolg is van een opeenstapeling van gezondheidsproblemen. Je meet bij de onderzoekspersonen minstens dertig gezondheidsvariabelen, variërend van slecht lopen en chronische ziekten tot mentale gezondheid, cognitieproblemen en biologische markers. Je komt tot een score tussen 0 en 1, met de nuance dat 0.7 het maximum is, omdat het lichaam daarbóven de last niet aankan en de persoon overleden zou moeten zijn. Ik heb onderzoek verricht bij deelnemers aan de GOUD-studie (Gezond Ouder met een verstandelijke beperking) van het Erasmus MC. Deze 50-plussers scoorden gemiddeld 0.27, terwijl dit bij leeftijdsgenoten uit de algemene populatie 0.10 tot 0.18 is, afhankelijk van het onderzoek. Daarmee waren mijn eerste twee onderzoeksvragen beantwoord: ik stelde vast dat de frailty index toepasbaar is bij 50-plussers met een verstandelijke beperking én ik achterhaalde hoe hun kwetsbaarheid is ten opzichte van de algemene populatie.” Schoufours derde vraag was: leidt kwetsbaarheid in de
nabije toekomst tot verslechtering van de gezondheid? Zij zegt: “We vonden dat kwetsbaarheid hiervoor inderdaad een voorspeller is. Bijna alle personen met een score van 0.5 en hoger waren vier tot vijf jaar later overleden. Ter vergelijking: van degenen met een score van 0.2 stierf een enkeling.” Achteruitgegaan De onderzoeker baseerde haar onderzoeksresultaten op twee metingen. Ten eerste keek ze naar data van bijna duizend GOUD-deelnemers die in 2009 zijn verzameld door collega-onderzoekers. Ze selecteerde daaruit 51 gezondheidsvariabelen die voldoen aan de eisen voor een frailty index. Daarna bestudeerde Schoufour de medische dossiers uit 2012 en 2013 van 763 deelnemers en werden vragenlijsten over het functioneren en mobiliteit ingevuld door persoonlijk begeleiders. Ze zegt: “In de tussenliggende drie tot vier jaar was het aantal mensen met een goede mobiliteit - lopen zonder hulp dus gedaald van 60,6 naar 46,2%. En volledige zelfstandigheid was achteruitgegaan van 13,8 naar 11,5%. De kwetsbaarheidsindex was een voorspeller voor deze achteruitgang. ” Haar boodschap: “Kijk bij deze groep naar achterliggende oorzaken en ga er niet automatisch vanuit dat kwetsbaarheid volledig wordt verklaard door de verstandelijke beperking. Heb dus eveneens aandacht voor lichamelijke factoren en beoordeel bijvoorbeeld ook of een aanpassing van de medicatie kwetsbaarheid kan voorkomen, verminderen of uitstellen.” •
13
praktijk Derdejaars aios Ashraf Fagirzada in Huisartsen Centrum Maassluis
Teamwerk patiënt, POH en huisarts
Doeltreffende combinaties 14
december 2015 • Augustijn
Tekst: Chrétienne Vuijst
De huisartsenzorg is steeds meer op maat van de patiënt gesneden. Dat vergt goed teamwerk, nieuwe ideeën en een actieve aanpak om de plannen daadwerkelijk uit te voeren in de praktijk. De huisartsen en praktijkondersteuners van Huisartsen Centrum Maassluis doen dit met verve.
H
et Anker en De Kade, dat zijn de wel-klinkende namen van de twee huisartspraktijken in het historische Maassluis die samen onder één dak zijn gevestigd in Huisarts Centrum Maassluis. Deze HOED telt zeven huisartsen, evenzoveel praktijkondersteuners en een diëtiste . “In de regio behoren we tot een van de meest innoverende huisartscentra”, vertelt dr. Bram Sprij, huisarts bij De Kade. “Onze expertises liggen vooral bij longaandoeningen, ouderenzorg, diabetes en GGZ. We zijn een betrokken team met altijd nieuwe ideeën. De uitdaging is die ideeën goed te laten landen, dus ervoor te zorgen dat iets daadwerkelijk onderdeel wordt van je dagelijkse praktijkvoering.” Klinische patiëntenbesprekingen Om dit te bereiken, houdt Huisartsen Centrum Maassluis zogeheten klinische patiëntenbesprekingen, ook wel bekend als KLIP’s. Deze bijeenkomsten worden vier tot zes keer per jaar gehouden en zijn bedoeld voor beide maatschappen. “In de KLIPbijeenkomsten richten we ons op onderzoeken en protocollen op een brede manier”, legt Sprij uit. “We bespreken patiëntcasuïstiek die voor iedereen interessant is. Of we bekijken hoe we een nieuwe aanpak breed kunnen neerzetten in de praktijk. Vaak komen per KLIP meerdere kwesties aan bod, soms wordt een KLIP aan één groter onderwerp gewijd.” Dikwijls worden tijdens de KLIP’s nieuwe projecten behandeld die ook interessant kunnen zijn voor andere huisartspraktijken. Huisartsen Centrum
Augustijn • december 2015
Maassluis doet mee aan het academisch netwerk PRIMEUR van het Erasmus MC (zie kader ‘Vooroplopen’). Bij de KLIP’s is ook dr. Rianne Rozendaal aanwezig, de coördinator vanuit het Erasmus MC. Zij beoordeelt of kwesties ook breed binnen PRIMEUR kunnen worden meegenomen en kan op deze manier ideeën met andere PRIMEUR-praktijken uitwisselen. Vitamine D Andersom kunnen vanuit PRIMEUR onderwerpen worden aangedragen voor de huisartsenpraktijk. Een voorbeeld is de zorg voor patiënten met een vitamine D-tekort. In de media is rondom vitamine D een hype ontstaan die niet altijd een juist beeld schetst. Te denken valt aan het misverstand dat supplementen slikken goed is voor de natuurlijke weerstand en inspringt op een vitamine D-tekort in de voeding. Of dat vitamine D goed zou zijn tegen allerlei aandoeningen, iets waarvoor nog maar weinig wetenschappelijk bewijs is. “Een vitamine D-tekort speelt vooral bij bepaalde doelgroepen”, vertelt Sprij. “Door de hype in de media maken veel andere mensen zich zorgen. Zij willen dan weten wat hun bloedwaarde is voor vitamine D, terwijl het lang niet altijd zin heeft om hiervoor bloed te laten prikken. Het algemene advies luidt: voor mensen met een donkere huidskleur, vrouwen na de overgang en oudere patiënten is het zinvol extra vitamine D te slikken.” Hij vervolgt: “Onlangs organiseerden wij een KLIP waarin de vraag centraal stond: hoe ga je om met die bezorgdheid van mensen en hoe kunnen we ervoor zorgen dat bloedprikken alleen gebeurt indien nodig? Een deel van de oplossing ligt in voldoende kennis en kunde om te voorkomen dat je als huisarts meegaat in deze hype. Tijdens onze KLIP zijn inleidende presentaties gehouden door onder anderen Patrick Bindels, hoofd Huisartsgeneeskunde in het Erasmus MC, en experts uit andere ziekenhuizen. De bijeenkomst is goed bezocht door huisartsen en praktijkondersteuners van beide maatschappen, maar ook door betrokken apothekers en een huisarts van een andere HOED.”
Zelfmanagement Een belangrijk thema voor Huisarts Centrum Maassluis is zelfmanagement van patiënten. Sprij licht toe: “We willen de patiënt bewegen om zelf keuzes te maken. Op die keuzes zetten wij vervolgens onze diensten in. Denk bijvoorbeeld aan een diabetes patiënt die niet meer goed kan traplopen, maar dat nog wel graag wil. De POH bekijkt dan samen met de patiënt wat die zelf kan veranderen. De uitkomst kan bijvoorbeeld zijn dat hij naar de fysiotherapeut gaat en meer gaat wandelen om gewicht te verliezen.” Huisarts Carla van Beurden, een collega binnen de HOED, is betrokken bij een training om POH’s als eerste schakel in te zetten bij het maken van een verbeterplan. Sprij: “Deze opleiding is vooral gericht op informatie vergaren, zoals waardes meten (gewicht, lengte), en protocollen volgen. Met deze training laten we POH’s steeds meer op een andere manier werken: ze kijken in samenspraak met de patiënt wat de patiënt zelf wil. Het wordt dan meer een interactief gesprek. De POH’s leren bijvoorbeeld via videotrainingen hoe te reageren tijdens hun interactie met een patiënt.” Sprij legt uit: “Een POH die een eerste gesprek met de patiënt heeft waarin deze zijn concrete doel formuleert, kan een goede voorzet geven aan de huisartsen. Wij kunnen dan in het vervolgconsult samen met de patiënt de bal in het doel schieten;
dat wil zeggen dat het plan ook concreet tot uitvoering komt.” De training voor zorgverleners om zelfmanagement bij patiënten voor elkaar te krijgen, staat overigens ook open voor huisartsen en externe medewerkers, zoals fysiotherapeuten en apothekers. Geen injecties Het is niet altijd makkelijk patiënten te bewegen andere keuzes te maken dan ze gewend zijn,. Neem bijvoorbeeld de vitamine B12-inname, ook een onderwerp van gesprek in KLIP’s van Huisartsen Centrum Maassluis. “Uit onderzoek is gebleken dat bij een vitamine B12-tekort het slikken van capsules net zo effectief is als toediening van injecties”, vertelt Sprij. “Capsules zijn praktischer, want een patiënt hoeft niet naar de praktijk te komen voor zijn prik. Bovendien zijn de injecties duurder, al worden de pillen weer niet vergoed door de verzekeraar. Wij onderzoeken hoe we patiënten kunnen bewegen de pillen te nemen. Twee aios in ons huisartsencentrum onderzoeken hoe we hierin tot een verbeterplan kunnen komen. Dit is ook een aandachtsgebied geworden binnen het academisch netwerk PRIMEUR (zie kadertekst ‘Vooroplopen).” •
Vooroplopen Huisartsen Centrum Maassluis is één van de elf gezondheidscentra uit de regio ZuidwestNederland die zijn aangesloten bij het academisch huisartsennetwerk PRIMEUR. De centra hebben de handen ineengeslagen met de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC op het gebied van onderwijs, onderzoek en praktijk. “Het nut van PRIMEUR is zeker merkbaar”, vertelt huisarts Bram Sprij. “Er wordt steeds meer samen gedaan en er wordt steeds meer informatie uitgewisseld tussen huisartspraktijken. We maken goed gebruik van elkaars sterktes. Voor ons past deelname aan PRIMEUR bij de ambitie om voorop te lopen en topzorg te leveren.” Een voorbeeld van de onderlinge PRIMEUR-samenwerking: Huisartsen Centrum Maasluis heeft met Huisartsenpraktijk Pallion in Hulst en Gezondheidscentrum Ommoord gewerkt aan werkafspraken en een protocol om mensen die al langer patiënt zijn te bewegen van vitamine B12-injecties over te stappen naar capsules. Nieuwe patiënten wordt aangeraden capsules te nemen. Deze afspraken zijn daarna gedeeld met alle PRIMEUR-praktijken.
15
Bijzondere huisarts
Tekst: Annemarie van der Eem
Dokter en zorgwetspecialist
‘Huisarts, verander jij mee?’ Met de nieuwe zorgwet is het zorglandschap drastisch veranderd. De Ridderkerkse huisarts Albert Scholte adviseert zowel de gemeente als collega-huisartsen over de gewijzigde situatie. “De zorg verandert. Huisarts, verander jij mee?”
S
tel: bij een patiënt met dementie valt de mantelzorger plotseling weg wegens acute overbelasting. “Een reëel voorbeeld, want binnen het nieuwe zorgstelsel blijven mensen met dementie langer zelfstandig wonen”, aldus Scholte. “Bij wie moet je als huisarts in dit geval aankloppen? Bij de gemeente, in het kader van de Wmo? En wat als de patiënt een Wlz-indicatie heeft? Wat is de rol van de zorgverzekeraar? In zo’n spoedsituatie ben je als huisarts soms uren op zoek naar een oplossing, omdat er onvoldoende kennis en samenwerking is op sommige vlakken. Dat is overigens begrijpelijk, want het zorgstelsel is drastisch veranderd. In bovenstaand voorbeeld kan ik helaas voor huisartsen ook geen eenduidige oplossing geven; in elke gemeente gelden andere regels en is de zorg anders georganiseerd.” Scholte speelt een adviserende rol binnen de samenwerkende gemeenten Ridderkerk, Baren drecht en Albrandswaard. “Naast mijn werk als huisarts in Het Doktershuis in Ridderkerk heb ik voor één dag in de week een vaste aanstelling als gemeenteambtenaar”, aldus de 63-jarige Scholte. “Toen ik in 1977 - samen met mijn vrouw - de praktijk overnam, nam ik van mijn voorganger ook de rol van gemeente-arts in Ridderkerk over. Tot vorig jaar voerde ik werkzaamheden uit als gemeente-arts 16
en arbo-arts. Begin 2014 is mijn functie veranderd in adviserend beleidsambtenaar op het gebied van de decentralisatie (van overheidstaken richting gemeenten, red.). Daarbij verdiep ik me in vijf wetten: de Jeugdwet, Wmo, Zorgverzekeringswet, Wlz en Participatiewet. Door de veranderde wet- en regelgeving heeft de gemeente er veel zorgtaken bij gekregen, wat leidt tot nieuwe verbindingen met de zorg. Vanuit mijn kennis en ervaring in het zorgveld adviseer ik zowel de ambtenaren die het beleid moeten schrijven als wethouders.” Spin in het web Neem bijvoorbeeld de Jeugdwet, waarbij zorg voor jongeren onder de achttien jaar tegenwoordig wordt geregeld via wijkteams. Scholte adviseert de gemeente over organisatie en inrichting hiervan en de rol van de wijkverpleegkundige. “Ook geef ik voorlichting aan huisartsen, die nog niet gewend zijn om jongeren te verwijzen naar deze wijkteams. Het is mijn doel binnen de gemeente om huisartsen en wijkteams met elkaar te verbinden en gezamenlijk te komen tot een ontwikkelagenda en werk afspraken. Dat geldt niet alleen op het gebied van de jeugdzorg, maar ook voor de zorg voor volwassenen. Zo adviseer ik wijkverpleegkundigen om - samen met huisartsen en praktijkondersteuners - in kaart
Gemeentehuisarts Albert Scholte
te brengen welke mensen in de wijk gebaat zijn bij zorg. Bijvoorbeeld kwetsbare ouderen die zorg mijden als gevolg van een psychiatrische stoornis.” Vanuit zijn gemeentelijke rol onderhoudt Scholte tevens contact met zorgverzekeraars en zorgkantoren. “Daarbij kijken we onder meer hoe persoonlijke verzorging en langdurige zorg binnen de gemeente georganiseerd, toegewezen en vergoed dienen te worden.” Nieuwe rol Behalve huisarts en gemeenteambtenaar is Scholte huisartsopleider bij het Erasmus MC. “Mijn kennis over de nieuwe zorgwet draag ik over op de aios in mijn praktijk, maar ook op collega-huisartsopleiders tijdens nascholingen van de Huisartsopleiding. Wat me daarbij opvalt, is dat er onvoldoende kennis is over de nieuwe wet- en regelgeving. Deze is ook zeer complex, maar heeft wel betrekking op een grote groep mensen die je als huisarts dagelijks tegenkomt.”
Een belangrijke vraag die elke huisarts zichzelf volgens Scholte dan ook moet stellen: de zorg verandert; verander ik mee? “In het nieuwe zorgstelsel zijn we op het vlak van de cure nog poortwachter richting tweede lijn, maar in de zorg zijn wij netwerkregisseur geworden. Hoe ga jij als huisarts die rol op een effectieve manier uitvoeren, zonder dat je overbelast raakt? En hoe richt je hier je praktijkorganisatie op in? Is er voldoende praktijkondersteuning GGZ?” Of de nieuwe zorgwet geslaagd is, kan Scholte niet zeggen. “We zitten in een overgangsperiode; er gaan jaren overheen om het hele stelsel samen goed neer te zetten. Het is daarbij onze taak als huisarts om te zorgen dat iedereen goede zorg blijft krijgen, vooral de kwetsbare groepen. Ik voel me enorm bevoorrecht dat ik daaraan kan bijdragen, door kennis over de nieuwe zorgwet te verzamelen en te delen met anderen.” •
decemberi 2015 • Augustijn
opleiding
Verbrede horizon Wie? 140 opleiders en 56 docenten van de afdeling Huisartsgeneeskunde Waar? In Renesse Wanneer? Tijdens de jaarlijkse opleiders-tweedaagse, op 17 juni 2015 Geslacht? 35,2% van de opleiders is vrouw (landelijk 35,7%) Leeftijd? 4% van de opleiders is 35-40 jaar, 12% 40-45 jaar, 16% 45-50 jaar, 20% 50-55 jaar, 27% 55-60 jaar, 20% 60-65 jaar en 1% is 65+. Deze leeftijdsopbouw komt overeen met de landelijke verdeling. De gemiddelde leeftijd bedraagt 53 jaar (landelijk 52,5) Nieuwe collega’s? De afdeling Huisartsgeneeskunde leidt steeds meer aios op. In 2016 zijn het er ruim 300. Volop kansen dus voor huisartsen die een horizon willen verbreden door ook opleider te worden! Meer informatie? Kijk op http://www.erasmusmc.nl/ huisartsgeneeskunde onder ‘vacatures’.
Augustijn • december 2015
17
Onderwijs
Consultvoeringsonderwijs nieuwe stijl
Help, een patiënt!
Vlnr: Lex Linsen, Florence Gan-Creijghton en Adriaan van ’t Spijker
18
december 2015 • Augustijn
Tekst: Annemarie van der Eem
Het consultvoeringsonderwijs voor eerstejaars geneeskundestudenten is sinds het studiejaar 2015/’16 anders van opzet. Drie onderdelen zijn geïntegreerd: medische psychologie, klinisch redeneren en practicum klinische vaardigheden. “Zo leren studenten hun kennis beter toe te passen in gesprekken.”
D
e nieuwe opzet is een samenwerking van de afdelingen Huisartsgeneeskunde en Medische Psychologie en Psychotherapie (MPP) binnen het Erasmus MC. Lex Linsen is docent klinisch redeneren, waar studenten leren eigen observaties en interpretaties te koppelen aan medische kennis, om zo te komen tot een verantwoorde diagnose. Florence Gan-Creijghton is docent Practicum Klinische Vaardigheden (PKV), waar studenten een zorgvuldige medische anamnese en een goed lichamelijk onderzoek leren afnemen. De gesprekstechnieken die ze hierbij kunnen toepassen, leren ze tijdens het onderwijs dat de afdeling MPP verzorgt. Adriaan van ’t Spijker is als docent verbonden aan de afdeling MPP; Gan-Creijghton en Linsen aan de afdeling Huisartsgeneeskunde. Dit drietal is tevens betrokken bij de vernieuwing van het consultvoeringsonderwijs. Van ’t Spijker: “De afdeling MPP geeft van oudsher communicatie- en attitude-onderwijs aan studenten Geneeskunde. In het eerste jaar leerden we studenten aan de hand van gesprekstechnieken de structuur van de anamnese aan. In jaar twee richtte het consultvoeringsonderwijs zich tijdens de PKVlessen op de medische anamnese en het lichamelijk onderzoek. De lessen klinisch redeneren stonden los van de andere twee onderdelen.” Gan-Creijghton: “De afstemming tussen de drie onderdelen was niet optimaal. Vier jaar geleden is
Augustijn • december 2015
daarom een werkgroep opgericht, de Pasfotocommissie, die veel denk- en voorwerk heeft gedaan. Met de werkgroep Consultvoering, waar ik voorzitter van ben, hebben we vorig jaar een doorstart gemaakt. Dit heeft geleid tot een nieuw programma voor het eerste jaar van de bachelor Geneeskunde, waarbij de drie onderdelen één geheel zijn geworden.” Linsen: “Een logische stap, als je bedenkt dat we in elkaars verlengde werken. Neem bijvoorbeeld een patiënte die zich al vier dagen niet lekker voelt en hoest. De huisarts vraagt de klachten uit en doet lichamelijk onderzoek, waarna hij een longontsteking diagnosticeert en een kuurtje voorschrijft. Het klinkt simpel, maar daar zit zoveel achter. Mevrouw moet zich gerust voelen om dingen te vertellen; of ze wel of geen pil gebruikt, of ze zwanger is. En de dokter moet binnen een paar minuten op basis van wat hij hoort een bepaalde kant opgaan. Welke ziektebeelden komen het meest voor bij deze klachten? En wat is de systematiek van het gesprek?” Gan-Creijghton: “In de nieuwe situatie leren de PKV-docenten de eerstejaarsstudenten de inhoud van de anamnese aan. Voorheen werd dat gedaan door psychologen van de afdeling MMP. We merkten in het begin van het tweede jaar dat studenten dogmatisch een anamnese afnamen. Na het uitvragen van de klacht kozen ze een standaardrijtje, bijvoorbeeld over het hart. Dat rijtje vroegen ze vervolgens helemaal uit.” Van ’t Spijker: “Eerstejaars zijn op zoek naar vastigheid, ze houden graag vast aan zulke rijtjes. Je moet die ook kennen, om keuzes te kunnen maken over welke vragen je de patiënt zou kunnen stellen. Maar vervolgens moet je ook zelf durven nadenken: welke kant moet ik op? Wat zijn logische vragen om te stellen?” Linsen: “Met de nieuwe opzet willen we een academische slinger geven aan het onderwijs. Het was een beroepsopleiding geworden met zekerheden en feiten; als je die als student kende - bijvoorbeeld de genoemde rijtjes - had je een voldoende. Waar het nu om gaat: hoe pak je op een effectieve manier onzekerheden aan? Nadenken tijdens het vragen stellen is een aparte tak van sport.” Van ’t Spijker: “Je moet veel dingen tegelijk doen. Je
moet het contact met de patiënt goed houden, zodat de informatiestroom blijft lopen. Ondertussen denk je na: wat zou het kunnen zijn? Welke vragen passen daarbij? Ook ben je op zoek naar het zwarte schaap, waardoor de diagnose de andere kant op zou kunnen gaan. Je bent op veel verschillende sporen tegelijk bezig.” Linsen:: “Zulke gesprekken zijn corebusiness voor een huisarts, maar eigenlijk voor alle artsen essentieel.” Gan-Creijghton: “Dat is ook de reden dat studenten dit onderwijs zo leuk vinden. Wij geven onderwijs waarbij ze dokter worden. Dit is wat ze later elke dag gaan doen; met patiënten aan de slag. De kennis die ze in het eerste jaar opdoen - onder meer over hart, longen, nieren en buik - leren ze bij ons toe te passen in gesprekken. Daarbij gaat het om een omgekeerde manier van denken: een patiënt komt niet met een ziekte naar het spreekuur, maar met een klacht. Als dokter moet je bedenken wat de achterliggende ziekte of het probleem is. Je moet niet alleen theoretisch kunnen bedenken welke vragen je moet stellen, dat moet je ook kunnen toepassen in gesprek met een patiënt om aan het eind van het consult een diagnose te hebben die waarschijnlijk is.”
Van ’t Spijker: “In dit programma doet iedereen waar hij goed in is. Waar wij als psychologen goed in zijn, is kijken naar communicatie en reflectie. Wij leren de studenten gesprekstechnieken; hoe krijg je de informatie van de patiënt die je nodig hebt, op een prettige en efficiënte manier? En hoe kun je reflecteren op je eigen functioneren? Het medischinhoudelijke deel is meer naar de artsen gegaan, waar hun kracht ligt. Zo leren studenten hun kennis beter toe te passen in gesprekken.” Linsen: “Het nieuwe programma sluit meer aan bij de angsten en verwachtingen van studenten. Voorheen dacht een student nog weleens: help, er zit een patiënt! Nu heeft de student het gevoel: ik krijg goede zwemles, in plaats van in het diepe gegooid te worden. Er zit een goede opbouw in het onderwijs.” Gan-Creijghton: “Deze nieuwe opzet voor het eerste jaar is de eerste stap. We zijn inmiddels ook aan het nadenken over de herinrichting van het consultvoeringsonderwijs in het vervolg van de bachelor en de master Geneeskunde. Dat de afdelingen Huisartsgeneeskunde en MMP nu een intensievere samenwerking hebben, helpt absoluut in het vervolgtraject.” •
‘Vak van arts dichterbij’ De werkgroep Consultvoering betrekt studenten actief bij vernieuwing van het onderwijsprogramma. Een van hen is Sanne van de Walle, inmiddels vierdejaars Geneeskunde aan het Erasmus MC. Vanuit de Medische Faculteits Vereniging Rotterdam (MFVR) was ze vanaf september 2014 een jaar lang verantwoordelijk voor onderwijsinspraak bij de bachelor. “In mijn eerste studiejaar werd wat betreft consultvoering nog vooral gefocust op gesprekstechnieken en de psychologische kant van de anamnese. In de nieuwe situatie begin je meteen ook al met het medisch denken. Het gaat er dus niet alleen om hoe je dingen vraagt, maar ook waarom je dingen vraagt en hoe je met je vragen dichter bij een diagnose komt. In de oude setting leerde je dit pas in je tweede en derde jaar. Hier kun je dus vanaf dag één mee aan de slag.” Een andere verbetering is volgens Van de Walle dat de onderwerpen meer aansluiten op de lesstof die aan bod komt in het blokonderwijs, bijvoorbeeld het hart. “In het aansluitende consultvoerings onderwijs leer je hoe je de anamnese van het hart kunt uitvoeren en welk lichamelijk onderzoek je kunt doen. Zulke praktische lessen werken motiverend voor studenten, vooral in het eerste jaar, waarin je veel bezig bent met theorie. Het consultvoeringsonderwijs brengt het vak van arts dichterbij en stimuleert je als student om harder aan de slag te gaan.”
19
Portret
Tekst: Annemarie van der Eem
De passie van Richard Helsloot De perfecte manier om te ontspannen na een drukke werkdag? “In de boot stappen en een paar kilometer roeien”, aldus Richard Helsloot, huisarts te Puttershoek. Over fluitende vogels, WK-medailles en sportieve consulten.
‘Boot in, knop om’
I
n de zomer van 1972 zag Richard Helsloot vol bewondering de Nederlandse twee zonder stuurman een olympische roeimedaille winnen. En dus besloot hij zich, als kersverse student geneeskunde, aan te melden bij het Amsterdamse Nereus. Niet wetend dat hij in ruim tien jaar tijd drie zilveren WK-medailles bij elkaar zou roeien, plus tal van prijzen, waaronder in 1983 bij de Varsity, de Nederlandse universiteitsroeiwedstrijd. Inmiddels is Helsloot 61 jaar, maar de huisarts van Medisch Centrum Puttershoek roeit nog altijd meerdere malen per week. “Heerlijk om in de buitenlucht mijn fitheid op peil te houden. Roeien is niet alleen een inspannende bezigheid, maar ook een technisch ingewikkelde beweging. Als dat goed gaat, geeft het veel voldoening. Vooral als het windstil is en het water volledig vlak, alsof er ijs op ligt. Het enige wat je hoort zijn de riemen die in en uit het water gaan, en de vogeltjes die fluiten. Als ik na een drukke werkdag om zes uur in de boot stap, gaat meteen de knop om en vergeet ik alles.” Helsloot boekte niet alleen roeisuccessen, maar heeft tevens de Kilimanjaro beklommen en in 1982 de marathon van Apeldoorn in 2 uur en 44 minuten gelopen. “Ik heb hierdoor extra begrip voor sportende patiënten. Als een patiënt een hardloopblessure heeft, kan ik niet alleen als arts maar ook als ervaringsdeskundige advies geven. Ik heb trouwens ook een patiënt van dertien jaar die net begonnen is met roeien. Dan hebben we het ook altijd even over hoe het gaat met trainen. Dat zijn leuke consulten.” Weet deze jongen dat zijn dokter een voormalig toproeier is? “Dat denk ik niet”, lacht Helsloot. “Al kan hij dat wel vinden op Google.” Afgelopen september roeide Helsloot de Masters Regatta, de WK voor veteranen. In het Belgische Hazewinkel behaalde hij met de vier zonder stuurman twee overwinningen; in de leeftijdscategorie 50+ en 55+. “Dat gaat er nog altijd fanatiek aan toe. We roeien ons over 1000 meter in drieënhalve minuut helemaal leeg. Als ik daarna uit de boot stap, ziet het er niet altijd even soepel uit. Maar het mooie van roeien is dat je deze sport tot op late leeftijd kunt beoefenen. Op mijn club RV Breda roeit zelfs nog een man van 80, op zijn gemakkie. Dus ik kan nog wat jaren vooruit, bij leven en welzijn.” •
20
december 2015 • Augustijn