24 oktober 2014
Huiselijk geweld en kindermishandeling in kaart
Auteur(s)
Frank Hazeleger Marcel Buster In opdracht van Dienst Wonen, Zorg en Samenleven
24 oktober 2014
Colofon Cluster Epidemiologie & Gezondheidsbevordering Nieuwe Achtergracht 100 1018 WT Amsterdam Tel. 020 – 555.5495 Fax. 020 – 555.5160 E-mail:
[email protected] Internet: www.ggd.amsterdam.nl E&G reeks: 2014/2 ISBN: 978-90-5348-223-0
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Samenvatting
Achtergrond Huiselijk geweld en kindermishandeling is een veel voorkomend probleem. Er wordt geschat dat in Nederland jaarlijks minstens 200.000 volwassenen slachtoffer zijn van huiselijk geweld1 en circa 119.000 kinderen slachtoffer zijn van kindermishandeling2. Als gevolg van de decentralisaties (Participatiewet, WMO en Jeugdzorg) krijgen gemeenten in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling een grotere taak dan voorheen. De veranderingen worden daarom gezien als hét moment om na te denken over hoe de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling verbeterd kan worden. De vier grote gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) hebben in 2012 gezamenlijk het initiatief genomen voor het maken van een gemeentelijke visie op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling onder de titel ‘Veilig Thuis’. De gemeentelijke visie is de onderlegger voor de regioaanpak ‘Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, op weg naar duurzame veiligheid’. Dit is het beleidskader voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in de regio Amsterdam-Amstelland. Hierin worden afspraken vastgelegd over te bereiken doelen, verantwoordelijkheden en taken. De gemeenten van Amsterdam en Amstelland hebben behoefte aan informatie ter onderbouwing van de preventie, signalering en interventies bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Belangrijke vraag hierbij is in welke wijken binnen de gemeenten vaker huiselijk geweld of kindermishandeling voorkomt en in hoeverre hier zicht op is. Omdat verwacht wordt dat registraties van huiselijke geweld en kindermishandeling geen compleet overzicht kunnen bieden, is in dit onderzoek gezocht naar een alternatieve benadering om risicogebieden aan te wijzen in de regio Amsterdam-Amstelland. Aanpak onderzoek Om de geografische spreiding van huiselijk geweld en kindermishandeling aan te kunnen geven, is eerst op basis van demografische risicofactoren een schatting gemaakt van de verwachte spreiding van kindermishandeling. Voor huiselijk geweld zijn momenteel minder duidelijke demografische risicofactoren bekend om een verwachte spreiding te berekenen. Vervolgens zijn gegevens beschreven die door verschillende steunpunten, zorgorganisaties en politie geregistreerd zijn. Dit zijn zowel gegevens over de geografische spreiding, als gegevens voor de beschrijving van achtergrondkenmerken. Tevens is gebruik gemaakt van bevolkingsonderzoeken om een schatting te geven van de omvang van het probleem, risicogroepen te onderscheiden en een spreiding weer te geven van slachtoffermeldingen in de regio. De eerste resultaten zijn besproken tijdens een expertmeeting. De informatie uit deze expertmeeting is gebruikt om de belangrijkste resultaten te interpreteren en verklaren.
1 Huiselijk geweld: aard en omvang, gevolgen en aanpak. Movisie 2013 2 Alink, 2011
3
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Betrokken organisaties Voor het onderzoek is gebruikgemaakt van registratiegegevens of datasets uit de volgende bronnen: •
• • • • • • • •
GGD Amsterdam cluster Epidemiologie en Gezondheidsbevordering o Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012; Amstelland Gezondheidsmonitor 2010 o E-MOVO Amsterdam schooljaar 2012-2013; E-MOVO Amstelland schooljaar 2009-2010 GGD Amsterdam cluster Algemene Gezondheidszorg – Forensische letselbeschrijving GGD Amsterdam afdeling Vangnet (cluster Maatschappelijke en Geestelijke Gezondheidszorg) GGD Amsterdam cluster Jeugdgezondheidszorg Steunpunten Huiselijk Geweld Amsterdam en Amstelland Dienst Onderzoek en Statistiek Amsterdam Politie Amsterdam-Amstelland Advies en Meldpunt Kindermishandeling Amsterdam Openbaar Ministerie Amsterdam-Amstelland
Wat is de omvang van huiselijk geweld en kindermishandeling? In de gezondheidsmonitoren Amsterdam en Amstelland geeft 1,0% van de volwassen inwoners aan in het afgelopen jaar slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Dit is vergelijkbaar met het percentage in Nederland. Verder geeft bijna 3% van de volwassen Amsterdammers en ruim 2% van de inwoners in de regiogemeenten aan de afgelopen vijf jaar slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld, ca. 18.000 inwoners. In het onderzoek van E-MOVO Amsterdam geeft 3% van de jongeren in het voortgezet onderwijs aan dat zij nu of vroeger slachtoffers zijn geweest van kindermishandeling. Voor de regiogemeenten bedraagt dat 4%. In Nederland wordt naar schatting 3,4% van de kinderen mishandeld. Het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) heeft op basis van dit percentage een schatting gemaakt van het aantal gevallen van kindermishandeling in de gemeente Amsterdam. Hieruit blijkt dat de prevalentie neerkomt op 5,6%. Geografische spreiding huiselijk geweld en kindermishandeling Verwachte geografische spreiding kindermishandeling Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat bij huishoudens met kinderen met bepaalde kenmerken (risicofactoren) kindermishandeling vaker voorkomt dan bij huishoudens met kinderen die deze kenmerken niet hebben. In de regio Amsterdam-Amstelland is tussen de gebieden en gemeenten een grote variatie te zien in de mate waarin geselecteerde3 risicofactoren bij huishoudens met kinderen aanwezig zijn. Op basis van het aantal huishoudens met kinderen en de mate van risicofactoren is berekend in welke gebieden of gemeenten meer of minder kindermishandeling verwacht kan worden. Er wordt verwacht dat het risico op kindermishandeling bij huishoudens met kinderen in Amsterdam hoger is dan in de Amstellandgemeenten. Binnen Amsterdam zien we een hoger risico op kindermishandeling in de stadsdelen Zuidoost, Noord en Nieuw-West. In de regiogemeenten is dit in Diemen het geval. Op grond van de verwachte geografische spreiding en de prevalentie die het NJI heeft geschat voor Amsterdam (5,6%) zijn de percentages voor de verschillende gebieden berekend. De verwachte prevalentie van kindermishandeling varieert van 2,1% in Ouder-Amstel tot 10,1 in Bijlmer Centrum. Vergelijking verwachte geografische spreiding met geobserveerde spreiding van kindermishandeling De verwachte geografische verdeling van kindermishandeling blijkt goed overeen te komen met de verdeling uit de registraties van Vangnet Jeugd (in 2013; 2863 huishoudens met kinderen) en van het
3
De demografische risicofactoren zijn jonge kinderen (<5jr) in het gezin, grote gezinnen (> 3 of meer kinderen, eenoudergezin, stiefouder, tienermoeder, armoede in het gezin, lage opleiding. (IJzendoorn, 2007; Alink, 2011)
4
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Advies en Meldpunt Kindermishandeling (in 2013; 347 huishoudens met kinderen in de regio). In gebieden waar een hoog aantal gezinnen met kindermishandeling verwacht wordt, wordt in het algemeen ook een hoog aantal gezinnen geregistreerd en vice versa. Opvallend is wel dat er door Vangnet Jeugd in IJburg aanzienlijk meer gezinnen gezien worden dan verwacht en in Nieuw-West juist minder. Geografische spreiding van huiselijk geweld Het schatten van een verwachte geografische spreiding is alleen toegepast voor kindermishandeling en niet voor huiselijk geweld als geheel omdat de (demografische) risicofactoren hiervoor minder duidelijk aanwijsbaar zijn. Toch blijkt uit de registraties van o.a. het Steunpunt Huiselijk geweld, Vangnet en de Politie dat de gebieden waar huiselijk geweld vaker wordt geregistreerd (Zuidoost, Noord en NieuwWest) nagenoeg overeenkomen met de gebieden waarvan verwacht wordt dat kindermishandeling vaker voorkomt. Wat is de aard van het (gemelde) geweld? Huiselijk geweld Uit de registraties van het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam en de bevolkingsonderzoeken blijkt dat het merendeel van het huiselijk geweld gaat om geweld tussen (ex-)partners. Huiselijk geweld is niet alleen fysiek van aard. In zowel Amsterdam als Amstelland geeft ongeveer 80% van de slachtoffers aan te maken te hebben gehad met psychisch of emotioneel geweld. Ongeveer de helft van het huiselijk geweld gaat om lichamelijk geweld. Belangrijk om aan te geven is dat bij huiselijk geweld vaak kinderen betrokken zijn. Kindermishandeling kan worden gezien als een vorm van huiselijk geweld. Kindermishandeling Voor kindermishandeling geldt dat de meerderheid van de gevallen psychische/emotionele verwaarlozing en mishandeling betreft, ook het getuige zijn van huiselijke geweld wordt veelvuldig geregistreerd bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling en Jeugdgezondheidszorg. Wat zijn de kenmerken van slachtoffers en pleger? Uit de registraties blijkt dat slachtoffers van huiselijk geweld over het algemeen tussen de 25 en 45 jaar oud zijn. Onder andere uit de registratie van het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam en GGDVangnet blijkt dat vrouwen vaker slachtoffer zijn dan mannen. Ook zijn vrouwen met 85% oververtegenwoordigd bij de GGD - forensische letselbeschrijving. Maar de groep bij de GGD-Vangnet die geclassificeerd is als gecombineerd pleger/slachtofferschap is de man-vrouw verdeling ongeveer gelijk. In de Amsterdamse gezondheidsmonitor is geen verschil gevonden tussen mannen en vrouwen die aangegeven hebben slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld in de afgelopen vijf jaar. Risicogroepen Uit de GGD-Vangnet Jeugd registraties en de zelfrapportage van zowel volwassenen als jongeren, is op te maken dat in éénoudergezinnen vaker mishandeling of geweld wordt aangegeven. Ook inwoners die moeite hebben met rondkomen geven vaker aan slachtoffer te zijn van huiselijk geweld. Specifieke risicogroepen Specifieke vormen van huiselijk geweld zoals ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld, vrouwelijke genitale verminking, huwelijksdwang en achterlating en seksueel geweld worden minder vaak geregistreerd. Toch vragen dergelijke vormen van huiselijk geweld specifieke aandacht. Vaak gaat het om slachtoffers in een enorme afhankelijkheidspositie die niet snel zelf aan de bel zullen trekken.
5
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Recidivering Van de cliënten geregistreerd bij het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam blijkt 15% in het voorafgaande jaar ook geregistreerd te staan. Bij GGD-Vangnet heeft 13% van de cliënten ook in het voorafgaande jaar contact gehad met GGD-Vangnet. Toch zijn eenduidige conclusies niet te geven aangezien geen tot de persoon herleidbare personalia zijn opgevraagd binnen dit onderzoek. Hierdoor is het niet mogelijk te kijken of dezelfde mensen op een ander tijdstip in andere registraties verschijnen. Verschillende definities van huiselijk geweld en kindermishandeling Doordat door de betrokken organisaties verschillende definities gehanteerd worden, is het onderling vergelijken van de geregistreerde aantallen zeer lastig. Bij sommige organisaties worden ook vermoedens van kindermishandeling of problematische gezinssituaties meegerekend. Bij andere organisaties gaat het om één onderdeel uit het spectrum van huiselijk geweld. Bijvoorbeeld letselbeschrijving bij de forensische geneeskunde van de GGD of alleen het geweld waarbij daadwerkelijk bewijzen voor aangeleverd kunnen worden (Openbaar Ministerie). Meer inzet en capaciteit voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling Wanneer rekening wordt gehouden met het aantal gezinnen in een gebied en het verwachte risico op kindermishandeling, hebben de stadsdelen Zuidoost, Noord, Nieuw-West en West meer aandacht en inzet nodig in de aanpak van kindermishandeling. Dit beeld blijkt ook overeen te komen met de geregistreerde geografische spreiding van huiselijk geweld.
6
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Inhoudsopgave
1. Inleiding
8
2. Kindermishandeling: verwachte waarde
14
3. Beschrijving bevolkingsonderzoeken 3.1. Gezondheidsmonitoren Amsterdam en Amstelland gemeenten 3.2. E-MOVO Amsterdam en Amstelland 3.3. Veiligheidsmonitor
23 23 28 36
4. Beschrijving registraties huiselijk geweld 4.1. Steunpunt huiselijk geweld Amsterdam 4.2. Steunpunt huiselijk geweld Amstelland 4.3. GGD – Vangnet 4.4. Politie Amsterdam-Amstelland 4.5. GGD – Algemene gezondheidszorg (forensische letselbeschrijvingen) 4.6. Openbaar Ministerie Amsterdam 4.7. Vergelijking strafrechtelijke aanpak
40 40 44 46 50 54 59 61
5. Beschrijving registraties kindermishandeling 5.1. Advies en Meldpunt Kindermishandeling 5.2. Jeugdgezondheidszorg 5.3. GGD – Vangnet Jeugd
62 62 68 72
6. Discussie en conclusie
76
7. Dankwoord
82
8. Literatuur
83
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
85 90 91 92
7
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
1 Inleiding
Decentralisaties en de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling Huiselijk geweld en kindermishandeling is een veel voorkomend probleem. Er wordt geschat dat in Nederland jaarlijks minstens 200.000 (±1%) volwassenen slachtoffer worden van huiselijk geweld (Movisie, 2013) en circa 119.000 kinderen (Alink, 2011) van kindermishandeling. In de aanpak van dit probleem krijgen gemeenten een grotere taak dan voorheen. In 2015 wordt naast de invoering van de Participatiewet, de Wmo4 uitgebreid met de begeleidingsfunctie die voorheen in de AWBZ5 zat, en gaat de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg van provincies naar gemeenten. Met deze decentralisaties zien we verschuivingen van stedelijk werken naar wijk- en buurtgericht werken en van aanbod- naar vraaggericht werken. Steeds meer Nederlandse gemeenten zijn van mening dat sociale wijkteams een goede manier zijn om deze verandering vorm te geven6. Met de veranderingen in het sociale domein krijgen gemeenten de mogelijkheid om beleidsterreinen te koppelen en te integreren waaronder de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De decentralisaties hebben tot gevolg dat bestaande infrastructuren en voorzieningen aangepast moeten worden. De veranderingen worden daarom gezien als hét moment om na te denken hoe de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling verbeterd kan worden. Gemeentelijke visie In 2011 heeft het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) Nederlandse gemeenten verzocht een regionale visie op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling op te stellen. Hierop hebben de 4 grote gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, hierna de G4) in 2012 gezamenlijk het initiatief genomen voor het maken van een gemeentelijke visie op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Naast de eerdergenoemde decentralisaties worden gemeenten geconfronteerd met een achteruitgang in middelen. Er moet worden nagedacht over een aanpak waarin efficiënt met de middelen kan worden omgegaan. Een andere reden dat de G4 het initiatief heeft genomen, is het belang van het beperken van transgenerationele overdracht. Een groot deel van de volwassenen dat betrokken is bij huiselijk geweld en kindermishandeling is vroeger zelf mishandeld of komt uit gezinnen waar huiselijk geweld werd gepleegd. Voor een toekomstbestendige aanpak bestaat de gemeentelijke visie uit de volgende 10 elementen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Veiligheid voorop Triage Duidelijkheid in de regie, uitgaande van één gezin, één plan, één regisseur Inzet eigen kracht en het gebruik van het sociale netwerk Het intact houden van de sociale omgeving Visie op hulpverlening Kinderen gaan voor
4 Wet maatschappelijke ondersteuning 5 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten 6 Notitie Huiselijk geweld en de wijkteams” JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
8
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
8. Het zonder drempels kunnen bespreken van vermoedens 9. Planmatige en gelaagde preventie 10.Eenheid in juridische logica’s Regioaanpak ‘Huiselijk Geweld en Kindermishandeling ’ Amsterdam - Amstelland De gemeentelijke visie ‘Veilig Thuis’ is de onderlegger voor de regioaanpak ‘HGKM, op weg naar duurzame veiligheid’. Dit is het beleidskader voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in de regio Amsterdam-Amstelland. Hierin worden afspraken vastgelegd over te bereiken doelen, verantwoordelijkheden en taken. De doelen beschrijven vier onderdelen, namelijk: preventie en voorlichtingen; signalering en melding; onderzoek en analyse en tot slot interveniëren en nazorg. Het onderdeel preventie wordt gezien als een belangrijk element voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het preventieplan maakt onderscheid tussen verschillende doelgroepen. Het richt zich op de gehele bevolking van Amsterdam-Amstelland, maar ook op de benadering van risicowijken, risicogroepen en risicogezinnen. Bij Amsterdam en de Amstellandgemeenten is behoefte aan inzicht in prevalenties ter onderbouwing van de preventie, signalering en interventies bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Belangrijke vraag hierbij is in welke wijken binnen de gemeenten vaker huiselijk geweld of kindermishandeling voorkomt en in hoeverre hier zicht op is. Geografische spreiding Voor een goed beeld van de benodigde inzet is inzicht in welke wijken huiselijk geweld en kindermishandeling vooral voorkomt, belangrijk. Dat vraagt om een weergave van de problematiek binnen relatief kleine geografische gebieden. Uit onderzoek in 2007 bleek, met behulp van de ‘vangst / hervangst’ methode, dat het aantal volwassen slachtoffers van huiselijk geweld in Amsterdam geschat werd op 12.000 (van Rooij, 2010). Deze schatting heeft echter een breed statistisch betrouwbaarheidsinterval (95%BI: 7.000-21.000). Dit brede statische betrouwbaarheidsinterval maakt dat uit verschillen in prevalenties op basis van een dergelijke schatting tussen kleinere geografische gebieden geen duidelijke conclusies kunnen worden getrokken. Ook de cijfers uit bevolkingsonderzoeken moeten met voorzichtigheid worden bekeken. Hierbij zijn de steekproeven te beperkt in omvang om voor kleinere gebieden een betrouwbare schatting te geven. In 2008 wordt in de Amsterdamse gezondheidsmonitor geschat dat 1,4% van de Amsterdamse bevolking in het laatste jaar slachtoffer is geweest van huiselijk geweld (AGM, 2008). Door deze lage percentages leiden analyses voor kleinere geografische gebieden niet tot betrouwbare gegevens . Vervolgens geven registratiegegevens van steunpunten, politie en zorgorganisatie informatie over concrete meldingen. Verschillen in het aantal meldingen of interventies wijzen niet per definitie op verschillen in prevalentie van huiselijk geweld of kindermishandeling. De verschillen kunnen een gevolg zijn van verschil in aandacht, meldingsbereidheid of kwaliteit van de registratie tussen gebieden. De kans bestaat ook dat registraties van verschillende diensten en organisaties ieder een verschillende spreiding over de stad laten zien. Daarom is in dit onderzoek gezocht naar een alternatieve benadering om risicogebieden aan te wijzen in de regio Amsterdam-Amstelland. Op grond van vanuit wetenschappelijk onderzoek bekende risicofactoren en de demografische samenstelling van de verschillende wijken, is een schatting gemaakt van de spreiding van het vóórkomen van kindermishandeling. Bij het huiselijk geweld tussen volwassenen zijn momenteel minder duidelijke (demografische) risicofactoren bekend en kan de spreiding niet worden ingeschat.
9
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Aanpak onderzoek De kern van dit onderzoek is om de geografische spreiding van huiselijk geweld en kindermishandeling in de regio Amsterdam-Amstelland in beeld te brengen. Allereerst wordt hiervoor een schatting gemaakt van de verwachte spreiding van kindermishandeling op basis van demografische risicofactoren. Voor huiselijk geweld zijn minder duidelijke demografische risicofactoren bekend en kan momenteel geen verwachte spreiding worden berekend. Vervolgens worden de gegevens beschreven die door verschillende steunpunten, zorgorganisaties en politie geregistreerd zijn. Dit zijn zowel gegevens over de geografische spreiding als gegevens over achtergrondkenmerken. Tevens is gebruik gemaakt van bevolkingsonderzoeken om risicogroepen te onderscheiden en een spreiding weer te geven van zelfgerapporteerde slachtofferschap. Tijdens een expertmeeting zijn de eerste resultaten bediscussieerd. De informatie uit deze expertmeeting is gebruikt om de belangrijkste resultaten te interpreteren en verklaren. Betrokken organisaties Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van registratiegegevens of datasets uit de volgende bronnen: •
• • • • • • •
GGD Amsterdam afdeling Epidemiologie en Gezondheidsbevordering o Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012; Amstelland Gezondheidsmonitor 2010 o E-MOVO Amsterdam schooljaar 2012-2013; E-MOVO Amstelland schooljaar 2009-2010 GGD Amsterdam cluster Algemene Gezondheidszorg – Forensische letselbeschrijving GGD Amsterdam afdeling Vangnet (cluster Maatschappelijke en Geestelijke Gezondheidszorg) GGD Amsterdam clusterJeugdgezondheidszorg Steunpunten Huiselijk Geweld Amsterdam en Amstelland Dienst Onderzoek en Statistiek Amsterdam Advies en Meldpunt Kindermishandeling Amsterdam Openbaar Ministerie Amsterdam-Amstelland
Onderzoeksvragen In deze rapportage worden verschillende onderzoeksvragen behandeld: 1. Wat is de omvang van huiselijk geweld en kindermishandeling? De omvang van het huiselijk geweld en kindermishandeling wordt bekeken aan de hand van de bevolkingsonderzoeken. Binnen de Gezondheidsmonitor voor Amsterdam en Amstelland (inclusief Diemen) wordt aan een steekproef van de Amsterdamse en Amstelland bevolking gevraagd naar huiselijk geweld, binnen E-MOVO (elektronische Monitoren Voorlichting) wordt aan leerlingen van de 2e en 4e klas van het voortgezet onderwijs gevraagd naar hun ervaring met verschillende vormen van mishandeling. Ook de resultaten van de Veiligheidsmonitor (O+S) worden in dit kader beschreven. 2. Hoe is de geografische spreiding van het huiselijk geweld en kindermishandeling? De focus van deze rapportage ligt op een weergave van de geografische spreiding van huiselijk geweld en kindermishandeling. Voor kindermishandeling wordt een verwachte geografische spreiding berekend, deze wordt vergeleken met de geobserveerde spreiding uit de verschillende onderzoeken en registraties. De geografische spreiding van huiselijk geweld wordt weergegeven op basis van registratiegegevens.
10
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
3. Wat zijn risicogroepen voor huiselijk geweld en kindermishandeling? Naast de geografische spreiding wordt gekeken naar risicogroepen voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit is het best mogelijk binnen bevolkingsonderzoeken waarbij de verschillen in het vóórkomen van huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen worden weergegeven. 4. Hoe vaak en waar wordt huiselijk geweld en kindermishandeling gemeld? Voor de aantallen wordt gekeken naar de registraties van organisaties die te maken hebben met huiselijk geweld en kindermishandeling. 5.
Wat zijn de kenmerken van slachtoffers, plegers, met betrekking tot leeftijd, geslacht, herkomst en samenstelling huishouden? Voor een beschrijving van de kenmerken van slachtoffers, en waar mogelijk plegers, wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit de verschillende bevolkingsonderzoeken (zie ook onderzoeksvraag 3). Ook wordt gekeken in de registraties welke achtergrondkenmerken nadrukkelijker naar voren komen. 6. Wat is de aard van het (gemelde) geweld? Huiselijk geweld kan meerdere vormen aannemen. Vanuit de registraties volgt een beschrijving over de aard van het geweld zoals dat bekend is bij verschillende zorgorganisaties. Ook binnen de gezondheidsmonitoren wordt gevraagd wat de aard van het geweld is indien zij aangegeven hebben te maken hebben gehad met huiselijk geweld of kindermishandeling. 7. In hoeverre is er sprake van recidivering? Voor de bepaling van recidivering wordt in de verschillende registraties bekeken in welke mate dezelfde individuen herhaaldelijk zijn geregistreerd. Aangezien geen tot de persoon herleidbare personalia zijn opgevraagd, is het binnen dit onderzoek niet mogelijk te kijken of dezelfde mensen op een ander tijdstip in andere registraties verschijnen. Definities huiselijk geweld en kindermishandeling
Onder huiselijk geweld wordt in deze rapportage verstaan7: “Geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Met “huiselijke kring” worden (ex-)partners, familieleden en huisvrienden bedoeld. Het woord huiselijk verwijst niet naar de plaats van het delict (het kan zowel binnenshuis als buitenshuis plaatsvinden) maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer. Bij huiselijk geweld kan het gaan om lichamelijk, psychisch of seksueel geweld. Het kan de vorm aannemen van (ex-)partnergeweld, eergerelateerd geweld, kindermishandeling, verwaarlozing van ouderen of geweld tegen ouders.” Onder kindermishandeling wordt in deze rapportage verstaan8: “Elke vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Het gaat hierbij om: seksuele mishandeling, fysieke mishandeling, emotionele/psychische mishandeling, fysieke verwaarlozing, emotionele/psychische verwaarlozing en getuige zijn van
7
factsheet “Geweld in huiselijke kring” van het programma van de rijksoverheid “Een Veilig Thuis”, met de toevoeging van eergerelateerd geweld. 8 Wet op de Jeugdzorg, artikel 1.
11
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
partnergeweld.” Kindermishandeling is in het merendeel van de gevallen een vorm van huiselijk geweld, maar het kan zich ook buiten de huiselijke kring voordoen. Definities in onderzoek kunnen verschillen Binnen het onderzoek worden deze definities zoveel mogelijk aangehouden maar in de praktijk is de definitie vaak minder scherp omlijnd en worden bij sommige bronnen vermoedens van kindermishandeling of problematische gezinssituaties meegerekend. Bij andere bronnen (bijvoorbeeld letselbeschrijving bij de forensische geneeskunde van de GGD) is sprake geweest van fysiek geweld hetgeen andere vormen van huiselijk geweld natuurlijk niet uitsluit. Analyses De analyses bestaan uit beschrijvende statistiek. Verschillen in aantallen worden in percentages uitgedrukt. Met het berekenen van de prevalenties per gebied of gemeente(n) worden de geregistreerde aantallen gerelateerd aan het totaal aan huishoudens of huishoudens met kinderen (bekend bij O&S of CBS) in de betreffende geografische gebieden. De prevalenties worden gepresenteerd per 1.000 huishoudens of huishoudens met kinderen. Voor de bevolkingsonderzoeken worden gevonden verschillen tussen groepen statistisch getoetst. Verdeling geografische gebieden Voor de indeling naar geografische gebieden wordt voor Amsterdam gebruikgemaakt van de 27 gebieden binnen het sociaal domein. Een overzicht van de gebieden wordt hieronder per stadsdeel weergegeven. Binnen Amstelland worden de resultaten op gemeente niveau weergegeven.
Indeling 27 gebieden in Amsterdam Centrum: West:
Nieuw-West:
Zuidoost:
Centrum-Oost Centrum-West Westerpark Bos en Lommer Oud-West De Baarsjes Slotermeer Geuzeveld Osdorp De Aker/ Nieuw Sloten Slotervaart Bijlmer-Centrum Bijlmer-Oost Gaasperdam/Driemond
Amstelland gemeenten Aalsmeer Amstelveen Diemen
Zuid:
Noord-West Noord-Midden Buitenveldert/Zuidas De Pijp Rivierenbuurt Oost: Oud-Oost Indische Buurt Oostelijk havengebied Watergraafsmeer IJburg/Eiland Zeeburg Noord: Oost Oud-Noord West
Ouder-Amstel Uithoorn
12
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Leeswijzer Voor dit onderzoek zijn meerdere bronnen gebruikt. Voor een gestructureerde weergave van de resultaten, is het rapport als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de verwachte risicospreiding van kindermishandeling beschreven voor de regio Amsterdam-Amstelland. De hoofdstukken 3.1 t/m 3.3 geven een beschrijving van de resultaten uit de gehanteerde bevolkingsonderzoeken. Vervolgens worden de registratiegegevens weergegeven. De hoofdstukken 4.1 t/m 4.7 beschrijven de gegevens betreffende huiselijk geweld en de hoofdstukken 5.1 t/m 5.3 gegevens betreffende kindermishandeling. In hoofdstuk 6 wordt een beschouwing gegeven over de verwachte en geregistreerde geografische spreiding van huiselijk geweld en kindermishandeling en de achtergrondgegevens. In bijlage 1 staan alle resultaten in een overzichtstabel. De afzonderlijke hoofdstukken beginnen met de betreffende onderzoeksvragen gevolgd door enkele opvallende resultaten en conclusies.
13
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
2 Kindermishandeling: verwachte waarde
Onderzoeksvraag: 2. Hoe is de geografische spreiding van kindermishandeling? Conclusies • Op basis van de samenstelling van de huishoudens met kinderen, opleiding van ouders en armoede in het gezin, kan onderscheid gemaakt worden tussen gebieden met een hoger of lager risico op kindermishandeling in Amsterdam. • In het gebied Noord-Midden van stadsdeel Zuid is het risico op kindermishandeling 2,5 keer lager dan het Amsterdamse gemiddelde; In Bijlmer-Centrum van stadsdeel Zuidoost is het risico 1,8 keer hoger dan het Amsterdamse gemiddelde. • Stadsdelen Zuidoost, Noord, Nieuw-West en West hebben meer inzet nodig in de aanpak van kindermishandeling dan enkel op grond van het aantal huishoudens met kinderen verwacht mag worden (39% van huishoudens met kinderen, 50% van kindermishandeling verwacht). • Van het totaal aantal huishoudens met kinderen woont 16% in Amstelland, 10% van het totaal aantal gevallen van kindermishandeling wordt in Amstelland verwacht. Het risico op kindermishandeling is in Amstelland lager dan in Amsterdam. • De spreiding van het aantal gezinnen over Amsterdam zoals door Vangnet Jeugd wordt gezien, komt in hoge mate overeen met de spreiding zoals die op basis van de risicokenmerken verwacht wordt (correlatie van 0,85). Risico op kindermishandeling Kindermishandeling komt voor in alle soorten gezinnen. Uit de wetenschappelijke literatuur9 blijkt echter dat bij huishoudens met kinderen met bepaalde kenmerken kindermishandeling vaker voorkomt dan bij gezinnen die deze kenmerken niet hebben. Het voorkomen van kindermishandeling kan worden verklaard door een verstoorde balans tussen draaglast en draagkracht. Een bekend model om de balans tussen draaglast en draagkracht te beschrijven, is het Balansmodel van Baker. Draaglast betreft de opvoedingstaken die ouders moeten vervullen en de aanwezigheid van risicofactoren – dat wil zeggen kenmerken van ouders/gezinnen, kinderen en de omgeving die een ongunstige uitwerking hebben op de ontwikkeling van kinderen. Draagkracht heeft betrekking op opvoedingsvaardigheden van ouders en op de aanwezigheid van protectieve factoren – deze kenmerken van ouders/gezinnen, kinderen en de omgeving verkleinen de kans op nadelige effecten van de aanwezige risico’s (Bakker et al. 1998). In dit rapport wordt op basis van verschillen in kenmerken van huishoudens met kinderen de verwachte spreiding van kindermishandeling in de verschillende gebieden binnen Amsterdam-Amstelland berekend. Er wordt vanuit gegaan dat géén van de registraties een compleet overzicht biedt. De vraag is dan of we de spreiding over de stad zoals die uit de registraties komt zouden verwachten of dat er andere factoren zijn die kunnen verklaren waarom een bepaald gebied veel of juist weinig gezinnen worden geregistreerd.
9
Protocol kindermishandeling; IJzendoorn, 2007; Allink, 2011; Klein, 2008
14
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Een vergelijking tussen registraties onderling is moeilijk te interpreteren. We weten immers niet welke bron we als gouden standaard moeten beschouwen. De verwachte waarde biedt houvast bij het beoordelen van de gevonden geografische spreiding van kindermishandeling (of verschillen in percentages tussen gebieden) in Amsterdam-Amstelland. Kenmerken van huishoudens met kinderen Voor het berekenen van de verwachte spreiding, zijn uit de wetenschappelijke literatuur de risicofactoren voor kindermishandeling geselecteerd over de samenstelling van het huishouden (kenmerken zijn: grote gezinnen, jonge kinderen, éénoudergezinnen, stiefgezinnen, tienermoederschap, de opleiding van de ouders en armoede in het gezin). Over deze demografische huishoudkenmerken zijn per gebied betrouwbare gegevens beschikbaar. De lijst is dus niet volledig. Zo wordt o.a. in het protocol kindermishandeling10 meer risicofactoren onderscheiden. Specifieke risicofactoren zijn: kenmerken van de ouders (zoals zelf ooit mishandeld zijn, afhankelijkheid van alcohol of drugs, persoonlijkheidsstoornis of licht verstandelijke handicap), kenmerken van het kind (zoals bijvoorbeeld een huilbaby, het hebben van ontwikkelings- of gedragsproblemen), de interactie tussen ouder en kind en extra stressfactoren in de omgeving. Naast risicofactoren zijn ook beschermende factoren beschreven zoals formele en informele steun uit de omgeving, het hebben van voldoende tijd en aandacht voor het kind. Omdat over deze beschermende en risicofactoren geen betrouwbare gegevens per gebied beschikbaar zijn, worden deze niet meegenomen in de berekening van de verwachte spreiding. Weging van risicofactoren Bij Onderzoek en Statistiek (O&S) van de gemeente Amsterdam is informatie over de samenstelling van de huishoudens met kinderen in de verschillende gebieden ten aanzien van de geselecteerde kenmerken opgevraagd. Vervolgens is er op grond van de literatuur voor gekozen om bij de factoren jonge kinderen in het gezin en grote (3+) gezinnen een verdubbeling van het risico te veronderstellen (tabel 2.1). Bij de factoren eenoudergezin, stiefouders, tienermoeders, opleiding en armoede is een verdrievoudiging van het risico aangehouden. Niet alle gegevens waren ook voor Amstelland beschikbaar. Voor de regiogemeenten is een tweede model gemaakt zonder de factoren “stiefouderschap” en “tienermoeders”. Tabel 2.1: Gehanteerde risicofactoren voor kindermishandeling Risicofactor Jonge (< 5 jaar) kinderen in gezin Grote gezinnen (3 kinderen of meer) Eénoudergezin Stiefouders Tienermoeder (moeder < 20 jr bij eerste kind, nu 25 jr of jonger) Armoede in het gezin (armoede-monitor) Lage opleiding ouder(s) (max. VMBO)
Weging 2 2 3 3 3
Amsterdam/Amstelland Amsterdam/Amstelland Amsterdam/Amstelland Amsterdam/Amstelland Amsterdam Amsterdam
3 3
Amsterdam/Amstelland Amsterdam/Amstelland
De gekozen risicofactoren zorgen in het algemeen voor een grotere belasting voor de ouder(s)/opvoeder(s) (grote gezin, jonge kinderen, éénoudergezin) of dragen bij aan mindere belastbaarheid (tienermoeders, armoede en lage opleiding) van het huishouden.
10
Protocol kindermishandeling; Alink, 2011 .
15
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Risico ten opzichte van Amsterdams gemiddelde De kenmerken zijn niet per gezin maar per wijk verzameld. Bij de berekening van de verwachte risico’s is uitgegaan van onafhankelijkheid tussen de variabelen.11 Met 6 risicofactoren (stiefgezin en éénoudergezin komen als een gezamenlijke factor in het model) zijn per gebied de grootte van de (26) 64 mogelijke combinaties berekend, variërend van de subgroep met geen enkele risicofactor tot de subgroep met alle risicofactoren.12 In tabel 2.2 wordt dit uitgedrukt als het relatief risico ten opzichte van het Amsterdams gemiddelde (relatief risico van 1). Een relatief risico van “2” geeft aan dat per 1000 huishoudens met kinderen 2 maal zoveel gevallen van kindermishandeling verwacht wordt, een relatief risico van 0,5 geeft aan dat per 1000 gezinnen 2 maal zo weinig kindermishandeling verwacht wordt ten opzichte van het Amsterdamse gemiddelde. Bevindingen In tabel 2.2 en 2.3 worden de kenmerken van de gebieden in Amsterdam en Amstellandgemeenten weergegeven. Van de huishoudens met kinderen heeft: -
-
-
-
-
-
-
16% tenminste drie kinderen (grote gezinnen). Het percentage grote gezinnen loopt uiteen van 8% in Centrum-West en Zuid-Noord-West en Rivierenbuurt tot 25% in Slotervaart (NieuwWest).In Aalsmeer en Ouder-Amstel is 15% van de gezinnen een groot gezin. 44% tenminste één kind onder de 5 jaar. Het aandeel gezinnen met jonge kinderen varieert van 56% in IJburg/ Zeeburger Eiland in Oost tot 27% in de Aker/Nieuw Sloten. In Amstelland wonen in Aalsmeer en Amstelveen de meeste gezinnen met minstens één kind onder de 5 jaar (33%). 1,6% een moeder die bij de geboorte van het eerste kind jonger was dan 20 jaar en nog steeds jonger is dan 25 jaar (tienermoeder). Het aandeel tienermoeders is het laagst in het gebied Noord Midden in stadsdeel Zuid (0,2%) en het hoogst in Zuidoost-Bijlmer-Centrum (3,5%). (Gegevens niet aanwezig voor Amstelland). 6% een stiefouder. Dit percentage is het hoogst in Zuidoost: 12% in Bijlmer-Centrum en BijlmerOost en 10% in Gaasperdam/Driemond. Buiten Zuidoost varieert dit percentage van 4% tot 7%. (gegevens niet aanwezig voor Amstelland). 36% slechts één ouder (eenoudergezin). Ook dit percentage is hoog in de gebieden in stadsdeel Zuidoost met name Bijlmer-Centrum (57%) en is met 20% laag in het gebied Noord Midden in stadsdeel Zuid. De meeste éénoudergezinnen in Amstelland wonen in Diemen (29%). 30% VMBO als hoogst afgeronde opleiding van de hoogst opgeleide ouder. Binnen Amsterdam is er een sterke variatie van 56% in Nieuw-West Slotermeer tot 2% in Zuid Noord Midden. In Amstelland varieert een lage opleiding van 10% in Ouder-Amstel tot 22% in Aalsmeer. 17% een inkomen lager dan 110% van het wettelijk sociaal minimum (armoede). Dit varieert van 26% in Bijlmer-Centrum in Zuidoost tot 7% in Zuid-Noord Midden. Onder huishoudens met kinderen in de Amstelland gemeenten is dit percentage met 5% à 6% nog lager.
11
Dit betekent dat als risicofactor ‘a’ bij 30% en risicofactor “b” bij 20% voorkomt we ervan uitgaan dat (0,3*0,2=) 6% beide risicofactoren heeft en (0,7*0,8=) 56% geen van beide risicofactoren en ((0,7*0,2)+(0,3*0,8)) 38% één van beide risicofactoren zal hebben. In werkelijkheid zullen de meeste factoren wel van elkaar afhankelijk zijn, daarmee zal de groep die beide risicofactoren heeft maar ook de groep die géén risicofactoren heeft groter zijn. 12 Een absoluut cijfer m.b.t. de prevalentie wordt niet berekend. Voor de berekening is ervan uitgegaan dat kindermishandeling in de groep zonder enige risicofactor in 1 op de duizend gezinnen met kinderen voorkomt. In een groep met alle risicofactoren is dit 2x2x2x2x3x3=144 per 1000 gezinnen.
16
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Op basis van de verschillende risicofactoren varieert het berekende risico op kindermishandeling ten opzichte van het gemiddelde van Amsterdam (relatief risico van 1) van 0,4 in het gebied Noord Midden in stadsdeel Zuid (dus 2,5 keer lager dan het Amsterdamse gemiddelde) tot 1,8 keer hoger in BijlmerCentrum in stadsdeel Zuidoost. In totaal is het verwachte risico daarmee een factor vier tot vijf keer hoger in Bijlmer-Centrum (stadsdeel Zuidoost) dan in Noord-Midden in stadsdeel Zuid (tabel 2.2). Verwachte verdeling van kindermishandeling in Amsterdam-Amstelland Voor de procentuele verdeling van het verwachte aandeel kindermishandeling per gebied binnen de regio Amsterdam-Amstelland wordt naast het berekende risico ook rekening gehouden met het aantal huishoudens met kinderen. Tabel 2.2 laat zien dat het aantal huishoudens met kinderen varieert van 2336 huishoudens in Buitenveldert/Zuidas in Zuid tot 6052 in het gebied Gaasperdam/Driemond in Zuidoost. In de Amstellandregio varieert het aantal gezinnen van 2132 in Ouder-Amstel tot 12623 in Amstelveen. Het kleinste aandeel kindermishandeling binnen Amsterdam wordt dan niet verwacht in het gebied Noord-Midden in Zuid maar in Buitenveldert/Zuidas binnen hetzelfde stadsdeel. Dit is een gebied met een iets groter verwacht risico (0,6 t.o.v. gemiddeld in Amsterdam) maar minder huishoudens met kinderen (n=2336) dan in Noord Midden (n=3621). Verwacht wordt dat 1,3% van de Amsterdamse gezinnen met kindermishandeling in Buitenveldert/Zuidas woonachtig zijn. Voor elk van de drie gebieden uit stadsdeel Zuidoost (Bijlmer-Centrum; Bijlmer-Oost; Gaasperdam/Driemond) wordt verwacht dat 6,2% van de gezinnen met kindermishandeling in Amsterdam daar woonachtig is. Figuur 2.1 laat op stadsdeelniveau (+ Diemen en Amstelland) de vergelijking zien tussen het aandeel huishoudens met kinderen en het verwachte aandeel kindermishandeling (berekende relatief risico maal het aantal huishoudens met kinderen). In Zuidoost, Noord, Nieuw-West en West is het verwachte aandeel van de gezinnen met kindermishandeling met 63% groter dan het aandeel van het aantal huishoudens met kinderen (51%). In Centrum, Zuid, Diemen en Amstelland is het verwachte aandeel huishoudens met kindermishandeling juist minder (25%) dan het aandeel huishoudens met kinderen (37%). In het stadsdeel Oost is het aandeel gelijk.
Figuur 2.1: verdeling van aantal huishoudens met kinderen (linker diagram) en het verwachte procentuele verdeling van kindermishandeling in Amsterdam-Amstelland (rechter diagram)
Aantal huishoudens met kinderen
Diemen 3%
Amstelland; 16%
Amstelland 10% Diemen 2%
Zuidoost 11% Noord 11%
Zuidoost 16%
Zuid 9% Centrum 4%
Zuid 12%
Centrum 6%
Verwachte procentuele verdeling kindermishandeling
Nieuw West 17% Oost 13%
West 12%
Noord 13% Oost 13%
Nieuw West 19% West 14%
17
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 2.2: Aantal huishoudens, % blootstelling aan risicofactor, relatief risico en verwacht % kindermishandeling in Amsterdam (RR > 1 verhoogd risico op kindermishandeling t.o.v. het Amsterdamse gemiddelde; RR <1 verminderd risico t.o.v. het Amsterdamse gemiddelde) totaal aantal
meer dan
huishoudens
3
jonger
met kinderen
kinderen
dan 5 jaar Tienermoeder Stiefouder gezin
Eenouder
Lage Opleiding
Armoede
Verwachte % verdeling
Verwachte prevalentie
Relatief
kindermishandeling
kindermishandeling
Risico
binnen Amsterdam
C-Centrum-West
3742
8%
45%
0,7%
5%
39%
8%
15%
0,6
2,2%
3,6%
C-Centrum-Oost
4069
10%
42%
1,5%
4%
37%
17%
14%
0,7
2,7%
4,0%
W-Westerpark
4170
11%
44%
1,0%
4%
40%
22%
17%
0,8
3,2%
4,7%
W-Bos en Lommer
4455
22%
50%
1,9%
5%
33%
51%
24%
1,4
5,7%
7,9%
W-Oud-West
3545
10%
51%
1,2%
5%
36%
17%
15%
0,8
2,5%
4,3%
W-De Baarsjes
4248
13%
52%
1,7%
5%
38%
33%
21%
1,1
4,3%
6,2%
NW-Slotermeer
4054
24%
46%
2,1%
5%
32%
56%
24%
1,4
5,4%
8,1%
NW-Geuzenveld
2800
22%
45%
1,9%
5%
28%
52%
18%
1,2
3,1%
6,7%
NW-Osdorp
5353
22%
48%
1,9%
6%
30%
43%
19%
1,2
5,7%
6,5%
NW-De Aker/Nieuw-Sloten
5224
14%
27%
0,8%
5%
23%
22%
8%
0,5
2,5%
3,0%
NW-Slotervaart
4941
25%
45%
1,7%
5%
31%
45%
21%
1,2
5,5%
6,9%
Z-Noord-West
3190
8%
49%
0,7%
5%
40%
18%
15%
0,8
2,2%
4,3%
Z-Noord-Midden
3621
15%
47%
0,2%
7%
20%
2%
7%
0,4
1,5%
2,5%
Z-Buitenveldert/Zuidas
2336
10%
40%
0,6%
5%
31%
18%
11%
0,6
1,3%
3,5%
Z-De Pijp
3474
9%
45%
0,7%
6%
42%
26%
18%
0,9
2,9%
5,1%
Z-Rivierenbuurt
3382
8%
49%
0,8%
5%
36%
14%
12%
0,7
2,1%
3,7%
O-Oud-Oost
4043
16%
42%
2,0%
5%
39%
39%
20%
1,1
4,2%
6,4%
O-Indische Buurt
3046
22%
46%
1,7%
5%
36%
46%
23%
1,3
3,6%
7,3%
O-Oostelijk Havengebied
2948
11%
43%
0,6%
4%
30%
13%
11%
0,6
1,6%
3,3%
O-Watergraafsmeer
3823
11%
43%
0,6%
5%
30%
17%
10%
0,6
2,2%
3,5%
O-IJburg/Eiland Zeeburg
4008
21%
56%
1,0%
6%
27%
15%
13%
0,7
2,7%
4,1%
N-West
6016
17%
36%
1,8%
6%
31%
37%
16%
0,9
5,2%
5,2%
N-Oud-Noord
3911
15%
39%
2,3%
7%
40%
39%
20%
1,1
4,1%
6,3%
N-Oost
4340
23%
41%
2,1%
6%
37%
41%
24%
1,3
5,1%
7,1%
ZO-Bijlmer-Centrum
3754
20%
44%
3,5%
12%
57%
45%
26%
1,8
6,2%
10,1%
ZO-Bijlmer-Oost
4479
19%
41%
2,9%
12%
52%
40%
23%
1,5
6,2%
8,4%
ZO-Gaasperdam/Driemond
6052
16%
33%
2,4%
10%
50%
33%
18%
1,1
6,2%
6,3%
Amsterdam
109024
16%
44%
1,6%
6%
36%
30%
17%
1,0
100%
5,6%
18
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 2.3: Aantal huishoudens, % blootstelling aan risicofactor, relatief risico en verwacht % kindermishandeling in Amstelland/Diemen (RR > 1 verhoogd risico op kindermishandeling t.o.v. het Amsterdamse gemiddelde; RR <1 verminderd risico t.o.v. het Amsterdamse gemiddelde) Verwachte % verdeling Huishoudens
meer dan 3
Jongste kind
kinderen
< 5 jaar
Relatief
Eenouder
Verwachte
kindermishandeling
Verwachte % verdeling
binnen Amsterdam-
kindermishandeling binnen kindermishandeling
prevalentie
met kinderen (CBS)
(CBS)
gezin
Lage Opleiding Armoede Risico
Amstelland
Amstelland
Aalsmeer
5221
15%
33%
15%
22%
5%
0,5
2,1%
18%
2,5%
Amstelveen
12623
12%
33%
22%
14%
6%
0,5
5,1%
43%
2,4%
Ouder-Amstel
2132
15%
28%
20%
10%
5%
0,4
0,8%
6%
2,1%
Uithoorn
4738
13%
29%
21%
21%
6%
0,5
2,0%
17%
2,6%
Diemen
3875
12%
29%
29%
20%
10%
0,6
1,9%
16%
3,0%
Amsterdam
109042
16%
44%
36%
30%
17%
1,0
88,0%
5,6%
19
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Verwachte prevalentie kindermishandeling In Nederland wordt naar schatting 3,4% van de kinderen tussen 0 en 18 jaar mishandeld13. Het Nederlands Jeugdinstituut heeft op basis van dit percentage een schatting gemaakt van het aantal gevallen van kindermishandeling in de gemeente Amsterdam. Hieruit blijkt dat de prevalentie in Amsterdam neerkomt op 5,6%. Op grond van de 5,6% die het NJI heeft geschat en de verwachte risico’s zijn de percentages kindermishandeling voor de verschillende gebieden berekend. De verwachte prevalentie van kindermishandeling varieert van 2,1% in Ouder-Amstel tot 10,1% in Bijlmer Centrum (zie ook tabel 2.2 en 2.3). In figuur 2.2 zijn de verwachte prevalenties voor de verschillende gebieden weergegeven. Figuur 2.2: Spreiding verwachte prevalentie kindermishandeling in de regio Amsterdam-Amstelland
13
Alink, 2011
20
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Vergelijking tussen geobserveerde en verwachte aantallen Aan de hand van de verwachte procentuele verdeling van kindermishandeling (tabel 2.2) is het mogelijk om met geregistreerde aantallen te berekenen of deze aantallen ook verwacht worden in de verschillende gebieden. Hieronder wordt een voorbeeld gegeven met de geobserveerde aantallen huishoudens met kinderen geregistreerd door Vangnet Jeugd. Voorbeeld Vangnet Jeugd In figuur 2.3 en tabel 2.4 is het aantal geregistreerde gezinnen (Y-as) afgezet tegen het op grond van de verdeling van tabel 2.2 verwacht aantal gezinnen (X-as). In grote lijnen komen verwachting en registratie overeen: in de gebieden waarin een hoog aantal gezinnen met kindermisandeling verwacht wordt, wordt ook een hoog aantal geregistreerd. Opvallend is dat in Bijlmer-Oost, en Gaasperdam/Driemond waar de meeste gezinnen met kindermishandeling worden verwacht nog meer gezinnen zijn geregistreerd. In een gebied als NoordMidden in stadsdeel Zuid wordt minder geregistreerd dan verwacht. Verder valt de grote afwijking in IJburg op, hier worden meer gezinnen gezien dan op grond van tabel 2.2 verwacht zou worden. In de verschillende gebieden in Nieuw-West wordt juist minder geregistreed dan verwacht. Verklaring voor verschillen in verwachte en geobserveerde aantallen Tijdens de expertmeeting werden verschillende verklaringen aangedragen. Als voorbeeld kan de mate waarin problemen gesignaleerd en gemeld worden per stadsdeel verschillen. De indruk bestond dat inwoners in Nieuw-West in het algemeen terughoudender zouden zijn met het melden van signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling terwijl hier bij het jonge gebied IJ-burg vanaf het begin veel aandacht aan is besteed. Tevens bestond de indruk dat het lagere aantal geregistreerde gezinnen in Zuid mogelijk verklaard zou kunnen worden doordat de in het algemeen hoog opgeleide ouder(s)/opvoeder(s) de hulpverlening/politie eerder (terecht of onterecht) de indruk kunnen geven dat hulp niet nodig is of dat buiten de GGD om hulp ingeschakeld is. Afwijkingen in gebieden tussen aantal verwachte en geregistreerde gezinnen biedt hiermee een instrument om de hulpverlening tegen het licht te houden. Figuur 2.3: Verwachte en geobserveerd aantal gezinnen bij Vangnet Jeugd in 27 gebieden (exl Diemen; N=2832) 240
Z.O. Gaasperdam/Driemond
220 200
Z.O. Bijlmer-Oost R² = 0,8541
180
geobserveerd
160
N: Oud-Noord
140
O: IJ-burg NW: Osdorp
120 100
NW: Slotermeer
80 60
NW: Geuzeveld
40
NW: de Aker/Nieuw-Sloten
20
Zuid: Noord Midden
0 0
20
40
60
80
100
120
verwachte waarde
140
160
180
21 200
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 2.4: Relatie geobserveerde aantal gezinnen bij Vangnet Jeugd en het aantal dat op grond van de verdeling weergegeven in tabel 2.2 verwacht zou worden (gegevens zoals weergegeven in figuur 2.3)
C-Centrum-Oost C-Centrum-West N-Oost N-Oud-Noord N-West NW-De Aker/Nieuw-Sloten NW-Geuzenveld NW-Osdorp NW-Slotermeer NW-Slotervaart O-IJburg/Eiland Zeeburg O-Indische Buurt O-Oostelijk Havengebied O-Oud-Oost O-Watergraafsmeer W-Bos en Lommer W-De Baarsjes W-Oud-West W-Westerpark Z-Rivierenbuurt Z-Buitenveldert/Zuidas Z-De Pijp Z-Noord-Midden Z-Noord-West ZO-Bijlmer-Centrum ZO-Bijlmer-Oost ZO-Gaasperdam/Driemond Totaal
Verwacht* 75 62 143 115 146 72 87 161 152 157 77 103 45 120 61 162 121 71 91 59 38 82 41 64 175 175 177 2832
geobserveerd 61 66 162 144 167 51 67 140 111 152 128 103 42 128 50 151 123 63 86 50 27 71 17 70 173 209 220 2832
*: Verwacht aantal bij een totaal van 2.832 gezinnen
22
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
3 Beschrijving bevolkingsonderzoeken
3.1 Gezondheidsmonitoren Amsterdam en Amstelland gemeenten Onderzoeksvragen: 1. Wat is de omvang van huiselijk geweld? 2. Hoe is de geografische spreiding van het huiselijk geweld? 3. Wat zijn risicogroepen voor huiselijk geweld? 6. Wat is de aard van het geweld? In bijlage 2 zijn de vragen opgenomen die gebruikt zijn voor het in kaart brengen van huiselijk geweld voor de Gezondheidsmonitoren Amsterdam en Amstelland. In dit hoofdstuk wordt de gemeente Diemen als een onderdeel van de Amstellandgemeenten beschreven. Conclusie • 6.000 volwassen Amsterdammers en 1.300 volwassenen uit Amstelland geven aan in de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. • 15.000 Amsterdammers en 3.200 inwoners uit Amstelland zijn in de afgelopen vijf jaar slachtoffer geweest van huiselijk geweld. • Geen statistisch verschil tussen Amsterdamse mannen en vrouwen. In Amstelland geven vrouwen vaker dan mannen aan slachtoffer te zijn geweest in de afgelopen vijf jaar. • Inwoners die moeite hebben met rondkomen en éénoudergezinnen zijn risicogroepen. • Veel psychisch en emotioneel geweld; (ex)partner het vaakst aangegeven als dader. Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de bevolking (in Amsterdam en Amstelland) worden inwoners van 19 jaar en ouder gevraagd naar hun leefgewoonten en gezondheidsproblemen. Deze gezondheidsgegevens worden eens in de vier jaar op gelijke wijze verzameld en geanalyseerd. In de gezondheidsmonitor wordt nagevraagd of iemand slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, wanneer dit geweld heeft plaatsgevonden, welke vorm van geweld dit betrof en wie de dader was. Om de resultaten representatief te maken voor de inwoners uit Amsterdam en de Amstellandgemeenten worden de resultaten gewogen naar bevolkingsopbouw. Voor Amsterdam geldt dat de resultaten zijn gewogen naar geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, inkomen, herkomst en stadsdeel. Voor de Amstellandgemeenten zijn de resultaten gewogen naar leeftijd en geslacht. Voor Amsterdam komen de gegevens uit de gezondheidsmonitor 2012. Voor de Amstelland gemeenten komen de gegevens uit de gezondheidsmonitor 2010. In de tabellen worden de (gecorrigeerde) gewogen aantallen gepresenteerd. Slachtofferschap van huiselijk geweld in Amsterdam en in Amstelland Recentelijk huiselijk geweld (afgelopen jaar) wordt door 1,0% van de volwassen inwoners uit Amsterdam en Amstelland aangegeven. Dit komt neer op circa 6.000 inwoners uit Amsterdam en 1.300 uit de Amstellandgemeenten. Van de volwassen Amsterdammers geeft 2.5% aan in de afgelopen vijf jaar slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Dit komt neer op circa 15.000 Amsterdammers. In de Amstellandgemeenten geldt dat in 2010 2,4% van de volwassenen heeft aangegeven slachtoffer te zijn van huiselijk geweld in de afgelopen vijf jaar. Het gaat om bijna 3.200 inwoners.
23
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Huiselijk geweld naar geslacht en leeftijd Opvallend is dat er in Amsterdam geen sprake is van een (statistisch significant) verschil tussen mannen en vrouwen, terwijl in Amstelland bijna vier keer zoveel vrouwen (4%) aangeven in de afgelopen vijf jaar slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld als mannen (1%). Amsterdammers in de leeftijd tussen 19 t/m 34 en 45 t/m 54 jaar geven vaker aan slachtoffer te zijn van huiselijk geweld ten opzichte van andere leeftijdsgroepen. Volwassenen in Amstelland in de leeftijd 35 t/m 44 zijn het vaakst slachtoffer van huiselijk geweld. Onder 65-plusser wordt slachtofferschap van huiselijk geweld het minst aangegeven. Tabel 3.1: Zelf gerapporteerde huiselijk geweld naar leeftijd en geslacht Slachtoffer huiselijk geweld in de afgelopen vijf jaar Amsterdam Amstelland1 % Aantallen % Totaal 2,5 15000 2,4 Geslacht * Man 2,1 6100 1,0 Vrouw 2,9 9100 3,6 Leeftijd * * 19-34 3,4 7100 2,4 35-44 2,5 3100 4,5 45-54 3,3 3600 2,9 55-64 1,2 900 1,8 65+ 0,6 500 0,4
Aantallen 3200 600 2600 700 1100 800 400 100
Aantallen zijn afgerond op honderdtallen. *= p<0.05 1 inclusief Diemen
Eénoudergezinnen en Amsterdammers die moeite hebben met rondkomen zijn risicogroepen Slachtofferschap in de afgelopen vijf jaar wordt het vaakst gerapporteerd onder Amsterdammers die een midden opleidingsniveau (HAVO, VWO of het MBO) hebben afgerond (4%). In Amstelland is er geen (statistisch significant) verschil in opleidingsniveau te zien. Een belangrijke stressfactor zoals ‘moeite hebben met rondkomen’ speelt een rol. In zowel Amsterdam (4%) als in de Amstellandgemeenten (7%) geven inwoners die moeite hebben met rondkomen vaker dan inwoners die geen moeite hebben met rondkomen aan slachtoffer geweest te zijn van huiselijk geweld in de afgelopen vijf jaar. Uit tabel 3.2 blijkt verder dat Amsterdammers binnen een éénoudergezin meer huiselijk geweld aangeven (5%) dan andere huishoudsamenstellingen. In Amstelland geven zelfs meer dan 1 op de 10 volwassenen uit éénoudergezinnen aan in de afgelopen vijf jaar slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld.
24
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 3.2: Zelf gerapporteerd huiselijk geweld naar opleiding, inkomen en type huishoudens Slachtoffer huiselijk geweld in de afgelopen vijf jaar Amsterdam Amstelland1 % Aantallen % Aantallen Opleiding * Laag (LO, Mavo, LBO) 2,3 3600 1,8 800 Midden (HAVO, VWO, MBO) 4,3 6300 2,5 1000 Hoog (HBO, WO) 1,9 5300 2,5 1300 Moeite met rondkomen * * Nee, geen moeite2 1,7 6700 1,2 1300 Ja, moeite met rondkomen3 4,4 8400 7,1 1800 Huishouden * 2-oudergezin kinderen 2,9 1000 <18 3,1 3400 1-oudergezin kinderen 12,0 700 <18 5,1 1500 Alleenwonend 2,3 3500 1,7 400 Overige samenstellingen 2,2 6500 2,0 1000 Gewogen aantallen zijn afgerond op honderdtallen.
*= p<0.05,dwz statistisch significant verschillend
1 Inclusief Diemen
- te kleine aantallen
2 oorspronkelijke categorieën: Nee, geen moeite; Nee, maar moet wel een beetje opletten 3 oorspronkelijke categorieën: Ja, enige moeite; Ja, grote moeite
Vaker psychisch of emotioneel geweld in Amsterdam en Amstelland Uit beide gezondheidsonderzoeken (figuur 3.1) blijkt dat inwoners die aangeven in de afgelopen vijf jaar slachtoffer te zijn geweest, dat het geweld voornamelijk gaat om psychisch of emotioneel geweld (81% in Amsterdam; 78% in Amstelland) en lichamelijk geweld (resp. 43% en 58%). Seksueel misbruik (resp. 7% en 8%) en ongewenste seksuele toenadering (resp. 7% en 11%) komen minder vaak voor. Als het gaat om psychisch of emotioneel geweld en lichamelijk geweld zien we geen verschil in cijfers tussen mannen en vrouwen. Vrouwen geven wel vaker ongewenste seksuele toenaderingen en misbruik aan. Ook in het aangeven wie de dader is komt het beeld tussen Amsterdam en Amstelland nagenoeg overeen. In Amsterdam geeft een derde van de slachtoffers aan dat de partner (32%) of ex-partner (34%) de pleger was van het geweld. Bij een vijfde was de pleger een (stief) ouder. Van de slachtoffers uit de Amstelland gemeenten geeft 49% aan de partner de pleger van het geweld was. Door ruim vier op tien slachtoffers wordt de ex-partner als dader aangewezen Melding bij de politie Van de Amsterdammers die in het afgelopen jaar slachtoffer waren, heeft een minderheid van 20% dit gemeld bij de politie.
25
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
%
Figuur 3.1: Percentage slachtofferschap van huiselijk geweld in de afgelopen vijf jaar naar aard van het geweld (meerdere antwoorden mogelijk)
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Amstelland Amsterdam
Psychische of Lichamelijk Ongewenste emotioneel geweld seksuele toenadering
Seksueel misbruik
Figuur 3.2: Percentage slachtoffers huiselijk geweld naar in de afgelopen vijf jaar naar aangegeven pleger van het geweld
Anders Huisvriend Ander familielid (Stief) broers/zussen (Stief) ouders
Amsterdam
(Stief) kind
Amstelland
Expartner Partner 0
10
20
30 %
40
50
60
Spreiding huiselijk geweld in Amsterdam en Amstellandgemeenten Tussen de Amsterdamse stadsdelen en Amstelland gemeenten lijkt er verschil in spreiding te bestaan, waarin inwoners hebben aangegeven slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. In figuur 3.3 is te zien dat in stadsdeel Zuidoost 5% van de inwoners in de afgelopen vijf jaar slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. In stadsdeel Zuid (1%) geven Amsterdammers het minst vaak aan slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. In de Amstelland gemeenten wordt huiselijk geweld in de afgelopen vijf jaar vaker aangegeven in Diemen (3%) en Amstelveen (3%). In Aalsmeer (1%) en Ouder-Amstel (1%) wordt huiselijk geweld minder vaak aangegeven. Deze verschillen zijn echter niet significant.
26
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Figuur 3.3: Percentage huiselijk geweld in de afgelopen vijf jaar zoals gerapporteerd in de gezondheidsmonitor Amsterdam-Amstelland
27
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
3.2 E-MOVO Amsterdam en Amstelland Onderzoeksvragen: 1. Wat is de omvang van kindermishandeling? 2. Hoe is de geografische spreiding van kindermishandeling? 3. Wat zijn risicogroepen voor kindermishandeling? 6. Wat is de aard van het geweld? Afwijkend met de gebiedsindeling beschreven in de inleiding zijn de leerlingen uit Diemen een onderdeel van de onderzoeksgroep Amsterdam. De Amstelland gemeenten bestaan hier uit: Aalsmeer, Amstelveen, Ouder-Amstel en Uithoorn. Conclusie - 2,6% van de leerlingen van klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs in Amsterdam geeft aan mishandeld te zijn door een volwassene; 3,9% in Amstelland. - Alleen in Amsterdam (inclusief Diemen) geven meer meisjes aan slachtoffer te zijn van mishandeling dan jongens. - Jongeren die niet bij de beide ouders wonen geven vaker aan ooit mishandeld te zijn. - VMBO’ers uit Amstelland geven vaker aan ooit mishandeld te zijn dan HAVO/VWO-ers. - In het stadsdeel Zuidoost geven jongeren het vaakst aan ooit mishandeld te zijn. De GGD brengt de gezondheid van de jeugd in kaart met behulp van E-MOVO. E-MOVO staat voor Elektronische Monitor en Voorlichting en is een gezondheidsmonitor voor de jeugd die landelijk wordt toegepast. Met E-MOVO worden via een vragenlijst op internet gegevens verzameld over gezondheid, welzijn en de leefstijl van jongeren in klas 2 en klas 4 van het voortgezet onderwijs. De leerlingen beantwoorden op school vragen over hun gezondheid, leefstijl en welzijn. Eén van de gestelde vragen gaat over mishandeling. Het gaat om zelf gerapporteerde mishandeling. Er kan aangegeven worden of een leerling lichamelijk of geestelijk mishandeld wordt. Ook wordt gevraagd of een leerling een ongewenste seksuele ervaring heeft gehad. Verder kan aangegeven worden waar de mishandeling of seksuele ervaring heeft plaatsgevonden; thuis, in de buurt waar de jongere woont of op school. In het kader van dit onderzoek is ervoor gekozen, dat wanneer de mishandeling (geestelijk, lichamelijk) of ongewenste seksuele ervaring door een volwassene is gepleegd, dit te benoemen als kindermishandeling. In het schooljaar 2012 - 2013 hebben 10.034 leerlingen in Amsterdam (dit is inclusief 361 leerlingen uit Diemen) de E-MOVO vragenlijst ingevuld. Voor de Amstelland gemeenten wordt gebruik gemaakt van de E-MOVO resultaten uit het schooljaar 2009-2010. In dit jaar hebben 2.244 leerlingen de vragenlijst ingevuld. NB: Voorzichtigheid is geboden bij het vergelijken van de percentages tussen Amsterdam (incl. Diemen) en de Amstelland-gemeenten. Belangrijk is het verschil in onderzoeksmethode. In Amstelland is de vragenlijst anoniem afgenomen en zijn de gegevens alleen voor monitordoeleinden gebruikt. In Amsterdam is de vragenlijst niet anoniem afgenomen en kunnen gegevens aanleiding zijn voor een gesprek met Jeugdgezondheidszorg. Daardoor kunnen jongeren in Amsterdam terughoudender zijn in het beantwoorden van de vragen. Kindermishandeling in Amsterdam en Amstelland In Amsterdam (incl. Diemen) geeft bijna 3% van de jongeren aan dat zij ooit (nu of vroeger) slachtoffer zijn geweest van kindermishandeling (tabel 3.3). Van de drie mishandelingsvormen wordt geestelijke mishandeling, bij 2% van de jongeren, het meest gerapporteerd. In tabel 3.4.1 is te zien dat voor zowel geestelijke als lichamelijke mishandeling een volwassene thuis het vaakst wordt aangewezen als dader. 28
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Voor ongewenste seksuele ervaringen valt op dat bijna de helft van de jongeren aangeeft dat een volwassene ergens anders (dus buiten de eigen thuissituatie, in de buurt of op school) de dader hiervan is. In Amstelland geeft bijna 4% van de jongeren aan dat zij ooit slachtoffer zijn geweest van kindermishandeling (tabel 3.3). Van de drie mishandelingsvormen komt ook in Amstelland geestelijke mishandeling - bij 3% van de jongeren - het meest voor. In tabel 3.4.2 is te zien dat voor zowel geestelijke als lichamelijke mishandeling een volwassene thuis het vaakst wordt aangewezen als dader (resp. 63% en 83%). Opmerkelijk is dat ook in Amstelland voor ongewenste seksuele ervaringen ruim de helft van de leerlingen aangeeft dat een volwassene ergens anders de dader hiervan is. Tabel 3.3: Mishandelingsvormen onder tweede- en vierdeklassers uit Amsterdam (incl Diemen) en Amstelland gemeenten Amsterdam (incl. Diemen) Amstelland Mishandelingsvorm* Aantallen % Aantallen % Geestelijke mishandeling14 163 1,6 57 2,5 Lichamelijke mishandeling15 126 1,3 41 1,8 Ongewenste seksuele ervaring16 42 0,4 18 0,8 * Totaal 264 2,6 88 3,9 *Per jongere kunnen meerdere vormen van mishandeling plaatsvinden
Tabel 3.4: Mishandelingsvorm en dader per plaats; Amsterdam en Amstelland 3.4.1: Amsterdam (incl. Diemen) Mishandelingsvorm Dader
Geestelijke
Lichamelijke
Ongewenste seksuele
mishandeling
mishandeling
ervaring
Aantallen
%
Aantallen
%
Aantallen
%
Volwassene thuis
121
74,2
111
88,1
16
38,1
Volwassene op school
29
17,8
7
5,6
2
1,8
Volwassene in de buurt
12
7,4
7
5,6
14
33,3
Volwassene ergens anders
10
6,1
9
7,1
20
47,6
Totaal*
163
126
42
*
Per jongere kunnen meerdere daders aangegeven worden, hierdoor tellen de percentages niet op tot 100%
3.4.2: Amstelland gemeenten Mishandelingsvorm Dader
Geestelijke
Lichamelijke
Ongewenste seksuele
mishandeling
mishandeling
ervaring
aantallen
aantallen
aantallen
%
%
%
Volwassene thuis
36
63,2
34
82,9
4
22,2
Volwassene op school
16
28,1
3
7,3
2
11,1
Volwassene in de buurt
7
12,3
1
2,4
3
16,7
Volwassene ergens anders
8
14,0
5
12,2
11
61,1
Totaal*
57
41
100
18
*Per jongere kunnen meerdere daders aangegeven worden, hierdoor tellen de percentages niet op tot 100%
14
Word je nu of werd je vroeger wel eens geestelijk mishandeld? (vaak getreiterd, gekleineerd of uitgescholden)? Word je nu of werd je vroeger wel eens lichamelijk mishandeld? (bijvoorbeeld geschopt, geslagen, vastgebonden)? 16 Heb je nu of had je vroeger wel eens zonder dat je dat wilde seksuele ervaring met iemand gehad? (bijvoorbeeld zoenen, intiem betasten tot naar bed gaan toe)? 15
29
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Meer meisjes geven aan ooit mishandeld te zijn geweest In Amsterdam geven meisjes twee keer zo vaak aan ooit mishandeld te zijn dan jongens (4% vs. 2%). Naarmate de leeftijd stijgt, neemt het aandeel slachtofferschap van kindermishandeling toe. In Amstelland geven meisjes en jongens even vaak aan ooit slachtoffer zijn geweest van kindermishandeling (4%). Tabel 3.5: Slachtofferschap van kindermishandeling naar demografische achtergrondkenmerken (%) Slachtofferschap kindermishandeling Amsterdam (incl. Diemen) Amstelland Aantallen % Aantallen % E-MOVO totaal 264 2,6 88 3,9 Geslacht * jongen 80 1,7 40 3,6 meisje 184 3,6 48 4,2 Leeftijd * <13 jaar 44 2,1 18 2,8 14 jaar 59 2,3 17 5,2 15 jaar 64 2,5 29 3,8 16 jaar 69 3,2 18 4,3 17> jaar 28 4,8 6 7,3 *= p<0.05
Herkomst In Amsterdam zijn er verschillen te zien tussen verscheidende herkomstgroepen (tabel 3.6). Jongeren van Surinaamse (5%), Antilliaanse, Arubaanse (5%) en overige westerse herkomstgroepen (4%) geven het vaakst aan ooit mishandeld te zijn. Van de Marokkaanse jongeren geeft 1% aan ooit geconfronteerd te zijn geweest met kindermishandeling. Voor de Amstelland gemeenten zijn de aantallen te klein verschillen tussen herkomstgroepen te beschrijven. Tabel 3.6: Slachtofferschap kindermishandeling naar herkomst Slachtofferschap kindermishandeling Amsterdam Aantallen % Herkomst * Nederlands 80 2,3 Surinaams 63 4,8 Antilliaans/Arubaans 9 4,5 Turks 20 2,1 Marokkaans 19 1,0 Overig, westers 30 3,9 Overig, niet-westers 43 2,9 *= p<0.05
30
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Samenstelling huishouden De gezinssituatie speelt een duidelijke rol in het vóórkomen van kindermishandeling, blijkt uit tabel 3.7. Jongeren die niet bij beide ouders wonen, vormen een risicogroep. Hiervan geeft 5% aan ooit mishandeld te zijn, terwijl dit voor 2% van de jongeren geldt die bij beide ouders wonen. Binnen de groep die niet bij beide ouders woont variëren de percentages van 9% bij leerlingen uit gezinnen waarbij de vader/moeder met een andere partner samenwoont, 4% bij leerlingen uit éénoudergezinnen tot 12% bij leerlingen die een andere gezinssamenstelling hebben of zelfstandig wonen. Ook in Amstelland speelt de gezinssituatie een duidelijke rol bij mishandeling. De leerlingen uit Amstelland die niet bij beide ouders wonen geven vaker aan mishandeld te zijn door een volwassene (8%). Binnen de groep die niet bij beide ouders woont variëren de percentages van 11% bij gezinnen waarbij de vader/moeder met een andere partner samenwoont en 7% bij éénoudergezinnen. Tabel 3.7: Slachtofferschap van kindermishandeling naar gezinssamenstellingen (%) Slachtofferschap kindermishandeling Amsterdam Aantal % Gezinssamenstelling * Vader en moeder 96 1,5 Vader/moeder en partner 31 8,6 Co-ouders 20 2,7 Eénoudergezin 98 4,4 ¥ Anders 19 11,8 Wel/niet bij beide ouders wonen * Woont bij beide ouders** 116 1,6 Woont niet bij beide ouders 148 5,4
Amstelland Aantal % * 48 2,9 15 11,2 <5 20 6,8 <5 * 50 2,8 37 8,1
*= p<0.05 ¥ Pleegouder; internaat; zelfstandig of anders. **Beide ouders zijn: het wonen bij vader en moeder of co-ouderschap
- te kleine aantallen
Kindermishandeling en onderwijstype In Amsterdam (incl. Diemen) is mishandeling niet gerelateerd aan het onderwijstype dat de jongeren volgen (tabel 3.8). In Amstelland hangt het type onderwijs wel meer samen met zelf gerapporteerde kindermishandeling. Leerlingen die het VMBO volgen geven vaker aan mishandeld te zijn dan HAVO/VWO leerlingen. De percentages variëren van 4% voor VMBO theoretische leergang tot 6% voor leerlingen die VMBO basis, kader, gemengd volgen. Tabel 3.8: Slachtofferschap van kindermishandeling naar onderwijstype en klas (%) Slachtofferschap kindermishandeling Amsterdam Amstelland Onderwijstype Aantal % Aantal VMBO basis, kader, gemengd VMBO tl HAVO/VWO
67 59 138
2.7 3.0 2.5
23 23 42
% * 6.4 4.2 3.2
*= p<0.05 VMBO tl = theoretische leergang, kan vergeleken worden met de oude MAVO
31
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Geografische verdeling zelf gerapporteerde kindermishandeling In Figuur 3.4 is te zien dat leerlingen uit alle 27 gebieden van Amsterdam aangeven kindermishandeling meegemaakt te hebben, maar er zijn wel verschillen te zien tussen de gebieden. In stadsdeel Zuidoost en met name in Bijlmer-Oost (5%) en Gaasperdam/Driemond (5%) geven leerlingen het vaakst aan ooit te maken te hebben gehad met kindermishandeling. Ook in Zuid-de Pijp (4%) geven de jongeren aan meer dan gemiddeld in Amsterdam mishandeld te zijn. Leerlingen uit West-Bos en Lommer (1%) en Zuid-Buitenveldert/Zuidas (0,7%) geven het minst aan ooit mishandeld te zijn. Worden de stadsdelen als geheel vergeleken, dan valt op dat de leerlingen in Zuidoost het meest (4%) en leerlingen uit NieuwWest het minst aangeven ooit mishandeld te zijn. In tabel 3.10 is te zien dat in Amstelland geen duidelijke verschillen zijn tussen de gemeenten. Al lijkt kindermishandeling door de leerlingen meer in Aalsmeer en minder in Ouder-Amstel gerapporteerd te worden. Figuur 3.4: Percentage slachtofferschap kindermishandeling zoals gerapporteerd in E-MOVO in Amsterdam (incl. Diemen)
32
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Vergelijking E-MOVO Amsterdam en verwachte waarde kindermishandeling In figuur 3.5 is schematisch weergegeven in welke gebieden meer of minder kindermishandeling wordt gerapporteerd ten opzichte van het Amsterdamse gemiddelde (Amsterdamse gemiddelde=1). In het figuur worden de resultaten vergeleken met de verwachte spreiding van kindermishandeling. Als voorbeeld wordt in Centrum-West en Zuid-de Pijp (zie blauwe vlak) meer dan gemiddeld kindermishandeling gerapporteerd dan we op basis van het aantal gezinnen met risicokenmerken (zie hoofdstuk 2) mogen verwachten. In het gele vlak staan het aantal gebieden weergegeven waar minder kindermishandeling gerapporteerd wordt ten opzichte van het Amsterdamse gemiddelde maar meer wordt verwacht. Met name in stadsdeel West en Nieuw-West wordt er minder gerapporteerd dan verwacht. Het rode vlak geeft het aantal gebieden weer waar én meer dan gemiddeld wordt gerapporteerd én meer dan gemiddeld wordt verwacht. Daartegenover geeft het groene vlak het aantal gebieden weer waar minder wordt gerapporteerd en minder verwacht dan gemiddeld. De correlatie tussen de verwachte spreiding en de geobserveerde waarde in EMOVO is laag (R2= 0,04). In tabel 3.9 is de verdeling tussen de verwachte verdeling en wat gerapporteerd is in EMOVO per gebied weergegeven. In tabel 3.10 zijn de E-MOVO resultaten vergeleken met de verwachte spreiding van kindermishandeling ten opzichte van het gemiddelde in Amstelland. De E-MOVO resultaten uit Amstelland is matig gecorreleerd (R2=0,41) met de verwachte spreiding. In Uithoorn wordt er minder kindermishandeling aangegeven dan verwacht mag worden. Figuur 3.5: Vergelijking E-MOVO met verwachte spreiding kindermishandeling. *
*Niet alle gebieden zijn aangegeven, voor een volledig overzicht zie tabel 3.9.
33
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 3.9: Vergelijking E-MOVO met verwachte spreiding kindermishandeling
C-Centrum-Oost C-Centrum-West N-Oost N-Oud-Noord N-West NW-De Aker/Nieuw-Sloten NW-Geuzenveld NW-Osdorp NW-Slotermeer NW-Slotervaart O-IJburg/Eiland Zeeburg O-Indische Buurt O-Oostelijk Havengebied O-Oud-Oost O-Watergraafsmeer W-Bos en Lommer W-De Baarsjes W-Oud-West W-Westerpark Z-Rivierenbuurt Z-Buitenveldert/Zuidas Z-De Pijp Z-Noord-Midden Z-Noord-West ZO-Bijlmer-Centrum ZO-Bijlmer-Oost ZO-Gaasperdam/Driemond Diemen
Relatief E-MOVO (Gemiddelde Amsterdam =1,0) 0,72 1,46 1,42 0,80 1,18 0,60 1,04 0,57 0,61 0,87 1,44 0,52 0,70 1,16 0,58 0,40 0,79 0,96 0,99 1,36 0,26 1,54 0,62 0,72 1,19 1,85 1,79 0,95
Verwachting kindermishandeling relatief (gemiddelde Amsterdam =1) 0,71 0,64 1,27 1,13 0,94 0,53 1,19 1,16 1,44 1,22 0,74 1,30 0,59 1,14 0,62 1,40 1,10 0,77 0,84 0,67 0,63 0,91 0,44 0,77 1,80 1,50 1,12 0,53
>1 meer dan Amsterdamse gemiddelde; <1 minder dan het Amsterdamse gemiddelde Groen: Observatie en verwachting lager dan gemiddeld Blauw: Observatie hoger, verwachting lager dan gemiddeld Rood: Observatie en verwachting hoger dan gemiddeld Geel: Observatie lager, verwachting hoger dan gemiddeld
34
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 3.10: Vergelijking E-MOVO Amstelland met verwachte spreiding kindermishandeling Kindermishandeling
Aalsmeer Amstelveen Ouder-Amstel Uithoorn
Aantallen 25 41 <5 19
% 4.5% 4.0% < 3% 3.4%
Relatief E-MOVO
Relatief verwachte spreiding kindermishandeling
1,15 1,03 0,67 0,87
1,0 1,0 0,88 1,1
>1 meer dan gemiddelde in Amstelland; <1 minder dan het gemiddelde in Amstelland Groen: Observatie en verwachting lager dan gemiddeld Blauw: Observatie hoger, verwachting lager dan gemiddeld Rood: Observatie en verwachting hoger dan gemiddeld Geel: Observatie lager, verwachting hoger dan gemiddeld
35
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
3.3 Veiligheidsmonitor Onderzoeksvragen: 1. Wat is de omvang van huiselijk geweld? 2. Hoe is de geografische spreiding van het huiselijk geweld? 4. Hoe vaak en waar wordt huiselijk geweld gemeld? Gebruikte data: Gegevens uit de Veiligheidsmonitor 2008-2013 met betrekking tot algemeen slachtofferschap van seksuele intimidatie17, geweldsbedreiging18 of mishandeling19. Voor de geografische spreiding zijn de gegevens over 2011-2013 gebruikt. Bron: Bureau Onderzoek en Statistiek Amsterdam Conclusie - Er is een dalende trend te zien in zelf gerapporteerd slachtofferschap van mishandeling, bedreiging of seksuele intimidatie in de laatste 12 maanden tussen 2008 en 2013, met name in Amsterdam (van 14% tot 8%). Ook Amstelland/Diemen kent een dalende trend maar hier is het percentage slachtoffers lager (7% in 2008 tot 5% in 2013). - 2,4% van de slachtoffers uit Amsterdam geeft aan dat de dader van het geweld een (ex)partner of een familielid is. - Melding van het (laatste) incident bij de politie vindt vaker plaats bij bedreiging (54%) en mishandeling (27%) dan bij seksuele intimidatie (7%). - Indien het voorval niet bij de politie gemeld wordt is dat vooral omdat de slachtoffers het voorval niet belangrijk genoeg vinden, dat ze denken dat de politie niet kan helpen en dat het voorval geen zaak is voor de politie. - Slachtofferschap van mishandeling, bedreiging of seksuele intimidatie (in het algemeen) wordt vaker gerapporteerd door inwoners van Amsterdam dan van de Amstelland gemeenten. Binnen Amsterdam vaker in de Pijp, de Baarsjes en stadsdeel Centrum. De Veiligheidsmonitor (VM) is een jaarlijks terugkerend bevolkingsonderzoek onder inwoners uit Amsterdam en Amstelland naar veiligheid, leefbaarheid en slachtofferschap. De Veiligheidsmonitor geeft slachtofferschap van seksuele intimidatie, bedreiging of mishandeling weer. Er wordt verwacht dat in gebieden die zich kenmerken met meer criminaliteit ook meer gevallen van huiselijk geweld plaatsvinden. Algemeen slachtofferschap zou een indicator kunnen zijn voor huiselijk geweld. In de veiligheidsmonitor worden vragen gesteld of de dader bekend is en naar de relatie met deze dader. De gegevens zijn gebruikt uit de veiligheidsmonitor 2008 t/m 2013. De gegevens zijn gewogen naar leeftijd, geslacht en gebied, zodat de resultaten representatief zijn voor de bevolking uit Amsterdam en Amstelland.
17 Mensen raken soms iemand aan of pakken iemand vast met seksuele bedoelingen op een kwetsende manier? Dat kan overal plaatsvinden: bij iemand thuis, op het werk, op straat etc. 18 Heeft iemand u wel eens bedreigd met slaan, schoppen, een pistool, een mes of iets dergelijks, zonder dat u werd aangevallen of mishandeld? 19 Heeft iemand u wel eens aangevallen of mishandeld door u te slaan of te schoppen, of door een pistool, een mes, een stuk hout, een schaar of iets anders tegen u te gebruiken?
36
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Trend slachtofferschap seksuele intimidatie, bedreiging of mishandeling (2008 -2013) In figuur 3.6 is te zien dat zowel in Amsterdam als in Amstelland/Diemen een dalende trend waarneembaar is, waarin inwoners aangeven slachtoffer te zijn geweest van seksuele intimidatie, geweldsbedreigingen of mishandeling. Slachtofferschap wordt vaker aangegeven in Amsterdam (8% in 2013). Voor de overige gemeenten variëren de percentages in 2013 van 3% in Uithoorn tot 4% in Amstelveen, 5% in Aalsmeer en Ouder-Amstel en 6% in Diemen.
Figuur 3.6: Trend slachtofferschap van seksuele intimidatie, bedreiging of mishandeling in de afgelopen 12 maanden in Amsterdam-Amstelland/Diemen (2008 – 2013) 16 14 12 10 Amsterdam
8
Amstelland
6 4 2 0 2008
2009
2010
2011
2012
2013
Leeftijd en geslacht Tussen Amsterdam en Amstelland zijn er verschillen waarin mannen en vrouwen aangeven slachtoffer te zijn geweest van seksuele intimidatie, bedreiging of mishandeling (tabel 3.11). Van de mannen en vrouwen in Amsterdam geeft 8% aan slachtoffer te zijn geweest in de afgelopen 12 maanden. In Amstelland geven vrouwen (5%) vaker aan slachtoffer te zijn dan mannen (4%). Kijkend naar de leeftijd neemt het percentage van de inwoners uit Amsterdam en Amstelland dat aangeeft slachtoffer te zijn af met de leeftijd. Ruim 1 op de 10 van de 15 t/m 24 jarigen uit zowel Amsterdam als Amstelland geeft aan slachtoffer te zijn geweest tot 3% van de 65-plussers uit Amsterdam en 1% uit Amstelland. Tabel 3.11: Slachtofferschap van seksuele intimidatie, bedreiging of mishandeling in de afgelopen 12 maanden naar geslacht. Man (%) Vrouw (%) 15-24 jaar 25-64 jaar 65+ Amsterdam 8,2 8,3 13,5 8,7 2,7 Amstelland 5,0 3,8 12,4 4,2 1,4
37
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Wie is de pleger? Tussen 2008 – 2013 geeft 24% van de slachtoffers uit Amsterdam aan dat zij de pleger (van het laatste geweldsincident) kennen. Hiervan geeft weer 10% aan dat de dader een (ex-)partner of familielid is. Met andere woorden geeft 2,4% van de slachtoffers uit Amsterdam aan dat de dader een (ex-)partner of familielid is. Hierbij komt het percentage geweld door iemand uit de huiselijke kring op 0,2%. Dit percentage is laag in vergelijking met eerdere resultaten uit de Amsterdamse gezondheidsmonitor. Melding bij de politie Ook is nagevraagd in hoeverre inwoners die recentelijk slachtoffer zijn geweest, het voorval hebben gemeld bij de politie. Van de inwoners die slachtoffer zijn geweest van seksuele intimidatie en deze vraag hebben beantwoord geeft 7% aan het voorval gemeld te hebben bij de politie. Bedreiging en mishandeling worden vaker gemeld bij de politie (resp. 54% en 27%). Redenen om wel te melden zijn dat het voorval moet ophouden (seksuele intimidatie 64%; bedreiging 28%; mishandeling 52%), of dat de dader gepakt moest worden (bedreiging 59%; mishandeling 25%). Van de inwoners die niet melden wordt aangegeven dat het voorval niet belangrijk genoeg is om te melden (seksuele intimidatie 40%; mishandeling 32%), dat het niet helpt om te melden (seksuele intimidatie 19%; bedreiging 38%; mishandeling 28%) en dat het voorval geen zaak is voor de politie (seksuele intimidatie 21%; bedreiging 15%; mishandeling 10%). Spreiding slachtofferschap van seksuele intimidatie, bedreiging of mishandeling in de afgelopen 12 maanden In figuur 3.7 is te zien dat tussen 2011 en 2013 slachtofferschap vaker wordt gerapporteerd in de Pijp, en de Rivierenbuurt in stadsdeel Zuid. Ook in de Baarsjes en Oud-West (stadsdeel West) en stadsdeel Centrum wordt vaker slachtofferschap aangegeven. Slachtofferschap wordt minder vaak gerapporteerd in Buitenveldert/Zuidas (stadsdeel zuid), Gaasperdam/Driemond (stadsdeel zuidoost) en de Amstelland gemeenten.
38
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Figuur 3.7: Percentage slachtofferschap van seksuele intimidatie, bedreiging of mishandeling in de afgelopen 12 maanden (gemiddeld over 2011-‘12-’13)
39
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
4 Beschrijving registraties huiselijk geweld
4.1 Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam Onderzoeksvraag: 2. Hoe is de geografische spreiding van huiselijk geweld? 5. Wat zijn de kenmerken van slachtoffers en daders, met betrekking tot leeftijd, geslacht, herkomst en samenstelling huishouden? 6. Wat is de aard en ernst van het (gemelde) geweld? 7. In hoeverre is er sprake van recidivering? Registratiegegevens: Hulpverleningstrajecten Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam 2013. Cijfers zijn exclusief politiecijfers. De cijfers geven een beschrijving van het aantal hulpverleningstrajecten die via de frontoffice aangemeld zijn. Conclusie • Van de cliënten aangemeld bij het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam is 91% vrouw • Zes op de tien cliënten is tussen 21 en 40 jaar oud (60%) • Meerderheid van de meldingen wordt door het slachtoffer zelf gedaan • 15% van de cliënten is al eerder aangemeld bij het Steunpunt Huiselijk Geweld • Van alle cliënten in 2013 heeft bijna 7 op de 10 te maken gehad met partnermishandeling (70%) • Uit de gebieden Bijlmer-Oost, Noord-Oost, en Geuzenveld komen de meeste aanmeldingen Bij het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam (SHGA) komen vragen en meldingen over huiselijk geweld binnen. Het SHGA krijgt de meldingen binnen via de politie en de ‘frontoffice’. Via de frontoffice kan een ieder, die een vermoeden heeft van of een melding wil doen over een vorm van huiselijk geweld, contact opnemen met het SHGA. Na melding bij het steunpunt huiselijk geweld kan besloten worden om hulpverlening te bieden zodat het geweld kan stoppen. Tijdens dit traject wordt bepaald welke professionele hulp nodig is. Vooraf het onderzoek is gekozen de gegevens van de politie als aparte bron te beschrijven (zie hoofdstuk 4.4) Daarom wordt in dit hoofdstuk een overzicht gegeven van het aantal hulpverleningstrajecten naar aanleiding van meldingen via de frontoffice (dus exclusief politiemeldingen). Achtergrondgegevens cliënten Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam In 2013 zijn bij het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam (SHGA) 897 cliënten aangemeld (exclusief politiemeldingen) voor hulpverlening. Een grote meerderheid van de cliënten is vrouw (91%). Uit tabel 4.1 blijkt dat bijna 50% van het aantal hulpverleningstrajecten cliënten betreft in de leeftijdscategorie 26 t/m 40 jaar.
40
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 4.1: Aantal aanmeldingen steunpunt huiselijk geweld naar geslacht en leeftijd Aantal % Geslacht Man 79 8.8 Vrouw 818 91,2 Leeftijd T/m 16 jaar 17 t/m 20 jaar 21 t/m 25 jaar 26 t/m 30 jaar 31 t/m 35 jaar 36 t/m 40 jaar 41 t/m 45 jaar 46 t/m 50 jaar 51 t/m 60 jaar 61 jaar en ouder Onbekend
2 39 110 141 152 135 105 79 84 41 9 897
0,2 4,4 12,3 15,7 17,0 15,1 11,7 8,8 9,4 4,6 1,0 100
Wie melden bij het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam via de frontoffice? Verreweg de meeste aanmeldingen voor hulp via de frontoffice worden door het slachtoffer zelf gedaan (68%) of door een professional/ organisatie (24%). Opvallend is dat maar 4% van de aanmeldingen voor hulp wordt gedaan door familie/vrienden of buren. Twee procent van het totaal aantal aanmeldingen wordt gedaan door de pleger van het geweld. Recidive In 85% van de aanmeldingen in 2013 betreft het een nieuwe cliënt die niet eerder in 2012 bij het steunpunt bekend was. In 9% van de aanmeldingen is de cliënt één maal eerder in 2012 aangemeld. Zes procent van de cliënten zijn 2 tot 7 keer eerder in 2012 aangemeld. Aard van het geweld In 2013 is 1.003 keer een vorm van geweld geregistreerd. Het kan dus voorkomen dat meerdere geweldsvormen per cliënt plaatsvinden. Van alle cliënten die het SHGA aanmeldt heeft bijna 7 op de 10 te maken gehad met (ex-)partnergeweld. Dit geweld omvat fysieke, psychische of seksuele agressie of bedreigingen. Huiselijk geweld is niet alleen gericht op een partner maar kan zich ook richten op bijvoorbeeld andere familieleden. Bij het SHGA komt in 7% van de gevallen kindermishandeling of geweld tussen overige gezinsleden voor. In 4% van de aanmeldingen heeft het geweld te maken met kind-oudermishandeling. Kind-oudermishandeling moet niet verward worden met ouderenmishandeling. Kind-oudermishandeling (3,7% van de meldingen) is huiselijk geweld dat gepleegd wordt door kinderen of jongvolwassenen. Onder ouderenmishandeling (1,5% van de aanmeldingen) wordt verstaan: een persoon van 65 jaar of ouder dat slachtoffer is van geweld (actief geweld of passief nalatig gedrag). Het geweld kan gepleegd zijn door gezins- of familierelaties, maar ook in relatie tot beroepskrachten. De vormen van geweld die minder vaak via de frontoffice aangemeld worden zijn eergerelateerd geweld (2%), huwelijkse dwang (0,7%), loverboy problematiek (0,5%), achterlating (0,4%) en zogenaamde verborgen vrouwen (0,1%).
41
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Figuur 4.1: Geregistreerde vormen van geweld % (n=1003)
Verborgen vrouwen
0,1%
Achterlating
0,4%
Loverboyproblematiek
0,5%
Huwelijkse dwang
0,7%
Ouderenmishandeling (65+)
1,5%
Eergerelateerd geweld
1,9%
Kind-Oudermishandeling
3,7%
Geweld tussen overige gezinsleden
7,2%
Kindermishandeling
7,3%
Onbekend
7,8%
Partnermishandeling 0,0%
69,0% 10,0%
20,0%
30,0% 40,0%
50,0% 60,0% 70,0%
80,0%
Spreiding aanmeldingen Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam In figuur 4.2 is een geografische weergave te zien van het aantal aanmeldingen voor hulpverlening gerelateerd naar het aantal huishoudens in Amsterdam-Diemen. Van de 897 hulpverleningstrajecten wonen 634 cliënten in Amsterdam-Diemen. 263 cliënten wonen buiten de regio Amsterdam-Amstelland. Gerelateerd naar het aantal huishoudens komen er gemiddeld 1,4 aanmeldingen per 1.000 huishoudens uit Amsterdam en 0,8 per 1.000 huishoudens uit Diemen. De meeste aanmeldingen komen uit de gebieden Bijlmer-Oost, Noord-Oost, en Geuzenveld (respectievelijk 2,7, 2,4 en 2,3 per 1.000 huishoudens).
42
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Figuur 4.2: Geografische spreiding aanmeldingen Steunpunten Huiselijk Geweld Amsterdam-Diemen per 1.000 huishoudens.
43
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
4.2 Steunpunt Huiselijk geweld Amstelland Onderzoeksvraag: 2. Hoe is de geografische spreiding van het huiselijk geweld? Registratiegegevens: Hulpverleningstrajecten Steunpunt Huiselijk Geweld Amstelland inclusief aanmeldingen door de politie. Binnen het tijdsbestek van dit onderzoek was het niet mogelijk gegevens te verkrijgen betreffende hulpverleningstrajecten exclusief politiemeldingen. Conclusie • Aantal trajecten voor hulpverlening in de periode 2011 t/m 2013 blijft ongeveer gelijk. • Relatief de meeste trajecten worden in Aalsmeer gestart (3 per 1.000 huishoudens). • Meer dan de helft van de gemelde slachtoffers van ouderenmishandeling is 85 jaar en ouder. Bij het steunpunt huiselijk geweld in Amstelland kan melding worden gemaakt over huiselijk geweld. Wanneer deze in behandeling wordt genomen, start een hulpverleningstraject (een zogenaamd ‘basistraject’). Er worden oplossingen gezocht, primair voor het stoppen van het geweld, zodat adequate hulpverlening geboden kan worden. Verschillend met het steunpunt huiselijk geweld Amsterdam kunnen in de onderstaande aantallen wel aanmeldingen voor hulpverleningstrajecten vanuit de politie zitten. Aantallen basistrajecten Steunpunt Huiselijk Geweld Amstelland regio In de jaren 2011, 2012 en 2013 zijn er respectievelijk 178, 182 en 179 basistrajecten gestart (tabel 4.2). Tabel 4.2: Aantal hulpverleningstrajecten naar gemeente bekend bij steunpunt huiselijk geweld Amstelland 2011 2012 2013 Aalsmeer 29 24 37 Amstelveen 115 105 94 Ouder-Amstel 8 7 15 Uithoorn 25 42 31 Onbekend 1 4 2 Totaal 178 182 179 Spreiding aanmeldingen Steunpunten Huiselijk Geweld Amstelland In tabel 4.3 zijn het aantal hulpverleningstrajecten weergegeven per 1.000 huishoudens naar gemeente. In de Amstelland regio worden de meeste trajecten gestart in Aalsmeer (3 per 1.000 huishoudens). Het lijkt dat in de regio Amstelland meer hulpverleningstrajecten gestart worden dan Amsterdam. Hierbij moet opgemerkt worden dat de beschrijving van de registratiegegevens in Amstelland inclusief politieaanmeldingen zijn. Tabel 4.3: Basistrajecten Steunpunt Huiselijk Geweld Amstelland per 1.000 huishoudens. Gemeente Aalsmeer Amstelveen Ouder-Amstel Uithoorn
Aantal basistrajecten per 1.000 huishoudens 3,00 2,33 2,60 2,53
44
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Ouderenmishandeling Ouderenmishandeling is een onderwerp waarvoor steeds meer aandacht komt. In 2012 zijn er 45 gevallen van ouderenmishandeling bij het Steunpunt Huiselijk Geweld Amstelland bekend waarvan 36 trajecten uitgevoerd. In 2013 is dit aantal nauwelijks gestegen (38 trajecten). In 2012 is meer dan de helft van deze gemelde ouderen (56%) 85 jaar of ouder.
45
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
4.3 GGD - Vangnet volwassenen Onderzoeksvraag : 2. Hoe is de geografische spreiding van het huiselijk geweld? 4. Hoe vaak en waar wordt huiselijk geweld gemeld? 5. Wat zijn de kenmerken van slachtoffers, daders, met betrekking tot leeftijd, geslacht, herkomst, samenstelling huishouden? 7. In hoeverre is er sprake van recidivering? Gebruikte data: voor de geografische spreiding zijn de gegevens over de jaren 2010 en 2011 uit het registratiesysteem GINO20 geselecteerd met een brede definitie duidend op huiselijk geweld of problemen binnen de relatie. Voor de beschrijving van de kenmerken is een selectie van de casussen gemaakt waarbij de “rol” (slachtoffer en/of pleger) van de betrokkene benoemd wordt. Conclusie • Binnen de Amsterdamse gebieden zitten grote verschillen in de mate waarin Vangnet per 1.000 huishoudens contact heeft. Er is een factor 9 verschil tussen Zuid-Noord-Midden en Zuidoost-Bijlmer-Oost. • In Amsterdam is er 1,4 keer vaker contact met Vangnet dan in de Amstellandregio’s. • Vangnet heeft contact met slachtoffers, plegers en gecombineerd slachtoffer-/plegerschap, bij respectievelijk 50%, 42% en 8% van de groep waarbij de rol benoemd werd. • Amsterdammers van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse herkomst worden relatief vaak gezien door Vangnet in verband met huiselijk geweld. • Van de personen die in 2011 wegens huiselijk geweld met Vangnet in contact zijn gekomen, is 12,5% in de 12 maanden daarvoor al eerder wegens huiselijk geweld bij Vangnet in beeld geweest. • De slachtoffers zijn vooral vrouwen (92%), de plegers vooral mannen (91%). Onder gecombineerd slachtoffer-/plegerschap is de man-vrouw verdeling ongeveer gelijk. De afdeling Vangnet van de GGD verleent hulp aan Amsterdammers in een sociaal maatschappelijke of psychische crisis. Vangnet wordt voornamelijk ingeschakeld door de politie en meldpunten Zorg en Overlast. Slachtoffer en plegerschap naar herkomst bekend bij Vangnet In de leeftijd van 15 t/m 65 jaar had op 1 januari 2011 52% van de bevolking in de regio Amsterdam, Amstelland en Diemen een Nederlandse herkomst. Vangnet komt relatief vaak in aanraking met Marokkaanse, Turkse en Surinaamse Nederlanders als slachtoffers en plegers van huiselijk geweld. Bij Amsterdammers van Nederlandse herkomst die wegens huiselijk geweld in aanraking komen met Vangnet lijkt er vaker sprake van gecombineerd dader-/slachtofferschap dan bij de Amsterdammers met Turkse, Marokkaanse of Surinaamse wortels.
20
Sinds 2012 is het registratiesysteem vervangen door LOTUS waarin huiselijk geweld niet (eenvoudig) uit te selecteren is en er evenmin onderscheid gemaakt kan worden tussen slachtoffer en dader.
46
GGD Amsterdam
Tabel 4.4: Incidenten van huiselijk geweld naar herkomst Culturele Slachtoffer herkomst Slachtoffer & pleger pleger Nederlands 33% 43% 32% Marokkaans 20% 12% 20% Surinaams 11% 12% 14% Turks 7% 4% 9% Overig 30% 30% 25% Totaal 100% 100% 100%
24 oktober 2014
A’dam/Amstelland 15 tot 65 jaar21 52% 7% 8% 4% 29% 100%
NB: culturele herkomst in 10% niet bekend / niet geregistreerd
Leeftijd en geslacht Figuur 4.3 geeft de spreiding over de leeftijds- en geslachtscategorieën weer voor slachtoffers en plegers van huiselijk geweld, zoals geregistreerd bij Vangnet. Onder personen geclassificeerd als slachtoffer (n=934) is 92% vrouw, onder de als pleger geclassificeerde groep (n=787) is 91% man. 157 personen werden in de registratie zowel als pleger als slachtoffer betiteld. Hierbij was 46% man. Slachtoffers zijn iets jonger dan plegers (mediaan22 resp. 35 jaar (50% tussen 27-44 jaar), en 37 jaar (50% tussen 28 - 46 jaar). Bij de gecombineerde slachtoffer- en dadergroep is de mediaan 36 jaar (50% tussen 28-47 jaar). Figuur 4.3: Percentage slachtoffers, daders en gecombineerd naar leeftijds- en geslachtscategorieën 35% 30% 25% vrouw dader 20% 15%
man dader vrouw sl/dad man sl/dad
10% 5%
vrouw slachtoff. man slachtoff.
0%
Recidivering Van de personen die in 2011 bij Vangnet gemeld zijn, is 12,5% in de 12 maanden voorafgaand aan deze melding eerder met Vangnet in contact geweest wegens huiselijk geweld.
21 22
CBS Statline, tabel herkomst, leeftijd, Amsterdam/Amstelland/Diemen Mediaan is het midden bij een geordende verdeling
47
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Geografische spreiding In de periode 2010-2011 zijn op 2.292 adressen incidenten van huiselijk geweld geregistreerd. In figuur 4.4 is de geografische spreiding weergegeven van het aantal huiselijk geweld incidenten per 1.000 huishoudens geregistreerd bij Vangnet. Binnen Amsterdam loopt de mate waarin Vangnet ingeschakeld wordt in verband met huiselijk geweld van 0,55 per 1.000 huishoudens per jaar in Stadsdeel Zuid, gebied Noord-Midden tot 4,8 per 1.000 huishoudens in Stadsdeel Zuidoost, gebied Bijlmer-Oost (factor 9 verschil). Gerelateerd aan het aantal huishoudens wordt Vangnet in Amsterdam 1,4 maal vaker ingeschakeld dan in Amstelland/Diemen (respectievelijk 2,3 en 1,7 interventies per 1.000 huishoudens per jaar). Ook binnen Amstelveen blijken er verschillen tussen de gebieden. Amstelveen-Zuidwest heeft een lagere meldingsscore dan gemiddeld en Keizer Karelpark/Groenelaan een hogere dan gemiddeld (tabel 4.5). Figuur 4.4: Meldingen huiselijk geweld per 1.000 huishoudens bekend bij Vangnet GGD Amsterdam
48
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 4.5: Meldingen Vangnet n.a.v. huiselijk geweld binnen verschillende gebieden in Amstelveen per jaar
Amstelveen-Noordwest Amstelveen-Noordoost Amstelveen-Zuidwest Waardhuizen/Middenhoven Keizer Karelpark/Groenelaan Amstelveen totaal
Aantal (2 jaar) 28 26 16 26 43 139
aantal meldingen per 1.000 huishoudens per jaar 1,9 1,7 1,1 2,2 2,5 1,9
49
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
4.4 Politie Amsterdam-Amstelland Onderzoeksvraag: 2. Hoe is de geografische spreiding van het huiselijk geweld? Gebruikte data: Aantallen incidenten en aangiften huiselijk geweld in Amsterdam bekend bij de dienst Onderzoek & Statistiek (O&S) van de gemeente Amsterdam. Voor de Amstelland gemeenten zijn de gegevens verkregen uit de Regionale Veiligheidsrapportage Amsterdam-Amstelland 2013. Conclusie • 14 incidenten huiselijk geweld per 1.000 huishoudens in Amsterdam; 10 incidenten per 1.000 huishoudens in Amstelland (2013). • Relatief veel incidenten huiselijk geweld in stadsdeel Zuidoost. • 3,9 aangiften per 1.000 huishouden in Amsterdam-Amstelland. • Relatief veel aangiften komen uit het stadsdeel Zuidoost en Noord; relatief weinig uit het stadsdeel Zuid en de gemeente Amstelveen. Dagelijks is de politie betrokken bij de afhandeling van huiselijk geweld incidenten. Deze incidenten komen meestal binnen via een 112-melding of nadat een slachtoffer zich meldt aan de balie van het politiebureau. Ook kunnen slachtoffers worden verwezen door o.a. zorgorganisaties. Deze incidenten (geregistreerd met een ‘HG-code’) kunnen uiteindelijk leiden tot een aangifte. De politie is een belangrijke gegevensbron. Binnen het tijdsbestek van dit onderzoek is het niet gelukt informatie te verkrijgen over de achtergrondkenmerken van slachtoffers en plegers en de mate van recidivering. Hieronder wordt een beschrijving gegeven van de spreiding van het aantal incidenten en aangiften huiselijk geweld. Deze gegevens zijn de aantallen die bekend staan bij de dienst Onderzoek & Statistiek (O&S) en in de Regionale Veiligheidsrapportage Amsterdam-Amstelland. Incidenten huiselijk geweld Figuur 4.5 laat een overzicht zien van het aantal gemelde incidenten per 1.000 huishoudens. In totaal zijn in 2013 7.027 incidenten gemeld bij de politie Amsterdam-Amstelland. Dit zijn 6.148 incidenten uit Amsterdam (wat neerkomt op 14 incidenten per 1.000 huishoudens) en 879 incidenten uit de Amstellandregio (10 incidenten per 1.000 huishoudens). In Amsterdam komen de meeste incidenten uit de gebieden Gaasperdam/Driemond, Bijlmer-Centrum, Bijlmer-Oost in het stadsdeel Zuidoost (respectievelijk 24, 26, 29 incidenten per 1.000 huishouden). De minste incidenten komen uit het gebied Noord-Midden in stadsdeel Zuid (6 incidenten per 1.000 huishoudens). Voor de Amstelland-gemeenten komen relatief veel incidenten uit Diemen (13 incidenten per 1.000 huishoudens). Aangiften Amsterdam-Amstelland In 2013 zijn in totaal 2.000 aangiften voor huiselijk geweld binnengekomen bij de politie AmsterdamAmstelland. Er worden bij de politie gemiddeld 3,5 keer minder aangiften geregistreerd dan incidenten. Figuur 4.6 geeft een overzicht van de verdeling naar het aantal aangiften per 1.000 huishoudens in de politieregio Amsterdam-Amstelland. In het jaar 2013 komt dat neer op gemiddeld 3,9 aangiften per 1.000 huishoudens in Amsterdam-Amstelland (4,1 aangiften per 1.000 huishoudens in Amsterdam en 2,7 per 1.000 huishoudens in Amstelland). Verder blijkt dat de meeste aangiften komen uit stadsdeel Zuidoost (7,9 per 1.000 huishoudens), Noord (5,8 per 1.000 huishoudens) en de gebieden Slotermeer en Geuzenveld (respectievelijk 6,3 en 6,1 aangiften per 1.000 huishoudens). De minste aangiften komen uit stadsdeel Zuid en de gemeente Amstelveen (2 en 2,5 per 1.000 huishoudens).
50
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Figuur 4.5: Gemelde incidenten van huiselijk geweld per 1.000 huishoudens bij de politie Amsterdam-Amstelland.
51
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Figuur 4.6: Aangiften van huiselijk geweld per 1.000 huishoudens bij de politie Amsterdam-Amstelland
52
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Verdeling naar politiedistricten Wanneer het aantal aangiften wordt ingedeeld naar politiedistricten zien we de volgende verdeling per 1.000 huishoudens (figuur 4.7). Uit de politiedistricten 2 (Amsterdam-Noord, Oost-Zeeburg ) en politiedistrict 3 (Oost-Watergraafsmeer, Diemen-Ouder-Amstel, Zuidoost-Bijlmermeer, ZuidoostGaasperdam) komen meer dan gemiddeld aantal aangiften binnen.
Figuur 4.7: Spreiding aantal aangiften huiselijk geweld per 1.000 huishoudens naar politiedistrict
7,00 5,76
6,00
5,25
5,00 4,00 3,00
2,68
3,95
3,87
5
totaal
2,30
2,00 1,00 0,00 1
2
3
4
Politiedistrict
Basisteams
1
Centrum-Burgwallen, Centrum-Amstel, Centrum-Jordaan
2
Amsterdam-Noord, Oost-Zeeburg
3
Oost-Watergraafsmeer, Diemen-Ouder-Amstel, Zuidoost-Bijlmermeer, Zuidoost-Gaasperdam
4
Zuid-de Pijp, Zuid-Buitenveldert, Amstelveen, Aalsmeer-Uithoorn
5
West-Haarlemmerweg, West-de Schinkel, Nieuw-West Osdorp, Nieuw-West Slotervaart/Slotermeer
53
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
4.5 GGD Algemene Gezondheidszorg – forensische letselbeschrijving Onderzoeksvragen: 2. Hoe is de geografische spreiding van het huiselijk geweld? 4. Hoe vaak en waar wordt huiselijk geweld gemeld? 5.Wat zijn de kenmerken van daders en slachtoffers? 7. In hoeverre is er sprake van recidivering? Gebruikte data:Gegevens letselbeschrijving als gevolg van huiselijk geweld aangevraagd door Politie Amsterdam Amstelland. Bron: GGD Amsterdam, Cluster Algemene Gezondheidszorg (AGZ). Kenmerken 2005 t/m 2013, voor geografische spreiding 2011 t/m 2013.
Conclusie • Tussen 2005-2013 zijn jaarlijks gemiddeld 355 letselbeschrijvingen gerelateerd aan huiselijk geweld aangevraagd door politie Amsterdam Amstelland. Er is geen duidelijke trend in tijd. • De mediane23 leeftijd van de slachtoffers is 31 jaar. De meest voorkomende leeftijdscategorie is 25 t/m 34 jaar (30%). • 85% van de slachtoffers is vrouwelijk. Er is geen geslachtsverschil in de leeftijdscategorieën jonger dan 15 of 65 jaar en ouder. • Het gaat bij 77% van de gevallen om geweld tussen partners, en bij 10% om geweld tussen ouder/kind, kind/ouder. • Per 1.000 huishoudens wordt in Amsterdam 4 keer vaker een letselbeschrijving aangevraagd dan in de regio Amstelland/Diemen. Als iemand slachtoffer is van mishandeling en er sprake is van lichamelijk letsel is het belangrijk om het letsel zo goed mogelijk te beschrijven. De forensisch arts van de GGD legt de aard, de ernst en de gevolgen van de verwondingen vast en beoordeelt of het letsel past bij de aangifte van het slachtoffer. Een letselbeschrijving wordt door de politie bij de GGD aangevraagd. De incidenten waarop de letselbeschrijvingen betrekking hebben zullen dan ook bekend zijn bij de politie. Het gaat dan om aangiften waarbij ook sprake is van een (nog) zichtbaar lichamelijk letsel. Ook als het slachtoffer twijfelt over het doen van aangifte kan een letselbeschrijving worden aangevraagd. Leeftijd en geslacht In de periode 2005 – 2013 zijn er bij de GGD Amsterdam 3.197 letselbeschrijvingen n.a.v. huiselijk geweld geregistreerd die aangevraagd werden door politie Amsterdam-Amstelland. Dit zijn er gemiddeld 355 per jaar. Over deze periode van negen jaar zijn er geen noemenswaardige trends in de aantallen te zien. Tabel 4.6 en figuur 4.8 geven een overzicht van de leeftijdsverdeling naar geslacht. 85% van de personen die voor een letselbeschrijving komen is vrouw. De mediane leeftijd van de slachtoffers bij de letselbeschrijving is 31 jaar (50% tussen 21 – 43 jaar). Zowel bij de kinderen (< 15 jaar) als bij de ouderen (65+) is er nauwelijks verschil in het percentage mannen en vrouwen dat gezien wordt op het letselspreekuur. Bij de tussenliggende leeftijdscategorieën is de grote meerderheid vrouw (87%).
23
Mediaan is de middelste waarneming bij een geordende verdeling
54
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 4.6: Letselbeschrijvingen n.a.v. huiselijk geweld (2005-2013) naar leeftijd en geslacht < 15
15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65+
totaal
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
55
51%
81
10%
99
11%
94
13%
71
19%
43
35%
25
48%
468
15%
vrouw
53
49%
756
90%
843
89%
632
87%
305
81%
80
65%
27
52%
2696
85%
Totaal
108
100%
837
100%
942
100%
726
100%
376
100%
123
100%
52
100%
3164
100%
Figuur 4.8: Letselbeschrijvingen n.a.v. huiselijk geweld (2005-2013) naar leeftijd en geslacht. 35% 30% % van letselbeschrijvingen
man
25% 20% vrouw
15%
man 10% 5% 0% < 15
15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65+
leeftijdscategorie
Plegers Bij de meeste aanvragen (77%) is er sprake van geweld tussen (ex)partners. In 10% gaat het om geweld tussen (schoon/stief)ouders en kinderen (bij 6% worden de ouders en bij 4% het kind als dader vermeld) in 5% tussen (schoon)broers/zussen, 7% overige relaties.
55
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Figuur 4.9: Rol van dader bij letselbeschrijvingen ouder/kind naar leeftijd slachtoffer (2005-2013) 90 Dader:
Aantal letselbeschrijvingen
80 70
Dochter
60
Kind (gesl. Onbekend)
50
Zoon
40
Moeder
30
Ouder (gesl. Onbekend)
20
Ouders Vader
10 0 < 15
15-24
25-34 35-44 45-54 55-64 Leeftijdscategorie slachtoffer
65+
Recidieven In 3,5% van de letselbeschrijvingen gerelateerd aan huiselijk geweld is in de 12 maanden daaraan voorafgaand al een letselbeschrijving m.b.t. huiselijk geweld verricht. In 6,5% van de gevallen is dit in de afgelopen 5 jaar het geval geweest. Voor de interpretatie is van belang dat niet bij elke aangifte een letselbeschrijving wordt aangevraagd. Spreiding politiedistricten Het totaal aantal aanvragen voor een letselbeschrijving is in de afgelopen negen jaar redelijk constant. Opvallend is wel dat in de laatste periode (2011-2013) er minder aanvragen voor een letselbeschrijving n.a.v. huiselijk geweld gedaan werden in district 2 en meer in district 4. Tabel 4.7: aantal letselbeschrijvingen naar politiedistrict Politiedistrict 2005-2007 2008-2010 abs. % abs. % 1 90 9% 117 11% 2 126 12% 124 12% 3 336 33% 319 31% 4 115 11% 87 8% 5 359 35% 389 38% totaal 1026 100% 1036 100%
2011-2013 abs. % 106 10% 85 8% 302 29% 138 13% 402 39% 1033 100%
Blauw, cursief: significant minder, Rood, vet: significant meer Politiedistrict Basisteams 1
Centrum-Burgwallen, Centrum-Amstel, Centrum-Jordaan
2
Amsterdam-Noord, Oost-Zeeburg
3
Oost-Watergraafsmeer, Diemen-Ouder-Amstel, Zuidoost-Bijlmermeer, Zuidoost-Gaasperdam
4
Zuid-de Pijp, Zuid-Buitenveldert, Amstelveen, Aalsmeer-Uithoorn
5
West-Haarlemmerweg, West-de Schinkel, Nieuw-West-Osdorp, Nieuw-West Slotervaart/Slotermeer
56
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Figuur 4.10 geeft het aantal letselbeschrijvingen per 1.000 huishoudens per jaar over de periode 20112013 in het desbetreffende politiedistrict. Gemiddeld per jaar zijn er 0,7 slachtoffers huiselijk geweld per 1.000 huishoudens geregistreerd op het letselspreekuur. In politiedistrict 3 zijn 1,1 slachtoffers huiselijk geweld per 1.000 huishoudens geregistreerd bij het letselspreekuur. In tabel 4.8 is te zien dat in Amsterdam en dan met name Stadsdeel Zuidoost relatief veel letselbeschrijvingen worden aangevraagd (1,3 letselbesprekingen per 1.000 huishoudens). Binnen de regio Amstelland is het aantal verhoudingsgewijs laag (0,2 per 1.000 huishoudens). Tabel 4.8: aantal letselbeschrijvingen naar regio Letselbeschrijvingen 2011-2013 Totale regio 1.033
513.984
Aantal per 1000 huishoudens per jaar 0,7
Amstelland Amsterdam
56 977
82.795 431.189
0,2 0,8
Amsterdam Zuidoost
165
42.509
1,3
Huishoudens
57
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Figuur 4.10: Letselbeschrijvingen naar politiedistrict per 1.000 huishoudens per jaar (op basis van letselbeschrijvingen 2011-2013)
Politiedistrict
Basisteams
1
Centrum-Burgwallen, Centrum-Amstel, Centrum-Jordaan
2
Amsterdam-Noord, Oost-Zeeburg
3
Oost-Watergraafsmeer, Diemen-Ouder-Amstel, Zuidoost-Bijlmermeer, Zuidoost-Gaasperdam
4
Zuid-de Pijp, Zuid-Buitenveldert, Amstelveen, Aalsmeer-Uithoorn
5
West-Haarlemmerweg, West-de Schinkel, Nieuw-West Osdorp, Nieuw-West Slotervaart/Slotermeer
58
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
4.6 Openbaar Ministerie Amsterdam Onderzoeksvragen: 2. Hoe is de geografische spreiding van het aantal OM-zaken? 5. Wat zijn de kenmerken van daders en slachtoffers? Data: de hieronder beschreven data zijn ingezonden dossiers over huiselijk geweld door de politie. Niet elk ingezonden dossier leidt tot een strafzaak. Conclusie • 92% van de verdachten voor huiselijk geweld zijn mannen. • De meeste verdachten vallen in de leeftijdscategorie 25 t/m 39 jaar. • Uit de politiedistricten 2 en 3 zijn door de politie de meeste dossiers huiselijk geweld ingezonden. Het Openbaar Ministerie (OM) houdt zich bezig met de opsporing en vervolging van strafbare feiten. In het geval van huiselijk geweld gaat het om strafbare feiten, zoals lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging. Het doel van het OM is een bijdrage te leveren aan het stoppen van het geweld. De veiligheid van het slachtoffer staat hierbij voorop. Het strafrecht fungeert in eerste instantie als stok achter de deur (drang/dwang) voor hulpverlening aan de pleger. Het uitgangspunt is dat het slachtoffer aangifte doet. Als het slachtoffer uitdrukkelijk aangeeft geen aangifte te willen doen, wordt zoveel mogelijk bewijs verzameld om eventueel ambtshalve tot vervolging over te gaan. In de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling wordt strafrechtelijke vervolging als een uiterste middel gezien. De hieronder beschreven resultaten zijn instroomgegevens over verdachten in de periode 2012-2013 in de politieregio Amsterdam-Amstelland. Leeftijd en geslacht verdachten huiselijk geweld bekend bij het OM In de periode 2012 en 2013 nam het Openbaar Ministerie 844 zaken van huiselijk geweld in behandeling. Voor huiselijk geweld geldt dat mannen de grootste groep verdachten vormen (92%). Bijna de helft van de verdachten van huiselijk geweld valt in de leeftijdscategorie 25 t/m 39 jaar. Tabel 4.9: Aantallen verdachten huiselijk geweld naar geslacht en leeftijd (2012 én 2013) Aantallen verdachten huiselijk geweld naar geslacht en leeftijd Geslacht Man Vrouw Totaal Leeftijd N % N % N % 12 t/m 17 3 0,4 1 1,6 4 0,5 18 t/m 24 125 16,0 10 15,6 135 16,0 25 t/m 39 359 46,0 27 42,2 386 45,7 40 t/m 54 232 29,7 24 37,5 256 30,3 55+ 61 7,8 2 3,1 63 7,5 Totaal 780 92,4 64 7,6 844 100 Spreiding ingezonden dossiers huiselijk geweld Figuur 4.11 geeft een overzicht van het gemiddeld aantal OM-zaken per 1.000 huishoudens per jaar naar politiedistrict. Uit de gegevens blijkt dat 0,8 zaken per 1.000 huishoudens bekend staan bij het OM voor vervolging huiselijk geweld (gemiddeld per jaar). Vanuit politiedistrict 2 (basisteams Amsterdam-Noord, Oost-Zeeburg) komen de meeste vervolgingen per 1.000 huishoudens (1,4 zaken per 1.000 huishoudens). De minste zaken huiselijk geweld per 1.000 huishoudens komen uit politiedistrict 1 (Centrum-Burgwallen, Centrum-Amstel, Centrum-Jordaan; 0,4 per 1.000 huishoudens). 59
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Figuur 4.11: Instroomzaken huiselijk geweld OM per 1.000 huishoudens naar politiedistrict per jaar.
Politiedistrict
Basisteams
1
Centrum-Burgwallen, Centrum-Amstel, Centrum-Jordaan
2
Amsterdam-Noord, Oost-Zeeburg
3
Oost-Watergraafsmeer, Diemen-Ouder-Amstel, Zuidoost-Bijlmermeer, Zuidoost-Gaasperdam
4
Zuid-de Pijp, Zuid-Buitenveldert, Amstelveen, Aalsmeer-Uithoorn
5
West-Haarlemmerweg, West-de Schinkel, Nieuw-West-Osdorp, Nieuw-West Slotervaart/Slotermeer
60
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
4.7 Vergelijking strafrechtelijke aanpak Het strafrecht wordt als uiterste middel gezien in het tegengaan van huiselijk geweld en kindermishandeling. Zoals eerder beschreven fungeert het strafrecht in eerste instantie als stok achter de deur (met drang/dwang) voor hulpverlening aan de dader om het huiselijk geweld te stoppen. Het is van belang dat er aangiften wordt gedaan van het geweld. Er moet genoeg bewijs verzameld zijn om eventueel tot vervolging over te gaan. In veel gevallen is dit niet het geval. Van de 2.000 aangiften worden 844 dossiers van huiselijk geweld in behandeling genomen. Ter ondersteuning van de aangiften kan de politie onder andere een letselbeschrijving aanvragen bij de GGD – forensische geneeskunde. In onderstaande figuur is het aantal politieaangiften, letselbeschrijvingen GGD-forensische geneeskunde en huiselijk geweld zaken bij het openbaar ministerie weergegeven per 1.000 huishoudens naar politiedistrict. Uit het figuur is op te maken dat een minderheid van het aantal aangiften terecht komt bij de forensische letselbeschrijving (factor 6 minder) en het openbaar ministerie (factor 5 minder). In politiedistrict 3 (Oost-Watergraafsmeer, Diemen, Ouder-Amstel, Zuidoost-Bijlmermeer, ZuidoostGaasperdam), waar de meeste aangiften zijn van huiselijk geweld (5,8 per 1.000 huishoudens) worden ook de meeste forensische letselbeschrijvingen aangevraagd (1,1 per 1.000 huishoudens). In politiedistrict 2 (Amsterdam-Noord, Oost-Zeeburg), waar een meer dan gemiddeld aantal politieaangiften en OM zaken over de regio geregistreerd staan, komen relatief weinig letselbeschrijvingen voor. Figuur 4.12: vergelijking politieaangiften, forensische letselbeschrijving en openbaar ministerie per 1.000 huishoudens per jaar naar politiedistrict 7
per 1.000 huishoudens
6 5 4
Politie aangiften Forensische letselbeschrijving
3
Openbaar Ministerie 2 1 0 1
2
3
4
5
Totaal
Politiedistricten 1: Centrum-Burgwallen, Centrum-Amstel, Centrum-Jordaan 2: Amsterdam-Noord, Oost-Zeeburg 3: Oost-Watergraafsmeer, Diemen, Ouder-Amstel, Zuidoost-Bijlmermeer, Zuidoost-Gaasperdam 4: Zuid-de Pijp, Zuid-Buitenveldert, Amstelveen, Aalsmeer-Uithoorn 5: West-Haarlemmerweg, West-de Schinkel, Nieuw-West-Osdorp, Nieuw-West Slotervaart/Slotermeer
61
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
5 Beschrijving registraties kindermishandeling
5.1 Advies en Meldpunt Kindermishandeling Onderzoeksvragen: 2. Hoe is de geografische spreiding van kindermishandeling? 5. Wat zijn de kenmerken van slachtoffers, daders, met betrekking tot leeftijd, geslacht, herkomst, samenstelling huishouden? 6. Wat is de aard en ernst van het (gemelde) geweld? Conclusie • Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling heeft vrijwel even vaak een onderzoek verricht naar jongens als naar meisjes. • Van de geregistreerde onderzoeken wonen 37% van de kinderen bij beide biologische ouders, bij 33% wonen de kinderen in een éénoudergezin en 30% woont in een andere gezinssamenstelling. • De meeste onderzoeken worden verricht naar pedagogische verwaarlozing, lichamelijke mishandeling, psychisch geweld en getuige van huiselijk geweld. • Van de meldingen zijn ongeveer evenveel beroepsmatige melders als niet-beroepsmatige melders. Advies en consult Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) geeft advies en onderzoekt (vermoedelijke) situaties van kindermishandeling en brengt zo nodig hulp op gang. Het AMK is tot 1 januari 2015 onderdeel van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA)24. Iedereen die zich zorgen maakt over een kind kan advies of consult (aan)vragen bij het AMK. De verantwoordelijkheid voor de zorg over het kind blijft bij de adviesvrager. Het AMK zal naar aanleiding van een advies geen actie ondernemen. In het jaar 2013 staan 5.060 keer advies- en consultvragen geregistreerd. Onderzoek/melding In het geval dat de zorgen te groot zijn of dat de melder geen oplossingen kan bieden kan er een melding gemaakt worden. Het AMK neemt dan de verantwoordelijkheid over van de melder. Een melding betekent dat het AMK start met een onderzoek. In een onderzoek wordt de aard en ernst van de (vermoedelijke) mishandelingssituatie in kaart gebracht. Ook worden onderliggende problemen en de mogelijkheden voor hulpverlening onderzocht. In 2013 staan 539 onderzoeken/meldingen geregistreerd bij het AMK. Een adviesvraag of consult kan anoniem binnenkomen bij het AMK. Om een betrouwbaar beeld te geven staan hieronder alleen de gegevens over het aantal onderzoeken/meldingen. Vormen van kindermishandeling In 2013 deed het AMK vrijwel even vaak onderzoek naar mogelijke mishandeling van jongens als van meisjes. Van de geregistreerde kinderen woont 37% bij de biologische ouders. Vrijwel evenveel kinderen wonen in een éénoudergezin (33%). In 12% van de onderzoeken woont het kind in een samengesteld
24
Voorheen: Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam
62
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
gezin. Andere leefsituaties, zoals pleegzorg, co-ouderschap of andere samenlevingsvormen, komen minder vaak voor. Tabel 5.1: Aantal meldingen/ onderzoeken naar geslacht (Bij 46 kinderen is het geslacht onbekend). Amsterdam Amstelland Totaal Geslacht aantallen % aantallen % aantallen % Jongen 236 51% 21 62% 257 52% Meisje 223 49% 13 38% 236 48% Totaal 459 100% 34 100% 493 100% Tabel 5.2: Aantal meldingen/onderzoeken naar leefsituatie Leefsituatie aantal % Biologische ouders 135 37% Eénouder 120 33% Samengesteld gezin 42 12% Andere samenlevingsvorm 31 9% Pleegzorg 14 4% Co-ouderschap 12 3% Residentieel 5 1% Zelfst. al dan niet met kinderen 1 0% Zwervend 1 0% 361 100 Onbekend 178 Aard van de kindermishandeling Na een melding wordt onder andere de aard en ernst van het geweld onderzocht. Bij vier op de tien van het aantal geregistreerde mishandelingsvormen werd er onderzoek verricht naar pedagogische verwaarlozing. In ruim één op de drie mishandelingen zijn lichamelijke mishandeling (35%), psychisch geweld (33%) en getuige zijn van huiselijk geweld (32%) geregistreerd. Seksueel misbruik en lichamelijke verwaarlozing omvatten beiden 17% van het totaal aantal mishandelingsvormen. Tabel 5.3: Onderzoeken naar aard van mishandeling (bij 539 meldingen, meerdere vormen mogelijk % telt niet op tot 100%) Amsterdam Amstelland Aard van de mishandeling aantal % aantal % Pedagogische verwaarlozing 212 42% 19 56% Lichamelijke mishandeling 178 35% 13 38% Psychisch geweld (actief) 160 31% 19 56% Getuige huiselijk geweld 159 31% 15 44% Seksueel misbruik 87 17% 7 21% Lichamelijke verwaarlozing 79 16% 13 38% Affectieve verwaarlozing 58 11% 10 29% Overig/ anders 48 9% 3 9% Meisjes besnijdenis 6 1% 0 0%
Totaal aantal 231 191 179 174 94 92 68 51 6
% 43% 35% 33% 32% 17% 17% 13% 9% 1%
63
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Wie melden bij het AMK? Van het aantal geregistreerde meldingen zijn er ongeveer evenveel afkomstig van een beroepsmatige melder als van een niet-beroepsmatige melder. Familie, buren en kennissen melden in 94% van de nietberoepsmatige melders. In meer dan een kwart van de beroepsmatige melders komt dit vanuit het ziekenhuis. Ook Bureau Jeugdzorg en Onderwijsvoorzieningen melden vaker bij het AMK; samen goed voor 38% van alle beroepsmatige melders. Opmerkelijk is dat zowel politie/justitie als Jeugdgezondheidszorg maar 7% van de beroepsmatige melders zijn. Mogelijk melden zij vaker bij Vangnet Jeugd van de GGD Amsterdam. Tabel 5.4: Aantallen meldingen naar type melder (in 173 gevallen is het onbekend wie heeft gemeld) Amsterdam Amstelland Totaal Melders AMK aantal % aantal % aantal % Beroepsmatige melder 181 52% 10 48% 191 52% Ziekenhuis (bv. Kinderarts) 48 27% 3 30% 51 27% Bureau Jeugdzorg 40 22% 1 10% 41 21% Onderwijsvoorziening 30 17% 2 20% 32 17% Politie/justitie 15 8% 0% 15 8% Overig 14 8% 0% 14 7% Jeugdgezondheidszorg 12 7% 0% 12 6% Huisarts 6 3% 0% 6 3% Kinderopvang 6 3% 0% 6 3% Jeugd en opvoeding/ 4 1 5 2% 10% 3% jeugdorganisaties Algemeen Maatschappelijk 2 2 4 1% 20% 2% Werk Leerplichtambtenaar 3 2% 0% 3 2% GGZ 1 1% 1 10% 2 1% Niet beroepsmatige melder Omgeving (familie, buren, kennissen) Gezinslid Jeugdige zelf
164
Totaal
345
48% 155 6 3
11 9
95% 4% 2% 100%
52%
9% 9% 100%
48% 164
82%
1 1 21
175
7 4 366
94% 4% 2% 100%
64
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Figuur 5.1: Aantal meldingen AMK per 1.000 huishoudens met kinderen in Amsterdam-Amstelland
65
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 5.5: Vergelijking aantal verwachte en geobserveerde onderzoeken kindermishandeling bij het AMK over de geografische gebieden. Geobserveerd Verwacht aantal aantal onderzoeken* onderzoeken C-Centrum-Oost 8 7 C-Centrum-West 7 7 N-Oost 16 13 N-Oud-Noord 13 16 N-West 16 15 NW-De Aker/Nieuw-Sloten 8 8 NW-Geuzenveld 9 8 NW-Osdorp 18 19 NW-Slotermeer 17 10 NW-Slotervaart 17 15 O-IJburg/Eiland Zeeburg 8 6 O-Indische Buurt 11 6 O-Oostelijk Havengebied 5 4 O-Oud-Oost 13 9 O-Watergraafsmeer 7 9 W-Bos en Lommer 18 17 W-De Baarsjes 13 20 W-Oud-West 8 9 W-Westerpark 10 14 Z-Rivierenbuurt 6 8 Z-Buitenveldert/Zuidas 4 4 Z-De Pijp 9 12 Z-Noord-Midden 5 2 Z-Noord-West 7 8 ZO-Bijlmer-Centrum 19 23 ZO-Bijlmer-Oost 19 17 ZO-Gaasperdam/Driemond 19 27 Aalsmeer 7 7 Amstelveen 16 14 Diemen 6 6 Ouder-Amstel 2 4 Uithoorn 6 3 Totaal 347 347 *: Verwacht aantal bij een totaal van 347 onderzoeken
Spreiding aantal onderzoeken naar kindermishandeling door het AMK In de regio Amsterdam-Amstelland heeft het AMK 347 keer een onderzoek uitgevoerd naar kindermishandeling, 188 keer buiten de regio. Binnen de regio komt dit neer op 2,5 onderzoeken naar kindermishandeling per 1.000 huishoudens met kinderen. Relatief veel onderzoeken worden uitgevoerd in stadsdeel Zuidoost, de Baarsjes, stadsdeel West en Oud-Noord in stadsdeel Noord (figuur 5.1). Tussen het aantal verwachte en geregistreerde aantal onderzoeken bestaat een hoge correlatie (R2= 0,73). In gebieden waar veel onderzoeken geregistreerd staan, worden op basis van de verwachte risicoverdeling ook veel onderzoeken verwacht. In het gebied Slotermeer in stadsdeel Nieuw-West wordt er veel meer 66
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
verwacht dan aan onderzoeken geregistreerd staan. Daarentegen worden in de gebieden De Baarsjes (stadsdeel West) , Bijlmer-Centrum en Gaasperdam/Driemond (stadsdeel Zuidoost) meer onderzoeken geregistreerd dan verwacht wordt (tabel 5.5).
67
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
5.2 Jeugdgezondheidszorg Onderzoeksvragen: 2. Hoe is de geografische spreiding van kindermishandeling? 5. Wat zijn de kenmerken van slachtoffers, daders, met betrekking tot leeftijd, geslacht, herkomst, samenstelling huishouden? 6. Wat is de aard en ernst van het (gemelde) geweld? Gebruikte data: Registratiegegevens ‘zorgen in het sociaal leefmilieu’ uit Kidos-systeem over 2010 t/m 2013. Conclusie: • Bijna de helft van alle kinderen waar een vermoeden van kindermishandeling bestaat, is getuige van huiselijk geweld (47%). • Van de geregistreerde vermoedens van kindermishandeling is 57% jongen en 43% meisje. • Voor emotionele mishandeling en seksueel misbruik worden er meer meisjes geregistreerd. • De meeste vermoedens van kindermishandeling komen uit het stadsdeel Noord en Zuidoost; in Amstelland komen de meeste vermoedens uit Diemen. • Bij 216 meisjes bestonden er zorgen omtrent Vrouwelijke Genitale Verminking . Het cluster Jeugdgezondheidszorg (JGZ) geeft vanuit de Ouder- en Kindcentra (OKC) of de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) basiszorg aan alle in Amsterdam en Amstelland wonende kinderen van 0 tot 19 jaar. Via het consultatiebureau draagt JGZ zorg voor 0 tot 4 jarigen, via de schoolgezondheidszorg voor de 4-19 jarigen. Artsen en verpleegkundigen volgen het kind in zijn of haar groei en ontwikkeling. Gedurende een contactmoment kan een verpleegkundige of een arts een vermoeden hebben van kindermishandeling. Wanneer hier sprake van is, dan kan dit geregistreerd worden onder de noemer ‘zorgen in het sociaal leefmilieu’. NB: de cijfers van JGZ zijn extreem laag (80 cases per jaar).Waarschijnlijk is er sprake van een aanzienlijke onderrapportage en doet dit geen recht aan de inspanningen die JGZ levert bij het voorkomen en signaleren van kindermishandeling. Terughoudendheid om bevindingen en vermoedens te registreren speelt hierbij waarschijnlijk een rol. In een online enquête onder JGZ artsen gaf een derde aan de afgelopen week nog een vermoeden te hebben gehad van kindermishandeling (zie bijlage 4). In het kader van de meldcode kindermishandeling zijn binnen JGZ aandacht-functionarissen kindermishandeling werkzaam. Zij zijn in 2013 door de medewerkers van JGZ 231 maal geconsulteerd over casuïstiek die te maken heeft met kindermishandeling. Zorgen in het sociaal leefmilieu In de periode 2010-2013 zijn bij 309 kinderen zorgen in het sociaal leefmilieu geregistreerd. Bijna de helft van alle gevallen zijn getuige van huiselijk geweld. Bij een kwart van de kinderen wordt emotionele verwaarlozing aangeven. Emotionele mishandeling (9%) en seksueel misbruik (5%) wordt minder geregistreerd. Tabel 5.6: Aantal kinderen naar vormen van kindermishandeling Aantallen Cognitieve verwaarlozing 60 Emotionele mishandeling 28 Emotionele verwaarlozing 74 Lichamelijke mishandeling 45
% 19,4 9,1 23,9 14,6 68
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Lichamelijke verwaarlozing 48 15,5 Seksueel misbruik 18 5,8 Getuige huiselijk geweld 145 46,9 Totaal 418 *per kind kunnen meerdere vormen van mishandeling voorkomen ** per kind kan een vorm van mishandeling ook vaker geregistreerd zijn Leeftijd en geslacht Van alle kinderen waar een vermoeden van kindermishandeling bestaat, en waarbij dit als “zorgen in het sociaal leefmilieu” is geregistreerd, zijn 57% jongen tegenover 43% meisje. Over het algemeen zijn er geen verschillen tussen jongens en meisjes naar de verschillende vormen van kindermishandeling. Echter voor emotionele mishandeling en seksueel misbruik worden er significant meer meisjes geregistreerd dan jongens (respectievelijk 13% vs 6% en 12% vs 1%). Bij 2 op de 3 kinderen waar zorgen zijn in het sociaal leefmilieu betreft het een kind t/m 5 jaar, in bijna de helft van de gevallen zelfs t/m 2 jaar. Dit is deels te verklaren door de vele contactmomenten die JGZ heeft in deze levensfase van het kind, waarbij de kans groter is dat een vermoeden van kindermishandeling gesignaleerd wordt. Tabel 5.7: Zorgen in het sociaal leefmilieu naar geslacht en leeftijd
Leeftijd 0-2 3-5 6-8 9-11 12-14 15-17 totaal
Jongen Aantallen 89 34 13 15 13 11 175
% 50,9 19,4 7,4 8,6 7,4 6,3 56,6
Meisje Aantallen 62 19 15 10 11 17 134
% 46,3 14,2 11,2 7,5 8,2 12,7 43,4
Totaal Aantallen 151 53 28 25 24 28 309
% 48,9 17,2 9,1 8,1 7,8 9,1 100
Spreiding zorgen in het sociaal leefmilieu in Amsterdam-Amstelland In totaal registreert JGZ 0,4 per 1.000 kinderen per jaar een vermoeden van kindermishandeling. De meeste vermoedens komen uit het gebied Oost (1,5 per 1.000 kinderen) en Oud-Noord in stadsdeel Noord (1,3 per 1.000 kinderen per jaar). Uit Centrum-West stadsdeel Centrum en Noord-West stadsdeel Zuid komen de minste vermoedens kindermishandeling (respectievelijk 0,05 en 0,06 vermoeden per 1.000 kinderen). In de Amstelland regio komen de meeste vermoedens van kindermishandeling uit Diemen (0,28 per 1.000 kinderen). Vrouwelijk Genitale verminking Vrouwelijk Genitale Verminking (VGV) is een ernstige vorm van kindermishandeling en volgens de Nederlandse wet strafbaar. Bij VGV is de kans groot op lichamelijke klachten, medische complicaties, en psychische en seksuele problemen. In de periode 2010 t/m 2013 wonen in Amsterdam ongeveer 8.540 meisjes die (of waarvan de ouders) afkomstig zijn uit landen waar veel meisjes en vrouwen besneden worden (Egypte, Soedan, Somalië, Mali e.a.). In deze periode zijn 216 meisjes geregistreerd waarbij er reële zorg bestond dat VGV zal plaatvinden of al heeft plaatsgevonden. Naar schatting worden jaarlijks tussen de 40 à 50 in Nederland woonachtige meisjes besneden25.
25
http://www.pharos.nl/documents/doc/factsheet_vgv.pdf
69
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Figuur 5.2: Vermoedens kindermishandeling per 1.000 kinderen bekend bij JGZ per jaar.
70
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 5.8: Vergelijking aantal geregistreerde zorgen in het sociaal leefmilieu bij JGZ en de verwachte verdeling van de observaties over de geografische gebieden. Verwacht aantal Geobserveerd * kinderen aantal kinderen C-Centrum-Oost 7 8 C-Centrum-West 6 1 N-Oost 16 39 N-Oud-Noord 11 25 N-West 14 9 NW-De Aker/Nieuw-Sloten 6 13 NW-Geuzenveld 9 3 NW-Osdorp 17 13 NW-Slotermeer 16 11 NW-Slotervaart 18 13 O-IJburg/Eiland Zeeburg 10 10 O-Indische Buurt 10 9 O-Oostelijk Havengebied 5 2 O-Oud-Oost 11 3 O-Watergraafsmeer 6 4 W-Bos en Lommer 17 23 W-De Baarsjes 12 12 W-Oud-West 7 3 W-Westerpark 8 8 Z-Rivierenbuurt 5 2 Z-Buitenveldert/Zuidas 3 0 Z-De Pijp 7 3 Z-Noord-Midden 5 2 Z-Noord-West 6 1 ZO-Bijlmer-Centrum 18 22 ZO-Bijlmer-Oost 17 17 ZO-Gaasperdam/Driemond 16 27 Aalsmeer 4 2 Amstelveen 11 5 Diemen 4 8 Ouder-Amstel 2 5 Uithoorn 4 5 Totaal 308 308 *: Verwacht aantal bij een totaal van 308 geregistreerde kinderen
Vergelijking verwachte en geobserveerde waarden Er bestaat een matige correlatie (R2= 0,47) tussen de verwachte spreiding en geregistreerde vermoedens van kindermishandeling. Dit houdt in dat er een aantal gebieden zijn waar minder of meer verwacht wordt dan geobserveerd (geregistreerd) is. Uit tabel 5.8 blijkt onder andere dat in de gebieden Oost en Oud-Noord in stadsdeel Noord meer geregistreerd wordt dan verwacht.
71
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
5.3 Vangnet Jeugd Onderzoekvragen: 2. Hoe is de geografische spreiding van kindermishandeling? 3. Wat zijn risicogroepen voor kindermishandeling? 5. Wat zijn de kenmerken van slachtoffers, met betrekking tot leeftijd, geslacht en samenstelling huishouden? Conclusie • Vangnet Jeugd heeft in 2013 contact gehad met 26,8 per 1.000 huishoudens met kinderen in Amsterdam en Diemen. • Éénoudergezinnen komen verhoudingsgewijs 2,4 keer vaker in aanraking met Vangnet Jeugd dan andere gezinnen. • De helft van het aantal registreerde kinderen zijn 4 t/m 12 jaar oud. • Gerelateerd aan het aantal huishoudens met kinderen heeft Vangnet Jeugd de meeste contacten in stadsdeel Zuidoost en het minst in het gebied Noord-Midden (stadsdeel Zuid). De geografische spreiding van de contacten van Vangnet Jeugd is in het algemeen in overeenstemming met de verwachte spreiding zoals in dit rapport is berekend. Gezinnen met kinderen in de leeftijd van 0-19 jaar, bij wie een bedreiging is gesignaleerd voor de gezondheid van het kind worden aangemeld bij Vangnet Jeugd. Hieronder vallen ook de tijdelijk huisverboden naar aanleiding van huiselijk geweld in het gezin. Hieronder staat een beschrijving van de in 2013 geregistreerde gezinnen bekend bij Vangnet Jeugd. Deze gezinnen hebben een casus met een start- of einddatum in 2013. Het werkgebied van Vangnet Jeugd betreft de gemeenten Amsterdam en Diemen. In totaal zijn er over 2013 6.382 kinderen, uit 3.028 gezinnen geregistreerd bij Vangnet Jeugd. Aantal kinderen in een gezin geregistreerd bij Vangnet Jeugd Het aantal kinderen in één gezin varieert van 1 tot 9 kinderen. In tabel 5.9 is te zien dat bij 36% van de gezinnen 1 kind aanwezig is. In 34% van de gezinnen bestaat het gezin uit maximaal 2 kinderen. In 29 % van de geregistreerde gezinnen bestaat het gezin uit 3 of meer kinderen. Van alle bij Vangnet Jeugd geregistreerde kinderen is circa twee op de drie (65%) jonger dan 13 jaar en 87% jonger dan 18 jaar (zie tabel 5.11). Verder blijkt uit tabel 5.10 dat iets meer jongens (54%) bekend staan bij Vangnet Jeugd. Tabel 5.9: Aantal geregistreerde gezinnen naar aantal kinderen (N=2994) Aantal geregistreerde Aantal kinderen per gezin gezinnen % 1 1.081 35,7 2 1.025 33,9 3 of meer 888 29,3 Totaal 2.994 100 Tabel 5.10: Aantal kinderen naar geslacht (N=6356) Geslacht Aantallen Jongen 3.401 Meisje 2.955 Totaal 6.356
% 53,5 46,5 100
72
GGD Amsterdam
Tabel 5.11: Aantal kinderen naar leeftijdscategorie (N= 6366) Leeftijd kind Aantal geregistreerde kinderen 0-3 1.282 4-12 2.892 13-17 1.365 18-22 573 23-24 115 25+ 139 Totaal 6.366
24 oktober 2014
% 20.1 45.3 21.4 9.0 1.8 2.2 100
Eénoudergezinnen In tabel 5.12 is te zien dat meer dan de helft van de geregistreerde gezinnen (59%) bestaat uit een groep waarbij één volwassene op hetzelfde adres woont als het kind (éénoudergezin). Zetten we deze huishoudens af tegen het totaal aantal éénoudergezinnen in Amsterdam en Diemen dan zien we dat 26 per 1.000 éénoudergezinnen geregistreerd staan bij Vangnet Jeugd. Verder blijkt dat een éénoudergezin verhoudingsgewijs 2,4 keer vaker in aanraking komt met Vangnet Jeugd ten opzichte van een meerpersoonsgezin (beide ouders of andere gezinssamenstelling; niet in tabel). Tabel 5.12: Aantal gezinnen naar gezinssamenstelling Gezinssamenstelling (n=3020) Aantallen Meerdere volwassenen op hetzelfde adres 1.240 Eénoudergezin 1.780 Totaal 3.020
% 41,1 58,9 100
Wanneer éénoudergezinnen worden vergeleken met meerdere volwassen op hetzelfde adres, blijkt dat éénoudergezinnen vaak uit minder kinderen bestaan. 40% vs. 30% heeft 1 kind in het gezin, 26% vs. 35% heeft 3 kinderen of meer (zie tabel 5.13). Tabel 5.13: Aantal gezinnen met 1, 2 en 3 of meer kinderen naar gezinssamenstelling (N=3020). Aantal kinderen 0 kinderen26 1 kind 2 kinderen 3+ kinderen Gezinssamenstelling Aantallen % Aantallen % Aantallen % Aantallen % Meerdere 16 1,3 366 29,5 428 34,5 430 34,7 volwassenen op hetzelfde adres Eénoudergezin 18 1,0 709 39,8 596 33,5 457 25,7 Geografische spreiding Gerelateerd naar het totaal aantal huishoudens met kinderen in Amsterdam en Diemen heeft Vangnet Jeugd contact gehad met 26,8 per 1.000 huishoudens met kinderen. Met name in de gebieden BijlmerCentrum en Bijlmer-Oost (respectievelijk 46, 47 per 1.000 gezinnen) in stadsdeel Zuidoost wonen de meeste geregistreerde gezinnen (zie figuur 5.3). In het gebied Noord-Midden in stadsdeel Zuid staan 5 per 1.000 gezinnen geregistreerd. In de gemeente Diemen staan 14 per 1.000 gezinnen geregistreerd.
26
Mogelijk is hier sprake van een registratiefout of gaat het om zwangere vrouwen.
73
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tijdelijk huisverbod In 2013 staan bij Vangnet Jeugd 195 keer een tijdelijk huisverbod geregistreerd waarbij kinderen betrokken zijn. Er bestaat een redelijke correlatie ( R2=0,5) tussen het aantal gezinnen met een tijdelijk huisverbod (THV) en andere casussen (onder de noemer problematische gezinssituatie) bekend bij Vangnet Jeugd. Dit houdt in dat in een wijk met meer THV ook meer andere casussen bekend zijn bij Vangnet Jeugd. Vergelijking verwachte en geregistreerde gezinnen Bij Vangnet Jeugd is er een opvallend hoge correlatie tussen de verwachte (verdeling zoals in hoofdstuk 2) en het geobserveerde aantal gezinnen (correlatie van 0,85). In maar enkele gebieden worden door Vangnet Jeugd meer of minder gezinnen gezien dan verwacht. In IJburg, Oostelijke Eilanden (stadsdeel Oost) en Gaasperplas en Driemond (Zuidoost) zijn er meer gezinnen geregistreerd dan verwacht. In de gebieden Osdorp en vooral Slotermeer (stadsdeel Nieuw-West) worden minder gezinnen geregistreerd dan verwacht (tabel 5.14). Figuur 5.3: Spreiding van het aantal geregistreerde gezinnen per 1.000 huishoudens met kinderen in Amsterdam en Diemen (GGD-Vangnet)
74
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 5.14: Vergelijking verwachte en geregistreerde aantal gezinnen bekend bij Vangnet Jeugd (incl. Diemen) Verwacht aantal Geobserveerd aantal * gezinnen gezinnen C-Centrum-Oost 75 61 C-Centrum-West 62 66 N-Oost 143 162 N-Oud-Noord 115 144 N-West 146 167 NW-De Aker/Nieuw-Sloten 72 51 NW-Geuzenveld 87 67 NW-Osdorp 161 140 NW-Slotermeer 152 111 NW-Slotervaart 157 152 O-IJburg/Eiland Zeeburg 77 128 O-Indische Buurt 103 103 O-Oostelijk Havengebied 45 42 O-Oud-Oost 120 128 O-Watergraafsmeer 61 50 W-Bos en Lommer 162 151 W-De Baarsjes 121 123 W-Oud-West 71 63 W-Westerpark 91 86 Z-Rivierenbuurt 59 50 Z-Buitenveldert/Zuidas 38 27 Z-De Pijp 82 71 Z-Noord-Midden 41 17 Z-Noord-West 64 70 ZO-Bijlmer-Centrum 175 173 ZO-Bijlmer-Oost 175 209 ZO-Gaasperdam/Driemond 177 220 Diemen 54 54 Totaal 2.886 2.886 *: Verwacht aantal bij een totaal van 2.886 gezinnen
75
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
6 Discussie en conclusie
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten uit eerdere hoofdstukken geïnterpreteerd en verklaard. Per alinea wordt er antwoord gegeven op de gestelde onderzoeksvragen. Ten slotte wordt de conclusie getrokken welke gebieden in Amsterdam-Amstelland meer inzet en aandacht nodig hebben in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. 6.1 Wat is de omvang van huiselijk geweld en kindermishandeling? Huiselijk geweld Uit de gezondheidsmonitoren kan er geconcludeerd worden dat jaarlijks 1,0% van de inwoners uit Amsterdam en Amstelland (respectievelijk 6.000 en 1.300 inwoners) aangeeft in het afgelopen jaar slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Dit is vergelijkbaar met het percentage huiselijk geweld in Nederland (1%; Landelijke cijfers gezondheidsmonitor 2012). 2,5% Van de Amsterdammers en 2,4% van de inwoners uit Amstelland geeft aan in de afgelopen vijf jaar slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Dit percentage ligt lager in vergelijking met het onderzoek van Van der Veen & Bogaerts (2010), waaruit blijkt dat ruim 9% van de Nederlandse bevolking in de voorafgaande vijf jaren slachtoffer was van huiselijk geweld. Dit verschil kan verklaard worden, doordat in het onderzoek van Van der Veen & Bogaerts naast registratiegegevens ook gebruik gemaakt wordt van een ‘vangsthervangstmethode’. Door deze methode kan er ook een schatting worden gemaakt van het deel wat niet als huiselijk geweld gemeld of geregistreerd staat. Kindermishandeling Uit E-MOVO blijkt dat 2,6% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs in Amsterdam aangeeft ooit mishandeld te zijn door een volwassene, 3,9% in de Amstellandregio. Een belangrijk verschil tussen Amsterdam (incl. Diemen) en Amstelland is een verschil in onderzoeksmethode. In tegenstelling tot Amstelland, waar de vragenlijst anoniem wordt afgenomen, kunnen de E-MOVO gegevens in Amsterdam aanleiding zijn voor een gesprek met Jeugdgezondheidszorg. Daardoor kunnen jongeren terughoudender zijn in het beantwoorden van de vragen. Opvallend is bijvoorbeeld dat in stadsdeel Nieuw-West het percentage lager ligt dan gemiddeld in Amsterdam. Uit de registraties van onder andere Vangnet Jeugd, het Advies en Meldpunt Kindermishandeling en de verwachte risicoverdeling blijkt echter dat het risico op kindermishandeling in stadsdeel Nieuw-West hoger ligt dan het Amsterdamse gemiddelde. Mogelijk worden de vragen over mishandeling in dit gebied niet altijd eerlijk beantwoord en/of wordt mishandeling niet door alle jongeren op dezelfde wijze geïnterpreteerd. Dit kan een onderschatting geven van de onderzoeksresultaten. Een kritisch punt bij soortgelijke bevolkingsonderzoeken is de perceptie van huiselijk geweld en kindermishandeling. Niet iedereen ziet zich als slachtoffer. Het kan per persoon verschillen (geslacht, leeftijd, culturele achtergrond) hoe er over huiselijk geweld en kindermishandeling wordt gedacht en hoe er via een vragenlijst over wordt gerapporteerd (dit geldt ook voor huiselijk geweld tussen volwassenen). Ook is in E-MOVO niet gevraagd naar het getuige zijn van huiselijk geweld. Het percentage kindermishandeling zou dus hoger kunnen liggen. Het Nederlands Jeugd Instituut schat voor Amsterdam een percentage van 5,6%. Hieruit kan geconcludeerd worden dat E-MOVO momenteel minder goed gebruikt kan worden als omvangschatting.
76
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
6.2 Geografische spreiding huiselijk geweld en kindermishandeling Verwachte geografische spreiding kindermishandeling In het kader van de regioaanpak huiselijk geweld en kindermishandeling is het van belang te weten waar in de regio Amsterdam-Amstelland meer huiselijk geweld en kindermishandeling voorkomt. Een gebiedsanalyse op basis van risicofactoren kan een belangrijk instrument zijn bij de inrichting van het sociale wijkteam en bij het maken van keuzes op het gebied van preventie, (vroeg)signalering en interventie27. Voor een analyse in de regio Amsterdam-Amstelland is een aantal belangrijke risicofactoren voor kindermishandeling geselecteerd namelijk jonge kinderen in het gezin, grote gezinnen, éénoudergezinnen, stiefouder, tienermoeder, armoede in het gezin, lage opleiding ouder(s). De geselecteerde risicofactoren zijn kenmerken, waarover betrouwbare data per gebied beschikbaar zijn. Bij Onderzoek en Statistiek (O&S) van de gemeente Amsterdam is informatie opgevraagd in welke mate deze kenmerken in de verschillende wijken of gemeenten aanwezig zijn. In de regio Amsterdam-Amstelland is tussen de gebieden en gemeenten een grote variatie te zien in de mate waarin de geselecteerde risicofactoren aanwezig zijn. Op basis van de aanwezigheid van risicofactoren blijkt dat ten opzichte van het Amsterdamse gemiddelde het risico op kindermishandeling het laagst is in gebied Noord-Midden in stadsdeel Zuid en het hoogst in Bijlmer-Centrum in stadsdeel Zuidoost. Ook wordt er verwacht dat het risico in Amstelland lager is dan in Amsterdam. Voor een bepaling van de verwachte verdeling van het aantal gevallen van kindermishandeling is behalve het risico ook het totaal aantal huishoudens met kinderen in het gebied van belang. Wanneer hier rekening mee wordt gehouden verwachten we de meeste gevallen van kindermishandeling in de stadsdelen Nieuw-West, Zuidoost , Noord en West. Vergelijking verwachte geografische spreiding met geobserveerde spreiding van kindermishandeling De verwachte geografische verdeling van kindermishandeling blijkt goed overeen te komen met de verdeling van het aantal geobserveerde gezinnen met kindermishandeling over de regio. Met name met de registratie van Vangnet Jeugd. In gebieden waarin een hoog aantal gezinnen met kindermishandeling verwacht wordt, wordt ook een hoog aantal gezinnen door Vangnet Jeugd gezien (correlatie van 0,85). Toch werden uit de stadsdelen Nieuw-West en Zuid minder gezinnen gezien door Vangnet Jeugd dan verwacht mocht worden. Uit de expertmeeting werd gesuggereerd dat in stadsdeel Nieuw-West bewoners terughoudend zouden zijn in het melden van signalen van kindermishandeling. In stadsdeel Zuid (gebied Noord-Midden) werd er gesuggereerd dat het verschil verklaard kan worden, doordat bewoners uit Zuid eerder hulpverlening zouden inschakelen buiten de GGD om. Ook de geografische spreiding van het aantal geregistreerde AMK onderzoeken komt goed overeen met de verwachte spreiding van kindermishandeling (correlatie van 0,73). Bij het AMK wordt eveneens in het gebied Slotermeer meer onderzoeken verwacht dan er geregistreerd is. Dit verschil kan mogelijk weer verklaard worden door de terughoudendheid in het melden van signalen. Aan de andere kant valt op dat ondanks het risico op kindermishandeling in Zuidoost het hoogst is hier nog meer onderzoeken geregistreerd staan dan verwacht wordt. Wellicht dat in Zuidoost al veel aandacht is voor de problematiek waardoor signalen eerder opgemerkt en gemeld worden of zijn nog andere belangrijke factoren die van invloed zijn. De geobserveerde spreiding van jeugdgezondheidszorg (JGZ) en de verwachte risicoverdeling is matig gecorreleerd (0,47). Een verschil in de mate waarin de vermoedens van kindermishandeling geregistreerd worden tussen de gebieden zou deze matige correlatie kunnen verklaren. Vermoedens van kindermishandeling worden jaarlijks bij gemiddeld 80 kinderen (0,5 kinderen per 1.000 kinderen) uit Amsterdam geregistreerd. In Amstelland worden 0,2 kinderen per 1.000 kinderen geregistreerd. Dit duidt waarschijnlijk op een onderrapportage. In het jaar 2013 zijn aandachtfunctionarissen
27
Notitie “Huiselijk geweld en de wijkteams” JSO Expertisecentrum voor Jeugd, Samenleving en Ontwikkeling
77
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
kindermishandeling bijvoorbeeld al 221 keer geconsulteerd over casussen die te maken hebben met kindermishandeling (interne communicatie). Ook uit onderzoek van de GGD (zie bijlage 4) blijkt dat bijna een derde van de artsen en één op tien van de verpleegkundigen een vermoeden van kindermishandeling had in de laatste week. Artsen en verpleegkundigen bij JGZ zien en doen veel meer dan uit de registraties blijkt. Geografische spreiding van huiselijk geweld In Amsterdam-Amstelland zijn in 2013 7.027 incidenten en 2.000 aangiften van huiselijk geweld geregistreerd bij de politie. Stadsdelen Zuidoost, Noord en Nieuw-West en West zijn oververtegenwoordigd in het aantal aangiften en incidenten. Toch worden niet alle incidenten van huiselijk geweld gemeld bij de politie. Schaamte en angst voor de gevolgen zijn redenen om niet altijd aangifte te doen (Ferwerda & Hardeman, 2013). Uit de Amsterdamse gezondheidsmonitor blijkt dat 20% van de inwoners die in het afgelopen jaar slachtoffer was van huiselijk geweld dit gemeld heeft bij de politie. In de veiligheidsmonitor geven inwoners uit Amsterdam, die slachtoffer waren van geweld, aan het voorval niet belangrijk genoeg te vinden, dat de politie niet kan helpen en dat het voorval geen zaak voor de politie is. Dit zijn redenen om het geweld niet te melden bij de politie. Ondanks dat deze redenen gelden voor algemeen slachtofferschap van geweld komen ze overeen met de redenen naar hulpzoekgedrag betreffende huiselijk geweld (van Dijk en van Veen, 2010). Hoewel het bij de politieincidenten en -aangiften ten dele gaat om zaken waarbij kinderen (als slachtoffer of getuige) betrokken zijn, blijkt de geografische spreiding van het aantal huiselijk geweld aangiften in grote lijnen overeen te komen met de verwachte geografische spreiding op kindermishandeling. Bij het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam komen via de frontoffice ook meer aanmeldingen binnen voor hulpverlening uit de stadsdelen Zuidoost, Noord en Nieuw-West. In de stadsdelen Zuid en Centrum worden minder vaak hulpverleningstrajecten gestart. Ditzelfde beeld blijkt uit de registraties van Vangnet. In stadsdeel Zuidoost wordt Vangnet vaker ingeschakeld (factor 9) als gevolg van huiselijk geweld ten opzichte van het gebied Noord-Midden in stadsdeel Zuid. Uit de registraties van Vangnet blijkt verder dat zij minder vaak worden ingeschakeld in de Amstelland regio. De spreiding van de gebieden waar huiselijk geweld vaker wordt geobserveerd (Politie, SHGA en Vangnet) komt nagenoeg overeen met de verwachte geografische spreiding van kindermishandeling. Een verklaring kan zijn dat in gezinnen waar kindermishandeling voorkomt ook vaak problemen zijn in de partnerrelatie. De partnerrelatie is vaak instabiel of kinderen krijgen te maken met herhaaldelijk wisselende partners van hun ouders (Kooijman & Wolzak, 2004). In ongeveer de helft van de gezinnen met huiselijk geweld is ook sprake van conflicten en geweld in de partnerrelatie (Baeten & Geurts, 2002). Zo blijkt dat vooral bij fysieke kindermishandeling andere vormen van geweld en dwingende interacties kenmerkend zijn voor de manier waarop gezinsleden met elkaar omgaan (Ronan et al., 2009). Een andere verklaring kan zijn dat huiselijk geweld gerelateerd is aan dezelfde risicokenmerken als dat van kindermishandeling, bijvoorbeeld armoede of een laag opleidingsniveau. Omdat we momenteel voor huiselijk geweld nog aangewezen zijn op registratiegegevens is het interessant om na te gaan in hoeverre het mogelijk is om een geografisch risicomodel te maken voor huiselijk geweld. Algemeen slachtofferschap van geweld (bedreiging of mishandeling) en seksuele intimidatie blijkt een minder goede voorspeller te zijn voor in welke gebieden in Amsterdam-Amstelland huiselijk geweld voorkomt. Uit de veiligheidsmonitor blijkt dat slachtofferschap het vaakst wordt gerapporteerd in De Pijp en Rivierenbuurt in stadsdeel Zuid en stadsdeel Centrum. Deze spreiding lijkt niet overeen te komen met de geografische spreiding van de politie, SHGA en Vangnet. Waarschijnlijk zullen andere vormen van geweld (bijvoorbeeld tijdens het uitgaan of bedreigingen op straat) eerder in de veiligheidsmonitor aangegeven worden.
78
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
6.3 Wat is de aard van het (gemelde) geweld? Uit de registraties van Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam en de resultaten uit de gezondheidsmonitoren blijkt dat het merendeel van het huiselijk geweld gaat om partnergeweld of dat de (ex-)partner wordt aangewezen als dader. Eerder onderzoek laat zien dat ruim 60% van het huiselijk geweld (ex-) partner geweld betreft. Onder dit geweld wordt niet alleen fysiek geweld, maar ook seksueel en psychisch geweld verstaan (Van der Veen & Bogaerts, 2010; Verwijs en Lunneman 2012). Dat huiselijk geweld niet alleen fysiek geweld betreft, blijkt ook uit de gezondheidsmonitoren. In zowel Amsterdam als Amstelland geeft ongeveer 80% van de slachtoffers aan dat ze te maken hebben gehad met psychisch of emotioneel geweld. Ongeveer de helft van het geweld gaat om lichamelijk geweld. Uit zowel de registraties van JGZ als het AMK blijkt dat het getuige zijn van huiselijk geweld onder kinderen vaak voorkomt in vergelijking met andere vormen van mishandeling. Er wordt geschat dat in 60 tot 80% van de gezinnen waar partnergeweld plaatsvindt binnen huishoudens met kinderen, kinderen getuige zijn van het geweld. 40% Van de kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld ondervindt daar ernstige schade van. Een aantal van hen raakt getraumatiseerd, maar vermoedelijk lopen ook veerkrachtige kinderen littekens op en ondervinden ook zij gevolgen van het geweld (Dijkstra, 2001). Uit de registraties van JGZ en het AMK blijkt verder dat kinderen ook vaker te maken krijgen met psychische/emotionele verwaarlozing en mishandeling, lichamelijke mishandeling en in mindere mate met seksueel misbruik. 6.4 Wat zijn de kenmerken van slachtoffers en plegers? Leeftijd en geslacht Uit de registraties blijkt dat slachtoffers van huiselijk geweld over het algemeen tussen de 25 en 45 jaar oud zijn. Onder 65-plussers wordt slachtofferschap minder vaak aangegeven (0,6% in Amsterdam; 0,4% in Amstelland) dan andere leeftijdsgroepen. Ook omvat ouderenmishandeling bij het SHGA maar 1,5% van alle geregistreerde vormen van huiselijk geweld. Vrouwen zijn vaker dan mannen slachtoffer van huiselijk geweld (factsheet huiselijk geweld, Movise 2013). Ook blijkt dit uit de registraties van onder meer het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam en GGD-Vangnet. Vrouwen zijn waarschijnlijk vaker slachtoffer van intensiever geweld met ernstigere gevolgen (Verwijs en Lunneman, 2012). Vrouwen zijn met 85% als slachtoffer oververtegenwoordigd bij de GGD - forensische letselbeschrijving. Maar ook mannen zijn slachtoffer van huiselijk geweld. Dit geweld is waarschijnlijk anders van aard en/of minder zichtbaar. Dit kan mogelijk verklaren dat in de Amsterdamse gezondheidsmonitor geen statistisch significant verschil is gevonden tussen mannen en vrouwen die aangegeven hebben slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Tevens blijkt uit de registraties van GGD-Vangnet dat bij de groep die geclassificeerd is als zowel dader als slachtoffer de man-vrouw verdeling ongeveer gelijk is. Er wordt gesuggereerd dat mannen vaker slachtoffer zijn van een huisvriend of andere familielid (Van der Veen & Bogaerts, 2010). 6.5 Wat zijn risicogroepen voor huiselijk geweld en kindermishandeling? Problemen met de financiën kunnen ervaren worden als een stressfactor die zich kan uiten in huiselijk geweld. In de gezondheidsmonitoren van Amsterdam en Amstelland geven inwoners die moeite hebben met rondkomen vaker aan slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld in de afgelopen vijf jaar dan inwoners die geen moeite hebben met rondkomen. Een andere bekende risicogroep zijn éénoudergezinnen. Uit de Vangnet registraties en de zelfrapportage van zowel de volwassenen als de jongeren (2de en 4de klas van het voortgezet onderwijs), is op te maken dat bewoners uit éénoudergezinnen vaker ervaring met mishandeling of geweld aangegeven dan bij andere gezinssamenstellingen. Hierbij kan het zowel gaan om mishandeling in het verleden (wat mogelijk een achterliggende reden is dat de ouders uit elkaar zijn gegaan) als om mishandeling door de verantwoordelijke ouder (gerelateerd aan de extra belasting door de opvoeding). In tegenstelling tot 79
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
kindermishandeling is de invloed van het opleidingsniveau bij huiselijk geweld minder duidelijk aanwezig. Amsterdammers met een midden opleiding (HAVO, VWO, MBO) geven vaker aan slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld dan Amsterdammers met een ander opleidingsniveau. Maar voor Amstelland zijn er geen verschillen te zien in opleidingsniveau. Om risicogroepen beter te onderscheiden is gerichter onderzoek nodig. Specifieke risicogroepen Uit de registraties van Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam blijkt verder dat specifieke vormen van huiselijk geweld zoals kind-oudermishandeling, eergerelateerd geweld en verborgen vrouwen minder vaak geregistreerd zijn dan andere vormen van huiselijk geweld. Toch vragen dergelijke vormen van huiselijk geweld specifieke aandacht. Dit geldt ook voor vrouwelijke genitale verminking bij meisjes en ouderenmishandeling. Vaak gaat het om slachtoffers in een enorme afhankelijkheidspositie, waardoor zij zelf niet snel aan de bel trekken. Dit vraagt om extra expertise van de sociale wijkteams, scholen, 1ste lijnsprofessionals etc. om signalen te herkennen en aan te geven. 6.6 In hoeverre in er sprake van recidive? Uit de registraties van het Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam blijkt dat 15% van de cliënten in het voorafgaande jaar al geregistreerd stonden. Van de cliënten die bij Vangnet staan geregistreerd, is 13% in het voorafgaande jaar al eens in contact geweest wegens huiselijk geweld. Aangezien geen tot de persoon herleidbare personalia zijn opgevraagd, is het binnen dit onderzoek niet mogelijk te kijken of dezelfde mensen op een ander tijdstip in andere registraties staan vermeld. Ook is vanuit de politie geen informatie bekend of er incidenten of aangiften zijn die betrekking hebben tot dezelfde persoon. Eenduidige conclusies zijn dus niet te geven. 6.7 Strafrechtelijke aanpak Het strafrecht heeft als doel een bijdrage te leveren aan het stoppen van huiselijk geweld. De veiligheid van het slachtoffer staat hierbij voorop. Bij een minderheid van het aantal aangiften (factor 5) komt de zaak terecht bij het Openbaar Ministerie (OM). Er moet namelijk voldoende bewijs zijn om tot vervolging over te gaan. Ter ondersteuning van de aangifte kan de politie een letselbeschrijving aanvragen. Het gaat hierbij om (nog) zichtbaar lichamelijk letsel. Voor andere vormen van huiselijk geweld is het ingewikkelder om genoeg bewijs te verzamelen. Het aantal letselbeschrijvingen en OM-zaken in de regio komt nagenoeg overeen (resp. 0,7 en 0,8 per 1.000 huishoudens). Over het algemeen komen in politiedistricten waar veel aangiften worden gedaan van huiselijk geweld ook relatief meer OM-zaken en letselbeschrijvingen voor. In politiedistrict 2 (Amsterdam Noord, Oost Zeeburg) worden opvallend minder letselbeschrijvingen aangevraagd. Een verschil in werkwijze binnen dit politiedistrict of genoeg bewijs voor andere huiselijk-geweldvormen zou dit verschil kunnen verklaren. 6.8 Waarde van registraties Waar rekening mee gehouden moet worden bij de interpretatie van de registraties is dat er gewerkt wordt met verschillende definities voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Bij sommige organisaties worden ook vermoedens van kindermishandeling of problematische gezinssituaties meegerekend. Bij andere organisaties zal het gaan om één onderdeel uit het spectrum van huiselijk geweld en kindermishandeling (bijvoorbeeld letselbeschrijving bij de forensische geneeskunde van de GGD) of alleen het geweld waarvoor daadwerkelijk bewijzen geleverd kunnen worden (Openbaar Ministerie). Doordat door de betrokken organisaties verschillende definities gehanteerd worden, is het onderling vergelijken van de geregistreerde aantallen zeer lastig.
80
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
6.9 Tot slot Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn complexe onderwerpen. Ten eerste weten we dat een groot gedeelte van de problematiek niet gezien wordt door de politie en zorgorganisaties. Ten tweede is het een onderwerp dat bij vragenlijstonderzoeken erg gevoelig kan zijn voor onderrapportage en een verschil in perceptie. Ten derde zijn huiselijk geweld en kindermishandeling onderwerpen met een definitie die voor meerdere interpretaties vatbaar is. In dit onderzoek hebben we op basis van de geografische spreiding van risicogroepen berekend waar gevallen van kindermishandeling vaker of minder vaak verwacht worden. Uit deze geografische spreiding kunnen we concluderen dat in Amsterdam meer gevallen van kindermishandeling verwacht wordt dan in Amstelland. De verwachting is dat de stadsdelen Zuidoost, Noord, Nieuw-West en West in Amsterdam, en Amstelveen in de Amstellandregio, meer aandacht en inzet nodig hebben bij het tegengaan van kindermishandeling. Dit beeld blijkt ook overeen te komen met de geregistreerde geografische spreiding betreffende huiselijk geweld.
81
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
7 Dankwoord
Hierbij willen we alle meewerkende organisaties bedanken voor hun geleverde bijdrage. Voor het leveren van de data, inbreng tijdens de expertmeeting en/of het lezen van het rapport bedanken we: Esther Batelaan en René Hoogerdijk (GGD Amsterdam, cluster Jeugdgezondheidszorg); Paul van Weert (GGD Amsterdam, afdeling Vangnet); Marijke Eppink (GGD Amsterdam, cluster Algemene Gezondheidszorg- Forensische geneeskunde); Anton Janssen, Karin Jansen, Claudia Verhagen, Henriëtte Dijkshoorn en Stephan Cremer (GGD Amsterdam, afdeling Epidemiologie & Gezondheidsbevordering); Elles Doorn en Yvonne Lammers (Steunpunt Huiselijk Geweld Amsterdam); Irene Dros (Vita Welzijn en Advies); Sietske Tiems, Lotte Michielsen, Saskia Huisman en Diana Wielsen (Advies en Meldpunt Kindermishandeling); Lilian Liem-Kon-Tja (Politie eenheid Amsterdam); Rianne van de Steenoven (Openbaar Ministerie) en Jolijn Broekhuizen (Dienst Onderzoek en Statistiek Amsterdam). Ten slotte willen we de Dienst Wonen, Zorg en Samenleven veel succes wensen in het samenstellen van de regioaanpak en alle toekomstige uitdagingen in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in de regio Amsterdam-Amstelland.
82
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
8 Literatuur
Alink L, IJzendoorn R van, Bakermans-Kranenburg M, Pannebakker F, Vogels T, & Euser, S. Kindermishandeling in Nederland anno 2010: De tweede nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen. Leiden: Universiteit Leiden (Leiden Attachment Research Program), 2011 Bakker I, Bakker C, Dijke A van, Terpstra L. O&O in perspectief. Utrecht: NIZW, 1998 Baeten, P. & Geurts E. In de schaduw van het geweld: Kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders. Utrecht, NIZW, 2002 Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Amsterdam, Bureau Jeugdzorg Noord-Holland/Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Noord-Holland. Protocol Kindermishandeling versie 2010. www.protocolkindermishandeling.nl Dijk T van, Veen M, Cox E.Slachtofferschap van huiselijk geweld: aard, omvang, omstandigheden en hulpzoekgedrag. Hilversum: Intomart, 2010 Dijkstra S. Kinderen (v/m) die getuige zijn van geweld tussen hun ouders. Een basisverkenning van korte en lange termijn effecten. Bilthoven: Dijkstra, 2001 Ferwerda H, Hardeman M. Kijk..dan zie je het! Huiselijk geweld geteld en verdiep. Bureau Beke, 2013 Gemeentelijke visie op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Een veilig Thuis. G4, 2013 Groot R de, Haitsma J van, Esveld M van. Handreiking huiselijk geweld en de wijkteams. JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling. IJzendoorn MH van, Prinzie P, Euser EM, Groeneveld MG, Brilleslijper-Kater SN et al. Kindermishandeling in Nederland anno 2005: de nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen. Leiden: Casimir Publishers, 2007. Klein Velderman M, Pannebakker F.D. Primaire preventie van kindermishandeling: bekende, gebaande en gewenste paden. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven, 2008 Ministerie van Justitie. Factsheet huiselijk geweld. Den Haag: Ministerie van Justitie, 2008 Movisie. Huiselijk geweld: aard en omvang, gevolgen en aanpak, 2013 Pharos (2013), factsheet Vrouwelijke Genitale Verminking [http://www.pharos.nl/documents/doc/factsheet_vgv.pdf/ 9.9.2014] Ronan KR , Canoy DF, Burke K J. Child maltreatment: Prevalence, risk, solutions, obstacles, Australian Psychologist, 44, 195-213, 2009
83
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Rooij F van. Huiselijk geweld. In: Dijkshoorn H, Dijk TK van. Janssen AP (red. ) Zo gezond is Amsterdam: eindrapport Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2008. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2009. Rooij F, Buster M. Aard en omvang huiselijk geweld in Amsterdam. GGD Amsterdam, 2009 Segeren M. Huiselijk geweld. In: Dijkshoorn H, Hazeleger F, Janssen AP, Ujcic-Voortman JK (red.) Amsterdammers gezond en wel: eindrapport Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2013. Veen HCJ van der, Bogaerts S. Geweld in huiselijke kring in Nederland. Overkoepelend syntheserapport van het vangst-hervangst- slachtoffer- en daderonderzoek 2007–2010. Den Haag: WODC, 2010 Verwijs R, Lunneman K. Partnergeweld, Achtergrond en risicofactoren. Verwey-Jonker instituut, 2012
84
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Bijlage 1
Totaal overzicht registratiegegevens Tabel 1: Overzicht aantallen en aantallen per 1000 huishoudens, percentage van totaal, verschillende registraties voor huiselijk geweld Steunpunten huiselijk geweld
Politie (aangifte)
Vangnet** (gemiddelde van 2010/2011)
Aantallen
Aantallen
Aantallen
*
% van
(n=811)
X1.000 HH
% van totaal
n=1988
X1.000 HH
% van totaal
N=1146
X1.000 HH
totaal
C-Centrum-West
23
0,80
2,8%
75
2,62
3,8%
36
1,26
3,1%
C-Centrum-Oost
22
0,86
2,7%
70
2,74
3,5%
34
1,33
3,0%
W-Westerpark
24
1,12
3,0%
50
2,33
2,5%
43
2,01
3,8%
W-Bos en Lommer
40
2,30
4,9%
88
5,06
4,4%
56
3,19
4,8%
W-Oud-West
19
0,90
2,3%
34
1,61
1,7%
35
1,66
3,1%
W-De Baarsjes
20
0,95
2,5%
81
3,85
4,1%
42
2,00
3,7%
NW-Slotermeer
28
2,24
3,5%
79
6,32
4,0%
43
3,44
3,8%
NW-Geuzenveld
17
2,32
2,1%
45
6,13
2,3%
27
3,61
2,3%
NW-Osdorp
39
2,15
4,8%
91
5,01
4,6%
51
2,78
4,4%
NW-De Aker/Nieuw-Sloten
15
1,27
1,8%
37
3,14
1,9%
17
1,40
1,4%
NW-Slotervaart
28
1,67
3,5%
78
4,64
3,9%
48
2,86
4,2%
Z-Noord-West
14
0,89
1,7%
25
1,58
1,3%
29
1,80
2,5%
Z-Noord-Midden
4
0,30
0,5%
15
1,11
0,8%
8
0,56
0,7%
Z-Buitenveldert/Zuidas
12
0,97
1,5%
31
2,49
1,6%
12
0,97
1,0%
Z-De Pijp
30
1,37
3,7%
55
2,51
2,8%
34
1,55
3,0%
Z-Rivierenbuurt
15
0,91
1,8%
39
2,36
2,0%
17
1,03
1,5%
O-Oud-Oost
28
1,54
3,5%
95
5,23
4,8%
50
2,75
4,4%
O-Indische Buurt
24
1,95
3,0%
65
5,29
3,3%
43
3,50
3,8%
85
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Steunpunten huiselijk geweld
Politie (aangifte)
Vangnet** (gemiddelde van 2010/2011)
Aantallen
Aantallen
Aantallen
*
% van
(n=811)
X1.000 HH
%van totaal
n=1988
X1.000 HH
% van totaal
N=1154
X1.000 HH
totaal
O-Oostelijk Havengebied
13
1,48
1,6%
22
2,51
1,1%
24
2,68
2,1%
O-Watergraafsmeer
20
1,25
2,5%
55
3,43
2,8%
21
1,31
1,8%
O-IJburg/Eiland Zeeburg
15
1,74
1,8%
44
5,11
2,2%
21
2,38
1,8%
N-West
30
1,85
3,7%
91
5,61
4,6%
58
3,54
5,0%
N-Oud-Noord
22
1,62
2,7%
75
5,51
3,8%
47
3,45
4,1%
N-Oost
31
2,39
3,8%
84
6,47
4,2%
47
3,58
4,1%
ZO-Bijlmer-Centrum
21
1,69
2,6%
112
9,02
5,6%
49
3,90
4,2%
ZO-Bijlmer-Oost
36
2,72
4,4%
107
8,07
5,4%
64
4,79
5,5%
ZO-Gaasperdam/Driemond
34
2,02
4,2%
118
7,01
5,9%
58
3,42
5,0%
Aalsmeer
37
3,00
4,6%
37
3,00
1,9%
20
1,62
1,7%
Amstelveen
94
2,33
11,6%
91
2,26
4,6%
72
1,77
6,2%
Diemen
10
0,82
1,2%
42
3,46
2,1%
22
1,77
1,9%
Ouder-Amstel
15
2,60
1,8%
16
2,77
0,8%
4
0,69
0,3%
Uithoorn
31
2,53
3,8%
41
3,35
2,1%
22
1,76
1,9%
* per 1.000 huishoudens ** Gemiddeld per jaar
86
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 2: Overzicht aantallen en relatieve aantallen indicatoren kindermishandeling voor Amsterdam-Amstelland Verwachte prevalentie AMK
JGZ** (gemiddeld 2010-2013)
Aantal
% van totaal *
Aantallen
kindermishandeling***
Vangnet Jeugd (2013) % van
% van
(n=347)
X1.000 HH
(n=78)
X1.000 HH
totaal
Aantallen
X1.000 HH
totaal
%
C-Centrum-West
7
1,87
2,0%
0,3
0,05
0,3%
66
17,6
2,3%
3,6 %
C-Centrum-Oost
7
1,72
2,0%
2,0
0,40
2,6%
61
15,0
2,1%
4%
W-Westerpark
14
3,36
4,0%
2,0
0,39
2,6%
86
20,6
3,0%
4,7 %
W-Bos en Lommer
17
3,82
4,9%
5,8
0,90
7,5%
151
33,9
5,2%
7,9 %
W-Oud-West
9
2,54
2,6%
0,8
0,17
1,0%
63
17,8
2,2%
4,3 %
W-De Baarsjes
20
4,71
5,8%
3,0
0,54
3,9%
123
29,0
4,3%
6,2 %
NW-Slotermeer
10
2,47
2,9%
2,8
0,47
3,6%
111
27,4
3,8%
8,1 %
NW-Geuzenveld
8
2,86
2,3%
0,8
0,19
1,0%
67
23,9
2,3%
6,7 %
NW-Osdorp
19
3,55
5,5%
3,3
0,42
4,2%
140
26,2
4,9%
6,5 %
NW-De Aker/Nieuw-Sloten
8
1,53
2,3%
3,3
0,51
4,2%
51
9,8
1,8%
3%
NW-Slotervaart
15
3,04
4,3%
3,3
0,44
4,2%
152
30,8
5,3%
6,9 %
Z-Noord-West
8
2,51
2,3%
0,3
0,07
0,3%
70
21,9
2,4%
4,3 %
Z-Noord-Midden
2
0,55
0,6%
0,5
0,09
0,6%
17
4,7
0,6%
2,5 %
Z-Buitenveldert/Zuidas
4
1,71
1,2%
0,0
0,00
0,0%
27
11,6
0,9%
3,5 %
Z-De Pijp
12
3,45
3,5%
0,8
0,19
1,0%
71
20,4
2,5%
5,1 %
Z-Rivierenbuurt
8
2,37
2,3%
0,5
0,12
0,6%
50
14,8
1,7%
3,7 %
O-Oud-Oost
9
2,23
2,6%
0,8
0,15
1,0%
128
31,7
4,4%
6,4 %
O-Indische Buurt
6
1,97
1,7%
2,3
0,54
2,9%
103
33,8
3,6%
7,3 %
O-Oostelijk Havengebied
4
1,36
1,2%
0,5
0,13
0,6%
42
14,2
1,5%
3,3 %
O-Watergraafsmeer
9
2,35
2,6%
1,0
0,20
1,3%
50
13,1
1,7%
3,5 %
O-IJburg/Eiland Zeeburg
6
1,50
1,7%
2,5
0,35
3,2%
128
31,9
4,4%
4,1 %
N-West
15
2,49
4,3%
2,3
0,28
2,9%
167
27,8
5,8%
5,2 %
N-Oud-Noord
16
4,09
4,6%
6,3
1,28
8,1%
144
36,8
5,0%
6,3 %
N-Oost
13
3,00
3,7%
9,8
1,52
12,7%
162
37,3
5,6%
7,1 %
87
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Verwachte prevalentie **
AMK
JGZ (gemiddeld 2010-2013)
Aantal
% van totaal
(n=347)
X1.000 HH*
ZO-Bijlmer-Centrum
23
6,13
ZO-Bijlmer-Oost
17
ZO-Gaasperdam/Driemond
27
Aalsmeer
7
Amstelveen Diemen
Aantallen
kindermishandeling***
Vangnet Jeugd (2013) % van
% van
(n=78)
X1.000 HH
totaal
Aantallen
X1.000 HH
totaal
%
6,6%
5,5
1,06
7,1%
173
46,1
6,0%
10,1 %
3,80
4,9%
4,3
0,71
5,5%
209
46,7
7,2%
8,4 %
4,46
7,8%
6,8
0,94
8,8%
220
36,4
7,6%
6,3 %
1,33
2,0%
0,5
0,13
0,6%
n.v.t.
14
1,09
4,0%
1,25
0,10
1,6%
n.v.t.
6
1,54
1,7%
2
0,38
2,6%
54
Ouder-Amstel
4
1,86
1,2%
1,25
0,59
1,6%
n.v.t.
2,1 %
Uithoorn
3
0,63
0,9%
1,25
0,26
1,6%
n.v.t.
2,6 %
2,5 % 2,4 % 13,9
1,9%
3%
* per 1.000 huishoudens met kinderen ** Gemiddeld per jaar *** Gemiddelde in Amsterdam =5,6%
88
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 3: Overzicht aantallen en relatieve aantallen indicatoren strafrechtelijke aanpak naar politiedistrict regio Amsterdam-Amstelland Openbaar Ministerie** ** Politie (2013) aangiften AGZ Letselbeschrijving Huiselijk geweld (zaken) Percentage Percentage Percentage van het van het van het * totaal Aantallen X1.000 HH totaal Aantallen X1.000 HH totaal Politiedistrict Aantallen X1.000 HH 1 145 2,68 7,3% 35 0,64 10,1% 21 0,38 4,9% 2 381 5,25 19,2% 37 0,51 10,8% 105 1,44 24,9% 3 545 5,76 27,4% 106 1,12 30,9% 120 1,27 28,6% 4 334 2,30 16,8% 38 0,26 11,0% 76 0,52 18,0% 5 583 3,95 29,3% 128 0,87 37,1% 99 0,67 23,6% * per 1.000 huishoudens ** Gemiddeld per jaar 1: Centrum-Burgwallen, Centrum-Amstel, Centrum-Jordaan 2: Amsterdam-Noord, Oost-Zeeburg 3: Oost-Watergraafsmeer, Diemen-Ouder-Amstel, Zuidoost-Bijlmermeer, Zuidoost-Gaasperdam 4: Zuid-de Pijp, Zuid-Buitenveldert, Amstelveen, Aalsmeer-Uithoorn 5: West-Haarlemmerweg, West-de Schinkel, Nieuw-West-Osdorp, Nieuw-West-Slotervaart/Slotermeer
89
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Bijlage 2
Vragenlijst gezondheidsmonitoren naar huiselijk geweld HUISELIJK GEWELD
De volgende vragen gaan over huiselijk geweld. Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring wordt gepleegd (gezinsleden, familieleden, (ex-)partners, huisvrienden). Slachtoffers en daders van geweld kunnen zowel vrouwen, kinderen als mannen zijn. Het kan gaan om: - Psychisch of emotioneel geweld (getreiterd, gekleineerd of uitgescholden worden, etc.); - Lichamelijk geweld (mishandeld, geschopt en geslagen, etc.); - Ongewenste seksuele toenadering (seksueel getinte opmerkingen, ongewenst aangeraakt, etc.); - Seksueel misbruik (aangerand of verkracht). M 1
Bent u ooit slachtoffer geweest van huiselijk geweld?
M 2
Om welke vorm van huiselijk geweld ging het? U kunt meerdere antwoorden aankruisen.
psychisch of emotioneel geweld lichamelijk geweld ongewenste seksuele toenadering
M 3
Wie was of waren de dader(s)? U kunt meerdere antwoorden aankruisen.
mijn partner mijn ex-partner mijn (stief)kind mijn (stief)ouder(s) mijn (stief)broer(s) /zus(sen) een ander familielid een huisvriend iemand anders
M 4
Hoe lang is het geleden dat u slachtoffer was van huiselijk geweld?
1 jaar geleden of korter tussen 1 en 5 jaar geleden VRAAG N1 langer dan 5 jaar geleden N1
M 5
Ja nee
GA NAAR VRAAG N1
seksueel misbruik
Heeft u het huiselijk geweld bij de politie gemeld?
GA NAAR GA NAAR VRAAG
Ja Nee
90
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Bijlage 3
Pilotstudie ‘Preventie geweld’ bij Spoedeisende hulp In de pilotstudie Preventief geweld worden geweldsituaties die gesignaleerd worden op de spoedeisende hulp van de Amsterdamse ziekenhuizen, geregistreerd. Deze studie wordt, in opdracht van Openbare Orde en Veiligheid, uitgevoerd door VeiligheidNL. Ook Politie en GGD Amsterdam zijn bij deze pilot betrokken. Binnen de registraties kan een onderscheid worden gemaakt tussen huiselijk geweld en kindermishandeling (familiegerelateerd geweld). Geleidelijk zijn alle Amsterdamse ziekenhuizen bij de pilot aangesloten. Naast demografische gegevens over het slachtoffer (leeftijd en geslacht), wordt geregistreerd waar en wanneer het incident heeft plaatsgevonden, wat voor soort locatie (thuis, straat, horeca, etc.), het geweldsmechanisme en de relatie tussen slachtoffer en dader. Hoewel het niet mogelijk bleek om voor deze rapportage resultaten van de pilot te rapporteren, is de verwachting dat de studie in de nabije toekomst een databron zal vormen die, naast de in dit rapport beschreven bronnen, het huiselijk geweld vanuit een ander perspectief in beeld kan brengen en daarmee handvatten kan bieden om het geweld te voorkomen. In najaar 2014 worden de eerste resultaten van deze pilot verwacht.
91
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Bijlage 4
Signalering kindermishandeling door jeugdartsen en verpleegkundigen De jeugdgezondheidszorg (JGZ) is een taak van de gemeente. In Amsterdam laat de gemeente de JGZtaken uitvoeren door de GGD Amsterdam. De GGD onderzoekt kinderen op het consultatiebureau en op school. Ze geeft voorlichting over gezondheid, opvoeding en ontwikkeling. Daarnaast maakt de GGD deel uit van de lokale Centra Jeugd en Gezin (in Amsterdam Ouder- en Kind centra genoemd) en ondersteunen en adviseren ze de lokale en landelijke overheid in hun beleid voor een goede jeugdzorg (Bron: GGD Nederland). JGZ Amsterdam ziet vrijwel alle kinderen (> 95%) in Amsterdam in de leeftijd 0-19 jaar. Omdat JGZ al deze kinderen periodiek onderzoekt, heeft zij een belangrijke taak in het voorkomen en signaleren van kindermishandeling. In een recent onderzoek onder alle JGZ-medewerkers van de GGD Amsterdam kwam naar voren dat in de periode van oktober 2012 t/m oktober 2013 bijna een derde (32,4%) van de artsen en 11,3% van de verpleegkundigen een vermoeden van kindermishandeling had in de afgelopen week. Meer dan de helft van de artsen en verpleegkundigen hadden een vermoeden van kindermishandeling in het afgelopen half jaar en over een heel jaar was dit 66,7%. In totaal was er geen arts die in het afgelopen jaar geen vermoedens van kindermishandeling heeft gehad. Voor de verpleegkundigen gold dit voor 12,9%. In 25% van de gevallen bleek het vermoeden terecht en was er sprake van kindermishandeling. In 58% van de gevallen bleef het onduidelijk of er daadwerkelijk sprake was van kindermishandeling. Voor wat betreft fysieke mishandeling gaf ruim de helft van de artsen en verpleegkundigen (52,3%) aan hiervan vermoedens te hebben gehad in de laatste zes maanden van de onderzoeksperiode. Uiteindelijk bleek het bij 28,4% ook daadwerkelijk om fysieke mishandeling te gaan. In meer dan de helft van de gevallen (52,3%) bleef het onduidelijk of er sprake was van fysieke mishandeling. In slechts 19,3% was het vermoeden van fysieke mishandeling achteraf aantoonbaar onjuist. In meerdere onderzoeken komt naar voren dat veel gevallen van kindermishandeling niet worden herkend en/of gerapporteerd. In ons onderzoek gaf 88,5% aan in meer of mindere mate een tekort aan kennis betreffende letsels te hebben. Van alle JGZ-artsen betrof het 85,3%. In 79,8% werd onvoldoende beheersing van gesprekstechnieken gerapporteerd en in 84,4% was er sprake van onvoldoende ervaring. Auteur: Patrick Leenen, onderzoeker GGD Amsterdam
92
GGD Amsterdam
24 oktober 2014
Tabel 1: Vermoedens van kindermishandeling Periode oktober 2012-oktober 2013
Arts
Verpleegkundige
Totaal
Laatste keer vermoedens van kindermishandeling < 1 week geleden > 1 week - < ½ jaar geleden ½ jaar - 1 jaar geleden > 1 jaar geleden Geen vermoedens
32,4% 52,9% 8,8% 5,9% 0,0%
11,3% 59,7% 9,7% 6,5% 12,9%
18,8% 57,3% 9,4% 6,3% 8,3%
Vermoedens bevestigd bij laatste casus Ja Nee Weet niet
23,5% 17,6% 58,8%
25,9% 16,7% 57,4%
25% 17% 58%
Laatste keer vermoedens van fysieke mishandeling < 1 week geleden > 1 week - < ½ jaar geleden ½ jaar - 1 jaar geleden > 1 jaar geleden Geen vermoedens
17,6% 41,2% 14,7% 14,7% 11,8%
7,4% 40,7% 18,5% 24,0% 9,3%
11,4% 40,9% 17,0% 20,5% 10,2%
Vermoedens bevestigd (bij laatste casus) Ja Nee Weet niet
29,5% 23,5% 50%
29,6% 16,7% 53,7%
28,4% 19,3% 52,3%
Tabel 2: Ervaren knelpunten in het signaleren van kindermishandeling Periode oktober 2012-oktober 2013 Arts
Verpleegkundige
Totaal
Tekort aan kennis betreffende letselherkenning Ja Nee
85,2% 14,8%
90,4% 9,6%
88,5% 11,5%
Onvoldoende beheersing gesprekstechnieken Ja Nee
82,4% 17,6%
78,3% 21,7%
79,8% 20,2%
Onvoldoende ervaring Ja Nee
79,4% 20,6%
87,1% 12,9%
84,4% 15,6%
93