HONGER IN OVERVLOED Een lespakket voor graad 3 het secundair onderwijs de
11.11.11 – Vlasfabriekstraat 11 – 1060 Brussel Honger in overvloed
1
Beste leerkracht, vormingswerker, vrijwilliger, In een wereld waarin zwaarlijvigheid, hartziekten en diabetes door overvoeding uitbreiding nemen en zelfs huisdieren naar de diëtist moeten, streven de World Food Summit en de Millenniumdoelstellingen naar een halvering van de honger tegen 2015. Een contradictio in terminis, maar ook een pure noodzaak, want hoewel wij vandaag de capaciteit hebben om de hele mensheid op een degelijke manier te voeden, lijden honderden miljoenen mensen honger. Droogte, natuurrampen, plagen, ziekten zoals aids en conflicten lijken voor de hand liggende oorzaken voor die mistoestand. Uiteraard dragen al die elementen bij tot voedselonzekerheid, hongersnoden en een onevenwichtige verdeling van voedsel. Maar in wezen is voedseltekort een structureel probleem. Een probleem van armoede, onvoldoende toegang en pure uitsluiting. Mensen die geen toegang hebben tot land, kunnen geen voedsel verbouwen. Mensen die geen geld hebben, kunnen geen voedsel kopen. De armste landen én meerbepaald hun armste inwoners hadden en hebben weinig in de pap te brokken bij de industrialisering van de landbouw, maar zijn wél, zowel sociaal als fysiek, de eerste getroffenen. Armen hadden en hebben geen stem in de steeds meer door juridische en economische spitstechnologie geschraagde wereldhandel, die vooral bedrijven en hun aandeelhouders op hun wenken bedient. Armen hebben bovendien ook niet de politieke slagkracht of de mogelijkheid tot enige beleidsparticipatie om hun recht op voedsel te doen gelden. Wie dus iets aan het hongerprobleem wil doen moet een duurzamer landbouwen een eerlijker handelsbeleid voeren, waarin armen gehoord worden, en blijven sleutelen aan hun rechtszekerheid.
Doelgroep 3e graad secundair onderwijs Doelstelling (kennis, vaardigheden, houdingen) 1. Deelnemers begrijpen dat als we niet zéér dringend werk maken van de strijd tegen honger (MDG 1), het behalen van de andere Millenniumdoelstellingen zeer moeilijk tot zelfs onmogelijk zal zijn. 2. Deelnemers krijgen inzicht in de nood aan structurele oplossingen, in het licht van de relaties noord-zuid & arm-rijk. Deelnemers maken de kritische reflectie: hoe moeten we dat realiseren, het zal niet volstaan om een zak geld/voedsel naar het Zuiden te gooien. 3. Deelnemers begrijpen dat er een belangrijke rol is weggelegd voor alle 191 staats- en regeringsleiders die deze Millenniumdoelstellingen ondertekenden, dus ook voor de Belgische overheid. 4. De deelnemers kunnen op basis van de inhoud van de les bewust de keuze maken om solidariteit met de campagne en actie van 11.11.11 (en de grotere tegenbeweging wereldwijd) te betonen.
2
Honger in overvloed
Opbouw van de les(sen) 1. Stellingen 2. Honger!? 3. Boeren in het Zuiden 4. Illustratie: dvd ‘De Afzet-markten’ 5. Stellingen 6. De oplossingen
[5 min.] [40 min.] [15-45 min.] [11 min.] [10 min.] [20 min.]
Je hebt minimum twee lessen nodig. In de eerste les kunnen de twee eerste punten aan bod komen (introductie honger) en kan het derde punt ingeleid worden. In punt 3 “Boeren in het Zuiden” wordt met een krantenartikel gewerkt. Je kunt ervoor opteren om dit mee te geven naar huis ter voorbereiding of je start daar de tweede les mee. Als er meer tijd voor is, kan je in een derde les terugkomen op de stellingen en wat dieper ingaan op de Millenniumdoelstellingen (zie bijlage 7). Ontwikkelingsdoelen en eindtermen Voor een verwijzing naar de relevante ontwikkelingsdoelen en eindtermen: zie bijlage 8. Bijlagen bij de les Bijlage 1. Acht stellingen over honger + uitleg Bijlage 2. Infoposter (zit los in het pakket) Bijlage 3. Krantenartikel Bijlage 4. Werkblad bij krantenartikel Bijlage 5. Script van dvd ‘Afzet-markten’ Aanvullende bijlagen Bijlage 6. Woordenboek Bijlage 7. De Millenniumdoelstellingen Bijlage 8. Ontwikkelingsdoelen & eindtermen Bijlage 9. Over 11.11.11 Materiaal in het lespakket - Handleiding - Dvd ‘Afzet-markten’ - De infoposter Materiaal waar je zelf voor zorgt: - plakband - groene en rode kaartjes - bord/flappen
Þ
Dit symbooltje kom je regelmatig tegen in de tekst. Het zijn didactische tips om de lessen wat luchtiger en actiever te maken
* De woorden die dit sterretje mee krijgen, kan je terugvinden in het woordenboek (bijlage 6).
1. Stellingen
2. Honger
Print de 8 stellingen over honger met de bijhorende uitleg uit [zie bijlage 1] en hang die verspreid op in het lokaal, zorg dat enkel de stellingen zichtbaar zijn. Stelling 1: Er is niet genoeg voedsel om iedereen te voeden.
Daarna neemt iedereen plaats en zullen we het in vier rondes hebben over honger: wat is het, wie heeft honger, wat zijn oorzaken en wat zijn gevolgen. Je schrijft op het bord/flappen bovenaan van links naar rechts: wat, wie, oorzaken, gevolgen. Bij het begin van elke ronde is er een kort brainstormmoment, de kernwoorden worden bijgehouden op bord/flap.
Stelling 2: Natuurrampen zijn de belangrijkste oorzaak van de honger.
RONDE 1. Wat is honger?
Stelling 3: We zijn met te veel, de aarde kan dit niet dragen. Stelling 4: Ofwel een gezond milieu ofwel meer voedsel. Stelling 5: De landbouw moet meer voedsel produceren op grote schaal om de honger op te lossen (dus grotere landbouwbedrijven zijn dringend nodig). Stelling 6: Vrijhandel* is de oplossing voor het hongerprobleem. Stelling 7: De hongerenden doen zelf geen moeite om uit de problemen te geraken. Stelling 8: Meer ontwikkelingshulp (geld, voedselhulp) zal de honger de wereld uit helpen. Iedereen krijgt 8 groene en 8 rode kaartjes waar ze hun naam op schrijven en loopt rond. Vindt hij/zij dat een stelling juist is, dan wordt daar een groen kaartje op gehangen, is het fout, dan wordt een rood kaartje geplakt onder de bewuste stelling. Als iedereen klaar is, bepalen we de klaspercentages voor elke stelling en schrijven we dat bij de stelling. Bijvoorbeeld: zoveel % van deze klas gaat akkoord met de stelling dat er niet genoeg voedsel is om iedereen te voeden. We komen hier op het einde van de les op terug (in deel 5 stellingen).
Þ
We starten met een korte brainstorm op flappen/bord. Daarna gaan we op deze vraag in aan de hand van een aantal open deelvraagjes.
Wat is het verschil tussen honger en ondervoeding? Antwoord: Met de term honger wordt vaak verwezen naar het tekort aan voedsel (voedingsstoffen) en de gevolgen hiervan. Ondervoeding is het gevolg van structurele honger. Onvoldoende toegang tot voedsel brengt een gebrek aan calorieën met zich mee. Deze calorieën worden in het lichaam omgezet in energie. Die is nodig voor de groei, voor lichaamsfuncties, voor fysieke en mentale arbeid en voor weerstand tegen ziektes. De FAO* berekende dat men 2100 kcal per dag) nodig heeft om een gezond en actief leven te leiden (voor mensen die werken op het platteland zelfs 2400 kcal/dag). Belgen nemen gemiddeld 3500 kcal per dag op (vergelijk: Congolezen gemiddeld: 1570 kcal). Uitleg: Ondervoeding kan het gevolg zijn van te weinig eten (kwantitatieve ondervoeding), maar ook van onevenwichtig eten, waardoor er een tekort aan bepaalde voedingsstoffen, zoals vitaminen en mineralen (kwalitatieve ondervoeding), ontstaat. Zo wordt om de vier uur iemand blind door een tekort aan vitamine A (jaarlijks 500.000 kinderen). Honger is een waarschuwingssignaal van het lichaam. Dit signaal wordt gegeven in reactie op een lege maag en een dalende bloedsuikerspiegel. Blijft de maag langere tijd leeg, dan blijft het signaal uit. Als het waarschuwingssignaal voor honger eenmaal is verdwenen en er sprake is van een lange periode van ontoereikende voeding gaat het lichaam anders functioneren om minder energie te verbruiken. De aanpassing van het lichaam resulteert in ondervoedingsverschijnselen. Acute ondervoeding treedt op wanneer iemand al zijn energiereserves heeft verbruikt. Het lichaam Honger in overvloed
3
begint eigen spieren en vetreserves te verbranden om aan de energie en voedingsstoffen te komen die het nodig heeft om te overleven.
Wat voor pijn en ongemak horen bij ondervoeding? Antwoord: extreme vermoeidheid, apathie (niet meer reageren op de omgeving), algemene zwakte, vaak ook uitdroging. Uitleg: Doordat de maag zo weinig voedsel krijgt, wordt deze kleiner en kan ze ook steeds minder voedsel verwerken. Mensen die aan ondervoeding lijden, zijn zo zwak dat zij geen honger of dorst meer voelen. Maar deze extreme zwakte verdooft het lijden niet. Elke beweging is pijnlijk omdat de spieren verstijfd zijn. De huid, die door de ernstige uitdroging van het weefsel barst, doet ook pijn. Daarnaast veroorzaken infecties veel leed. Vanwege hun zwakke fysieke gesteldheid zijn ondervoede mensen erg vatbaar voor allerlei ziekten. Zo ontstaat er vaak schimmel op de wanden van de slokdarm. Dit maakt slikken een ontzettend pijnlijke ervaring, vergelijkbaar met het eten van een citroen met een mond vol blaasjes.
Kan je sterven van de honger, of is dat eerder bij wijze van spreken? Antwoord: ja, het is mogelijk van honger om te komen, als verbranding van eigen weefsel door het lichaam niet voldoende energie of voedingsstoffen oplevert om te overleven. Uitleg: Maar eigenlijk vinden de meeste sterfgevallen die worden toegeschreven aan ondervoeding vóór deze fase plaats; ze worden veroorzaakt door ziekten. Naarmate de ondervoeding verergert, verzwakt het lichaam en verdwijnt de afweer tegen infecties of aandoeningen met betrekking tot de stofwisseling.
RONDE 2. Wie heeft honger?
Þ
Start terug met een korte brainstorm en schrijf bij op het bord/flap. Daarna gaan we op deze vraag in aan de hand van een aantal deelvraagjes. Je kunt eerst de 3 vragen stellen en iedereen het antwoord laten opschrijven om dan vervolgens te overlopen van bij het begin met de bijhorende uitleg.
Dagelijks sterven 25.000 mensen aan ondervoeding. In het recentste verslag van de FAO* aangaande voedselzekerheid* wordt geschat dat in 2004 maar liefst 852 miljoen mensen wereldwijd ondervoed waren. Hoeveel van deze mensen leven in ontwikkelingslanden? (in %) a. 55% b. 96% c. 99% Antwoord: b, 96% of 815 miljoen mensen hiervan leven in ontwikkelingslanden, 28 miljoen in transitielanden* en 9 miljoen in geïndustrialiseerde landen. Uitleg: Momenteel sterven dagelijks minstens 25.000 mensen aan ondervoeding en elke 3 seconden sterft een kind van de honger. Voor alle ontwikkelingslanden is het aantal mensen dat honger lijdt sinds 1980 met 105 miljoen gedaald. Op het eerste zicht lijkt het alsof er een grote vooruitgang geboekt is bij de terugdringing van het aantal ondervoede mensen de afgelopen decennia. In de drie andere regio’s zien we echter een stijging, die vooral in Sub Sahara Afrika verontrustend is. Zonder China en India is er zelfs ook in Azië een stijging. Sinds de Wereldvoedseltop in 1996 is het aantal mensen dat honger lijdt in ontwikkelingslanden alleen maar gestegen, in het bijzonder in de armste landen. Honger en ziektes die eruit voortvloeien eisen dagelijks méér doden dan AIDS, malaria en tuberculose samen. Jonge kinderen worden vaak het hardst getroffen door ondervoeding. Ongeveer 60% van de jaarlijkse 11 miljoen overleden kinderen onder vijf jaar in ontwikkelingslanden is te wijten aan de gevolgen van ondervoeding.
Waar vind je de meeste ondervoeden? a. bij stedelingen / in de steden b. bij boerenfamilies / op het platteland Antwoord: b. bij boerenfamilies. Zo’n 80% van de ondervoeden leeft op het platteland
4
Honger in overvloed
Uitleg: Er wordt geschat dat ongeveer 600 van de 852 miljoen mensen die structureel honger lijden, afhankelijk zijn van landbouw. Deze boeren werken voornamelijk in de kleinschalige, familiale landbouw (50%). Hun inkomsten zijn onvoldoende om zichzelf en hun familie van voldoende en kwalitatief voedsel te voorzien. Maar ook herders en vissers zijn afhankelijk van hun onmiddellijke omgeving en natuurlijke rijkdommen (8%). Daarnaast heb je de rurale landlozen, die uit lage-inkomens, nietboerenfamilies komen (22%). Bij de ‘stedelingen’ gaat het overwegend over explattelandsbewoners die een verplichte toevlucht zochten tot vluchtelingenkampen of de slecht uitgeruste sloppenwijken, waar werkloosheid en lage lonen heersen en waar ze onvoldoende bestaansmiddelen vinden (20%).
Is er een verschil tussen mannen en vrouwen wat honger betreft? Heeft de een meer of minder te lijden dan de ander? a. Ja, vrouwen lijden meer honger dan mannen b. Ja, mannen lijden meer honger dan vrouwen c. Nee, mannen en vrouwen lijden evenveel Antwoord: a. Vrouwen lijden meer honger dan mannen. Uitleg: Vrouwen lijden wereldwijd meer honger dan mannen, ondanks het feit dat vrouwen de grootste voedselproducenten zijn. Men schat dat ze 70% van de landbouwtaken op zich nemen, naast hun huishoudelijk werk en de zorg voor de kinderen. Door armoede gedreven wijken mannen uit naar de steden voor tijdelijke jobs en komt de last van de voedselproductie steeds meer bij vrouwen te liggen. Zij worden echter niet erkend als volwaardige voedselproducenten en bijgevolg gediscrimineerd op het vlak van toegang tot krediet, opleiding, water, zaden en land. Vrouwen werken langer en harder dan mannen, maar hebben minder middelen om hun eigen hongersituatie en die van hun gezin te verbeteren. Vrouwen besteden hun inkomsten ook eerder aan onderwijs en voeding voor het gezin dan hun mannelijke partners. Mannen geven hun geld eerder uit aan statusgoederen voor persoonlijk gebruik zoals alcohol, tabak, westerse kleding en elektronische snufjes. In een studie over Guatemala kwam de Wereldbank tot de conclusie dat het 15 keer langer duurt om ondervoeding bij kinderen te verminderen als het inkomen door de vader beheerd wordt en niet door de moeder. Binnen het gezin krijgen moeders en dochters bovendien vaak als laatste te eten en moeten zij het in de regel stellen met kleine en weinig voedzame porties voedsel. Wanneer moeders ondervoed zijn, resulteert dit vaak in lage geboortegewichten voor hun kinderen.
RONDE 3. Wat zijn gevolgen van honger? Honger, ondervoeding en armoede zijn sterk gelinkt aan elkaar. Ondervoeding zorgt ervoor dat het zeer moeilijk wordt om uit de armoede te geraken. Honger eist een zware tol, we delen de voornaamste gevolgen van honger op in 2 grote categorieën: de humane en de economische kost. Wat betekent dat?
Þ
Laat reacties komen uit de klas en schrijf bij op het bord/flappen. In onderstaande antwoorden komen veel cijfers voor. Je kunt die ook op bord schrijven en hierna vragen wat men helemaal niet wist, wat het meest verwonderlijke is…
Onder een hoge humane kost verstaan we schade aan de gezondheid. Ondervoeding en tekort aan essentiële vitaminen en mineralen: - legt een zware rem op de fysieke en mentale ontwikkeling van mensen; - zorgt voor meer kans op ziekten en een vroegtijdige dood; - kost jaarlijks meer dan 5 miljoen kinderen het leven; 60% van de kindersterfte onder de 5 jaar is te wijten aan ondervoeding. Omdat kinderen nog aan het groeien zijn, heeft voedselgebrek voor hen de ernstigste gevolgen. Zij zijn ook vatbaarder voor infecties. Naast de humane is er de economische kost van honger, de kosten die direct of indirect voortvloeien uit de ondervoeding: - Directe kosten: de medische kosten voor het behandelen van zieke kinderen, moeders, etc. Schattingen duiden aan dat deze kost jaarlijks oploopt tot 30 miljard dollar. - Indirecte kosten: verloren productiviteit en inkomen door de vervroegde dood, invaliditeit, lagere onderwijs- en beroepsmogelijkheden, enz. Deze kosten lopen veel hoger op dan de kost om deze kosten te voorkomen. Honger en ondervoeding kosten de ontwikkelingslanden jaarlijks om en bij de 500 miljard dollar aan verloren productiviteit, terwijl 25 miljoen dollar per jaar volstaan om de honger in de 15 armste landen ter wereld te halveren. Toch vallen de financiële inspanningen voor de strijd tegen de honger in het niet vergeleken met de mega-budgetten die worden uitgetrokken voor “de strijd tegen terreur”.
Honger in overvloed
5
RONDE 4. Wat zijn mogelijke oorzaken van honger?
Þ
Korte brainstorm op flappen/bord.
Vaak worden volgende oorzaken aangehaald aangaande de hongerproblematiek: • natuurrampen(overstromingen, aardbevingen); • droogte; • oorlog; • plagen; Dit lijken voor de hand liggende oorzaken. En uiteraard dragen die ook bij tot voedselonzekerheid*. Ongeveer 60 miljoen mensen, 7% van alle ondervoeden, hebben hierdoor een voedselonzeker bestaan. Maar waar ligt de oorzaak voor die andere 800 miljoen mensen (waaronder driekwart boer is)?
3. Boeren in het Zuiden In bijna alle landen ligt het gemiddelde inkomen van de landbouwers veel lager dan dat van de stedelingen en zelfs lager dan dat van ongeschoolde arbeiders. Vele boerenfamilies in de Andes, in de droge streken van Noord-Oost Brazilië, in Zuid-Azië en in grote delen van Afrika produceren vooral voedsel voor eigen gebruik. In het beste geval kunnen ze een klein deel van hun producten verkopen of ruilen op de lokale markt. Zo sparen ze echter te weinig inkomen om hun kinderen naar school te laten gaan, om hun gezondheidskosten te dekken, om te investeren in productiemiddelen enzovoort. Ook hebben deze gezinnen onvoldoende toegang tot een evenwichtig dieet, omdat ze de eigen producten eten en geen ander voedsel kunnen aankopen. Hoe komt het nu dat mensen die voedsel produceren honger lijden?
Is er misschien gebrek aan voldoende voedsel? Neen! De laatste vijftig jaren stijgt de landbouwproductie sterker dan het bevolkingsaantal. Volgens de Wereldvoedselorganisatie* is er voldoende productiecapaciteit om 9 miljard mensen te voeden (en momenteel zijn we met: 6,5 miljard). Hoe komt het dan dat wereldwijd 852 miljoen mensen honger lijden? De voornaamste oorzaak van honger is armoede, m.n. het onvermogen om voedsel te kopen wegens een gebrek aan inkomsten. Honger is niet zozeer een probleem van productie en aanbod, maar eerder een probleem van (welvaart)verdeling en toegang tot voedsel. In het Noorden is er een overdaad aan voedsel en spreekt men van overconsumptie en overvoeding, terwijl men er in het Zuiden maar niet in slaagt om uit de vicieuze cirkel van honger en armoede te geraken.
Þ
Hier kunnen leerlingen zelfstandig aan werken (of per twee) aan de hand van volgende 2 opdrachten: 1. Kopieer voor iedereen het krantenartikel ‘Alles begint bij een volle maag’ [bijlage 3] en het werkblad met de te beantwoorden vragen [bijlage 4]. 2. Na het beantwoorden van de vragen op het werkblad, maken ze zelf een overzicht van de belangrijkste redenen waarom boeren honger lijden volgens hen. Geef deze opdracht ook meteen mee.
OPDRACHT 1. Krantenartikel OPEN VRAGEN 1. Wat hebben boeren nodig om uit de armoedespiraal te geraken en hun bestaan voedselzeker te maken volgens Saliou Sarr? Geef elke boer structureel uitzicht op een ‘normaal’ bestaan, zonder een dreigend voedseltekort voor zichzelf en zijn familie. Dan verliest hij de drang om naar de stad te vluchten of om zijn land te ontvluchten en zich bij de stroom van asielzoekers te voegen.
6
Honger in overvloed
Dan kan door: - te investeren in kleinschalige, familiale landbouw waarbij teruggegrepen wordt naar de eigen traditionele teelten (ipv exportgewassen): door extra landbouwtechnische hulp, milieuadvies en infrastructurele steun bij het telen van de eigen traditionele gewassen; zo verhoog je zowel de voedselkwaliteit als de productiviteit én bewaar je de biodiversiteit; - in eigen land (Senegal) een landbouwbeleid te voeren dat gebaseerd is op de concrete noden van de boer: herverdeling van gronden, weginfrastructuur, boorput- of irrigatieprojecten, kennisoverdracht waarmee tomaten gevrijwaard blijven van ‘witte vliegen’ of een project van rasverbetering door het uitselecteren van de beste koe, haan, kip of stier van enkele gemeenschappen om daarmee verder te fokken; - van de Senegalese regering invoerheffingen te eisen op de internationale landbouwproducten die tegen dumpingprijzen de Senegalese markt ondermijnen; - een land het recht op voedselzekerheid te geven door een aangepast en zelfgekozen beheer van productie, export en import (ipv onder druk van de internationale instellingen als de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds steeds meer basisvoedsel in te voeren); - goede internationale ontwikkelingshulp: geen steun aan geïsoleerde projecten, maar structurele hulp; 2. Wat wordt bedoeld met de titel ‘Alles begint bij een volle maag?’ Alleen een mens dat genoeg eten heeft, maakt kans op een goede gezondheid, is fit genoeg om te studeren en kan zich de ‘luxe’ permitteren om zich zorgen te maken over het milieu. Los het acute hongerprobleem in de wereld op en alles wordt een flink stuk makkelijker (in plaats van zoals het westerse ontwikkelingsbeleid nu doet: elk jaar te focussen op een ander thema: milieu, onderwijs, vrouwenrechten…). 3. Waarvoor staat het CNCR en wat doen zij? a) Het CNCR is een boerenorganisatie in Senegal: Conseil National de Concertation des Ruraux. b) Ze voeren druk uit op het beleid in Senegal en eisen: - van de regering invoerheffingen op de internationale landbouwproducten die tegen dumpingprijzen* de Senegalese markt ondermijnen - rechtstreekse financiële steun vanuit Dakar voor de landbouwprojecten op het terrein, om het risico op bureaucratische corruptie te verminderen CNCR vormt ook de aanzet om in 9 andere WestAfrikaanse landen met ROPPA hetzelfde te gaan doen.
4. Wat betekenen volgende begrippen in deze tekst? a) Selfsupporting Door te investeren in kleinschalige, familiale landbouw, zorg je ervoor dat mensen zélf kunnen instaan voor hun eigen voedselvoorziening. b) Staatsdirigisme Gedirigeerd door de centrale staat, eenrichtingsverkeer (eenzijdige directieven) van de staat naar de boeren, zonder dat deze laatste inspraak hebben op welke manier dan ook. c) Structurele correctie Hier gaat het over ‘echte’, over structurele oplossingen (die op langere termijn effect blijven hebben, zoals beleidsbeïnvloeding) tegenover ‘valse’ oplossingen (zoals het ondersteunen van geïsoleerde projecten of voedselhulp). d) Dumping Dumping betekent dat een land haar producten uitvoert tegen een prijs die lager is dan de volledige productiekost. Tegen deze lage prijzen kunnen de lokale producenten niet concurreren, met toenemende armoede en stadsvlucht tot gevolg. MEERKEUZEVRAGEN Haal het foutieve antwoord eruit 1. Wat was het probleem met de landbouwpolitiek van de voorbije 50 jaar in Senegal? a) Door overproductie op de internationale markt, daalden de prijzen enorm en kreeg de Senegalese boer niet genoeg geld om te kunnen instaan voor zijn voedselvoorziening. b) De boeren moesten zich concentreren op gewassen die goed lagen op de eigen markt, zoals tarwe, maïs, katoen en koffie. c) De boeren werden niet vertegenwoordigd door plaatselijk verkozen mensen die de noden van de boeren kennen Antwoord: b) De boeren moesten zich volgens ‘specialisten’ (vanuit Dakar) concentreren op een beperkt aantal gewassen of producten die goed liggen op de wereldmarkt, zoals: tarwe, maïs, katoen, koffie. Met de opbrengst van die verkoop zouden ze dan eigen voedsel kunnen kopen.’ 2. De boodschap van de oneliners en de cijfers die je onder ogen krijgt op de websites van de FAO en het WFP zijn keihard: a) Rekening houdend met de bevolkingstoename, zal honger pas tegen 2147 uit de wereld zijn. b) Aids, malaria en tbc samen maken minder slachtoffers dan honger en ondervoeding. c) Er is genoeg voedsel in de wereld om iedereen te voeden. Honger in overvloed
7
Antwoord: a) Rekening houdend met de bevolkingstoename, zal honger pas tegen 2147 gehalveerd zijn.
OPDRACHT 2. Waarom boeren honger lijden Vele landen in het Zuiden hebben geen landbouwbeleid en ondersteunen de boeren op geen enkele manier. De boeren krijgen dan te maken met: - onvoldoende toegang tot grond, water en zaaigoed om het levensnoodzakelijke voedsel te produceren. Vaak heeft een kleine elite grote stukken goede, erg vruchtbare gronden weten te bemachtigen, die meestal als plantages worden ontgonnen. Kleine boerengezinnen komen dan terecht op heuvelachtige, minder vruchtbare of drogere gronden, waarop het een veel groter risico is om aan landbouw te doen. - een gebrekkige infrastructuur en beperkte transportmogelijkheden zodat hun producten moeilijk tot in de steden en op de markten geraken. - te weinig opslagplaatsen om hun producten te bewaren. Hierdoor kunnen ze niet wachten op een betere prijs voor hun producten. - niet genoeg mogelijkheden om hun producten te verwerken. - onvoldoende informatie en voorlichting, waardoor ze slecht op de hoogte zijn van de marktprijzen, de evoluties in de behoeften van die markt en de kwaliteitsvereisten… - onvoldoende of geen toegang tot kredieten voor kleine investeringen om de productiviteit te kunnen opdrijven: de staatsinstellingen die in landelijke gebieden kredieten verstrekken, zijn veelal niet uitgerust om vele kleine gezinnen te bedienen, zeker niet als ze geen grond bezitten of andere goederen die als waarborg kunnen dienen voor het verkregen krediet. Ook op internationaal vlak loopt van alles mis: - in het landbouwbeleid wordt een liberale ontwikkelingsvisie doorgeduwd vanuit de grote internationale instellingen (zoals WTO*, IMF* en Wereldbank*): ze leggen de nadruk op industriële landbouw ipv familiale landbouw. De landen in het Zuiden hebben een hoge schuldenlast en worden onder andere door de Wereldbank onder druk gezet deze schulden af te lossen via exportgerichte landbouw (cacao, tabak, soja…). Plantages verdringen de kleine boeren van hun gronden. Die hebben geen andere keuze dan te emigreren naar de steden of tegen een laag loon aan de slag te gaan op die plantages.
8
Honger in overvloed
- De landen in het Zuiden worden door diezelfde grote internationale instellingen verplicht om hun lokale markten open te stellen, waardoor ze moeten opboksen tegen goedkopere producten uit het Noorden. Op de eigen markt krijgen die boeren hun producten moeilijk verkocht omwille van de massale invoer van voornamelijk Westerse producten. Die zijn soms goedkoper omwille van betere productiemiddelen en een efficiëntere productie. Maar soms gaat het ook over minderwaardige producten die onder de kostprijs afgezet worden op de wereldmarkt. In bepaalde gevallen zorgen Europese of Amerikaanse subsidies voor deze lage prijs. In dat geval spreken we van dumping, want de producten worden onder de productieprijs verkocht. - Dalende prijzen op de wereldmarkt. Het zijn de meest competitieve producenten die de prijs op de wereldmarkt bepalen. Deze prijzen zijn te laag voor de kleine, minder efficiënte boeren, die hiermee niet kunnen overleven. Omdat het op de wereldmarkt over overschotten en tekorten gaat, kennen de prijzen grote schommelingen, maar de afgelopen 20 jaar vooral dalingen. Voor exportgewassen zoals koffie, katoen en cacao zijn de prijzen allesbehalve stabiel. Hierdoor kunnen de producenten geen eerlijke prijs voor hun producten vragen. Hun inkomen dat vooral dient om voedsel te kopen wordt daardoor erg onzeker. - De rol van de grootdistributie. Landbouwers zijn terechtgekomen in een positie van leveranciers van grondstoffen voor de landbouwindustrie en de grootdistributie. De 30 grootste ketens van supermarkten nemen ongeveer 1/3e van de voedselverkoop wereldwijd voor hun rekening. Voor de grootdistributie is het geen probleem om een leverancier te laten vallen. Voor een landbouwer is het meestal niet zo eenvoudig om een nieuwe afnemer te zoeken in zo’n situatie. Dat geeft de grootdistributie een immens sterke onderhandelingspositie bij de prijsbepaling.
4. Illustratie: dvd ‘De Afzet-markten” We bekijken de dvd als illustratie. Zie bijlage 5 voor de uitgeschreven tekst.
Þ
Ga na of iedereen mee is met het verhaal. Neem er de infoposter bij [zie bijlage 2] en geef ook de voorbeelden van andere producten en landen erbij, zo wordt de omvang van het probleem duidelijk.
5. Stellingen
Þ
We kijken terug naar de stellingen die ophangen. Nu kan iedereen zijn/haar mening herzien. De rode/groene kaartjes kunnen op een andere plaats gehangen worden. Als iedereen klaar is, bepaal je bij elke stelling terug het klaspercentage. Dan vertel je dat het eigenlijk allemaal mythes zijn. Je haalt er die stelling(en) uit die de meeste deelnemers fout hadden. Je vraagt dat iemand argumenteert waarom hij/zij dat juist of fout vond. Je vraagt ook wie van mening veranderd is op het einde en waarom. En je koppelt terug aan de hand van onderstaande uitleg (of je laat ze de stelling omdraaien en de bijhorende uitleg lezen). Als je meer tijd hebt, kan je stelling per stelling overlopen en vragen dat iemand argumenteert waarom hij/zij dat juist of fout vindt en wie van mening veranderd is. Laat dan daarna iemand de stelling omdraaien en de bijhorende uitleg voorlezen.
Mythe 1: Er is niet genoeg voedsel om iedereen te voeden. Fout: Overvloed, niet schaarste, is de beste term om de voedselvoorziening in de wereld te omschrijven. Er wordt genoeg rijst, tarwe en andere granen geproduceerd om iedereen een dieet van 3500 calorieën te geven, ruim voldoende om van te leven. En daar rekenen we dan nog niet de andere veel gegeten voedselgewassen bij – groenten, bonen, noten, wortelgewassen, fruit,... In totaal geeft dat een dagelijks voedselpakket van ongeveer 2,4 kilo per persoon op deze aardkluit! Onze planeet heeft een voldoende grote voedselproductie om zonder problemen de monden van zo’n 12 miljard mensen te vullen. Het echte probleem ligt aan het feit dat mensen niet genoeg geld hebben om eten te kopen. Of waarom zou India jaarlijks voor meer dan een miljard dollar aan rijst exporteren, terwijl er toch 200 miljoen ondervoeden leven? Zelfs in landen die hongersnoden kennen, is er meestal eten genoeg. Ook tijdens droogtes exporteren de Afrikaanse landen meestal meer voedsel dan ze importeren.
Mythe 2: Natuurrampen zijn de belangrijkste oorzaak van de honger Fout: Droogtes, overstromingen of orkanen zijn hoogstens de druppel die de emmer doet overlopen. De meeste mensen leven in een kritieke situatie door continue schendingen van hun recht op voedsel. De minste tegenslag kan hen over de afgrond tillen. Sociale onrechtvaardigheid maakt hen dus kwetsbaarder voor de grillen van de natuur. In landen waar de sociale zekerheid rechtvaardiger is, veroorzaakt een overstroming bv. veel minder slachtoffers. Voor wie weinig middelen heeft, is het beleid bepalend of je in moeilijke tijden eten hebt of honger lijdt. Vergelijk het met de volgende situatie in het Noorden: als er in de winter mensen sterven van de kou op hun appartementje of op straat, schuiven we de schuld toch ook niet af op de winterkoude zelf? Mythe 3: We zijn met te veel, de aarde kan dit niet dragen Fout: Er is geen bewezen verband tussen bevolkingsdichtheid in een land en het aantal ondervoeden. Vaak is een hoge bevolkingsdichtheid zelfs de garantie voor een duurzaam landbouwsysteem met hoge voedselproductie. Of waarom zouden er in een megaland als Brazilië, met betrekkelijk weinig inwoners, nog altijd zoveel hongerigen zijn? Vruchtbare grond is er genoeg. De landbouwproductie stijgt bovendien in de meeste gebieden nog altijd sneller dan de bevolking, terwijl de snelheid van bevolkingsaangroei gestaag daalt (ook in probleemcontinenten als Afrika: daar heeft een moeder nu gemiddeld nog 5 kinderen, terwijl dat dertig jaar geleden nog 7 kinderen was). Een verdere daling is natuurlijk nodig, maar die zal alleen gebeuren als de arme mensen minder arm worden, m.a.w. bij een gelijkere welvaartsverdeling en meer zekerheid voor families. Land, werk en voedsel zijn cruciaal om dat gevoel van zekerheid te krijgen. Mensen hebben veelal de kennis en de technieken om zorg te dragen voor hun land. Vaak hebben ze echter zelf geen land, en is het dus niet de moeite om te investeren in duurzame landbouwtechnieken! De meeste milieuproblemen, worden trouwens veroorzaakt door grote bedrijven die landbouwgewassen exporteren (bananen, katoen, veeteelt, snijbloemen...) en niet door de mensen die voor hun eigen levensonderhoud telen.
Honger in overvloed
9
Mythe 4: Ofwel een gezond milieu ofwel meer voedsel.
Mythe 6: Vrijhandel is de oplossing voor het hongerprobleem.
Fout: De inspanningen om de hongerigen te voeden zijn niet de oorzaak van de ecologische crisis.
Fout: De liberalisering van de handel heeft al bewezen geen effectief middel te zijn om honger te bestrijden.
De meeste milieuproblemen, misbruiken van ontbossing en pesticiden, worden veroorzaakt door grote bedrijven die landbouwgewassen exporteren (bananen, katoen, veeteelt, snijbloemen...) en niet door de mensen die voor hun eigen levensonderhoud telen. Grote bedrijven zijn in grote mate verantwoordelijk voor de ontbossing en het aanwakkeren van de vraag naar tropisch hardhout en exotisch (niet-seizoen) voedsel. De meeste pesticiden die gebruikt worden in de ontwikkelingslanden zijn bedoeld voor de export van voedsel en spelen een kleine rol in het voeden van de lokale bevolking. Deze bevolking wordt desondanks met de milieugevolgen geconfronteerd. Alternatieve manieren om te teelten bestaan. Milieubewuste landbouwalternatieven kunnen op lange termijn productiever zijn als de milieuvernietigende methodes. Mensen hebben veelal de kennis en de technieken om zorg te dragen voor hun land.
Landen in het zuiden kennen een enorme ongelijkheid. Vaak heeft een kleine minderheid tot meer dan 90% van de gronden in zijn bezit. Deze zijn meestal bestemd voor exportgewassen, zonder oog voor lokale voedselproblemen. Als de rijke consument in het Noorden meer kan betalen dan de arme buur, is het interessanter om te exporteren. In de meeste ontwikkelingslanden is de export gestegen, maar het hongerprobleem is blijven bestaan en op veel plaatsen zelfs verergerd. Terwijl de export van sojabonen in Brazilië sterk steeg – om Japans en Europees vee te voeden breidde de honger zich uit van 1/3de tot 2/3de van de Braziliaanse bevolking. Door de exportgerichte productie van voedsel, wordt de productie van basisvoedsel voor de lokale bevolking weggedrukt. Pikant detail: de inkomsten van deze export, worden door de rijkere mensen vooral gebruikt voor de import van luxegoederen uit het buitenland. Ook aan deze inkomsten hebben de lokale economie en de armen dus niets.
Mythe 5: De landbouw moet meer voedsel produceren op grote schaal om de honger op te lossen (dus grotere landbouwbedrijven zijn dringend nodig). Fout: Meer produceren betekent niet dat honger wordt opgelost. Grote landeigendommen zijn zelden productiever dan kleine, arbeidsintensieve landbouwbedrijfjes. Vanaf de jaren ’60 is de graanproductie in een aantal landen als India en Mexico sterk gestegen, maar het probleem van de honger blijft bestaan in diezelfde landen. Waarom? Omdat de onrechtvaardige verdeling van bestaansmiddelen behouden blijft. Of verergert, want kleinere boeren raken makkelijker in de schulden door alle meststoffen en pesticiden die ze moeten aankopen voor de veeleisende gewassen. Velen verliezen dan ook hun land aan rijkere buren. Grote bedrijven zijn veel minder efficiënt dan kleine boeren. Rijke boeren met veel goede grond, bewerken nooit al hun land. In Brazilië bijvoorbeeld, ligt 88% van hun grond braak! Kleine boeren die zelf land bezitten, hebben een heel diverse productie, met vaak meerdere gewassen op één akker. Hun totale productie per hectare met duurzame landbouwtechnieken, kan tot vier keer hoger liggen!
10
Honger in overvloed
Mythe 7: De hongerigen doen zelf geen moeite om uit de problemen te geraken. Fout: Overal ter wereld groeit de strijd van de armen om hun rechten op te eisen. In de media worden we nog steeds overspoeld met het beeld van arme, hongerige en hulpeloze mensen als het op het hongerprobleem aankomt. Meer en meer bieden armen weerstand tegen de onrechtvaardigheden die er de oorzaak van zijn. De zapatistas in Mexico, de inheemse indianen in Latijns-Amerika, de landlozen in Brazilië, de lage kastes in India, etc. Ze willen niet liever dan zichzelf voeden. Ze moeten er alleen de middelen voor krijgen. Het is de verantwoordelijkheid van de ontwikkelde landen om de hindernissen op hun weg naar ontwikkeling weg te nemen, hindernissen daar gezet door grote bedrijven, Wereldbank en het IMF. Mythe 8: Meer ontwikkelingshulp (geld, voedselhulp) zal de honger de wereld uit helpen. Fout: Buitenlandse hulp kan de status quo enkel versterken, niet veranderen. Ontwikkelingsgeld vloeit eerder naar de bevordering van grootschalige landbouw in handen van de rijkere boeren, dan naar kleine boeren en vrouwen,
die de belangrijkste rol vervullen om hun gezin te voeden. De hulp wordt gebruikt ter bevordering van de vrije markt en vrijhandel. En voedselhulp? Men heeft geconstateerd dat voedselhulp vaak wordt misbruikt ter verrijking van lokale elites en niet diegenen bereikt die echt honger hebben. Voedselhulp ontmoedigt de lokale boeren om te investeren in hun landbouw. Ze veroorzaakt nieuwe voedselgewoontes, waardoor lokale boeren hun traditionele gewassen moeilijker verkocht krijgen. Naast het feit dat voedselhulp als handelsinstrument wordt gebruikt, wordt ze nu ook gebruikt om van overschotten aan GGO’s af te geraken en ze gedwongen te introduceren in andere landen.
6. De Oplossingen Eigenlijk hoeft niemand op deze wereld honger te lijden. Er is immers meer dan genoeg voedsel op de wereld om elke aardbewoner 2800 kcal voedsel per dag te geven. Met zijn allen kunnen we er iets aan doen!
Wat moet er gebeuren De huidige landbouwmarkt is vooral gericht op het steeds goedkoper maken van voedsel. Daarbij houdt men geen rekening met de essentiële rol die landbouw kan spelen in de ontwikkeling van een land; o.a. op het vlak van tewerkstelling, milieubeheer, bodemvruchtbaarheid en voedselzekerheid*. Een landbouwbeleid mag dus niet enkel gericht zijn op de laagste prijs, maar het moet de integrale ontwikkeling van een land tot doel hebben. We hebben gezien dat noch voedselhulp, noch de huidige handel een einde kunnen maken aan het wereldwijde hongerprobleem. Er moeten structurele oplossingen komen voor structurele problemen. Inkomsten arme boeren verhogen Het is dus uiterst belangrijk om de omstandigheden te scheppen waarin alle boeren ter wereld een maximum aan kwaliteitsvoeding kunnen produceren zonder het milieu te schaden. Een voorwaarde voor zo’n duurzame landbouw* is het waarborgen van voldoende hoge en stabiele prijzen aan de volledige boerenbevolking. Om een einde te maken aan armoede en ondervoeding is er geen andere oplossing dan het opdrijven van de inkomsten van de verarmde en hongerende boeren, wat hen in staat stelt zichzelf en hun familie te voeden. Krachtlijnen Een dergelijke oplossing vraagt twee belangrijke maatregelen:
1. de ondersteuning van de lokale boeren en de kleine familiale landbouw 2. de afscherming van hun markten tegen concurrentie van goedkope producten. 11.11.11 wil honger de wereld uit en richt daarom haar pijlen op het huidige landbouw-, handels- en ontwikkelingsbeleid in de vorm van volgende 4 eisen: 1. Recht op bescherming van lokale landbouwmarkten Internationale handelsregels moeten alle regio’s en vooral de armste landen het recht laten om de eigen markten af te schermen tegen goedkope invoer. 2. Stop de dumping van landbouwproducten Dumping betekent uitvoeren aan een prijs die lager is dan de productiekost. Het uitvoeren van gesubsidieerde producten is dumping en moet tegengegaan worden 3. Steun aan kleine boeren Kleinschalige landbouw verschaft een inkomen aan honderden miljoenen mensen. Meer steun voor kleine boeren is cruciaal in de bestrijding van armoede en honger 4. De positie van de vrouw in de landbouw steunen en haar rechten beschermen Vrouwen in het Zuiden produceren ongeveer 75% van al het voedsel, maar worden nog steeds achtergesteld. Voor het bereiken van voedselzekerheid vormt gendergelijkheid een essentiële voorwaarde.
Wat kan de wereld doen tegen honger?
Þ
Lees samen de tekst over de Millenniumdoelstellingen [bijlage 7].
De Millenniumdoelstellingen zijn een kader waarbinnen 191 regeringen van de wereld zich geëngageerd hebben om de armoede tegen 2015 te verminderen. Ook de Belgische regering staat achter de Millenniumdoelstellingen. Zij kan op internationale bijeenkomsten de regeringsleiders van andere landen op hun beloften wijzen. Door te zorgen voor een goed landbouwbeleid op Belgisch, Europees en internationaal niveau kan onze regering ook mee strijden voor het recht op voedsel op de hele wereld. Honger in overvloed
11
Wat kan jij doen tegen honger? Zeg het voort! Wat wij kunnen doen, is vooral van ons laten horen, ons laten zien. Wat we geleerd hebben doorgeven. Hoe meer mensen weten wat er aan de hand is met de hongerige boeren, hoe meer mensen er iets willen aan doen. Dus vertel het verder. Voer actie! De Belgische regering staat ook achter de Millenniumdoelstellingen. Maar soms moet onze regering daar ook zelf aan herinnerd worden. En wie kan dat beter doen dan de inwoners van België? Alleen wij kunnen tegen onze Eerste Minister zeggen dat wij willen dat er werk gemaakt wordt van die Millenniumdoelstellingen. Dat wij armoede en honger op zijn minst willen gehalveerd zien tegen 2015, en liefst helemaal de wereld uit willen. Om dat onder de aandacht te brengen bij je buurman, je familie, je vrienden en zeker bij onze regering is het soms ook nodig om actie te voeren: nu eens is dat met zoveel mogelijk mensen een petitie ondertekenen die we dan afgeven aan de politieke leiders. Dan weer is het iets leuks om te doen en
12
Honger in overvloed
om zo ook de mensen rond je wakker te schudden; zoals die keer dat we uiensoep maakten om zoveel mogelijk uien zelf op te eten in plaats van onze uien naar Afrika uit te voeren, of toen we bijvoorbeeld overal aan deurklinken en fietsbellen witte lintjes zijn gaan hangen om de Millenniumdoelstellingen kenbaar te maken. Kijk eens op de website van 11.11.11 via www.11.be/ campagne en ontdek wat je allemaal kunt doen op school, in je gemeente enz. Weet wat je eet! Vraag aan je ouders om streekgebonden producten te kopen. Jouw aankoop kan een duurzame landbouw stimuleren die op haar beurt de aarde respecteert. Want duurzame landbouw produceert geen mestoverschotten, behoudt de bodemvruchtbaarheid, gaat voorzichtig om met energiebronnen die niet oneindig zijn, vermijdt voedselkilometers en overbodige verpakkingen. Zo zie je maar, dat iedereen wel iets kan doen, dat iedereen een verantwoordelijkheid kan nemen om er samen een betere wereld van te maken.
Bijlage 1. Stellingen
1. Er is niet genoeg voedsel om iedereen te voeden. Voor: … %
Na: … %
1. Er is niet genoeg voedsel om iedereen te voeden. Fout: Overvloed, niet schaarste, is de beste term om de voedselvoorziening in de wereld te omschrijven. Er wordt genoeg rijst, tarwe en andere granen geproduceerd om iedereen een dieet van 3500 calorieën te geven, ruim voldoende om van te leven. En daar rekenen we dan nog niet de andere veelgegeten voedselgewassen bij – groenten, bonen, noten, wortelgewassen, fruit, ... In totaal geeft dat een dagelijks voedselpakket van ongeveer 2,4 kilo per persoon op deze aardkluit! Onze planeet heeft een voldoende grote voedselproductie om zonder problemen de monden van zo’n 12 miljard mensen te vullen. Het echte probleem ligt aan het feit dat mensen niet genoeg geld hebben om eten te kopen. Of waarom zou India jaarlijks voor meer dan een miljard dollar aan rijst exporteren, terwijl er toch 200 miljoen ondervoeden leven? Zelfs in landen die hongersnoden kennen, is er meestal eten genoeg. Ook tijdens droogtes exporteren de Afrikaanse landen meestal meer voedsel dan ze importeren.
Honger in overvloed
13
2. Natuurrampen zijn de belangrijkste oorzaak van de honger. Voor: … %
Na: … %
2. Natuurrampen zijn de oorzaak van de honger Fout: Droogtes, overstromingen of orkanen zijn hoogstens de druppel die de emmer doet overlopen. De meeste mensen leven in een kritieke situatie door continue schendingen van hun recht op voedsel. De minste tegenslag kan hen over de afgrond tillen. Sociale onrechtvaardigheid maakt hen dus kwetsbaarder voor de grillen van de natuur. In landen waar de sociale zekerheid rechtvaardiger is, veroorzaakt een overstroming bijvoorbeeld veel minder slachtoffers. Voor wie weinig middelen heeft, is het beleid bepalend of je in moeilijke tijden eten hebt of honger lijdt. Vergelijk het met de volgende situatie in het Noorden: als er in de winter mensen sterven van de kou op hun appartementje of op straat, schuiven we de schuld toch ook niet af op de winterkoude zelf?
14
Honger in overvloed
3. We zijn met te veel, de aarde kan dit niet dragen Voor: … %
Na: … %
3. We zijn met te veel, de aarde kan dit niet dragen Fout: Er is geen bewezen verband tussen bevolkingsdichtheid in een land en het aantal ondervoeden. Vaak is een hoge bevolkingsdichtheid zelfs de garantie voor een duurzaam landbouwsysteem met hoge voedselproductie. Of waarom zouden er in een megaland als Brazilië, met betrekkelijk weinig inwoners, nog altijd zoveel hongerigen zijn? Vruchtbare grond is er genoeg. De landbouwproductie stijgt bovendien in de meeste gebieden nog altijd sneller dan de bevolking, terwijl de snelheid van bevolkingsaangroei gestaag daalt (ook in probleemcontinenten als Afrika: daar heeft een moeder nu gemiddeld nog 5 kinderen, terwijl dat dertig jaar geleden nog 7 kinderen was). Een verdere daling is natuurlijk nodig, maar die zal alleen gebeuren als de arme mensen minder arm worden, m.a.w. bij een gelijkere welvaartsverdeling en meer zekerheid voor families. Land, werk en voedsel zijn cruciaal om dat gevoel van zekerheid te krijgen. Mensen hebben veelal de kennis en de technieken om zorg te dragen voor hun land. Vaak hebben ze echter zelf geen land, en is het dus niet de moeite om te investeren in duurzame landbouwtechnieken! De meeste milieuproblemen, worden trouwens veroorzaakt door grote bedrijven die landbouwgewassen exporteren (bananen, katoen, veeteelt, snijbloemen...) en niet door de mensen die voor hun eigen levensonderhoud telen. Honger in overvloed
15
4. Ofwel een gezond milieu ofwel meer voedsel. Voor: … %
Na: … %
4. Ofwel een gezond milieu ofwel meer voedsel. Fout: De inspanningen om de hongerigen te voeden zijn niet de oorzaak van de ecologische crisis. De meeste milieuproblemen, misbruiken van ontbossing en pesticiden, worden veroorzaakt door grote bedrijven die landbouwgewassen exporteren (bananen, katoen, veeteelt, snijbloemen...) en niet door de mensen die voor hun eigen levensonderhoud telen. Grote bedrijven zijn in grote mate verantwoordelijk voor de ontbossing en het aanwakkeren van de vraag naar tropisch hardhout en exotisch (niet-seizoen) voedsel. De meeste pesticiden die gebruikt worden in de ontwikkelingslanden zijn bedoeld voor de export van voedsel en spelen een kleine rol in het voeden van de lokale bevolking. Deze bevolking wordt desondanks met de milieugevolgen geconfronteerd. Alternatieve manieren om te teelten bestaan. Milieubewuste landbouwalternatieven kunnen op lange termijn productiever zijn als de milieuvernietigende methodes. Mensen hebben veelal de kennis en de technieken om zorg te dragen voor hun land.
16
Honger in overvloed
5.
De landbouw moet meer voedsel produceren op grote schaal om de honger op te lossen (dus grotere landbouwbedrijven zijn nodig).
Voor: … %
Na: … %
5. De landbouw moet meer voedsel produceren op grote schaal om de honger op te lossen (grotere boerderijen zijn dringend nodig) Fout: Meer produceren betekent niet dat honger wordt opgelost. Grote landeigendommen zijn zelden productiever dan kleine, arbeidsintensieve landbouwbedrijfjes. Vanaf de jaren ’60 is de graanproductie in een aantal landen als India en Mexico sterk gestegen, maar het probleem van de honger blijft bestaan in diezelfde landen. Waarom? Omdat de onrechtvaardige verdeling van bestaansmiddelen behouden blijft. Of verergert, want kleinere boeren raken makkelijker in de schulden door alle meststoffen en pesticiden die ze moeten aankopen voor de veeleisende gewassen. Velen verliezen dan ook hun land aan rijkere buren. Grote bedrijven zijn veel minder efficiënt dan kleine boeren. Rijke boeren met veel goede grond, bewerken nooit al hun land. In Brazilië bv. ligt 88% van hun grond braak! Kleine boeren die zelf land bezitten, hebben een heel diverse productie, met vaak meerdere gewassen op 1 akker. Hun totale productie per hectare met duurzame landbouwtechnieken, kan tot 4 keer hoger liggen!
Honger in overvloed
17
6. Vrijhandel is de oplossing voor het hongerprobleem. Voor: … %
Na: … %
6. Vrijhandel is de oplossing voor het hongerprobleem. Fout: De liberalisering van de handel heeft reeds bewezen geen effectief middel te zijn om honger te bestrijden. Landen in het Zuiden kennen een enorme ongelijkheid. Vaak heeft een kleine minderheid tot méér dan 90% van de gronden in zijn bezit. Deze zijn meestal bestemd voor exportgewassen, zonder oog voor lokale voedselproblemen. Als de rijke consument in het Noorden meer kan betalen dan de arme buur, is het interessanter om te exporteren. In de meeste ontwikkelingslanden is de export gestegen, maar het hongerprobleem is blijven bestaan en op veel plaatsen zelfs verergerd. Terwijl de export van sojabonen in Brazilië sterk steeg – om Japans en Europees vee te voeden – breidde de honger zich uit van 1/3de tot 2/3de van de Braziliaanse bevolking. Door de exportgerichte productie van voedsel, wordt de productie van basisvoedsel voor de lokale bevolking weggedrukt. Pikant detail: de inkomsten van deze export, worden door de rijkere mensen vooral gebruikt voor de import van luxegoederen uit het buitenland. Ook aan deze inkomsten hebben de lokale economie en de armen dus niets.
18
Honger in overvloed
7. De hongerigen doen zelf geen moeite om uit de problemen te geraken. Voor: … %
Na: … %
7. De hongerigen doen zelf geen moeite om uit de problemen te geraken. Fout: Overal ter wereld groeit de strijd van de armen om hun rechten op te eisen. In de media worden we nog steeds overspoeld met het beeld van arme, hongerige en hulpeloze mensen als het op het hongerprobleem aankomt. Meer en meer bieden armen weerstand tegen de onrechtvaardigheden die er de oorzaak van zijn. De zapatistas in Mexico, de inheemse indianen in Latijns-Amerika, de landlozen in Brazilië, de lage kastes in India, etc. Ze willen niet liever dan zichzelf te voeden. Ze moeten er alleen de middelen voor krijgen. Het is de verantwoordelijkheid van de ontwikkelde landen om de hindernissen op hun weg naar ontwikkeling weg te nemen, hindernissen daar gezet door grote bedrijven, de Wereldbank en het IMF.
Honger in overvloed
19
8. Meer ontwikkelingshulp (geld, voedselhulp) zal de honger de wereld uit helpen. Voor: … %
Na: … %
8. Meer ontwikkelingshulp (geld, voedselhulp) zal de honger de wereld uit helpen. Fout: Buitenlandse hulp kan de status quo enkel versterken, niet veranderen. Ontwikkelingsgeld vloeit eerder naar de bevordering van grootschalige landbouw in handen van de rijkere boeren, dan naar kleine boeren en vrouwen, die de belangrijkste rol vervullen om hun gezin te voeden. De hulp wordt gebruikt ter bevordering van de vrije markt en vrijhandel. En voedselhulp? Men heeft geconstateerd dat voedselhulp vaak wordt misbruikt ter verrijking van lokale elites en niet diegenen bereikt die echt honger hebben. Voedselhulp ontmoedigt de lokale boeren om te investeren in hun landbouw. Ze veroorzaakt nieuwe voedselgewoontes, waardoor lokale boeren hun traditionele gewassen moeilijker verkocht krijgen. Naast het feit dat voedselhulp als handelsinstrument wordt gebruikt, wordt ze nu ook gebruikt om van overschotten aan GGO’s af te geraken en ze gedwongen te introduceren in andere landen.
20
Honger in overvloed
Bijlage 2. Infoposter Je vindt deze tekening op posterformaat bij het lespakket.
Honger in overvloed
21
Bijlage 3. Krantenartikel
22
Honger in overvloed
Bijlage 4. Werkblad bij artikel OPEN VRAGEN 1. Wat hebben boeren nodig om uit de armoedespiraal te geraken en hun bestaan voedselzeker te maken volgens Saliou Sarr? a) Wat hebben ze nodig? ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….
b) Hoe kunnen ze hun bestaan voedselzeker maken? – ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. – ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. – ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. – ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. – ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….
Honger in overvloed
23
2. Wat wordt bedoeld met de titel ‘Alles begin bij een volle maag?’ ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….
3. Waarvoor staat het CNCR en wat doen zij? a) CNCR: …………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….
b) Rol CNCR: ……………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….
24
Honger in overvloed
4. Wat betekenen volgende begrippen in deze tekst? a) selfsupporting ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….
b) staatsdirigisme ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….
c) structurele correctie ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….
d) dumping ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….
Honger in overvloed
25
MEERKEUZEVRAGEN Haal telkens het foutieve antwoord eruit. 1. Wat was het probleem met de landbouwpolitiek van de voorbije 50 jaar in Senegal? a) De boeren moesten zich concentreren op gewassen die goed lagen op de eigen markt, zoals tarwe, maïs, katoen en koffie. b) Door overproductie op de internationale markt, daalden de prijzen enorm en kreeg de Senegalese boer niet genoeg geld om te kunnen instaan voor zijn voedselvoorziening. c) De boeren werden niet vertegenwoordigd door plaatselijk verkozen mensen die de noden van de boeren kennen. Antwoord: … 2. De boodschap van de onliners en de cijfers die je onder ogen krijgt op de websites van de FAO en het WFP is keihard: a) Rekening houdend met de bevolkingstoename, zal honger pas tegen 2147 uit de wereld zijn. b) Aids, malaria en tbc samen veroorzaken maken minder slachtoffers dan honger en ondervoeding. c) Er is genoeg voedsel in de wereld om iedereen te voeden. Antwoord: …
26
Honger in overvloed
03 Uit Europa worden onder meer uien, kip en melkpoeder ingevoerd. Deze import is schadelijk voor Afrikaanse landen als Senegal. De invoer van melkpoeder en uien kost ons vele miljarden franken, terwijl onze eigen Senegalese uien liggen weg te rotten. Op die manier gaan elk jaar 30.000 ton uien verloren. Elk regenseizoen gieten onze melkveehouders liters melk weg. Ze krijgen ze niet verkocht door de concurrentie van het melkpoeder.
04 Het hele jaar door kan je in Senegal ingevoerde ajuinen kopen, vooral uit Nederland. We willen weten hoe dat komt, en gaan op bezoek bij Tonny Pot, een sympathieke boer op het Nederlandse eiland Tholen. Hij teelt ajuin, naast aardappel, biet, graan en graszaad.
05 Dit zijn m’n plantuien, die heb ik zes weken terug geplant. Het is hier nog wat kouder geweest, dus die zijn nog wat klein voor de tijd van het jaar. Ze staan nu twee weken boven. Ze worden straks in augustus geoogst en dan is het de bedoeling dat ze gesorteerd gesorteerd worden en in balen gedaan worden. En dan worden ze geëxporteerd naar hetzij Frankrijk, Duitsland of Afrika. Vorig jaar zijn ze naar Afrika gegaan. Maar ik moet dat nog afwachten. Dat heeft de markt eigenlijk in handen, waar ze dan naartoe gaan.
06 Veel kans dus, dat ook deze ajuinen in Afrika terecht≠komen. En daar zijn de Senegalese boeren niet blij mee. Boer Pot voelt er zich ook niet helemaal goed bij, al doet Afrika er volgens hem z’n voordeel mee.
07 Ik denk dat er wel een spanning in zit, maar het is natuurlijk zo dat het klimaat hun niet toestaat om bepaalde producten op bepaalde momenten te telen. Wij hebben natuurlijk altijd iets te brengen als mensen daar toch kip en ui en aardappels willen eten. Kijk, met kip of met varkens, laat het me bij kip houden, is het natuurlijk een andere zaak. Die zouden de mensen daar ook kunnen kweken, als ik het zo mag noemen. Maar bij alles wat grondgebonden is, hebben de mensen in Afrika toch een nadeel.
08 We hebben niet het hele jaar door uien want uien hebben een zekere productiecyclus. Dat is overal zo. Het probleem ligt dus niet in de productie≠mogelijkheden. Wél is er een tekort aan basisinfrastructuur om uien te kunnen bewaren als de oogst groot is. Als er werkelijk ondersteunende maatregelen waren op vlak van ≠infrastructuur voor de opslag, de bewaring en het drogen, dan zou Senegal voldoende uien voortbrengen om het hele jaar door in zijn lokale behoefte te voorzien.
09 Het is een vicieuze cirkel. Door de oneerlijke concurrentie brengt de lokale ajuinenindustrie amper iets op. Waardoor men niet genoeg kan investeren, in degelijk zaaigoed, bemesting en infrastructuur. Dat doen de Europese boeren wél. Met zoveel ijver, dat onze landbouw door zijn groot≠schaligheid de massale export van zijn gewassen niet meer kan missen.
10 Europese landbouw is op het ogenblik natuurlijk toch puur afhankelijk van de export. Hebben we geen export, dan denk ik dat we op deze grootschalige manier nooit kunnen blijven produceren.
11 De overheden in het Zuiden kunnen hun boeren tegen deze massale import amper nog beschermen. Want de bestaande maatregelen, zoals invoertaksen, moeten ze steeds meer inperken.
Interview met Saliou Sarr – Senegalese boerenleider
Ajuin op Senegalese markt – Tonny Pot op zijn veld
Interview met Tony Pot – ‘kleine’ Nederlandse boer
Tony Pot op zijn veld
Interview met Tony Pot
Interview met Saliou Sarr
Ajuinenveld van Tony Pot
Interview met Tony Pot
Haven Senegal
Grootschalige landbouw
02 Wie ginder een markt bezoekt of een winkel binnenstapt, zal merken dat die vol ligt met ingevoerde groenten, kip, rijst en melkpoeder. Uit Europa en de Verenigde Staten, maar ook uit Brazilië, Thailand en China. Producten die goedkoper zijn of van een betere kwaliteit dan de lokale producten. Logisch dat ze dan ook gretig aftrek vinden. En dus blijven de inheemse producten gewoon liggen.
Senegalese markt
Schamele landbouw in Senegal 01 Het zorgeloze boerenleven op het Afrikaanse platteland. Althans, zorgeloos lijkt het. Want deze mensen zijn straatarm, en lijden honger. Hoe kan dat, dat – huiselijke taferelen een boer en een boerin niet eens hun eigen gezin kunnen voeden? Ze zijn anders geen uitzondering. Wereldwijd zijn de meesten van de 850 miljoen mensen die honger lijden, boeren. Om deze paradox te begrijpen, trekken we naar Senegal – al hadden we net zo goed een ander land in het Zuiden kunnen kiezen.
Bijlage 5. Script van dvd
Honger in overvloed
27
28
Honger in overvloed
13 Terwijl landen in het Zuiden de bescherming van de boeren moeten afbouwen, blijft Europa rustig doorgaan met het ondersteunen van zijn landbouw.
14 Zij die ons vragen onszelf niet te beschermen, beschermen zich zélf op verschillende manieren: met douanetarieven, met productiesubsidies, met exportsubsidies…
15 Ik denk dat ik mag stellen dat we voor 50% afhankelijk zijn van subsidies. De gewassenverdeling is zo: granen, bieten en graszaden zijn subsidiegewassen. Voor de rest, aardappelen en uien zijn vrije gewassen, bloemen zijn vrije gewassen. Maar ja, men zal het toch merken als die subsidie eraf gaat. Alhoewel dat het toch ook misschien weer een kans biedt. En dan denk ik met name die grootschalige het moeilijker zal redden zonder subsidies dan die kleinschalige boer.
16 Die subsidies moesten de landbouw≠productie van vlak na de oorlog weer op gang trekken. Europa mocht nooit meer honger kennen. Maar de subsidies hebben intussen ook geleid tot de grootschalige en exportgerichte landbouw, waar de boeren in het Zuiden geen verweer tegen hebben. Nu staat de Europese Unie onder druk om zijn subsidies gedeeltelijk af te bouwen. Of daarmee ook de export afneemt, is nog maar de vraag. Hoe dan ook, voor Tonny Pot kan het alvast niet snel genoeg gaan.
17 Persoonlijk had ik die subsidies liever gisteren zien worden afgeschaft dan vandaag. Maar goed, dat is een persoonlijke kwestie.
18 Landbouw die een antwoord biedt op de voeding en voedselzekerheid in zijn land, mag van ons gerust steun krijgen. Maar die steun moet wel gebaseerd zijn op afspraken en op de legitieme rechten van volkeren. Wij zijn tegen steun aan landbouwproducten die worden geëxporteerd naar landen, waar ze de lokale markt kapotmaken door oneerlijke concurrentie.
20 Een doorgedreven efficiëntie, grootschaligheid, en in vele gevallen ook: subsidies. Dat alles maakt onze landbouw≠producten zo goedkoop, dat ze in het Zuiden de lokale producten van de markt prijzen. De boeren in Senegal en andere landen in het Zuiden leggen er zich niet bij neer. Ze protesteren.
21 Anonieme Boerenleider: Uien uit Nederland en Frankrijk maken het ons moeilijk onze oogst te verkopen. Elk jaar stoppen boeren door die concurrentie en ze emigreren. Saliou Sarr: De rijke landen steunen hun landbouw. En dat recht hebben ze. Wij vragen ondersteuning van onze landbouwers door een goeie afscherming van onze grenzen.
22 Boerenleider Cissokho (CNCR): De Europeanen hebben begrepen dat men niet kan blijven subsidiëren. De Europese boeren hebben dat begrepen. En nu gaan we samen op zoek naar een menselijke landbouw van een hoge kwaliteit, met respect voor het recht van elk land om zijn mensen te voeden.
23 Ik denk dat we, omdat we hier in Europa met misschien wel 4 miljoen mensen leven, dat we toch zoveel mogelijk regionaal moeten telen. Dat we voor de regionale markt een eerlijk, duurzaam product moeten leveren. En dat we dan helemaal niet afhankelijk zijn van export. Maar dan moet de consument natuurlijk bereid zijn om daar een eerlijke prijs voor te betalen.
Grootschalige landbouw
Interview met Saliou Sarr
Interview met Tony Pot
Grootschalige landbouw
Interview met Tony Pot
Interview met Saliou Sarr
Manifestatie in Dakar
Senegalese boeren
Manifestatie in Senegal
Interview met Tony Pot.
24 Met andere woorden: we moeten samen naar oplossingen zoeken, waar de hele wereld beter van wordt. Wij in het Noorden moeten werk maken van een duurzame en milieuvriendelijke landbouw. In het Zuiden is het recht op bescherming van de eigen landbouw een dringende noodzaak, net als steun om de productie te verbeteren. Tenminste, als we de honger de wereld uit willen…
12 Dat wordt ons afgedwongen door structurele aanpassings≠programma’s van de Bretton Woods instellingen, het IMF, de Wereldbank. En zelfs de Europese Unie. Zij zeggen : als je die of die hulp wil, moet je hervormingen doorvoeren, dan mag je je grenzen niet sluiten en moeten je douanetarieven omlaag.
Interview met Saliou Sarr
Bijlage 6. Woordenboek Boerenbewegingen
Wereldwijd pleiten boerenbewegingen voor een leefbaar platteland via de afscherming van regionale markten en raken ze het erover eens dat ze elkaar niet de duvel mogen aandoen met exportsubsidies. Samen met de arbeidersbeweging en de milieubeweging vormen ze de sterkste motors van de andersglobaliseringsbeweging.
Duurzame landbouw
Duurzame landbouw is landbouw die zowel economisch rendabel als ecologisch verantwoord, sociaal aanvaardbaar en cultureel ingebed is. Duurzame landbouw heeft als oorspronkelijke en prioritaire functie om de huidige én de toekomstige generaties van voedsel te voorzien, op een manier die de regeneratiecapaciteit van de ecosystemen in rekening brengt. Duurzame landbouw is tevens gebaseerd op solidariteit tussen landbouwers en consumenten in Noord en Zuid, via hun respectievelijke samenwerkingsverbanden en consumptiepatronen.
Dumping
Dumping betekent dat een land haar producten uitvoert tegen een prijs die lager is dan de volledige productiekost. De gevolgen hiervan op de landbouwmarkt in het zuiden zijn duidelijk: Westerse landen zetten – al dan niet onder het mom van voedselhulp – hun gesubsidieerde productieoverschotten tegen spotprijzen af op lokale markten in het zuiden. Tegen deze lage prijzen kunnen de lokale producenten niet concurreren, met toenemende armoede en stadsvlucht tot gevolg. Naast deze economische dumping bestaat er ook nog ecologische en sociale dumping. Ecologische dumping vindt plaats wanneer de productiekosten gedrukt worden ten koste van milieuschade. Als de productiekosten worden gedrukt ten koste van ongeoorloofde arbeidsvoorwaarden, spreken we over sociale dumping.
EPA-akkoorden
Het IMF en de Wereldbank hebben landen vaak verplicht om de markten open te stellen. En op dit ogenblik zijn er verschillende onderhandelingen aan de gang waarin de liberalisering van de landbouw op de agenda staat. Op mondiaal vlak zijn dat de WTO-onderhandelingen (zie verder). En daarnaast zijn er de onderhandelingen tussen Europa en de ACP-landen (78 landen uit Afrika, de Caraïben en de ‘Pacifische’ of Stille Oceaan): de Economische Partnerschaps-akkoorden (EPA’s).
Deze vroegere kolonies kunnen al 30 jaar onder gunstige voorwaarden hun producten op de Europese markt brengen. De EU wil deze gunstregeling echter vervangen door de zogenaamde EPA’s. Dit zijn vrijhandelsakkoorden, waardoor in 10-15 jaar elke bescherming van vrijwel alle producten moet verdwijnen. Het probleem bij deze onderhandelingen is dat de ontwikkelingslanden onvoldoende georganiseerd zijn. Hierdoor is hun onderhandelingspositie veel zwakker dan in de WTO-onderhandelingen. Ook heeft de EU een zware stok achter de deur staan: als de ACP-landen weigeren een EPA af te sluiten, staat de Europese hulp op het spel.
Internationaal Monetair Fonds
Het IMF werd in mei 1946 opgericht in BrettonWoods (VS). Deze instantie werd in de naoorlogse periode in het leven geroepen om de internationale monetaire samenwerking te promoten en te zorgen voor een wereldeconomie met hoge groei en lage werkloosheid. Het IMF legt een budgettair keurslijf op aan ontwikkelingslanden om hun schulden af te betalen. In ruil voor leningen en nieuwe kredieten moeten derde wereldlanden hun economie verregaand hervormen. De politiek van het IMF leidt echter niet tot de gewenste resultaten. Integendeel, de meeste ontwikkelingslanden gaan nog steeds gebukt onder een enorme schuldenlast, de armoede is in vele gevallen nog groter geworden, cruciale sectoren van de samenleving zijn geprivatiseerd en hun diensten onbetaalbaar geworden voor het gros van de bevolking. Zowel het IMF als de Wereldbank zijn geen democratische organisaties. Dit is één van de strijdpunten van de andersglobaliseringsbeweging. In beide instanties hebben de 10 rijkste landen 10% van de stemmen. Voor beiden geldt ook het “1 dollar, 1 stem principe”; hoe meer geld, hoe meer stemmen.
Landbouw
Al te makkelijk krijgt een mens te horen dat landbouw een steeds kleiner deel is van onze economie, versta een verwaarloosbaar deel. Feit blijft dat het de landbouw is die zorgt voor de energie die de mens broodnodig heeft, we moeten namelijk allemaal eten om te leven. Nog altijd haalt vrijwel de helft van de mensen een inkomen uit landbouw. Bij hen ook de meeste armen. Voor hen is de in de ogen van de rijken ‘onooglijke’ economie van het dagelijks ‘brood’ het verschil tussen overleven en sterven. Naast voedsel zorgt de landbouw voor andere enerHonger in overvloed
29
giegewassen zoals ethanol op basis van suikerriet of koolzaadolie. En ze levert grondstoffen voor de industrie, denk maar aan katoen. De landbouw is een heel uitzonderlijke economische sector waarvoor de markt, zeker de wereldmarkt, inefficiënt functioneert. Vandaar de noodzaak aan prijsbescherming voor de landbouwers.
Microkredieten
Microkredieten zijn bescheiden, meestal kortlopende leningen. Zij richten zich hoofdzakelijk op kleine ondernemers (eenmanszaakjes, familiebedrijfjes) in het Zuiden die geen toegang hebben tot leningen en andere financiële diensten bij de reguliere commerciële banken. In de regel zijn de ontvangers van microkredieten of -leningen vrouwen. Vrouwen hebben meestal geen enkele andere mogelijkheid om startkapitaal voor welk initiatief dan ook bij elkaar te krijgen. Bovendien blijkt uit ervaring dat vrouwen zeer betrouwbare “terugbetalers” zijn en dat zij hun portefeuille beter en ruimer beheren dan mannen. Vrouwen verbeteren er niet alleen hun eigen positie en slagkracht mee, maar die van de hele gemeenschap. Op die manier heeft een kleine financiële stimulans economische en ook ingrijpende socio-culturele gevolgen.
Recht op voedsel
11.11.11 beschouwt voedsel niet louter als een menselijke behoefte maar als een fundamenteel mensenrecht. Dat recht kan geschonden worden en daarom heeft het nood aan bescherming en verdediging. Deze benadering omschrijft het fundamenteel mensenrecht van iedere persoon om vrij te zijn van honger, door middel van fysieke en economische toegangsmogelijkheden tot adequate voeding. Het houdt in dat de strijd tegen honger een plicht is voor staten en voor de internationale gemeenschap. Een staat mag haar burgers niet actief de toegang tot voedsel ontzeggen, en mag ook geen stappen terug zetten in haar beleid om voedsel toegankelijker te maken. Als een staat faalt in deze verplichtingen is er sprake van een schending van het recht op voedsel. Hoewel dit recht op voedsel sinds 1948 in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens staat, laat de uitvoering ervan te wensen over omdat dit recht nog niet afdwingbaar is en omdat de politieke wil ontbreekt.
Transitieland
Een land in overgang van geleide economie naar vrije-markteconomie. Tot voor kort werd vaker ‘overgangseconomie’ gebruikt. Transitieland lijkt meer op de Engelse term en wordt wellicht daarom nu frequenter gebruikt. IMF en Wereldbank hebben het over ‘transition economies’ en bedoelen er de
30
Honger in overvloed
groep landen in Oost Europa en Centraal Azië mee (kortom de voormalige Sovjetrepublieken)
Voedselzekerheid
Voor 11.11.11 heeft iedereen recht op een voedselzeker bestaan. De bekendste omschrijving van voedselzekerheid is die van de Wereldvoedselorganisatie (FAO): “Voedselzekerheid is een toestand waarin alle huishoudens fysieke en economische toegang hebben tot adequate voeding voor alle leden en waarbij ze geen gevaar lopen die toegang te verliezen”. Dit betekent ten eerste dat er voedsel voorradig moet zijn voor iedereen, maar ook dat de mensen de financiële middelen moeten hebben om dit voedsel te kunnen aankopen. Het gaat hier niet alleen om de hoeveelheid voedsel, maar ook over de kwaliteit, want dit voedsel moet evenwichtig, gezond en voldoende voedzaam zijn.
Voedselonzekerheid
Jaarlijks sterven enkele miljoenen mensen een directe hongerdood. Maar voedselonzekerheid is niet enkel een probleem van acute honger. Het gros van de 852 miljoen mensen die honger hebben is voedselonzeker omdat: - ze geen of gebrekkige bestaansmiddelen hebben om zelf voedsel te produceren en/of er een voldoende inkomen uit te halen; - een gebrekkig en/of onstabiel inkomen hebben, en dus een gebrekkige koopkracht; - een deel van hen (60 miljoen), het directe slachtoffer zijn van rampen (door natuur of mens); - factoren zoals gebrek aan politieke participatie, onderwijs of gezondheidszorg de bovenstaande factoren verergeren en de kwetsbaarheid van mensen doen toenemen.
Voedselsoevereiniteit
Om voedsel als een fundamenteel recht te kunnen garanderen, zijn er beleidsmaatregelen nodig. Dat gaat over landbouwbeleid, maar ook met het handels-, milieu- en ontwikkelingsbeleid. 11.11.11 vertrekt hierbij vanuit de opvatting van voedselsoevereiniteit. Dat houdt in dat volkeren, gemeenschappen en landen het recht hebben om een eigen duurzaam beleid te omschrijven en uit te voeren voor landbouw, werkgelegenheid, visserij, voeding en land, zonder dumping in andere regio’s, zonder massale productie voor andere regio’s en zonder schade voor toekomstige generaties. Voedselsoevereiniteit is dus in de eerste plaats een politiek begrip: landen hebben beleidsruimte nodig om zelf hun verantwoordelijkheid op te nemen en te beslissen in hoeverre zij willen beroep doen op internationale handel voor hun voedselvoorziening en -vermarkting.
Dit impliceert ook het recht om een beleid te voeren dat de schade die veroorzaakt wordt door het beleid van andere landen in te perken. Dit kan bijvoorbeeld door importheffingen op te leggen voor producten die in het land van oorsprong werden gesubsidieerd.
Vrijhandel
De vrijhandelsakkoorden van de WTO bepalen dat de handel in agrarische en niet-agrarische goederen, diensten en intellectuele eigendom zo min mogelijk belemmerd mag worden. Eigen markten mogen dus niet “voorgetrokken” worden via invoerbeperkingen, subsidies en andere protectionistische maatregelen. Het vrijmaken van de handel zou op lange termijn de wereldeconomie aanzwengelen en iedereen zou daarvan profiteren, zelfs de armste landen. Zij zouden door het opengooien van hun markten namelijk nieuwe inkomsten genereren, die niet alleen hun eigen economische, maar ook sociale en politieke ontwikkeling stimuleren. De WTO wordt in die stelling krachtig bijgetreden door een aantal belangwekkende internationale spelers op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, zoals de Wereldbank en het IMF. Op hun aansturen nemen de minst ontwikkelde landen privatisering en liberalisering in hun herstructureringsplannen op, om aanspraak te maken op schuldherschikking en/of leningen. Het Noorden zet zo – met ontwikkelingsgeld als pasmunt – via handelsakkoorden het Zuiden het mes op de keel. Handel vrij van alle belemmeringen, met name van in- en uitvoerrechten.
Wereldvoedselorganisatie (FAO)
De Food and Agriculture Organization van de Verenigde Naties werd opgericht in 1945 en is de grootste internationale instelling die zich bezighoudt met het bestrijden van honger in de wereld: het optrekken van de voedingswaarde, het verbeteren van de landbouwproductiviteit, het verhogen van de levenskwaliteit van de plattelandsbevolking en het bijdragen tot de groei van de wereldeconomie. De FAO biedt alle staten een onafhankelijk forum waar ontwikkelde én ontwikkelingslanden een gelijke stem hebben in onderhandelingen m.b.t. tot het te volgen beleid. De instelling vergaart en verspreidt kennis en info die ontwikkelingslanden en landen in een overgangsfase (Oost-Europa en de gewezen Sovjetstaten) moeten toelaten hun agrarische sector te moderniseren en verbeteren. In 1996 organiseerde de FAO in Rome de World Food Summit, het grootse globaal forum over voedselzekerheid ooit, met als doel een drastische
vermindering van het aantal hongerenden in de wereld (zonder bijkomende inspanningen: 680 miljoen tegen 2010!). Aan het einde van de conferentie ondertekenden alle staatshoofden de Verklaring van Rome, een actieplan met een aantal maatregelen die moeten leiden tot een halvering van de honger tegen 2015 (kostprijs: jaarlijks 4 miljard dollar).
Wereldhandelsorganisatie (WTO)
De Wereldhandelsorganisatie werd in januari 1995 opgericht in Marrakesh (Marokko). De WTO moet de wereldeconomie verder liberaliseren (=vrijmaken), met meer welvaart voor iedereen. De organisatie houdt zich onder andere bezig met de verlaging van de tolbarrières, de afbouw van subsidies aan de landbouw en de vrijmaking van handel en diensten. De WTO werd voorafgegaan door de GATT-akkoorden (= akkoorden over de vrijmaking van de handel en de verlaging van de douanetarieven). Men verwijt de WTO een éénzijdige liberalisering van de wereldeconomie door te voeren, met meer winsten voor de bedrijven en verlies voor de derde wereld, mens en milieu. De markten volledig vrijmaken betekent dat de meeste derde wereldlanden niet kunnen opboksen tegen de producten van westerse multinationals en dat lokale producenten weggeconcurreerd worden.
Wereldbank
De Wereldbank werd net als het IMF in mei 1946 opgericht in Bretton Woods, met als officiële taken de ontwikkeling en armoedebestrijding in de wereld. De Wereldbank introduceert en financiert grote ontwikkelingsprojecten in derde wereldlanden, vooral infrastructuurprojecten ten voordele van buitenlandse bedrijven, bv. het aanleggen van mega-dammen. Deze projecten komen meestal niet ten goede aan de noden van de doorsnee bevolking. Vele projecten falen (het mislukkingspercentage van de projecten in de armste landen bedraagt 65%) en het grootste deel van de middelen gaat naar landen die iets beter af zijn.
Honger in overvloed
31
Bijlage 7. Millenniumdoelstellingen Voor het éérst in de geschiedenis bestaat een wereldwijd engagement om op relatief korte tijd de armoede fors terug te dringen: de Millenniumdoelstellingen. In september 2000 engageerden de regeringen van 191 lidstaten van de VN zich om deze acht doelstellingen te realiseren tegen 2015: 1 2 3 4 5 6
Armoede en honger halveren Elk kind naar de basisschool Gelijke kansen voor mannen en vrouwen De kindersterfte verminderen De gezondheid van moeders verbeteren Aids, malaria en andere ziekten wereldwijd bestrijden 7 Toegang tot water voor iedereen – actief werken aan een duurzaam milieu 8 Werken aan een wereldwijd partnerschap voor ontwikkeling De eerste Millenniumdoelstelling belooft de honger en de armoede tegen 2015 te halveren. Vrij zijn van honger is immers de allereerste zorg van de mens. Dat zou nochtans voor niemand een zorg mogen zijn, want er is voldoende voedsel in de wereld om iedereen te voeden! Om die eerste doelstelling te halen moet het aantal mensen dat honger lijdt jaarlijks met 20 miljoen verminderen. Maar de realiteit is zorgwekkend: het daalritme bedraagt amper 8 miljoen mensen per jaar. Bovendien is die beterschap grotendeels te danken aan één land, China. De ‘positieve’ cijfers – dankzij het procentuele effect van de meer dan een miljard Chinezen – verhullen dat in alle andere probleemlanden de situatie slechter wordt. In het somberste scenario van het FAO-hoofdkwartier in Rome is, rekening houdend met de bevolkingstoename, de ambitie van de halvering van de wereldhonger al uitgesteld tot het jaar 2147.
Nochtans is het behalen van MDG 1 een absolute noodzaak om alle Millenniumdoelstellingen te kunnen verwezenlijken. Zo stelt ook het meeste recente rapport (2005) van de Wereldvoedselorganisatie (FAO). Als we niet zéér dringend werk maken van de strijd tegen honger, stelt het FAO, dan zal het behalen van de andere doelstellingen zeer moeilijk tot zelfs onmogelijk zijn. Ondervoede kinderen gaan later of helemaal niet naar school. Zij leren ook minder goed omdat de ondervoeding een zware aanslag pleegt op hun fysieke en mentale ontwikkeling (MDG 2). Ondervoeding is één van de voornaamste gevolgen van de bestaande ongelijkheid tussen mannen en vrouwen (MDG 3), maar is er tegelijk ook een oorzaak van. Vrouwen lijden meer honger dan mannen, ondanks het feit dat ze een veel groter aandeel in de voedselproductie hebben. Dit ondermijnt hun gezondheid en hun kansen op een eigen verdere ontwikkeling en empowerment. Ook wat de gezondheid van voornamelijk jonge kinderen en vrouwen betreft, speelt ondervoeding een grote rol (MDG 4, 5 en 6). Zoals we verder zullen zien, zal het gevecht tegen honger gewonnen of verloren worden op het platteland, waar de ontwikkeling van lokale familiale landbouw een hoge prioriteit moet krijgen. Een gezond milieu (MDG 7) is zeer belangrijk voor de duurzaamheid van de voedselproductie en omgekeerd is een ecologisch duurzame voedselproductie zeer belangrijk voor het milieubehoud. Ook de band met MDG 8 is overduidelijk. De internationale gemeenschap draagt de verantwoordelijkheid en plicht om via een eerlijk handels-, landbouw- en ontwikkelingsbeleid de strijd tegen armoede en honger aan te gaan en het recht op voedsel te waarborgen.
Voor een leefbare en milieuvriendelijke landbouw in Noord en Zuid slaan milieu-, natuur-, landbouw-, consumenten- en Noord-Zuidorganisaties de handen in elkaar. Want tegen 2015 moet honger de wereld uit! www.detijdloopt.be
32
Honger in overvloed
Bijlage 8. Eindtermen De volgende eindtermen zijn van toepassing op ‘Honger in overvloed’ voor de 3e graad (attitudes worden met een * aangeduid):
1. Vakgebonden eindtermen derde graad ASO/KSO/TSO AARDRIJKSKUNDE Kennis: De leerlingen kunnen 10 productie en consumptie van voedsel en hulpbronnen in relatie brengen met demografische evolutie en welvaartsniveau in het kader van een duurzame ontwikkeling. 11 zowel verschuivingen van industrie of tertiaire activiteiten als demografische migraties met voorbeelden illustreren en dit in verband brengen met sociaal-economische of politieke factoren ASO/KSO/TSO NEDERLANDS Luisteren 6* De leerlingen zijn bereid om: - te luisteren - een onbevooroordeelde luisterhouding aan te nemen - een ander te laten uitspreken - te reflecteren over hun eigen luisterhouding - het beluisterde te toetsen aan eigen kennis en inzichten. Spreken 11* De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om: - te spreken - algemeen Nederlands te spreken - een kritische houding aan te nemen tegenover hun eigen spreek- en gespreksgedrag. Lezen 17 De leerlingen kunnen een leesstrategie kiezen naar gelang van hun leesdoel en tekstsoort, en ze toepassen (oriënterend, zoekend, globaal en intensief). 18* De leerlingen zijn bereid om: - te lezen - lezend informatie te verzamelen over een bepaald onderwerp - de verkregen informatie aan eigen kennis en inzicht te toetsen en te vergelijken met informatie uit andere bronnen - te reflecteren op inhoud en vorm van de teksten - hun persoonlijk oordeel over bepaalde teksten te formuleren, in vraag te stellen en eventueel te herzien.
BSO PROJECT ALGEMENE VAKKEN Functionele taalvaardigheid: de leerlingen kunnen 1 uit mondelinge en schriftelijke informatie de essentie halen. 2 over die informatie reflecteren en ze evalueren. 3 ingewonnen informatie mondeling gebruiken. 4 mondeling argumenteren. 6 zich mondeling duidelijk uiten. Organisatiebekwaamheid: de leerlingen kunnen 16 bij groepsopdrachten - overleggen en actief deelnemen. - in teamverband instructies uitvoeren. - reflecteren en bijsturen.
2. Vakoverschrijdende eindtermen derde graad OPVOEDEN TOT BURGERZIN – 3 Wereldburgerschap De leerlingen 13 kunnen de rol van internationale instellingen illustreren. 14 kunnen met enkele voorbeelden aantonen dat de mondiale dimensie in onze samenleving steeds explicieter wordt op o.m. politiek, economisch en cultureel vlak en dat deze evolutie voordelen biedt maar ook problemen en conflicten oplevert. 15 kunnen de complexiteit van internationale samenwerking toelichten aan de hand van de concepten onderlinge afhankelijkheid, beelden en beeldvorming, sociale rechtvaardigheid, conflict en conflicthantering, verandering en toekomst. 16 kunnen aangeven dat er verschillende opvattingen zijn over welvaart en over de herverdeling van deze welvaart. 17 zijn gevoelig voor het belang van persoonlijke inzet voor de verbetering van het welzijn en de welvaart in de wereld. SOCIALE VAARDIGHEDEN – 2 Streven naar duidelijke communicatie De leerlingen 4 communiceren doelgericht, bijvoorbeeld: - toetsen elkaars interpretatie en stemmen die zo nodig op elkaar af; - brengen de eigen gevoelens en gedachten tot uiting; - herkennen en gaan om met vooroordelen en uitingen van ongepaste beïnvloeding (intimidatie, manipulatie)
Honger in overvloed
33
Bijlage 9. Over 11.11.11 De meeste jongeren hebben al wel eens gehoord van 11.11.11, maar weten niet precies waar de organisatie mee bezig is. Hoe is 11.11.11 ontstaan? Op 11 november 1966 trokken om 11 uur ‘s morgens voor het eerst duizenden vrijwilligers de straat op om aandacht én steun te vragen voor ‘de Derde Wereld’. Ze wilden de herdenking van de wapenstilstand in 1918 een nieuwe invulling geven: ontwikkelingshulp als investering in wereldvrede. 11.11.11 was geboren. De jaarlijkse 11.11.11-campagne is ondertussen uitgegroeid tot een vaste waarde. Ze wordt gedragen door zo’n 375 plaatselijke 11.11.11-comités en door meer dan 20.000 vrijwilligers. 11.11.11 is ook de koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging. Ze bundelt de krachten van meer dan 80 organisaties die zich inzetten voor één gemeenschappelijk doel: een rechtvaardige wereld zonder armoede. Armoede en onrecht zijn dikwijls mensenwerk en het gevolg van onrechtvaardige machtsverhoudingen. Hoe verschillend de situatie ook, één element is altijd hetzelfde: mensen die in armoede leven hebben weinig invloed op deze economische en politieke machtsverhoudingen. Door de jaren heen groeide het gewicht van de politieke actie of de beleidsbeïnvloeding. 11.11.11 wil namelijk niet dweilen met de kraan open maar de problemen structureel aanpakken en werkt hiervoor samen met tal van partners uit het Zuiden. De campagne omvat dus zowel een financieel, politiek als een educatief luik. De financiële actie in november is het bekendste. Het geld dat onze vrijwilligers inzamelen gaat in de eerste plaats naar partnerorganisaties in het Zuiden. Enkele voorbeelden: • Filipijnen: recht op drinkwater Zuiver drinkwater is de beste investering qua gezondheidszorg. In 1997 besloot de Filipijnse regering de watervoorziening in de hoofdstad te privatiseren. Daardoor zouden meer mensen aansluiting krijgen op de leidingen. Niets was minder waar. Het water werd bovendien vijf keer duurder. Freedom from debt coalition (FDC) mobiliseert de arme bewoners om op te komen voor hun
34
Honger in overvloed
recht op water en zet de overheid onder druk om meer controle uit te oefenen. De prijsstijgingen zijn de laatste twee jaar alvast gestopt. • Zuid-India: emancipatie van kastelozen en vrouwen Onder impuls van AREDS hebben de kastelozen nu al in 700 dorpen een einde gemaakt aan hun sociale discriminatie en economische uitbuiting. Een bescheiden vrouwenwerking met spaarclubs groeide uit tot de sterke vrouwenbeweging SWATE die de vicieuze cirkel van onmondigheid en onwetendheid doorbreekt. 11.11.11 doet ook politieke acties in België en Europa. Doel daarvan is druk te zetten op politici of bedrijven om bepaalde beslissingen te nemen in het voordeel van ontwikkelingslanden. Bijvoorbeeld door hun schuldenlast kwijt te schelden. Enkele voorbeelden uit eigen land: • Engagement 0,7 % Al jaren hamert 11.11.11 erop dat België 0,7% van zijn rijkdom (BNP) zou besteden aan ontwikkelingssamenwerking. In 2002 kwam er schot in de zaak. De regering verklaarde zich bereid om de Belgische bijdrage met een concreet ‘stappenplan’ op te trekken van 0,37% in 2001 tot 0,7% in 2010. Wordt vervolgd… • Kritisch opvolgen Als koepel van de niet-gouvernementele sector heeft 11.11.11 een belangrijke rol als ‘waakhond’. We volgen niet alleen op de voet wat de Vlaamse, Belgische en EU-overheid doen qua ontwikkelingssamenwerking, maar ook welke impact beslissingen van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Handel en Financiën hebben voor de mensen in het Zuiden. We klagen niet alleen fouten aan, maar doen ook suggesties tot verbetering in het Jaarrapport over de (officiële) Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Het sensibiliseren van de Vlaamse bevolking rond deze politieke thema’s is nodig om meer druk te kunnen zetten. Daarom ontwikkelt 11.11.11 ondere andere ook educatief materiaal zoals workshops, spelen, lesmaterialen, theater, enzovoort. Je vindt er alles over op www.11.be/educatie. Neem een kijkje op www.11.be/campagne als je meer wilt te weten komen over de campagnes van 11.11.11.
Bronnen 11.11.11 - Campagne 2006: Actieboek en Politiek Dossier www.fao.org www.artsenzondergrenzen.be
Lectuur en links 1. Recht op voedsel LINKS www.11.be/campagne www.fian.be www.fao.org www.righttofood.org www.foodfirst.org www.maketradefair.com www.ikbenverkocht.be www.costawat.be www.pime.be
Achtergronden en leesvoer bij het campagnethema Website van Foodfirst Information Action Network Brazilië, partner van 11.11.11. Voedsel: een fundamenteel mensenrecht Speciaal UN rapport over recht op voedsel Institute for food and development policy Dossier over rijst van Oxfam Website van de ‘ik ben verkocht’ campagne Website van Vredeseilanden Provinciaal Instituut Milieu Instituut in Lier
BOEKEN Mo* NoordZuid CAHIER ‘Dagelijks brood, Wereldmarkt en voedselzekerheid’ (146 blz, € 8, via www.11.be/winkel) 11.11.11 - Campagne 2006: Actieboek en Politiek Dossier (€ 2, via 11.11.11 in je provincie)
2. Millenniumdoelstellingen LINKS www.11.be www.detijdloopt.be www.whiteband.org www.first8.org www.makepovertyhistory.org www.maakhetwaar.nl www.cidse.org www.moveyourass.tv www.alliance2015.org www.beijngandbeyond.org www.marchemondiale.org www.dgos.be/nl/themas.mdg www.oxfam.org.uk www.hdr.undp.org/statistics/data
Portaal van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging Samenwerking van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging rond de Millenniumdoelstellingen volgt de witteband-actie wereldwijd op mooie website over de 8 Millenniumdoelstellingen de Britse campagne-website de website van de Nederlandse campagne de website van 15 christelijke Europese en Noord-Amerikaanse ngo’s grappig en Hollands de website van een alliantie van 6 ngo’s uit Europa volgt op wat op de Vrouwenconferentie in Beijing is afgesproken de website van de Vrouwenmars de website van de officiële Belgische ontwikkelingssamenwerking de website van de belangrijkste Britse ngo’s de website met human development reports (van UN)
BOEKEN Mo* noordzuid CAHIER ‘2015: DE TIJD LOOPT’ (2005, 119 blz, € 8, via www.11.be/winkel)
Honger in overvloed
35
CONTACT 11.11.11 vzw
Vlasfabriekstraat 11 - 1060 Brussel telefoon: 02 536 11 60 fax: 02 536 19 02 e-mail:
[email protected] www.11.be
PROVINCIALE SECRETARIATEN Antwerpen Patriottenstraat 27 - 2600 Antwerpen-Berchem telefoon: 03 281 06 62 antwerpen@11 be Limburg Pastorijstraat 40 bus 7 - 3530 Houthalen-Helchteren telefoon: 011 87 14 80 limburg@11 be Oost-Vlaanderen Dendermondsesteenweg 205 - 9040 Gent telefoon: 09 233 02 03 oost-vlaanderen@11 be Vlaams-Brabant en Brussel Vlasfabriekstraat 11 - 1060 Brussel telefoon: 02 536 11 53 brabant@11 be West-Vlaanderen Noordstraat 156 - 8800 Roeselare telefoon: 051 24 06 13 west-vlaanderen@11 be
www.11.be VU: Bogdan Vanden Berghe - Vlasfabriekstraat 11 - 1060 Brussel
36
Honger in overvloed