HET MAGAZINE VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
dimensie
Gezondheid van Moeder en Kind Reportages in DR Congo Interviews THEMATISCHE FICHE Honger in een wereld van overvloed
Nr 2 / 2011 • TWEEMAANDELIJKS APRIL-MEI 2011 • P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X
Overzicht APRIL-MEI 2011
4/5 >
22/23 >
Het einde Een nacht in de kraamkliniek van de straffeloosheid in Kivu?
26/27 >
Noam Chomsky, een geëngageerd intellectueel
DUBBELE CENTRALE PAGINA > THEMATISCHE FICHE
Honger in een wereld van overvloed 6-9 Zwakke gezondheid, immens land, veelomvattend probleem: reportage in DR Congo
14-19 Centre Songhai: Dansen met de natuur
10-11 "Grijp naar de maan, dan pak je allicht een ster" Interview met Marleen Temmerman
24-25 Gent - Mangaung, zustersteden in beeld
12-13 Pakistan: de rampspoed ingedijkt
20-21 De kliniek voor hergeboorte
There is enough for everyone’s need, but not for everyone’s greed. MAHATMA GHANDI
28-29 Docufilm Makala ya sasa 30-31 Puntkomma
Vernieuwing abonnement in het buitenland! Dimensie 3 vernieuwt haar abonnementenbestand in het buitenland. De abonnees in het buitenland ontvangen enkel de elektronische versie van Dimensie 3. De papieren versie van Dimensie 3 zal op de ambassades kunnen worden meegenomen. Abonnees verblijvend in het buitenland worden daarom verzocht hun abonnement te vernieuwen en elektronisch aan te vragen via de website (www.dimensie-3.be) of per mail (
[email protected]).
2 APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
Gratis abonnement Op www.dimensie-3.be of per mail aan
[email protected]
3
dimensie
Onderlinge afhankelijkheid in een wereld in beweging
© UNHCR / G.M.B. Akash
Tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGD) Redactie:
DGD - DIRECTIE SENSIBILISERINGSPROGRAMMA'S Karmelietenstraat, 15 B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 Fax +32 (0)2 501 45 44 E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be Redactiesecretariaat: Elise Pirsoul, Jean-Michel Corhay, Chris Simoens, Thomas Hiergens Layout en productie: www.mwp.be De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer van DGD of van de Belgische regering. Overname van de artikels is toegestaan mits bronvermelding en een kopie voor de redactie. Dimensie 3 verschijnt 5 maal per jaar om de 2 maanden, behalve in de zomer. Abonnement: Gratis in België en in het buitenland. Gedrukt op 100% gerecycleerd papier.
D
De hele wereld keek machteloos toe hoe Japan moest buigen voor het natuurgeweld. De nucleaire ramp leert ons dat de natuur zelfs hoogtechnologische landen het zwijgen kan opleggen. We kunnen natuurlijk de ogen sluiten voor zoveel rampspoed en de mazen van onze grenzen dichten, maar met de gevolgen krijgen we toch te maken: de prijs van olie en elektronische apparatuur zal stijgen, migratie zal toenemen en op milieugebied zullen we de rekening betalen. Spectaculaire gebeurtenissen zoals tsunami’s en volksopstanden mogen ons niet doen vergeten dat zich nog dagelijks andere pijnlijke drama’s afspelen: elke minuut kost een bevalling het leven aan een vrouw, en wereldwijd haalt één kind op acht zijn 5e verjaardag niet. Het zijn drama’s die onaanvaardbaar zijn omdat we ze kunnen voorkomen. In een interview met Marleen Temmerman gaat de gynaecologe dieper in op deze problematiek. Twee eeuwen geleden maakten wij in Europa hetzelfde mee: vrouwen stierven in het kraambed, fistels waren een veel voorkomend fenomeen, heel wat kinderen haalden hun vijfde levensjaar niet. Maar dankzij de vooruitgang op medisch en pediatrisch gebied en de zorg bij bevallingen, is de situatie er fors op vooruitgegaan. In het Zuiden is men nog zo ver niet. Vrouwen maken meer dan de helft van de wereldbevolking uit en kinderen zijn de volwassenen van morgen. Als we er niet in slagen zorg te bieden aan de meerderheid van de bevolking bij fundamentele levenszaken als geboren worden en leven geven – waarover praten we dan als we het over menselijke ontwikkeling hebben? We hebben in DR Congo mensen ontmoet die het van op de eerste rij meemaken: patiëntes, dokters, hulporganisaties en zelfs particulieren. Het leert ons dat de gezondheid van moeders en kinderen over zoveel meer gaat; over de armoede waarin patiëntes leven, over hoe de gezondheidszorg in het land is georganiseerd, over de opleiding van artsen, de staat van het wegennet, het onderwijsniveau en de maatschappelijke positie van de vrouw. We hebben gezien hoe meer en meer militairen terechtstaan voor verkrachting. Opmerkelijk, omdat in Oost-Congo verkrachting nog altijd wordt gebruikt als oorlogswapen om de samenleving te ondermijnen en vreselijke oorlogen te blijven voeren. Congo heeft een lange weg afgelegd om het rechtssysteem opnieuw vlot te trekken. Misdaad wordt niet langer getolereerd, de hoop is teruggekeerd. DE REDACTIE
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 3
editoriaal
Rohingya-vluchtelingen uit Myanmar in Bangladesh. Een vrouw staart uit haar vervallen huis met haar pasgeboren baby op de arm.
e voorbije maanden waren we getuige van een bewogen actualiteit. We zagen hoe voorvallen met elkaar verweven raakten en hoe andermaal het bewijs van de mondiale onderlinge afhankelijkheid werd geleverd. Het vorige nummer van Dimensie 3 ging over migranten. Vandaag zien we hoe hun aantal toeneemt. De redenen zijn vooral te vinden in het thuisland: werkloosheid, hoge voedselprijzen, slecht bestuur, een moegetergde bevolking… Wie had ooit gedacht dat de situatie in de Maghreb en het MiddenOosten zo licht ontvlambaar was en dat de afloop de enen hoopvol zou stemmen en de anderen aan het twijfelen zou brengen? Ook de kwestie van de voedselonzekerheid - waarover onze thematische fiche handelt - en die van een eerlijker verdeling van voedsel, staan meer dan ooit in de belangstelling.
GEZONDHEID VAN MOEDERS
Een nacht in de
kraamkliniek 20 u. Het is een rustige avond voor Maman Françoise, hoofdverpleegster in het ziekenhuis Saint-Joseph van Kinshasa. In de arbeidskamer liggen enkele vrouwen in arbeid, anderen liggen er in observatie, bij gebrek aan plaats in de andere zalen. De meeste vrouwen hebben een malariacrisis gehad, terwijl ze nog maar enkele maanden in verwachting zijn. Malaria komt in deze streken veel voor en is een belangrijke oorzaak van vroegtijdige geboorten. Uit de verloskamer is gekreun te horen dat soms overgaat in geweeklaag in het Lingala. “De arbeid verloopt normaal, ze zal binnenkort wel bevallen”, vertrouwt Maman Françoise me toe. Achter de postpartum-zaal ligt een nog redelijk jonge vrouw in een opgerolde houding, met een verloren blik. “Ze is net bevallen van een doodgeboren baby. Het heeft te lang geduurd eer ze hier was, omdat ze haar eerst naar een ander ziekenhuis gestuurd hebben. Bij haar aankomst was het kind al gestikt. We stelden een zwangerschapsvergiftiging vast en hebben een keizersnede gedaan… maar het was te laat. Ze is terneergeslagen.” Dat bevallingen slecht aflopen, heeft ook te maken met de zogenaamde “3 vertragingen”: vertraging bij de beslissing om naar het ziekenhuis te gaan, vertraging bij het zoeken naar vervoer, vertraging bij de medische zorgen.
UNICEF schat dat 1 kind op 8 zijn 5de verjaardag niet haalt.
22 u. 21 u. Een verpleger leidt een jong meisje naar binnen. Haar buik is nog dik van het kind dat ze twee dagen eerder gebaard heeft. Ze weent krampachtig, stamelt wanhopige woorden. In paniek, zo lijkt. De verpleegster legt de situatie uit: haar te vroeg geboren kind kreeg malaria en is net overleden. Omdat de moeder de factuur niet kan betalen, mag ze niet weggaan. Ze moet in de kraamkliniek slapen, naast vrouwen in arbeid. Een ware nachtmerrie…
4 APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
De vrouw in arbeid heeft een mooie baby van bijna 3 kilo ter wereld gebracht. De verpleegsters hebben het kind onderzocht en aan de moeder teruggegeven. Vermoedelijk zal ze morgenvroeg het ziekenhuis verlaten en weer aan de slag gaan, met de baby op haar rug. Deze nacht zal ze in de eivolle zaal van de kraamkliniek blijven, misschien samen in een bed met een of twee andere pas bevallen vrouwen die nog last hebben van een bloeding of een
keizersnede.“Het gebeurt zelden dat een moeder in het ziekenhuis sterft; vaak geraakt ze gewoonweg niet tot hier.” Al te vaak hebben vrouwen namelijk geen toegang tot gezondheidszorg. De gezondheidstoestand van moeder en kind is in Congo ronduit verontrustend. Uit een enquête van 2007 blijkt dat er op 100.000 levende geboorten 549 gevallen van moedersterfte waren. Bij een gemiddelde van 6,3 kinderen per vrouw komt dat neer op een overlijden ten gevolge van de zwangerschap om het half uur. De oorzaken zijn
© CTB / Dieter Telemans
welbekend: infecties, bloedingen, complicaties, bij jonge vrouwen een te smal bekken in vergelijking met het kinderhoofdje, en de onrechtstreekse oorzaken zoals hiv/ aids, malaria en ondervoeding, waarmee meer dan 53% van de vruchtbare vrouwen kampt. Contraceptiva zijn een goede preventie, maar slechts 6% van de vrouwen gebruikt er. De kindersterfte bij kinderen tussen 0 en 5 jaar bereikt het trieste cijfer van 142 sterfgevallen per 1000, en dit heeft alles te maken met de armoede en de levensomstandigheden van de moeder.
In de wereld… Voor de Millenniumdoelen 4 en 5 (moeder- en kindersterfte terugdringen) wordt de minste vooruitgang geboekt. Ondanks kleine stappen vooruit schat UNICEF dat 1 kind op 8 de leeftijd van 5 jaar niet zal bereiken en dat per jaar 251 vrouwen op 100.000 hun zwangerschap niet zullen overleven (50% van de sterfgevallen worden opgetekend in India, Nigeria, Pakistan, Afghanistan, Ethiopië en DR Congo). Omdat de gezondheid van moeder en kind van fundamenteel belang is voor
elke samenleving en voor het halen van alle Millenniumdoelen, beslisten de Verenigde Naties hun krachten te bundelen in een Global strategy for Women’s and Children’s Health, met een steunfonds van 40 miljard dollar. ELISE PIRSOUL
ONLINE www.who.int/pmnch/topics/maternal/
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 5
Zwakke gezondheid,
immens land, VEELOMVATTEND PROBLEEM In een land zo groot als Congo, waar bijna alles moet worden heropgebouwd, is en blijft de gezondheid van moeders en jonge kinderen een complexe aangelegenheid. Het behelst meer dan de gezondheid op zich en is met alle ontwikkelingsgebieden verweven. Het kleine gezondheidscentrum van Maman Nzuzi Vanuit Kinshasa is het eerst een uur rijden over een hobbelige weg tussen de onvermijdelijke verkeersopstoppingen. Daarna moet je te voet een heuvel af en een andere weer op via een aarden paadje dat bij regenweer zoals nu één modderpoel is. Het is maar een klein huisje, binnen is het donker. “We zitten nu al een week zonder stroom”, zucht de bazin, Maman Nzuzi. Ze dankt haar naam “Maman” aan haar verbeten inzet voor haar gemeenschap. “Ik wilde iets doen voor mijn wijk, ik zag de mensen (10% van de actieve bevolking, naar haar zeggen) sterven aan malaria, bloedarmoede, cholera, zonder dat de gemeente ingreep. Vrouwen hadden zelfs geen plaats waar ze konden bevallen.” Om die reden zet Maman Nzuzi in ’92 voor deze arme gemeenschap aan de rand van Kinshasa een klein consultatiebureau op. Dank zij haar vastberadenheid krijgt ze van de Belgische ontwikkelingssamenwerking
6 APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
500.000 BEF om het kleine consultatiebureau uit te bouwen tot een gezondheidscentrum, die naam waardig. Sindsdien gaf ze gestalte aan haar eigen ngo, Action Bolingo, die het welzijn van de gemeenschap wil verbeteren. Want welzijn staat voor gezondheid. Toen Maman Nzuzi vaststelde dat ondervoeding een van de belangrijkste oorzaken was voor ziekte bij kinderen en risicozwangerschappen, “begon ik voor de armsten van de wijk maaltijden te bereiden, maar dat bleek niet voldoende. Patiënten die in goede gezondheid naar huis gingen, kwamen immers snel terug met tekenen van ondervoeding.” Met de steun van het Belgische programma PAIDECO (zie kader) en met de hulp van de inwoners bouwt ze moerasgrond om tot landbouwgrond. Sindsdien kunnen de inwoners hun eigen groenten telen en eten en zijn de voedingsproblemen afgenomen. Wanneer Maman Nzuzi merkt dat het water niet geschikt is als drinkwater en diarree veroorzaakt, verstrekt UNICEF
haar de nodige middelen om een put te bouwen evenals geneesmiddelen. Vandaag zijn een tiental vrouwen naar de prenatale consultatie (PNC) gekomen. De PNC kan gelijkaardige vaststellingen doen als in een ziekenhuis: een risicozwangerschap, vrouwen met een te smal bekken, seropositieve vrouwen bij wie antiretrovirale middelen de overdracht van het virus aan het kind kunnen voorkomen… Zuigelingen worden ingeënt tegen tetanus. Jammer genoeg komt niet iedereen naar de PNC. Vaak komen vrouwen die nooit eerder een arts hebben geraadpleegd, pas naar het gezondheidscentrum als er zich complicaties voordoen bij de bevalling. In de kleine donkere ruimte die dienst doet als moederhuis, bevinden zich een tiental vrouwen die pas zijn bevallen. Een baby met een afwijking zal weldra naar het ziekenhuis vertrekken. Als het gezondheidscentrum een probleem niet kan verhelpen, wordt de zieke te voet of met een berrie langs steile paadjes naar het dichtstbij gelegen ziekenhuis 5 km daar vandaan gebracht. En dat is niet het enige probleem: het personeel van het gezondheidscentrum (5 personen die elkaar aflossen) wordt volledig betaald met de inkomsten uit de medische verzorging. Dit komt neer op ongeveer 20 euro per maand.
GEZONDHEID VAN MOEDERS
© DGD / E. Pirsoul
Het algemeen ziekenhuis van Walungu moet het stellen met weinig inkomsten.
IN BURUNDI IS GEZONDHEIDSZORG GRATIS VOOR MOEDER EN KIND inds 2006 is de gezondheidszorg voor moeder en kind gratis in Burundi. Bevalling, keizersnee, aidstest en -behandeling, behandeling van malaria, geneesmiddelen – met inbegrip van anticonceptiva -, behandeling van fistels en andere operaties, alles wordt volledig gesubsidieerd. Een ware ommekeer! Dankzij de gratis hiv-tests en de antiretrovirale geneesmiddelen kunnen meer vrouwen worden getest, wat leidt tot een betere preventie van de overdracht moeder-kind. Voor een land dat wordt ondermijnd door een bevolkingsexplosie, is gezinsplanning essentieel. Gemiddeld heeft een vrouw er nog altijd 6,8 kinderen. Toch steeg het gebruik van (gratis!) contraceptiva in 2010 van 2,7 naar 18,9%, maar deze evolutie wordt afgeremd door godsdienst en traditie. De regering heeft de bevolking aangespoord gemeenschapswerk te verrichten voor de bouw van scholen en gezondheidscentra. De beginfinanciering is gedeeltelijk afkomstig uit een schuldkwijtscheldingsfonds (voor arme landen met een zware schuldenlast), waarvan 20% voor de gezondheidszorg werd bestemd, samen met de steun van de partners. Volgens de directeur van het Programme de santé reproductive du Burundi ligt de grootste uitdaging van de kosteloze gezondheidszorg in het vinden van geschoold personeel.
S
Apotheek “Apocalypse” Op de weg van Kisenso naar het ziekenhuis Saint Ambroise, valt onze blik op de apotheek “Apocalypse”, een klein aarden huisje waar een twintigtal Aziatische geneesmiddelen te koop zijn. Het is slechts een van de vele apotheken of privé-gezondheidscentra die al jarenlang in Congo in opmars zijn. Een goede zaak voor de bevolking? Niet noodzakelijk. Terwijl er voor de jaren ‘90 een
gebrek was aan medisch personeel, heeft de achteruitgang in de openbare dienstverlening nu het pad geëffend voor de opkomst van talrijke instellingen voor beroepsopleiding van een twijfelachtig allooi. De kwantiteit haalde het al snel van de kwaliteit. Je treft niet zelden gezondheidscentra aan, waar het personeel werkloos zit te wachten op de komst van een patiënt… © DGD / E. Pirsoul
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 7
Democratische Republiek Congo
Dit slecht opgeleide en onderbetaalde personeel ligt soms aan de grondslag van een verkeerde diagnose, een laattijdige verzorging, of zelfs een mislukte operatie. Dat geldt ook voor de apotheken. Sommigen denken dat je apotheker wordt zoals je kruidenier wordt, en dat is nefast voor de kwaliteit. Aziatische namaakgeneesmiddelen zijn meestal de goedkoopste. Alleen zijn ze minder doeltreffend dan de echte geneesmiddelen, als ze al werkzaam zijn. Geneesmiddelen – ook contraceptiva – worden soms per stuk verkocht…
Van lokaal ziekenhuis naar nationaal ziekenhuis In het gezondheidscentrum van Maman Nzuzi worden, zoals in elk plaatselijk consultatiebureau, prenatale consultaties gehouden, bevallingen zonder complicaties begeleid, geneesmiddelen voorgeschreven, kleine ingrepen uitgevoerd
voor het verwijderen van cysten… Er is echter geen operatieafdeling. Een eenvoudige keizersnede of een ernstige ziekte vereisen een overbrenging naar het referentieziekenhuis. Saint Ambroise is wat je noemt, een “eerste referentieziekenhuis”. Het dekt ongeveer 200.000 inwoners in 17 zones. Als lokale ngo kreeg het 300.000 euro van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Daarmee schafte het zich een degelijke operatieafdeling aan, alsook een materniteit en materiaal. Saint Ambroise hangt af van het Bureau diocésain des Oeuvres Médicales, een uitgebreid katholiek medisch netwerk, omgevormd tot een ngo, dat af en toe steun krijgt van België. Zo kan stap voor stap gewerkt worden aan een kwaliteitsvolle verzorging tegen een redelijke prijs. Patiënten kunnen hier terecht voor een keizersnede, de behandeling van een hernia en acute ziekten of voor ernstige gevallen van ondervoeding. In de wachtkamer vormen vrouwen en kinderen de grote meerderheid. “Wij begeleiden ongeveer 90 bevallingen per maand, waarvan 4 of 5 met een keizersnede. Iedereen kan hier terecht maar tal van patiënten hebben niet de middelen om voor een bevalling 13 dollar te betalen. Laat staan 30 dollar voor een keizersnede. Dit is een fortuin voor de gemiddelde Congolees. Wie niet kan betalen, moet in het ziekenhuis blijven.”
Een zaal zit vol met mensen die niet konden betalen… Een van hen is een meisje van 17 jaar met haar zoontje van anderhalf jaar, bij wie malaria geleid heeft tot een ernstige vorm van bloedarmoede. Ze is ongehuwd en woont bij haar straatarme ouders. Ze weet niet hoe ze de ziekenhuisrekening moet betalen… In de grote ruimte houdt een andere vrouw zich afzijdig van de anderen. “Ze heeft aids, in een eindstadium. Haar familie heeft haar verlaten, niemand brengt haar eten. Ze is aangewezen op de gulheid van de andere patiënten (nvdr: het ziekenhuis verstrekt geen maaltijden, dat is de taak van een ziekenoppasser, meestal een familielid van de patiënt). Ze ziet het niet meer zitten.” Saint Joseph is een groot nationaal referentieziekenhuis. De artsen zijn er gespecialiseerd in de meest gecompliceerde gevallen. Om bij het ziekenhuis te raken, wacht je een rodeo langs wegen waarop de wagens moeten zigzaggen en regelmatig door grote plassen moeten rijden. Chinezen herstellen het middelste deel van de weg, is dit stuk de volgende keer aan de beurt? Saint Joseph begeleidt 300 à 400 bevallingen per maand, maar kan daarvoor niet rekenen op de overheid. Weldoeners, de Kerk en een aantal organisaties dragen bij aan een klein sociaal fonds, ontoereikend om de kosten te dekken. “Wij zien hier zieken toekomen, die elders worden geweigerd
HET HÔPITAL ROI BAUDOUIN et Hôpital Roi Baudouin neemt een centrale plaats in in de gemeenschappelijke geschiedenis van onze beide landen, net zoals tal van andere instanties in Congo. Het ziekenhuis dankt zijn naam aan Koning Boudewijn, die na een bezoek aan “Zaïre”, ter gelegenheid van 25 jaar onafhankelijkheid (in ‘85), het plan opvatte een ziekenhuis te schenken aan een dichtbevolkte en arme wijk van Kinshasa: Masina. De uitvoering van dit plan werd toevertrouwd aan de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Drie jaar later was het ziekenhuis klaar en werd het aan de Congolese regering overgedragen. In 2001 stelden Malta Belgium en de Koning Boudewijnstichting vast dat de lokalen van het ziekenhuis in slechte staat verkeerden. Zij namen het initiatief de operatiezaal, de afdeling medische beeldvorming, de sanitaire voorzieningen en het mortuarium een opknapbeurt te geven. In 2010 bracht Malta Belgium de behoeften van de afdeling materniteit onder de aandacht: net bevallen vrouwen moesten soms met twee of drie een bed delen. Tijdens zijn bezoek vorige zomer, nu ter gelegenheid van 50 jaar onafhankelijkheid, schonk Koning Albert 50.000 euro voor de uitbreiding van de materniteit. Voor de sanering van de gezondheidssector werd nog eens 25.000 euro vrijgemaakt.
© DGD / E. Pirsoul
H
8 APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
GEZONDHEID VAN MOEDERS
omdat ze niet kunnen betalen. Ze sturen zelfs lijken door”, zegt de hoofdarts. Het ziekenfonds is alleen toegankelijk voor de minst armen…
Een multisectoraal probleem Zowel het gezondheidscentrum van Maman Nzuzi als het grote ziekenhuis worden geconfronteerd met de complexiteit van de gezondheid van moeder en kind. De gezondheidszorg lijdt uiteraard onder een gebrek aan kwaliteit, maar is ook onderhevig aan andere factoren: gebrek aan financiering van regeringswege, patiënten die de gezondheidszorg niet kunnen
betalen, te veel medisch personeel dat vaak slecht opgeleid en onderbetaald is, onbetrouwbare geneesmiddelen, risicozwangerschappen als gevolg van het hiv-virus en malaria, de slechte wegen die de toegang tot het ziekenhuis bemoeilijken. Daarnaast zijn ook de vrouwen slecht opgeleid. Ook andere ‘genderaspecten’ zoals huwelijken op jonge leeftijd, hebben een groot aandeel in de preventie van risicozwangerschappen en kinderziekten alsook in de gezinsplanning. Om die reden pleit de Belgische ontwikkelingssamenwerking voor een geïntegreerde benadering van de gezondheid van moeders.
© DGD / E. Pirsoul
Mama Nzuzi vecht voor haar gemeenschap in de buurt van Kinshasa. Voor haar gezondheidcentrum genoot ze hulp van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, onder meer via PAIDECO.
Een nationale strategie voor een enorme uitdaging Om even de context te schetsen: Congo (68 miljoen inwoners) beschikt over een budget dat overeenkomt met dat van een grote Belgische stad. Slechts 3,62% van de overheidsuitgaven wordt besteed aan gezondheidszorg, waarvan 80% dient om het lage loon van het medisch personeel uit te betalen. Er blijft nauwelijks iets over voor infrastructuur, geneesmiddelen enz. Om haar karige middelen aan te vullen doet de regering beroep op donoren. Zelf staat ze in voor de reorganisatie van haar gezondheidsstelsel. Het Ministère public stelde hiervoor een goed doordacht nationaal plan op, dat nochtans blijk geeft van een gebrek aan goed bestuur en coördinatie tussen de partners. De Congolese regering krijgt weliswaar steun van de grote donoren zoals UNICEF, UNFPA, WHO, UNDP, de Wereldbank en de EU maar deze vormen van steunverlening zijn niet echt op elkaar afgestemd. Ook België volgt het nationale beleid van de Congolese regering. Om de hulp doeltreffender te maken spitsen Congo en België de bilaterale samenwerking toe op drie sectoren: landbouw, plattelandsontwikkeling, technische en beroepsopleiding. Gezondheidszorg is geen prioritaire sector meer, omdat zij al steun geniet van een groot aantal donoren. Dit neemt niet weg dat de Belgische expertise nog steeds ten volle wordt ingezet door een aantal ngo’s en Belgische instellingen zoals het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen en onze Scholen voor volksgezondheid. BTC steunt de coördinatie van de gezondheidszorg op provinciaal niveau en de zones de santé. ELISE PIRSOUL
PAIDECO elgië pompt via het Belgisch ontwikkelingsagentschap (BTC) 36 miljoen euro in het Programme d’Appui aux Initiatives de Développement Communautaire (PAIDECO), verspreid over het hele grondgebied. Het programma werd opgestart in Kisenso en Kimbanseke, gemeenten van Kinshasa, en in de provincies Bas Congo, Bandundu en Katanga. De acht deelprojecten dragen bij aan de institutionele, economische en sociale wederopbouw van vooral steden en gemeenten. Daarbij moet de wil aanwezig zijn om via het bevorderen van goed lokaal bestuur en het verbeteren van de dienstverlening aan de burgers de levensstandaard van de bevolkingen blijvend te verbeteren.
B
Terwijl dringendheid een doorslaggevend element was voor talrijke projecten die door buitenlandse hulp werden gefinancierd, is de PAIDECO-strategie gericht op de versterking van de maatschappij op lange termijn, door lokale of stedelijke ontwikkelingsplannen, de verbetering van de infrastructuur, de versterking van de capaciteit en de ondersteuning van de voedselproductie.
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 9
© DGD / Thomas Hiergens
“Grijp naar de maan, dan Haar onderzoek heeft als doel de levenskwaliteit van vrouwen en hun gezin te verbeteren. Haar naam klinkt als een klok in de wereld van gezondheidszorg, vrouwenrechten en ontwikkelingssamenwerking. Duizendpoot Marleen Temmerman – internationaal gerespecteerd gynaecologe, hoofd van haar eigen onderzoekscentrum aan de universiteit Gent, filantroop in hart en nieren en politica in het beetje tijd dat overblijft – blijft steevast op dezelfde spijker hameren: moedersterfte is een onrecht dat kan bestreden worden, maar de wereld wil (nog) niet (genoeg) luisteren.
Het eerste meisje dat stierf in mijn handen, was nog geen 16.
Mevrouw Temmerman, hoe bent u in de gynaecologie terecht gekomen? Als tiener al wou ik ontwikkelingswerk doen. Mijn droom was een vak te leren dat toeliet mijn steentje bij te dragen aan het Zuiden. Omdat je met geneeskunde overal in de wereld terechtkomt, werd dit mijn keuze. Tijdens mijn stage interesseerde de gynaecologie mij meteen. Vooral omdat het een specialiteit is met veel afwisseling: chirurgie, verloskunde, omgaan met de patiënt… Je volgt de vrouw doorheen haar hele leven: van baby en ontluikend meisje, over zwangere vrouw, tot de menopauze en daarna. Gynaecologie zat niet in de familiegenen. Helemaal niet. Door de oorlog heeft mijn vader niet kunnen studeren. Moeder was huisvrouw. Als oudste van een gezin met 4 kinderen was ik de eerste die hogere studies deed. Maar in die tijd was dat voor vrouwen not done. Studerende meisjes kozen voor regentaat, kleuteronderwijs, snit en naad… Ook ik werd in die richting geduwd. Maar uiteindelijk stemden mijn ouders in met mijn keuze voor geneeskunde. “Grijp naar de maan, dan pak je allicht een ster”, zei mijn moeder. Tijdens mijn studies liep ik op eigen initiatief stage in Rwanda. Wat de vrouwen daar allemaal meemaakten! De miserie heeft me enorm getroffen en mijn keuze voor gynaecologie mee bepaald. Daarna heb ik tropische geneeskunde gedaan en heb ik als huisarts gewerkt. Specialiseren in gynaecologie was toen zeker niet evident. De hoogleraar zei me vlakaf
10 APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
GEZONDHEID VAN MOEDERS
n pak je allicht een ster” dat het niets voor vrouwen was. De opleiding was zogezegd te lastig, en niet te combineren met een gezin. In ‘86 heeft Peter Piot me gevraagd een onderzoeksproject over hiv/aids te leiden in Kenia. We deden er 80 tot 100 bevallingen per dag, en velen stierven onder onze ogen. Het eerste meisje dat gestorven is in mijn handen, was nog geen 16. Schrijnend, want het was een moedersterfte die te voorkomen was. Het is simpelweg onaanvaardbaar dat er elke minuut een vrouw sterft aan een poging tot leven geven. In Malawi werd onlangs het verbod op traditionele vroedvrouwen opgeheven, en het beroep zit er nu weer in de lift. Een goede evolutie? Traditionele vroedvrouwen leren het vak van moeder op dochter. Ze zijn er om te helpen in de aanloop naar de bevalling. Maar het zijn slechts ‘ervaringsdeskundigen’ zonder scholing. Meestal loopt een bevalling goed, maar als het fout loopt, kan het goed fout gaan. Het grootste probleem is dat ze vrouwen die op het punt staan te bevallen, niet snel genoeg ‘insturen’. En voor de medische complicaties missen ze de nodige kennis. Dit besef deed 15 jaar geleden de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) besluiten om traditionele vroedvrouwen radicaal af te schrijven. De sleutel voor een veilige bevalling, dacht men, was de begeleiding door een opgeleide vroedvrouw. Ik ben het daar wel mee eens, maar betreur de categorieke aanpak. De hoofdzetel in Genève gaf daar geen blijk van voeling met het terrein. Op het platteland blijft men vaak beroep doen op de traditionele vroedvrouw. Ze komt uit de streek, heeft een goede band met de bevolking, gezag en aanzien, gebruikt producten uit de natuur zoals kruiden… Om al deze redenen blijven mensen hen toch inschakelen. We laten hen beter hun rol spelen. Als ze goed opgeleid worden, bijvoorbeeld over wanneer ze een vrouw moeten insturen, dan kunnen ze heel nuttig zijn. Als ze de vrouw niet dagen in arbeid laten zitten, zijn we al een heel eind ver. En dat proberen ze nu in Malawi. 80% van de bevallingen is
in handen van traditionele vroedvrouwen. In steden hebben ze weinig invloed, op het platteland des te meer. Als overheid moet je dat goed in kaart brengen. Wat heeft de grootste invloed op het terugdringen van de kraambedsterfte? Goede vraag. De vooruitgang in het terugdringen van de moedersterfte is heel mager. Dat heeft drie grote redenen. Vooreerst hadden heel wat vrouwen nooit zwanger mogen worden. De genderverhoudingen liggen nog altijd krom. Een beleid van “just say no” is onvoldoende. We moeten de bevolking opvoeden en sensibiliseren. De eerste oorzaak heeft dus vooral te maken met vrouwenrechten, gender en empowerment.
Het is simpelweg onaanvaardbaar dat er elke minuut een vrouw sterft aan een poging tot leven geven. Ten tweede moet iedereen die dit wenst, over voorbehoedsmiddelen kunnen beschikken. Dan zouden er veel minder zwangerschappen, en dus ook sterfte, zijn. Nu hebben enorm veel mensen geen toegang tot voorbehoedsmiddelen. Nochtans is dat héél belangrijk. Door het brede discours over reproductieve gezondheid en rechten - dat het volledige scala aan aspecten van de problematiek beslaat - zijn de essentiële zaken wat op de achtergrond geraakt. We moeten die terug op het voorplan zetten. En ten derde, zorgen voor een optimale zorg bij zwangerschap en bevalling. Op de Millenniumtop in New York (september 2010) beloofde de internationale gemeenschap een pak extra middelen voor de strijd tegen kinderen moedersterfte. U was er zelf bij. Wat zal hier van in huis komen? Politieke wil is cruciaal, en die werd getoond in New York. Dat is toch al iets. Maar die mooie woorden moeten in
daden worden omgezet. De Europese Commissie heeft maar liefst 800 miljoen euro beloofd, maar er is nog heel wat verwarring. Wie zal het geld uitgeven? En waar? Zal de hulp via budgetsteun, een apart programma of via het Globaal Fonds tegen Aids, Malaria en Tuberculose lopen? Of via de ngo’s? Of de WHO? In samenwerking met lokale ministeries? Maar kunnen zij die enorme hoeveelheid geld wel beheren? Waarop moeten we ons concentreren? Als een overheid over beperkte middelen beschikt, kan ze inderdaad niet alles doen. Ik zou haar aanraden zich te concentreren op twee zaken: voorbehoedsmiddelen verstrekken en het probleem van de bloeding aanpakken. In vele landen is bloeding doodsoorzaak nummer 1 in het kraambed. Door slechte voeding en ziektes lijden veel vrouwen aan bloedarmoede. Een vrouw in Afrika eet vaak als laatste van het gezin, en dus soms niet genoeg. Veel reserves hebben ze bijgevolg niet. Als de faciliteiten om de bloeding te stelpen dan ontbreken, kan ze snel doodbloeden. We weten dat ongeveer 80% van de vrouwen in Afrika naar de prenatale consultatie gaat, maar nog geen 15% bevalt in een ziekenhuis. In de prenatale zorg kan men er dus voor zorgen dat, door goede voeding en ijzertoediening, vrouwen sterker aan de start van de bevalling komen. België trekt zich terug uit de sector van de gezondheidszorg in Congo. Vroeger was België er de belangrijkste speler in de gezondheidszorg. En toch bouwt België nu zijn gezondheidsprogramma af in Congo. Dat vind ik onbegrijpelijk, want ons land werd er door vriend en vijand voor gerespecteerd. En als België zich terugtrekt, moet iemand het toch overnemen? Veel mooie woorden over donorcoördinatie, maar wie neemt het van ons over in Congo? Ik zie alvast niemand.
THOMAS HIERGENS
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 11
DE RAMPSPOED INGEDIJKT In augustus 2010 werd Pakistan door een enorme humanitaire ramp getroffen. Nooit geziene overstromingen overspoelden een grondgebied vergelijkbaar met Groot-Brittannië. Twintig miljoen mensen leden onder deze “trage tsunami”, zoals Ban Ki-moon het uitdrukte. Als antwoord op deze buitengewone humanitaire uitdaging heeft de internationale gemeenschap zich sterk gemobiliseerd. Vandaag nog zijn de gevolgen van deze ramp overal merkbaar, vooral in de provincie Sind, die het ergst getroffen werd. Een bezoek aan de projecten gefinancierd door de Belgische ontwikkelingssamenwerking.
D
e overstromingen overspoelden zover je kon kijken de uitgestrekte vallei langsheen de Indusrivier. Vandaag zijn gelukkig de schrikbeelden van enkele maanden geleden verdwenen. Er blijven enkel enorme waterplassen achter. Een Pakistaanse dokter van UNICEF, die vanaf de eerste uren getuige was van de ramp, doet ons zijn verhaal. “In de maand augustus overspoelde het water dat uit het noorden van het land kwam, de provincie Sind. De lokale bevolking had maar weinig tijd om te vluchten. De dodentol bleef beperkt, maar soms moesten helikopters worden ingeschakeld om mensen te evacueren. Vooral in het disctrict Dadu raakten duizenden mensen ingesloten door een watervloed afkomstig uit de Indus en uit het Manchar-meer. Na enkele dagen stond het water op manshoogte. De schade was enorm. Een groot deel van het vee kon niet meer worden
12 APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
gered, heel wat land zal nog maanden onbewerkbaar zijn en het merendeel van de huizen werd beschadigd of verwoest.”
Gelukkig konden velen naar hun dorpen terugkeren toen het water half december begon weg te trekken. Ze herbouwden meteen hun woningen, die meestal met takken en gedroogde aarde zijn opgeNooit geziene omvang trokken. Daarvoor konden ze een beroep Miljoenen mensen moesten geëvacueerd doen op de – helaas niet altijd eerlijk verworden. Sommigen konden gedurende deelde - financiële steun van de Pakisenkele maanden terecht bij familie of vrientaanse overheid, en vooral van de bureaus den in naburige steden die gespaard waren voor humanitaire hulp en de lokale en gebleven. Voor velen echter bleek het leven internationale ngo’s. Zij die ervoor kiezen in een kamp – met de steun van de interom vandaag nog in een kamp te verblijnationale gemeenschap – de enige uitweg. ven, en dat waren eind februari © AE / Stéphane Mund nog 100.000 personen, doen dat meestal voor het gemak, omdat zij hier van de humanitaire organisaties meer bestaansmiddelen krijgen dan in de dorpen. Zelfs vóór de overstromingsramp leefde het merendeel van de bevolking van Sind in precaire omstandigheden, met een hoog ondervoedingspercentage, vooral bij jonge kinderen. Als minst ontwikkelde provincie van Pakistan, lijkt Sind wel te zijn verstard in de middeleeuwen. De Kamp voor ontheemden in Dadu, Sind.
© AE A /S Stéphane téph éphane ne e Mund nd d
HUMANITAIRE HULP
bev bevolking b be evolk olkin ing g leeft leef le eftt hoofdzakelijk hoof ho ofd of fdz dzak ake elij lijk ijjk van v n wat va wat de wa de grond g gr ond on d opbrengt, opbr op bren engt gt,, en werkt wer erkt kt meestal mee eest stal al in in dienst dien di enst st van meesters, die een vorm van slavernij bestendigen. best stendige g n. Van generatie generatie op p generatie g neratie ge blijft de bevolking opgesloten in haar kaste.
Een sensibiliseringssessie over hygiëne door UNICEF.
© AE / Stéphane Mund
Zes miljoen euro Belgische hulp Van zodra de omvang van de ramp duidelijk werd, heeft België twee miljoen euro vrijgemaakt voor het Wereldvoedselprogramma (WFP), om aan de dringende voedselbehoeften te voldoen. Aansluitend zette ons land een C-130 van Defensie in om voor UNICEF noodmateriaal te transporteren. In september volgde de beslissing om vier miljoen euro extra toe te kennen. Drie Belgische ngo’s gebruiken momenteel de helft van deze enveloppe voor projecten in de provincie Sind. Het Rode Kruis Vlaanderen (Vlaamse vleugel van het Belgische Rode Kruis) werkt in het district Dadu in partnerschap met het Duitse Rode Kruis. Ze bouwt er een medische eenheid voor de basisverzorging van moeders en kinderen jonger dan vijf jaar. In drie andere districten van Sind zorgt Oxfam Solidariteit samen met kleine lokale ngo’s voor waterbedeling, sanitaire installaties en irrigatiesystemen voor de landbouw. Caritas International zet zich in voor de voedselveiligheid bij uiterst kwetsbare personen die in de noordelijke districten wonen. Tot slot ontving UNICEF twee miljoen euro voor acties in de zogenaamde “WaSH-sector”: drinkwater, sanitaire installaties en hygiëne. “Onmiddellijk na een zo grootschalige natuurramp is het van primordiaal belang epidemieën te voorkomen. Om hulp te bieden aan alle slachtoffers komt het erop aan in de eerste plaats en zo snel mogelijk de toegang tot water en sanitaire voorzieningen te verzekeren”, licht de Pakistaanse dokter van UNICEF toe. In de dorpen die wij bezoeken, worden waterpompen en latrines
geïnstalleerd en hygiënekits uitgedeeld. Naast deze materiële zaken blijkt vooral de kennis van basishygiëne onontbeerlijk. Er worden dan ook veel lessen over gegeven, aan volwassenen en natuurlijk ook aan kinderen. Voor deze laatste werkt het bureau van de Verenigde Naties vooral met een didactische en ludieke aanpak. In talloze dorpen worden “kindvriendelijke ruimtes” opgezet waar de kleinsten in een beschermde omgeving kunnen spelen,
dingen leren en psychosociale steun kunnen krijgen. De helpers bouwen ook scholen op op plaatsen die er voor de overstromingen geen hadden. Talrijke projecten zien dus het licht, steeds in nauw overleg met de plaatselijke gemeenschap. Het is niet mogelijk om letterlijk alle Pakistanen te helpen. Toch heeft de hulp van de internationale gemeenschap duidelijk resultaat. Vaak zijn de leefomstandigheden van de mensen van Sind er zelfs op vooruit gegaan. De gevreesde toename van het sterftecijfer binnen deze uiterst verzwakte bevolking lijkt afgewend. Jammer genoeg moeten de humanitaire werkers aan de slag in een onveilige context. Op hun terreinbezoeken is de begeleiding door gewapende escortes dan ook onmisbaar. Gelukkig onthaalt de getroffen bevolking hen met geestdrift, vriendelijkheid en vooral dankbaarheid. JOEL TABURY
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 13
DANSEN MET DE NATUUR © DGD / Chris Simoens
Biolandbouwinstituut in Benin geeft jonge boeren hoop
Op een vuilnisbelt in Benin is na 25 jaar een tuin van Eden verrezen: Centre Songhai. Zonder scheikundige producten haalt deze tuin opbrengsten die vergelijkbaar zijn met de gangbare landbouw. Een model om uit te zaaien over Afrika, en waarom niet, de hele wereld.
C
entre Songhai is het geesteskind van de Nigeriaanse pater Godfrey Nzamujo. Hij studeerde in California biologie, theologie en ingenieur. Geschokt door de vreselijke hongersnood in Ethiopië midden de jaren ‘70 keerde hij
terug naar Afrika. Na vele omzwervingen belandde hij in 1985 in Benin. Van de overheid kreeg hij er een hectare land, een voormalige vuilnisbelt. Een toonaangevend biolandbouwinstituut verrees. Vandaag zijn er 4 afdelingen in Benin, samen goed voor ongeveer 600 ha. 15
Centre Songhai betekent landbouw op 3 niveaus: kweken, verwerken én verkopen.
Afrikaanse landen toonden al interesse voor het concept. Bij een bezoek in 2010 verklaarde een enthousiaste Ban Ki-moon, secretaris-generaal van de Verenigde Naties: “Dit is dé manier om duurzame ontwikkeling te bereiken.” Vervolg op pagina19
14 APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
THEMATISCHE FICHE
HONGER © Scott Butner
Honger in een wereld van overvloed Ondanks ons hoogtechnologisch kunnen en de aloude kennis en ervaring, slagen we er niet in iedereen te voeden. Weer slaan de voedselprijzen op hol. Ze betekenden een niet te verwaarlozen vonk voor de volksopstanden in de Arabische landen. En toch is er genoeg voedsel voor iedereen. Waarom is het zo moeilijk de honger uit de wereld te helpen?
m deze vraag te beantwoorden kunnen we een andere vraag stellen: wie zijn het miljard mensen dat vandaag nog steeds honger lijdt? Verrassend genoeg zijn ruim 70% van hen zelf boeren, landloze landarbeiders en herders die op het platteland wonen in ontwikkelingslanden. De overigen leven in sloppenwijken. Ze kwamen er terecht omdat het platteland hen als boer geen toekomst bood. Zeker 500 miljoen boeren beschikken hooguit over een hak om het land te bewerken. Dit zijn 80% van de boeren in Afrika en 40-60% van de boeren in Azië en Latijns-Amerika. Ze hebben geen trekdier, laat staan een tractor. Ook voor pesticiden, kunstmest en verbeterde zaden hebben ze geen geld. Ze kweken voedsel voor eigen gebruik, en verkopen slechts het overschot, als dat er al is. Bij de minste tegenslag – een plaag, slecht weer - zijn ze de dupe.
O
wereldniveau bepaald, waarbij vooral de granen de prijzen trekken. En omdat de industriële landbouw in het Noorden massaal granen aanbood, zakten de voedselprijzen aanzienlijk. Resultaat: ook de kleine boer met hak in Afrika kreeg slechts een magere prijs voor zijn oogst. Voor Europa was het nieuwe landbouwbeleid een succes. De prille Europese Gemeenschap van na WOII wilde immers hongersnoden vermijden. Hierin is ze geslaagd. Maar om dit te bereiken bood zij haar boeren wel hogere prijzen dan de wereldmarkt. Bovendien gebeurde de overgang naar grootschaligheid geleidelijk. Kleine boeren die uit de landbouw stapten, vonden werk in de industrie en de dienstensector. Of ze kregen een werkloosheidsuitkering in afwachting van een job. NEERWAARTSE SPIRAAL De kleine boer in het Zuiden heeft geen uitstapopties. De confrontatie met de industriële landbouw was er veel brutaler, en de overheid verwaarloosde er zijn boeren. Een wanhopige strijd begon.
1/2.000
ZUIDEN
500 TOT 2.000 TON/JAAR/ARBEIDSKRACHT
ONGELIJKHEID Aan de basis van het probleem ligt een ongelijke evolutie in Noord en Zuid. Aan het begin van de 20ste eeuw produceerden de meeste boeren 1 ton graan per arbeidskracht. De meest geavanceerde boeren – met de eerste machines nog door dieren getrokken - haalden 10 ton. Sindsdien heeft de motor van de industriële landbouw zich in gang gezet. Eerst in de VS, na de Tweede Wereldoorlog ook in Europa. De ingrediënten waren: mechanisatie, kunstmest, pesticiden, specialisatie, verbeterde variëteiten, grootschaligheid… Vandaag haalt die industriële landbouw 500-2000 ton per arbeidskracht, terwijl de arme boeren in het Zuiden nog steeds met de hand werken. De verhouding ligt nu dus op 1/2000. Met de opkomst van het moderne transport – grote schepen, vliegtuigen, snelwegen… - kon voedsel bovendien steeds sneller en in grote hoeveelheden naar alle hoeken van de wereld gevoerd worden. Gekoppeld aan de vrijmaking van de internationale handel ontstond één wereldmarkt voor voedsel. De voedselprijzen werden voortaan op
VERHOUDING
1 TOT 10 TON/JAAR/ARBEIDSKRACHT
EEN RECEPT VOOR HONGER
GRAANPRODUCTIE
NOORDEN
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 I
THEMATISCHE FICHE
HONGER
Omdat het niet meer loonde voedsel op de markt te brengen, schakelde de boer geheel of gedeeltelijk over op tropische gewassen die de rijke landen niet kunnen telen. Voedsel produceerde hij in de eerste plaats voor zichzelf. Hierdoor ontstonden binnenlandse tekorten. Ontwikkelingslanden werden genoodzaakt voedsel in te voeren om hun groeiende stadsbevolking te voeden. Maar de keuze aan tropische gewassen werd steeds beperkter. Voor suikerriet bestaat het alternatief van de suikerbiet, rubber kan vervangen worden door synthetische stoffen, katoen kan ook in het zuiden van de VS gekweekt worden,
FAO-index voor voedselprijzen 450 SUIKER
400 VETTEN EN OLIËN
350
GRANEN
300 250
ZUIVELPRODUCTEN
200
VLEES
X
INDE
150
FAO
100
0
© FAO
50 2000
2001
2002
In 2008 vertoonden de voedselprijzen al een piek, in veel landen met rellen als gevolg. De huidige hoge voedselprijzen lijken niet direct te zullen dalen.
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
enzovoort. Bleven over: koffie, cacao, thee, ananas, bananen… Deze culturen konden dan weer niet op tegen de gemechaniseerde grote plantages, overblijfselen van de koloniale tijd, vaak in handen van buitenlandse firma’s. Bovendien stortten zich zo veel kleine boeren op deze tropische gewassen dat de prijzen ook hiervoor te laag werden om leefbaar te zijn. Een laatste uitweg was de bevoorrading van de steden. Daar vulden de sloppenwijken zich steeds meer met boeren die het platteland ontvluchtten. En zij hebben voedsel nodig. De stad is dus een afzetgebied van verse producten, die minder geschikt zijn voor export: groenten, fruit, melk, eieren. Jammer genoeg hebben ook de stedelingen bij gebrek aan arbeidskansen weinig geld, en knaagt de uitbreidende stad aan de landbouwgrond. De boeren moesten zich verderaf vestigen. Stilaan werden de vervoerskosten te hoog om het voedsel met winst te kunnen verkopen. Om het hoofd boven water te houden, verhandelt de boer bijvoorbeeld grond, of hij beperkt drastisch zijn consumptie. Maar sommige uitgaven blijven onvermijdelijk: zout, schoenen, geneesmiddelen, schoolgerief… Om toch enig inkomen te hebben verkoopt de boer meer van zijn schamele oogst, zodat hij onvoldoende voor zichzelf overhoudt. Als zijn voorraad op is, moet hij nu zelf voedsel kopen. Soms is hij zo verarmd dat hij zelfs geen lening meer kan krijgen. Het eindresultaat van deze neerwaartse spiraal is honger of de vlucht naar de steden. Sommigen wagen zich nog aan culturen zoals hennep, papaver of coca.
BOEREN ZONDER HONGER HOGERE VOEDSELPRIJZEN Om werkelijk de honger uit de wereld te helpen, moeten boeren in het Zuiden kansen krijgen. Voldoende hoge prijzen voor de oogst vormen een sleutelelement. Maar waarom veroorzaken de hoge voedselprijzen in 2008, en ook weer vandaag, dan zoveel rellen? We onderscheiden hier twee groepen. Vooreerst zijn er sloppenwijkbewoners van de grote steden. Ze zijn als ontmoedigde boer of landarbeider van het platteland gevlucht of er geboren als kinderen van plattelandsvluchters. Overleven doen ze veelal met informele jobjes: allerlei waren venten (sigaretten, batterijen, nootjes, snoep, noem maar op), schoenen poetsen, auto’s bewaken, prostitutie… Omdat ze 50 à 80% van hun budget aan voedsel besteden, kunnen ze de hoge voedselprijzen niet aan1. Voor de jongeren die in armoede geboren zijn, wordt de uitzichtloosheid stilaan ondraaglijk. Een kleine vonk is voldoende om de opgestapelde onvrede en frustratie te doen exploderen. 1
Een tweede groep zijn de kleine landbouwers. Ze hebben inderdaad hogere, eerlijke prijzen nodig, maar niet de abrupt hoge prijzen zoals we die nu kennen. Veel verarmde boeren moeten immers zelf een gedeelte van hun voedsel aankopen. Ze kunnen geen reservevoorraden aanleggen – de opslagruimte ontbreekt – om deze pas te verkopen als de prijs interessant is, bijvoorbeeld tijdens het tussenseizoen. Bovendien zijn ze als onwetende boeren een gemakkelijke prooi voor gewiekste opkopers die een te lage prijs betalen. Als ze al een karige winst boeken met hun kleine oogst, dan volstaat dit niet om te investeren in hogere productiviteit. De voedselprijs is immers gekoppeld aan de olieprijs. Hierdoor zijn meststoffen en transport duurder. Best is de voedselprijs geleidelijk op te voeren. Dit geeft landbouwers de kans hun productiviteit langzaamaan op te drijven. Sloppenwijkbewoners hebben dan wel een sociaal opvangnet
Ter vergelijking: in België besteedt een gezin gemiddeld 13 à 14% van zijn budget aan voedsel. Na WOII was dit nog ongeveer 40%.
II APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
Ook de koffieteelt biedt geen garantie op een degelijk inkomen, onder meer door de concurrentie van de grote plantages.
nodig. Zo zou de overheid in plaats van goedkoop voedsel in te voeren (wat ook budgetgeld kost), hen voedselbonnen kunnen geven. Hiermee kunnen ze dan zelf voedsel kopen op de binnenlandse markt. STABIELE VOEDSELPRIJZEN Er is ook nood aan stabiele prijzen. Als de prijzen sterk schommelen, weet de landbouwer immers niet hoe hij het best investeert. Tegen de tijd dat de oogst binnen is, is die misschien alweer nauwelijks iets waard. En kleine boeren kunnen daar geen verzekeringen voor afsluiten. Maar in het huidige systeem zijn schommelingen moeilijk te vermijden. De voedselprijzen volgen de laatste jaren meer en meer de olieprijzen. Enerzijds worden bij een hogere olieprijs transport en kunstmest duurder. Anderzijds is het interessanter om in biobrandstoffen te investeren. Bijgevolg wordt meer landbouwgrond ingenomen door gewassen die als basis dienen voor biobrandstoffen, en dus niet voor voedsel. Financiële speculatie verergert de prijsschommelingen. Na de crisis van 2008 waren vastgoed en financiële producten geen interessante opties meer voor speculanten. De grondstoffenmarkt, met inbegrip van granen en grond, vulde de leemte. Speculanten hebben geen interesse in het goed dat ze verhandelen. Ze zijn slechts uit op winst. Zo kunnen ze – virtueel, zonder over opslagruimtes te beschikken – grote hoeveelheden tarwe opkopen met de verwachting van een prijsstijging. Ze kunnen zelfs doelbewust een schaarste op de markt creëren om de prijzen te doen stijgen. Als de prijs voldoende hoog is, verkopen ze met hoge winst. Speculatie verstoort dus de normale marktwerking van vraag en aanbod. Het evenwicht tussen beide zet normaliter de prijs. Bij gering aanbod stijgen de prijzen. Net zoals de financiële markten sinds de crisis, moet ook de grondstoffenmarkt gecontroleerd worden. Zodat men weet wie wat koopt en verkoopt, en men onzinnige, virtuele transacties vermijdt. Andere maatregelen zijn:
grotere voedselvoorraden, een belasting op speculatie op landbouwproducten of het beschermen van de interne markt van een land of regio tegen invoer aan dumpingprijzen. AGRO-ECOLOGISCHE AANPAK Welk soort landbouw helpt het best de kleine boer? Omdat kunstmest en pesticiden duur zijn en schadelijk voor het milieu, ijveren meer en meer stemmen voor een goedkope agro-ecologische aanpak. Een dergelijke aanpak streeft zoveel mogelijk een natuurlijk evenwicht na om ziekten en plagen te voorkomen. Bovendien herbruikt ze alles zodat weinig externe input nodig is. De strikt ecologische landbouw vermijdt zelfs elk scheikundig product. Ecologische voeding is daarom gezonder, en boeren en bodem varen er wel bij. RANDVOORWAARDEN Een eerlijke prijs en een ecologische aanpak helpen de landbouwer vooruit. Maar het blijft onvoldoende om armoede en honger uit de weg te ruimen. Zo is er nood aan officieel erkende eigendomsrechten over het land dat hij/zij bewerkt (en een rechtvaardiger landverdeling), gelijke rechten voor vrouwen (heel veel boeren zijn eigenlijk boerinnen!), opleiding, wegen en markten om de waar aan de man te brengen, mogelijkheden voor voedselverwerking, en toegang tot krediet, eenvoudige mechanisatie, mest en kwaliteitszaad. Via coöperaties verwerven boeren een sterkere onderhandelingspositie tegenover opkopers en kunnen ze gezamenlijk bijvoorbeeld machines en zaden aankopen. Om dit mogelijk te maken moet de overheid in haar beleid eindelijk aandacht besteden aan landbouw.
© Nick Cordell
© Nestlé
THEMATISCHE FICHE
Speculanten hebben geen interesse in het goed dat ze verhandelen. Ze zijn slechts uit op winst.
Twee vrouwen verkopen de overschotten van hun oogst in de stad, als laatste uitweg voor een inkomen.
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 III
THEMATISCHE FICHE
HONGER
DE UITDAGING VAN 9 MILJARD
© Nasser Nouri
In 2050 zullen er wellicht 9 miljard mensen zijn. Volgens de VN-Voedsel- en Landbouworganisatie FAO moet de voedselproductie met 70% stijgen om hen te kunnen voeden. Kunnen we dit halen door uitsluitend de kleine boeren vooruit te helpen? De kleinschalige, ecologische aanpak pakt in elk geval het hongerprobleem bij de wortels aan. De opbrengst per hectare is zelfs groter dan die in de industriële landbouw! Dit komt onder meer door de grote waaier aan gewassen. Binnen 5 à 10 jaar kan de ecologische landbouw de voedselproductie in ontwikkelingslanden verdubbelen. Verlies na de oogst moet vermeden worden. Bij gebrek aan opslagruimte en mogelijkheden voor verwerking gaat in het Zuiden minstens 12% van het voedsel verloren, voor fruit en groenten zelfs tot 50%! In het Noorden gooien supermarkten en consumenten (spotgoedkoop) voedsel weg. De voedselverspilling in België bedraagt jaarlijks 660.000 ton, 7,4% van het verbruik.
De uitdagingen blijven hoe dan ook enorm. Zo zal klimaatverandering – nu al merkbaar – steeds meer zorgen voor grote droogtes, overstromingen, stormen… Dat kan oogsten en landbouwgrond vernietigen. Er zal ook veel water nodig zijn om het land te bevloeien. Een groeiende vraag naar biobrandstoffen zal beslag leggen op steeds meer landbouwland. Om nog te zwijgen over landen met onvoldoende eigen voedselproductie zoals SaoediArabië die op zoek gaan naar enorme lappen grond in ontwikkelingslanden. Alleen al in 2009 legden die beslag op 45 miljoen hectare land, zowat de grootte van Frankrijk. En een toenemende middenklasse in opkomende economieën – zoals nu al in China en India – eet meer vlees en zuivel. Vleesproductie verspilt landbouwland. Zo kan een akker die als grasland 330kg vlees opbrengt, ook 40.000kg aardappelen produceren. De ecologische landbouw is alvast milieu- en klimaatvriendelijk. Door haar zorg voor een humusrijke bodem en gebruik van bomen bespaart ze water en slaat ze CO2 op. Maar ook industriële landbouw heeft een rol te spelen. Alleen mag zij geen oneerlijke concurrentie aangaan met de kleine boeren in het Zuiden en moet zij milieuvriendelijk worden. Het moderne landbouwonderzoek – met zijn aangepaste variëteiten, zuiniger bevloeiingstechnieken en zo meer – zal samen met de traditionele kennis broodnodig zijn om in 2050 de honger te lenigen. Zonder aandacht voor de kleine boer kunnen we het hongerprobleem niet oplossen. Vandaag kunnen we genoeg voedsel kweken voor iedereen. Maar door de diverse uitdagingen wordt het aartsmoeilijk om de 9 miljard mensen in 2050 te voeden. Jij en ik kunnen er wel iets aan doen. Geen voedsel weggooien, minder vlees eten, energiezuinig leven, ecologisch tuinieren, organisaties steunen die boeren bewust maken… Het helpt. Om met Gandhi te eindigen: “There is enough for everyone’s need, but not for everyone’s greed.”2
CHRIS SIMOENS
De hoge voedselprijzen hebben mee de demonstraties in Tunesië (januari 2011) uitgelokt. De directe vonk was de wanhoopsdaad van Mohammed Bouazizi, die zichzelf in brand stak. Bouazizi was een jonge straatventer van fruit en groenten die met moeite zijn familie kon onderhouden.
2
Er is genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebberigheid.
IV APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
LANDBOUW
De Europese landbouw bouw zou zonder subsidies ies niet rendabel zijn. Wij zijn het wel.
Of nog: elk stukje afvalmetaal wordt hersmeed tot eenvouw dige toestellen, die het centrum aan een schappelijke prijs verkoopt.
MR. NZAMUJO
Niets gaat verloren Vanwaar het succes? “We dansen met de natuur, en de natuur antwoordt. De insecten, de bacteriën, ze werken voor ons”, zegt Nzamujo. “Aanvankelijk hadden we een plaag van witte vliegen. Met gewone pesticiden worden de vliegjes alleen maar sterker. Maar dankzij onze biologische aanpak hebben we er geen last meer van.”
Eenvoud
© DGD / Chris Simoens
Eenvoud is een sleutelbegrip op Centre Songhai. Per afdeling studeren op elk moment 300 studenten, jaarlijks stromen er 120 uit. Het zijn bijna allemaal zonen en dochters van weinig kapitaalkrachtige boeDe studenten worden creativiteit en ondernemingszin bijgebracht. ren. Daarom worden alle technieken zo simpel mogelijk gehouden. Toch blijven de Het centrale principe is: niets gaat vertoestellen te duur voor de enkeling. Ze loren, alles wordt verwerkt. Er is in feite moeten per familie of groep gekocht geen afval. Afvalwater bijvoorbeeld wordt worden. “We staan voor een gemeengezuiverd met waterhyacint. Samen met schapseconomie, niet voor collectivisme. mest worden deze planten vergist tot Iedereen behoudt zijn autonomie”, benabiogas. Wat overblijft, is water vol mugdrukt Nzamujo. genlarven, voedsel voor de viskweek.
Waterhyacinten zuiveren het afvalwater.
Op blote voeten Centre Songhai wil in de eerste plaats hoop bieden voor Afrika. Nzamujo: “Veel jongeren trekken naar de stad omdat ze op het platteland niet aan de bak komen. Dat moeten we tegengaan. Hier leren ze dat het wel loont om boer te zijn. We stimuleren hen om creatief te zijn. Niet zomaar het geleerde kopiëren, maar het aanpassen aan hun omstandigheden. Ik noem hen: ondernemers op blote voeten. Weet je, Afrika moet ambitie hebben. Geen miserabilistisch gedoe. We kunnen het!” En het werkt. “We kunnen meer produceren met minder. De Europese landbouw zou zonder subsidies niet rendabel zijn. Wij zijn het wel. Voor rijst halen we 3 à 6 ton per hectare, drie keer per jaar. Dat zijn de gangbare cijfers! We halen dit met weinig externe input. En onze prijzen zijn competitief, ook al is de kwaliteit stukken beter. Bovendien betaalt bij ons het milieu de rekening niet.” CHRIS SIMOENS
ONLINE www.songhai.org
© DGD / Chris Simoens
ECOLOGISCHE LANDBOUW KAN HONGER UIT DE WERELD HELPEN Kleine boeren kunnen met een ecologische aanpak binnen 10 jaar de voedselproductie verdubbelen. Dit stelt de Belg Olivier De Schutter, VN-rapporteur voor het recht op voedsel, in een rapport van 8 maart 2011. Omdat ecologische landbouw goedkoop is – weinig externe output – is hij zeer geschikt om boeren aan de armoede te ontrukken. Een breder voedselaanbod en de milieu- en klimaatvriendelijkheid zijn bijkomende troeven. Per hectare brengt ecologische landbouw meer op dan zijn industriële variant. Centre Songhai is volgens De Schutter een mooie toepassing van zijn stelling. De Schutter werd in 2008 door de Belgische overheid voorgedragen. Dimensie 3 interviewde hem bij de aanvang van zijn mandaat (2008/3). www.srfood.org
Eenvoudige machines, made in Centre Songhai.
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 19
© www.iisd.ca
Vervolg van pagina 14
C Centre Songhai kweekt ongeveer alles: groenten, granen, ve paddenstoelen en allerlei dieren, van reuzenslakken, eenden, kippen tot grootvee. Met eenvoudige technieken verwerkt het ook alles: tot zepen, palmolie, vruchtensappen, siroop, koeken, yoghurt, charcuterie enzovoort. Ook marketing is een onmisbare pijler. De producten zijn niet alleen te koop in de eigen winkel, maar over heel Benin. Tot in hotelketen Novotel toe. “Gebrek aan mogelijkheden voor verwerking is een van de grote problemen in Afrika”, zegt Nzamujo. “Veel voedsel gaat verloren omdat de boeren het niet direct aan de man kunnen brengen. Hier leren we een eenvoudige manier van verwerking.”
© DGD / Chris Simoens
Alles wordt verwerkt © André Zaleski
De kliniek voor hergeboorte Het Ludwine-paviljoen We zijn in het paviljoen van de fistelpatientes. Er heerst een gemoedelijke sfeer, allemaal vrouwen onder elkaar die op een bijzondere wijze met elkaar verbonden zijn. Vaak hebben ze dezelfde lijdensweg achter de rug: een bevalling zonder einde, een doodgeboren baby, de wonde, lange jaren van sociale uitsluiting en meerdere operaties, de hoop weer een normaal leven te kunnen leiden… Ze liggen op hun bed, wachtend op een operatie of al herstellend. Vaak wonen ze veraf en kunnen ze tussen de behandelingen door niet naar huis.
NDONA
© DGD / E. Pirsoul
Ndona, “de oude mama”, is een van de schaduwen van de kliniek. Op haar 18de moest moest ze bevallen, maar haar bekken was te klein. Pas na drie dagen barenspijn in een gezondheidscentrum vertrekt ze naar een ziekenhuis. De dokters voeren er veel te laat een keizersnede uit. Het kind blijkt dood en de blaas gescheurd. Twintig jaar lang leeft ze in de stank van urine. Haar man geeft uiteindelijk toe aan de schoonfamilie en verstoot haar, hoewel ze niet meer kan gaan werken. Ze leeft alleen in haar dorp in BasCongo tot ze verneemt dat er een “kliniek is waar fistels worden geopereerd”. Het duurt meer dan een dag eer ze in het ziekenhuis aankomt. Ze laat zich een eerste keer opereren, en nog een keer, de tweede keer met succes. Nu woont ze al drie jaar in het ziekenhuis. Ze helpt er de fistelpatiëntes. Met haar 48 jaar kan ze nergens meer heen.
20 2 0 A APRIL-MEI AP PRI RILL-M ME EI 20 2 2011 011 11 I d dimensie imen im enssiie 3
Madeleine was 12 jaar toen haar ouders haar uithuwelijkten aan een veel oudere man. Niet veel later was ze in verwachting. Haar meisjesbekken was veel te klein voor de geboorte, het hoofdje van de baby drukte hard op het inwendige weefsel. Na vier dagen weeën zonder gepaste medische hulp was de fœtus dood, het weefsel tussen haar vagina en haar blaas afgestorven en gescheurd. Met 14 jaar was ze incontinent, weerzinwekkend en bezeten door een boze geest, zoals velen denken. Bijgevolg liet haar man haar in de steek. Ze woont alleen in een hut aan de rand van het dorp. Een jonge vrouw zonder man die geen kinderen meer kan krijgen, bestaat niet meer: ze is een levende dode. Nelsy, 22 jaar, net hetzelfde verhaal: 3 dagen in arbeid, 4 jaren met een fistel, ze kan niet meer met haar vriendinnen op stap, niet meer naar school gaan, dan meerdere operaties… En toch ligt er veel hoop in haar ogen: “Ik ben 22 jaar oud en ik word ouder. Als vrouw wil ik verantwoordelijkheid dragen. Het spijt me vooral dat ik niet verder naar school ben kunnen gaan. Zodra ik hersteld ben, hervat ik mijn studies. Ik zou graag arts worden.” Bemba, de vrouw naast haar in bed, was een week lang onderweg om van Matadi naar hier te kunnen komen…
verkrachting schering en inslag is en waar een ander fistelcentrum werd opgericht in de kliniek Panzi-Bukavu). Een vaginale fistel is niet dodelijk, maar leidt tot sociale uitsluiting. Naar schatting lijden 100.000 vrouwen in Congo eraan. In de Fistula clinic worden meer dan honderd vrouwen per jaar geopereerd. “Vroeger was deze zeer moeilijke chirurgische ingreep tot mislukken gedoemd”, legt de hoofdarts uit. Voor complexe operaties moeten ze nog steeds op de dokters van Artsen zonder Vakantie wachten. Maar dr. Dolores, die aan het ziekenhuis verbonden is, werd opgeleid en kan nu gewone operaties zelf uitvoeren. En de opleidingen worden voortgezet. Een ander probleem is het kostenplaatje. Een dergelijke ingreep kost eigenlijk 5.000 dollar, maar vaak zijn de patiëntes door hun familie in de steek gelaten en is er niemand die ze voedt. Soms moeten de vrouwen aansterken en kan pas dan een operatie worden uitgevoerd.
Een moeilijke chirurgische chirurg ingreep
De behandeling van fistels is niet te vergelijken met cardiologie, het is een soort chirurgie waar maar relatief weinig materiaal voor nodig is.
“De zon mag nooit twee kee keer ondergaan tijdens een bevalling”, bevalling” licht dr. De Backer toe. De vaginale fistel vagin komt al meer dan 100 jaar niet meer voor in het Westen Weste sinds er bevallingshulp is. De oorzaak meestal een te van een fistel is meesta lange bevalling of een ee slecht uitgevoerde keizersnee, in 3% van de gevallen sekgeva sueel geweld (vooral (voora in OostCongo Cong waar
De ngo Artsen zonder Vakantie nodigt Westerse artsen uit om hun expertise over gezondheidszorg vrijwillig door te geven aan artsen in Afrika. Sinds 2003 stuurt de ngo dokters tijdens hun vakantie of vrije tijd naar Afrika waar ze een bijdrage leveren aan de preventie en de behandeling van vaginale fistels, meer bepaald in samenwerking met het Saint-Josephziekenhuis in Kinshasa.
De strijd van een Belg
GEZONDHEID VAN MOEDERS
© DGD / E. Pirsoul
De ‘vaginale fistel’ is een van de rampzalige complicaties bij langdurige bevallingen. Door een inscheuring worden vrouwen incontinent, soms levenslang, omdat een operatie moeilijk en duur is en zelden wordt uitgevoerd. Met sociale uitsluiting tot gevolg. Een Belgische arts, dokter De Backer, wordt er voor het eerst mee geconfronteerd in DR Congo waar hij voor Artsen zonder Vakantie werkt. Hij trekt zich het lot van deze vrouwen aan en stelt alles in het werk om ze te kunnen helpen. In Kinshasa richtte hij een “Fistula clinic” op waar vrouwen kosteloos worden behandeld. Eenmaal genezen voelen ze zich als herboren…
Joséphine is de verpleegster die de fistelpatiëntes verzorgt in het Saint-Josephziekenhuis.
Wanneer dr. De Backer, een ervaren uroloog, voor de eerste keer voor Artsen zonder Vakantie op missie was in de Congolese ziekenhuizen, werd hij geraakt door het leed van de talloze fistelpatiëntes. Terug in België richtte hij de vzw “Fistulaid” op. Met geld van de Belgische ontwikkelingssamenwerking bouwde hij vervolgens een “Fistula clinic” uit binnen het Saint-Josephziekenhuis in Kinshasa. “De behandeling van fistels is niet te vergelijken met cardiologie, het is een soort chirurgie waar maar relatief weinig materiaal voor nodig is.” Alles samen kostten de kliniek en het materiaal zo’n 85.000 euro. De operaties kunnen er in goede omstandigheden
worden uitgevoerd. Een Congolese gynaecologe die door Artsen zonder Vakantie werd opgeleid kan 50% van de operaties voor haar rekening nemen. Verder komen Belgische chirurgen geregeld hun expertise doorgeven. Dr. De Backer zet zijn strijd voort opdat de vrouwen die vaak arm zijn, kosteloos kunnen worden behandeld. In de toekomst zou hij ook graag over een extra ruimte beschikken waar de patiëntes die van ver komen, kunnen verblijven in afwachting van een operatie. Daarvoor is hij intensief op zoek naar aanvullende giften. In april spelen cardiologen een theaterstuk ten voordele van de vzw.
En Madeleine, zij werd net als 500 andere patiëntes ‘hersteld’ in de Fistula clinic. Ze kan weer voluit lachen. Niemand keert zich nog vol walging van haar af, ze kan opnieuw haar plaats in de maatschappij innemen en kinderen krijgen. Voor haar is een nieuw leven begonnen.
ELISE PIRSOUL
ONLINE www.fistul-aid.org
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 21
REPRODUCTIEVE GEZONDHEID
Het einde Oost-Congo is al twee decennia een oorlogsgebied. En alsof dat nog niet volstond is er ook het onmenselijke seksueel geweld tegen burgers, vooral door militairen. Dit geweld is lange tijd ongestraft gebleven en heeft in Noord- en Zuid-Kivu dan ook een nooit geziene omvang bereikt. Maar het tij is gekeerd en het aantal processen over verkrachting neemt toe. Ondanks hun gebreken komt met deze processen hoe dan ook een einde aan de straffeloosheid. Ze zijn gegroeid vanuit een bodemloos rechtssysteem en ofschoon de uitspraak vaak nog een louter symbolische waarde heeft, zou dit alles niet mogelijk zijn geweest zonder de langdurige inspanningen van de Congolese overheid en haar partners. Ijzingwekkende verhalen F. is pas 20 maar haar blik is dof en leeg. Ze doet haar verhaal, zonder enige emotie: “4 jaar geleden vielen interahamwe-soldaten (Rwandese rebellen) ons huis in Kaniola binnen. Ze vermoordden mijn vader en mijn moeder en namen mijn zussen en ikzelf mee naar buiten. Daar werden we van elkaar gescheiden. Ik werd meegevoerd naar het woud waar ik vier jaar lang in verschillende kampen als seksslavin voor soldaten werd gebruikt. Ik kreeg drie miskramen. Tijdens mijn 4e zwangerschap ben ik kunnen vluchten. Ik was 8 maanden zwanger. Na een voettocht van twee weken bereikte ik Walungu. Ik bedelde om eten.” De lokale vertegenwoordiger, Herman Bahara van de ngo CAMPS vertelt verder: “De chef van het naburige
dorp bracht haar tot bij ons. Ze was volledig in shock, ze ijlde en at niet meer.” CAMPS is een van de lokale ngo’s die werkzaam zijn in het kader van het programma STAREC. De slachtoffers krijgen er de eerste opvang en psychologische hulp. “Ze had een ernstige genitale infectie opgelopen. Ze werd verzorgd en is dan bevallen in het ziekenhuis van Walungu dat zich over verkrachte vrouwen ontfermt. Haar toekomst ziet er niet fraai uit. Haar ouders zijn dood, haar zussen zijn vermist en in het ouderlijk huis woont nu een andere familie. Ze kan nergens heen.” Madame M werd in haar eigen huis verkracht voor de ogen van haar man. Ze kreeg zelfs een mes in de buik opdat ze niet zou bewegen. Haar man verliet haar, samen met de 3 kinderen. De dader - een militair van
© DGD / E. Pirsoul
VAN DE STRAFFELOOSHEID IN KIVU?
Madame M.
het reguliere leger - kreeg een straf maar de vrouw wacht nog altijd op een schadevergoeding om een handeltje te beginnen en zo te kunnen overleven. Dat zijn jammer genoeg geen alleenstaande gevallen. In de streek van Walungu (600.000 inwoners), in de provincie ZuidKivu, heeft de ngo CAMPS alleen al in januari weet van 102 daden van seksueel geweld. UN Women raamt het aantal vrouwen dat in Congo sinds 1998 het slachtoffer werd van verkrachting op meer dan 200.000. De feiten worden vooral gepleegd door Rwandese rebellen of door het Congolese leger. Lange tijd was er alleen straffeloosheid. De Congolese overheid en de internationale gemeenschap zijn tot actie overgegaan: preventie, juridische stappen, veiligheidsmaatregelen en medisch-sociale begeleiding. Het resultaat is een groots opgezet programma.
© DGD / E. Pirsoul
Meer en meer processen
In maart 2011 vond in Kalehe het proces plaats van militairen, beschuldigd van plunderingen en verkrachtingen.
22 APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
Kalehe, op 40 km van Bukavu. 9 maart 2011. De rechtszaal zit afgeladen vol. Na een week van hoorzittingen, doet de militaire rechtbank uitspraak. 11 militairen van het reguliere leger zijn schuldig bevonden aan plundering, groepsverkrachting van een twintigtal vrouwen en de ontvoering van een baby in het dorp Katasomwa in september 2009. Ze krijgen straffen gaande van 15 jaar opsluiting tot levenslang, en moeten een schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. Jammer genoeg zijn 8 van de 11 militairen op de vlucht…
© DGD / E. Pirsoul
Op de betogingen die op 8 maart in Bukavu plaatshadden naar aanleiding van Vrouwendag kon de civiele samenleving haar eis voor een strengere aanpak van seksueel geweld kracht bijzetten.
Eind februari 2011 reageerde de internationale gemeenschap gunstig op het nieuws van het “Proces van Fizi”. Behalve soldaten, kregen ook verschillende hogere officieren van het reguliere leger gevangenisstraffen van 20 en 15 jaar voor 50 verkrachtingen onder de burgerbevolking. Het was geen rechtszaak als een andere, niet alleen door de veroordeling van officieren, maar ook door het snelle verloop. De feiten werden gepleegd op 1 januari 2011, en de zaak kwam al voor op 10 februari. Na de huiveringwekkende zaak van Walikale (Noord-Kivu) in augustus laatstleden met een dossier van niet minder dan 266 verkrachtingen, had de bevolking nood aan een krachtig gebaar. Niet alleen het signaal telde. De zaak stond ook symbool voor de veerkracht van een rechtssysteem dat seksueel geweld voortaan als een misdaad tegen de mensheid behandelt.
Een lange weg “Toen het nog geen oorlog was, kwam verkrachting zelden voor in de Congolese samenleving. Dit verklaart ook waarom de bewustwording erover zo traag op gang is gekomen. Toen ik na 1994 begon met de feiten aan te klagen, was er zelfs geen woord voorhanden om ze te omschrijven”, aldus Chouchou Namegabe, journaliste in Bukavu die als een van de eersten aan de alarmbel zou trekken. Na een reeks aanklachten en onder druk van de ngo’s werd een grootschalig nationaal onderzoek ingesteld waardoor de ontstellende omvang van het fenomeen duidelijk werd. In 2005 startte
het groots opgezette programma “Initiative conjointe pour la prévention et la lutte contre les violences sexuelles en RDC”. De Congolese regering, België, Canada, UNFPA en andere VN-agentschappen werken er samen om recht te doen aan de slachtoffers. Josiane Mutombo van het VN- bureau voor de rechten van de mens (BCNCDH) is verantwoordelijk voor de strijd tegen de straffeloosheid van seksueel geweld. Zij praat over de lange weg die sinds de start van het gezamenlijk initiatief is afgelegd: “We zijn begonnen met lege handen. In de Congolese wetgeving was zelfs geen basis om verkrachting te veroordelen. We kwamen aanzetten met een karrevracht wetsvoorstellen, we brachten partijen rond de tafel en richtten juridische subcommissies op.” Uiteindelijk heeft de Congolese overheid zich het probleem aangetrokken. In juni 2006 keurt ze een wet goed tegen seksueel geweld, en kondigt een nationale strategie af om gendergerelateerd geweld aan te pakken. Deze nieuwe strategie vormde het fundament voor het STAREC-programma (Programme de stabilisation et de reconstruction des zones sortant des conflits armés) dat van start ging in 2009. STAREC moet in het Oosten van Congo de stabiliteit terugbrengen. Een belangrijk onderdeel van het programma is het meervoudige luik “seksueel geweld”, waarvoor ook België een bijdrage levert en dat het probleem vanuit verschillende invalshoeken aanpakt: inzameling van gegevens (UNFPA), psychische en medische begeleiding van de slachtoffers (UNICEF), hervorming van de
veiligheidssector (MONUSCO), preventie en bescherming (HCR), en de strijd tegen straffeloosheid (BCNCDH/MONUSCO). Dankzij de gecoördineerde benadering van de Congolese overheid zijn deze instanties erin geslaagd het proces van Kalehe tot een goed einde te brengen. Een lokale ngo nam de verklaring van de slachtoffers af en bezorgde deze aan de UNFPA. Daarna kregen de slachtoffers hulp van UNICEF-medewerkers en juridische bijstand van een lokale ngo van advocaten die op zijn beurt kon rekenen op de hulp van Advocaten zonder grenzen - België.
Hersteld vertrouwen De complete juridische aanpak van seksueel geweld zal nog heel wat inspanningen vergen. Veel schuldigen zijn op de vlucht, de aanhouding van rebellen blijft moeilijk, de schadevergoeding voor de slachtoffers is niet toereikend of wordt helemaal niet betaald, uit een Congolese gevangenis ‘ontsnappen’ is soms verrassend eenvoudig… Toch vindt Antoine Banza (UNFPA) dat er vooruitgang is: “Tien jaar geleden waren processen zoals dat van Fizi of Kalehe gewoonweg ondenkbaar omdat het rechtssysteem faalde en het voor de slachtoffers een onbegonnen zaak was om de feiten aan te klagen. Schaamte en angst voor vergelding waren het enige wat hen te wachten stond. Nu is de stilte doorbroken. De bevolking herwint langzaam maar zeker haar geloof in justitie.” Wie nu nog feiten wil plegen, weet dat dit niet langer ongestraft blijft. ELISE PIRSOUL
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 23
© Oliver Dowdle / Stad Gent
GENT• MANGAUNG
Gent heeft een grote broer in een ver land: Mangaung, in het hart van Zuid-Afrika. Broers kunnen elkaar veel leren, maar dan moeten ze elkaar wel goed kennen. Daarom werd de stedenband die sinds 2004 bestaat tussen Gent en Mangaung in beeld gebracht door twee jonge fotografen. Een Gentse fotograaf bracht Mangaung in beeld, een fotograaf uit Mangaung hield Gent een spiegel voor. Het resultaat is zoals de samenwerking: eerlijk en onverbloemd, vaak mooi en poëtisch, soms hard.
D
e stedenband tussen Gent en Mangaung is gericht op het versterken van beide lokale besturen – een leemte in zowel de officiële als de niet-gouvernementele ontwikkelingssamenwerking. Gent en Mangaung doen dat door hun ervaringen te delen en samen projecten op te zetten rond jeugdbeleid, milieueducatie en inspraak. De confrontatie van de ervaringen uit beide steden zorgt
24 APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
voor een innovatieve aanpak van aloude problemen. De projecten rond jeugdbeleid in Mangaung worden gesubsidieerd door de Belgische ontwikkelingssamenwerking. De jeugddiensten van Mangaung en Gent hebben samen drie jeugdcentra opgestart in kansarme wijken. Jongeren krijgen er kans om te spelen, kennis te maken met opleidingsmogelijkheden en om projecten op te starten. Vanuit die
jeugdcentra wordt een sociale werkplaats opgestart waar kansarme jongeren arbeidsvaardigheden aangeleerd krijgen. Zo vergroot hun kans op waardig werk. De Gentse jeugddienst treedt niet op als instructeur van de Zuid-Afrikaanse collega’s, wel als klankbord en als bron van inspiratie. Inspiratie die ook vanuit Mangaung in het Gentse jeugdbeleid wordt verwerkt om mee te bouwen aan een open en solidair jeugdige stad.
GEMEENTELIJKE SAMENWERKING
DE FOTO’S VAN BEIDE FOTOGRAFEN WERDEN VERWERKT IN EEN MOOI FOTOBOEK, TE VERKRIJGEN VOOR 7 EURO VIA
[email protected]
© Jonas Posman / Stad Gent & Narafi
© Jonas Posman / Stad Gent & Narafi © Oliver Dowdle / Stad Gent
© Oliver Dowdle / Stad Gent
© Jonas Posman / Stad Gent & Narafi
ontvangt Gent een afsluitende internationale conferentie rond Gemeentelijke Internationale Samenwerking. Meer dan 40 partnerschappen tussen Belgische en zuiderse lokale besturen denken er samen na over de toekomst van deze nieuwe vorm van internationale solidariteit. Meer informatie op www.vvsg.be/internationaal
© Jonas Posman / Stad Gent & Narafi
© Jonas Posman / Stad Gent & Narafi
VAN 17 TOT 21 OKTOBER 2011,
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 25
Sleutel van ontwikkeling en economische vooruitgang
NOAM CHOMSKY, een geëngageerd intellectueel Al bijna vijftig jaar staat hij op de bres. Deze eminente hoogleraar linguïstiek aan het Massachusetts Institute of Technology dankt zijn bekendheid vooral aan zijn tientallen beroemde politieke essays. Daarin ontleedt ‘dissident nummer een van Amerika’ – zoals Noam Chomsky soms wordt genoemd – op uiterst nauwkeurige en grondige wijze de ideologische mechanismen die ten grondslag liggen aan westerse samenlevingen, de door eigenbelang en overheersingsdrang ingegeven verhoudingen die het Noorden aan het Zuiden oplegt, de onderliggende redenen van het altruïstische discours, het mediasysteem… Van de oorlog in Vietnam tot die in Irak en Afghanistan, zonder de oorlog in Kosovo te vergeten, geen enkel groot conflict ontsnapt aan zijn kritisch oog. Op de leeftijd van 82 jaar is Chomsky nog steeds iemand die er niet voor terugdeinst de macht in al zijn vormen te kijk te zetten en die met flegma weet te riposteren op kritiek. extrait
DEMOCRATIE “(…) Laat ons het nu hebben over de nieuwe wind die er in het armste land van Zuid-Amerika, Bolivia, waait sinds de verkiezingen van december 2005. De kiezers wisten heel goed wat er op het spel stond, en het ging om zeer fundamentele dingen: beheer van de natuurlijke rijkdommen, culturele rechten van de autochtone meerderheid, problemen op vlak van justitie in een ingewikkelde multi-etnische maatschappij, enz. De kiezers stemden voor een kandidaat uit hun eigen midden, en niet voor een vertegenwoordiger van de geprivilegieerde minderheid. Na jaren van strijd en organisatie was de opkomst sterk toegenomen. Op de dag van de verkiezingen werd niet zomaar een kruisje gezet op een stembiljet om dan weer passief af te wachten en naar huis terug te keren. Neen, er werd een belangrijke stap gezet in een onophoudelijk proces van participatie in het reilen en zeilen van de maatschappij.”
26 APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
“Hoop en vooruitzicht” Volgens het gezegde moet je het verleden doorgronden, als je wil weten waar je naartoe gaat. In zijn jongste werk, “Hopes and Prospects” (“Hoop en vooruitzicht”, uitg. EPO), dat in maart 2011 in Brussel werd voorgesteld, stelt Chomsky vragen bij de begrippen vrijheid, imperialisme en soevereiniteit van de staten. Om deze te kunnen beantwoorden onderzoekt hij de gebeurtenissen die zich in de eerste tien jaar van deze eeuw hebben voorgedaan. Daaruit probeert hij vervolgens af te leiden welke richting de mensheid in de komende jaren zal uitgaan en welke de uitdagingen zijn om een rechtvaardige wereld tot stand te brengen. Het boek - samengesteld met artikels van 2006 tot 2009 – bestaat uit twee delen: Latijns Amerika en Noord-Amerika. Eerst beschrijft Noam Chomsky meer dan 500
jaar westerse veroveringen wereldwijd. Hij bestudeert aandachtig welke mechanismen hieraan ten grondslag liggen. “In het buitenland wordt het economisch liberalisme indien nodig met geweld opgedrongen”, zo beschrijft hij de gevolgen voor de onderdrukte volkeren van een globale politiek-economische doctrine “die vandaag onder de naam mondialisering ingang vindt”. De eerste vaststelling hoeft jammer genoeg geen verbazing te wekken. Al meer dan dertig jaar lang neemt de ongelijkheid tussen Noord en Zuid toe en de grote mogendheden nemen momenteel geen reële bijsturende maatregelen. In dit werk ruimt het verlichte scepticisme dat de analyses van Chomsky kenmerkt evenwel plaats voor een gematigd optimisme. Volgens Chomsky zijn onafhankelijkheid en soevereiniteit van de staten de sleutel tot ontwikkeling en economische
© instantworld.com
TRENDS
extrait
REGIONALE INTEGRATIE
“(…) De regionale integratie die nu plaatsvindt, is een essentiële voorwaarde voor onafhankelijkheid, omdat ze elke poging bemoeilijkt om in elk land afzonderlijk voet aan de grond te krijgen. (…) De integratie heeft ook een mondiale dimensie: er ontstaan Zuid-Zuidbetrekkingen en er is de diversificatie van de markten en investeringen. (…) De derde dimensie van de integratie, de interne integratie, is zeker de meest noodzakelijke dimensie. Latijns-Amerika staat helaas bekend om de extreme concentratie van rijkdom en macht in de handen van bevoorrechte elites die geen enkele verantwoordelijkheidszin hebben met betrekking tot het welzijn van hun land.”
Banco del Sur en ALBA “De initiatieven van Venezuela hebben belangrijke gevolgen gehad in heel het subcontinent: het onder de naam ‘roze golf’ bekende fenomeen verspreidt zich overal, zoals mag blijken uit de recente verkiezing van Fernando Lugo in Paraguay en op regionaal gebied uit het ontstaan van gemeenschappelijke instellingen. Een voorbeeld is de Banco del Sur (Bank van het Zuiden) – een project dat in 2007 door Joseph Stiglitz, Nobelprijswinnaar economie,
vooruitgang. Hij geeft het voorbeeld van Japan “het enige land in het Zuiden dat zich op eigen kracht heeft ontwikkeld en geïndustrialiseerd”, en hij trekt daaruit de conclusie dat “een essentiële voorwaarde voor economische vooruitgang soevereiniteit is, en dit impliceert de capaciteit van een land om zijn nationale economie te beheren en op eigen voorwaarden aan de internationale markten deel te nemen”.
De situatie in Latijns-Amerika In het eerste deel van het werk somt Chomsky de successen op die de laatste jaren in Latijns-Amerika werden bereikt onder impuls van een president die in Venezuela in 1998 werd verkozen. Deze president wil immers de armste lagen van de bevolking laten delen in de overvloedige rijkdommen van zijn land en de regionale integratie bevorderen
werd goedgekeurd - of de Alianza Bolivariana para los Pueblos de Nuestra América (ALBA – Boliviaanse alliantie van de volkeren van Amerika), die een nieuw tijdperk inluidt als de hoop bewaarheid wordt.”
UNASUR “Ook een andere regionale organisatie ziet het licht: de Unión de Naciones Suramericanas (UNASUR – de Unie van Zuid-Amerikaanse naties), die in 2006 werd opgericht met de belangrijke Verklaring van Cochabamba waarin Zuid-Amerikaanse leiders oproepen tot de integratie van het subcontinent naar Europees model. In september 2008 vond in Santiago een eerste top plaats over de financiële crisis. (…) Deze groep wenst naar het voorbeeld van de Europese Unie een Zuid-Amerikaans parlement in te stellen, in Cochabamba in Bolivia, de geschikte plaats voor een dergelijk project.”
als voorwaarde voor onafhankelijkheid, democratie en een ontwikkeling die die naam waardig is. Chomsky is inderdaad van oordeel dat de voormalige kolonies, meer bepaald in Latijns-Amerika, meer dan ooit “in staat zijn de eeuwen van onderdrukking, geweld, repressie en buitenlandse inmenging van zich af te schudden”, en hij merkt op dat ondanks tegenspoed “(…) de huidige democratiseringsgolf zich over die delen van de wereld verspreidt.” Het boek eindigt met een hoopvolle noot omdat meerdere van deze LatijnsAmerikaanse landen inderdaad pogingen doen om een democratische staat uit te bouwen en zich intussen verzetten tegen elke poging tot staatsgreep die vaak vanuit het buitenland wordt aangestuurd. Ze voeren vaak ook een origineel beleid “dat zich afzet tegen
het neoliberalisme”, en meer gericht is op lokale handel, solidariteit tussen de staten… “Hoop en vooruitzicht” roept ten slotte op tot een omschakeling van de economie die resoluut ten dienste van het milieu moet worden gesteld. Deze omschakeling lijkt volgens Chomsky helemaal mogelijk met de middelen waarover de mens beschikt. In de geschiedenis zijn er voorbeelden van te vinden. Zo was er tijdens de Tweede Wereldoorlog de omschakeling van een industriële economie naar een oorlogseconomie. Op deze geslaagde omschakeling volgde na de oorlog een beleid van ambitieuze bouwwerkzaamheden waardoor de staten de kans zagen uit de grote depressie te geraken en een periode van ongekende groei werd ingezet. JEAN-MICHEL CORHAY
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 27
Makala
© Dominique Thibaut
ya sasa
28 APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
SENSIBILISERING
EEN DOCUMENTAIRE OVER HOE ONTWIKKELING EN BESCHERMING VAN DE BIODIVERSITEIT HAND IN HAND KUNNEN GAAN
A
ugustus 2010. Over het Vervolgens wilde ik een film maken die op Edward-meer in Noord Kivu een veel grotere schaal aantoont hoe ontwikbegint de avond te vallen. Ik keling en milieu hand in hand kunnen gaan begeleid een patrouille bewain het Zuiden. In het Congolese Virungakers van het nationaal Virungapark op hun park vond ik een geschikt onderwerp. controletocht langs de plaatsen waar de Het nationaal Virungapark, bekend om visvangst verboden is. De bewakers zijn zijn met uitsterven bedreigde berggoop hun hoede omdat enkele dagen eerrilla’s, bevindt zich midden in het spander een van hun gemotoriseerde prauwen ningsveld tussen de bescherming van de onder schot werd genomen door gewabiodiversiteit en de ontwikkeling van de pende bendes die aan illegale visvangst bevolkingsgroepen die dagelijks in hun doen. Nabij een paaigrond krijgen ze een eigen behoeften moeten voorzien. De prauw in het oog. De bewakers laden hun uitputting van de visbestanden van het machinegeweren en Edward-meer is maar de boot mindert vaart. een van de gevaren die Ze controleren en het park bedreigen. ondervragen de visHet belangrijkste proDe bossen worden sers. Mijn twee camebleem is de ontbossing. gekapt voor de ramannen volgen de De bossen worden actie van dichtbij. gekapt voor de proproductie van ductie van houtskool, De gewapende groehoutskool, hier hier makala genoemd. pen die illegaal vis Het hout wordt clanvangen in de paaiheet dat makala. destien in het bos zelf g ronden van het verkoold. Elk jaar gaan Edward-meer bedreiduizenden hectaren gen het voortbestaan bos in rook op alleen al om de stad Goma van de visbestanden die een bron van van houtskool te voorzien. proteïne zijn voor om en bij drie miljoen Om een eind te maken aan de alarmemensen. rende ontbossing ontwikkelde het WereldMijn documentaires behandelen natuurfonds (WWF) een programma voor steeds een ontwikkelingsprobleem. de productie van alternatieve makala, de Elke keer wil ik laten zien ecomakala. De ecologische makala die welke mechanismen de op basis van snelgroeiende bomen buiarmoede in stand houden Wie? ten het park wordt geproduceerd, moet en hoe de ontwikkelingsDominique geleidelijk aan een alternatieve bron van projecten van de lokale Thibaut, Thibau maker van bevoorrading worden voor de bevolking. ngo’s hiertegen ingaan. documentaires bij docu Het project “ecomakala” in Noord-Kivu Een film die ik in 2009 Yèlèma Yèlèm Production geniet de steun van WWF België en toont maakte, bracht in beeld duidelijk aan dat het mogelijk is via een op welke manier milieuWat? dagelijks consumptiegoed zoals houtsbescherming de ontwikEen film die aantoont dat kool, iets te doen voor de bescherming keling van de armste ontwikkelingsprojecten ontwikkeli van de biodiversiteit van een heel gebied bevolkingsgroepen kan een steun steu kunnen zijn en tevens de armoede te bestrijden. ondersteunen. De ontwikvoor de bescherming De film werd in augustus 2010 met de kelingsactie in de film had van de biodiversiteit steun van de Belgische ontwikkelingssaplaats in een drijvend dorp menwerking in Noord-Kivu gedraaid. Hij in Cambodja en diende dompelt de kijker onder in de wereld van een beetje als een soort Waarom? W het WWF en van de bewakers van het natimicrolaboratorium voor Ontwikkelingsacties Ontwik onaal Virungapark. duurzame ontwikkeling. bekend maken be
dimensie 3 I APRIL-MEI 2011 29
Puntkomma Week van de Fair Trade 2011 een projectenwedstrijd om aan een eerlijke(re) wereld te bouwen!
T
er gelegenheid van de 10de editie van de Week van de Fair Trade, die van 5 tot 15 oktober 2011 zal plaatsvinden, organiseert het Trade for Development Centre een projectenwedstrijd. Vzw’s, jeugdbewegingen, bedrijven of zelfs gemeenten zullen de gelegenheid aangeboden krijgen om aan de promotie van de eerlijke handel in België deel te nemen.
Zet Fair Trade in de spotlights! Filmprojectie, schoolactiviteit, voorstelling of andere originele activiteiten, alle ideeën zijn welkom om van de Week van de Fair Trade een onvergetelijk evenement te maken. Verschillende projecten zullen geselecteerd worden en die krijgen een financiële ondersteuning van het Trade for Development Centre, met een maximum bedrag van 4.000 euro per project. Die projecten zullen opgenomen worden in het programma van de Week van de Fair Trade. De projectenwedstrijd loopt tot en met vrijdag 13 mei 2011 om 12u, uiterlijke datum om uw kandidatuur in te dienen.
Geïnteresseerd? Bekijk de website van het Trade for Development Centre (www.befair.be) en vraag het volledig dossier aan.
30 APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
België versterkt kenniscentrum Wereldbank met vernieuwende aanpak België gaat 1,7 miljoen euro investeren in het Wereldbankinstituut (WBI), het kenniscentrum van de Wereldbank. Daarmee kan het WBI haar rol verder vervullen als mondiaal schakelpunt voor het verbinden van kennis, leren en innovaties voor ontwikkeling, en als katalysator van resultaatsgerichte veranderingen op het terrein. Bovendien geeft België via haar vernieuwende financieringsmethode meteen ook een signaal voor meer efficiëntie en inspraak. Delen wat werkt Het WBI zorgt ervoor dat ontwikkelingslanden goede ervaringen en interessante oplossingen met elkaar kunnen delen. Zo inspireerde Vietnam zijn hervormingen in de sociale zekerheidsadministratie op de ervaringen van Litouwen, Bulgarije en Turkije, of kon Bolivia kennis opdoen van Brazilië (het Bolsa Familialprogramma), Mexico, Indonesië en Vietnam over directe inkomenssteun aan arme families op basis van een aantal voorwaarden. In Afrika was er bijvoorbeeld een sterke uitwisseling tussen Burkina Faso, Mali, Niger en Nigeria over de ontwikkeling van private irrigatieschema’s voor teelten van hoge waarde.
Nieuwe financieringsmethode voor meer efficiëntie en meer Belgische inspraak Met de Belgische steun aan het WBI gaat ook een nieuwe aanpak gepaard, ingegeven door het besef dat de Wereldbank met haar meer dan 1.000 specifieke fondsen het streven naar
meer hulpdoeltreffendheid bemoeilijkt. De Belgische bijdrage is dan ook bijzonder omdat ze naar slechts één fonds gaat, met name voor de uitvoering van de gehele strategie van het WBI. Zo wordt versnippering van de middelen over de deelactiviteiten van die strategie voorkomen. Dat is in tegenstelling met andere donorlanden, die hun bijdragen storten op basis van hun eigen voorkeuren, zij het naar sector, naar land of naar een combinatie van beide. Het akkoord met het WBI is zo vernieuwend dat het voorlopig slechts als een pilootproject geldt. Het uiteindelijke succes ervan zal afhangen van de mate waarin andere donorlanden toetreden tot het fonds en van de mate waarin de Wereldbank haar interne procedures kan aanpassen aan een meer strategische ondersteuning. Toch heeft België met dit akkoord nu al een belangrijke stap gezet in de richting van meer algemene steun voor een internationale instelling, om in ruil daarvoor meer inspraak te verkrijgen in de strategische inspraak binnen het WBI.
Jan Matthyssen, Belgisch ambassadeur in Washington en Sandjay Pradhan, Vicepresident van het Wereldbankinstituut (WBI) bezegelden op 17 maart 2011 de vernieuwende Belgische bijdrage aan het WBI ter waarde van 1,7 miljoen euro.
BELGIË
Groene Economie
klimt op tot de 6e plaats onder de donorlanden
helpt armoede uit de wereld
In 2010 bedroeg de totale officiële ontwikkelingshulp (ODA) 128,7 miljard US dollar, een stijging van 6,5% ten opzichte van 2009. Dit opmerkelijke resultaat staat in het jaarverslag van de OESO, de organisatie van de rijke geïndustrialiseerde landen, dat de ODA van de leden van de Commissie voor Ontwikkelingsbijstand (DAC) bekendmaakt.
D
aarnaast zien we een recordhoogte voor de Belgische ODA. Voor 2010 bedroeg die zo’n 2,3 miljard euro*, wat overeenkomt met 0,64% van het BBP en een aangroei ten opzichte van 2009 met meer dan 19%. Voor de 15 deelnemende lidstaten van de Europese Unie is de groei gemiddeld 6,7%. Dankzij dit resultaat klimt België op tot de 6e plaats onder de donorlanden die lid zijn van de OESO. Maar België bereikt hiermee nog niet de kaap die het in 2005 had vooropgesteld om 0,7% van zijn BBP te besteden aan ODA. Toch
blijven de verbintenissen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking tegenover haar partners in 2011 verder gehandhaafd, en dit ondanks de moeilijke economische en politieke situatie in ons land, gekenmerkt door ‘lopende zaken’. Meer informatie: http://webnet.oecd.org/oda2010/ * Dit bedrag betreft een eerste raming, gezien bepaalde gegevens van de verschillende deelnemende Belgische entiteiten voor het jaar 2010 nog niet door de OESO werden verwerkt.
Norway Luxembourg Sweden Denmark Netherlands Belgium United Kingdom France Spain Germany Canada Australia United States
BELGÏE 2,3 miljard euro in 2010
0
0,2
0,4
0,6
0,8
1
1,2
Officiële ontwikkelingshulp van de donorlanden van het OESO-DAC.
Erratum In het vorige nummer van Dimensie 3 zijn twee fouten geslopen:
Investeer jaarlijks 2% van het mondiale inkomen – 1,3 triljoen dollar - in tien sleutelsectoren en je zet de wereld op weg naar een koolstofarme, werkelijk duurzame Groene Economie. Bovendien heb je hiermee een katalysator in handen voor armoedebestrijding in ontwikkelingslanden. De mondiale groei kan zelfs iets hoger uitvallen dan met de huidige ‘bruine’ economie, die het milieu aantast en de grondstoffen uitput. Dit is de boodschap van het Green Economy Report van de VN-milieuorganisatie UNEP. Het rapport vormt een aanloop naar de VN-conferentie voor Duurzame Ontwikkeling 2012, 20 jaar na Rio. De tien voorgestelde sectoren zijn: landbouw, bouw, energievoorziening, visserij, industrie met inbegrip van energie-efficiënte, toerisme, transport, afvalbeheer en water. Voor elke sector worden de maatregelen nauwkeurig becijferd. Zij omvatten onder meer duurzaam watergebruik, beter bodembeheer, bescherming van bossen en mariene reservaten, vermijden van voedselverspilling, betere recyclage, meer publiek transport, een energiezuinige bouwsector en zo meer. Met 9 miljard mensen in het verschiet in 2050, is de conclusie overduidelijk: een Groene Economie is mogelijk én onontbeerlijk!
• p.13: Op de foto is niet de ‘installatie ter ere van de slachtoffers in de centrale patio vvan de Memorial van de Holocaust in Kigali’ te zien, maar het monument ter ere van de d 10 Belgische paracommando’s die op 7 april 1994 in Rwanda vermoord werden. • p.14: Op de kaart van Europa zijn Oostenrijk en Malta verkeerd ingekleurd. Oostenrijk is al toegetreden tot de EU in 1995 en is dus geen nieuwe lidstaat, zoals de kaart verkeerdelijk weergeeft. Malta is toegetreden in 2004 en is wel een nieuwe lidstaat.
Towards a Green Economy: Pathways to Sustainable Development and Poverty Eradication – www.unep.org
31 APRIL-MEI 2011 I dimensie 3
E W E U IT IE S N EB W
ONTDEK
UW MAGAZINE ONLINE
www.dimensie-3.be
DGD - DIRECTIE-GENERAAL ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 • Fax +32 (0)2 501 45 44 E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be