essay
Het psychiatrisch testament van Ellen West w. vandereycken samenvatting ‘Der Fall Ellen West’ van Ludwig Binswanger is een klassieker in de psychiatrie. Een getalenteerde jonge vrouw die aan anorexia nervosa met boulimie lijdt, wordt als ‘schizofrene’ door haar psychiaters opgegeven en pleegt vervolgens suïcide. Recent is boeiend archiefmateriaal toegankelijk geworden, waardoor het verhaal in een heel nieuw daglicht komt te staan. Zo krijgen we meer zicht op de mislukte psychotherapieën en de verzwegen hulp bij de zelfdoding. In dit essay geef ik persoonlijke reflecties over deze intrigerende casus. [tijdschrift voor psychiatrie 45(2003)12, 000-000]
trefwoorden Binswanger, geschiedenis, gevalsbeschrijving, zelfdoding Ludwig Binswanger is hoogst waarschijnlijk een onbekende voor de nieuwste generatie psychiaters. Sommigen zullen zijn naam misschien associëren met de ziekte van Binswanger, maar deze vorm van preseniele dementie werd beschreven door zijn oom Otto. Ludwig groeide op te midden van de psychiatrische patiënten die in de privékliniek (het ‘sanatorium’) van zijn grootvader en vader behandeld werden. Deze kliniek, Bellevue, aan de Zwitserse zijde van het meer van Konstanz (Bodensee) had een bijzondere reputatie tegen het einde van de 19de eeuw en heel wat ‘gekke’ of ‘overspannen’ vips werden er behandeld. Breuer stuurde de beroemde Anna O. voor een korte kuur ernaartoe en ook Sigmund Freud deed een beroep op Bellevue voor zijn patiënten. Ludwig Binswanger zelf werd bevriend met Freud zonder evenwel een echte psychoanalyticus te worden. Hij poogde immers een brug te slaan tussen de psychoanalyse en de existentiële filosofie en fenomenologie van Heidegger en Husserl. Dit mondde uit in een zienswijze die Binswanger zelf ‘fenomenologische antropologie’ noemde en die later bekend werd als Daseinsanalyse (existential analysis). Deze bijzondere manier om de zijnswereld van psychiatrische patiënten te doorgronden werd vooral bekend door enkele uitvoerige ge-
tijdschrift voo r p s y c h i a t r i e 4 5 ( 2 0 0 3 ) 1 2
valsbeschrijvingen. Een klassiek voorbeeld daarvan is Der Fall Ellen West. Aan het einde van de tweede wereldoorlog is deze casus gepubliceerd (Binswanger 1944/1945) en later door Binswanger opgenomen in een bundel gevalsbeschrijvingen met de titel Schizophrenie (1957). De casus kreeg ruime bekendheid door een Engelse vertaling in het boek Existence (Binswanger 1958), dat pleitte voor een fenomenologische psychiatrie, zoals die in die tijd ook gepropageerd werd door de ‘Utrechtse school’ (met o.a. Rümke en Van den Berg). De casus werd opnieuw uitgegeven in een selectie van Binswangers werken (1994). Voor citaten maak ik hier gebruik van de Nederlandse vertaling (Vandereycken & Van de Loo 1992). De hier gebruikte citaten uit het nieuwe archiefmateriaal (Hirschmüller 2003) heb ik zelf vertaald. ‘mijn’ patiënte Ellen West was 34 jaar oud, gehuwd en kinderloos, toen ze in Bellevue kwam. Na drie maanden werd ze ontslagen en enkele dagen later nam ze thuis een dodelijke dosis gif in. ‘Zij zag eruit zoals nooit tijdens haar leven – rustig en gelukkig en vredig’. Toen ik de casus de eerste keer las en bladzijden lang opgeslorpt was door de meesle1
w. vandere y c k e n
pende dramatiek van het verhaal, bleef ik verward achter bij die slotzin van haar ziektegeschiedenis. Binswanger was de lezer natuurlijk een verklaring schuldig. Er volgde dan ook een uitvoerige ontleding – een daseinsanalyse – van de casus, die mijn verwarring niet wegnam. Volgens de auteur was de zelfdoding de noodzakelijke vervulling van haar levenszin: ‘Daseinsanalytisch betrachtet war der Selbstmord Ellen Wests sowohl ein ‘Akt der Willkür’ als ein ‘notwendiges Ereignis’’ (in de Engelse vertaling luidt het: ‘From the standpoint of existential analysis the suicide of Ellen West was an ‘arbitrary act’ as well as a ‘necessary event’’). Deze verklaring kon me geenszins verzoenen met het voor mij schokkende einde van deze vrouw. Ja, het zal wel een verlossing voor haar zijn geweest, maar was er dan geen andere uitweg mogelijk? Ik voelde me boos, opstandig zelfs – en nu nog steeds – over wat deze vrouw was aangedaan, over de gemiste behandelkansen, over Binswangers verheerlijking van deze tragiek ... De onmacht van de psychiatrie, verpakt in diagnostische termen en filosofische beschouwingen, ik kon haar niet aanvaarden. Ik kan haar nog steeds moeilijk aanvaarden. Waarom heeft Ellen West zo’n diepe indruk op mij gemaakt? Ik heb haar verhaal meermaals herlezen, allerlei teksten erover verzameld en een klinische studie over haar te boek gesteld (Vandereycken & Van de Loo 1992). Nu er nieuwe gegevens over haar levensloop en behandeling aan het licht zijn gekomen (Hirschmüller 2003) – de aanleiding om dit stuk te schrijven – ervaar ik opnieuw dezelfde emotionele betrokkenheid. En, zoals zo vaak in het verleden, duikt ook nu weer de verzuchting op: had ik maar de kans gehad deze vrouw te behandelen. Toch was ik ietwat ontgoocheld toen ik op het omslag van het recente boek voor het eerst haar foto zag (haar identiteit blijft verder nog steeds een geheim). Ik had haar nooit concreet voor ogen gehad, maar blijkbaar vormde mijn verbeelding toch stiekem een ander beeld – de bekende ontgoocheling als je romanheld niet overeenkomt met die op het witte doek. Blijkbaar was Ellen toch een beetje ‘mijn’ patiënte geworden. Ik had ook steeds de hoop ge2
tijdschrift v o o r p s y c h i a t r i e 4 5 ( 2 0 0 3 ) 1 2
koesterd ooit toegang te krijgen tot het originele dossier uit het Binswangerarchief (nu bewaard door de universiteit van Tübingen). De kleinzoon van Ludwig, met wie ik voor mijn boek overleg had gepleegd, had me al het recht op inzage toegezegd. Met enige frustratie stelde ik dan ook vast dat anderen ‘mijn’ werk hadden gedaan. Dit ebde echter snel weg toen ik zag welke schat aan nieuwe informatie over Ellen West opgedoken is. Albrecht Hirschmüller beschikte niet alleen over het Bellevuedossier en het persoonlijk archief van Binswanger, maar is er ook in geslaagd door contacten met de familie van Ellens echtgenoot de hand te leggen op een uitvoerige collectie brieven en dagboekfragmenten van Ellen en haar echtgenoot. Hiermee kan de behandelgeschiedenis van Ellen West vanuit verschillende gezichtshoeken gereconstrueerd worden. Dit heeft frappante en zelfs shockerende informatie opgeleverd: deels bevindingen die mijn verontwaardiging van destijds aanwakkeren en mijn conclusie over Binswangers dubieuze houding onderschrijven ... het relaas van Binswanger Ellen groeit op als een eigenzinnig, ambitieus en talentrijk kind. De vele gedichten en dagboekfragmenten uit haar tienerjaren zitten nu eens vol energie en ondernemingslust, dan weer vol angst en pessimisme. Op haar twintigste raakt ze verliefd op een romanticus, maar verbreekt de relatie op aandringen van haar vader. Dan verschijnt voor het eerst haar angst om dik te worden en begint ze zich uit te hongeren. Ze gooit zich op haar studie voor onderwijzeres en na een onaangename liefdesgeschiedenis met een rijleraar start ze op haar 23ste jaar aan de universiteit. Daar begint ze een relatie met een medestudent, maar opnieuw reageren haar ouders afwijzend. Intussen wil ze vermageren, maar daar slaagt ze moeilijk in en ze begint grote doses schildklierhormoon te gebruiken. Ze voelt zich dan aangetrokken tot haar neef Karl die zich om haar bekommert. Een paar jaar twijfelt ze tussen de student en haar neef, maar kiest uiteindelijk
het psychiatri s c h t e s t a m e n t v a n e l l e n w e s t
voor de laatste. Onder de goedkeurende blik van haar ouders huwt ze Karl. Ze weegt dan 72,5 kg, maar reeds tijdens de huwelijksreis begint ze te vermageren en na 3 maanden houden haar menstruaties op. Er volgt een felle bloeding en de gynaecoloog stelt een spontane abortus vast. Nu neemt de magerzucht ernstige vormen aan: ze gebruikt stiekem steeds grotere hoeveelheden laxeertabletten, laat eten verdwijnen, bedriegt de arts bij het wegen en valt af tot 42 kg. Op 32-jarige leeftijd start ze een therapie bij een jonge psychoanalyticus. Na aanvankelijk sterke hoop verliest ze snel de hoop op genezing en na 6 maanden wordt de therapie stopgezet ‘om externe redenen’ (meer uitleg geeft Binswanger niet). Ellen maakt daarop een stormachtige periode door van angsten en opwinding, van vasten afwisselend met felle eetbuien. Na 3 maanden komt ze terecht bij een andere psychoanalyticus. Op diens advies laat Ellens man haar een tijd alleen, maar kort daarop doet ze een eerste suïcidepoging met slaaptabletten. Een maand later, als Karl weer bij haar is, volgt een tweede zelfmoordpoging. In haar dagboek schrijft Ellen vooral over haar angsten (angst om te eten, angst voor de honger, angst voor de angst) en over de ontgoocheling van de psychoanalyse (ze kan de geboden verklaringen wel begrijpen, maar gevoelsmatig doet het haar niets). Als daarop de zelfmoorddreiging blijft toenemen en de analyticus desondanks niets onderneemt, laat Karl haar opnemen op een afdeling interne geneeskunde. Ze komt er aanvankelijk tot rust en eet beter; vanuit de kliniek hervat ze haar studie en vervolgt ze haar analyse. Na enkele weken verslechtert haar stemming. De in consult geroepen Emil Kraepelin stelt de diagnose melancholie, maar de analyticus is het hiermee niet eens. De internist acht verder verblijf in de kliniek noodzakelijk, maar de analyticus raadt haar aan de kliniek te verlaten. Ellen voelt zich compleet gevangen. De internist verbiedt dan voortzetting van de psychoanalyse en stelt, mede op aanraden van Kraepelin, een opname in het Bellevue voor, waarmee zij en haar man instemmen.
tijdschrift voo r p s y c h i a t r i e 4 5 ( 2 0 0 3 ) 1 2
In Binswangers kliniek blijft Ellen in totaal 2,5 maanden; al die tijd vindt ook haar man daar een onderkomen. In die periode worstelt ze met eetbuien, preoccupaties met voedsel en zware depressieve stemming. Steeds nadrukkelijker uit ze haar doodswens. Binswanger ziet zich vooral voor een diagnostisch probleem geplaatst: volgens Kraepelin gaat het om melancholie, maar de analyticus spreekt van dwangneurose met manischdepressieve stemmingen. Zelf komt Binswanger tot de conclusie ‘schizofrene psychose’ (schizophrenia simplex). Gezien dit echter hoop op genezing uitsluit en de echtgenoot Ellen daarom mee naar huis wil nemen, bespreekt Binswanger de ‘grote verantwoordelijkheid’ van deze beslissing, omdat ‘ontslag uit de inrichting onherroepelijk een suïcide zou betekenen’. Daarom wordt eerst een speciaal concilie georganiseerd met Eugen Bleuler en nog een andere psychiater. De eerste bevestigt de diagnose schizofrenie en de tweede heeft het over een psychopathische constitutie. ‘Beide heren sluiten zich geheel bij mijn prognose aan en wijzen het therapeutisch nut van internering nog duidelijker van de hand dan ikzelf’, schrijft Binswanger. Ellen, ‘zichtbaar opgelucht’ door deze conclusie, verklaart ‘haar leven nu in eigen hand te willen nemen’. De draagwijdte van deze woorden zijn inmiddels bekend ... Vooral na de vermelde Engelse vertaling kreeg Ellen West ruime bekendheid en werd Binswangers relaas door velen geciteerd en becommentarieerd. De kritiek kwam vanuit diverse hoeken: psychoanalytische, cliëntgerichte, systeemtheoretische en feministische. En grote namen bogen zich over de casus, zoals Phyllis Chessler, Michel Foucault, Ronald Laing, Salvador Minuchin en Carl Rogers. Voor een bespreking van de reacties verwijs ik naar Ellen West. Een geval van anorexia nervosa met boulimie (Vandereycken & Van de Loo 1992). Daarin is ondermeer aangetoond dat het hier diagnostisch zonder twijfel om een eetstoornis gaat en dat Ellen West een prototype is van een patiënt met anorexia nervosa met secundaire boulimie (periodiek ook te beschouwen als boulimia nervosa). Vooral door het dramatische 3
w. vandere y c k e n
slot riep de gevalsbeschrijving vele vragen op over de rol van Ellens echtgenoot en de betrokken artsen, en meer bepaald de werkwijze van de psychoanalytici en van Binswanger zelf. Waarom bleef deze zo hardnekkig vasthouden aan de diagnose van schizofrenie met als implicatie ‘ongeneeslijk’? Ofschoon het me eerst moedig leek een casus met tragisch einde te presenteren, geraakte ik er steeds meer van overtuigd dat Binswanger met zijn diagnostische, therapeutische en daseinsanalytische visie op Ellen West zich wilde rechtvaardigen en van schuld vrij pleiten. Het bleef een speculatie tot er nieuwe documentatie opdook. Op grond van het door Hirschmüller (2003) verzamelde archiefmateriaal kan de gepubliceerde casus op cruciale punten worden aangevuld en gecorrigeerd, al duiken nieuwe vragen op. Hieronder worden de belangrijkste gegevens besproken die een nieuw licht werpen op de casus. de psychoanalytici De eerste analyticus bij wie Ellen West in therapie gaat, blijkt de bekende Duitse psychiater Viktor Emil von Gebsattel te zijn. In februari 1920 start de 37-jarige Von Gebsattel zijn psychoanalyse van Ellen. Voorheen gepromoveerd als psycholoog, heeft hij dan pas zijn opleiding als psychiater in München achter de rug en moet hij zelf nog in leeranalyse gaan. Als hij Ellen – via bemiddeling van een gemeenschappelijke vriendin – in analyse neemt, is hij in feite op dat terrein nog een dilettant. Ellen heeft erg veel vertrouwen in hem en in de psychoanalytische methode, waarover ze zich trouwens zelf informeert. Geleidelijk nemen haar twijfels echter toe en in augustus, kort na haar 33ste verjaardag, komt er een einde aan de analyse: ‘door externe oorzaken’, aldus Binswanger in zijn artikel. Die ‘externe oorzaken’ blijken erg bizar te zijn: Von Gebsattel verliest zijn geloof in de psychoanalyse nadat hij onder de indruk kwam van de theorieën over religie en seksualiteit van een ‘prediker’, Leonhard Stark, die een nieuw christendom verkondigt (door anderen al spoedig als ‘grootheidswaanzin’ om4
tijdschrift v o o r p s y c h i a t r i e 4 5 ( 2 0 0 3 ) 1 2
schreven). Von Gebsattel brengt Ellen in contact met deze Stark: aanvankelijk onder de indruk is ze na enkele gesprekken ontgoocheld. Nu zit ze in twijfel of ze een nieuwe analyse zal aanvatten – ze krijgt enkele namen van Von Gebsattel, die zelf kort daarna naar Berlijn vertrekt om in leeranalyse bij Hanns Sachs te gaan. Als hij in 1943 op verzoek van Binswanger retrospectief bericht over zijn therapie – in een korte, koel afstandelijke brief vol diagnostische bespiegelingen – rept hij met geen woord over het beëindigen van de therapie! Reeds een paar weken na het eindigen van de eerste analyse zoekt Ellen West contact met een nieuwe analyticus, dr. Hans von Hattingberg, die ze al informeel kende (een ‘vriend des huizes’). Hij is op dat ogenblik al meer dan 6 jaar werkzaam in München als ‘Facharzt für Psychotherapie’ en actief in de psychoanalytische beweging (o.m. lid van de Wiener Psychoanalytischer Verein). Wellicht daarom schrijft Binswanger in zijn artikel: ‘De tweede analyticus staat dichter bij de orthodoxe analyse dan de eerste’. Met veel enthousiasme begint Ellen in oktober 1920 aan de analyse. Zoals bij de eerste analyse woont ze tijdelijk in München waar Karl bij haar blijft, maar Von Hattingberg verzoekt de man Ellen alleen te laten en naar huis terug te keren. Twee dagen later neemt ze een overdosis slaappillen die ze ’s nachts uitbraakt. ‘De analyticus hecht geen betekenis aan deze poging en zet de analyse voort’, schrijft Binswanger. Dit verloopt de volgend weken erg wisselvallig. In haar dagboek – advies van haar analyticus – heranalyseert Ellen de sessies en al snel treden tekenen van een emotionele band (overdracht?) op, zoals een droom waarin ze met haar therapeut slaapt. Maar hoop maakt snel plaats voor ontgoocheling en pessimisme. Op 6 november is Karl weer bij haar en de volgende dag neemt ze opnieuw een overdosis medicijnen. Gezien de toenemende zelfmoorddreiging komt ze dan terecht op de afdeling interne geneeskunde. Von Hattingberg onderlijnt evenwel tegenover de echtgenoot dat er geen reden tot pessimisme is. Eind december schrijft Ellen in haar dagboek: ‘Het enige
het psychiatri s c h t e s t a m e n t v a n e l l e n w e s t
besluit, dat ik uit de ervaringen van de laatste tijd trekken kan, is een einde aan mijn leven te maken’. Op dat ogenblik is haar analyticus 10 dagen afwezig (kerstvakantie) en in die periode wordt de overplaatsing naar Binswangers kliniek beslist. Bij zijn terugkeer staat Von Hattingberg voor een voldongen feit. In een brief aan Binswanger schrijft hij dat de analyse werd afgebroken ‘door een gecombineerde tegenwerking’ van de echtgenoot en enkele artsen, maar ook door de ‘overdrachtsweerstand’ van Ellen zelf. In de uitvoerige ziektegeschiedenis heeft hij het over duidelijke overdrachtsreacties, zoals die keer dat zij plots op zijn schoot kwam zitten en hem zoende. Dan vermeldt hij Ellen kort voor kerstmis gezien te hebben, als zij samen met haar man een lezing van de eerder vermelde Stark bijwoonde...! ‘Ze zat toen direct achter mij en vlijde zich vrij opvallend tegen mij, hetgeen de man mijns inziens bemerkt heeft’. Een pittig detail uit het dagboek van Ellens echtgenoot: op kerstavond wordt bij hen thuis een plant afgegeven, van de analyticus! Volgens Von Hattingberg hield de echtgenoot onbewust Ellens depressiviteit in stand en zou de man meermaals gevraagd hebben of het niet beter zou zijn zijn vrouw gif te geven. Bij hun laatste ontmoeting (voor zij naar Bellevue vertrok) zou Ellen afscheid hebben genomen met de woorden: ‘Ik kom slechts gezond terug – bij u kan ik niet ziek zijn – dan doen we iets plezierigs samen’. Aan het slot van zijn brief onderlijnt de analyticus dat hem ‘veel aan dit geval gelegen is’ en aan haar uiteindelijke genezing, want ‘deze vrouw moet te helpen zijn’. Bij het ontslag uit Bellevue richt Binswanger een schrijven aan Von Hattingberg, waarop deze een merkwaardig antwoord schrijft dat volkomen verschilt van zijn ‘verwijsbrief’ drie maanden tevoren. Hij vermeldt eerst een vroeger bericht van Binswanger, dat hem ‘innerlijk aan het wankelen bracht’ (vermoedelijk duidt hij op de diagnostische vraag), maar nu is hij overtuigd van de ‘ongeneeslijkheid’. Hij ziet ook in dat de ‘bijzonder sterke persoonlijke interesse in de patiënte’ hem deed vasthouden aan het idee van ‘de
tijdschrift voo r p s y c h i a t r i e 4 5 ( 2 0 0 3 ) 1 2
geneesbare dwangneurose’: ‘Ik wilde helpen en moest daarom zo denken’. Hij begrijpt dan ook ten volle Binswangers beslissing (wat deze hem precies schreef weten we niet, maar vermoedelijk gaat het om de ontslagbeslissing met vermelding van het suïcidegevaar): hij zou ook zo gehandeld hebben, hoe spijtig het ook is. Tot slot drukt hij de wens uit met Binswanger van gedachten te kunnen wisselen over psychotherapie, omdat slechts weinig psychotherapeuten met kritiek naar buiten durven komen: ‘Per slot van rekening is therapie zonder optimisme onmogelijk’. Deze brief dateert van 2 april, 2 dagen voor Ellen West zich van het leven benam. de zelfdoding Uit het door Hirschmüller verzamelde materiaal is vooral het levenseinde van Ellen West nauwkeurig te reconstrueren. Ze was haar opname in Bellevue wel hoopvol gestart, maar met meer reserve dan ze destijds aan haar ambulante therapieën begon. Over Binswanger schrijft ze aan haar ouders: ‘Zeker, hij verstaat mijn ziekte helemaal, maar dat had G. [Von Gebsattel] ook gedaan. Nu wil ik eerst afwachten en zien of hij ze genezen kan’. Binswanger maakt meteen duidelijk dat hij geen psychoanalyse bij haar zal toepassen, omdat dit bij een melancholie geen nut heeft. Hij zal haar dagelijks tweemaal zien en moed inspreken. ‘De rest moet de tijd doen; tijd en rust’. Na enkele weken neemt de twijfel toe en slaat snel om in wanhoop. In een brief aan haar schoonmoeder, op 18 maart 1921, heeft ze het over een ongeneeslijke geestesziekte. Op dat moment weet ze dat Binswanger zelf met vragen zit: ‘Einde volgende week komen Bl. uit Zürich en Ho. uit Freiburg voor een consult. Tot dan wil ik op mijn tanden bijten en afwachten hoe hun diagnose en prognose zal luiden. Ik geloof dat enkel een wonder me redden kan; en wonderen bestaan niet’. Op 22 maart lezen we in haar dagboek: ‘De dood is voor mij een noodzaak geworden. Slechts in de dood kan ik de vrede vinden, waar ik in mijn leven vergeefs naar gehunkerd heb’. 5
w. vandere y c k e n
Uit Binswangers artikel wisten we dat hij Eugen Bleuler (een schizofreniespecialist) en een ‘buitenlandse psychiater’ om advies had gevraagd. Inmiddels weten we dat die tweede psychiater Alfred Hoche uit het Duitse Freiburg is. Op 24 maart heeft het concilie plaats in Bellevue, maar uit de documenten is niet op te maken of beide psychiaters ook Ellen persoonlijk hebben gesproken. Evenmin weten we wat achteraf aan haar gezegd is. Wel wordt ze op de hoogte gebracht van de conclusie ‘dat aan het aandringen van de patiënte op ontslag uit de kliniek gehoor moest worden gegeven’. Binswanger noteert daarop: ‘Patiënte was door het resultaat van het consult zichtbaar opgelucht’. Zelf schrijft Ellen op 26 maart aan haar ouders over de melancholie die langzaam van haar afglijdt, en dat het verblijf in het sanatorium geen nut meer heeft. Op 30 maart vertrekt het echtpaar uit Bellevue. Ellen schrijft afscheidsbrieven. Ze vraagt haar man vergiffenis voor al het leed dat ze hem aan deed en dankt hem voor alle liefde die ze van hem kreeg. ‘Geliefde, geliefde, ik zou verder strijden als het zin had, maar het heeft geen zin’. Ze geeft dan enkele instructies voor haar begrafenis en de verdeling van haar bezittingen (ze vraagt Karl iets naar zijn keuze aan Von Gebsattel te geven; andere artsen worden niet vermeld). In een korte nota, zondag 3 april, spreekt ze van het gif dat ze al lange tijd bij zich heeft: ‘Als je me zou vinden eer ik dood ben, dan smeek ik je me niet weer tot leven te laten wekken’. In een briefje van maandag 4 april noteert ze dat ze Karl vanavond stiekem een slaappil zal geven. ‘Ik zal Luminal en Veronal nemen en mij Morphium inspuiten. Dat alles tesamen moet baten! God geve dat ik niet meer wakker word.’ Dit laatste briefje is vermoedelijk geschreven om haar man vrij te pleiten in geval van mogelijke beschuldiging van hulp bij zelfdoding. Want de ware toedracht van haar suïcide is bekend uit de briefwisseling tussen Karl en Binswanger. Een paar dagen na haar overlijden bericht Karl in een brief over de laatste levensdagen van zijn vrouw en het is grotendeels dit relaas dat 6
tijdschrift v o o r p s y c h i a t r i e 4 5 ( 2 0 0 3 ) 1 2
Binswanger in het slot van zijn gevalsbeschrijving heeft overgenomen. Hij vermeldt echter niet de passage waarin Karl beschrijft hoe Ellen in zijn bijzijn het gif in haar thee doet! Karl schrijft verder over de troost die hij vindt in het feit dat hij haar bij zo’n ‘vreedzame dood’ heeft kunnen helpen. ‘En hoe alles verlopen zou zijn als wij U niet gehad hadden, beste Heer Doctor, dat durf ik niet te denken’. Hij onderlijnt dan nog hoe dankbaar Ellen en hij hem zijn. Binswanger antwoordt direct. Hij had op dit bericht gewacht en voelt zich nu gerust: ‘Ik heb nu eerst echt het gevoel, dat we zo handelen moesten’. Hij vraagt ook nog meer gegevens ‘over aard en dosis van de middelen’. In zijn antwoord geeft Karl dan gedetailleerde informatie. Voor de levensverzekering heeft de huisarts als doodsoorzaak ‘Zelfmoord door LuminalMorfine-vergiftiging ten gevolge van geestesziekte’ vermeld. Hoeveel details Binswanger heeft prijs gegeven aan de in consult geroepen psychiaters weten we niet, maar hij brengt ze op de hoogte van de suïcide. Hoche reageert dat hulp bij zelfmoord niet strafbaar is, omdat zelfmoord niet strafbaar is! Bleuler schrijft: ‘De echtgenoot schijnt uit onze opvattingen angstaanjagend realistisch de consequenties getrokken te hebben.’ die unvollendete ... Op 28 maart 1967 schrijft Karl West een brief aan de zoon van Ludwig Binswanger (deze laatste was het jaar daarvoor overleden). Hieruit blijkt dat hij nu pas en eerder toevallig van Binswangers gevalsbeschrijving van zijn echtgenote op de hoogte is geraakt! Hij rekent het diens vader dan ook erg aan ‘dat hij mij van deze studie nooit iets meegedeeld heeft. Hij wist dat het de wens van mijn vrouw was, dat ooit haar ziektegeschiedenis wetenschappelijk uiteengezet zou worden. Ook kende hij mij goed genoeg om te weten dat ik als psychiatrische leek niet veel daarvan zou verstaan en wellicht door de naakte weergave van de feiten me enigerwijs benauwd kon voelen’. Deze verrassende ontboezeming roept weer nieuwe vragen op, zeker als men het vergelijkt met het schrijven
het psychiatri s c h t e s t a m e n t v a n e l l e n w e s t
dat Binswanger senior richtte aan Karl West, toen deze hem in 1961 gefeliciteerd had met zijn tachtigste verjaardag: ‘U heeft me met uw vriendschappelijke gelukwens wel een heel bijzondere vreugde verschaft. U en uw vrouw staan blijvend in mijn herinnering. De beslissing destijds was een der pijnlijkste in mijn leven. Ik beschouw ze echter ook vandaag nog als juist ondanks toegenomen ervaring. Daarbij denk ik steeds aan uw ongewone begrips- en vertrouwensvolle medewerking’. Tussen Binswanger en Karl West was een persoonlijke band gegroeid tijdens het verblijf in Bellevue. Ze zagen elkaar dagelijks en musiceerden samen in huize Binswanger. Uit het archiefmateriaal blijkt ook dat Binswanger in zijn gevalsbeschrijving veel gebruik heeft gemaakt van notities van Karl. Maar hoe kan je van een ‘vertrouwensvolle samenwerking’ spreken als de echtgenoot niet eens wist dat zijn zeer persoonlijke documentatie gebruikt werd voor een publicatie?! Het is een van de vele vragen waarmee ik achter blijf. Waarom heeft Binswanger dit verhaal een kwarteeuw na de feiten zo te boek gesteld? Waarom gaf hij haar zo snel op? Welke rol heeft de echtgenoot hierbij gespeeld? En hoe zat het met de tegenoverdracht van de psychoanalytici? De ene maakte een existentiële crisis door en de andere raakte verstrikt in een geërotiseerd drama van aantrekken en afstoten. Wat hadden we voor Ellen kunnen doen met de moderne antidepressiva? Worstelde ze misschien met een onverwerkt trauma? Of weten we er geen raad mee en zorgt een borderline-diagnose voor ‘verschoning’? Is suïcide te voorkomen of denken we aan euthanasie? Zo zit het verhaal van Ellen West vol tragische paradoxen. Wat een levenskracht ademt ze uit, om vervolgens te stikken in de levensonmacht. Bezielend en verlammend tegelijkertijd. De energie van de tragiek. Die Unvollendete... In het licht van dit alles blijft Der Fall Ellen West intrigerend, maar met een bittere nasmaak. Bij het overpeinzen van de vele onbeantwoorde vragen kwam me de karikatuur voor ogen uit Van vastenwonder tot magerzucht. Anorexia nervosa in his-
tijdschrift voo r p s y c h i a t r i e 4 5 ( 2 0 0 3 ) 1 2
torisch (Van Deth & Vandereycken 1988). Met een knipoog naar de ‘anatomische les’ van Rembrandt illustreert de cartoonist de ‘uitdoktering’ van anorexia nervosa: een groep artsen zit peinzend gebogen over het uitgemergelde lichaam van een vrouw, terwijl een van hen – de ‘professor’? – uitleg geeft. Mannelijke artsen ‘ontleden het geval’. Het had Ellen West kunnen zijn: Binswanger geeft toelichting en rond de lijkschouwingstafel zitten Von Gebsattel, Von Hattingberg, Kraepelin, Bleuler, Hoche, een onbekende gynaecoloog en een internist. Ik zit er ook naar te staren en met mij vele anderen. Ook u, lezer, heb ik nu tot toeschouwer gemaakt. Misschien bent u ook geïntrigeerd geraakt en heeft u nieuwe hypothesen of zou u het anders aanpakken. Mij verbaast het geenszins hoe velen gefascineerd werden door Ellen West, tijdens en na haar leven. ‘Na haar leven’? Ik heb het gevoel dat Ellen nog steeds voortleeft en ons uitdaagt haar te begrijpen, haar te redden. Ze liet ons een levensverhaal na als een psychiatrisch testament dat nog uitgevoerd moet worden. [dankbetuiging] Met dank aan dr. Katrien Libbrecht voor gegevens over de brief van Karl West aan de zoon van Ludwig Binswanger. literatuur Binswanger, L. (1944/1945). Der Fall Ellen West. Eine anthropologisch-klinische Studie. Schweizer Archiv für Neurologie und Psychiatrie, 53, 255-277; 54, 69-117; 54 330-360; 55, 16-40. Binswanger, L. (1957). Schizophrenie. Pfullingen: Neske. Binswanger, L. (1958). The case of Ellen West. An anthropologicalclinical study (W.M. Mendel & J. Lyons, Vert.). In R. May, E. Angel & H.F. Ellenberger (Red.), Existence: A New Dimension in Psychiatry and Psychology (pp. 237-364). New York: Basic Books. Binswanger, L. (1994). Ausgewählte Werke. Band 4. Der Mensch in der Psychiatrie. Heidelberg: Asanger Verlag. Deth, R. van, & Vandereycken, W. (1988). Van vastenwonder tot magerzucht. Anorexia nervosa in historisch perspectief. Meppel: Boom. Hirschmüller, A. (Red). (2003). Ellen West – Eine Patientin Ludwig Binswangers zwischen Kreativität und destruktivem Leiden. Heidel-
7
w. vandere y c k e n
berg-Kröning: Asanger. Vandereycken, W., & van de Loo, K.J.M. (Red.). (1992). Ellen West. Een geval van anorexia nervosa met boulimie. Amsterdam: Candide. auteur w. vandereycken is hoogleraar psychiatrie aan de Katholieke Universiteit Leuven en werkzaam als afdelingshoofd in de Psychiatrische Kliniek Broeders Alexianen in Tienen. Correspondentieadres: prof.dr. W. Vandereycken, Liefdestraat 10, 3300 Tienen, België. E-mail:
[email protected] Geen strijdige belangen meegedeeld. Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd op 19-6-2003.
summary The psychiatric testament of Ellen West – W. Vandereycken – The case of Ellen West by Ludwig Binswanger ranks as one of the classics in psychiatric history. A talented young lady, Ellen West, was suffering from anorexia nervosa and bulimia. Her psychiatrists declared her to be ‘schizophrenic’and abandoned their attempts at treatment. She thereupon committed suicide. Recently it has become possible to access new source material which casts completely new light on the story. The new material gives us a much clearer picture of why psychotherapy failed and reveals that Ellen in fact received assistance in committing suicide. This essay contains some of my personal reflections on this intriguing case. [tijdschrift voor psychiatrie 45(2003)12, 000-000]
key words Binswanger, case study, history, suicide
8
tijdschrift v o o r p s y c h i a t r i e 4 5 ( 2 0 0 3 ) 1 2