Liza Marklund
Het testament van Nobel Uit het Zweeds vertaald door Ina Sassen
de geus
Derde druk Oorspronkelijke titel Nobels testamente, verschenen bij Piratförlaget Oorspronkelijke tekst © Liza Marklund 2006 Published by agreement with Bengt Nordin Agency, Sweden Eerste Nederlandstalige uitgave © Ina Sassen en De Geus bv, Breda 2007 Deze editie © De Geus bv, Breda 2011 Omslagontwerp Mijke Wondergem Omslagillustratie © Getty Images/Ian Sanderson isbn 978 90 445 1849 8 nur 331 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl
Donderdag 10 december Nobeldag De vrouw die The Kitten werd genoemd, voelde het gewicht van het wapen heen en weer bewegen onder haar rechteroksel. Ze gooide haar sigaret op de grond, tilde haar rok op en vermorzelde de peuk zorgvuldig onder de zool van haar open pump. Een knappe jongen die daar dna op weet te vinden. Het Nobelfeest in de banketzalen van het Stadshus was nu drie uur en negenendertig minuten aan de gang. Het bal was begonnen, hier buiten in de kou kon ze de muziek net horen. The target had de tafel beneden in de Blauwe Hal verlaten en was de trap opgelopen naar de Gouden Zaal. Het sms’je dat ze zojuist had ontvangen, verschafte haar de positie van het doelwit, voor zover die exact kon zijn onder deze omstandigheden. Ze slaakte een zucht en merkte hoe geërgerd ze was, ze gaf zichzelf een mentale draai om de oren. Dit was een klus die de hoogste concentratie vergde, er was hier geen ruimte voor existentieel gepieker of overwegingen over alternatieve carrièrepaden, er moest potverdorie gepresteerd worden. Ze dwong zichzelf te focussen op wat komen ging, zich te concentreren op de route die ze uitentreuren had geoefend in haar hoofd, totdat ze het helemaal zat was, maar tegelijkertijd zeker wist dat ze haar taak tot een succesvol einde zou brengen. Daarom liep ze nu verder met kleine en weloverwogen pasjes, een twee drie; door de dunne zolen van haar pumps kon ze gruis en strooizout duidelijk voelen. De temperatuur was gedaald tot onder het vriespunt en er had zich wat ijs gevormd op de grond, een scenario waarop ze had gehoopt, maar dat ze niet voor vanzelfsprekend had kunnen aannemen. Door de kou kromp ze wat ineen, werden haar wangen bleek en gingen haar ogen tranen. Het was prima als ze rood werden. 7
De geüniformeerde politieagenten met hun gele vesten aan stonden waar ze hoorden te staan, twee aan weerszijden van de poort die de hoofdingang vormde van het Stadshus van Stockholm. Ze kalibreerde haar innerlijke kracht. Het was tijd voor post nummer een, bleek en mooi, koud en verkleumd, de mobiele telefoon in de hand. Tamtatada, het is showtime! Vanaf de straat liep ze onder de poort door, terwijl een groepje opgewekte Staatsburgers vanaf de andere kant kwam aanstrompelen. De stemmen van de mensen klaterden in de koude lucht, hun tevreden geschater werd teruggekaatst door de muren. De indirecte verlichting van de gevel wierp schaduwen over de opgeruimde gezichten en keurig verzorgde kapsels. Ze sloeg haar blik neer en bereikte de eerste politieman op hetzelfde moment dat een van die opgeruimde heren om een taxi begon te roepen. Toen de smeris aanstalten maakte om haar aan te spreken, begon ze met haar armen te zwaaien en deed ze alsof ze uitgleed. De agent reageerde zoals verwacht instinctief, als een gentleman ving hij haar zwaaiende arm op (haar bleke, mooie, verkleumde arm), beschaamd mompelde ze iets in onverstaanbaar Engels, trok de koude hand terug en glibberde verder in de richting van de hoofdingang, drieëndertig afgepaste stapjes. Mijn hemel, wat is dit simpel, dacht ze. Dit is beneden mijn waardigheid. Het geplaveide Burgerhof stond vol geparkeerd met limousines met getinte ruiten, aan de rand van haar blikveld ontwaarde ze een paar medewerkers van de beveiligingsdienst. Mensen stroomden het gebouw uit, hun met alcohol doordrenkte adem hing als puntzakken voor die zure monden, het flauwe licht van de fakkels wierp groteske schaduwen op hun gezichten. Recht voor haar, achter de auto’s en de tuin, glansde het zwarte water van het Mälarmeer. Ze trippelde verder naar post nummer twee, de entreedeuren naar de Blauwe Hal. Een Seniorstaatsburger blokkeerde de doorgang, waardoor ze niet verder kon. De Burger ging opzij om een 8
clubje blauwharige ladies erlangs te laten die achter hem aan kwamen hobbelen, ze moest haar woorden inslikken, en huiverend in de kou blijven wachten, totdat die fossielen het Burgerhof op waren geslenterd. Een aangeschoten gentleman zei iets opdringerigs toen ze met haar mobieltje in de hand de garderobe binnenglipte, maar ze negeerde hem, ze liet hem links liggen, het ging werkelijk geweldig, ze was aangeland bij post nummer drie. Annika Bengtzon stond op van tafel nummer vijftig en haar tafelheer, de redactiechef van het tijdschrift Science, trok haar stoel naar achteren. Ze merkte dat ze niet helemaal vast op haar benen stond, haar sjaal dreigde op de grond te glijden en ze trok hem wat steviger om haar onderrug. Wat waren hier veel mensen, wat een wervelende kleuren overal. Vanuit haar ooghoek zag ze de permanente secretaris van de Zweedse Academie zich langs haar tafel haasten, een leuke vent was dat. ‘It’s been a pleasure’, zei de redactiechef en hij kuste haar hand, voordat hij in het feestgedruis verdween. Annika glimlachte beleefd, misschien had ze hem voor het hoofd gestoten toen ze aangaf dat ze niet met hem wilde dansen. Ze friemelde wat aan haar sjaal en keek hoe laat het was, ze hoefde eigenlijk nog niet terug naar de redactie. Anders Wall, de baas van TV Zweden, passeerde haar met zijn vrouw, hij ging de andere kant op. Ineens merkte ze dat iemand vlak achter haar ging staan, ze sloeg haar blik op en keek in de ogen van Bosse, de speciale verslaggever van de Concurrent. ‘Hoeveel sterren krijgt het voorgerecht?’ vroeg hij zacht met zijn mond vlak bij haar oor. ‘Vier doodshoofden’, zei Annika, terwijl ze onbeweeglijk bleef staan, met haar blote schouder tegen het jasje van zijn rokkostuum. ‘Hoeveel punten krijgt het decolleté van Madeleine?’ ‘Twee meloenen’, zei Bosse. ‘Het dankwoord van de man die de Nobelprijs voor de geneeskunde heeft gekregen?’ ‘Acht slaappillen …’ 9
‘Mag ik?’ Hij boog ietwat gemaakt, Annika keek snel om zich heen of die vent van Science ook in de buurt was. Daarna knikte ze. Stopte snel haar elegante avondtasje in haar grote tas en hing die over haar schouder. De mooie sjaal van haar oma rustte op haar onderarmen, haar rok knerpte. Bosse pakte haar hand en voerde haar naar de trap die leidde naar het bal in de Gouden Zaal. Ze laveerden tussen tafels, bloemen en kristallen glazen door. Annika had zo weinig mogelijk wijn gedronken, ze had alleen maar geproefd om de verschillende soorten een cijfer te kunnen geven, hetgeen een regelrechte belediging van de lezers was, aangezien ze geen bal verstand had van wijn. Desondanks voelde ze zich een beetje dronken, een fractie te licht in het hoofd. Toen ze de trap bereikt hadden en naar boven liepen, nam ze Bosse bij de arm. Met haar andere hand tilde ze haar rok op. ‘Ik ga van de trap vallen’, mompelde ze. ‘Ik kukel op m’n gat, rol naar beneden en sla de benen onder een van de partijleiders vandaan.’ ‘Er is nog nooit iemand van deze trap gevallen’, zei Bosse. ‘Toen hij gebouwd werd, dwong Ragnar Östberg zijn vrouw om zeven dagen op rij in een avondjurk naar boven en weer naar beneden te lopen, waarbij hij de treden afpaste, zodat hij zeker wist dat men erop zou kunnen schrijden en nooit zou vallen. De trap heeft sindsdien goede diensten gedaan, maar zijn vrouw kon er op het laatst niet meer tegen en vroeg een echtscheiding aan.’ Annika schaterde, iets te luid en iets te hartelijk. Nog even en ze zou het feest moeten verlaten om terug te gaan naar de krant om haar artikel te schrijven. Nog even en de betovering was verbroken, nog even en haar zwierige lange avondgewaad veranderde in een shirtje van H&M en een polyesterrok die zo statisch was dat je hem als stofzuiger kon gebruiken. ‘Eigenlijk is het idioot dat we hierbij mogen zijn’, zei ze. Bosse legde haar hand op zijn arm en voerde haar de laatste treden van de trap op, net zoals de winnaar van de Nobelprijs voor 10
de scheikunde zojuist met de koningin had gedaan. Ze bereikten het langgerekte balkon boven de Blauwe Hal, een tafel met drankjes bij de deuren naar de Gouden Zaal maakte de doorgang krap, het was lastig om erlangs te komen. ‘Een afzakkertje?’ vroeg Bosse, maar ze schudde haar hoofd. ‘Een dans,’ zei ze, ‘daarna moet ik ervandoor.’ Ze stapten de Gouden Zaal binnen, die fantastische feestzaal, waarvan de muren bedekt waren met mozaïeken en andere kunstwerken van echt goud. Het orkest speelde, maar Annika hoorde de muziek niet, het was er één zee van geluid. Het enige wat telde was dat zij hier was en dat Bosse zijn hand op haar rug legde en dat ze rond en rond en rond zwierde, terwijl een gouden mozaïek door haar blikveld wervelde. Kruisgewelven onder het dak, kalksteen op de vloer, de vrouw die The Kitten werd genoemd, bevond zich nu in het hoofdgebouw. Zijde ritselde en spande om verzadigde tailles, stropdassen schuurden tegen rode nekken. Ze bewoog zich onopgemerkt voort tussen de andere avondjurken, hoefde niet om zich heen te kijken. De afgelopen maanden had ze deelgenomen aan verscheidene rondleidingen door alle zalen en galerijen van het Stadshus, waarbij een gids uitleg gaf in drie talen. Ze had foto’s gemaakt en de arena nauwgezet bestudeerd, ze had proefgelopen en was proefuitgegleden, ze kende de lengte van haar stappen en de manier waarop ze ademhaalde. Het was een gaaf pandje, dat moest ze toegeven. De architectuur van deze locatie was het grootste pluspunt van deze opdracht. Twaalf stappen naar de Blauwe Hal. Ze bleef staan onder de zespuntige sterren van de zuilengalerij en zette zich schrap tegen de duizelingwekkende afmetingen van de zaal beneden, 1.526 ietwat asymmetrische vierkante meters, het diner was ten einde, de mensen verdrongen zich op de marmeren vloer, kaarslicht weerkaatste in de duizenden glazen. De koning en koningin hadden de zaal verlaten en de beveiligingsmensen 11
vanzelfsprekend ook. Ze stond zichzelf een kort moment van overpeinzing toe, realiseerde zich dat ze liever aan het diner had deelgenomen dan dat ze haar taak vervulde. Het culinaire thema was Scandinavische windstreken, wat op zich tamelijk weerzinwekkend klonk, maar de manier waarop de tafels gedekt waren, beviel haar wel. Verdomme, dacht ze, ik moet een ander tijdverdrijf zien te vinden. Hoe dan ook. Post nummer vier. Naar rechts, smalle schouders, vluchtige blik. Ze stapte weg van de paarsgewijs gepositioneerde granieten pilaren en zette koers naar de trap, tien treden op haar hoge hakken. Ze kon de muziek in de Gouden Zaal nu duidelijk horen en die muziek mocht nu niet ophouden. De volgende seconde stond een man voor haar die iets onbegrijpelijks zei, ze bleef staan en deed een stap opzij, daarna nog een. Het heerschap liet haar er niet langs, ze moest zich langs hem dringen, daarna liep ze snel de trap op, tweeënveertig traptreden, dertien centimeter hoog en negenendertig centimeter diep. Daarna het langgerekte balkon, de galerij van de Blauwe Hal met zeven deuren naar de Gouden Zaal, zeven deuren naar de kunstwerken die zich daar bevonden, naar de Mälarkoningin en Sint-Erik. Dancing close to st erik. Ze liep verder, baande zich een weg, efficiënt nu, warm en snel, langs deuren en nog eens deuren, totdat ze bij de allerlaatste aankwam, de muziek was nu luider, wisseling van toonsoort, het einde was in zicht en ze bewoog zich regelrecht tussen de mensen, de dansende Staatsburgers van Zweden. Nu moest ze zich verdorie echt concentreren. Voor de allereerste keer tijdens deze klus, voelde ze die oude vertrouwde kriebels, die sprankelende roes die haar zintuigen scherpte, de overweldigende bevrediging. De miljoenen mozaïekstukjes schitterden haar tegemoet, sneden in haar bewustzijn, ze keek om zich heen, de muzikanten bij die lelijke Mälarkoningin 12
aan de andere kant van de zaal maakten zich op voor het crescendo. Haar blik vloog razendsnel over kleren en mensen, moet het doelwit nú vinden. En daar was het. Precies daar, perfect op de lijn van post nummer vijf naar post nummer zes, dansend, hotsend, ha! Negentig seconden vanaf nu. Ze drukte op verzenden, het sms’je naar haar wing man was weg, ze hief haar rechterarm op, deed haar avondtasje open en liet haar telefoontje erin glijden, tastte naar het pistool. Op hetzelfde moment werd ze aangestoten door een lachende persoon die zich direct links van haar bewoog, wel potverdorie! De vloer helde een beetje over, ze raakte uit balans en deed nog een ongeplande stap, voelde hoe haar hak wegzonk in menselijk weefsel en haar elleboog een rib raakte, daarna hoorde ze een gil in haar oor. Het geluid kwam zo onverwacht dat ze opkeek, ze keek in een paar zwaar opgemaakte ogen, die irritatie en pijn uitdrukten. Shit! Fuck! Snel rukte ze haar blik los en deed de laatste stappen. Het wapen voelde zwaar en stabiel in haar hand, het voelde goed, de concentratie die haar eindelijk, éíndelijk in bezit nam, vernietigde de geluiden om haar heen, ze was rustig en helder. Richtte haar tasje op het dansende paar, richtte op het been van de man, het eerste schot. Het geluid was nauwelijks waarneembaar, de terugstoot mild. De man, die de vrouw aan het zicht had onttrokken, zakte op zijn knieën. Ze hief haar tasje op, richtte het op het hart van de vrouw en drukte af, het tweede schot. Haar hand liet het wapen los, het kapotgeschoten tasje mocht weer aan zijn schouderbandje bungelen, ze verplaatste haar blikveld naar de eiken deur, acht stappen naar de eiken deur, die de volgende post symboliseerde, een twee drie vier vijf zes (nu kwam de schreeuw) zeven acht, gearriveerd. Zonder problemen trok ze de deur open, die geluidloos achter haar dichtviel, vier stappen naar de keukenlift, twee verdiepingen naar beneden en daarna 13
drie hellende passen naar beneden, naar de goederenafgifte. Haar concentratie begon te verslappen, de begerenswaardige roes begon barsten te vertonen. Nog niet, verdomme, commandeerde ze zichzelf. Dit gedeelte wordt een beetje lastig. Bij de zuidelijke zuilengang stapte ze naar buiten, de kou was verlammend. Achtennegentig gladde, koude, vervloekte passen naar het water, de honderd meter sprint. De bewakers op het Burgerhof verstijfden en bewogen eensgezind hun hand naar hun oor, o shit. Ze was van plan geweest een aardig eind op weg te zijn, voordat de mannen doorkregen wat er gebeurd was. Ze haalde het wapen uit haar tasje en liet tegelijkertijd de deur van de goederenafgifte achter zich dichtvallen. Drie kerels bewaakten de waterkant, precies zoals het hoorde, ze schoot ze een voor een neer met als doel ze onschadelijk te maken, niet noodzakelijkerwijs te doden. Sorry, jongens, dacht ze, het is niets persoonlijks. Een kogel die ergens achter haar werd afgevuurd, raakte de granieten pilaar naast haar en sloeg er een scherf uit, die haar wang schampte, de plotselinge pijn deed haar opschrikken. Ze boog zich snel, deed haar schoenen uit en begon te rennen. De geluidsindrukken kwamen terug en ze hoorde de krachtige buitenboordmotor brullen. Ze verliet de schaduwen en boog abrupt af naar rechts, door de tuin, bevroren gras knerpte onder haar voeten, stak als naalden, achter haar werden schoten gelost en ze vloog weg, zigzaggend vloog ze weg met het pistool en haar schoenen in de hand, terwijl ze zo goed en zo kwaad als het ging haar rok optilde. Het geluid van de motor werd gesmoord en de boot voer in de richting van de Stadshuskajen. Een ijzige wind rukte aan haar huid toen ze de granieten trap afstormde. De golven van het Mälarmeer sloegen tegen de scheepsromp en over de rand, tuimelend belandde ze in het achterste gedeelte van de boot. 14