Het Nederlandse asielbeleid: praktijk en dilemma’s door Eefje Blankevoort en Els van Driel Eerder verschenen in het Nederlands Dagblad
Pardon in verkiezingstijd 21 juli 2012
Hoera! Er komen nieuwe verkiezingen en het CDA mag weer een eigen mening hebben over immigratie en asiel. Leers zat ongemakkelijk klem in de gedoogconstructie met de PVV. Een van zijn eigen topambtenaren bij de IND – hij wil niet met zijn naam in de krant- , noemde hem een 'zwabberaar' en een 'te goed mens voor deze portefeuille'. Dus toch 'een warm mens', deze minister Leers met zijn – af en toe – ferme taal? Maar ook iemand die zich te veel liet beïnvloeden door het mediaspel van individuele gevallen zoals Mauro en Sahar. Volgens de IND ambtenaar moet je als minister behoorlijk hard en rechtlijnig zijn. Leers heeft zijn ambtenaren 'irritant veel extra werk' bezorgd met het uitzoeken van individuele gevallen die door de media werden uitvergroot. Zaken die al vier of vijf keer voor de rechter waren geweest. In de media kwam niet het hele verhaal naar boven, er werd gelogen en bedrogen. Maar daar mag de minister inhoudelijk niets over zeggen, omdat dat privacygevoelig is. Nee, dan Rita Verdonk, die hakte er in de media wel op los. Recht door zee. Herinnert u zich Hirsi Ali nog? Of staatssecretaris Schmitz (PvdA), zij stuurde de Turkse kleermaker Gümüs gewoon terug. Dat was pas een beslisser. Ok, deze mensen zoeken zelf de media op omdat het via de rechter niet lukt om hier te blijven. Volgens de regels moeten ze terug. Maar is dat moreel ook de juiste beslissing? De beslissingsruimte van de minister, de discretionaire bevoegdheid, bevindt zich op dit morele vlak. Het maakt dus nogal uit wat voor minister daar zit. Neem het geval van Aram, een jongen van wie de ouders uit Irak komen en die hier geboren is. Na jaren van onzekerheid over hun status is de jongen diep depressief geworden. De minister streek zijn hand over zijn hart. Hij zei: “Dat was een situatie die echt schrijnend was. En dan heb ik de mogelijkheid om als minister te zeggen: er is een stapeling van schrijnendheid.” Intrigerend. Een stapeling van schrijnendheid. Het blijft toch een loterij op deze manier. Daarom kwamen PvdA en ChristenUnie met het voorstel voor een kinderasielwet, waarin kinderen die langer dan vijf jaar in Nederland wonen mogen blijven. Het is een structurele oplossing omdat het een wet betreft. Het CDA is tegen en wil per individueel geval blijven bekijken. Als die wet er toch komt, blijven er mensen buiten de boot vallen en er zal over een tijdje weer een roep om een generaal pardon klinken. Hoe kan dit nu voorkomen worden? Het onder Job Cohen bedachte vreemdelingenbeleid in 2000 voorzag in een oplossing, die door LPFminister Nawijn bij wijze van ferme daad in 2003 weer werd afgeschaft: het driejarenbeleid. Na drie jaren onzekerheid over je status krijg je een verblijfsvergunning. Huppekee, schoon schip, zo hou je orde op zaken bij de IND. Het driejarenbeleid heeft nooit de kans gehad om zichzelf te bewijzen. Het is makkelijk her in te voeren. De wet hoeft er niet eens voor veranderd te worden. Het driejarenbeleid zou een einde betekenen aan veel onzekerheid en ellende voor die gevallen waar we ons geen raad mee weten en die we niet kunnen terugsturen. Alleen GroenLinks pleit er in haar verkiezingsprogramma voor. Dit is verder geen stemadvies.
1
2
Dé toelatingsorganisatie van Nederland 28 juli 2012
IND, COA, DTV, VWN, BMA, GOL, POL, AZC, VBL. Nieuwe asielzoekers moeten het idee hebben dat de Nederlandse taal uit drieletterwoorden bestaat. Drie letters die besluiten over de levens van mensen (Immigratie en Naturalisatie Dienst - IND), waarin asielzoekers wonen die de wanhoop voorbij zijn (Vrijheidsbeperkende locatie - VBL, ofwel vertrekcentrum), en afkortingen die de werkelijke betekenis proberen te verzachten (Gezinsopvanglocatie – GOL, vertrekcentrum voor families). Taal is een machtig instrument en is zelden waardevrij, hoe krampachtig dat soms ook wordt geprobeerd. Dat geldt zeker voor het asielvocabulaire. Activisten die strijden voor een humaner asielbeleid gebruiken graag krachttermen; medewerkers van IND zijn van de Gestapo, werknemers in detentie- en vertrekcentra 'kampbeulen'. Online zijn Godwins (vergelijkingen met nazi-Duitsland) eerder regel dan uitzondering. Toen minister Leers in zijn plannen voor de aanpak van illegalen sprak van een 'quotum', waren de vergelijkingen met kopgeld, razzia's en onderduiken snel gemaakt. Voorstanders van een harder asielbeleid kunnen er ook wat van. Asielzoekers zijn uitvreters, gelukzoekers, parasieten en criminelen. De professionele asielwereld kent haar heel eigen jargon. Leugenachtige AMA's (alleenstaande asielzoekers) staan bekend als Lama's, Nigerianen die zich voor doen als vluchtelingen uit een door oorlog geteisterd land worden Ligerianen genoemd. Het taalgebruik alleen al leidt tot hoogoplopende conflicten. Toen Rita Verdonk in 2003 het plan lanceerde om uitgeprocedeerde asielzoekers op straat te zetten noemde Jan Pronk – als voorzitter van de Vereniging van Vluchtelingenorganisaties (VON) – haar beleid het 'deporteren' van mensen. Verdonk vatte zijn opmerking op als een verwijzing naar de deportatie van Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog en weigerde Pronk te accepteren als afgevaardigde van de VON. Pronk wees erop dat de IND het woord 'deportatie' op dat moment ook gebruikte. Bovendien, verwijdering = deportatie merkte hij op. Je kunt de taal wel neutraler maken, de consequenties van het beleid zijn hetzelfde. Uitvoerorganisaties in de asielwereld worstelen zichtbaar met hun woordenkeus. Te concreet en bureaucratisch, 'deportatie', is koren op de molen van critici. Toen Katwijk 'omklapte' van regulier azc (asielzoekerscentrum) naar GOL (gezinsopvanglocatie) was voor huisarts Irene van Rijn taalgebruik – naast een heleboel misstanden – reden om ontslag te nemen. “In interne mails werd gesproken over ‘voorraadbeheersplannen’. Dat is onethisch. We hebben het wel over mensen.” Andersom roepen ambtenaren ook woorden in het leven om een niet al te fraaie maatregel humaner te laten lijken. Zo is ‘grenshospitium’ bedacht voor de gevangenis waar asielzoekers worden opgesloten die de toegang tot Nederland is ontzegd. ‘Hospitium’ betekent gastenverblijf in het Latijn. Je moet er maar opkomen. Eufemismen zijn riskant. Immers, wat wordt er verhuld? De laatste jaren is de kritiek op de vreemdelingendetentie steeds luider geworden. Wellicht dat Dienst Justitiële Inrichtingen daarom kiest voor verzachtend taalgebruik. '...De bejegening van de vreemdeling is klantvriendelijk en respectvol', staat er in de interne uitgave 'Vreemdelingenbewaring, beleid en procedures' (november 2011). Een woordkeus die niet zou misstaan in de brochure van een supermarktketen. Ook de taal naar de asielzoeker toe is aangepast. “'Terugkeerfunctionaris' is veranderd in 'medewerker vreemdelingenzaken'. Deze nieuwe functienaam is neutraler.” “Wie de uitgave leest krijgt een prachtig beeld van de vreemdelingendetentie, maar het is alleen maar verhuld taalgebruik,” vertelt een geestelijk verzorger die het document gaf en anoniem wil blijven. “In hetzelfde stuk verwijst men per ongeluk zowel naar cellen als naar kamers. Dat verbloemde taalgebruik wordt opzettelijk gebruikt om zowel de vreemdelingen, de werknemers en de buitenwereld een beeld te geven dat het niet om gevangenis gaat. Terwijl dat de realiteit is.” In sommige gevallen lijkt een medewerker of ingehuurd tekstbureau (wie maakt die teksten eigenlijk?) zijn pen niet in bedwang te hebben gehad. Op een conferentie over asielbeleid prijkte een opvallende IND banier: IND, dé toelatingsorganisatie van Nederland. Critici vinden toelatingsorganisatie waarschijnlijk al cynisch, de doorgeslagen invloed van marketingexperts zit 'em vooral in de accent aigu. Alsof meerdere organisaties verantwoordelijk zijn voor het Nederlandse immigratie– en naturalisatiebeleid, en de IND de beste is. Wil je toegelaten worden tot Nederland? Dan ben je bij de IND aan het juiste adres! Framen van het asielbeleid, ook politieke partijen en kabinetten doen niet anders in hun 3
slogans. Kabinet Rutte I koos voor 'Streng maar rechtvaardig'. Volgens oud-minister van justitie Hirsch Ballin een teken aan de wand. “In mijn tijd hadden we ‘strikt, maar humaan’ als motto. ‘Streng maar rechtvaardig’ was ons motto bij justitie.” Een glijdende schaal? Of een voorbeeld van het beestje bij zijn naam noemen? Benieuwd wat het motto van het nieuwe kabinet zal worden.
De asielarchitectuur 6 augustus 2012
Welke binnenhuisarchitect heeft de inrichting van de asielzoekerscentra voor zijn rekening genomen? Van Amersfoort tot Katwijk en Emmen, overal hangen dezelfde breed gestreepte gordijnen, in de kleurvariant lichtblauw en wit, of turquoise-roze-geel-en blauwe pasteltinten. Rode plastic stoelen en grijze stalen tafels in de woonkamer, eenvoudige zwartmetalen bedden in de slaapkamers. Een tv met slot aan de muur. Goedkope, stevige materialen, uitgekozen op veel en intensief gebruik. De uniformiteit van azc's komt vast voort uit economische overwegingen. Eén keer bestellen bij de groothandel en je bent klaar. Of zit er achter de inrichting ook een visie? Bijvoorbeeld dat mensen zich snel weer ergens 'thuis' voelen? Herkennen is kennen. Geen overbodige luxe als je tijdens de procedure een 'tour d'Hollande' maakt. De zeventienjarige Iraanse Peyman heeft in tien jaar tijd in zeventien verschillende asielzoekercentra, vrijheidsbeperkende locaties en gezinsopvanglocaties gewoond. Peyman is waarschijnlijk een recordhouder, maar in het algemeen: asielzoekers verhuizen veel. Omdat ze in de volgende fase van hun procedure komen of omdat de opvang sluit. Gemeentes staan niet te springen om asielzoekers op te vangen, contracten lopen vaak na een jaar of vijf weer af. En anders dan de publieke opinie doet vermoeden wordt Nederland niet overspoeld door een gestage, almaar toenemende stroom van asielzoekers, maar schommelen de aantallen enorm. De opvangcapaciteit krimpt en dijt uit als een jojo-dieet, van 83.801 in 2001 naar 69.752 in 2002, van 21.358 in 20120 naar 16.114 in 2011. Momenteel zijn er bijna veertig asielzoekerscentra, verscholen in bossen, op de hei of in verlaten polders, vaak ver weg van de bewoonde wereld. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) – 'dé opvangorganisatie die zorgt voor probleemloze opvang van vreemdelingen' – selecteert de locaties, een allegaartje van oude bungalow- en caravanparken, verbouwde kazernes, ziekenhuizen, vliegbases en prefab centra. Een pareltje van hedendaagse bouwkunst is de asielarchitectuur niet. Hergebruik, lage kosten en snelle oplossingen lijken het credo. Bouwspecialisten als 'Jan Snel, flexibel bouwen' kunnen binnen een paar maanden een prefab centrum neerzetten. Soms kun je het als asielzoeker treffen – een bungalow in de Toekanstraat in Duinrell – soms heb je pech – een tent op de drassige Ermelose hei. In 1998 en 1999 was de toestroom van asielzoekers zo groot dat er in de reguliere asielzoekerscentra niet genoeg plaats was. Op verschillende plekken in Nederland werden tentenkampen ingericht. 700 asielzoekers kwamen terecht in lekkende legertenten bij Ermelo. Beelden van de erbarmelijke opvang gingen de hele wereld over. “Sober is goed, maar in Ermelo zijn ze doorgeschoten,” zei toenmalig PvdAkamerlid Bert Middel. Sober is ook het toverwoord bij hedendaagse opvang, zeker in de 'terugkeercentra'. Opvang is gekoppeld aan de fase van de procedure. Van het aanmeldcentrum gaat de asielzoeker naar de centrale ontvangstlocatie, door naar de procesopvanglocatie en vervolgens via een asielzoekerscentrum naar een gemeente of vertrekcentrum. Voor wie niet mee wil werken aan vertrek is het detentiecentrum ingericht. Hoe verder je in de keten afglijdt richting vertrek, hoe troostelozer de architectuur wordt. De aftandse stacaravans in de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) Ter Apel bestaan uit drie slaapkamers en een gedeelde woonkamer, keuken en douche. Het is er rustiger wonen dan in de grote complexen, maar de vochtige, beschimmelde muren beïnvloeden het woongenot danig. Ook gezinslocatie Katwijk wordt bewust sober gehouden. Gezinnen zullen wel voor terugkeer kiezen als de opvang zeer eenvoudig is en er een hard regime geldt, lijkt de gedachte; 6 keer per week stempelen, geen goed onderwijs, slechte toegang tot medische voorzieningen. Maar het ontmoedigingsbeleid begint al aan de voordeur. Ook de zogenaamde Procedure Opvang Lokatie (POL) in Ter Apel is een staaltje van karige bouwkunde. “Na identificatie en 4
registratie door de Vreemdelingenpolitie en de tbc-controle verhuist de asielzoeker naar een procesopvanglocatie (POL), waar hij zich in alle rust kan voorbereiden op de AA én waar hij ook verblijft tijdens deze procedure. Een veilige basis dus,” schrijft het COA in de brochure 'het COA en de asielprocedure'. Dat klinkt mooi, maar de bedompte barakken met smalle slaapvertrekken – gemeubileerd met drie stapelbedden, gestreepte gordijnen, een rode plastic stoel en een tafel – zijn eerder overvol dan rustig. Tegenover de barakken staat de 'recreatieruimte', een grote lege ruimte met wat tafels en plastic stoeltjes, in de hoek een pingpongtafel. Kun je hier de rust vinden om de asielaanvraag te bereiden? Er is de laatste jaren veel kritiek geweest op de 'probleemloze opvang' van asielzoekers. Maatschappelijke organisaties als Amnesty, UNICEF en Defence for Children wijzen er onder andere op dat de leefomstandigheden voor kinderen (een derde van alle asielzoekers) ver onder peil zijn. Wellicht dat er daarom tussen de slaapbarakken en de 'recreatieruimte' op de POL een spiksplinternieuwe schommel is neergezet (een bezoekje van de website van Kompan speelproducten leert dat het om een 'Schommelnest 100' gaat). Dat is niet over één nacht ijs gegaan, getuige het bijgaande bord; 'Deze speelplek is gerealiseerd binnen het project 'kind in de opvang' van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Het project is medegefinancierd door het Europees Vluchtelingenfonds; ruimte voor innovatieve projecten.' Blijkbaar is in de asielinfrastructuur een schommel al baanbrekend.
5
Collateral damage 13 augustus 2012
“...net is bekend geworden dat een uitgeprocedeerde asielzoeker die ik in 2006 heb teruggestuurd naar Afghanistan vermoord zou zijn door de Taliban. Dat is een akelig bericht om te lezen, wat de oorzaak van zijn dood ook is. Maar het was een beslissing die jij Gerd, met kennis van ‘het volledige dossier’ nu ook zou nemen.” Zo eindigt Rita Verdonk haar column 'Har(t)dleers?' in Spits van 24 februari 2011. Minister Leers heeft kort daarvoor zijn plannen ontvouwen om 'de instroom van gelukszoekers te beperken en de uitstroom van uitgeprocedeerde asielzoekers te vergroten'. Goed beleid, vindt Rita. Al wijst ze hem er fijntjes op dat hij 'als burgervader van Maastricht’ nóoit meewerkte aan het uitzetten van illegale vreemdelingen. Integendeel, hij ontdook de wet, gaf ze een huis en een uitkering, en dat werd allemaal betaald door de burgers van Maastricht. Hij schreef brieven naar de minister met 'zielige flauwekulverhalen', want ‘illegalen geloofde hij wel en de minister en de ambtenaren van de IND niet.' Uitgeprocedeerde asielzoekers moeten vertrekken. Als ze niet vrijwillig gaan, dan gedwongen. Dat is het beleid, daar dienen alle ambtenaren zich naar te voegen. De IND beslist, de minister is eindverantwoordelijk. Maar hoe weet je als minister van Immigratie en Asiel zeker of de juiste beslissing is genomen? Kun je er 100% op vertrouwen dat de mensen die je terugstuurt geen gevaar lopen in het land van herkomst? Of hoef je daar niet zeker van te zijn? Als de IND en de hoogste rechter hebben verklaard dat de asielzoeker in land van herkomst niet voor zijn leven hoeft te vrezen, dan mag je ervan uitgaan dat dat ook zo is. Toch duiken er in de media regelmatig berichten op over teruggestuurde asielzoekers die in het land van herkomst 'verdwijnen' of zijn vermoord. Kunnen we dergelijke tragische gebeurtenissen wegschrijven als 'bedrijfsongevallen' of moeten we iets met het gegeven dat de IND en rechter nooit 100% zeker kunnen zijn? Ja, zeggen voorstanders; als we beweren dat het veilig is, moeten we dat ook aantonen. In het verleden pleitten verschillende maatschappelijke organisaties en politieke partijen – waaronder de ChristenUnie – voor het monitoren van asielzoekers na terugkeer in het land van herkomst. 'Het belangrijkste motief voor onderzoek naar teruggekeerde asielzoekers is het uitgangspunt dat Nederland voor deze mensen -alreeds vertrokken- verantwoordelijkheid heeft om te volgen of het beleidsuitgangspunt van de minister dat mensen veilig kunnen terugkeren, ook daadwerkelijk juist is.' (ChristenUnie, december 2004). Nee, zeggen de tegenstanders. Dat zou betekenen dat je de asielprocedure niet vertrouwt. Bovendien is het volgen van uitgezette en teruggekeerde asielzoekers ingewikkeld en politiek gevoelig. Monitoring vereist een lokaal netwerk dat de Nederlandse autoriteiten (nog) niet hebben. Bovendien houden de lokale autoriteiten vaak niet van pottenkijkers en kunnen zij de bemoeienis van Nederland interpreteren als inmenging in binnenlandse aangelegenheden. Tot nu toe is er geen monitoringsysteem opgezet. Maar de kwestie blijft zich aandienen. Landen als Somalië, Afghanistan en Irak zijn aantoonbaar onveilig. Toch acht de IND ze veilig genoeg om asielzoekers naar terug te sturen. Grote groepen Irakezen en Afghanen worden momenteel geacht terug te keren. Moeten zij inderdaad vrezen voor hun leven, zoals tegenstanders van uitzetting zeggen, of valt het allemaal wel mee en kunnen de terugkeerders in veiligheid leven? 100% zekerheid is nooit te geven, maar Nederland kan op zijn minst haar verantwoordelijkheid nemen en onderzoek doen naar het welzijn van teruggekeerde asielzoekers. Of schrijven we toekomstige slachtoffers af als 'collateral damage' van ons asielbeleid?
6
Idols voor vluchtelingen 3 september 2012
In Nederland wordt 45% van de asielaanvragen ingewilligd, aldus Eurostat, de database van de EU. Dat is in de EU verhoudingsgewijs veel. In bijvoorbeeld Frankrijk is dat 14%. Elk land bepaalt namelijk zijn eigen criteria voor toelating en dat verklaart de verschillen. Dit is interessant in het licht van een uitspraak die demissionair minister Leers deed afgelopen mei in de Volkskrant: de procedures moeten worden aangescherpt en versneld. Maar, zo benadrukte hij, de 'terechte asielzoeker' heeft hiervan niets te vrezen - die pikken we er met onze procedures zo uit. Dat klinkt heel redelijk: onterechte asielzoekers willen we niet toelaten, die blijven maar in hun eigen land. Als je het relatief hoge cijfer ziet van asielverzoeken die zijn toegewezen, vermoed je dat we een ruime definitie hanteren van die 'terechte asielzoeker'. Maar in de Vreemdelingenwet wordt het niet zo ruim gedefinieerd. In aanmerking voor een verblijfsvergunning kunnen komen: zij die volgens de definitie van de VN vluchteling zijn, of zij die getraumatiseerd zijn door toedoen van allerhande vormen van geweld of die bij terugkeer hiervoor te vrezen hebben (Artikel 3 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens: 3EVRM). Slechts zo'n 10% van de asielaanvragen voldoen hieraan volgens de IND. Hoe komt de rest van die 45% dan aan hun verblijfsvergunning? Zijn dit toch ook 'terechte' asielzoekers? Die harde scheiding tussen 'terechte' en 'onterechte' asielzoekers blijkt gewoon verkiezingsretoriek. Mensen vluchten om zoveel redenen. En eigenlijk bijna altijd terecht. IND gehoor- en beslismedewerker Ronald zegt: “Onterecht vluchteling zijn ze misschien wel, maar het inhumane zit altijd buiten de vluchtelingenzaken, het zit altijd bij kinderen, zieken, ouderen, dat heeft dus eigenlijk niks met asiel te maken.” Zieligheid is natuurlijk geen officieel criterium, maar er zijn nu wel allerlei uitzonderingscategorieën. Afghaanse verwesterde meisjes mogen bijvoorbeeld wel blijven, Somalische niet. Hoezo? De IND-beslismedewerker heeft voor mensen die niet in een categorie vallen veel beslissingsvrijheid. Er bestaat bij de IND ook nog een 'schrijnendheidscommissie' die erover beslist. Hebben we het hier dan over een grote loterij der Zieligen? Maakt de Z-factor het verschil? Onder IND’ers wordt daar inderdaad wel eens over gegrapt, zegt Ronald: “Kunnen we niet gewoon een soort Idols-wedstrijd uitschrijven: ga maar zitten en kom maar voorbij. De leukste, grappigste, liefste , meest geïntegreerde of zieligste asielzoeker mag blijven.” Het komt dichter bij de realiteit dan u zult denken. Wat is hier aan de hand? Ferme taal of soft beleid? Is ons asielbeleid streng maar rechtvaardig of – zoals activisten zeggen – inhumaan en restrictief? Volgens een recent proefschrift van Tycho Wallaardt die onderzoek deed naar het toewijzen van asielaanvragen tot medio jaren '90, werden er destijds heel veel aanvragen geruisloos ingewilligd. Er zat een gat tussen beleid en praktijk: de mensen die hier eenmaal waren konden vaak niet worden uitgezet. Dit is na de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet 2000 nog steeds zo, ons asielbeleid is niet sluitend. Dat kan ook niet. Er ontstaan altijd groepen 'onuitzetbaren' om diverse redenen. Tussentijds verandert de wereld en het beleid verandert op die golven mee. Daardoor kan het zijn dat er honderden Irakezen na vijf, zes jaar verblijf met een voorlopige status in Nederland plotseling toch terug moeten naar Irak. Kun je dat deze mensen, die hier zijn ingeburgerd, aandoen? Ze sloegen een tentenkamp op in Ter Apel om ten einde raad aandacht te vragen voor hun Z-factor. Soms helpt het als de media erop duiken. Maar de IND handelt liever in de luwte het toekennen van zijn asielaanvragen af. Om aanzuigende werking tegen te gaan blijf je voor de bühne tetteren: 'Alleen terechte asielzoekers komen er nog in.' We willen het niet, maar ons asielbeleid is een 'Idols' voor vluchtelingen. Een strijd waarin grote individuele belangen een rol spelen waarachter veel leed schuil gaat. De wedstrijd vindt plaats tegenover een stugge jury, die – hé, het zijn net mensen – vatbaar blijkt voor de Zfactor.
7
De dilemma's rondom categoriale bescherming 17 september 2012
Nederland wil mensen bescherming bieden die hun land ontvluchten vanwege oorlog en geweld. Het is niet gek gedacht dat je mensen tijdelijk opvangt, totdat het land van herkomst weer veilig is om terug te keren. Dit heet categoriaal beschermingsbeleid. Maar kun je in redelijkheid van mensen verlangen dat ze hier vier, vijf jaar hun leven opbouwen en ze dat vervolgens weer afnemen? Is dit niet het bieden van schijnzekerheid? Elias van der Werf uit Akkrum, vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk in Drachten, vindt van wel. Hij kent namelijk een Burundees gezin waarvan de d-vergunning is ingetrokken en dat nu terug moet naar Burundi. Ze verblijven sinds een jaar op een gezinslocatie terwijl ze daarvoor vier jaar lang in een huis gewoond hebben, werkten en opleidingen volgden. Ze moeten nu hun studieschulden terug betalen en ontvangen een uitkering van 45 euro per week. De Burundese ambassade werkt niet mee aan hun uitzetting. Zijn idee voor de IND luidt dan ook: geef de mensen waarvan de d-vergunning (categoriale bescherming) na vier, bijna vijf jaar is ingetrokken alsnog onmiddellijk een gewone asielvergunning op de a- of b-grond. Artikel 29 van de Vreemdelingenwet regelt op welke gronden iemand in aanmerking kan komen voor een verblijfsvergunning asiel. De a-grond is iemand die verdragsvluchteling is, de b-grond is voor iemand die gegronde vrees voor vervolging heeft (3EVRM). De c-grond is vanwege een trauma en de d-grond is recht op verblijf vanwege de algehele gevaarlijke situatie in je land. Al in december 2011 heeft de minister een wetsvoorstel ingediend tot herschikking van de verblijfsgronden voor asiel. Hij wil af van de c- en d-categorie. Dit zijn groepsbenaderingen waarvan de minister meent dat de nationale beschermingsgronden aan belang verliezen omdat er (aanvullende) bescherming kan worden ontleend aan internationale en Europese normen. Artikel 15c van de Definitierichtlijn is er zo een. De d-grond werd vroeger na drie jaar omgezet in een permanente verblijfsvergunning, zo vertelt Pieter Postma van Inlia. Minister Verdonk heeft daar toen vijf jaar van gemaakt om langer de mogelijkheid te behouden mensen weer terug te sturen als het land van herkomst weer veilig was. IND-ambtenaar Ronald (wil anoniem blijven) is kritisch op het categoriaal beschermingsbeleid en vindt het “absurd beleid” om mensen na vijf jaar alsnog terug te sturen. Want ondertussen worden gezinnen gevormd en wortelen mensen zich in onze samenleving. Ze gaan na vijf jaar niet zomaar weg maar procederen voor het recht op een andere status, de a- of b-grond. Hun kansen daarop zijn echter gering omdat ze individueel moeten bewijzen dat ze nog steeds gevaar lopen in het land van herkomst. Als ze dan uitgeprocedeerd raken worden deze mensen regelmatig onuitzetbaar omdat het land van herkomst vaak niet meewerkt aan een gedwongen uitzetting. Dit is bijvoorbeeld het geval bij veel Burundezen. Volgens Rian Ederveen van stichting LOS (Landelijk Ongedocumenteerden Steunpunt) zullen deze onuitzetbaren via een 'buitenschuldverklaring' – wordt maar weinig afgegeven -, een 'recht op gezinsleven of verblijf bij partner', vanwege medische gronden of met een beroep op 'schrijnendheid' kunnen proberen alsnog in Nederland te blijven. Eigenlijk vindt ze dat een humanitaire vergunning gepast zou zijn. “Het afnemen van de vergunning na vijf jaar is contraproductief. Het is kapitaalvernietiging en schadelijk voor de mensen.” Maar er is momenteel een interessante ontwikkeling gaande. “Het lijkt erop dat de oude dgrond verschuift naar de b-grond,” zegt Rian Ederveen. Op 11 september nog stuurde de minister een brief naar de Kamer waarin hij toezegde dat de laatste groep mensen die onder het categoriaal beschermingsbeleid viel (niet-Arabieren uit Darfur) nu in aanmerking kwam voor een b-grond. “Het mooie van deze verschuiving naar de b-grond is dat deze status niet meer wordt afgenomen. Waar de d-grond na vijf jaar werd ingetrokken als het land van herkomst weer veilig was, wordt dit bij verlenging van de b-grond niet getoetst. Het is nu voor de Syriërs, Somaliërs en groepen uit Darfur gebeurd, laten we het ook voor de Afghanen zo oplossen.” Asieladvocaat Frans Willem Verbaas bevestigt deze voor zijn cliënten gunstige beleidswijziging. “Van de 15c-situatie heeft de minister een b-grond gemaakt. Dit gaat de rol van het Categoriaal beschermingsbeleid overnemen,” zo is zijn verwachting. Volgens een INDbeleidsmaker die anoniem wil blijven wordt het gezien als tussenoplossing. Veel zal volgens hem afhangen van wat de politieke kleur wordt van de nieuwe minister voor Immigratie, 8
Integratie en Asiel. Ashley Terlouw, hoogleraar rechtssociologie in Nijmegen, vindt het een interessante ontwikkeling. “Doordat het er nu op lijkt dat de d-grond een b-grond wordt, wordt eens te meer duidelijk hoe hard we naast de individuele benadering een groepsbenadering nodig hebben. Je kunt wel je kop in het zand steken en zeggen: we toetsen iedereen individueel, maar mensen zullen toch – omdat ze deel uitmaken van een bepaalde groep die voor mensenrechtschendingen vreest – bescherming nodig blijven hebben. Zo zie je maar weer dat het recht zich moet voegen naar de maatschappelijke behoefte. En die is om bescherming te bieden aan hen die in gevaar verkeren ongeacht of ze netjes binnen de regels vallen. Het is de erkenning van prima facie 3EVRM situaties.” Het idee van de heer van der Werf om de b-grond alsnog te geven aan mensen van wie de d-grond is ingetrokken is voor Burundezen en Sierra Leoners niet haalbaar. Hun land is niet meer in staat van oorlog. Als je mensen vijf jaar laat inburgeren zou een humanitaire vergunning gepast zijn. Voor nieuwe groepen die bescherming nodig hebben is het beleid gunstiger. De Syriërs die vanaf nu ons land binnenkomen wordt geen schijnzekerheid meer geboden en kunnen integreren en meedoen in Nederland op basis van een sterke b-status.
Geloofwaardigheid en de marginale toetsing door de rechter 26 september 2012
Een jonge Afghaanse vrouw vlucht met haar zoontje naar Nederland. Zij was gedwongen getrouwd met een Talib en jarenlang gevangen gehouden als keuken- en seksslavin in een Talibanburcht. Bovendien was ze zonder verdoving besneden door haar schoonmoeder en werd ze stelselmatig mishandeld en verkracht. Ze leidde een leven als 'levende dode' en komt volledig lethargisch en psychisch beschadigd – de psychiater diagnostiseerde PTSS – in Nederland aan. In het AZC krijgt zij Nederlandse les van dominee Nico Mels uit Vriezenveen. Hij schrijft een brief aan minister Leers omdat haar asielaanvraag werd afgewezen. De IND vond haar relaas namelijk niet geloofwaardig. Maar in beroep vindt de rechter dat de IND dat niet goed heeft gemotiveerd. De IND gaat vervolgens in hoger beroep en de Raad van State beslist dat de rechter zich niet inhoudelijk met de zaak had mogen bemoeien en stelt de IND alsnog in het gelijk. De uitspraak van de rechter moet worden vernietigd. Mevrouw S. krijgt geen verblijfsvergunning. De advocaat heeft een klacht ingediend bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. Het is een kafkaiaanse situatie: de zienswijze van de rechter mag juridisch niet bestaan, maar hij bestaat wel. Welke rechtsinstantie heeft er nu gelijk: de rechter of de juristen van de IND? De geloofwaardigheid van het asielrelaas is voor de een evident en voor de ander niet. 'Welke risico’s worden hier genomen?' vraagt dominee Mels zich in zijn brief aan Leers af. Mevrouw S. loopt hier aan tegen de marginale toetsing van de rechter. Het asielrecht valt onder het bestuursrecht, waar vaker wordt gesteld dat beoordelingen die specifiek voor het bestuur zijn, door de rechter slechts getoetst mogen worden op een zorgvuldige voorbereiding, maar niet inhoudelijk. Waar je voordien nog gehoord kon worden door een bezwaarcommissie in het Paleis van Justitie, werd die mogelijkheid met de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 afgeschaft. De redenering daarachter is: procedures versnellen. Bovendien wordt er gesteld dat de IND meer kennis en expertise in huis heeft om de geloofwaardigheid van een verhaal te toetsen dan een rechter. “Maar,” zo zegt mr. Karen Geertsema, onderzoeker aan de Vrije Universiteit, “de kennis over landen van herkomst en asielverwante zaken is met de huidige informatievoorzieningen niet meer alleen voorbehouden aan de IND. De rechter heeft die mogelijkheden ook. Een recente uitspraak van het Hof in Luxemburg over de Europese procedurerichtlijn – die voorschrijft aan welke criteria een asielprocedure moet voldoen - luidt dat de rechter een grondige toetsing moet uitvoeren. Van Europa moet het dus, maar voldoet de Nederlandse marginale toetsing van geloofwaardigheid hier wel aan?” De bewijslast ligt bij de asielzoeker en er zit vaak maar één ambtenaar op een zaak, mogelijk zelfs tot aan de beroepsfase. Tunnelvisie ligt zo op de loer. 'Wat als hij net een slechte dag heeft, met te weinig kennis of met vooringenomenheid luistert?', vraagt dominee Mels zich af. Zijn idee voor de IND luidt dan ook: Stel twee IND-ambtenaren aan tijdens het nader gehoor. Twee horen immers meer dan een. Het is een idee dat breed onder asieladvocaten gedragen wordt. Onlangs nog won asieladvocaat Jakob Wedemeijer een klacht bij de Nationale 9
Ombudsman omdat de IND weigerde om een gehoor op band op te nemen. IND-gehoor- en beslismedewerker Ronald, die anoniem wil blijven, zegt dat er – zeker sinds de invoering van de nieuwe asielprocedure in 2010 – voldoende checks and balances tijdens en na de gehoren zijn. Voorafgaand aan het gehoor is er een medische check bijvoorbeeld. En bij de gehoren mogen een advocaat en een medewerker van Vluchtelingenwerk aanwezig zijn. De vreemdeling kan een klacht indienen en laten weten of hij goed begrepen is. In veel gevallen is het ook nog zo dat degene die hoort niet degene is die beslist. Het voorstel van de heer Mels zou volgens IND-ambtenaar Ronald betekenen dat er een dubbel aantal ambtenaren moet worden aangesteld. “Het is niet waarschijnlijk dat de minister hier voor is.” Asieladvocaten en medewerkers van Vluchtelingenwerk mogen inderdaad bij een gehoor aanwezig zijn, maar asieladvocaten staan onder enorme tijdsdruk en worden daar ook niet voor betaald. Medewerkers van Vluchtelingenwerk zijn in praktijk veelal vrijwilligers. Zouden dat geen professionals moeten zijn? Veelgestelde kritiek van de UNHCR, Vluchtelingenwerk en asieladvocaten luidt echter dat de IND niet inzichtelijk maakt hoe de vermeende deskundigheid van haar ambtenaren gecontroleerd wordt. De checks and balances waar Ronald het over heeft, zijn volgens hen niet transparant. Er is geen controlesysteem. Is het echt zo'n gek idee om tweemaal zoveel ambtenaren aan te stellen als dat een zorgvuldigere procedure zou betekenen? Er zouden dan mogelijk minder ambtenaren in de beroepsfase nodig zijn en het zou de rechterlijke macht kunnen ontlasten. Een extra 'check' zou ook kunnen zijn om de gehoren op band op te nemen. De UNHCR en nog een aantal partners werken momenteel aan een onderzoek naar geloofwaardigheidsbeoordelingen in verschillende Europese lidstaten, waaronder Nederland. Er ligt al sinds 2007 een wetsvoorstel van D66 voor een volle toetsing in asielzaken op de plank. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens – dat wel inhoudelijk toetst – is niet ingesteld om als laatste strohalm te dienen, maar mevrouw S. wordt daar wel toe gedwongen. Beter zou zijn als Nederland ervoor zorgt dat ze zelf zorgvuldige procedures heeft.
Hoe beoordeel je de geloofwaardigheid van een Iraanse bekeerling? 12 oktober 2012
De gehoren van de IND hadden tot voor kort het niveau van een bijbel- en kerkgeschiedenisquiz. Daardoor werden volgens Japke de Kraker-van Abbema (pastoraal werkster voor asielzoekers te Noard-Burgum) heel wat christenen uitgezet die wel degelijk terechte vrees voor vervolging hadden. Haar idee voor de IND: laat kerkenraden en kerkleden een rol spelen bij de toetsing van de echtheid van een bekering. Er is de laatste maanden heel wat te doen geweest rondom bekeerlingen. Lange tijd redeneerde de IND dat Iraanse bekeerde christenen in hun land een 'laag profiel' kunnen aanhouden en daarom niets hoeven te vrezen. Deze zomer tikten de rechtbanken Utrecht en Haarlem de IND op de vingers: de situatie voor christenen in Iran zou verslechterd zijn en dus zouden bekeerlingen mogelijk toch aanspraak kunnen maken op een verblijfsvergunning asiel. Een nieuw ambtsbericht volgde eind augustus. Daaruit blijkt dat het voor bekeerlingen inderdaad onveilig is omdat 'eerbiediging van de vrijheid van godsdienst in Iran blijft afnemen'. Het Europese Hof van Justitie oordeelde bovendien op 5 september jl. dat van asielzoekers niet kan worden verwacht dat zij van godsdienstige handelingen afzien ter voorkoming van vervolging. Na de uitspraak van het Europese Hof moet de IND bekering wel als serieuze grond voor asiel aanmerken. Maar hoe bepaal je of je met een echte christen van doen hebt? Joël Voordewind van de ChristenUnie wil dat minister Leers een adviesgroep instelt. Daarin moeten volgens hem mensen van de PKN en Stichting Gave, een organisatie die het contact tussen kerken en asielzoekers stimuleert, plaatsnemen. Stichting Gave had op 13 september jl. een afspraak met demissionair minister Leers. Voor stichting Gave is het van belang dat er gekeken wordt of iemand actief deel is gaan nemen aan kerkelijk leven, of dat zijn leven echt is veranderd na zijn bekering. Directeur Jan Pieter Mostert: “Wij hebben met de minister gedeeld dat het voor onze geloofwaardigheid ook belangrijk is de 'fake' bekeringen eruit te lichten. Daarom willen wij graag betrokken worden bij de trainingen die ze aan hun ambtenaren gaan geven. Bij eventueel terugsturen voerde de IND oneigenlijke argumenten op, bijvoorbeeld dat een persoon geen gevaar zou lopen in het land van herkomst omdat naaste familieleden niet op de hoogte van de bekering waren. Er werd dus van de bekeerling verwacht 10
dat hij zijn geloof verborgen hield. Dat is met de nieuwe uitspraak van het Hof niet vol te houden.” IND-beleidsmaker Erik (wil anoniem blijven) zegt dat ze geen externe organisaties willen binnenhalen die zich met de toelatingsprocedure gaan bemoeien. “Samenwerking met zo'n stichting Gave lijkt me niet wenselijk. Zij zijn betrokken bij evangelisatie in de opvangcentra. Dat is te vergelijken met het uitdelen van warme soep. Mensen hebben de hele dag niets te doen. Het evangelie is dan een leuke afleiding.” Mostert herkent zich niet in dit beeld van zijn stichting. “Ons doel is dat kerken doen wat er in het evangelie over de vreemdeling staat: oog hebben voor vluchtelingen. En als er interesse is wordt het evangelie natuurlijk ook gedeeld.” Dat stichting Gave ook een strijdend belang heeft met de overheid is deels waar, zegt Mostert. “De overheid wil voordat mensen een status hebben geen intensief contact tussen de asielzoeker en de Nederlandse samenleving. Wij willen er wel voor hen zijn. Dat zou je een strijdend belang kunnen noemen.” “Als wij hebben vastgesteld dat ze bekeerd zijn, zullen we ze niet verwijderen,” zegt INDbeleidsmaker Erik. “Maar de liniaal waarlangs je bekeerlingen legt is moeilijk te bepalen.” Misbruik en chantage liggen op de loer. Regelmatig plaatsen bekeerlingen hun getuigenis of doop bijvoorbeeld op YouTube. Erik: “De publieke opinie zoomt in op individuele gevallen, maar straks heb je 5.000 man voor de deur staan die allemaal zeggen: kijk, ik draag een kruisje, ik ben christen geworden. Moet je ze dan alle 5.000 toelaten?” Daarom staat er in de nieuwste ‘instructie’ van de IND (oktober 2012): ‘De bekering dient aannemelijk te worden gemaakt met overtuigende verklaringen omtrent het proces tot bekering en omtrent de kennis die betrokkene van het christendom heeft.’ In juni gaf PKN-scriba Arjan Plaisier een masterclass aan zeventig IND-ambtenaren over het voeren van een geloofsgesprek. Hij was daartoe uitgenodigd omdat hij – op verzoek van een advocaat – in een aantal asielzaken zijn zienswijze op de bekering van de asielzoeker had gegeven. De IND had de bekering ongeloofwaardig gevonden, Plaisier was tot een andere conclusie gekomen. In tenminste een van deze zaken is de IND door de rechter gedwongen om alsnog een vluchtelingenstatus te verstrekken. “Met name in het verleden is te veel nadruk op feitenkennis gelegd, intussen is hier al verandering in gebracht. Maar ik ben van mening dat er vooral aandacht besteed moeten worden aan de vraag of iemand al dan niet praktiserend christen is. Dat bepaalt of je iemand met goed fatsoen naar zijn land kan terugsturen.” De IND heeft inmiddels, mede op grond van de masterclass, de vragenlijst bijgesteld en Plaisier verzocht daar kritisch op te reflecteren. “Als de kerk haar expertise op het vlak van bekeringen kan inzetten voor een betere asielprocedure zal ze dat doen. Net zoals het COC haar expertise op het vlak van homoseksualiteit aanbiedt aan de IND.” Momenteel adviseren christelijke organisaties de IND dus al. Maar in het idee van mevrouw Kraker-van Abbema hebben kerkenraden en kerkleden per individueel geval een rol: zij kennen de bekeerling immers. Stichting Gave vindt dat de beoordeling moet blijven liggen bij de IND. Bij twijfel zou het voor hen wel denkbaar zijn dat ze informatie inwinnen over hun bekering en manier van christen-zijn bij deskundigen en kerken. Plaisier vindt dat de kerk geen onderdeel van de procedure mag worden. Het is de IND die een asielprocedure behandelt. De kerk kan in zijn algemeenheid adviseren, maar moet terughoudend zijn in individuele gevallen, al is het alleen al omdat de consequentie dan is, dat de kerk ook mede verantwoordelijk wordt voor uitwijzing.
Laat asielzoekers toch werken 12 november 2012
“Waarom werken asielzoekers niet?”, vraagt Hemmo Boven uit Voerendaal zich af. Hij doet al tien jaar vrijwilligerswerk onder asielzoekers en vindt dat zij verplicht zouden moeten werken. “Er heerst verveling. Mensen worden gek van het nietsdoen, belanden in de psychiatrie. Dat brengt hoge kosten met zich mee voor Nederland. En krijgen ze een status, dan is het salaris net zo hoog als een uitkering. Mensen wordt al vroeg geleerd om de hand op te houden.” Verveling is een veelgehoorde klacht van asielzoekers en vluchtelingenorganisaties. Ook een veelgehoorde kritiek (uit andere hoek): asielzoekers kosten geld. De oplossing lijkt simpel: laat asielzoekers werken. Vluchtelingenwerk en politieke partijen als ChristenUnie, D66, CDA en GroenLinks pleiten hier al langer voor. Door te werken kunnen asielzoekers niet alleen financieel bijdragen aan de samenleving, maar ook zichzelf verder helpen. Door de taal te leren, een opleiding te volgen, of te werken bereiden zij zich vast voor op de maatschappij. Of 11
hebben zij - in het geval van terugkeer - perspectief in het land van herkomst. Volgens Evert Bloemen, arts bij Pharos (kenniscentrum voor migranten, vluchtelingen en gezondheid) heeft onderzoek aangetoond dat postmigratiefactoren, zoals lang wachten in de asielprocedure, het leven in ledigheid en het niet mogen werken, mogelijk meer negatieve psychische effecten dan opgelopen trauma's in het land van herkomst. Bovendien raken asielzoekers op deze manier gehospitaliseerd. Toch is de Nederlandse overheid al jaren terughoudend ten opzichte van werkende asielzoekers. Het eerste halfjaar van hun procedure mogen zij niet werken en studeren. Daarna mogen ze maximaal 24 weken binnen een periode van twaalf maanden werken. De werkgever moet daarvoor wel een tewerkstellingsvergunning (twv) aanvragen. Door de papierwinkel die dit alles met zich meebrengt, is de drempel voor werkgevers wel erg hoog. Vrijwilligerswerk doen is dan makkelijker. Financieel loont het ook nauwelijks om te werken. Een asielzoeker is verplicht een eigen bijdrage te betalen aan de opvangorganisatie en hij mag slechts 25% van de inkomsten zelf houden, met een maximum van 183 euro per maand. Het recht op arbeid is een mensenrecht, zoals vastgelegd en door Nederland erkend in onder meer de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, verschillende internationale verdragen en onze Grondwet. Deze rechten lijken in Nederland echter niet te gelden voor alle mensen, maar alleen voor de burgers van dit land. Waarom maakt Nederland het asielzoekers zo moeilijk om aan het werk te gaan? Aan Europese regelgeving ligt het niet. In artikel 11 van de opvangrichtlijn - die bepaalt hoe lidstaten de opvang van asielzoekers moeten regelen - staat dat lidstaten verplicht zijn om maatregelen te nemen om de toegang voor asielzoekers tot de arbeidsmarkt te regelen. Iedere lidstaat mag hier zelf invulling aan geven. Het antwoord lijkt te liggen in de negatieve uitgangsgedachte van onze overheid. De Nederlandse regering wil een korte procedure waarin zo snel mogelijk duidelijkheid komt voor de asielzoeker. In de tussentijd moet hij of zij zo min mogelijk in contact komen met de Nederlandse samenleving, om integratie te voorkomen. Het zou uitzetting - de uiterste consequentie van het asielbeleid - alleen maar pijnlijker en inhumaner maken. 'Je gaat mensen niet alvast lekker maken voor de Nederlandse samenleving als het dubbeltje de andere kant op kan vallen,' legt een woordvoerder van de IND het beleid uit. Maar je zou net zo goed kunnen redeneren dat werkervaring asielzoekers ook zou kunnen helpen bij de reïntegratie in hun eigen land en dus juist bij terugkeer. En als er echt zou worden geredeneerd vanuit de kracht in plaats van de last van mensen, zou je zelfs tot een heel andere situatie kunnen komen. Advocaat migratierecht Arie van Driel pleit er al jaren voor: er moet in het Aanmeldcentrum al worden gekeken naar het arbeidspotentieel. Via directe ondervraging kan het scholings-, opleidings- en arbeidsniveau van de asielzoeker in kaart worden gebracht en waar mogelijk worden verzilverd. Normaal gesproken moet voor een werkvergunning een Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV) worden aangevraagd in het land van herkomst. Voor asielzoekers zou die aanvraag in Nederland moeten kunnen worden ingediend en niet in het onveilige land van herkomst. Wanneer een asielzoeker geen positieve bijdrage aan onze arbeidsmarkt zegt te willen leveren en duidelijk kansloos is in zijn asielprocedure, dan kan de overheid hem voorlichten over mogelijke terugkeer naar het land van herkomst. Pas dan. Voor een dergelijke (positieve) aanpak is een andere houding van de overheid nodig. De vraag is dan niet: 'Moeten we u toelaten?', maar 'Waarom bent u hier gekomen?' Met het oog op de toekomstige vergrijzing geen gekke gedachte. Maar in het kersverse regeerakkoord luiden de eerste zinnen over migratie: 'Ons immigratiebeleid is restrictief, rechtvaardig en gericht op integratie.' De kans lijkt klein dat het recht op arbeid voor asielzoekers gehonoreerd zal worden. 'Werkgevers ... die personen zonder verblijfsvergunning tewerkstellen of onderdak bieden, pakken we hard aan.' Ook is in het regeerakkoord afgesproken om reguliere aanvragen (waaronder aanvragen voor werk) zo veel mogelijk te bekorten, zodat alleen mensen die 'terecht' om bescherming vragen, toegelaten worden. Bij afwijzing daarvan wordt het perspectief weer eenduidig op terugkeer gericht. Alleen blijft terugkeer nou net het probleem. Eenmaal hier, willen de meesten blijven. En vaak kunnen mensen ook niet meer terug. Toch blijven we halsstarrig van de asielzoeker eisen dat hij naar zijn eigen land teruggaat, en zolang dat niet lukt, onthouden we hem van zijn grondrechten. Naast het recht op onderdak is het recht op arbeid er een van de belangrijkste van. 12