Het grote magazine van kleine Weller sprookjes
Wellermagazine sprookjes
Inhoud
Krista’s Column 1 Een sprookjestraditie; pasen in de egge 2 Sprookjesbos: sprookjes zijn van alle tijden 4 Droomvijver 10 Vroeger 12 Als het maar gezond is 16 Fantasy: wij leven ons eigen sprookje 18 De heer Aretz: “Ik ben een geluksvogel” 22 Heksenketel kinderopvang: Oma Sonia heeft helemaal geen bezemsteel 24 Het was liefde op het eerste gezicht 26 Wellersprookje 29 De taal van de mam 32 Nieuw briefpapier 33 Prijswinnaars wedstrijden 33 Wellerhebbes 34
Colofon
Wellermagazine is een uitgave van Weller. Het wordt in een oplage van 10.000 exemplaren verspreid onder Wellerklanten en -relaties.
Heeft u tips, vragen, opmerkingen of interessante berichten voor dit magazine, stuur ze dan naar Wellermagazine, t.a.v. de redactie, Postbus 2, 6400 AA Heerlen.
Hoofdredactie: Krista Poulissen – Redactie: Karin Theunissen, Krista Poulissen, Zuiderlicht – Fotografie: Arjen Schmitz, Zuiderlicht – Illustratie: Zuiderlicht – Vormgeving en productie: Zuiderlicht Lithografie en drukwerk: Andi Druk
Er Er was was
een
Krista’s sprookje Er was eens een bruinharig meisje met heel veel sproetjes. Zóveel dat je een dag nodig had om ze te tellen. Vroeger vond het meisje de sproetjes niet zo leuk, maar sinds een aantal jaren werden ze volledig geaccepteerd. De sproetjes voelden zich gewaardeerd en elk jaar kwamen er een paar bij. Tot vandaag. Toen het meisje die morgen op de weegschaal ging staan was ze een heleboel afgevallen. Ze snapte er niets van… tot ze in de spiegel keek! Verschrikt zag ze dat al haar sproetjes waren gestolen. Wie had dat nu gedaan?
Tandenfee.” De kikker trok het meisje mee de vijver in en samen gingen ze op zoek. Al snel kwamen ze aan op de bedrijvige markt. Het meisje keek haar ogen uit: Assepoester, Sneeuwwitje en Doornroosje waren samen aan het winkelen, Roodkapje stond te praten met de rode schoentjes, ze zag Goudlokje zonder de drie beren en een paar shoppende draken die uitgebreid naar handtasjes zochten. Uiteindelijk kwamen ze bij het tandenkraampje en daar sprak het meisje haar boosheid uit.
Verdrietig zat het meisje op het bankje bij de Droomvijver. De torens van Kasteel Hoensbroeck weerspiegelden fraai in het water en de vijverelfen zongen een prachtig lied. Maar het meisje kon er niet van genieten. Dikke tranen biggelden over haar sproetloze wangen.
De tandenfee schaamde zich diep. Normaal gesproken handelde ze alleen maar in tanden. Maar sinds de crisis, had ze te weinig centjes om alle kinderen een beloning onder het kussen te leggen. Dat brak haar hart. Ze besloot eenmalig wat sproetjes te stelen, met als gevolg dat ze nu ziek was van schuldgevoel. De kikker die het emotionele betoog met lede ogen aanzag, kreeg medelijden en bood de fee zijn spaarvarken aan. Een hele speciale spaarpot, die zichzelf steeds opnieuw kon vullen. De tandenfee was uitzinnig van blijdschap. Ze maakte een vreugdedansje en
Opeens sprong er een dikke kikker uit het rimpelige water. ‘’Niet huilen meisje,” zei de kikker. “Ik weet waar we moeten zoeken.” Verbaasd keek het meisje op. “Jouw sproetjes lagen vanmorgen op de markt van Vijverland, bij het kraampje van de
pakte de zak met sproetjes om die snel weer terug te geven. Opgelucht vlogen de sproetjes op het meisje af, om zich tevreden te nestelen op hun vertrouwde plekje. Samen met de kikker klom het meisje de vijver uit. Ze was dolblij met de hulp en vroeg hoe ze hem kon bedanken. De kikker hoefde zich niet lang te bedenken. “Lang geleden was ik een knappe prins, maar door de betovering van een oude toverkol ben ik een kikker geworden. Ik zou van jou graag een dikke pakkerd krijgen, zodat de betovering verbroken kan worden.” Verwachtingsvol gaf het meisje de kikker een kus. Maar er gebeurde helemaal niets. “Hmmn, misschien moet je het nog eens proberen zei de kikker.” Het meisje strekte haar hals uit, tuitte haar lippen en gaf de glibberige kikker nog een kus.”Ha ha, zei de kikker. Dacht je nou echt dat ik een prins zou worden? Jij gelooft zeker in sprookjes.”
twee
Wellermagazine sprookjes
drie
sprookjestraditie
Een sprookjestraditie Zaterdag 3 april trok een bonte stoet kinderen samen met de paashaas en onder begeleiding van de drumband van de scouting door de Egge. Op zoek naar eitjes in de tuin van het Schuttershof: niet om zelf op te eten maar om weg te geven aan de bewoners van het zorgcentrum. De paasviering op de zaterdag voor Pasen staat al enkele jaren hoog op het activiteitenprogramma van de Bewoners Belangenvereniging De Egge. “Twee jaar geleden is voor een opzet gekozen waarbij jong en oud uit de wijk elkaar ontmoeten. Daar staan wij nu nog steeds achter,” zegt Marij Kouwenhoven, de nieuwe voorzitter van de BBE. “De kinderen vieren het feest eerst in de wijk, samen met de paashaas. Daarna brengen zij samen met de drumband van de scouting een bezoek aan de senioren in Zorgcentrum Schuttershof. De kinderen vinden het hartstikke leuk om eitjes te zoeken voor de senioren. Omgekeerd vinden de senioren de drukte die de kinderen meebrengen enorm gezellig.”
Op de foto
Zo stonden zaterdagmiddag 3 april om één uur precies maar liefst zestig kinderen uit de wijk en ook een paar vriendjes en vriendinnetjes vanuit andere Brunssumse wijken, te popelen op het Eggeplein om op avontuur te gaan. Even later arriveerde de drumband én – eregast van de dag – de paashaas! Eén voor één en soms in groepjes gingen de kinderen met de haas op de foto. Een leuk aandenken voor later. Nadat alle kindjes kennis hadden gemaakt met de paashaas en een ‘pootje’ hadden geschud, trok de stoet door de smalle straten van De Egge richting Schuttershof. Eerder die ochtend had de paashaas namelijk dáár bijna 300 eitjes verstopt. Na een half uurtje zoeken was het tijd om de balans op te maken. Alle kinderen leverden hun eitjes in bij de begeleiders. In ruil voor hun inzet kregen ze een chocolade paashaasje terug. De eitjes werden in mooie mandjes gestopt voor het paasontbijt van de bewoners van Schuttershof.
Speciale haas
De paashaas van De Egge is niet zomaar een paashaas. De normaal onzichtbare paashaas maakt zich speciaal voor de kinderen van De Egge even zichtbaar om gekleurde eieren te brengen. De eieren staan symbool voor de ‘opstanding’ maar ook voor vruchtbaarheid en het voorjaar. Ze zijn daarom bij uitstek het symbool voor Pasen. Ook brengt de paashaas van oudsher oud en jong samen en zorgt hij voor leuke ‘eierspelletjes’. Zo werden al in de middeleeuwen met Pasen ‘eierrolwedstrijden’ gehouden en gekleurde eieren verstopt of aan anderen cadeau gedaan. Een oeroude traditie wordt zo in de Egge in leven gehouden. Niet alleen vanwege de geschiedenis, maar vooral omdat Pasen een heel leuk buurtfeest is voor jong en oud.
“Elk jaar komt de paashaas op bezoek bij ons thuis en in de wijk. Hij verstopt gekleurde eitjes in de tuin. En die mogen wij dan gaan zoeken.” Ivo van Bentum (4) en Kaylee Stamps (4)
vier vijf
Sprookjesbos Sprookjes zijn van alle tijden
Stel: het pannenkoekenhuisje bestaat. Dan moet het toch écht in Valkenburg aan de Geul staan, want daar wonen ze allemaal bij elkaar in een pittoresk hellingbos: Assepoester, de Gelaarsde Kat, Vrouw Holle en zelfs de Bremer Muzikanten.
Wellermagazine sprookjes
Wellermagazine sprookjes
Wie in Limburg op zoek gaat naar sprookjes, kan natuurlijk niet om het Sprookjesbos in Valkenburg aan de Geul heen. Op het moment van mijn bezoek, vlak voor de start van het hoogseizoen, zijn ze hier druk in de weer om het pretpark ‘bezoekersklaar’ te maken. Dat wil zeggen: struiken en bomen worden gesnoeid, de huisjes en sprookjestaferelen krijgen een laatste lik verf, de hekwerken worden hersteld en in het pretparkgedeelte wordt de waterbaan gevuld. Vanaf 30 april is het Sprookjesbos dagelijks geopend. Dit jaar bestaat het Sprookjesbos, het eerste échte sprookjesbos van Nederland, op de kop af 60 jaar. Het is geopend in 1950 tegen de achtergrond van het opkomende toerisme in Valkenburg. De gedachte om een park speciaal voor gezinnen met kinderen in te richten rond de populairste sprookjes, viel meteen in goede aarde. En daar is eigenlijk nooit verandering in gekomen. Sprookjes zijn van alle tijden én van alle leeftijden. Veel bezoekers van het eerste uur hebben het park inmiddels dan ook al met hun kinderen en zelfs hun kleinkinderen bezocht.
Authentiek
Op de dag van mijn sprookjestoer is het bos officieel nog gesloten. Terwijl de natuur op springen staat – het is de eerste warme dag van april – mag ik sfeer proeven. Ik volg het pad omhoog en loop langs talrijke taferelen uit mijn eigen eerste sprookjesboek: Hans en Grietje, Assepoester, Doornroosje. Ze zijn er allemaal. Langs de wandelpaden steken de rood met wit gestipte paddenstoelen waarin de geluidsboxen weggewerkt zijn, fel af tegen het nog prille groen. De sprookjesvoorstellingen in de kleurrijke huisjes langs het wandelpad zijn in de loop der jaren met de tijd meegegroeid, maar gelukkig met behoud van de authentieke sfeer. Zo zijn tegenwoordig in alle
zes zeven
sprookjes bewegende figuren te zien. In de loop der jaren is het park ook uitgebreid met enkele pretparkattracties. Een treintje en carrousel voor de allerkleinsten, en een wildwaterbaan en schommelschip voor oudere kinderen, zorgen voor meer spanning en interactie. De nieuwste aanwinst is het trapskelterparcours in de grotten onder het sprookjesbos. Eén ding is snel duidelijk: kinderen van alle leeftijden kunnen hier genieten. Is het niet van de nostalgische sprookjessfeer, dan wel van de speeltoestellen en het méér dan spectaculaire uitzicht dat je vanuit het sprookjesbos over het Limburgse heuvelland hebt. Een kleinschalig en sfeervol park, lekker dichtbij huis!
Speciale actie
Bij besteding van € 15,- bij Etos krijgt u een voucher waarmee het tweede toegangskaartje voor het Sprookjesbos gratis is. Vanwege het 60-jarig bestaan is toegang tot het park voor bezoekers van 60 jaar en ouder eveneens gratis. De entree voor kinderen tot 12 jaar bedraagt € 6,95. Kinderen vanaf 12 jaar en volwassenen betalen € 7,95. Tot 2 jaar is de toegang gratis. Ondanks het feit dat alle paden verhard zijn, is het park gezien de steile hellingen, minder toegankelijk voor rolstoelgebruikers. U vindt het Sprookjesbos aan de Sibbegrubbe 2a in Valkenburg aan de Geul. www.sprookjesbos.nl
acht negen
Wellermagazine sprookjes
Wellermagazine sprookjes
tien
elf
droomvijver Droomvijver
Vanuit de waterkant rust mijn blik op een van de mooiste en grootste kastelen van Nederland. Een imposante waterburcht, gebouwd in de tijd waarin Hoensbroek nog broekland was. Het huis van de ridders Hoen. Sinds 1250 zijn hier kinderen geboren en woonden er geliefden. Er is gevochten en gevreeën, gelachen en gestreden, er zijn dromen vervuld en mensen overleden. Vol van verhalen glimmen de stenen trots in de
ondergaande zon. Ik zit onder een boom en voel de tijd. Ik zie de eeuwenoude geschiedenis: mensen in prachtige kostuums. En droom van een mooie toekomst: zonder ridders en legendes maar met talrijke gasten die dit mooiste en grootste kasteel tussen de Maas en de Rijn graag vereren met hun bezoek .
Wellermagazine sprookjes
Dat is een sprookje Dat is een sprookje!
twaalf
dertien
Door Roelof Braad, stadshistoricus bij Historisch Goud – Rijckheyt, centrum voor regionale geschiedenis in Heerlen.
Sprookjes zijn van alle tijden. In de tijd dat er nog geen televisie was, vulde men de avonden met het vertellen van verhalen. Soms gezellig bij de open haard, maar vaker aan tafel. De een wist het verhaal nog mooier te vertellen dan de ander. Het ging over koningen, prinsen en prinsessen, kabouters, elfen, heksen, tovenaars, de goede fee of sprekende dieren, zoals de gelaarsde kat of de wolf bij Roodkapje. Sprookjes hadden iets in zich van een onbereikbare wereld. Maar ook goed en kwaad speelden een rol. De sprookjes ademen dat het goede altijd overwint en dat als je arm bent, je ook gelukkig kunt worden. Men kon er even bij wegdromen en ontsnappen aan de harde realiteit van alle dag. Uit de geschiedenis weten we dat het vaak onbereikbare idealen of dromen bleven.
Illustraties: collecties Rijckheyt, Heerlen.
Vroeger
De bekende sprookjes die nu nog aan de kinderen verteld worden, zijn vaak al heel oude volksverhalen. Deze zijn sinds de boekdrukkunst op schrift gesteld. De sprookjes van Raponsje, de Gelaarsde Kat en Assepoester bijvoorbeeld werden voor het eerst aan het papier toevertrouwd door de Italiaanse uit Napels afkomstige schrijver en sprookjesverzamelaar Giambattista Basile. Na zijn dood werden deze door zijn zus Adriana in twee bundels gepubliceerd, respectievelijk in 1634 en 1636. De ‘sprookjes van Moeder de Gans’, zoals Kleinduimpje en Doornroosje, zijn opgetekend door de Fransman Charles Perrault. Zijn verzamelwerk werd in 1697 uitgegeven. De meeste in Nederland bekende sprookjes zijn op deze vastgelegde verhalen terug te voeren en uit verzamelde ‘Kinder- und Hausmärchen’ van de gebroeders Grimm uit het begin van de 19de eeuw.
legenden en sprookjes in twee delen uitgegeven. Een jaar later een boek over de spreekwoorden, samen met de feesten, zeden en gebruiken. Bij zijn verzamelde verhalen zijn er ook aardig wat over de Limburgse bokkenrijders opgenomen, bijvoorbeeld één over een moord op de molenaar van de Caumermolen in Heerlen en één over een brand op kasteel Raath, naar beweerd de woning van de drossaard, in Bingelrade. Begin 19de eeuw zijn in onze omgeving de verhalen over de bokkenrijders ontstaan. Pastoor A. Daniels uit Schaesberg had in 1779 onder het pseudoniem Sleinada in 1779 een boek uitgegeven met de lange titel ‘Oorsprong, oorzaeke, bewijs, en ondekkinge van een godlooze bezwoorne bende, nagtdieven en
Rechtsboven – Giambattista Rechts – Charles
Bokkenrijders
In Limburg was het vooral priester Henri Welters (1839-1879) die de in onze provincie gangbare sprookjes verzamelde. Hij was achtereenvolgens rector in Vaals, kapelaan in Merkelbeek, rector in Grubbenvorst en pastoor van Spaubeek. Welters deed meer dan alleen sprookjes verzamelen. Ook de sagen, legenden en spreekwoorden stelde hij op schrift. Pas in 1875-1876 werden de sagen,
Hierboven – Rouwbord
van de barones Antonia de Loë Mheer
de Böselager, zoals dat tijdens de rouwdagen bij kasteel Terworm hing en was bijgeplaatst in de grafkapel (nu in de collectie van het Thermenmuseum).
Basile (1575-1632). Bron: Wikipedia.
Perrault (1628-1703) naar een schilderij
van een onbekende schilder in het Musée Nationale de Versailles et des Trianons. Rechtsonder – Jacob
Ludwig Karl (1785-1863) en Wilhelm Karl
Grimm (1786-1859). Bron: Wikipedia, Historisches Museum Hanau. Hieronder – Caumermolen: Welters
zegt – waarschijnlijk met
opzet – dat de Caumermolen aan de Geleenbeek ligt en bericht over een inbraak in 1772 door meer dan twintig bokkenrijders en de moord op de molenaar en zijn kind voor een buit die nauwelijks de moeite waard was.
veertien vijftien
Wellermagazine sprookjes
rouwde enorm en liet speciaal ter nagedachtenis aan haar op de begraafplaats aan de Akerstraat in Heerlen een kapel bouwen, het enige neoclassicistische bouwwerk dat Heerlen (nog) rijk is. Boven de ingang ervan zijn de wapens van beide echtelieden afgebeeld. Over Antonia schreef hij daaronder in het Latijn in de herinneringstekst: edel door afkomst, edeler door karakter, ’t edelst door vroomheid.
Hierboven – Titelbladzijde
van het boek van Sleinada over de
bokkenrijders. Rechtsboven – De
berechting van bokkenrijders naar een 19de
eeuwse tekening. Rechtsonder – Kasteel Terworm
is nu nog meer dan ooit een
sprookjeskasteel voor sprookjeshuwelijken. In de oranjerie kan het huwelijk voltrokken worden en in het kasteel zelf kan de bruidssuite voor de huwelijksnacht worden geboekt.
knevelaers, binnen de landen van Over Maeze en aenpaelende landstreeken ontdekt, met een nauwkeurig getal der geexecuteerde en vlugtelingen’. Het vormde het begin van een overlevering over de bendes onder de verzamelnaam ‘Bokkenrijders’. Nog tot in onze tijd worden de verhalen geromantiseerd. Hoewel we weten dat het sprookjes zijn, of zo u wilt sagen of legendes – volksverhalen met een historisch gebeuren als achtergrond, houden sommigen het erop dat de bokkenrijders echt hebben bestaan. Vooral is dat het geval als men kan bewijzen dat een van de voorouders van een van de bendeleden afstamt. Deze voorouders komen dan meestal voor in processtukken van de 18de-eeuwse schepenbanken (plaatselijke rechtbanken) en zijn dan ooit voor een wandaad aan de galg of op de brandstapel terechtgesteld. Dat kon soms al voor inbraak en roof en dat was zeker het geval als de dader een moord op zijn geweten had. Recent onderzoek toont aan dat velen onschuldig waren en dat bendevorming een ‘sprookje’ is dat door verkeerde rechtspraak in combinatie met foltering is ontstaan.
Sprookjeshuwelijk, sprookjeskasteel
Het was vooral de tijd van de romantiek, in Nederland de periode zo tussen 1800 en 1850, die de aandacht voor sprookjes weer deed opleven. Kunstenaars en schrijvers waren ontevreden met de dagelijkse werkelijkheid, waardoor ze verhalen aan het papier gingen toevertrouwen, waaruit geloof in een hogere werkelijkheid sprak. Het was min of meer een reactie op het optimisme en het rationalisme van de Verlichting en de harde werkelijkheid van de industrialisatie. Bij de verhalen kon je, net als bij de middeleeuwse ridderverhalen, even wegvluchten uit het harde bestaan van alle dag. Door de invloed van de romantiek komen we aan begrippen als sprookjeskasteel, sprookjeshuwelijk, sprookjesprins en dergelijke.
Een van die ‘sprookjesprinsen’ was een edelman die stapelverliefd was op een adellijke dame. Het was baron Otto Napoleon de Loë Imstenraedt. Hij trouwde in 1846 in Bonn met zijn ‘sprookjesprinses’ barones Antonia de Loë Mheer de Böselager. Ze woonden op hun ‘sprookjeskasteel’ Terworm dat een mooie 18de eeuwse Rococotuin had met oranjerie. Antoinettes vader, Karel von Böselager, had het kasteel al in 1840 van de erfgenamen van baron De Belderbusch voor haar gekocht en voor bewoning laten opknappen. Wat, ingezegend door de aartsbisschop van Keulen, een sprookjeshuwelijk had moeten worden, duurde echter niet lang. Antonia overleed kinderloos op twintigjarige leeftijd op 12 oktober 1847 aan een ‘Nervenschlag’. Veel te vroeg dus om lang van de liefde te kunnen genieten. De jonge baron
Heksenberg
De hoogste heuvel in de heide bij Heerlen, nu enigszins aan het oog onttrokken door de steenberg van de voormalige Oranje-Nassaumijn IV, wordt momenteel Heksenberg genoemd. Omdat deze zo hoog ligt, ongeveer 137 meter boven N.A.P., de heuvel zelf is overigens maar ongeveer 25 meter hoog ten opzichte van de omringende heide, is deze top gebruikt voor het maken van kaarten. Al sinds er landmeters actief zijn in onze regio hebben ze de heuvel gebruikt als steunpunt voor de driehoeksmeting. Op een van de oudste kaarten, waar deze het eerst is toegepast, de Tranchotkaart uit 1807, staat deze berg als een dergelijk steunpunt ingetekend. Daar heet het echter niet Heksenberg, maar Essenberg. Op andere kaarten en in archiefstukken staat vooral: Hessenberg. In het verleden is er al veel nagedacht over wat het nu moet zijn. Een van de eerste archivarissen van Heerlen beweert anno 1919 dat het er echt op lijkt, dat de naam is afgeleid van de heksen die er volgens onze voorouders rondspookten. Een andere overlevering verhaalt dat er een Romeinse veldheer of Germaanse koning uit Hessen onder begraven ligt. Het was gebruikelijk dat de as van een stamoverste in een stenen kamer bedekt werd met een reusachtige grafheuvel. Volgens hem was dat ‘helaas een sprookje’. De berg heeft gewoon een natuurlijke oorsprong. Toch bleven de spookachtige verhalen hardnekkig. Op sombere dagen heeft men de wanstaltige wezens op bezemstelen door de lucht zien rijden. De verhalen moeten echter vooral uit de 19de en begin 20ste eeuw stammen, want in de oude archieven komt de naam Heksenberg niet voor. Hessenberg komen we eerder dus wel tegen. Heeft het dan toch misschien iets met het sprookje te maken? In de buurt van de heuvel gevonden urnenvelden uit circa 500 v.Chr. zouden misschien in die richting kunnen wijzen. De urnen waren echter meestal begraven onder heuveltjes van een meter hoogte. Maar honderd procent zeker, dat die urnenvelden er inderdaad gevonden zijn en waar, zijn we ook niet. Ook die verhalen kennen we slechts uit de overlevering. Ook een sprookje? Als we vergelijkend veldnamenonderzoek doen,
lijkt het er op dat Hesse(n)berg de juiste benaming moet zijn. Hesse, heze, hees is overal elders in de naamsverklaring een bos(je) op droge, schrale grond, meestal een berken- of beukenbos, maar soms ook dennenbos. Dat komt overeen met de plek waar we het hier over hebben. De Hessen waren er in onze regio ooit wel, zelfs in de 17de en 18de eeuw in regimenten huursoldaten. De heksen? Hebt u ze gezien? Het blijven sprookjes!
Boven – De
Heksenberg nog vrijwel zonder bomen anno
1938 is nog steeds ‘rijksdriehoeksmeetpunt’ voor de topografische dienst. Midden – ‘Hessenberg’ Hierboven – Tekening
op de Tranchotkaart uit 1807.
van de urnenvondst in de omgeving
van de Heksenberg. Links – De
verbeelding van ‘Heksenberg’ in een houtsnede
van René Smeets.
Wellermagazine sprookjes
Wellermagazine sprookjes
zestien zeventien
Negen maanden en twee weken waren het wachten waard. 30 December kwam Kyara ter wereld in het ziekenhuis van Heerlen. Een roze wolk van 3610 gram en 50 cm. En de eerste aanmelding bij de burgerlijke stand van Heerlen van 2010. Als dat geen mooie begin van een sprookje is?
gezond
Als het maar gezond is
“Zoals we ons leven nu ingericht hebben, kunnen we een goed leven leiden, veel tijd met de kinderen doorbrengen én hen een toekomst bieden. Wat wil een mens nog meer?” Natasja Wlodarczyk
“Je hoort het zo vaak”, zegt de kersverse mamma Natasja Wlodarczyk. Dat toekomstige ouders een jongen of een meisje willen. Mij maakte het niets uit. Met een tweede zoon was ik ook dolgelukkig geweest. Wij wisten ook niet of het een jongen of een meisje zou worden. Kyara was tot aan haar geboorte een verrassing voor ons. Een kerngezonde verrassing. Gelukkig.” Natasja en Robert Wlodarczyk leerden elkaar in 2001 kennen. “Nota bene in een chatbox”, lacht Natasja vrolijk. “We maakten allebei deel uit van een clubje bekenden en ook onbekenden die elkaar onder een pseudoniem op internet ontmoetten. Robert heette in die club Aikon; een anagram voor Nokia. Ik noemde mijzelf Lotje. Wij kwamen elkaar steeds vaker tegen en zochten elkaar op een gegeven moment ook op. Er was absoluut een klik. Het werd ineens lastig toen Robert voorstelde om elkaar een keer te ontmoeten. Tja, dat was niet makkelijk. Want ik woonde en werkte al 12 jaar in de verpleging in de buurt van Zürich in Zwitserland, terwijl Robert in Heerlen woonde en in de veronderstelling was dat ik ook gewoon ergens in Nederland verbleef.”
… lang en gelukkig!
Een sprong van negen jaar verder in de tijd, geeft Robert de kleine Kyara de fles en ligt Richard, de vierjarige zoon van Natasja en Robert, boven in zijn bedje te slapen. Robert moet nog altijd lachen als hij aan het prille begin van hun relatie terugdenkt. “Ik was écht in de veronderstelling dat Natasja in Groningen woonde. Haar moeder en zus chatten namelijk ook wel eens mee in ons gezelschap en zij woonden gewoon in ons eigen landje. Dat was duidelijk. Het was dan ook wel even schrikken dat Natasja zo ver weg zat. Aan de andere kant zag ik meteen de uitdaging van de afstand. Ik heb héél erg mijn best gedaan om haar hier naar toe te krijgen. En dat is uiteindelijk ook gelukt. In 2003 heb ik haar opgehaald uit Zwitserland , een jaar later zijn we getrouwd en in 2006 is onze zoon Richard geboren.”
Tevreden
Terwijl Kyara tevreden na haar flesje op haar vaders schoot ligt de brabbelen, nemen Robert en Natasja van de gelegenheid gebruik om even stil te staan bij hun grote geluk. “Ons gezinnetje is compleet”, zegt Natasja. “Wij hebben een gezonde zoon en een gezonde, vrolijke dochter. Een jongen en een meisje; dat is natuurlijk toeval maar wel een erg leuk toeval. We hebben allebei werk en wonen in een leuk huis in Brunssum-Noord. Zoals we ons leven nu ingericht hebben, kunnen we een goed leven leiden, veel tijd met de kinderen doorbrengen én hen een toekomst bieden. Wat wil een mens nog meer?”
Wellermagazine sprookjes
achttien negentien
Eigen sprookje
Voor het volgende verhaal moet ik een eindje rijden, naar Teveren om precies te zijn, vlak over de grens bij Geilenkirchen. Nu klinkt de naam Teveren niet echt sprookjesachtig in mijn oren. En ook als ik voor de derde keer een rondje door de oude dorpskern rijd, kom ik niet in een ‘mythische mood’. Dat verandert echter meteen wanneer ik voor de poort van een oude boerenhoeve sta. Ik klop aan. Er gebeurt niets… Of toch… Bestemming bereikt…
Wij leven ons eigen sprookje
Wellermagazine sprookjes “Hier kun je naar binnen. De oude deur doet het nog niet.” Ik zoek de stem en terwijl ik mij omdraai, zie ik achter een oud stalen hekwerk Milan Ramaekers staan met zijn halfjaar oude dochtertje Freya op de arm. Het beeld van Elfië, het fantasy-oord dat Milan, geïnspireerd op grootse en meeslepende trilogieën à la ‘In de ban van de Ring’, heeft bedacht, verdwijnt meteen naar de achtergrond. Om plaats te maken voor het meer realistische plaatje van een jong, avontuurlijk gezin dat zich op zoek naar meer ruimte en vrijheid nét over de grens heeft gevestigd. Terwijl we door de grote tuin lopen, vertelt Milan hun verhaal. Dat begint in Ransdaal waar zowel Milan als echtgenote Maartje vandaan komen. En ons via de Bokstraat op Heerlerheide waar zij hun eerste huis hebben opgeknapt, naar Teveren voert, waar hun levenswerk wacht!
Droomwereld
Milan: “Het huis in Heerlerheide was op een gegeven moment helemaal klaar. We hadden allebei een goede baan en een prachtige woning. Iedereen zou tevreden zijn. Bij ons sluimerde echter de wens naar een boerderij met meer ruimte en vrijheid voor onze hobby: de creatie van een eigen sprookjeswereld. Niet zozeer een verhaal in de trant van de Disneyklassiekers, maar eerder een op de natuur geïnspireerde fantasywereld. In Teveren vielen alle puzzelstukjes op hun plaats. Hier hebben we de ruimte om ons verhaal te maken. Sterker nog: om ons eigen sprookje te leven. Sinds wij hier wonen is de televisie amper aan. Zodra we klaar zijn met ons werk, vertellen en schrijven wij verhalen bij de open haard, schilderen we en maken we poppen, beelden en decors. Heel inspirerend.”
twintig eenentwintig
“In oude vervlogen tijden bestond de wereld Elfië uit vele volkeren en creaturen die vreedzaam samenleefden. Maar zoals in iedere beschaving waren er enkele figuren die dansten met de schaduwzijde om macht te verkrijgen en volkeren te onderwerpen aan hun wil. Deze groep werd ook wel ‘de Savagen’ genoemd….” Milan Ramaekers
Weekendje weg
Zo nu en dan presenteren Maartje en Milan hun werk aan het publiek. Zo waren zij te zien tijdens het reuzenfestival in Maastricht en op de Elffair in Utrecht. Uiteindelijk krijgen alle creaties een plek in de ‘eigen’ droomwereld van het stel, die overigens een stuk harder en realistischer is dan je zou denken. Milan: “Na de verbouwing van ons huis, toveren we de carréboerderij kamer voor kamer om tot een bed & breakfast in fantasy-sfeer. Elke ruimte krijgt een eigen thema en sfeer. Zo hopen we over enkele jaren een heerlijke vakantie- en ontspanningsplek op de markt te kunnen brengen voor iedereen die van sprookjes houdt.” Benieuwd geworden? Kijk op www.undorne.nl.
Wellermagazine sprookjes
Wellermagazine sprookjes
tweeentwintig
Wellermagazine sprookjes
drieentwintig
“Felle bliksemschichten verlichten de zwarte nacht. Bulderend volgt de donder de oorverdovende stilte op. De aarde breekt open. Vanuit de diepste diepte krabbel ik omhoog. Om weer gelukkig te worden én anderen gelukkig te maken. Cupido bestaat!” Wellerklant John Aretz is 57 jaar oud. Bouwkundig projectleider van beroep en woonachtig in Brunssum. In 2005 stond John na een carrière van net geen 25 jaar bij DSM ineens op straat: boventallig! Vlak daarvoor had een echtscheiding zijn leven al behoorlijk op de kop gezet. “Ik ben in korte tijd héél erg diep gegaan, maar sterker dan ooit weer boven gekomen.”
“Het smeden van vriendschappen is mijn
“Een leven zoals in een sprookje dus,” vertelt John openhartig. “In alle sprookjes immers, begint het avontuur met wat kleine ups en downs, stijgt de spanning naar een climax en komt daarna alles weer goed. Zo is het met mijn leven ook gegaan. In de meest heftige periode heb ik echter zulke waardevolle ervaringen opgedaan, dat deze meteen de basis vormen voor alles wat ik nu meemaak.”
toekomst. En soms zit daar een echte
liefde bij. Ik ben een geluksvogel omdat ik daaraan kan bijdragen.” John Aretz
geluksvogel
“Ik ben een geluksvogel”
Alleen is ook maar alleen
John: “Op zoek naar een nieuwe partner ben ik op een gegeven moment gaan daten via de bekende grote relatiesites. Ik heb in die tijd veel alleenstaanden leren kennen die net zoals ik vooral in de weekenden veel last bleken te hebben van het alleen zijn. Veel alleenstaanden bleken eigenlijk ook helemaal niet zo dringend op zoek te zijn naar een partner, maar meer naar leuke vrienden en kennissen om er een keer samen op uit te gaan. Alleen is immers ook maar alleen. Zo ben ik op het idee gekomen om een online vriendschapsnetwerk voor 40-plussers op te richten: Click4friends. Alleenstaanden uit Parkstad Limburg vinden op deze site overzichten van leuke activiteiten in de regio en kunnen daarop inschrijven. Ze zien dan meteen ook wie er nog meer aan de betreffende activiteit deelnemen. Onderling kunnen de deelnemers vervolgens afspreken of ze samen gaan of elkaar ergens ontmoeten. Heel open en transparant dus!” Echte liefde
Intussen telt Click4friends rond de 200 leden en zijn er uitbreidingsplannen naar andere regio’s in Limburg, zelfs Nederland. Er zijn leden die elke zondag flinke wandelingen maken. Mensen gaan samen naar de film, een hapje eten of bowlen. En eens in de maand is er een informele kennismakingsbijeenkomst voor nieuwe leden en belangstellenden. John: “De jongste deelnemer aan het netwerk is 40, de oudste ver in de 70. Vrijwel iedereen die zich aanmeldt, zie je gaandeweg opbloeien. De sociale contacten maken mensen na een veelal eenzame periode opener en vrijer. Ik zie hen weer stralen en er zijn zelfs nieuwe relaties ontstaan. Een man van 67 heeft aangegeven dat hij nooit eerder in zijn leven zó gelukkig is geweest dan met zijn huidige partner die hij via Click4friends heeft leren kennen. Dat vind ik een geweldig compliment. Op dit moment onderhoud ik het netwerk nog als een extra project naast mijn baan. Vanwege de uitbreidingsplannen ga ik vanaf 2011 voor de volle honderd procent voor Click4friends. Het smeden van vriendschappen is mijn toekomst. En soms zit daar een echte liefde bij. Ik ben een geluksvogel omdat ik daaraan kan bijdragen.”
Wellermagazine sprookjes
vierentwintig vijfentwintig
Wellermagazine sprookjes
Heksen zijn er in soorten en maten. Boze heksen sluiten je op om je vet te mesten zoals in Hans en Grietje. Ze laten je zoals Doornroosje honderd jaar slapen of zoals Sneeuwwitje stikken in een appel. Lieve heksen zorgen ervoor dat alles goed komt. Verspreid over Nederland liggen veertig moedercentra. Bakens van rust, vertrouwen en gezelligheid waarin vrouwen uit alle culturen en in alle leeftijden andere vrouwen helpen. Ze vangen elkaar op, bieden steun aan elkaar en organiseren samen leuke activiteiten. Geen dure uitjes maar een gevarieerd aanbod dat voor elke beurs te behappen is. Iedereen is immers welkom in de Heksenketel, die voor Parkstad te vinden is in Zeswegen.
Oma Sonia heeft helemaal geen bezemsteel
Oma Sonia heeft helemaal geen bezemsteel!
‘Heks’ Sonia is één van de stevige schouders waar de Heksenketel in Heerlen op rust. Al ruim dertien jaar staat zij dag in dag uit vanaf half negen tot drie uur klaar voor de opvang van de kindjes. Haar inzet is broodnodig. Want wat is een moedercentrum zonder kinderopvang? Als je moeders wilt bereiken of uitnodigt voor activiteiten, zul je rekening moeten houden met hun kroost. Niet iedereen kan namelijk zomaar kinderopvang regelen of betalen. Oma Sonia, steun en toeverlaat voor de moeders van de Heksenketel tijdens bijvoorbeeld een computercursus, is zelf moeder van zeven kinderen, zes pleegkinderen en intussen elf kleinkinderen. “Van jongs af aan riep ik altijd dat ik veertien kinderen wilde hebben,” lacht de op Curaçao geboren Sonia vrolijk. “Nou, met mijn pleegkinderen en de kinderen van de Heksenketel erbij, zijn het er een paar meer geworden.”
Liefde
Sonia vertelt: “Het zorgen voor anderen heb ik van mijn oma meegekregen. Zij nam altijd kinderen mee naar huis die extra aandacht nodig hadden. Ik vind dat zelf ook erg belangrijk. Ik wil kinderen graag iets meegeven. In hun ontwikkeling, door verhalen te vertellen, met ze te lezen, te tekenen en spelletjes te spelen. Maar ook in hun gedrag, bijvoorbeeld dat je niet moet vechten maar met elkaar moet praten. En dat je geen ruzie moet maken maar veel meer bereikt met een liefdevolle houding. Het klinkt allemaal heel idealistisch maar met name kinderen staan heel erg open voor die boodschap. Ik kan het dan ook niet nalaten om kinderen die zich op straat of in een winkel misdragen, op hun gedrag aan te spreken. Menige moeder denkt misschien: ‘Waar bemoeit dat mens zich mee?’ Dat kan mij helemaal niets schelen: ik bemoei mij met elk kind, want ik houd ook van elk kind.”
“Goede heksen hebben helemaal geen bezemsteel nodig. Die toveren met hun hart.” Oma Sonia
Geen bezemsteel
Op dat moment komt een andere moeder binnen in de Heksenketel. Ze heeft een videoband bij zich over babymassage. Oma Sonia is dolenthousiast. “Die film zocht ik al een tijdje,” vertelt zij. “Ik ken een moeder met een onrustige baby thuis. Baby-massage kan heel goed werken om het kindje rustig te krijgen.” En zo let Oma Sonia, net 64 jaar geworden, op alle kinderen in de Heksenketel. Sonia: ‘Waarom heb jij eigenlijk geen bezemsteel?’, vroeg een klein jongetje mij laatst. Ik heb toen uitgelegd dat je slechte en goede heksen hebt. En dat goede heksen helemaal geen bezemsteel nodig hebben. Die toveren met hun hart.” En dat blijkt ook. ‘Alle kinderen houden van Oma Sonia’, klinkt het in de Heksenketel in koor!
Wellermagazine sprookjes
zesentwintig zeventwintig
Liefde Hij zag haar en zij zag hem:
het was liefde op het eerste gezicht
Wellermagazine sprookjes Onze keuze om te trouwen was allesbehalve een sprookje. Dat hebben we met ons volle verstand gedaan. Ons motto is dat je zelf iets van het leven moet maken. Niet morgen maar vandaag. Genieten dus, van het leven en van elkaar! Zo lang en zo gelukkig mogelijk.
achtentwintig negenentwintig mooie dag die wij samen met onze naaste familie hebben gevierd. We hadden geen getuigen: onze kinderen en kleinkinderen waren getuige en hielden ons bij de zegening de hand boven het hoofd. Twee families werden één.”
Op 27 november 2006 trouwden Evelien en Jan Janssens voor de kerk; 9 september 2009 – 09/09/09 – volgde het kerkelijke huwelijk. “Ik wilde dat zo graag,” vertelt Wellerklant Evelien. “De kerkelijke zegen over de ringen, de goedkeuring en bescherming ‘van boven’ voegt voor mij heel veel toe aan het ja-woord. Dat we voor altijd bij elkaar blijven.” Saillant detail: Evelien en Jan zijn respectievelijk 63 en 61 als zij samen met kinderen en kleinkinderen voor het altaar in de St. Andreaskerk op de Heerlerbaan staan. “Zelfs de pastoor had een kerkelijk huwelijk van een echtpaar van onze leeftijd nog nooit meegemaakt,” lacht Jan. “Voor mij hoefde het ook niet zo. Maar voor Evelien was het zó belangrijk om ook voor de kerk te trouwen, dan doe je dat toch! Achteraf ben ik erg blij met de beslissing. Het was een heel
Vuurwerk
Evelien en Jan zijn allebei eerder getrouwd geweest; van beide is de partner overleden. Evelien: “Ik ben vijftien jaar alleen geweest. Op een dag had ik er écht genoeg van en heb ik mij aangemeld op een datingsite op internet. Meteen die eerste dag leerde ik Jan kennen, die op dat moment ook al negen jaar alleen was. We bleken dicht bij elkaar te wonen: ik in de Palestinaflat, Jan woonde in Bleijerheide. Als we naar buiten keken, konden we elkaars flats bij wijze van spreken zien. De dag erna hebben we afgesproken en vanaf de eerste minuten sloegen de vonken over. Het was liefde op het eerste gezicht. We staan op eenzelfde, positieve manier in het leven, en willen zo veel mogelijk zien en meemaken: niet morgen maar nu! Soms denk ik wel eens: hoe komt dat nu, dat ik dit alles op mijn leeftijd nog mee mag maken? Zóveel geluk. Tja, het antwoord blijft natuurlijk uit!”
Blijven dromen
De belangrijkste wens van Evelien is met haar huwelijk in een mooie witte jurk in vervulling gegaan. Valt er dan nog meer te wensen? Volgens Jan en Evelien wel! “Vlak na ons huwelijk zijn we naar een concert van Frans Bauer gegaan. We zijn naar Egypte geweest. Deze zomer gaan we naar Toscane. En we willen ook nog naar een speciale autorace in Engeland. We hebben nog zoveel wensen en dromen, die we allemaal willen beleven.” Op 18 januari 2011 gaat bij het kersverse echtpaar daarom nog één keer de vlag uit! Die dag mag Evelien stoppen met werken en hebben ze nog meer tijd om te genieten van het leven.
Het meisje en de mijnwerker
Het meisje en de mijnwerker
dertig eenendertig De mensen in het dorp zeiden dat ze niet meer had gesproken sinds haar vader was omgekomen bij de ramp van 1911. “Vanavond neem ik een cadeau voor je mee,” had hij nog gezegd. Toen was hij vertrokken. De meeste slachtoffers werden nooit gevonden. Zij lagen nog steeds diep onder de grond, ergens in één van de ingestorte gangen. Voor eeuwig mijnwerkers. Met haar moeder en de andere dorpelingen had ze dagenlang vergeefs gewacht, gehoopt en gebeden. Toen het zoeken werd gestaakt, was zij naar de slaapkamer van haar ouders gegaan en had zij het zondagse hemd van haar vader uit de kast gepakt. Haar moeder vond haar op de rand van het bed, haar handen vastgeklemd aan het kledingstuk, starend naar iets dat er niet meer was en ook nooit meer zou komen. De weduwe had het café in het hart van Brunssum voortgezet en Élise hielp haar. Ze was mooi geworden. Haar ogen waren groot, groen en weemoedig en haar blonde haren hingen dik en weelderig tot op haar schouders. Veel mijnwerkers bewonderden haar schoonheid, maar ze was ongenaakbaar. Zonder iets te zeggen, zette zij het bier op hun tafeltjes. Op een lentedag in 1923 zou hij voor het eerst afdalen. Hij stond in de rij voor de schacht te wachten tot het zijn beurt was om in de lift te stappen. Bleek stak zijn gezicht af tegen het gitzwarte haar. Een oude koempel die naast hem stond, legde zijn hand op zijn schouder. “Maak je niet druk, jongen. Er gebeurt je niks. Binnen een paar dagen ben je eraan gewend.” Enrico keek hem aan: “De Hades,” zei hij zacht. Lei keek hem niet begrijpend aan. De jonge man verduidelijkte zichzelf. “De hel, de onderwereld.” Lei zuchtte en keek naar de grond. “Jij bent toch de oudste van Carlo?” “Klopt.” “Dan kan ik me voorstellen dat je bang bent, maar dat hoeft niet. Dat soort rampen gebeurt maar één keer.” Enrico keek naar de lucht. Hij wou dat hij op een van de voorbij drijvende stapelwolken kon stappen om weg te vliegen. Toen kwam de lift boven en de rij in beweging. Zwijgend en opeengepakt daalden de mannen af in het duister. Lei wees naar een plek aan het einde van een doodlopende gang. Om daar te komen, moesten ze een stuk kruipen. Toen ze er waren, begonnen ze de wand met hun houwelen te bewerken. Het werk was zwaar, zwaarder dan Enrico had verwacht. Al na een half uur vervloekte hij zwart, zwetend en zwijgend de dag dat hij van school
was gegaan om de kost te verdienen. En hij dacht aan Élise, van wie hij hield, maar die hij nooit zou krijgen. Zijn woede stopte hij in zijn slagen, die harder en harder werden. Precies op het moment dat hij wilde stoppen om de berg steenkool aan zijn voeten af te voeren, begaf de wand het. Enrico dook ineen, een schreeuw smorend in zijn armen. Stenen, lichte en zware, vielen op zijn rug en benen. Vervolgens daalde een wolk gruis en stof op hem neer. Opeens werd het stil. “Lei,” riep hij, “Lei!” maar er kwam geen reactie. Hij probeerde overeind te komen, maar het lukte niet. Zijn benen zaten klem. Pijn had hij niet. Hij kon zijn tenen nog bewegen. Er was dus niets gebroken. De stukken steen moesten zo zijn gevallen dat hij vast was komen te zitten. En in zijn positie – hij lag op zijn buik – kon hij er niet bij. “Lei!” schreeuwde hij weer, maar opnieuw was er geen teken van leven. Waar was hij nou? Zou hij ook bedolven zijn? Of had hij op tijd weg kunnen komen? Hij probeerde om zich heen te kijken. In het schaarse licht van zijn lamp zag hij niets anders dan opgestapeld puin. Geen gaten, geen openingen. Alleen achter hem misschien, maar dat kon hij niet zien. Een paniekgolf overspoelde hem. Hij deed weer een wanhopige poging los te komen, maar het was vergeefs. Hij liet zijn hoofd weer op zijn armen zakken. Allerlei gedachten spookten door hem heen. Hij maakte zichzelf verwijten. Hij had nooit van school moeten gaan. Waarom was hij niet bij een boer gaan werken, zoals zijn moeder hem had gesmeekt? Lekker buiten, bedauwde kersen plukken, regendruppels en zonnestralen op zijn gezicht en veel frisse lucht. Bidden, dacht hij plotseling, ik moet bidden. “Santa Barbara, red mij, help mij, alstublieft, haal me hieruit,” prevelde hij. Plotseling hoorde hij achter zich een soort geschuifel. Zijn hart maakte een sprong. “Rustig maar,” zei iemand. “Ik haal je hier uit.” Hij keek om. Een mijnwerker die hem eerder niet was opgevallen, begon de stenen van zijn benen te halen. Meteen daarna voelde hij hoe de druk op hem werd verlicht. Hij was vrij. De man hielp hem overeind en wees met zijn lamp naar een gat. “Als je daar doorheen kruipt, kom je weer bij je kameraden. Ze zijn allemaal ongedeerd.” “U gaat toch mee?” “Nee, ik moet de boel opruimen.” “Enrico greep zijn hand. “Hoe kan ik u ooit bedanken?” De man pakte iets uit één van de zakken van zijn ouderwets ogende jas en stak het Enrico toe. “Ga naar het café en geef dit aan het meisje,”
zei hij. “Zeg dat het van Sjors is.” Die avond ging Enrico naar het café. Zonder iets te zeggen, stapte hij op Élise af en gaf haar de ketting met de groene smaragd. “Dit is van Sjors,” zei hij. Verstijfd van schrik staarde zij een tijdje naar het sieraad in haar handen. Toen keek ze op. De tranen rolden over haar wangen, maar voor het eerst in lange tijd zag ze iemand. Roland Mans is schrijver van de 10+-boeken Het Verdwijnboek, De Gele Trui en De Uilenvlucht. Binnenkort verschijnt Sep en de Mosasaurus, een prenten- en voorleesboek. De twee laatstgenoemde boeken spelen zich geheel af in Limburg. Surf naar: www.rolandmans.nl.
Wellermagazine sprookjes
Wellermagazine sprookjes
Kat Ze deet wat ze wilt sjmoeze of kratze geliek hat ze.
De taal van de mam wordt geschreven in onze moedertaal: het dialect. We spreken over ’taal’ omdat het Limburgs een echte en erkende taal is, die in niets onderdoet voor het Nederlands. Ten opzichte van onze standaardtaal – het Nederlands – is het Limburgs een dialect, zoals het Nederlands een dialect is in relatie tot het handels- en diplomatiek Engels.
De taal van de mam
Ege heem Ege heem
Wellermagazine sprookjes
tweeendertig drieendertig
Ee ermzieëlig kling mager ketje houw al sjtónde durch ’t veld gelope en woar óp zeuk noa ee pleëtsjke um get oet te ruste, ze woar kapot wie inne hónk. Doabei woar ’t óch sjlech weer, dus ee druëg óngerkómme zouw zier welkom zieë. Endlig vóng ’t ee loak in ing poat van ing boeresjuur en lag zich neer in ’t sjtruë. Ze woar allingsjtoand en noe loog ze da. ’t Doerde neet lang of ze woar in inne depe sjloap en hoeëd nieks van ’t geritsel van de muus in ’t sjtruë. Wie ze oere later wakker woeëd rammelde ze van d’r hónger en höär natuurtalent koam noa boave…. Sjlüpentere hat ze zich ee müske gevange. ’t Woar neet dierek inne BigMac, mè vuur d’r ieësjte hónger woar ’t toch al get. ’s Angers daags, is d’r ing groeëte verrassing… inne wuste groeëte kater koam óch durch ’t loak gekroepe. Leësj woar ze nog gesjrókke, mè al gauw houwe die twieë zich gevónge. D’r kater woar zoegaar inne ’donjohan’ en ’t woar inne echte óprechte katteman deë ’t alling mar good meende mit höär. Heë makde zich zörg uëver ’t sjebbige óngerkómme van ’t ketje en meende dat zie wal beëter verdeend houw. Heë vroog zich helóp aaf woarum zie neet in ee good verwermd hoes óp ing gesjtoffeerde bank lankoet kós ligke mit regelmoatig eëte en sjöälkes milk? ’t Kling sjinöäske lekde zich ’t mülke bei ’t hure van zoeëvöäl goods….. Dreumend doa-uëver besjlete ze um ins get kótter bei de lüj in ’t dörp te goa kieke en loestere, neë hant ze en weë wit, kriege ze ’t doa beëter. D’r kater geet as ieësjte en ’t vruike bliet nuisjierig wachte mit wat vuur nuits d’r partner truuk kumt. Mè wat doert dat lang, ze wacht noe al benoa inne ganse daag en nog ummer is heë neet
truuk. En zie is toch zoeë óngeduldig en hat d’r tied benut um van hön sjoelplaatsj ee richtig neske, ee ech heem te make…. Juus as zie zich vöäl ónrow hat gemak, huët ze ’m endlig kómme en dierek begint ing lang katerletanie. Heë mak dudelik dat ze maar noeëts doa-aa mótte beginne want wat ’e noe hat gezieë en gehoeëd, neë dat hoof vuur hem neet!
Wellerweten
Nieuw briefpapier
Wellerweten
Computers die deks óp hol sjlónt, ieëlend mit KPN, Ziggo, verzieëkeringe , crisis, tesjevullers, medewerkers die aanhouwend in gesjprek zint, gedeuns bei kirk en poletiek en en en… Doabei die integratieprobleme. V’r mótte d’r toch neet aa dinke dat vier doa óch nog mótte inburgere. Neë en nogmoals neë, loate vier sjtil hei ónger ós blieve! Loate vier ós mit d’r boer hei vrunk haote dat is zat óp genog. Deë zal blie zieë dat vier vuur hem hei de muus vange ter besjerming van zie koare, terf en geësj. Egelik zint vier ee soat belegging vuur d’r boer. Ofsjoeën resultate oet ’t verlede ging garantie zint vuur noe, sjtónt ós deenste garant vuur ee good rendement vuur zie boerebedrief. Doavuur kriege v’r zieëker ’t ee en anger te eëte en te drinke van hem, mich tungs inne gowe toesj, verdütsjde d’r kater an ’t vruike. ’t Ketje houw zich dat andechtig aagehoeëd en woar ’t – ofsjoeën zelf mar kling – in groeëte lijne eens mit höäre partner, mè houw toch nog get ópmerkinge. ’Alles good en waal zeët ze, mè ich han inne behuurlike hónger, wat han ich noe doa-aa, ’t zint gowe berge, ich kin dat van de woekerpolisse’. Noe koam d’r kater oet mit ing leëverwoeësj die heë zich urges gesjtrietst houw en effe bei de poat houw neergelag. ’t Ketje sjneurde nog heller an de woeësj wie d’r groeëte kater en tevreie lagte ze zich in hön neske en vuur ze gónge sjloape gove ze zich ’the big five’ óp de aafsjproak dat ze ummer wied voet zowe blieve bei de lüj. En ze leëfde nog lang en neet óngelukkig. Ger Prickaerts, Heëlesj
Is een schone en duurzame toekomst een sprookje? Weller hoopt van niet. Wij leveren graag een bijdrage aan een schoner, groener en beter milieu. Daarom ziet het briefpapier van Weller er vanaf april iets anders uit. Wel met een echte Wellerlook maar met een paar milieuvriendelijke aanpassingen. Het papier is iets witter dan u van ons gewend bent, dit komt omdat het nieuwe briefpapier gerecycled is van oud papier uit kantooromgevingen. Ook hebben we het paarse vlak op de achterzijde verwijderd zodat het papier ook dubbelzijdig gebruikt kan worden. Wij hopen dat u net zo tevreden bent met het nieuwe papier als wij. Heeft u nog vragen? Bel ons gerust!
Er was eens... …een kleurig Wellermagazine dat in december 2009 bij alle Wellerhuurders op de mat plofte. In dit magazine konden lezers een leuke prijs winnen. Enthousiast hebben enkele lezers een energiebesparend idee bedacht en anderen gingen creatief aan de slag en maakten een kleurige tekening. Met bewondering heeft Weller de ideeën en tekeningen bekeken en na overleg zijn deze prijswinnaars de gelukkigen:
Liz Nienhuis
Mevrouw Houben
Eliane Martha
(Al deze toppers hebben hun prijs inmiddels ontvangen. Zij leefden nog lang en gelukkig...) Ismena
De heer Patelski Iris Mevrouw Pannekoek
Wellermagazine sprookjes
vierendertig
1
2
5
6
Wellerhebbes Wellerhebbes
11 “Kies maar uit…Doornroosje, Belle, Assepoester of Sneeuwwitje!” 21-delig Prinsessenverkleedset: € 24,99, Intertoys 2 2 “Zing mee met Tinkelbel.” Verhalenboek mét CD-speler: € 14,99, Intertoys 3 “Er was eens…” Sprookjesboek: € 4,98, Intertoys 4 “De Rode Schoentjes…” Rode schoentjes (maat 26 t/m 34): € 24,95, Scapino
3
7
5 “Eén klein kusje…..” Kikker spaarpot: € 3,50, Xenos 6 “Hocus, spocus…” Tover handdoekjes: € 0,99, Xenos 7 “Drie kleine biggetjes…” Spaarpot varkentje: € 0,99, Xenos
4
8
8 “Duizend-en-een-nacht” Oriëntaalse spulletjes: vanaf € 1,29, Xenos