e-log 71 Kos 20 september 2013
Heimwee Op de heenreis zit het vliegtuig vol met vakantiegangers die de dag daarvoor nog met prachtig herfstweer, bijna zomer, in de tuin hebben gezeten. Als ik rond twee uur ‘s middags op Schiphol land, heeft de gezagvoeder ons al gewaarschuwd. Regen en wind. Boven Amsterdam schijnt hier en daar nog een zon door grote stapelwolken. Maar onderweg in de trein naar Rotterdam zie ik het dichttrekken en grijs worden. De gebruikelijke kanaaldepressie neemt bezit van het lage land. Ik huiver en haal sokken uit mijn tas die ik aandoe voor ik mijn voeten weer in mijn Jezusslippers steek. Als het in Rotterdam maar niet regent. Dan krijg ik ook nog natte poten. Maar jawel hoor. Op het nog steeds in aanbouw zijnde stationsplein van CS Rotterdam staat een gure wind, er liggen plassen op straat en af en toe komt er een natte vlaag over. Dat zal de tien dagen dat ik terug ben in Nederland zo blijven. Guur koud, akelig kutweer. Voor de familie en vrienden die een beetje jaloers zijn op ons verblijf in Griekenland wellicht een schrale troost. Vooralsnog ben ik die eerste dag niet van plan om zelf ook depressief te worden. Mijn ene beste vriend Leo is die dag jarig en dat ga ik bij hem vieren. De maandag daarop ga ik de 70-ste verjaardag van mijn andere beste vriend Henk opluisteren: als verrassingspakket. Tussendoor moet ik wel even naar mijn oude moeder, met wie het niet zo goed gaat. Maar er is genoeg vrolijks in het vooruitzicht om niets te gaan somberen. Het loopt anders. Onze goede vriendin Loes, die al een paar jaar ernstig ziek is, heeft de strijd dat weekeinde opgegeven. Als ik bij Leo arriveer, hoor ik dat ze stervende is. Een bezoek aan haar heeft al geen zin meer. Leo gaat op die avond nog even naar haar toe. Ze is al niet meer bij kennis. Ze zal een dag later overlijden. Gelukkig dat het zo snel gaat. Voor al haar geliefden en vrienden die achter blijven. Op de laatste dag van mijn verblijf in Nederland herdenken we haar. Het wordt een emotionele maar zeer waardige bijeenkomst in de prachtige St. Laurenskerk in hartje Rotterdam. Haar stad en die van haar man Bert en vriend Leo. Daarna wordt ze in besloten kring begraven. Op Crooswijk. Met haar is er een zonnestraaltje verdwenen uit ons leven. Vanaf nu is de wereld ietsje grijzer geworden. Zo hij voorlopig al niet donkerzwart is voor Bert, de kinderen en kleinkinderen, haar moeder en zusters. De Hollandse hemel blijft ook die hele tijd dat ik er ben om haar treuren: regen en wind. Koude wind vooral. De dagen na het overlijden van Loes tot aan het weekeinde zijn ook niet om vrolijk van te worden. Ik bezoek mijn beide zussen. Het gesprek gaat vooral over onze moeder. Ze is zeer in de war en takelt hard af. De afgelopen zomer heeft ze een blaasontsteking gehad en waarschijnlijk een lichte attack. Wat ze haar hele leven heeft gevreesd, gebeurt nu. Ze is voor bijna alles afhankelijk van anderen, ze is de kluts goed kwijt. En haar diepste wens op een waardig einde op eigen verzoek en op haar eigen moment wordt haar waarschijnlijk ontstolen door het medisch-psychiatrischcircuit waar ze nu in is beland. Ondanks alle zorgen en verdriet van de meiden en mijn broer Bob, die ik deze keer alleen door de telefoon spreek, wordt er gelukkig nog veel gelachen tijdens onze gesprekken. Van Thea en Maaike krijg ik de indruk dat ze het in ieder geval fijn vinden om hun hart en ziel bij mij deels bloot te leggen. Het zijn volwassen sterke vrouwen en ze kunnen allebei veel aan. Maar dit soort zaken vreet aan je leven en het is in ieder geval goed om de zorgen en vele vragen samen te delen.
Ik ben voorbereid als ik op zaterdag en zondag bij mijn moeder op bezoek ga. Ze weet dat ik kom en is daar ook echt gelukkig door. Maar de vraag is maar of ze er ook echt van geniet, want haar innerlijke wereld draait vooral om het verlies van de controle over zichzelf en de wereld om haar heen. En ze wordt geplaagd door achterdocht en woede over de situatie en de mensen om haar heen die ze daar verantwoordelijk voor acht. Ik probeer haar weer een beetje op een rechte spoor te krijgen, maar weet dat het vergeefse moeite is. Dat ik zondagmiddag als ze om een uur of vier wil slapen wegvlucht uit het Eduard Douwers Dekkershuis in Amsterdam Noord is te veel gezegd. Maar de buien binnen zijn groter en het klimaat guurder dan buiten. En dat wil wat zeggen. Somber stap ik op de trein naar Den Haag Op zo’n kort bezoek aan Nederland van een week of iets langer, word je geleefd. Je bent als zeezigeuner op een bootje in zonnig Griekenland het tempo, de herrie en de drukte om je heen totaal ontwend. Daar kom je meestal pas achter als je weer veilig in je eigen kuip zit. Elke dag in Nederland is er een van gereis, gesprekken, kleine feestjes en in dit geval een geweldige verjaarslunch voor Henk in select en voornaam gezelschap met een aanvullend verblijf bij Henk en Roti thuis. Maar ook na dat feestje blijven de buien boven ons hoofd hangen. Roti zit met haar moeder in een nog veel neteliger situatie dan ik met de mijne en zij staat er in haar eentje voor. Dus ook daar gaan de gesprekken niet alleen over de vrolijke kant van het leven en het ouder worden. Ondertussen blijkt een essentieel onderdeel voor onze roerinstallatie dat ik had besteld, niet te zijn verstuurd. Zonder kan ik niet terug en ik begin al te bellen met de vliegtuigmaatschappij of ik mijn vlucht kan verzetten en met Marleen om haar voorzichtig voor te bereiden. Gelukkig gaat het met de expressepost op het laatste moment nog goed. Ik ben daar zo opgelucht over dat ik totaal vergeet om mijn medicijnen op te halen bij de apotheek in Den Haag voor ik weer terug ga naar Amsterdam om mijn koffers te pakken. In de vroege ochtend van donderdag 19 september wordt ik tussen de taxistandplaats bij CS Amsterdam en de ingang nog door een laatste kille regenbui vaarwel benat. Net als in Rotterdam is voor deur afzetten er al lang niet meer bij. Ook hier wordt getimmerd aan de vooruitgang. Al jaren. Maar de vooruitgang komt terecht ook nooit af. Om 11.00 uur Griekse tijd land ik op Kos. De zon schijnt. De bus naar Kos City vertrekt voor mijn neus. Maar daar maal ik niet om. Ik wacht met gemak een uur of wat op de volgende. In de zon. Met een kouwe koffie. Mijn heimwee naar Griekenland is in een klap geheel verdwenen.
e-log 72 Nisseros 24 september 2013
Schipperen “Spannend was dat he? Een echt avontuur.” Met glanzende ogen kijkt de jonge Duitse vrouw op de charterboot ons aan. We komen even bezorgd vragen of ze niet vreselijk zijn geschrokken. Maar wat niet weet wat niet deert. Voor haar en de overige zeven bemanningsleden op de grote plastic huurbak was het een geweldige ervaring. Al weet ik niet zeker of de verantwoordelijke schipper er ook zo over denkt. Maar die is met zijn maten al naar het terras gevlucht en zit achter een grote pot bier. Ze hebben enkele uren dwars voor drie andere schepen gelegen, nadat ze bij het eerste schip het anker er uit hebben getrokken en bij het tweede achter de ketting zijn blijven haken. Om tegen het derde aan te drijven waarbij ze handen en voeten tekort kwamen om geen schede te maken. Ondertussen blaast de wind vrolijk schuin van voren op die kade en liggen er op het rijtje wel meer schepen die het anker er niet goed in hebben. De commotie is enorm. Aan de kade voor de restaurants is het vol net als aan de andere kant. Er liggen zeker 50 schepen, de meeste aan de restaurantkant. Zeker de helft of meer zijn charters, meestal zonder professionele schipper. En niemand in Griekenland vraagt als je een boot huurt of je ook kan varen. Zeilen kunnen ze natuurlijk allemaal. Je trekt die lappen naar buiten (bijna alle huurschepen hebben rolfokken en rolgrootzeilen) en hup, daar ga je. Aftuigen is ook geen probleem, als je tenminste zo slim bent om in de wind te steken. Maar dat leer je gauw genoeg. Maar dan komt het: de haven in en afmeren. Op zijn mediterraans. Je anker er uit en dan naar achteren met de kont naar de kade. Dat is een kunst op zich en ook wij hebben ons die eigen moeten maken. Maar je zou toch verwachten dat de chartermaatschappijen enige instructie geven aan hun huurders. Zoals dat je met het schip in de richting van de wind je anker moet uitbrengen en dan pas moet kijken hoe je op je plekje aan de wal komt. Als de wind recht op de kade staat is dat niet zo’n kunst. Recht van achteren ook niet. Maar als hij van opzij komt is het andere koek. En toch zien we die avond het ene na het andere charterschip het fout doen. Met veel geschreeuw van de kant worden ze terecht gewezen. Maar bij dat laatste schip was óf iedereen hees óf ze luisterden niet en ging het goed fout. Kolfje naar de hand natuurlijk van de plaatselijke vissrs, want die worden dan te hulp geroepen om boten te verslepen en ankers opnieuw uit te brengen of noodankers te plaatsen. Dat is handel. Alleen gaat het op zijn Grieks en moet eerst afgemaakt worden waar men mee bezig is, voordat de stoere Griekse vissermannen op het toneel verschijnen. Tot verontwaardiging natuurlijk van het vakantievolk op de boten. Die zijn van huis uit gewend op hun wenken te worden bediend. Niet hier dus. Maar het komt allemaal best in orde. En ik weet zeker dat de vissers direct waren gekomen als het echt hard had gewaaid. Nu is het al donker als de hele zaak is geklaard en wij voor een naachtmutsje aanschuiven op het terras van George. We liggen recht voor zijn restaurant, waar we behalve de was doen ook kunnen douchen en internertten. “Hallo, my good Dutch friend”begroette hij ons al, toen we na ons verblijf in Kos en mijn reis naar Nederland weer in de haven van Palie afmeren. Hij weet dat we goed zijn voor de ochtendkoffie en bijna dagelijks de avondborrel. Een gestage stroom van inkomsten. George komt uit Australië en werkt daar de winter. Ook in de horeca. Hij verhuurt ons zijn auto, als we voor onderdelen in het naburige Mandraki moeten zijn en tevens een bezoek aan de fameuze krater van de vulkaan op het eiland willen brengen.
Dat gebeurt spontaan als ik hem vraag bij welke van de vier verhuurbedrijven op de kade ik het beste terecht kan. “Ik heb de verkeerde business hier gekozen”, zegt hij. Ik had in de scooters en auto’s moeten gaan. Elke dag in het seizoen komen hier dertig tot veertig charterboten en al die bemanningen willen naar de krater. De meesten met een scooter of een motor. Dat is gemiddeld 6 man per boot dus 60 tot 100 euro per keer per dag. En voor een auto vragen ze minstens 25 euro plus een tientje benzine. Dat is duizenden euro’s per week. Daar kan ik nooit tegen op.” Hij heeft gelijk. We zien het iedere dag gebeuren. Zelfs nu nog bijna eind september. George besluit: “Dus je neemt mijn auto inclusief benzine voor 20 euro. Maar wel zeggen dat je een vriend bent en dat ik hem heb uitgeleend aan je, als er iemand wat vraagt. Dat doen we dus. En zo bemachtigen we een nieuwe thermostaat voor de boiler, waarvan de eerste via Nederland opgezonden, zoek is geraakt en de tweede die ik uit Nederland meenam beschadigd en stuk blijkt. En daarna bezoeken we het schilderachtige Nikia, dat hoog boven de kraterwand is vastgeplakt en waar je naar het zuiden bijna to Rhodos en Karpathos kan kijken, en vervolgens rijden we naar de krater. Die avond eten we uit bij George. We vertrekken de volgende dag om te proberen op Creta een plek te vinden voor de winter. We zouden ook hier kunnen blijven. De haven van Pali is hartstikke veilig, ook in de winter. Maar dan zijn wel alle restaurants en de verhuurbedrijven gesloten. Hoewel de bus naar Mandraki blijft rijden en de pont naar Kos varen. Maar we zijn dan waarschijnlijk wel de enigen die in de haven liggen. We hebben Nisseros net als het nabijgelegen Tilos in ons hart gesloten. Tilos is ’s winters niet veilig als er zuidoosterstormen komen. Nisseros wel. Dus wie weet: als we niet op Creta iets kunnen vinden? En we hebben dan natuurlijk geen last meer van die sukkels die niet kunnen schipperen.
e-log 73 Astipalaia 3 oktober 2013
Robbie “Als je een lot wil winnen uit de loterij, moet je de hele tijd dat nummer in je hoofd hebben en denken: ik win, ik win. Deze is van mij. Vooral de avond van de trekking zelf. Weet je dat dan niet?” Ik kijk Rob ongelovig aan. “Zeker hier in Griekenland”, zeg ik. “Voor de Nederlandse staatsloterij”, zeg ik. “ Jazeker jochie, het is geen elektriciteit die door een draadje moet. Het zijn je gedachten en die vinden de weg wel. Nee serieus, hoor, Het werkt. Zo heb ik zelf ook een tonnetje gewonnen. Ik zit de hele dag aan dat lot te denken en wil dat ie valt. Ik zit ‘s avondsvoor de televisie tijdens de trekking en denk en denk en verdomd hij valt. Eerst geloof je dat natuurlijk niet. Dus kijken, controleren. Ik roep mijn vrouw die al op bed ligt. Zij er ook bij, kijken en controleren. En verdomd: 100.000 eerlijke pietermannen. Maar ja, wat dan. Ik kijk mijn vrouw aan en zeg: hoe gaan we dat verdubbelen? En nou vraag ik je, na alles wat ik je al heb verteld over mijn avonturen in de handel. Hoe doe je dat?” Hij kijkt me recht aan over de eettafel in onze kajuit. Zijn ogen fonkelen in zijn grote bruine kop onder zijn donkere krullen. “Nou, hoe doe je dat”? “Ïnvesteren”, vraag ik voorzichtig? “Nee, jongen, helemaal fout. Kijk, ik ken Sjaak al een tijdje. Heeft een pandje in de Lange Niezel, naast een pand dat van ons is. Hebben we hartstikke knap verbouwd met een paar mooie etages. Goed, luxueus gemeubileerd. Goudmijntje. Maar Sjakie heeft alleen een koffieshop, next door. Sjaak, goede gozer. Ik ga vaak een bakkie bij hem doen ook al staat het het blauw van de wietdampen. Maar ja, ik vraag nooit wat, dus weet ik ook niets. Sjakie heeft me verteld dat hij een leuk meissie heeft ontmoet en met haar wil samenwonen. Daar moet ie een pandje voor kopen, maar Sjaak heeft geen geld. Officieel dan. Hij barst in de poen van de bissenis, maar allemaal zwart natuurlijk. Dus ik stap op Sjaak af en zeg: “jij wou toch een huissie kopen om met je meissie te gaan samenwonen. Nou ik heb de oplossing. Ik heb hier een staatslot van een ton, als jij me er 1,5 voor geeft is hij van jou. Het jij een ton wit. Wat denk je dat ie zegt?” “Kat in het bakkie”, reageer ik. “Wat dacht je jongen. Goed he? En die anderhalve ton kon ik mooi gebruiken bij de bouw van ons nieuwe huis in Loenen. Leidinkie hier, tegeltje daar.” We liggen naast Rob in de haven van Astipalaia. Het waait dat het rookt, dus we blijven nog even. Robbie wil ook naar Creta voor de winter. Maar het ziet er naar uit de laatste dagen dat dit niet gaat lukken. Alles is volgeboekt. En zoveel is er niet. Gedeelde smart is halve smart dus we borrelen en eten afwisselend bij elkaar. Ook al slaan we dan wel eens een avondje over. Rob is een onvervalste Amsterdamse zakenman. En kan daar kleurrijk over vertellen. Hij vaart zijn grote 14,5 meter motorboot alleen. Zijn vrouw is inmiddels zijn ex. Meer dan twintig jaar waren ze samen en werkten ze samen in het onroerend goed. Maar na een paar maanden op de boot, wilde ze weer terug naar huis en naar het werk. Zijn droom bleek niet de hare en dat was het einde van een mooie, lange en volgens Rob ook gelukkige relatie. Soms doen dromen dat. Maar hoewel hij af en toe best alleen is, houdt zijn levensvreugde en onverbiddelijke optimisme hem overeind. En inmiddels ook zijn Griekse vriendin die op Samos woont, maar hem regelmatig opzoekt en waar hij deze winter ook weer een paar maanden naar toe gaat. Ze is weliswaar communist, maar dat deert niet. Door haar heeft Rob het gewone Griekse leven leren kennen en is er van gaan houden. Zoals hij zelf zegt: “de mensen zijn hier zoveel liever
dan bij ons. Er is zoveel meer gemeenschapszin. Ze hebben het moeilijk, maar ze doen het met elkaar samen. Kom daar bij ons eens om. Mijn buurman in Loenen is in de 20 jaar dat we daar woonden nog nooit een koppie koffie komen drinken. Hoe vaak ik hem ook uitnodigde. Dat zou hier niet kunnen. Rob is wat je noemt een self-made man. Na de HBS in het filmvak verzeild als assistent producer. Daarna in de handel. Eerst in de verpakking, daarna in de export met een stel Pakistani met alles wat dat land kon gebruiken en hier te koop was. Vervolgens in de croqeuttes. Dat wil zeggen dat hij een aantal Febo’s heeft gehad. En tenslotte in “de pandjes”met zijn ex. Met Amsterdam Zuid als zakelijke thuisbasis. Miljoenen verdiend maar ook weer verspeeld. Zo is het leven van een gewiekste zakenman. Firma veel list en soms een tikkie bedrog. Nog een verhaal dan. Hij doet met een Duitse partner in folie. Folie die je op maat kan afscheuren om etenswaren mee te bedekken. Zij laten het maken en verkopen via de groothandel of leveren rechtstreeks aan grote instellingen, zoals ziekenhuizen. Ze zijn ongeveer de eersten in Duitsland en de Benelux en verdienen groot geld. Maar ook anderen zien het licht en beginnen onder de prijs aan te bieden. “Nou, daar wisten we wel wat op. We konden niet opeens onze eigen prijzen gaan verlagen. Zoiets doe je niet. Dus hebben we een nieuwe firma opgericht: Kohen: combinatie van zijn en mijn achternaam. En daarmee gingen we nog een tikkie lager in de prijs zitten dan de concurrenten. Dat werkte. En weet je wat het mooie was. Opeens kregen we ook alle Joodse bejaardenhizen, en instellingen als klant. Nooit beweerd dat we kosjer waren, maar die naam hé? Die deed het hem. Wat een gein hé?” En op de vraag van Marleen of hij ook nog een kleintje Campari wil is het antwoord. “Als jij d’r nog eentje doet, dan doet ik met je mee.” Je komt ze niet iedere dag tegen op het water, van die echter onvervalste types, maar soms heb je mazzel. En dan lach je je de tranen en vaak maak je een gabber voor het leven.