Haptotherapie en pastoraat Een verslag van mijn studieverlof 1996
1
Geslaagd!! Woensdag 23 september 1998 heb ik mijn studieverlof kunnen afsluiten door het halen van het examen voor haptotherapeut. Drie jaar geleden ben ik aan deze studie begonnen om me verder te verdiepen in non-verbale communicatie. Ik had de verwachting dat een dergelijke opleiding mij zowel persoonlijk als ambtshalve instrumenten op zou kunnen leveren in de communicatie met anderen, ook wat betreft de communicatie in geloofszaken. Al vanaf mijn studietijd ben ik in dit onderwerp geïnteresseerd. Deze studie heeft mij op diverse punten verder geholpen. Ik noem een paar: • inzicht in mijn eigen non-verbale communicatie en de betekenis daarvan • inzicht in de manieren waarop mensen in lichaamshouding omgaan met hun al dan niet bewuste gevoelens • de ervaring dat ons lichaam ons veel meer vertelt dan we zelf willen weten • de ervaring dat bevestiging en veiligheid (letterlijk en figuurlijk) voorwaarden zijn om je verder te ontwikkelen, je angsten onder ogen te zien en keuzes te maken • concrete invulling hoe begrippen als vertrouwen, bevestiging, veiligheid (woorden vanuit het evangelie) in het leven van mensen waar kunnen worden en zo toekomst openen.
2
1. VOORGESCHIEDENIS EN MOTIVATIE Door mijn persoonlijke geschiedenis (opvoeding, vaardigheden, opleiding) ben ik al geruime tijd geïnteresseerd in non-verbale communicatie. Mijn doctoraal scriptie bewoog zich ook op dit vlak. Deze ging over ziekenzalving en handoplegging vanuit het oogpunt van non-verbale communicatie. Door mijn KPV-training werd deze belangstelling opnieuw aangewakkerd en ging ik op zoek naar een opleiding waar ik mijn eigen mogelijkheden en beperkingen in de non-verbale communicatie op het spoor zou kunnen komen. Ik had de verwachting dat een dergelijke opleiding mij zowel persoonlijk als ambtshalve instrumenten op zou kunnen leveren in de communicatie met anderen, ook wat betreft de communicatie in geloofszaken. Na mijn verkenningen bij verschillende opleidingen kwam ik uit bij de opleiding voor haptotherapeut. Een aantal leerbehandelingen als cliënt hielpen mij over de drempel bij de opleiding in Berg en Dal, met name omdat deze opleiding aansluit bij de verworvenheden van de ontwikkelingspsychologie. Ontwikkelingspsychologie is een prominent onderdeel van de pastorale psychologie die ik tijdens mijn opleiding in Kampen heb bestudeerd. 2. DE OPLEIDING TOT HAPTOTHERAPEUT In het land worden aan verschillende opleidingscentra haptonomie en haptotherapie onderwezen. Haptotherapie is het gebruik van haptonomie in therapeutische zin, een specifieke toepassing. Kunnen verschillende beroepen zoals bijv. fysiotherapeut of verloskundige haptonomische vaardigheden en kennis inzetten als één van de instrumenten in hun beroep, een haptotherapeut gebruikt de haptonomie als zelfstandig therapeutisch instrument. De grondlegger van de haptonomie is de Nederlander Frans Veldman. Hij werkte als fysiotherapeut en merkte daarbij dat zijn aanraking bij cliënten emoties losmaakte. Hij richtte zich (sinds ca. 1945) op dit verschijnsel, en maakte studie van de tastzin en affectiviteit. Daaruit ontwikkelde hij de leer die hij haptonomie noemde. Verschillende leerlingen van hem (onder wie de bekende Ted Troost) hebben aan de wieg gestaan van verschillende opleidingen. Uitgaande van dezelfde basisideeën zijn ze ook eigen wegen gegaan. Op dit moment zijn er met name twee opleidingen die zich vooral richten op de professionalisering van het beroep van de haptotherapeut en zo ook op landelijke erkenning en bescherming van dit beroep. Het “Instituut voor toegepaste haptotherapie” (ITH) in Berg en Dal is één van deze twee. Het beroep van Haptotherapeut is nog niet beschermd. Er wordt hard aan gewerkt en sommige ziekenfondsen vergoeden inmiddels haptotherapie. De opleiding in Berg en Dal, die ik heb gedaan, duurt drie jaar. Een dag per 14 dagen is er cursus in o.a. de vakken: ontwikkelingspsychologie, sociale psychologie, psychosociale therapie, psychopathologie, communicatievaardigheden, seksuologie, en natuurlijk haptotherapie. Daarnaast is er elke veertien dagen een werkgroep (1 dagdeel) die de stof bespreekt en met elkaar oefent. Worden alle tentamens gehaald dan mag je na deze drie jaar het examen doen. Dit examen is een praktijkexamen, een therapeutische sessie met een eigen cliënt, die je in therapie hebt. Op de praktijk word je voorbereid door veelvuldig oefenen op elkaar (de studenten), een leerbehandeling (waarin je zelf cliënt bent), een uitvoerige intake van een cliënt onder directe begeleiding én een therapie onder begeleiding van een ervaren en gekwalificeerde haptotherapeut. 3. WAT IS HAPTOTHERAPIE EN WAT IS HAPTONOMIE? In het dagelijks leven worden haptonomie en haptotherapie veel met elkaar verward. De haptonomie is een bepaalde manier van kijken naar mensen in hun omgeving. Deze visie gaat uit van begrippen als vitale ruimte, vitale beweging, wisselwerking, affecties, disbalans en bevestigende aanraking. De haptotherapie is een vorm van therapie, die deze visie gebruikt om mensen te begeleiden. De haptonomie vormt dus de basis voor de haptotherapie. Daarom eerst een korte beschrijving van de begrippen van de haptonomie. 3.1. Haptonomie 3.1.1. Vitale beweging Een mens leeft! En alles wat leeft verandert, ontwikkelt, is in beweging. Zo ook de mens. De beweging is een uiting van het leven, van een bepaalde “drive” of drift. Vanuit zichzelf beweegt de mens in verschillende richtingen, o.a.
3
• naar buiten. Het is de beweging die in onszelf ontstaat, die gericht is op de omgeving. Een beweging waarin we ons kenbaar maken, onszelf geven, de wereld ontdekken. • naar binnen. Het is de beweging, waarin we de omgeving in onszelf toelaten, ontvangen, ons bezinnen op de wereld om ons heen. Deze “levens”bewegingen worden vitale bewegingen genoemd. 3.1.2. Vitale ruimte Iets wat leeft heeft ook ruimte nodig, ruimte om de beweging te maken. Deze leefruimte is geen objectief meetbaar gegeven. Het is de ruimte die de mens voelt om in te leven, in te bewegen: levensruimte of vitale ruimte. Deze ruimte is daarom ook geen vaststaand gegeven. Ze varieert met en door de bewegingen van vorm, grootte en inhoud. Mensen kunnen soms teveel ruimte ervaren waardoor ze hun houvast verliezen. Hun bewegingen zijn dan te klein voor deze ruimte. Of ze kunnen zich benauwd of bedrukt voelen door een tekort aan ruimte. Een voorbeeld: Zonder dat iemand het uitdrukkelijk vraagt maken mensen die in een volle lift stappen hun ruimte en hun bewegingen klein. Iemand die zich in die lift bedreigd voelt maakt zich binnen die eigen ruimte nog kleiner, hij of zij maakt zich onzichtbaar. Iemand die wel zijn ruimte klein maakt, maar niet zijn bewegingen wordt onhandig, slaat iemand met zijn tas , gaat op tenen staan. 3.1.3. Wisselwerking Een mens leeft niet alleen. Er is een voortdurende wisselwerking tussen een individu en zijn omgeving. Een wisselwerking tussen geven en ontvangen, tussen kunnen ontvangen en weer teruggeven. Dat begint al bij een jong kind. Vanuit de veiligheid van de ouder gaat het op ontdekking in de wereld. Al gelang zijn ervaringen gaat het verder of komt het terug bij de ouder. De omgeving doet iets met het kind en gaandeweg doet het kind iets met zijn omgeving. 3.1.4. Affecties Deze wisselwerking roept affecties, gevoelens of emoties op. Door allerlei oorzaken leren mensen deze emoties te kanaliseren, te sturen of te bedwingen. In onze cultuur met de nadruk op rationaliteit, cognitie en effectiviteit worden gevoelens en emoties aan deze “normen” getoetst. De gevoelens die nut hebben of te begrijpen zijn worden toegelaten, andere worden weggestopt, verdrongen of ontkend. Deze normen zijn vaak niet bewust en worden bepaald door onze sociale en culturele omgeving. Ook het christelijk geloof vormt deze normen. Een voorbeeld: jaloersheid wordt vaak gezien als niet zinvol, niet terecht en daarom niet toegelaten in ons bewustzijn, terwijl het toch onze reacties bepaalt en onze gedachten beheerst. 3.1.5. Disbalans Onder invloed van onze omgeving, onze opvoeding, ons karakter hebben we ons aangepast aan wat wenselijk is of gevraagd wordt. Dat is niet verkeerd. Maar in bepaalde omstandigheden kunnen we klem komen te zitten tussen wat van ons gevraagd wordt (ook door onszelf) en wat bij ons past. Veiligheid en vertrouwen zijn nodig om te ontdekken wat onze gevoelens zijn, wat de omgeving met ons doet en wat bij onszelf hoort. De spanning daartussen wordt voelbaar, tastbaar in ons lichaam en zichtbaar in een disbalans tussen vitale ruimte en vitale bewegingen. 3.2. Haptotherapie De haptotherapie maakt gebruik van deze visie. Het is een lichaamsgerichte en non-directieve vorm van psychosociale hulpverlening. Haptotherapie is erop gericht de cliënt weer in contact te brengen met zijn gevoel en daarmee met zichzelf. Dit gebeurt door middel van de bewustwording en beleving van de wisselwerking tussen lichaam en geest, gestimuleerd en gevoed door de wisselwerking tussen cliënt en therapeut. Om die reden brengt de haptotherapeut de cliënt via directe lichamelijke aanraking in contact met zichzelf. Altijd vanuit een affectieve, bevestigende aanraking die de bewustwording op gang kan brengen van de mogelijke disbalans en als vertrekpunt dient om op zoek te gaan naar een nieuw evenwicht.
4
De aanraking is niet alleen letterlijk. Naast de aanraking op de rug, maakt de haptotherapie ook gebruik van de figuurlijke aanraking, namelijk door het gesprek en door bewust om te gaan met de ruimte. In alle drie vormen van aanraken gaat het om een bevestigende aanraking. (Wanneer er voldoende veiligheid en vertrouwen is kan het ook een uitnodigende of toetsende aanraking zijn.) Het dient een aanraking te zijn zonder bijbedoelingen, waaraan integriteit, oprechtheid en respect ten grondslag ligt. (Er liggen hier duidelijke verbindingslijnen met de opvattingen van Carl Rogers.) Dit betekent dat de cliënt in het middelpunt staat en niet zozeer zijn probleem. Het gaat om deze unieke, specifieke mens en zijn of haar omgaan met de eigen problemen. De therapeut functioneert als begeleider. De gedachte is dat de cliënt slechts een begeleider nodig heeft, maar zelf autonoom blijft. Een haptotherapeut werkt met mensen bij wie de balans tussen de vitale beweging en de vitale ruimte langdurig verstoord is. Mensen bijvoorbeeld met lichamelijke problemen waarvoor geen medische oorzaak wordt gevonden. Ook mensen die zeggen niet meer bij hun gevoel te kunnen komen, die last hebben van spanning of stress, die zich onzeker of depressief voelen. Ook verleent de haptotherapeut ondersteuning bij andere therapieën ten aanzien van deze aspecten. 4. MIJN PERSOONLIJKE ERVARINGEN EN ONTDEKKINGEN Mijn persoonlijke ervaringen hebben natuurlijk alles te maken met mijn eigen ontwikkeling. Verrassend voor mij was de aansluiting van deze opleiding bij wat ik in het hoofdvak “Pastorale theologie en pastorale psychologie” van mijn opleiding tot predikant geleerd heb. Deze aansluiting zat vooral in de ontwikkelingspsychologie (met name Erikson) en de humanistische psychologie van Carl Rogers. Met name de concrete invulling door de haptotherapie van centrale begrippen van deze beide psychologen heeft mij verder geholpen. De wisselwerking tussen cliënt en therapeut, waarbij de cliënt zelf verantwoordelijk blijft voor zijn deel is daarvan een voorbeeld. Als begeleider geef ik terug wat ik beleef, voel, zie en reik dit de ander aan. De cliënt bepaalt of wat ik teruggeef bij hem past of niet. Als begeleider help ik de ander te ontdekken wat zijn veiligheid vergroot om daardoor en daarna ruimte te creëren waarin gevoelens gevoeld kunnen worden. Door de lichamelijke aanraking kan ik daarin verder komen, dan alleen in de verbale “aanraking”. We komen dichter bij de primaire beleving van het jonge kind van wat veiligheid betekent en inhoudt. Het betekent voor mij ook dat ik, meer dan ik besefte in mijn theologische opleiding, mijzelf moet laten zien in mijn emoties en gevoelens. Mijzelf moet presenteren aan de ander om de ander de kans te geven daardoor meer van zichzelf te laten zien. Presentie én transparantie, dat wil zeggen mijn eigen gedachten verwoorden, toelichten waarom ik bepaalde gedachten heb of tot bepaalde conclusies kom. Deze opleiding heeft mij ook geleerd beter onderscheid te maken tussen de emoties van de ander en mijn eigen emoties. Dat is van belang omdat in emotionele omstandigheden ik, net als de meeste mensen, geneigd ben emoties van de ander over te nemen. In het begeleiden van mensen is dit onderscheid nodig om aan te kunnen geven wat ik bij de ander voel en wat ik bij mezelf voel. Een voorbeeld: Iemand is verdrietig om het verlies van een geliefde die ik niet ken. Haar verdriet roept bij mij verdriet op. Mijn verdriet is echter niet hetzelfde als haar verdriet, beide “verdrieten” hebben een andere oorzaak. Mijn verdriet kan te maken hebben met mijn relatie met haar of met verdriet dat ik heb om mijn verloren geliefden. In beide gevallen huilen we niet om hetzelfde. Een ander punt is het ontdekken van de vele normen die je ongeweten zelf hanteert. Het hanteren van deze normen is niet het punt, wel het ongeweten hanteren. Het kan het open luisteren naar mensen danig beïnvloeden, maar, sterker nog, ook je doen vergeten bepaalde dingen na te vragen. Een voorbeeld: Iemand vertelt enthousiast over een nieuwe relatie. Je hoort van afwijzende reacties van de omgeving. De cliënt zegt dat dat komt omdat het een homoseksuele relatie is. De therapeut zegt dat hij daar geen moeite mee heeft. De cliënt is blij dit met de therapeut te kunnen bespreken. Lastig wordt het voor de therapeut als hij toevallig ontdekt dat er een leeftijdsverschil is tussen de twee geliefden van 30 jaar. Zo ontdekt hij zijn ongeweten “norm”.
5
Met name de vele normen ten aanzien van lichamelijkheid, intimiteit en seksualiteit zijn een voortdurende valkuil voor therapeut en cliënt. Daarin vormen zij beide een afspiegeling van onze maatschappij, die lichamelijkheid en intimiteit snel verwart met seksualiteit. Van mij als therapeut wordt gevraagd daarin helder te onderscheiden. Een man die veiligheid en geborgenheid nodig heeft om zichzelf te kunnen vinden kan daar in de maatschappij moeilijk openlijk voor uit komen. Anders gezegd: hoeveel (heteroseksuele) mannen durven mannen te vragen om bijv. bij weg te kruipen. Aan vrouwen stellen ze die vraag gemakkelijker, maar vertalen hun vraag eerder in een seksuele vraag om acceptabel (maatschappelijk aanvaard) te zijn. Andersom wordt de vraag van vrouwen aan mannen om geborgenheid en veiligheid soms verkeerd verstaan als een vraag naar seksualiteit. De gerichtheid van de haptotherapie op heel de mens en niet direct op zijn probleem komt overeen met mijn visie: De mens is voor de ander (in het algemeen) een begeleider, te vergelijken met een badmeester die de ander helpt de juiste slag te leren om het hoofd boven water te houden. Door deze studie ben ik meer gericht op wat deze mens nodig heeft dan op zijn/haar probleem en kan ik gemakkelijker en dus eerder onderkennen wat de onderliggende vraag van de ander kan zijn. Dat is echter niet altijd eenvoudig aan de orde te stellen en af te checken. De ander moet het zelf ook willen weten en het met mij willen delen. Soms kan het ook een doorbraak betekenen in een gesprek. Door deze opleiding ben ik gevoeliger geworden voor lichaamstaal. Ik heb geleerd te durven kijken en om wat ik zie serieus te nemen. Tegelijk heb ik geleerd om dat niet meteen te interpreteren, want één en dezelfde beweging of gebaar kan tientallen verschillende redenen of oorzaken hebben. Het tegendeel is dus waar wat populaire boekjes beweren, namelijk dat een bepaald gebaar één bepaalde betekenis heeft. Mensen stellen mij dikwijls de vraag of ik hen nu doorzie? Wellicht weet wat hen bezig houdt? Ik zie inderdaad “meer” dan vóór de opleiding, maar de betekenis kan alleen in wisselwerking met de ander gevonden worden. Het gesprek blijft dus nodig. 5. LIJNEN NAAR (MIJN) THEOLOGIE, PASTORAAT EN LITURGIE 5.1. Lichaam en geest Door de haptonomie, maar daardoor niet alleen, wordt duidelijk dat een scheiding van lichaam en geest niet zinvol is en verhullend werkt. Deze lijn van het grieks (westers) denken, zoals die ook in bepaalde sectoren van het New-Age denken terug te vinden is, vindt in de praktijk van de haptonomie geen bevestiging. In de haptonomie wordt uitgegaan van “bezielde lichamelijkheid”. Een mens heeft niet alleen een lichaam, maar is zijn lichamelijkheid. De ziel is niet los verkrijgbaar. Naar mijn idee kunnen hier lijnen getrokken worden naar bijv. het scheppingsverhaal en de joodse visie op lichaam en geest. Een visie die – denk ik - ook consequenties heeft ten aanzien van het denken over reïncarnatie, leven na de dood en opstanding. Het is volgens mij niet toevallig dat Jezus na zijn dood door Thomas gezien wordt in zijn “oude” lichaam en niet in een geesteslichaam, hoewel het tegelijk ook niet meer zijn “oude” lichaam is. 5.2. Bevestiging De haptonomie baseert zich hiervoor o.a. op Dr. A.A.A. Terruwe. Zij is van mening dat een baby instinctief de behoefte heeft te ervaren dat hij niet alleen is en geaccepteerd wordt in zijn bestaan. Dat kan hij aanvankelijk alleen door aanraking ervaren, omdat de tastzin het zintuig is dat zich het eerst ontwikkelt. Later kan een kind dit ook door het gehoor, het gezicht, e.d. ervaren. Het wordt bevestigd in zijn wezen. Ontbreekt deze bevestiging dan komt het kind in een onbevredigende psychische toestand, die een fundamentele onrust, onveiligheid en onzekerheid veroorzaakt. Het kind en later de volwassene, blijft dan naar bevestiging zoeken. M. Buber stelt dat een gemeenschap menselijk genoemd kan worden naarmate haar leden elkaar bevestigen. De lijn die hier getrokken kan worden naar de pastorale theologie is naar de betekenis van troost (comfort). Troost is altijd geborgenheid (dr. W. Ter Horst). Geborgenheid die bestaat uit bevestiging: jij mag er zijn. De haptonomie benadrukt als het ware deze inzet van het pastoraat, ook als basis en voorwaarde voor verandering (challenge).
6
Voor mijn gevoel is de betekenis van deze notie voor de liturgie nog onvoldoende ontdekt. Het voeden van geborgenheid, het geven van bevestiging, zowel in de inrichting van de kerk als in de invulling van de liturgie is in bepaalde kringen nog verdacht. In hoeverre mogen bijv. verlichting en aankleding van het gebouw geborgenheid geven? In hoeverre mogen liederen iets van een “romantisch wij-gevoel” (H. Blankesteijn, Het spel en de regels) onderstrepen? Met geborgenheid bedoel ik iets anders dan gezelligheid of knusheid. Geborgenheid heeft voor mij iets van weg mogen schuilen zonder dat mijn identiteit wordt platgewalst of doodgeknuffeld. 5.3. Ontmoeting De ontmoeting van het individu met zijn omgeving, de verregaande wisselwerking daartussen geeft voor mij een vernieuwde en meer hedendaagse blik op één aspect van het woord “verbond”. Ook in de relatie tussen God en mens is er sprake van een volwaardige wisselwerking, waarin de Eeuwige de mens neerzet als zijn partner. Het verhaal van Job kan gelezen worden als zo’n ontmoeting. In het eerste gesprek (hoofdstuk 1 en 2) geeft Job zijn eigen plek uit handen. Hij wordt slachtoffer, passief, de ander doet maar. Aan het einde van zijn boek echter, blijft hij op zijn benen staan, maar erkent hij ook de eigen plek van de Eeuwige. De laatste reactie van Job wordt vaak weergegeven/vertaald als: Daarom herroep ik en doe boete in stof en as. Mijn voorkeurs reactie is: Daarom keer ik mij om en ik keer me af van stof en as. (Eerherstel voor Job; dr. Simon Schoon) Job is hier de autonome mens die zichzelf bewust buigt uit respect voor het geheim en de kwaliteit van de ander. Een relatie om niet. Want een mens kan leven met vragen, maar niet zonder diepe relaties. 5.4. Beweging en ruimte (geven en ontvangen) In die wisselwerking is zowel het geven als ontvangen van beide kanten noodzakelijk. Een mens kan alleen geven als hij ook ontvangen heeft. Bij hulpverleners (vrijwilligers en professionals) zie je soms een patroon van ontvangen door te geven. Het geven is dus ten diepste bedoeld om eigen behoeften te bevredigen. Dat geeft naar mijn idee niet als je het maar weet. En dus ook in de gaten krijgt waarom je als hulpverlener soms teleurgesteld of zelfs gegriefd bent als hulp niet zo geaccepteerd wordt als je in jouw hoofd hebt. De ontmoeting tussen Jezus en de rijke jongeling lijkt te mislukken. De rijke jongeling is zo gewend te geven dat hij van Jezus niets aan kan pakken. Hij blijft in de aktiviteit (Wat moet ik doen?), maar komt niet in de wisselwerking. Zijn probleem is die van vele rijk(begaafd)e mensen, hij heeft niet geleerd te ontvangen. Deze visie kan in pastoraat en liturgie wellicht soms de weg openen naar een gesprek over ontvangen. Wat heb jij nodig om te kunnen ontvangen? Of in hoeverre ken je het gevoel van geborgenheid? Bij wie kun jij schuilen? Hier liggen naar mijn idee ook lijnen naar het bijbelse begrip “genade”. 5.5. Pastoraat en Therapie In deze opleiding ben ik bevestigd in het verschil tussen therapie en pastoraat. In de therapie is sprake van een geformuleerde hulpvraag, een afgesproken traject, een doel met eventuele subdoelen. In principe betalen mensen voor de therapie, bezoekt de cliënt de therapeut en ligt het initiatief bij de cliënt. In het pastoraat spreken we over omzien naar mensen. Het initiatief kan zowel bij de pastor liggen als bij de pastorant. Er is dikwijls geen duidelijke hulpvraag. Maar nog belangrijker: de aard van de relatie is ook anders. De voornaamste taken van de pastor zijn: bijstaan, verhelderen, bewust maken, begeleiden, bemoedigen. Het pastoraat houdt zich ook meer bezig met vragen waarop “geen antwoord” mogelijk is: existentiële vragen naar zin en welzijn. En hoewel de therapie ook niet waardevrij is, zal het pastoraat in ethische vragen zich oriënteren op de Bijbel en zijn verhalen. Pastoraat en therapie zijn daarom niet te verenigen. Het zijn verschillende wegen, hoewel er ook overlappingen zijn. Pastoraat is niet goed mogelijk zonder kennis van en ervaring met psychologische processen. Therapie en zeker haptotherapie beweegt zich ook op het terrein van existentiële vragen, zoals veiligheid (Ben ik geborgen?), eigenheid (Wie ben ik en wie mag ik zijn?), intimiteit (wisselwerking tussen ik en jij, ik en Gij) en zelfstandigheid. Deze vier begrippen (veiligheid, eigenheid, intimiteit, zelfstandigheid) hanteert de haptotherapie als een beschrijving van het ontwikkelingsproces van ieder mens. Deze begrippen komen voort uit de ontwikkelingspsychologie, maar hebben ook een existentiële en een geestelijke dimensie. Daarom
7
kunnen deze begrippen het pastoraat ook ondersteunen in de mate dat ze de geestelijke vragen nuanceren. De vraag naar: “Hoe krijg ik een genadig God?” (Luther) komt naar mijn idee vanuit de dimensie van de vraag naar de veiligheid, terwijl de zoektocht van de mens naar een persoonlijke relatie met God meer in de sfeer ligt van de intimiteit, en dus vooraf dient te gaan door een (zekere mate van) gevonden veiligheid én eigenheid. 6.TERUGBLIK EN CONCLUSIE De opleiding was pittig, maar de moeite meer dan waard. Deze opleiding heeft mij veel geleerd. Ten dele wat ik had verwacht te leren over non-verbale communicatie en dan vooral in de methodiek en de wijze waarop die in het gesprek kan worden ingevoerd. Voor een belangrijk deel ook in de concretisering en de verbinding van belangrijke begrippen als veiligheid, eigenheid, intimiteit en zelfstandigheid, die bijbels onderbouwd en toegelicht kunnen worden. Op deze wijze ondersteunt het mij in mijn pastoraat in de gemeente. Het belang van bevestiging en de bevestigende aanraking is mij helder geworden, iets wat iedereen (en dus ik ook) wel weet, maar veel te veel (door mij) wordt vergeten. De opleiding heeft mij ook weer aan het denken gezet over mijn eigen theologie en pastoraat en dat is een winst die ik zeker hier wil noemen. Duiven, oktober 1998
8