Hans van der Beek over schrijven en alles
Hij
schrijft
columns,
boeken
en
nog
veel
meer,
behoort
tot
de
‘Kunst
en
Media’‐redactie
van
het
Parool,
is
vader
van
twee
jongens
en
is
bezig
te
halveren.
Juist,
afvallen.
Hans
van
der
Beek
schrijft.
Over
alles.
Vandaag
vraag
ik
hem.
Over
schrijven.
TEKST:
ANNE
TAVERNE
N
adat
ik
een
half
uur
had
gelopen
over
een
stuk
waar
een
normaal
mens
vijf
minuten
over
doet
kon
ik
Hans
eindelijk
de
hand
schudden.
Amsterdam
is
groot,
maar
deze
man
ook!
Dat
zijn
rubriek
‘Hans
Halveert’
niet
over
zijn
lengte
gaat
lijkt
me
nu
wel
duidelijk.
Nu
bedoel
ik
niet
te
zeggen
dat
hij
dik
is,
maar
gewoon
een
lange
man
en
dat
als
zou
halveren
in
de
lengte
hij
voorafgaand
ongeveer
vier
meter
had
moeten
zijn.
Goed,
daar
kwamen
we
niet
voor.
Hallo
Hans,
mijn
naam
is
Anne.
Een
korte
rondleiding
bracht
mij
op
plekken
die
mij
deden
denken
aan
een
vorig
bezoek
aan
het
pand,
toen
aan
de
Volkskrant.
Zo
was
de
pret
snel
voorbij,
aangezien
de
redactie
vrijwel
hetzelfde
was
ingedeeld.
Geen
paniek,
het
feest
moet
nog
beginnen.
Ik
vroeg
Hans
over
schrijven
en
zijn
werk
voor
het
Parool.
Een
van
mijn
favoriete
stukken
van
Hans
is
het
portret
dat
hij
schreef
over
Maarten
van
Roozendaal.
Ik
was
ook
benieuwd
naar
wat
zijn
eigen
favoriet
was.
“Ingewikkeld,
aan
het
portret
van
Maarten
van
Roozendaal
denk
ik
echt
met
liefde
terug.
Maar
dat
is
misschien
meer
omdat
hij
er
niet
meer
is.”
Maar
er
was
nog
iets
waar
hij
vol
trots
naar
terugkijkt.
Tijdens
het
WK
in
Duitsland
in
2006
heeft
hij
het
Duitse
elftal
gevolgd.
Hij
schreef
columns
over
zijn
belevenissen.
De
Duitsers
durfden
toen
voor
het
eerst
echt
feest
te
vieren.
“Er
werd
met
vlaggen
gewapperd
en
het
nationalisme
werd
eens
niet
aan
de
Tweede
Wereldoorlog
gekoppeld.
Het
ging
weer
over
voetbal
en
dat
is
leuk.”
In
Berlijn
herleefde
hij
even
het
gevoel
dat
hij
had
gehad
toen
hij
daar
een
half
jaar
woonde.
“Dit
voelde
echt
als
thuiskomen.”
Zulke
stukken
laten
goed
zien
wie
Hans
van
der
Beek
is.
Naar
eigen
zeggen
is
hij
niet
iemand
die
snel
op
de
voorpagina
zal
staan,
tenzij
het
met
iets
grappigs
is.
“Ik
moet
het
hebben
van
mijn
pen.
Mijn
verhalen
zullen
niet
het
NOS
Journaal
halen.
Ik
houd
ervan
dingen
luchtig
te
houden.”
Door
de
krant
heeft
hij
de
kans
gekregen
boeken
te
gaan
schrijven.
“Ik
zit
bij
de
krant
omdat
ik
kan
schrijven.
Daardoor
ben
ik
over
boeken
na
gaan
denken.”
Schrijven
is
een
passie
die
hij
heeft
ontwikkeld
naast,
of
misschien
wel
door,
zijn
journalistieke
werk.
→
Een
vorm
van
ontspanning.
Iets
waar
hij
’s
avonds
eens
even
lekker
voor
gaat
zitten.
“Je
hebt
mensen
die
hele
avonden
Game
of
Thrones
kijken
of
een
computerspel
spelen.
Ik
ga
schrijven,
dat
is
leuk!”
H
ans
maakt
als
journalist
heel
wat
mee.
Dat
is
wat
het
vak
voor
hem
zo
aantrekkelijk
maakt.
“Ik
houd
ervan
om
overal
mijn
neus
even
in
te
steken.
Een
paar
dagen
rondcrossen
in
de
ouwe
bak
van
Maarten
van
Roozendaal
en
even
later
zit
je
in
het
Torentje
met
de
minister‐president
te
ouwehoeren.
Je
komt
veel
boeiende
mensen
tegen,
bekend
of
onbekend.
Regelmatig
kom
ik
op
plekken
en
denk
ik
bij
mezelf:
‘Waar
ben
ik
nu
weer
en
waar
slaat
dit
op?’.
Maar
dat
is
juist
wel
leuk.”
Toch
bouwt
hij
niet
echt
een
band
op
met
de
mensen
die
hij
spreekt.
Tegenwoordig
is
er
weinig
tijd
voor
de
stukken
die
geschreven
worden
en
moet
alles
snel.
Tijd
is
geld
en
daar
moeten
de
redacteuren
zich
ook
aan
houden.
“Voorheen
ging
ik
twee,
drie
dagen
met
iemand
op
pad.
Daar
is
nu
geen
tijd
meer
voor.
Dan
ging
ik
rustig
zitten
observeren
en
was
ik
een
soort
‘fly‐on‐the‐wall’.”
een
mooie
tekst
brengt.
Het
is
een
kwestie
van
notuleren.”
Normaal
gesproken
leest
hij
zijn
stukken
nooit
terug,
maar
toen
Maarten
van
Roozendaal
overleed
schreef
hij
een
‘Ten
slotte’
over
hem.
“Toen
ik
begon
met
schrijven
en
het
stuk
teruglas
dacht
ik
bij
mezelf:
Toch
best
een
goed
stuk.
Het
waren
een
paar
goede
dagen.’”
De
zogenaamde
band
die
hij
opbouwde
met
Maarten
van
Roozendaal
noemt
hij
zelf
heel
uitzonderlijk.
“Met
hem
eindig
je
natuurlijk
stomdronken
in
de
kroeg.
Dat
maakt
het
al
heel
snel
gezellig.”
In
de
journalistiek
is
het
volgens
Hans
een
kwestie
van
mazzel.
De
juiste
verhalen
en
mensen
tegenkomen.
Zo
had
Hans
geluk
met
Maarten
en
was
hij
op
juiste
plek
voor
een
mooi
verhaal.
Zelf
vindt
hij
dat
hij
boft
dat
hij
dit
werk
kan
doen.
“Ik
ben
niet
zo
arrogant
om
te
zeggen
dat
als
je
goed
bent
dat
het
dan
altijd
wel
goed
komt.
Het
is
een
kwestie
van
right
time,
right
place.”
→
De
korte
samenwerking
met
van
Roozendaal
heeft,
ook
volgens
Hans
zelf,
een
mooi
stuk
opgeleverd.
“Hij
is
fantastisch.
Hem
hoef
je
niet
te
vertellen
hoe
je
“Right
time,
right
place.”
Dat
Hans
van
schrijven
en
van
de
krant
houdt
is
mij
nu
wel
duidelijk.
Daarom
leg
ik
hem
een
keuze
voor.
Hij
moet
kiezen:
boeken
schrijven
of
toch
bij
de
krant?
Die
keuze
blijkt
een
hele
lastige.
“Boeken
schrijven
is
meer
sexy,
meer
een
eer
en
ik
denk
een
grotere
kick.
Maar
ik
moet
er
niet
aan
denken
om
altijd
thuis
achter
mijn
computertje
te
zitten.
Ik
vind
het
leuk
om
naar
de
redactie
te
gaan
en
een
beetje
te
ouwehoeren.”
De
stand
tot
nu
toe?
I
n
de
toekomst
kunnen
we
dus
van
alles
van
hem
verwachten.
Boeken,
de
krant,
tripjes
naar
het
WK,
maar
hoe
ziet
hij
zelf
de
toekomst?
Volgens
Hans
is
zijn
toekomst
bij
het
Parool
niet
zo
heel
vreugdevol.
“De
cijfers
blijven
elk
jaar
dalen
en
dan
wordt
de
kaasschaaf
weer
gepakt.
Dan
worden
er
weer
een
paar
mensen
ontslagen.”
Boeken
schrijven
versus
de
krant:
1‐1.
En
bij
een
gelijkspel
zal
het
blijven,
want
Hans
zou
het
liefst
een
combinatie
van
beiden
zien.
“Ik
kan
altijd
freelancen,
dat
doe
ik
nu
ook
om
wat
extra
te
verdienen.
Maar
dat
is
niet
het
leuke
werk,
het
is
commercieel
werk.
Ik
hoop
niet
dat
dat
ooit
de
hard‐core
van
mijn
werk
wordt.”
Boeken
zal
hij
altijd
blijven
schrijven,
maar
ook
daar
ziet
hij
geen
wonder
meer
in
gebeuren.
“Ik
heb
opgegeven
te
denken
dat
mijn
volgende
boek
een
klapper
wordt.
Dat
heb
ik
wel
gedacht,
maar
dat
is
nog
nooit
uitgekomen.
Die
frustratie
bespaar
ik
me.
Ik
ga
lekker
schrijven
en
ga
kijken
wat
er
gebeurt.”
Een
onzekere
toekomst.
Voor
nu
nog
bij
het
Parool.
Maar
Hans
is
een
man
van
oplossingen.
“Na
het
Parool?
Wie
weet.
Misschien
een
rijke
vrouw?”
Grinnikend
om
dit
grapje
staan
we
allebei
op.
Na
even
dwalen
door
het
gebouw
zijn
we
bij
de
uitgang.
Hans
vertelt
me
hoe
ik
binnen
vijf
minuten
bij
de
tram
ben
en
ik
zeg
dat
ik
nu
waarschijnlijk
niet
verdwaal.
We
schudden
elkaar
de
hand
en
ik
denk
bij
mezelf:
“Dag
Hans,
tot
over
tien
jaar,
dan
zitten
we
samen
in
de
WW.”