tern 21), de voorlaatste is in het voorjaar van 1985 (AA 1985/3; Katern 14) gepubliceerd. Het is niet zinvol — en binnen opzet en omvang van Katernrubrieken ook niet mogelijk — de ontwikkelingen op handelsrechtelijk terrein over een periode van enige jaren te beschrijven. Overeenkomstig de doelstelling van het katern (het bieden van een beknopt overzicht van de hoofdlijnen van recente ontwikkelingen in een rechtsgebied) is er in overleg met de redactie voor gekozen voor dit nummer van Katern een overzicht over 1987 en het eerste kwartaal van 1988 samen te stellen. Vanaf de komende aflevering zal de rubriek in principe signalementen over hierop aansluitende kwartaal-perioden betreffen, die mede zullen worden verzorgd door mw. mr. M.W.E. Koopmann, mr. M.M. Mac Lean en mw. mr. H. A.G. Splinter-van Kan, allen werkzaam bij de vakgroep privaatrecht van de juridische faculteit VU Amsterdam. 2 Literatuur over handelsrecht Relatief veel literatuur verschijnt in de afzonderlijke rechtsgebieden die vanouds onder het handelsrecht worden begrepen, hand- of studieboeken over het gehele terrein zijn schaars en soms op onderdelen niet bijgewerkt. Mij lijkt hier ruimte voor nieuwe initiatieven. Een beknopte beschrijving, met zoveel mogelijk een gezamenlijke behandeling van huidig en komend recht, verscheen begin dit jaar, de bekende Schets van het Nederlands handels- en faillissementsrecht van T. J. Dorhout Mees, in een bewerking (6e druk) van mevr. P. IJdo (uitg. Gouda Quint, Arnhem). 3 Burgerlijk recht-handelsrecht; contractsonderhandelingen en derdenwerldng van exoneratieclausules
Aan het handelsrecht is in Katern relatief weinig aandacht besteed. De laatste aflevering dateert van ruim anderhalfjaar geleden (AA 1987/1; Ka-
De verhoudidng tussen het BW en het WvK is er een van algemeen tot bijzonder: voor zover bij het WvK niet 'bijzonder' is afgeweken is het BW op de in het WvK behandelde onderwerpen van toepassing, vgl. artikel 1 WvK. Deze verticale integratie wordt in het NBW voor een meer horizontale ingeruild. Burgerlijk recht en handelsrecht zijn in elkaar gevlochten. Sommige onderdelen van het (nieuwe) burgerlijk recht zijn alleen voor professionals in het zaken- en dienstverkeer geschreven, andere alleen voor 'consumenten' (de natuurlijke persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf), vgl. artikel 6.3.2.3 (independent contractors), artikel 6.3.2.10 (concentratie van aansprakelijkheid op degene die een bedrijf uitoefent), de afdelingen over produktenaanspra-
KATERN27
1098
Handelsrecht Prof.mr. B. Wessels 1 Overzicht 1987-maart 1988
kelijkheid en misleidende reclame, waartegenover artikel 6.5.2A.3 en 4 (zwarte en grijze lijst) en artikel 7.1.1.4 (consumentenkoop). Anderzijds zijn bepaalde onderdelen van het (komende) burgerlijk recht in het NBW vanuit een bedrijfsrechtelijke achtergrond tot wasdom gekomen: het vertrouwensbeginsel, matigings- en opschortingsrechten, algemene voorwaarden, de anti-paardesprong van artikel 6.5.3.8a. Ook twee andere algemeen burgerlijkrechtelijke leerstukken blijven in ontwikkeling onder invloed van gerezen geschillen tussen handelspartners: contractsonderhandelingen en de derdenwerking van exoneratieclausules. In HR 23-10-1987, RvdW 1987, 192 (VSH/Shell) (AA-Katern 26, p. 1038 e.v.) handelt het over afgebroken onderhandelingen over een joint venture-overeenkomst en beoordeelt de Hoge Raad als juist het door het Hof gekozen uitgangspunt
werpen, HR 20-06-1986, S&S 1986, 20; NJ 1987, 35. Het vraagstuk blijkt een dankbaar thema voor rechtsgeleerde beschouwingen. ZieS.C.J.J. Kortmann, De werking van exoneratiebedingen tegen 'derden', bespiegelingen n.a.v. hetSecuricorarrest, in: Tijdschrift voor Privaatrecht 1986, p. 827 e.v. en voor uitvoerige vergelijkende beschouwingen met het recht van zeven Europese landen de in boekvorm verschenen scriptie van J. Visser De werking van contractuele bepalingen ten nadele van derden, Post Scriptum Reeks (1987). Voorts wijs ik op de annotaties/commentaren van K.F. Haak (Kwartaalbericht NBW 1986/4, p. 118 e.v.); S.C.J.J. Kortmann (Ars Aequi 1986, p. 775 e.v.); R. Zwitser, in: Schadeverhaal, BW-krant jaarboek 1987, p. 83 e.v.; E.B. Berenschot, in: Tijdschrift voor Privaatrecht 1987, p. 778 e.v. en B.J. Breukers, WPNR (1987) 5851-5852.
'... dat Shell en VSH verplicht waren hun gedrag mede te doen bepalen door eikaars gerechtvaardige belangen en dat het Shell te allen tijde vrijstond de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van VSH in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval niet gerechtvaardigd — d.w.z. onaanvaardbaar— zou zijn'.
4 Internationale handelskoop
Nagenoeg woordelijk sluit de Raad hier aan bij de tekst van artikel 6.5.2.8a, welk artikel 30 juni vorig jaar bij de beraadslagingen over het vierde en het vijfde gedeelte van de Ontwerp-Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 NBW (Kamerstukken 17 496 en 17 541) door het aannemen van een amendementVan der Burg is vervallen. In de Vaste Commissie voor Justitie (UCV 76,01-06-1987, pp. 76-34) stelt minister Korthals Altes: '...wat is neergelegd in artikel 6.5.2.8a, ... (is) ... geldend recht,' waarbij hij wijst op '... een arrest van het Hof Den Haag van 11 oktober 1985, waarin al op de redactie van dit artikel wordt geanticipeerd.'
Deze uitspraak van het Hof is in arrest-VSH/Shell aan de orde, met als conclusie dat de in artikel 6.5.2.8a neergelegde regels thans zonder twijfel geldend recht weerspiegelen. Enkele aspecten van het onderhandelingsvraagstuk stipte ik in Kwartaalbericht Nieuw BW 1986/3, p. 86e.v. aan. Een belangrijke schakel in het nadenken over derdenwerking van exoneratieclausules wordt gevormd door het Citronas-arrest, waarbij centraal staat de vraag of de stuwadoor (Deka-Hanno) bepalingen (de Algemene voorwaarden van de Vereniging van Rotterdamse Stuwadoors) uit diens overeenkomst met de cargadoor (Heinrich Hanno BV) aan de ladingontvanger (Citronas) kan tegenKATERN27
De United Nations Convention on Contracts for the International Sale of Goods (CISG ofwel Weens koopverdrag) is per 1 januari 1988 in werking getreden, vgl. U. Magnus, Das UN-Kaufrecht tritt in Kraft, Rabels Zeitschrift 1987, p. 123 e.v. Verwacht mag worden dat Nederland, WestDuitsland en de Scandinavische landen in 1989 tot ratificatie zullen overgaan (zie Kamerstuk 20 200 hfst. V, nr. 79). Op grond van artikel 99 CISG zullen de Verdragen aangaande de eenvormige wetten inzake de (totstandkoming van de internationale) koop van roerende lichamelijke zaken (LUVI en LUF) moeten worden opgezegd. Zie voor recente rechtspraak HR 18-10-1985, RvdW 1985,188 (Cur. faill, Trico Noble q.q./Filo Tecnica) en HR 07-11-1986, NJ 1987, 934, nt. CJHB (Katan/Klaas) over art. 6 respectievelijk art. 7 LUF. Typische handelskoopbedingen (zoals f.o.b., c.i.f. e.d.) vallen overigens niet onder de reikwijdte van het Weense Koopverdrag, zie artikel 4 CISG. Bestudering van het Weense Koopverdrag kan plaatsvinden aan de hand van het uitvoerige boek van John Honnold, Uniform Lawfor International Sales Under the 1980 UN Convention (Kluwer, Deventer, 1987). De Nederlandse tekst van het Koopverdrag is opgenomen in Trb. 1986, 61. 5 Agentuurovereenkomst Na een voorgeschiedenis van tien jaar is door de Raad van de EG op 18 december 1986 een Richtlijn vastgesteld inzake de coördinatie van de wetgeving van de lidstaten inzake zelfstandige han1099
delsagenten. (Pb EG L 382 van 31 december 1986). Deze is beknopt, met verwijzingen naar recente rechtspraak over de agentuurovereenkomst, besproken door W.J. Slagter, TVVS1987, p. 221 e.v. De EG-richtlijn bevat geen bepaling over de vertegenwoordigingsbevoegdheid, hetgeen betekent dat aan het Haags Vertegenwoordigingsverdrag veel belang toekomt. Dit verdrag is op 11 september 1987 door Nederland ondertekend. Het verdrag kent, bij gebreke van een rechtskeuze, een toepasselijkheidsregime op agentuurovereenkomsten en soortgelijke rechtsverhoudingen (lex domicili agent) dat enigszins afwijkt van de rechtsleer van de Hoge Raad (vgl. HR 06-04-1973, NJ 1973, 371). Chr. A.J.F.M. Hensen zet in Nieuw vermogensrechtelijke ipr; wanneer in Nederland?, WPNR (1987) 5854, zijn voorkeur voor deze laatste uiteen. Voorts zij nog verwezen naar HR 24-01-1986, NJ 1987, 56, nt. J.C. Schultsz;A4 36(1987),p.558e.v.,nt.Th.M. de Boer, voor de vraag of een handelsagent bij een internationale agentuurovereenkomst recht heeft op boekencontrole conform artikel 74f WvK. De eind 1985 in Nijmegen door J.F.M. Strijbos verdedigde dissertatie Opzegging van duurovereenkomsten besteedt op verschillende plaatsen aandacht aan de beëindigingsregels voor agentuurovereenkomst, artikel 74 i-p WvK.
7 Vervoerrecht: Boek 8 NBW
Geen handel(srecht) zonder vervoer(recht). Het vervoerrecht omvat een weinig samenhang vertonend, onoverzichtelijk conglomeraat van wetgeving, (standaard)contractsbepalingen en verdragen. Onder de vlag vervoerrecht blijkt de lading te bestaan uit een complex van regels die betrekking hebben op verschillende takken van transport, zo vangt terecht K.F. Haak zijn Kroniek van het vervoerrecht, NJB 1986, p. 956 e.v., aan. Deze kroniek bevat de kernpunten van de ontwikkelingen op dit specialistische gebied over 10 a 15 jaar. Een introductie, met vooral een toespitsing op de aansprakelijkheid van de vervoerder bij het zee- en wegvervoer, is eind 1986 verschenen van de hand van G. van Empel, Goederenvervoer over zee en over de weg (Kluwer, Deventer). Een overzicht van alle belangrijke internationale regelgeving inzake weg-, zee-, binnenwater- en spoorvervoer biedt E.R. Hardy Ivamy in de losbladige Encyclopedia of carriage law sources (Colchester, 1987). Zie ook M.H. Claringsbould (red.), Transport (International Transport Treaties, losbl., Kluwer, Deventer) en J. Basedow, Der Transportvertrag, Studiën zur Privaatrechtsangleichung auf regulierten Markten (uitg. Mohr/Siebeck, 1987).
Boek 8 NBW (Verkeersmiddelen en vervoer) is in aantocht. Boek 8, titels 1 (algemene bepalingen omtrent verkeersmiddelen, met name schepen) en 2 (algemene bepalingen betreffende vervoer) is eind 1987 vastgesteld (Stb. 1987, 550). Deze wet kan worden aangehaald als Invoeringswet Boek 8 BW, eerste gedeelte. Bij wijze van voortrekker op Boek 8, titel 13 (wegvervoer) is sedert 1 september 1983 reeds van kracht de Wet Overeenkomst Wegvervoer (WOW) (Stb. 1982,670). De WOW stoelt in hoge mate op titel 13. Zie over de WOW N.M. van der Horst, De Wet Overeenkomst Wegvervoer, AA 33 (1984), p. 32 e.v. en M.H. Claringbould, in: Verkeersrecht (VR) 1987, p. 169 e.v. (met literatuurverwijzingen). Het wachten is nu nog op de afhandeling van het ontwerp-invoeringswet Boek 8 BW, tweede gedeelte, dat de titels 3 tot en met 13 en 18 bevat, alsmede de aanpassing van de wetboeken aan Boek 8, welk wetsontwerp (nr. 19 979) in mei 1987 bij de Tweede Kamer is ingediend. Voorts moet binnenkort het voorstel-WOBOP (Wet Overeenkomst Binnenlands Openbaar Personenvervoer, wetsvoorstel 17 650) haar definitieve beslag krijgen. Als wet zal het in Boek 8 worden ingevoegd als afdeling 8.2.4A. Zie voor een overzicht van de stand van zaken per medio 1987 de MvT op het ontwerp-invoeringswet Boek 8 BW, tweede gedeelte: TK, vergaderjaar 19861987,19 979, nr. 3, p. 1 e.v. Het derde gedeelte van de ontwerp-invoeringswet Boek 8 (aanpassing van bijzondere wetgeving) is naar de Raad van State gezonden. De Hoge Raad blijkt de laatste tijd op boek 8 te willen anticiperen, zie onder meer het hiervoor vermelde Citronas-arrest en HR 27-06-1986, NJ 1987, 931, nt. JCS; S&S 1988, 3, met betrekking tot artikel 8.2.4.6, dat voor de overeenkomst van personenvervoer over zee bepaalt: 'De wederpartij van de vervoerder is verplicht deze de schade te vergoeden die hij lijdt doordat de documenten met betrekking tot de reiziger, die van haar zijde voor het vervoer vereist zijn, door welke oorzaak dan ook, niet naar behoren aanwezig te zijn'. De Hoge Raad past deze regel toe op een overeenkomst van Luchtvervoer, doch zij kan mijns inziens ook voor andere takken van vervoer gelden. Ook Hof Arnhem 07-07-1987, S&S 1987,131, anticipeert op het ontworpen zeerechtelij ke stelsel bij de beoordeling van cognosementsvervoer in de internationale binnenvaart. De literatuur moet op Boek 8 nog inspelen. Een algemeen overzicht biedt K.F. Haak, Hoofdlijnen Boek 8 NBW (serie Teksten Vervoerrecht, W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, 1987).
KATERN 27
1100
6 Vervoerrecht: algemeen
8 Zeevervoer Uit zijn aard is het zeerecht internationaal van karakter, vandaar ook dat rechtsliteratuur veelal buitenlands werk omvat, bijvoorbeeld E. Somers Inleiding tot het internationale zeerecht (Kluwer, Antwerpen, 1984). Spoorzoekers (lees: diepzeeduikers) kunnen terecht in Marine Affairs Bibliography (A Comprehensive Index to Marine Law and Policy Literature; cumulation: 1980-1985, Kluwer, Dordrecht, 1987; red. CL. Wiktor en L.A. Foster). Ik houd het in deze rubriek op enkele Nederlandse literatuurverwijzingen: — van de hand van A. Korthals Altes verscheen in 1986 een bewerking van A.G.J. Piccardt's Zee- en binnenvaanrecht voor het Notariaat (Serie Ars Notariatus XI), met verwijzingen naar Boek 8; — over de begrippen 'schuld van het schip' en 'overmacht' bevat de conclusie van A.-G. As ser, voorafgaand aan HR 26 juni 1987, S&S 1988, 2, interessante gegevens; — R.E. Japikse behandelt in de hiervoor ge noemde bundel Ex Iure de rechtspositie van De zeevervoerder in Boek 8 NBW (p. 83 e.v.) en besteedt ook aandacht aan de 'Identity of Carrier'-clausule. Deze clausule verhult de ware identiteit van de vervoerder/wederpartij van de aflader en leidt telkens tot de puzzlevraag: wie kan als vervoerder voor schade aan de lading worden aangesproken? In principiële bewoordingen (onder meer: 'Het zou een ern stige belemmering vormen voor het gewone handelsverkeer als de cognossementhouder voor het indienen van een schadeclaim eerst een moeilijke en tijdrovende puzzle moet op lossen alvorens de zaak ten gronde aanhangig te kunnen maken, met bovendien het gevaar, dat hij, op een dwaalspoor gebracht, de gel dende verjaringstermijn ziet verstrijken') wordt een beroep op de 'identity of carrier'— clausule in het desbetreffende cognossement in strijd met de goede trouw geacht door Hof van Justitie Nederlandse Antillen en Aruba 25-11-1986, 5*51987, 87 (Princess Ruby). 9 Binnenvaartrecht
Het binnenvaartrecht is weer een afzonderlijk hertogendom binnen het vervoerrecht. De verslagperiode stond vooral in het teken van de problematiek van de evenredige vrachtverdeling, een op art. 65 Wet Goederenvervoer BinnenscheepKATERN 27
vaart (WGB) steunende regeling die voorziet in een ordening van de binnenlandse vervoermarkt voor zover het ongeregeld vervoer te water betreft. Zie over de WGB het instructieve Goederenvervoer per binnenschip (Administratiefrechtelijke regelgeving), van H.J. van der Horst, J.A. van der Kolk en J. J. Schat (serie Teksten Vervoerrecht, W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, 1987). Artikel 65 WGB bepaalt dat het sluiten van overeenkomsten voor ongeregeld vervoer alleen mag plaatsvinden door tussenkomst van de Rijksinspecteur van het Verkeer. Een ordeningsinstrument dat diep ingrijpt op ons beginsel van contractsvrijheid (zie nader voormelde publikatie, p. 38 e.v. en als achtergrondstory Het binnenscheepvaartkartel, in: Intermediair 05-02-1988). 10 Wegvervoer Het wegvervoer wordt in belangrijke mate geregeerd door de hiervoor reeds vermelde WOW, de naar aanleiding van de invoering van de WOW in 1983 herziene en in 1984 aangevulde Algemene Vervoerscondities (AVC), die in het beroepsvervoer worden gebruikt, en de Convention relative du contrat de transport international de Marchandises par Route (CMR). De CMR is rechtstreeks van toepassing op het internationale vervoer over de weg en beheerst vervoersovereenkomsten anders dan om niet waarbij land van inontvangsneming der goederen en land van aflevering verschillend zijn en ten minste één van die landen bij het verdrag partij is, artikel 1 CMR. Zie voor een bijgewerkt rechtspraakoverzicht (tot 1986) F. Ponet, De overeenkomst van internationaal wegvervoer CMR. Overzicht van Belgische en buitenlandse rechtspraak (Kluwer, Antwerpen, 1987) en voorts de in 1986 uitgekomen geactualiseerde Engelse versie van de dissertatie van K.F. Haak, De aansprakelijkheid van de vervoerder ingevolge de CMR. Over wegvervoerrecht handelt ook rechtsvraag 160, in AA (1986), p. 153 e.v. beantwoord door K.F. Haak. Een naar mijn mening belangrijke uitspraak in 1987 is de volgende: De Hoge Raad is stellig in zijn oordeel over de bewijskracht van in het kader van vervoer opgemaakte stukken: 'Uit geen bepaling van dit verdrag (CMR, B.W.) volgt dat aan enig ander stuk dan een met inachtneming van het verdrag opgemaakte vrachtbrief volledige bewijskracht van de ontvangst der goederen door de vervoerder toekomt', vgl. HR 23-01-1987, NJ 1987, 410; S&S 1987,130.
1101
11 Expediteur
De expediteur is een veel voorkomende tussenpersoon op vervoersgebied, die zich bedrijfsmatig bezighoudt met het doen vervoeren. Zie over deze figuur Korthals Altes-Wiarda, Vervoerrecht (1980), p. 44 e.v. en in het NBW Afdeling 8.2.3. Vrijwel altijd worden door expediteurs algemene voorwaarden gehanteerd ten behoeve van met opdrachtgevers af te sluiten expeditie-overeenkomsten, de zogenaamde Algemene Voorwaarden van de Federatie van Nederlandse Expediteursorganisaties (FENEX), bekend als de FENEXvoorwaarden. In maart 1987 zijn deze voorwaarden gewijzigd. Een belangrijke wijziging is een verruiming van de aansprakelijkheid van de expediteur, terwijl de verjaringstermijn van vorderingen van de opdrachtgever op de expediteur is verlengd van 6 naar 9 maanden. Zie nader G. Noordam, De nieuwe Fenex-condities, De Beursbengel 1987, p. 166 e.v. 12 Verzekeringsrecht: algemeen
In zijn eind 1987 bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar niet-monetaire financiële instellingen uitgesproken rede, getiteld: Het Nederlandse verzekeringsbedrijf; een actueel portret (rede KUB, Tilburg) geeft L.M. van Leeuwen een goed inzicht in de economische betekenis en de organisatie van het levens- en schadeverzekeringsbedrijf. Van Leeuwen vroeg tien top-managers van verzekeringsconcerns naar problemen die het komende decennium het landschap van de verzekeringsmarkt zullen (blijven) bepalen. De 'negen onderwerpen van zorg', die uit deze minienquête voortvloeiden, zijn: de fiscale plannen inzake de Brede herwaardering, het structuurbeleid, de rentabiliteit, de Europese eenwording en concurrentietoename, automatisering van administraties, verfijning van statistisch onderzoek, toenemende regelgeving door de overheid en de onderwerpen criminaliteit en Aids. Van Leeuwen geeft zijn visie op de top drie.
pelijke Europese markt voor verzekeringsdiensten. Over deze arresten J. Borgesius, Rechterlijk oordeel over het vrije verkeer van verzekeringsdiensten in de EG, V-A 1987, p. 109 e.v.; K.J.M. Mortelmans, annotatie in AA 1987, p. 725 e.v.; U. Stürmer, Freedom of Insurance Business in the EEC, in: The Journal of Business Law 1988, p. 92 e.v. en M.J.C. Jonkhart, Towards an internal marketfor insurance in the EC, in: V-A 1988, p. 59 e.v. Afzonderlijk zij aangetekend dat Nederland en Engeland een ander systeem van toezicht kennen dan de andere ons omringende landen. In overige EG-landen bestaat materieel toezicht op de bedrijfsuitoefening, wij hebben altijd vrijheid van bedrijfsuitoefening gekend met toezicht achteraf (vgl. B.P.A.H. Schoenmakers, Het toezicht van de Verzekeringskamer, AA 35 (1986), p. 598 e.v.). Langzaam groeien we naar een normatief toezichtsysteem, met enige materiële elementen, met de inwerkingtreding per 1 juni 1987 van de WTV (Wet toezicht verzekeringsbedrijf, Stb. 1986, 638) die de WOL (Wet op het Levensverzekeringsbedrijf 1922) en de WOS (Wet op het Schadeverzekeringsbedrijf 1964) is komen vervangen. Enige aan de WTV annexe besluiten zijn opgenomen in Stb. 1987, 538, 553, en 654. Zie over de WTV de artikelenserie van C.J. de Jong, De Beursbengel 1988,p. 356e.v., 404e.v.,460e.v. en 536 e.v. Voorts is de Europese invloed aan de hand van enkele EG- coördinatierichtlij nen te onderkennen. Zie voor een overzicht van deze richtlijnen, zowel die voor het verzekeringswezen als het bank- en effectenbedrijf: Begroting van Financiën 1988, Kamerstuk 20 200, hoofdstuk IXB, nr. 30. Recente internationale ontwikkelingen op het gebied van het verzekeringsrecht zijn te kennen uit de bijdragen in: F.D. Rose (ed.), New foundations f or insuranse law (London, 1987). 13 Aansprakelijkheid en verzekering
Enige verdere literatuur bij de eerste twee: Brede herwaardering: zie Van Arendonk, AA-Katern 25, p. 1010 e.v. en de signaleringen van E. Lutjens in Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken (TPV) januari 1988, p. 31 e.v. laatstgenoemd tijdschrift verschijnt sedert begin 1987 (per kwartaal; W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle); In vier arresten dd. 04-12-1986 is door het Hof van Justitie van de EG een belangrijke stap gezet op weg naar de realisering van een gemeenschap-
Aansprakelijkheid en verzekering zijn twee elkaar beïnvloedende rechtsverschijnselen, zie bijvoorbeeld artikel 6.1.9.12b NBW. In de literatuur is aan dit span (en ook de spanning tussen beide) aandacht besteed door J.H. Nieuwenhuis in zijn redactionele kanttekening Assurance Oblige, in: RM Themis 1987, p. 209 e.v. Zie van dezelfde auteur ook: Tweeërlei rechtstechniek, in de eerder reeds genoemde bundel Ex Iure, p. 131 e.v. en voorts in breder kader F.J. de Vries, Art. 6.1.9.12b en limitering van aansprakelijkheid, in: Ouden Nieuw (B W-krant jaarboek nr. 4,1988), p.
KATERN 27
1102
151 e.v. Ook is de invloed van verzekering merkbaar op de omvang van de schadevergoedingsverbintenis, vgl. artikel 6.1.9. lla, lid 3,6.1.9.12, lid 4 en 6.1.9.12a NBW. Zie uitvoeriger over de genoemde verbanden Asser-Rutten-Hartkamp III (1987), nr. 22 e.v., de bijdragen van Van Wassenaar van Catwijck, Voüte, Goovaerts en Zeiler voor het wetenschappelijk gedeelte van de bijeenkomst van de Vereniging voor Verzekeringswetenschap dd. 24-02-1987, met als onderwerp Aansprakelijkheid en de grenzen der verzekerbaarheid (vgl. voor het verslag M.M. Mac Lean, V- A 1987, p. 227 e.v.), de discussies binnen de Vaste Commissie voor Justitie, UCV76 (01-06-1987) en UCV 85 (24-06-1987) en — met name in verband met exoneratiebedingen—J.M. van Dunne, Verbintenissenrecht in ontwikkeling, Supplement 1987, p. 51 e.v. 14 Boek 7, Titel 17 In mei 1986 is door de Minister van Justitie bij de Tweede Kamer het ontwerp van titel 7.17 over Verzekering ingediend. Het was te verwachten dat er de nodige literatuur zou verschijnen, de omvang is aan het eind van de verslagperiode zowel kwantitatief als kwalitatief heel behoorlijk. Ik moet het bij een opsomming laten: B. Schueler, De mededelingsplicht van de verzekeringnemer in het ontwerp titel 7.17 NBW, AA 35 (1986), p. 529 e.v. (met reactie van Van Sint Truiden en naschrift van de auteur, AA 36 (1987), p. 18 e.v.); L. Baggermann, AA-Katern 21, p. 832 e.v.; J.C.E. van den Brandhof, Consumentenbescherming in titel 7.17 (verzekering) van het NBW, V-A 1987, p. 23 e.v.; A. Korthals Altes, Wordend verzekeringsrecht, Kwartaalbericht NBW 1987, p. 8 e.v.; idem, Brandstichtende partners, WPNR (1987) 5819; J.H. Wansink, De totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst (aanbod en aanvaarding) naar huidig en komend recht, V-A 1988, p. 81 e.v. en natuurlijk zijn 'laatste boek' in de serie Nederlands handels- en faillissementsrecht, deel III*, van T.J. Dorhout Mees, getiteld: Het nieuwe verzekeringsrecht (Verzekering en lijfrente volgens het nieuwe BW) (Gouda Quint, Arnhem, 1987). In andere literatuur wordt 'nieuw' in bestaand verwerkt, vgl. het antwoord van P. Clausing op de rechtsvraag verzekeringsrecht, in AA 36 (1987), p. 737 e.v., de bespreking van L. Mok van de Inleiding verzekeringsrecht (1986) van P. Clausing, opgenomen in RM Themis 1987, p. 461 e.v. en in het Rotterdamse proefschrift van J.H. Wansink, De algemene aansprakelijkheidsverzekering, 1987.
KATERN27
15 Levensverzekering Hèt verzekeringsprobleem van de komende jaren is toe te rekenen aan het Human Immunodeficiency Virus (HIV), internationaal erkend als veroorzaker van AIDS. Volgens schattingen zou ca. 30% van de groep seropositieven (personen waarbij anti-stoffen tegen het HIV-virus zijn ontwikkeld) binnen 7 jaar ook werkelijk AIDS krijgen (overlevingskans: (nu nog) nihil). Na veel discussie heeft de Nederlandse Vereniging van Levensverzekeraars als advies voor de acceptatieprocedure bij levensverzekeringen uitgebracht dat deze voor polissen boven de ƒ 200.000,- moet worden uitgebreid met een verplichte AIDS-test (vgl. Het Verzekeringsblad 28-01 -1988). Per jaar worden ca. 200.000 levens- en overlijdensrisicoverzekeringen met een verzekerd bedrag van twee ton of meer gesloten. Al eerder had de NVL besloten een vraag in het aanvraagformulier op te nemen ('Is uw bloed wel eens onderzocht op sexueel overdraagbare aandoeningen zoals syfillis of aids'). In een notitie over de juridische en financiële aspecten van particuliere verzekeringen en het AIDSrisico gaf het kabinet aan een dergelijke test toelaatbaar te achten (Kamerstuk 19 218 (10); Stcrt. 1987, 246). De artsen zijn zeer gereserveerd (zie Medisch Contact 12-02 en 12-02-1988). Thans overwegen verzekeraars ook een keuring op AIDS in te voeren voor collectieve pensioen- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (Het Financiële Dagblad 10-03-1988). De problematiek is internationaal: zie de uitvoerige bijdragen van B. Schatz, K.A. Clifford en R.P. Iuculano, in: Harvard Law Review 1987, p. 1782 e.v. en p. 1806 e.v. en — voor verzekeringsrechtelijke aspecten — H.L.J.M. Kersten, Het aids-virus en de mededelingsplicht van de adspirant- verzekeringnemer, VA 1987, p. 161 e.v. en R. Reiter, Aspekte derAidsProblematik aus Sicht der PKV, in: Versicherungswirtschaft 1987,17, p. 1126 e.v. 16 Ziektekostenverzekering De hoofdlijnen van de voorstellen van de Commissie-Dekker zijn door het kabinet overgenomen. Met ingang van 1988 zal stapsgewijs een op gewijzigde financiële leest geschoeide ziektekostenverzekering worden ingevoerd. Over de plannen (zie Stcrt. 1988, 47) moet het parlement zich nog uitspreken. 17 Brandverzekering De brandverzekering is als schadeverzekeringsovereenkomst gebaseerd op het indemniteitsprin1103
cipe. Hieraan zijn begin dit jaar twee dissertaties gewijd. F.Th. Kremer, Het indemniteitsprincipe (een juridische (her-) waardering), dissertatie Rotterdam, verdedigt onder meer dat het indemniteitsprincipe in het licht van de arresten HR 03-031972, NJ 1972, 339, (Maring) en HR 17-02-1978, NJ 1978, 577 (Kraaybeek) niet als meetlat moet worden gezien, maar als een richtsnoer, gericht op het verschaffen van zekerheid. Op dezelfde plaats en dag promoveerde G. Struik op het onderwerp: Het indemniteitsprincipe (een economische (her)waardering). Struik behandelt dezelfde problematiek, 'echter meer op de praktijk gericht en gezien vanuit een economisch standpunt'. Zijn beschouwingen worden voorafgegaan door een (te) summier overzicht van risk management. Voor een toepassing van gewenst principe in de rechtspraak: Hof 's-Gravenhage 20-02-1987, S&S 1988,1. Enige andere rechtspraak inzake brandverzekeringen: de vraag of opzet van verzekerde mede door een brandverzekering kan worden gedekt komt aan de orde in HR 27-03-1987, NJ 1987,659, nt. G, reeds besproken door L. Baggerman, AAKatern 24, p. 948 e.v. Aangezien er geen aansprakelijkheid van de huurder kon worden vastgesteld kon de brandverzekeraar op hem geen regres zoeken, zie HR 06-11-1987, NJ 1988, 193. Tenslotte: het Hof van Justitie van de EG heeft bij arrest van 21-01-1987 zich voor het eerst uitgesproken over de toepassing van de concurrentievoorschriften (zie art. 85 EG-Verdrag op de verzekeringssector, zulks naar aanleiding van prijsafspraken tussen EG-brandverzekeraars, zie SEW 1988, p. 190 e.v., nt. K.A.M. Bleeker. 18 CAR- Verzekering In de sector technische verzekeringen verdient vermelding het verschijnen van P.A.J. Kamp, CAR-Verzekering (W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, 1987). De Construction (of: Contractors) All Risks verzekering, gesloten voor bouwen, oprichten, construeren en monteren van (weg- en water)bouwwerken heeft een eigen karakter, hetgeen tot uitdrukking komt in de algemene verzekeringsvoorwaarden, de casco- en de aansprakelijkheidsdekking. Voor een toepassing: Arbitrale beslissing 18-07-1986, S&S 1987, 58.
goederentransportverzekering dient de (meer dan) normale voorzichtigheid in acht genomen te worden, vgl. Hof's-Gravenhage 15-01-1987, S&S 1987, 97. Signaleringen op dit terrein: L.A.E. Suermondt, Overzicht van de in 1983-1985 gepubliceerde Transport-verzekeringsrechtspraak, V-A 1986, p. 219 e.v.; Ph.H.J.G. van Huizen, Transportverzekering (W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, 1986). Dit boek behandelt de hoofdlijnen van het juridisch kader waarbinnen het transportverzekeringsbedrijf opereert. 20 Aansprakelijkheidsverzekeringen — De AVP, aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren, was in het nieuws in verband met de verlaging van de meerderjarigheidsleeftijd van 21 naar 18 jaar (vgl. R.H. Stutterheim, NJB 1988, p. 53 e.v.). De verzekeraars hebben geadviseerd deze groep jongeren tot 1 januari 1991 verzekerd te laten op de polis van de ouders (zie onder meer Consumentengids februari 1988). — De beroepsaansprakelijkheid en de verzeke ring daarvan komen aan de orde in de preadvie zen-N JV1987 van F. H. A. Arisz en J. G. C. Kamphuisen, Is het wenselijk maatregelen te treffen tot beperking van de aansprakelijkheid van beoefena ren van vrije beroepen? De bespreking in NJB 1987, p. 721 e.v., is van de hand van LP. Michiels van Kessenich-Hoogendam. De beroepsaanspra kelijkheidsverzekering van notarissen en advoca ten is onderwerp van discussie: zie het verslag van de ledenvergadering van de Koninklijke Notariële Broederschap dd. 24-09-1987, bijvoegsel bij WPNR (1988) 5863, p. 10 e.v. en Th. Bodde, Be roepsaansprakelijkheidsverzekering voor advoca ten (Utrecht, 1988), losse bijlage bij Advocatenblad 18- 03-1988. Zie voor een kort overzicht van het Engelse recht B.S. Markesinis, Fixingacceptable boundaries to the liability of solicitors, The Law Quarterly Review 1987, p. 346 e.v. (en daarbij Ne derlandse rechtspraak de Engelse ten voorbeeld houdt!). — Nieuwe aansprakelijkheden, nieuwe verzeke ringen. In P.L. Dijk e.a., Aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen, W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, is in de 2e druk (1988) een hoofd stuk 'Verzekering' toegevoegd.
Ladingdiefstallen blijven aan de orde van de dag, zie onder meer het (sedert september 1987 verschijnende) dagblad Transport 17-12-1987. Bij de
— De komende wetgeving inzake produktaansprakelijkheid beïnvloedt uiteraard de assurantievraag, vgl. H.J. Touw, Blijft (produkt)aansprakelijkheid van bedrijven verzekerbaar?, de Beurs bengel februari 1988, p. 66 e.v. Algemeen ant-
KATERN27
1104
19 Transport-verzekering
woord: ja, met premieverhogingen tot 15%. Zie van dezelfde auteur Produktaansprakelijkheid en verzekering,hoofdstuk 4 in A.W. van Blitterswijk e.a., Produktenaansprakelijkheid, SMO-Informatief 1987/5, p. 36 e.v. — Het denken over aansprakelijkheidsverzekeringen heeft een belangrijke impuls gekregen met het verschijnen van het hiervoor vermelde proefschrift van J.H. Wansink, De algemene aansprakelijkheidsverzekering. De door de auteur behandelde zaak (p. 30) inzake de omvang van de aansprakelijkheidsdekking is inmiddels gepubliceerd: Hof Arnhem 29-01-1986, N/1987,1021. 21 Regres '...in het najaar van 1985... heb ik iets gedaan wat ik tevoren nog nooit had gedaan en wat ik waarschijnlijk nooit meer zal doen: ik heb mij in een adres tot de Tweede Kamer gericht teneinde aandacht te vragen voor de afschaffing van de regresrechten', biecht HR-raadsheer A.R. Bloembergen op. Dit adres is met een nader toelichtend naschrift van zijn hand gepubliceerd: Het regresrecht van de sociale verzekeraar, in: Schadeverhaal, BW-krant jaarboek 1987, p. 13 e.v. De afschaffing van de regresrechten van de sociale verzekeraars (met de intrekking van Afd. 6.3.5. Nieuw BW) wordt door Bloembergen ook bepleit voor het verhaalsrecht van de overheid. Vgl. hierbij uitvoerig M.M. Mac Lean, De Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren (V.O.A.), Verkeersrecht 1986, p. 281 e.v. In de lijn van HR 1312-1985, NJ 1986, 246; VR 1987, 15 (ABP/Wink) heeft de Hoge Raad thans beslist dat ook voor het geval van letselschade het plafond bij regres op nettobasis moet worden bepaald: HR 27-11-1987, RvdW 1987, 226.
wachten (vgl. brief van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer, TK, vergaderjaar 1987-1988, 17 496 en 17 541, nr. 29). Met ingang van 1 januari 1988 is een wijziging van de Wet Aansprakelijkheid Motorrijtuigen in werking getreden, vgl. Stb. 1987, 564. Voor een kort overzicht: NJB1988, p. 33 en Stcrt. 1987,251. In HR 12-06-1987, NJ 1988, 39, nt. G en EAAL, spreekt de Hoge Raad uit dat de WAMverzekeraar zich niet kan onttrekken aan een uitkering van een schadevergoeding door een beroep te doen op het huwelij ksgoederenregiem, waarin schuldenaar en schuldeiser zijn gehuwd, indien de verbintenis tot schadevergoeding tijdens huwelijk is ontstaan. Zie voorts de annotatie van S.C.J.J. Kortmann, AA 37 (1988), p. 37 e.v. Algemeen over het onderwerp verzekering (particulier, sociaal, WAM) en wegverkeer: R.J. Polak, Inleiding tot het wegenverkeersrecht. Deel II. Civielrechtelijke afwikkeling (hoofdstuk 7), W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, 2e druk 1987. 23 Assurantietussenpersoon
In het hiervoor vermelde jaarboek p. 55 e.v., is ook een opstel, getiteld Motorrijtuigenaansprakelijkheid. Een botsing van belangen, van A.J.O. Van Wassenaer van Catwijck opgenomen. De auteur kritiseert onder meer artikel 31 WWV en Afdeling 6.3.14 en belicht de diverse ontwikkelingen ter zake van een nieuw stelsel van vergoeding voor verkeersschade. Het artikel is als een inleiding op een door de auteur nog te presenteren moderne regeling van de verkeersaansprakelijkheid te beschouwen. Eind 1988 is over dit onderwerp ook een notitie van het ministerie van Justitie te ver-
De rechtspraak over de positie van assurantietussenpersonen beleefde in 1987 een goed jaar. Enkele uitspraken: de rol van tussenpersoon is die van hulppersoon van de verzekeraar, niet van vertegenwoordiger van de verzekerde (Het betrof i.c. een tussentijdse wijziging van de poliswaarden, alleen gemeld aan de tussenpersoon): Ad hoc arbitragecommissie dd. 11-03-1987 (eindvonnis), TvA 1987/3, nr. 11. Zie over deze rol de conclusie van A-G Asser voor HR 05-06-1987, NJ 1987, 834. Indien reeds een tussenpersoon tegenover de verzekeraar onrechtmatig zou hebben gehandeld door gegevens te verzwijgen, is hij toch niet aansprakelijk indien tussen deze verzwijging enerzijds en de schade van de verzekeraar anderzijds causaal verband ontbreekt: HR 13-11-1987, RvdW 1987,211. Vgl. over dit thema F.A. Mulder, Toerekening van fouten en/of wetenschap aan assurantietussenpersonen, Verkeersrecht 1988/1. Zie voorts over de overdraagbaarheid van het portefeuille-recht van de tussenpersoon voor zover de portefeuille door malversaties is tot stand gebracht: HR 13-11-1987, RvdW 1987, 210, en over de — bevestigend beantwoorde — vraag of iemand die gevolmachtigd agent van een verzekeraar is als makelaar in assurantiën beëdigd kan worden: HR 18-12-1988, RvdW 1988, 1, besproken door R.M. Vriesendorp-van Seumeren, Bb 1988/4 p. 43 e.v. De lettercombinatie Bb staat voor Bedrij fsjuridische berichten, een sedert begin 1988 verschijnende, 14-daagse nieuwsbrief
KATERN 27
1105
22 Verkeersaansprakelijkheid
(W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle). Eind vorig jaar is een wijziging van de Wet assurantiebemiddeling voor advies naar de Raad van Staten gezonden. Vgl. voor een korte inhoud Stcrt. 1988,247, 6. 24 Verzekeringsvoorwaarden De laatste rechtspraak die ik aanstip betreft die over gelding van en geoorloofdheid van (beroep op) verzekeringsvoorwaarden. In HR 06-11-1987, RvdW 1987, 206, gaat de Hoge Raad in op de stelplicht en bewijslast van de verzekerde met betrekking tot de voorwaarden waarop de verzekering is gesloten in de casus dat verzekeraar een beroep doet op artikel 263, lid 1 WvK. In HR 16- 01-1987, NJ1987,554, nt. G, wordt veroordeeld dat de premievordering van de verzekeraar over het tijdvak waarover zij geen dekking aanvaardt, niet in strijd is met de goede trouw. Zou onder vigeur van (de zwarte en grijze lijst van) Afdeling 6.5.2A een andere uitspraak te verwachten zijn? Ik laat het bij deze vraag. Wellicht kan het buitenland een gidsfunctie vervullen, vgl. H. Schirmer, Allgemeine Versicherungsbedingungen im Spannungsfeld zwischen Aufsicht und AGB-Gesetz, Zeitschrift für Versicherungswissenschaft 1986, pp. 509-571. 25 Bank- en effectenrecht: algemeen Het bank- en effectenrecht mag zich sedert enige jaren in een groeiende belangstelling verheugen. Ik noem vrij willekeurig een aantal actuele thema's op dit onderdeel van het recht. — de aanpak van nieuwe activiteiten door banken, zoals merchant (of investment) banking, welke ac tiviteiten winstgevend, maar ook risicovol zijn: advisering over financiële structurering van on dernemingen, bij fusies, overnames en verzelf standigingen (buy-outs) resp. het leiden van c.q. participeren in emissies en syndicaten. Vgl. F. van Empel, Bankiers worden ondernemers, Interme diair 26-06-1987; R.E. de Rooy, Emissies op de Nederlandse markt, serie Bank- en Effectenbe drijf, nr. 13 (1987) en M. Karssen, Beursintroduc tie (Samsom, Alphen aan den Rijn, 1988). — De opkomst van nieuwe financiële markten, met name de optiebeurs. Vgl. over het functione ren hiervan M.L. Laumen, De Optiebeurs, serie Bank- en Effectenrecht, nr. 16 (1987). Dit deel en deel 13 uit genoemde serie zijn besproken door C. van Ravenhorst, TWS 1987, p. 313 e.v. Laumen gaat ook in op clearing-contracten, p. 45 e.v. Zie over de opzegging van een clearing-contract: Pres KATERN 27
KG Rb Amsterdam 10-09-1987, KG 1987, 422. Over opties (niet die bedoeld in art. 6.5.2.2, lid 3 NBW, maar die op aandelen) gaat het — economische — proefschrift van A. Kemna, Options in real and financial markets (Rotterdam, 1988). De werking van de Amsterdamse effectenbeurs staat centraal in W. van de Meulen, De effectenbeurs, 1987, terwijl een onderdeel uit de Wet effectenhandel wordt belicht door F.J. van Ommeren en B. Wessels, Het begrip 'besloten kring' in de Wet effectenhandel, TWS 1988, p. 43 e.v.. — Impulsen tot nieuwe regulering vanuit de Eu ropa 1992- gedachte. In januari 1988 werd de Eu ropese Commissie het eens over een tweede richt lijn die zal leiden tot volledige liberalisering van het bankwezen: vrije kantorenvestiging (filiaal, bijkantoor) en verlening bankdiensten. Vgl. het hiervoor, onder punt 15 slot, aangehaalde kamer stuk, C.W.A. Timmermans, Beurzenrecht, TVVS 1987, p. 284 e.v., de nog te publiceren bijdrage van J.R. Schaafsma, Ontwikkelingen in het Neder landse beurs- en effectenrecht, de invloed van de Europese richtlijnen (Congres KUB Tilburg, Harmonisation of company and securities law, 26 fe bruari 1988). — Introductie van nieuwe fiscale regels die hun in vloed hebben op de verhouding cliënt-bank-fiscus. Men denke aan de uitbreiding van de inlich tingenplicht jegens de fiscus en de identiteitsvast stelling bij financiële transacties. Ik verwijs naar de fiscale vakliteratuur en naar J.C.V. Geenen, De bancaire informatieplicht: de relatie bank-fiscus aangescherpt, AA 37 (1988), p. 163 e.v. — De enorme opmars van nieuwe betaalmiddelen. De laatste jaren is en wordt het Nederlandse (en internationale) betalingsverkeer verrijkt met di verse nieuwe produkten (credit card, betaalche que, girobetaalkaart, betaalautomaat), waarvan er enkele op het moment dat ik dit schrijf vrij on gunstig in het nieuws zijn (vgl. Elektronisch beta len: voors, maar ook tegens, in: Consumentengids februari 1988, en: Mijd de girornaat, in: NRC Handelsblad 22-03-1988). Zie voor een overzicht G.L. Ballon, F. de Ly en R.E. de Rooy, Juridische aspecten van moderne betaalmiddelen, Preadvie zen van de Vereeniging 'Handelsrecht', 1987. Op enkele 'betaal'- produkten kom ik hierna terug. — En, tenslotte de nieuwe contractuele regels die in de rechtsverhouding tussen bank en cliënt gel den, de zogenaamde Nieuwe Algemene Bankvoorwaarden, die sedert 1 januari 1988 van kracht zijn. Zie de tekst in Stcrt. 1987, 220 en voor een 1106
kort commentaar W.A.K. Rank, Voorwaarden banken ingrijpend herzien, Bb 1988/1, p. 13 e.v. Helaas kon deel 3 in de serie Bank- en Effectenrecht, getiteld: Algemene voorwaarden/Fiscale gedragscode, van H.J. van Leeuwen, D.A. van der Stelt en J.P. van Soest, met de vernieuwde voorwaarden geen rekening houden. De laatste twee auteurs gaan vooral op de fiscale (beleids-) regels inzake informatieverschaffing in, zie hiervoor. Bestaande privaatrechtelijke regels worden beschreven in de dissertatie (RU Leiden, 1987) van J.A. van Bronkhorst, (De bankrekening. De auteur gaat in op de bijzondere positie van de bank, de verschillende rekeningen, de zogenaamde relatie- overeenkomst, girale betaling en de rekening-courant. Dit laatste onderdeel beslaat de helft van het boek. Zie ook de 2e druk van F.H.J. Mijnssen, De rekening-courant-verhouding, W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle, 1988, en voorts van dezelfde uitgever: LP. Michiels van Kessenich-Hoogendam, Aansprakelijkheid van banken, Serie Praktijkhandleidingen, 1987, besproken door M.Ph. van Sint Truiden, TWS 1987, p. 314 e.v.
FED 1986/1343, in een zaak betreffende toepassing van artikel 38, lid 1 Wet IB 1964, daarentegen het moment van debitering. Mijn eerder uitgesproken vermoeden (Kwartaalbericht Nieuw BW 1987, p. 58), dat de Hoge Raad niet principeel een andere koers is gaan varen, lijkt te worden bevestigd door HR 09- 12-1987, Vakstudie Nieuws 1302-1988, punt 7, over de al dan niet tijdige betaling van griffierecht (art. 5 Wet ARB): 'Met zijn oordeel dat het griffierecht te dezen niet is betaald binnen de bij de wet gestelde termijn van één maand nadat de griffier op de verschuldigdheid daarvan heeft gewezen, heeft het Hof zich gehouden aan de regel dat betaling door overschrijving op een rekening bestemd voor girale betalingen, geschiedt op het tijdstip waarop de rekening van de schuldeiser wordt gecrediteerd, en terecht daar in het onderhavige geval geen reden bestaat van die regel af te wijken'.
Het betalingsmoment is dus als regel het moment van creditering, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Zie voor een voorbeeld, ook in verband met (te late) betaling van griffierecht: HR 25-11-1987, BNB 1988/18; Vakstudie Nieuws 13-02-1988, punt 6.
26 Betalingsverkeer Banken spelen een centrale rol in het betalingsverkeer, zowel bij chartaal als giraal geld als bij andere betaalmiddelen. Verschillende praktisch-juridische aspecten worden behandeld in F.A.W. Bannier e.a., Betalingsverkeer, Serie Praktijkhandleidingen, 1987. De bijdragen betreffen civielrechtelijke aspecten van girale betaling, gegarandeerde betaalmiddelen, de rekening-courantverhouding, documentair krediet, handelskoop en de afroep(bank)garantie. Enkele uitspraken van lagere rechters worden besproken door R.R.M, de Moor. De 'Akzeptantenwechsel' en de 'complaisance'- cheque, WPNR (1987) 5832 en M. Boon, Kroniek van het privaatrecht 1986 (Uitgaven van het Molengraaffinstituut voor privaatrecht te Utrecht, nr. 11),1987, p. 106, die ook Rb Amsterdam 26-02-1986 bespreekt, thans gepubliceerd in NJ1987, 398. 27 Girale betaling Zie J.W.H. Blomkwist, Het girale betalingsverkeer, WPNR (1987) 5845. Aardig vraagstuk blijft dat naar het tijdstip waarop kan worden aangenomen dat de girale betaling voltooid en de nakoming derhalve volkomen is. Artikel 6.1.9A.3, lid 2 NBW wijst het moment van creditering als betalingsmoment aan. HR 07-05- 1986,NJ 1986, 778, KATERN 27
28 Cheque Behalve de cheque in traditionele zin is thans zeer verbreid het gebruik van de betaalkaart (Postbank: girobetaalkaart) en de betaalcheque. Uitvoerig over achtergronden en juridische aspecten R.E. de Rooy, De betaalcheque (diss. VU Amsterdam, 1986), die onder meer verdedigt dat de betaal- en eurocheque als cheque in de zin van artikel 178 e.v. WvK kunnen worden beschouwd. Anders bijvoorbeeld G. van Empel, Betaling, waardepapier en documentair krediet (1985), p. 28, in verband met het vereiste van overdraagbaarheid. Overigens is analoge toepassing van het chequerecht aangewezen. Zie Rb Rotterdam 0802-1985, NJ 1986, 86 ter zake van de girobetaalkaart. Een bank kan onrechtmatig handelen jegens iemand bij wie — in plaats van bij de nemer of de latere verkrijger van de cheque — de schade in de vorm van derving van het op de cheque uit te betalen bedrag uiteindelijk is terechtgekomen, ook al staat vast dat deze derde geen nemer of verkrijger was c.q. ook niet zou zijn geworden, aldus HR 1812-1987, RvdW 1988, 4. De betekenis van artikel 6.1.6.15a voor de betaling met zgn. gegarandeerde betaalkaarten blijft onderwerp van discussie, zie W.A.K. Rank, WPNR (1987) 5825, met naschrift van R.R.M, de Moor. Het zogenaamd garantieaanbod van de Postbank met betrekking 1107
tot het accepteren van girobetaalkaarten is niet altijd waterdicht, hetgeen blijkt uit HR 13-11-1987, RvdW 1987, 214. 29 Credit card
Geen wijze van betaling, maar slechts een middel verschaffend om betaling te verkrijgen, is de (met het tonen van de credit card) ondertekende salesslip, die vervolgens door een zogenaamde credit card-uitgever wordt betaald. Op deze figuur is artikel 6.1.6.15a NBW van toepassing. In Nederland komen thans tegen de 400.000 cards voor (American Express, Diners Club, Eurocard, Visa), maar voor zover ik weet zijn juridische vragen nog niet op 's rechters groene tafel gedeponeerd. In Engeland is een eerste uitspraak over credit cards te signaleren, vgl. Re Charge Card Service Ltd [1986] 3 W.L.R. 697, met commentaar van C. Karia, Cambridge Law Journal 1987, p. 23. Voor Duits recht: M. Weller, Das Kreditkartenverfahren (Kelen, 1986). 30 Bankgarantie
De bankgarantie is geen betaalmiddel, maar een zekerheidsinstelling. S.M. Bartman, De kracht van de bankgarantie, NJB 1987, p. 1088, bespreekt vier kortgeding- uitspraken van de President van de Rechtbank Haarlem, die 'een fraai feuilleton' vormen van een geschil over de betekenis van een bankgarantie (gepubliceerd in KG 1987,57,85,86 en 104). Het oordeel van de President, dat de bank in casu misbruik van beslagrecht (KG 1987, 104) heeft gepleegd, is inmiddels door Hof Amsterdam 06-08-1987 KGK 1987, 1076 bekrachtigd. Zie voorts R.I. V.F. Bertrams, Omtrent de waarschuwingsplicht van de bank bij de bank-
W.F.Th. Corpeleijn e.a. en zelf heb ik in mijn proefschrift onder meer aandacht besteed aan de vraag of er een natuurlijke verbintenis bestaat ter zake van het niet-voldane bedrag na een (gehomologeerd faillissements)akkoord, alsook de vraag of nakoming of versterking van natuurlijke verbintenissen onverplichte rechtsbehandelingen in de zin van de pauliana-regeling zijn. Voor de versterking oordeel ik ontkennend omdat deze geen vermogensverschuiving teweegbrengt. Versterking strekt er (slechts) toe de (natuurlijke) schuldeiser een wilsrecht te verstrekken. Versterking is een procesrechtelijke rechtshandeling die de geadresseerde een wilsrecht verschaft rechtsdwang in te (kunnen) roepen en dit alleen impliceert nog geen benadeling, terwijl deze handeling voorts niet als om baat of als om niet kan worden gekarakteriseerd, vgl. B. Wessels, Natuurlijke verbintenissen. Civiel en fiscaalrechtelijke beschouwingen over rechtens niet-afdwingbare verbintenissen, dissertatie VU Amsterdam, 1988, i.c. par. 253 e.v. en par. 787 e.v. Zie tenslotte voor de situatie dat bij faillissement een ondernemer, geen BV is, het relaas van A. Schaberg, De groenteboer is failliet, Intermediair 23-10-1987; over het thema consumentenfaillissement E.H. Hondius, AA-Katern 26, p. 1056 e.v.; voor afwikkeling van stilpandrecht (op zaken en vorderingen) in faillissement: W.H.M. Reehuis, Stille verpanding, dissertatie RU Groningen (1987), randnrs. 178 e.v. en 429 e.v.; R.H. Blom, Onroerendgoedtransacties én faillissement, WPNR (1988) 5858 en M. Nillessen, Sanering van de surséance van betaling, AA 37 (1988) p. 151 e.v. De onderwerpen faillissement en fiscus komen in de volgende katernbijdrage aan de orde.
garantie, WPNR (1987) 5843.
31 Faillissementsrecht
Het aantal faillissementen is in 1987 met 15% gedaald. In 1986 werden 4.445, in 1987 3.770 faillissementen uitgesproken (in 1982: 8.640!), zie Stcrt. 1987,251. Faillissementsrecht is de pathologie van het vermogensrecht en blijkt diverse auteurs te boeien: P.P.L. Lucas, Boedelschulden bij voorraad, NJB 1987, p. 114 e.v.; M.Ph. van Sint Truiden, Het wel of niet heropende faillissement, Advocatenblad 1987, p. 297 e.v. en H.J. Bodifée, Grekening en faillissement, Advocatenblad 1987, p. 529 e. v. In 1987 verscheen de 3e druk van de handige Faillissementsgids (Kluwer, Deventer) van KATERN 27
1108