KNIPPERLICHTEN 2012 Handelsrecht
Hans Van Gompel Van Gompel – Renette Advocaten
Herkenrodesingel 4 bus 1 B-3500 Hasselt T. +32(0)11 288 999 F. +32(0)11 288 990
[email protected] www.vangompelrenette.be
Knipperlichten 2012 – Handelsrecht
Inleiding • Geen nieuwe baanbrekende wetgevende initiatieven • Wel: heel recente vernieuwende en/of richtinggevende rechtspraak in diverse domeinen - bloemlezing
Contractsweigering en rechtsmisbruik Cass. 7 oktober 2011
Contractsweigering en rechtsmisbruik
Uitgangspunt Klassieke opvatting: • Contractsweigering is principieel toegelaten: er bestaat een vrijheid van niet-contracteren • Verbod van rechtsmisbruik geldt enkel t.o.v. subjectieve rechten en niet t.o.v. bevoegdheden en vrijheden (waaronder contractsweigering)
Contractsweigering en rechtsmisbruik
Cass. 7 oktober 2011 • Middel in cassatie: “Tout droit est susceptible d’abus … L’application de ces principes ne souffre pas d’exception, s’agissant du droit dont dispose toute personne de refuser de poser un acte juridique”.
Contractsweigering en rechtsmisbruik
Cass. 7 oktober 2011 Beslissing: “Le refus de contracter peut constituer un abus de droit lorsque l’usage de la liberté de ne pas contracter est exercé d’une manière qui excède manifestement les limites de l’exercice normal de cette liberté par une personne prudente et diligente”.
Contractsweigering en rechtsmisbruik
• Contractsweigering kan rechtsmisbruik uitmaken! • Leidt sanctionering van rechtsmisbruik in casu tot contractsdwang?
W.C.O. – Grenzen gedifferentieerde behandeling van schuldeisers Antwerpen 30 juni 2011 Kh. Turnhout 13 december 2011
W.C.O. – Grenzen gedifferentieerde behandeling van schuldeisers
Uitgangspunt • Art. 49 W.C.O.: Het reorganisatieplan kan voorzien in een gedifferentieerde regeling voor bepaalde categorieën van schuldvorderingen. • Art. 55 W.C.O.: De homologatie van het reorganisatieplan kan worden geweigerd wegens schending van de openbare orde
W.C.O. – Grenzen gedifferentieerde behandeling van schuldeisers
Antwerpen 30 juni 2011 Plan ter homologatie: • Schatkist: verlies van 90% van vordering (60% van de vermindering van de totale schuld) • Andere schuldeisers: verlies van 10,8% van vordering (40% van de vermindering van de totale schuld)
W.C.O. – Grenzen gedifferentieerde behandeling van schuldeisers
Antwerpen 30 juni 2011 Ongelijke behandeling van schuldeisers moet worden verantwoord “door de aard en het doel van de maatregel”, waarbij “alle schuldeisers in het algemeen correct moeten bijdragen tot herstel van de onderneming”.
W.C.O. – Grenzen gedifferentieerde behandeling van schuldeisers
Antwerpen 30 juni 2011 Daarom mogen de “gevraagde inspanningen niet disproportioneel verdeeld worden”. Dit zou een schending uitmaken van “het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel tussen de gewone schuldeisers in de opschorting, wat strijdig is met de openbare orde”.
W.C.O. – Grenzen gedifferentieerde behandeling van schuldeisers
Kh. Turnhout 13 december 2011 Plan ter homologatie: • KBC: terugbetaling van 100% van haar schuldvordering (KBC beschikte wel over een hypotheek in eerste rang en een pand op handelszaak). • Alle schuldeisers: slechts terugbetaling van 10% van hun schuldvordering
W.C.O. – Grenzen gedifferentieerde behandeling van schuldeisers
Kh. Turnhout 13 december 2011 “Dat in die zin een discriminatie niet aangetoond wordt; dat de gelijkheid tussen de schuldeisers wel wordt doorbroken, maar dat in geval van samenloop (bv. in geval van faillissement) het duidelijk is voor alle schuldeisers dat zij helemaal niets zullen ontvangen en KBC alles); dat er aldus objectieve elementen worden aangereikt om KBC anders te beoordelen dan de andere schuldeisers”.
W.C.O. – Grenzen gedifferentieerde behandeling van schuldeisers
Een gedifferentieerde behandeling van schuldeisers in het reorganisatieplan mag niet disproportioneel zijn.
Wet Handelsagentuur Bijkomende vergoeding – Art. 21 Kh. Brussel 24 juni 2011
Wet Handelsagentuur – Bijkomende vergoeding
Uitgangspunt Art. 21 WHA: Indien de uitwinningsvergoeding de door de agent geleden schade niet volledig vergoedt, kan de handelsagent een bijkomende schadevergoeding bekomen “ten belope van het verschil tussen het bedrag van de werkelijk geleden schade en het bedrag van de vergoeding”.
Wet Handelsagentuur - Bijkomende vergoeding
Diverse interpretaties in de doctrine: • Enkel andere schade dan de uitwinningsvergoeding kan worden gedekt. • Alle schade ten gevolge de beëindiging en ongeacht de uitwinningsvergoeding, kan worden gedekt. • Enkel de cliënteelschade hoger dan de maximale uitwinningsvergoeding kan worden gedekt. Weinig gepubliceerde rechtspraak
Wet Handelsagentuur - Bijkomende vergoeding
Kh. Brussel 24 juni 2011 “De rechtbank volgt de stelling dat alle schade die de agent heeft geleden als gevolg van de beëindiging van de overeenkomst voor vergoeding in aanmerking komt, derhalve zowel de cliënteelschade die niet door de uitwinningsvergoeding vergoed is, als de andere schade”.
Wet Handelsagentuur - Bijkomende vergoeding
Kh. Brussel 24 juni 2011 “Eiseres – in casu de agent – dient te bewijzen dat de toegekende uitwinningsvergoeding de werkelijk geleden schade niet volledig vergoedt en dat een causaal verband bestaat tussen de schade en de beëindiging van de agentuurovereenkomst”.
Wet Handelsagentuur - Bijkomende vergoeding
Duidelijk standpunt pro maximalistische schadevergoeding voor opgezegde agent.
Wet Handelsagentuur – Sanctie niet-concurrentiebeding – Art 24 Kh. Hasselt 7 december 2011
Wet Handelsagentuur – Sanctie niet-concurrentiebeding
Uitgangspunt Art. 24 4 WHA: Het forfaitair beding in geval van schending van een niet-concurrentiebeding “mag niet hoger zijn dan een bedrag gelijk aan 1 jaar vergoeding berekend zoals bepaald in art. 20, 4e lid”.
Wet Handelsagentuur – Sanctie niet-concurrentiebeding
Kh. Hasselt 7 december 2011 “Voornoemde wettelijke bepaling – zoals overgenomen in de agentuurovereenkomst – werd opgenomen om te vermijden dat de forfaitaire schadevergoeding, waarin de overeenkomst kan voorzien in geval van schending van het nietconcurrentiebeding, de kenmerken van een straf – of boetebeding zou vertonen. Om dit te vermijden werd de vergoeding in de Wet Handelsagentuur geplafonneerd”.
Wet Handelsagentuur – Sanctie niet-concurrentiebeding
Als lex specialis is art. 24 4 WHA niet onderworpen aan de matigingsbevoegdheid vervat in art. 1231 B.W.
Concessie van alleenverkoop – cliënteelvergoeding – Art. 3 Kh. Tongeren 15 november 2011
Concessie van alleenverkoop – Cliënteelvergoeding
Uitgangspunt Berekening billijke cliënteelvergoeding: zeer diverse rechtspraak met weinig “mathematische” zekerheid
Concessie van alleenverkoop – Cliënteelvergoeding
Kh Tongeren 15 november 2011 “Er bestaat een tendens om de billijke bijkomende vergoeding (cliënteelvergoeding) te bepalen op basis van de brutomarge van de concessie (voor het Belgische grondgebied)… Deze visie werd door het Hof van Cassatie niet afgekeurd… De rechtbank sluit zich bij dit laatste standpunt aan en is van oordeel dat men zich dient te baseren op de semi-brutowinst”.
Concessie van alleenverkoop – Cliënteelvergoeding
Kh Tongeren 15 november 2011 “Tot slot dient het aldus bepaalde bedrag vermenigvuldigd te worden met een factor in functie van het te verwachten natuurlijke verloop. De aangebrachte contractkansen hebben immers een “uitdovend” karakter. In de praktijk liggen de meeste door de feitenrechter toegekende vergoedingen overigens binnen de vork van 1 tot 12 maanden”.
Concessie van alleenverkoop - Cliënteelvergoeding
Cliënteelvergoeding = semi-brutowinst variërend van 1 (0?) tot 12 maanden
Concessie van alleenverkoop – Rouwgeld – Art. 3, 1e lid, 3° Cass. 26 april 2010
Concessie van alleenverkoop – Rouwgeld
Uitgangspunt Art. 3, 1e lid, 3 : De opgezegde concessiehouder is gerechtigd op een vergoeding door de opzeggende concessiegever van het “rouwgeld” dat de concessiehouder verschuldigd is aan het personeel dat hij verplicht is te ontslaan ten gevolge van de beëindiging van de concessie.
Concessie van alleenverkoop – Rouwgeld
Weinig positieve toepassingen van “rouwgeld” in de gepubliceerde rechtspraak: • Betrokken personeel dient toegewezen aan de opgezegde concessie • Effectief ontslag • Opzeggingstermijn personeel > opzeggingstermijn concessie (art. 2)
Concessie van alleenverkoop – Rouwgeld
Cass. 26 april 2010 “De feitenrechter mag wegens het billijke karakter van het rouwgeld rekening houden met de kosten die de concessiehouder heeft moeten maken om zijn personeel met vervroegd pensioen te laten gaan en sluitingspremies uit te betalen, daar die kosten uit de beëindiging voortvloeien”.
Concessie van alleenverkoop - Rouwgeld
Rouwgeld kan ook betrekking hebben op kosten verbonden aan vervroegd pensioen en sluitingspremies.
Concessie van alleenverkoop – rechtstreekse vordering onderconcessionaris – Art. 5 Kh. Antwerpen 29 april 2011
Concessie van alleenverkoop – rechtstreekse vordering onderconcessionaris
Uitgangspunt • Art. 5: De onderconcessionaris kan zijn rechten vervat in art. 2 en art. 3 W. ‘61 laten gelden “tegenover degene, die de oorspronkelijke verbreking heeft bewerkt”. • Weinig gepubliceerde rechtspraak
Concessie van alleenverkoop – rechtstreekse vordering onderconcessionaris
Kh. Antwerpen 29 april 2011 “Dat betekent dat de rechtstreekse vordering enkel kan worden gesteld door de onderconcessiegever tegen de concessiegever van zijn eigen concessiegever”.
Concessie van alleenverkoop – rechtstreekse vordering onderconcessionaris
Kh. Antwerpen 29 april 2011 “De beëindiging van de onderconcessieovereenkomst moet het gevolg zijn van de eenzijdige beëindiging van de hoofdconcessie, die niet te wijten is aan de concessiehouder van de hoofdconcessie/concessiegever van de onderconcessie. Die laatste voorwaarde is vervuld wanneer de hoofdconcessieovereenkomst eenzijdig is beëindigd door de hoofdconcessiegever buiten het geval van grove tekortkoming van de hoofdconcessiehouder”.
Concessie van alleenverkoop – rechtstreekse vordering onderconcessionaris
Kh. Antwerpen 29 april 2011 “Art. 5 verwijst enkel naar de vergoedingen voorzien in art. 2 (billijke vervangende opzeggingsvergoeding) en 3 (billijke bijkomende vergoeding). Dit houdt in dat voor bepaalde onderdelen van hun vorderingen de onderconcessiehouders geen beroep kunnen doen op de rechtstreekse vordering”.
Concessie van alleenverkoop – rechtstreekse vordering onderconcessionaris
Kh. Antwerpen 29 april 2011 “Meer specifiek hebben de vorderingen tot terugname van de stock en betaling van de openstaande garantieclaims een louter contractuele basis en vallen zij buiten het toepassingsgebied van art. 2 en 3”.
Concessie van alleenverkoop – rechtstreekse vordering onderconcessionaris
Art. 5 W’61 dekt enkel de vergoedingen vervat in art. 2 en 3 van dezelfde wet.
WMPC – Bevoegdheid Stakingsrechter Antwerpen 27 oktober 2011
WMPC – Bevoegdheid Stakingsrechter
Uitgangspunt • Art. 95 WMPC • Wet 10 november 2006 betreffende de openingsuren • Eerste rechter had stakingsbevel positief omschreven (m.n. het criterium “beperkte keuze aan andere producten”)
WMPC – Bevoegdheid Stakingsrechter
Antwerpen 27 oktober 2011 “De stakingsrechter heeft geen andere bevoegdheid dan het bestaan vast te stellen en de staking te bevelen van een daad die een inbreuk uitmaakt op de WMPC. Het behoort niet tot de bevoegdheid van de stakingsrechter om op positieve wijze te omschrijven welke producten partij X mag verkopen om te vallen onder het criterium beperkte keuze aan andere producten”.
WMPC – Bevoegdheid Stakingsrechter
Stakingsrechter, blijf bij uw leest!?
Internationale koop-verkoop – Rechterlijke bevoegdheid – Art. 5.1 EEX-verordening H.v.J. 9 juni 2011 (Electrosteel)
Internationale koop-verkoop – Rechterlijke bevoegdheid
Uitgangspunt • Art. 5.1.b, eerste streepje: Inzake koop-verkoop is de rechter bevoegd van de lidstaat “waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden”. • H.v.J. 25 februari 2010 (Car Trim): Plaats van levering moet uit de bepalingen van de overeenkomst naar voor komen. Bij gebreke hieraan is de rechter bevoegd van de plaats van de materiële overeenkomst van de goederen.
Internationale koop-verkoop – Rechterlijke bevoegdheid
H.v.J. 9 juni 2011 (Electrosteel) • De bepalingen van de overeenkomst om de plaats van de levering na te gaan “omvat ook de voorwaarden en clausules die algemeen erkend en in de internationale handel gebruikelijk zijn, zoals de Incoterms”. • Het Hof overwoog hierbij dat de Incoterm “Ex Works” toelaat “de plaats van levering van de koopwaar te bepalen” (r.o. 23).
Internationale koop-verkoop – Rechterlijke bevoegdheid
Incoterms blijven relevant voor de invulling van de plaats van levering in toepassing van art. 5.1 EEX-verordening, in zoverre opgenomen in de koopovereenkomst.
Kort geding en handelsrecht Rechtsmacht beroepsrechter Cass. 4 februari 2011
Kort geding en handelsrecht – Rechtsmacht beroepsrechter
Uitgangspunt O.m. Cass. 9 juni 2000 en Cass. 17 april 2009: Indien de appelrechter vaststelt dat er geen hoogdringend meer is (o.m. omdat de voorlopige maatregel ondertussen was uitgevoerd) moet hij niet meer nagaan of de gevorderde maatregel terecht was.
Kort geding en handelsrecht – Rechtsmacht beroepsrechter
Cass. 4 februari 2011 “Uit de devolutieve werking van het hoger beroep volgt dat de rechter die in hoger beroep kennis neemt van het hoger beroep tegen een beslissing die de maatregelen in kort geding heeft gewezen, de wettigheid van de beroepenkortgedingmaatregelen moet onderzoeken, ook al is intussen geen urgentie meer voorhanden”.
Kort geding en handelsrecht – Rechtsmacht beroepsrechter
Ook bij het verdwijnen van de hoogdringendheid blijft de door de eerste rechter opgelegde voorlopige maatregel het mogelijk voorwerp van hervorming in hoger beroep! “Categorieke koerswijziging” (Van Doninck in R.W. van 7 januari 2012)
Kort geding en handelsrecht – Volstrekte noodzakelijkheid – Art. 584, lid 3 Ger. W. Brussel 19 december 2011
Kort geding en handelsrecht – Volstrekte noodzakelijkheid
Uitgangspunt Invulling “volstrekte noodzakelijkheid”
Kort geding en handelsrecht – Volstrekte noodzakelijkheid
Brussel 19 december 2011 “Volstrekte noodzakelijkheid houdt in dat de gevorderde maatregel zodanig dringend is, van zodanige aard is of op zodanige wijze moet worden geformuleerd, dat de rechten van de verzoeker niet adequaat kunnen worden beschermd via het contradictoire kort geding, zelfs niet met verkorting van de termijnen om te dagvaarden”.
Kort geding en handelsrecht – Volstrekte noodzakelijkheid
Volstrekte noodzakelijkheid dient – terecht – beperkend te worden ingevuld.
Knipperlichten 2012 – Handelsrecht
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Cass. 7 oktober 2011, niet gepubliceerd. Antwerpen 30 juni 2011, R.W. 2011-12, 573. Kh. Turnhout 13 december 2011, niet gepubliceerd. Kh. Brussel 24 juni 2011, niet gepubliceerd. Kh. Hasselt 7 december 2011, niet gepubliceerd. Kh. Tongeren 15 november 2011, niet gepubliceerd. Cass. 26 april 2010, R.W. 2011-12, 695. Kh. Antwerpen 29 april 2011, niet gepubliceerd. Antwerpen 27 oktober 2011, niet gepubliceerd. H.v.J. 9 juni 2011, C-87/10 (Electrosteel), www.curia.europa.eu. Cass. 4 februari 2011, R.W. 2011-12, 866. Brussel 19 december 2011, niet gepubliceerd.