Voorstel aan de raad afdeling: steller: doorkiesnummer: e-mailadres: begrotingsparagraaf:
BBL L.V. Carli 0320-278358
[email protected] Gemeentelijke dienstverlening, bestuur en financiën
2010
Nr. B10-06949-1
Punt 7f van de agenda voor de vergadering van 14 december 2010.
Onderwerp Vaststelling van verschillende belastingverordeningen en tarievenregeling 2011. Voorgesteld besluit Het vaststellen van de onder 1 tot en met 10 genoemde belastingverordeningen en tarievenregeling. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
de Verordening onroerende-zaakbelastingen Lelystad 2011; de Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten Lelystad 2011; de Verordening afvalstoffenheffing Lelystad 2011; de Verordening rioolheffing Lelystad 2011; de Verordening hondenbelasting Lelystad 2011; a. de Verordening marktgelden Lelystad 2011; b. de Tarievenregeling ambulante handel 2011; 7. de Legesverordening Lelystad 2011; 8. de Verordening lijkbezorgingsrechten Lelystad 2011; 9. de Verordening parkeerbelastingen Lelystad 2011; 10. de Verordening liggelden Bataviahaven 2011. Inleiding Jaarlijks worden de tarieven in de belastingverordeningen en tarievenregeling aangepast. Deze tarieven worden conform de uitgangspunten van de programmabegroting aangepast. Beoogd effect Het college heeft voorgesteld om de besparing die ontstaat door de taakoverdracht aan het Waterschap via de onroerende-zaakbelastingen terug te geven. Tijdens de begroting is door de gemeenteraad vastgesteld dat € 656.000,00 met de onroerende-zaakbelasting verrekend zal worden. Met ingang van belastingjaar 2011 wordt structureel € 292.000,00 verrekend, zijnde de transparante norm van 1,50%. Met ingang van belastingjaar 2012 komt daar structureel € 296.000,00 bij. Met ingang van belastingjaar 2013 zal het resterende deel (€ 68.000,00) met de onroerendezaakbelastingen verrekend worden. In totaal is daarmee in 2013 het bedrag van € 656.000,00 verrekend met de onroerende-zaakbelastingen.(zie bijlage 4) . Per belastingverordening wordt aangegeven of het prijsindexcijfer van 1,50% wordt toegepast. Argumenten Door vaststelling van bovenstaande belastingverordeningen en tarievenregeling worden de tarieven in overeenstemming gebracht met de uitgangspunten die in de programmabegroting zoals die door de raad op 09-11-2010 zijn vastgesteld.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-2
Ad 1 en 2. De Verordening onroerende zaakbelastingen Lelystad 2011 en de Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten Lelystad 2011. De ozb-opbrengst is conform de najaarsnota 2010 door de raad vastgesteld op € 19.520.000,00. Hieronder wordt de verdeling weergegeven. De gerealiseerde ozb-opbrengst voor 2010 Gerealiseerde areaalvergroting door nieuwbouw woningen, bedrijven, parkeergarages Transparante norm 2010 Kosten overdracht watertaken Begrote ozb-opbrengst 2011
€ 19.498.000,00(*1) € 22.000,00 € 292.000,00 + € 292.000,00 € 19.520.000,00(*2)
(*1)De gerealiseerde ozb-opbrengst voor 2010 is als volgt verdeeld: Eigenarendeel woningen € 9.171.000,00 Eigenarendeel niet-woningen € 6.014.000,00 Gebruikersdeel niet -woningen € 4.313.000,00 + Totaal € 19.498.000,00 (*2)De begrote ozb-opbrengst voor 2011 is als volgt verdeeld: Eigenarendeel woningen € 9.180.000,00 Eigenarendeel niet-woningen € 6.023.000,00 Gebruikersdeel niet -woningen € 4.317.000,00 + Totaal € 19.520.000,00 Uit marktanalyse blijkt dat de waarden van woningen met gemiddeld 2,7 % dalen en niet-woningen met gemiddeld 1,8 % dalen. Om een ozb-opbrengst van € 19,5 miljoen te genereren bij een gemiddelde waardedaling van woningen en niet woningen zal het tarief bij een gemiddelde waardedaling relatief stijgen. De tarieven voor belastingjaar 2011 bedragen: OZB voor: Tarieven gemeente Tarieven gemeente Lelystad 2010 Lelystad 2011 Eigenaargedeelte woningen
0,1592%
0,1630%
Gebruikersgedeelte niet-woningen
0,2256%
0,2603%
Eigenaargedeelte niet-woningen
0,2824%
0,3245%
Bijvoorbeeld: het tarief voor woningen (eigenaren) bedraagt 0,1630%. De gemiddelde eigenarenaanslag OZB voor een woning met een gemiddelde waarde van € 183.000 bedraagt dus € 298,00. Voor de gemiddelde belastingdruk voor woningen wordt verwezen naar bijlage 1 van dit voorstel.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-3
Ad 3. De Verordening Afvalstoffenheffing Lelystad 2011. Overeenkomstig de gemaakte afspraak in de najaarsnota stelt het college u voor de tarieven van deze belasting met 1,50% te laten stijgen. De tarieven komen er na vaststelling als volgt eruit zien:
Eenpersoonshuishouden
Tarief 2010 € 219,93
Tarief 2011 € 223,23
Meerpersoonshuishouden
€ 259,93
€ 263,83
Indien de raad met dit voorstel akkoord gaat bedraagt de geraamde netto-opbrengst van deze heffing € 7.304.502.000,00. Afweging van kosten en opbrengst geeft een dekkingspercentage van 89. Ad 4. De verordening rioolheffing Lelystad 2011. Overeenkomstig de gemaakte afspraak in de najaarsnota stelt het college u voor de opbrengst van deze belasting met 1,50% te laten stijgen. De rioolheffing heeft het karakter van een bestemmingsheffing waarmee kosten kunnen worden verhaald om maatregelen te treffen die de gemeente noodzakelijk acht voor een doelmatig werkende riolering en overige maatregelen ten aanzien van hemelwater en grondwater. De gemeente kan de kosten verhalen die ze maakt voor het nakomen van de zorgplichten uit de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken. De voorzieningen waarvan de kosten kunnen worden verhaald sluiten aan bij de maatregelen die de gemeente in het kader van het gemeentelijke rioleringsplan (GRP) onderneemt. De tariefsopbouw voor de rioolheffing is gebaseerd op de kosten zoals die zijn opgenomen in het gemeentelijke rioleringsplan. In de najaarsnota 2010 is voor de opbrengst een bedrag van € 1,78 mio rioolheffing opgenomen. Het tarief in 2011 bedraagt € 0,50 per m³. Voor de berekening verwijzen wij u naar bijlage 2. Ad 5. De Verordening hondenbelasting Lelystad 2011. In de najaarsnota 2010 is opgenomen dat het tarief één keer in de twee jaar wordt aangepast. Per 1 januari 2010 heeft een verhoging van deze tarieven plaatsgevonden. Het houden van een hond bedraagt € 77,13. Met ingang van 1 januari 2012 vindt er een aanpassing van het tarief plaats. Ad 6a. De Verordening marktgelden Lelystad 2011. De tarieven van de marktgelden worden met 1,50% verhoogd. Ad 6b. Tarievenregeling ambulante handel 2011 (privaatrechtelijke regeling). Standplaatshouders buiten de reguliere markten betalen behalve de legeskosten van hun vergunning een vergoeding(huur) voor het gebruik van de grond waarop zij staan. Als ze op gemeentelijk terrein staan, wordt de huur voor de openbare grond in rekening gebracht. De tarieven worden conform de uitgangspunten met 1,50% verhoogd. De kosten van stroomlevering worden doorberekend aan de afnemer. Ad 7. De Legesverordening Lelystad 2011. Rekening houdend met de uitgangspunten van de najaarsnota 2010, stelt het college u voor, de legestarieven te verhogen met 1,50%, tenzij wettelijke voorschriften deze tariefstijging verhinderen. In de tarieventabel worden 2 nieuwe legesartikelen opgenomen, de kinderopvang en het vervoer gevaarlijke stoffen. Vanwege de administratieve lastenvermindering wordt de vergunning op de kansspelen gewijzigd van bepaalde tijd naar onbepaalde tijd. Voor een toelichting hierop verwijst het college u naar bijlage 3 van dit voorstel.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-4
Ad 8. De Verordening lijkbezorgingrechten Lelystad 2011. Om tot een volledige kostendekking over te gaan, stelt het college u voor om de tarieven van deze rechten met 1,50 % te verhogen met ingang van 1 januari 2011. Daarnaast zijn de wijzigingen van de nota exploitatie begraafplaats 2010 – 2030 in de tarieventabel verwerkt. Ad 9. De Verordening parkeerbelasting Lelystad 2011. De parkeertarieven in het Stadshart en de Kust zijn conform de programmabegroting 2011-2014 aangepast. De raad heeft op 21 november 2007 besloten - op grond van de geactualiseerde parkeerexploitatie Stadshart -om de parkeertarieven vanaf 2009 als volgt vast te stellen:
Garageparkeren Straatparkeren
2009 2010 2011 2012 2013 € 1,00 € 1,05 € 1,10 € 1,10 € 1,15 € 1,20 € 1,30 € 1,40 € 1,40 € 1,50
De raad heeft bij de vaststelling van de parkeerexploitatie kust in 2005 besloten tot indexering van de parkeertarieven met 3%. De nieuwe tarieven bij de kust zijn in 2011: Centrale parkeerterrein € 3,00 per 4 uur, € 1,20 vanaf 5e uur, dagtarief € 7,90; VOC-garage € 1,20 per uur, dagtarief € 10 ; Bataviahaven € 6,00 per dag; Bedrijfsabonnementen € 36,00 per jaar. Bovenstaande informatie is ontleend aan de programmabegroting 2011-2014, pagina 113. Daarnaast wordt voorgesteld om het tarief van de naheffingsaanslag met € 1,00 te verhogen. Het college stelt u voor per 1 januari 2011 het maximale tarief van de naheffingsaanslag ad € 52,00 voor dat jaar in te voeren, conform het ministerieel besluit van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties. Ad 10. De Verordening liggelden Bataviahaven 2011. De tarieven van de liggelden blijven voor het seizoen 2011 op hetzelfde prijsniveau als dat van belastingjaar 2010 (het prijsindexcijfer van 1,50% wordt hier niet toegepast). Het voor dit seizoen niet verhogen van de prijzen houdt verband met het feit dat andere havens dat dit jaar ook niet doen. De tarieven blijven dan in de pas lopen met die van andere havens. Voor de jaren na het seizoen 2011 kan de richting van de tariefsaanpassingen in de Kadernota worden bepaald. In de in 2010 afgesloten Dienstverleningsovereenkomst is door het College van Bestuur van de Stichting Bataviahaven afgesproken dat dit jaarlijks een voorstel voor tariefsaanpassing doet. In artikel 7 van de betreffende verordening wordt een toevoeging gedaan. Bij evenementen, kunnen problemen omtrent de ligplaatsen en vaarwegen, de havenmeesters kunnen dan aanwijzingen geven aan de houders van abonnementen. Kanttekeningen In de bijgevoegde verklaring treft u nadere informatie aan (bijlage 4) over de hoogte van het bedrag omtrent de taakoverdracht en kostenbesparende maatregelingen. Tevens treft u in bijlage 5 de raadsbrief met kenmerk U09-03654 van 26 februari 2009 aan. Lelystad, 30 november 2010. Het college van de gemeente Lelystad, de secretaris,
D.G.C. van der Spek.
EB1011
de burgemeester,
M. Horselenberg.
2010
Nr. B10-06949-5
Bijlage 1
gemiddelde wozwaarde 2010 eenpers.huish./gebruiker afvalstoffenheffing Totaal
€ 188.000
eenpers.huish./gebruiker afvalstoffenheffing Totaal
€ 183.000 in %
stijging, daling in euro's
€ 223,23 € 223,23
1,50%
€ 3,30
eenpers.huish./eigenaar en gebruiker eigenarenbelasting € 299,00 afvalstoffenheffing € 219,93 Totaal € 518,93
eenpers.huish./eigenaar en gebruiker eigenarenbelasting € 298,00 afvalstoffenheffing € 223,23 Totaal € 521,23
-0,33% 1,50% 0,44%
€ 1,00€ 3,30 € 2,30
meerpers.huish./gebruiker afvalstoffenheffing € 259,93 Totaal € 259,93
meerpers.huish./gebruiker afvalstoffenheffing Totaal
€ 263,83 € 263,83
1,50%
€ 3,90
meerpers.huish./eigenaar en gebruiker eigenarenbelasting € 299,00 afvalstoffenheffing € 259,93 Totaal € 558,93
meerpers.huish./eigenaar en gebruiker eigenarenbelasting € 298,00 afvalstoffenheffing € 263,83 Totaal € 561,83
-0,33% 1,50% 0,52%
€ 1,00€ 3,90 € 2,90
EB1011
€ 219,93 € 219,93
gemiddelde wozwaarde 2011
2010
Nr. B10-06949-6
Bijlage 2 Begroting exploitatie rioolheffing 2011 Rioolheffing 2011 De opbouw voor de tarieven rioolheffing 2011 is gebaseerd op het gemeentelijke Rioleringsplan. Op basis van de begroting 2011 zijn de kosten van de rioolstelsel inzichtelijk gemaakt. Op basis van de huidige gegevens bedragen de kosten € 5.224.921,00. Rekening houdend met de inzet van de bestaande reserve en ICL-bijdrage bedraagt de grondslag voor rioolheffing op jaarbasis € 4.516.921,00. Dagelijks onderhoud Groot onderhoud inclusief kapitaallast 50% van Reiniging WSP BTW -kosten component Totale jaarbedrag inclusief BTW
1.682.267 2.160.801 820.220 561.633 5.224.921
Jaarlast Inzet bestaande reserve ICL-bijdrage Grondslag voor heffing rioolheffing
5.224.921 250000 458000 4.516.921
Tabel: verdeling kosten op basis naar waterverbruik naar woningen en niet-woningen Gebruikers Aantal Lozing 2009 Kosten gebruikers 2009 Gebruikers 30.066 (= 90%) 3.602.702 m³ € 3.336.655,00 woningen (=74%) (=74%) Gebruikers niet3.439 (=10%) 1.273. 379 m³ € 1.179.345,00 woningen (=26%) (=26%) Totaal 33.505 (=100%) 4.876. 081 m³ € 4.516.000,00 (=100%) (=100%) Rioolheffing begroting 2011 Kosten Totale kosten gebruikers woningen
Totaal kosten Kostendekkendheid
€ 3.336.655,00
Opbrengst Opbrengst rioolheffing
€ 3.336.655,00
Totaal opbrengst
De berekening van het tarief Berekening van het tarief op basis van waterverbruik: Aantal objecten Te verhalen kosten Waterverbruik m³
30.066 € 1.786.000 3.602.702
Lelystad, 14 december 2010. Mij bekend, De griffier van de gemeente Lelystad,
EB1011
€ 0,50
€ 1.786.000,00
€ 1.786.000,00 54%
2010
Nr. B10-06949-7
Bijlage 3 Toevoegingen in de tarieventabel Algemeen Beleidsmatige aanpassingen Titel 1 hoofdstuk 14 kinderopvang Degene die voornemens is een kinderdagverblijf, gastouderbureau, gastouder of een locatie voor buitenschoolse opvang in exploitatie te nemen, dient hiervoor een aanvraag in bij de gemeente. Het betreffende verblijf, bureau, gastouder of opvang wordt geregistreerd. De GGD als toezichthouder inspecteert en controleert of de kwaliteitseisen nageleefd worden van alle geregistreerde kinderdagverblijven, gastouderbureaus, gastouders of opvang. Voor de registratie worden leges in rekening gebracht. Titel 1 hoofdstuk 16 kansspelen Voorheen werden ieder jaar vergunningen verstrekt tot het verkrijgen van aanwezigheidsvergunning voor een speelautomaat voor de duur van 12 maanden. Nu vervalt de duur van 12 maanden en wordt voor onbepaalde tijd een vergunning afgegeven. Dit betreft een administratieve lastenvermindering. Titel 1 hoofdstuk 19 vervoer gevaarlijke stoffen Voorheen werden de ontheffingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen verstrekt op grond van het kapstokartikel. Een kapstokartikel is een artikel in de tarieventabel van de legesverordening, waarover de aanvrager voor een dienst of product leges is verschuldigd, maar waarvoor geen specifiek artikel in de tarieventabel van de legesverordening is opgenomen. U kunt het kapstokartikel derhalve beschouwen als een vangnetartikel.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-8
Bijlage 4 Verklaring omtrent de taakoverdracht en kostenbesparende maatregelen. Aanleiding van deze verklaring is de discussie in de raad tijdens de tweede termijn van de behandeling van de begroting 2011. Het college geeft in de begroting aan dat, in verband met de overdracht van stedelijk water aan het Waterschap per 01-01-2011, € 656.000,00 bespaard kan worden op kosten van onderhoud watergangen. In de begrotingsdiscussie met de raad is een brief aangehaald van het college aan de raad (zie bijlage 5, raadsbrief met kenmerk U09-03654 van 26 februari 2009). Destijds heeft de fractie van het CDA aan het college een aantal vragen gesteld die verband hielden met de overdracht van stedelijk water aan het waterschap. In één ervan, vraag 4, wordt aan het college gevraagd: ‘Hoeveel de kosten bedroegen voor het beheer en onderhoud van stedelijk water door de gemeente in 2008?’ Het antwoord op die vraag luidde: ca. € 1,4 miljoen. In dezelfde raadsbrief van 26 februari 2009 staat ook vermeld dat er pas voldoende zicht op de werkelijke besparingen is als de maatwerkovereenkomst is ondertekend. Dat betekent dat pas na ondertekening van de maatwerkovereenkomst inzicht kan worden gegeven in de financiële gevolgen ervan. De kosten die gemoeid zijn met de taakoverdracht aan het waterschap levert de gemeente naar schatting € 0,7 miljoen aan minder kosten op. Inmiddels blijkt dat van de overdracht van taken aan het Waterschap € 656.000,00 besparing bij de gemeente opleverd. De gemeente blijft ook zelf watergerelateerde taken uitvoeren. Dit is gebaseerd op wettelijke verplichtingen en de maatwerkovereenkomst met het Waterschap. Bij de coalitie onderhandelingen werd uitgegaan van circa € 0,7 miljoen. Het college heeft in de begroting voor de jaren 2011 tot en met 2013 € 656.000,00 als bezuiniging opgevoerd. De gemeenteraad heeft hiermee op 9 november ingestemd en tevens bepaald dat de verrekening met het niet doorvoeren van de transparante norm (inflatiecorrectie) in 2011, 2012 en 2013 zou plaatsvinden. Met ingang van belastingjaar 2011 wordt structureel € 292.000,00 verrekend, zijnde de transparante norm van 1,50%. Met ingang van belastingjaar 2012 komt daar structureel € 296.000,00 bij. Met ingang van belastingjaar 2013 zal het resterende deel (€ 68.000,00) met de onroerendezaakbelastingen verrekend worden. In totaal is daarmee in 2013 het bedrag van € 656.000,00 verrekend met de onroerende-zaakbelastingen.
EB1011
Bijlage 5
EB1011
EB1011
Raadsbesluit 2010
Nr. B10-06949-11
De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 30 november 2010; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet; B E S L U I T: vast te stellen de navolgende VERORDENING op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2011 (Verordening onroerende-zaakbelastingen Lelystad 2011). Artikel 1 Belastingplicht 1. Onder de naam “onroerende-zaakbelastingen” worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Artikel 2 Belastingobject 1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 3 Maatstaf van heffing 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1. 2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-12
Artikel 4 Vrijstellingen 1. In afwijking van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan bij de krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken. j. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; k. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; 2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel k van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 3. In afwijking van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 5 Belastingtarieven 1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor : a. de gebruikersbelasting 0,2603%; b. de eigenarenbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,1630%; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,3245%.
2. 3.
Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele euro's. Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-13
Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag. Artikel 6 Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 7 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een belastingaanslag van minder dan € 50,00 en een belastingaanslag van € 5.000,00 of meer worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een belastingaanslag van € 50,00 of meer doch minder dan € 5.000,00 worden betaald in vier gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 en in afwijking van het tweede lid van dit artikel geldt dat, zolang een belastingaanslag van € 50,00 of meer doch minder dan € 5.000,00 door middel van automatische betalingsincasso kan worden afgeschreven, deze aanslag moet worden betaald in elf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt : a. indien de dagtekening van de aanslag voor het kalenderjaar in de maanden januari, februari, maart of april van dat kalenderjaar ligt, op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later; b. in alle overige gevallen van automatische betalingsincasso, op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de vorige leden gestelde termijnen. 5. Voor de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen en andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag. Artikel 8 Nadere rege ls door het college van de gemeente Lelystad Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen. Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De “Verordening onroerende-zaakbelastingen Lelystad 2010” van 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening onroerende-zaakbelastingen Lelystad 2011”. Lelystad, 14 december 2010. De raad van de gemeente Lelystad, de griffier,
EB1011
de voorzitter,
Raadsbesluit 2010
Nr. B10-06949-14
De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 30 november 2010; gelet op artikel 221 van de Gemeentewet; B E S L U I T: vast te stellen de navolgende VERORDENING op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2011 (Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten Lelystad 2011). Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. ruimte: een roerende woon- of bedrijfsruimte, welke duurzaam aan een plaats gebonden is en dient tot permanente bewoning of permanent gebruik; b. woonruimte: een ruimte waarvan de vastgestelde waarde in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de ruimte die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden; c. bedrijfsruimte: een ruimte die niet kan worden aangemerkt als woonruimte. Artikel 2 Belastingplicht 1. Onder de naam “belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten” worden ter zake van binnen de gemeente gelegen ruimten twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een bedrijfsruimte, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een ruimte het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een bedrijfsruimte in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; b. het ter beschikking stellen van een bedrijfsruimte voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die ruimte ter beschikking heeft gesteld. 3. Degene die een in het vorige lid bedoelde (deel van een) bedrijfsruimte in gebruik heeft gegeven of ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die ruimte of een deel daarvan in gebruik is gegeven of ter beschikking is gesteld. Artikel 3 Belastingobject Als één ruimte wordt aangemerkt: a. een binnen de gemeente gelegen ruimte; b. een gedeelte van een in onderdeel a bedoelde ruimte dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt; c. een samenstel van twee of meer onder a bedoelde ruimten of in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren; d. het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde ruimte, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel c bedoeld samenstel.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-15
Artikel 4 Maatstaf van heffing 1. De heffingsmaatstaf is de waarde die aan de ruimte dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de ruimte in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. 2. In afwijking van het eerste lid wordt de waarde van een bedrijfsruimte, met uitzondering van ruimten die zijn ingeschreven in een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met: a. de aard en de bestemming van de ruimte; b. de sedert de stichting van de ruimte opgetreden technische en functionele veroudering waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen. 3. In afwijking van het eerste lid wordt de waarde van een ruimte in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het tweede lid. Onder een ruimte in aanbouw wordt verstaan een roerende zaak of gedeelte daarvan waarvoor een bouwvergunning in de zin van de Woningwet is afgegeven en dat door bouw nog niet geschikt is voor gebruik overeenkomstig de beoogde bestemming. 4. In afwijking van het eerste lid wordt de waarde van een woonruimte, die deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, bepaald met inachtneming van een vooronderstelde verplichting om het landgoed gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Ruimten die dienstbaar zijn aan de woonruimte worden geacht deel uit te maken van die woonruimte. 5. Met betrekking tot een ruimte als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel d, wordt de waarde gesteld op een evenredig deel van de waarde die dient te worden toegekend aan de gehele ruimte. Artikel 5 Vrijstellingen 1. In afwijking van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, de waarde van: a. glasopstanden die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit cultuurgrond die bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd ten behoeve van de land- of bosbouw. Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. ruimten die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning; c. ruimten ten behoeve van waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning; d. ruimten die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning; e. werktuigen die van een ruimte kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als ruimten zijn aan te merken. Artikel 6 Waardepeildatum 1. De heffingsmaatstaf wordt bepaald naar de waarde die de ruimte op 1 januari 2010 heeft. 2. De heffingsmaatstaf vindt toepassing voor kalenderjaar 2011. 3. De waarde van de ruimte wordt bepaald naar de staat waarin de ruimte op de waardepeildatum verkeert. 4. Indien een ruimte tussen de waardepeildatum en het begin van het kalenderjaar: a. opgaat in een andere ruimte dan wel in meer ruimten, of
EB1011
2010
Nr. B10-06949-16
b. wijzigt als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of vernietiging, hetzij verandering van bestemming, of c. een verandering in waarde ondergaat als gevolg van een andere, specifiek voor de ruimte geldende, bijzondere omstandigheid, wordt, in afwijking van het derde lid, de waarde bepaald naar de staat van die ruimte bij het begin van het kalenderjaar. Artikel 7 Belastingtarieven 1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor : a. de gebruikersbelasting 0,2603%; b. de eigenarenbelasting 1. voor woonruimten 0,1630%; 2. voor bedrijfsruimten 0,3245%.
2. 3.
Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele euro's. Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.
Artikel 8 Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 9 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerst lid van de Invorderingswet 1990 moet een belastingaanslag van minder dan € 50,00 en een belastingaanslag van € 5.000,00 of meer worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. In afwijking van artikel 9, eerst lid van de Invorderingswet 1990 moet een belastingaanslag van € 50,00 of meer doch minder dan € 5.000,00 worden betaald in vier gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 en in afwijking van het tweede lid van dit artikel geldt dat, zolang een belastingaanslag van € 50,00 of meer doch minder dan € 5.000,00 door middel van automatische betalingsincasso kan worden afgeschreven, deze aanslag moet worden betaald in elf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt: a. indien de dagtekening van de aanslag voor het kalenderjaar in de maanden januari, februari, maart of april van dat kalenderjaar ligt, op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later; b. in alle overige gevallen van automatische betalingsincasso, op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de vorige leden gestelde termijnen. 5. Voor de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten en andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag. Artikel 10 Nadere regels door het college van de gemeente Lelystad Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de belasting op roerende woon- of bedrijfsruimten.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-17
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De “Verordening belastingen op roerende woon- en verblijfsruimten Lelystad 2010” van 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten Lelystad 2011”. Lelystad, 14 december 2010. De raad van de gemeente Lelystad, de griffier,
EB1011
de voorzitter,
Raadsbesluit 2010
Nr. B10-06949-18
De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 30 november 2010; gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer; B E S L U I T: vast te stellen de navolgende VERORDENING op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing in 2011 (Verordening afvalstoffenheffing Lelystad 2011). Artikel 1 Aard van de belasting en belastbaar feit 1. Onder de naam afvalstoffenheffing wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. 2. De afvalstoffenheffi ng als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven terzake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Artikel 2 Belastingplicht 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijk afvalstoffen geldt. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel; b. ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan. Artikel 3 Maatstaf van heffing en belastingtarief 1. De belasting bedraagt per belastingjaar voor een perceel dat wordt gebruikt: a. door 1 persoon € 223,23; b. door 2 of meer personen € 263,83. 2. Het aantal personen dat van een perceel gebruikmaakt wordt vastgesteld naar de toestand op 1 januari van het belastingjaar. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, wordt het aantal personen dat van een perceel gebruikmaakt vastgesteld naar de toestand op het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht. Artikel 4 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 5 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar gelang van tijd 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar op het tijdstip van aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
EB1011
2010 3.
4.
Nr. B10-06949-19
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar op het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
Artikel 7 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet een belastingaanslag van minder dan € 50, 00 en een belastingaanslag van € 5.000, 00 of meer worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet een belastingaanslag van € 50,00 of meer doch minder dan € 5.000,00 worden betaald in vier gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 en in afwijking van het tweede lid van dit artikel geldt dat, zolang een belastingaanslag van € 50,00 of meer doch minder dan € 5.000,00 door middel van automatische betalingsincasso kan worden afgeschreven, deze aanslag moet worden betaald in elf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt : a. indien de dagtekening van de aanslag voor het kalenderjaar in de maanden januari, februari, maart of april van dat kalenderjaar ligt, op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later; b. in alle overige gevallen van automatische betalingsincasso, op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de vorige leden gestelde termijnen. 5. Voor de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen afvalstoffenheffing en andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag. Artikel 8 Nadere regels door het college van de gemeente Lelystad Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing. Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De “Verordening afvalstoffenheffing Lelystad 2010” van 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing Lelystad 2011”. Lelystad, 14 december 2010. De raad van de gemeente Lelystad, de griffier,
EB1011
de voorzitter,
Raadsbesluit
2010
Nr. B10-06949-20
De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 30 november 2010; gelet op artikel 228a van de Gemeentewet; B E S L U I T: vast te stellen de navolgende VERORDENING op de heffing en invordering van de rioolheffing 2011 (Verordening rioolheffing Lelystad 2011). Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt: a. onder afvalwater verstaan: water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering; b. onder eigendom verstaan: een roerende of een onroerende zaak; c. onder verbruiksperiode verstaan: de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft. Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht 1. Onder de naam "rioolheffing" wordt geheven: een heffing van de gebruiker van een eigendom dat in gebruik of bestemd is als woning van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. 2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht gebruikt; b. ingeval een gedeelte van een eigendom - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3- ten gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan. 3. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden; b. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd het recht als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; c. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd het recht als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. Artikel 3 Zelfstandige gedeelten Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden die rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt. Artikel 4 Maatstaf van heffing De heffing als bedoeld in artikel 2, eerste lid wordt geheven: a. per eigendom, in gebruik of bestemd als woning;
EB1011
2010 b.
Nr. B10-06949-21
naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd. (Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat volgens de verbruiksperiode van het waterleidingsbedrijf naar het eigendom is toegevoerd).
Artikel 5 Belastingtarief Het tarief als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor elke volle eenheid van 1 m³ afvalwater € 0,50. Artikel 6 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7 Wijze van heffing De rioolheffing wordt geheven bij wege van een schriftelijke, gedagtekende kennisgeving. Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld 1. De heffing is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, wordt de heffing via een voorlopige gedagtekende schriftelijke kennisgeving verzonden. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt de heffing via een definitieve gedagtekende schriftelijke kennisgeving medegedeeld. Artikel 9 Termijnen van betaling Het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag wordt betaald op het moment van het uitreiken van de kennisgeving dan wel ingeval van toezending daarvan uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van de kennisgeving is vermeld. Artikel 10 Nadere regels door het college van de gemeente Lelystad Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing. Artikel 11 Vangnetregeling In afwijking van artikel 4, wordt bij een negatieve waterverbruik of bij een niet meting het waterverbruik gesteld naar het aantal personen dat van een woning gebruik maakt. Het waterverbruik per persoon op jaarbasis wordt gesteld op 45 m³. Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De “Verordening rioolrechten Lelystad 2010” van 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing Lelystad 2011”. Lelystad, 14 december 2010. De raad van de gemeente Lelystad, de griffier,
EB1011
de voorzitter,
Raadsbesluit 2010
Nr. B10-06949-22
De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 30 november 2010; gelet op artikel 226 van de Gemeentewet; B E S L U I T: vast te stellen de navolgende VERORDENING op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2011 (Verordening hondenbelasting Lelystad 2011). Artikel 1 Belastbaar feit Onder de naam “hondenbelasting” wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente. Artikel 2 Belastingplicht 1. Belastingplichtig is de houder van een hond. 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is. 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden. Artikel 3 Vrijstellingen De belasting wordt niet geheven ter zake van honden: a. die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden of die hiervoor in opleiding zijn; b. waarbij de houder van de hulphond de daartoe verstrekte machtiging afgegeven door de zorgverzekeraar kan overleggen; c. die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit; d. waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van de Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond met een geleider, aan wiens bevelen hij gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen; e. die jonger zijn dan 6 maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden. Artikel 4 Maatstaf van heffing De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden. Artikel 5 Belastingtarief 1. De belasting bedraagt per hond per belastingjaar € 77,13. 2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland niet meer dan € 308, 52. 3. Eveneens in afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid bedraagt de belasting voor honden, die uitsluitend voor verkoop in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onder b, van het Honden- kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit, niet meer dan € 308,52.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-23
Artikel 6 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar gelang van tijd 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting terzake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven. Artikel 9 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een belastingaanslag van minder dan € 50,00 en een belastingaanslag van € 5.000,00 of meer worden betaald in één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een belastingaanslag van € 50,00 of meer doch minder dan € 5.000,00 worden betaald in vier gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 en in afwijking van het tweede lid van dit artikel geldt dat, zolang een belastingaanslag van € 50,00 of meer doch minder dan € 5.000,00 door middel van automatische betalingsincasso kan worden afgeschreven, deze aanslag moet worden betaald in elf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt : a. indien de dagtekening van de aanslag voor het kalenderjaar in de maanden januari, februari, maart of april van dat kalenderjaar ligt, op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later; b. in alle overige gevallen van automatische betalingsincasso, op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elke van de volgende termijnen telkens een maand later. 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de vorige leden gestelde termijnen. 5. Voor de toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen hondenbelasting en andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag. Artikel 10 Nadere regels door het college van de gemeente Lelystad Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting. Artikel 11 Geen kwijtschelding Bij de invordering van de hondenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-24
Artikel 12 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel 1. De “Verordening hondenbelasting Lelystad 2010” van 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening hondenbelasting Lelystad 2011”. Lelystad, 14 december 2010. De raad van de gemeente Lelystad, de griffier,
EB1011
de voorzitter,
Raadsbesluit 2010
Nr. B10-06949-25
De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 30 november 2010; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet; B E S L U I T: vast te stellen de navolgende VERORDENING op de heffing en invordering van marktgelden in 2011 (Verordening marktgelden Lelystad 2011). Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. standplaats : de op en voor de duur van een markt door het bevoegd gezag aangewezen ruimte voor het uitoefenen van de markthandel; b. vaste standplaats : een standplaats die tot wederopzegging beschikbaar wordt gesteld; c. losse standplaats : een standplaats die per marktdag beschikbaar wordt gesteld; d. standplaatshouder : ieder aan wie door het college van de gemeente Lelystad of de marktmeester is toegestaan om gedurende een markt een standplaats te bezetten; e. marktdag : de dag waarop de markt gehouden wordt, waarbij de voor de markt bestemde dagen afzonderlijk beschouwd worden; f. weekmarkten : de markten die in de regel wekelijks op dinsdag en zaterdag worden gehouden in respectievelijk het “Lelycentre” en de “Gordiaan”; g. tuinmarkt : de door hem ingestelde en in de regel in april van een jaar te houden jaarmarkt voor de verkoop van tuinartikelen; h. een kwartaal : een kalenderkwartaal; i. een halfjaar : een kalenderhalfjaar; j. een jaar : een kalenderjaar. Artikel 2 Aard van de heffing Onder de naam van marktgeld wordt voor het innemen van een standplaats op een markt een recht geheven. Artikel 3 Belastingplicht Het marktgeld wordt geheven van degene die één of meer standplaatsen op een markt inneemt. Artikel 4 Maatstaf van heffing 1. Het marktgeld voor het innemen van een standplaats op een weekmarkt wordt geheven over de frontbreedte van de standplaats; deze frontbreedte wordt uitgedrukt in strekkende meters (m). 2. Het marktgeld voor het innemen van een standplaats op een jaarmarkt wordt geheven over het 2 aantal vierkante meters (m ) dat de standplaats beslaat. Artikel 5 Standplaatstarieven 1. Het marktgeld bedraagt voor het innemen van een standplaats op de dinsdagmarkt per marktdag of gedeelte daarvan € 1,65 per strekkende meter met een minimum van € 6,60. 2. Het marktgeld bedraagt voor het innemen van een vaste standplaats op de dinsdagmarkt per marktdag of gedeelte daarvan gedurende een tijdvak van: a. een kwartaal: € 17,60 per strekkende meter ,met een minimum van € 70,40; b. een halfjaar: € 34,05 per strekkende meter, met een minimum van € 136,20; c. een jaar: € 66,60 per strekkende meter, met een minimum van € 266,40.
EB1011
2010 3. 4.
5.
Nr. B10-06949-26
Het marktgeld bedraagt voor het innemen van een standplaats op de zaterdagmarkt per marktdag of gedeelte daarvan € 2, 80 per strekkende meter met een minimum van € 11, 20. Het marktgeld bedraagt voor het innemen van een vaste standplaats op de zaterdagmarkt per marktdag of gedeelte daarvan gedurende een tijdvak van: a. een kwartaal: € 30,80 per strekkende meter, met een minimum van € 123,20; b. een halfjaar: € 59,25 per strekkende meter, met een minimum van € 237,00; c. een jaar: €115,15 per strekkende meter, met een minimum van € 460,60. Het marktgeld bedraagt voor het innemen van een standplaats op de tuinmarkt per marktdag of gedeelte daarvan € 2,05 per vierkante meter.
Artikel 6 Heffingstijdvak voor vaste standplaatshouders 1. Het marktgeld van de vaste standplaatshouders op de weekmarkten wordt geheven over een heffingstijdvak van een kwartaal, een halfjaar of een jaar en naar de daarbij in het tweede en vierde lid van artikel 5 vermelde tarieven. 2. De keuze van het heffingstijdvak berust bij de belastingplichtige, die deze keuze ten minste drie weken voor de aanvang van het door hem gewenste heffingstijdvak schriftelijk aan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar moet mededelen. 3. In het geval de mededeling bedoeld in het tweede lid van dit artikel niet of niet tijdig wordt gedaan, wordt het marktgeld over een heffingstijdvak van een kwartaal geheven. 4. Een eerder gekozen heffingstijdvak kan door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar op aanvraag van de belastingplichtige worden gewijzigd, mits de belastingplichtige dit drie weken vóór de aanvang van het nieuwe heffingstijdvak schriftelijk aanvraagt. 5. Indien de belastingplicht van een vaste standplaatshouder in de loop van het heffi ngstijdvak aanvangt, wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel het marktgeld geheven naar de tarieven als vermeld in het eerste en derde lid van artikel 5. Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld 1. Het marktgeld vermeld in het eerste, derde en vijfde lid van artikel 5 is verschuldigd op het tijdstip waarop de standplaats wordt ingenomen. 2. Het marktgeld vermeld in het tweede lid en vierde lid van artikel 5 is verschuldigd bij de aanvang van een heffingstijdvak. Artikel 8 Wijze van heffen 1. Het marktgeld vermeld in het eerste, derde en vijfde lid van artikel 5 wordt geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. 2. Het marktgeld vermeld in het tweede en vierde lid van artikel 5 wordt geheven bij wege van aanslag. Artikel 9 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het marktgeld vermeld in het eerste, derde en vijfde lid van artikel 5 worden betaald ingeval de kennisgeving: a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving; b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving. 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen in het marktgeld vermeld in het tweede en vierde lid van artikel 5 worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet. 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het in de vorige leden van dit artikel gestelde termijnen. Artikel 10 Ontheffing Indien de belastingplicht van een vaste standplaatshouder in de loop van een heffingstijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend van het voor dat tijdvak berekende marktgeld naar rato van het aantal marktdagen dat na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht in dat tijdvak overblijft en het totaal aantal marktdagen in dat tijdvak.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-27
Artikel 11 Nadere regels door het college van de gemeente Lelystad Het college van de gemeente Lelystad kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de marktgelden. Artikel 12 Kwijtschelding Bij de invordering van de marktgelden wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 13 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel 1. De “Verordening marktgelden Lelystad 2010” van 15 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening marktgelden Lelystad 2011”. Lelystad, 14 december 2010. De raad van de gemeente Lelystad, de griffier,
EB1011
de voorzitter,
Raadsbesluit 2010
Nr. B10-06949-28
De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 30 november 2010; gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet; B E S L U I T: vast te stellen de navolgende REGELING tot vaststelling van de tarieven voor de huur van gemeentegrond door de ambulante handel (Tarievenregeling ambulante handel 2011). Artikel 1 Omzetbelasting De bedragen van artikel 2, onderdeel 1 tot en met 5 zijn exclusief omzetbelasting. De bedragen van artikel 3 zijn inclusief omzetbelasting. Artikel 2 Tarieven 1. Het tarief voor de huur van een vaste standplaats gedurende 1 dag in de week bedraagt per kwartaal: in de Gordiaan € 410,15; in het Lelycentre € 310,55; in de overige gebieden € 245,25. 2. Het tarief voor de huur van een vaste standplaats gedurende meerdere dagen per week bedraagt per kwartaal: in de Gordiaan € 509,75; in het Lelycentre € 410,15; in de overige gebieden € 310,55. 3. Het tarief voor de huur van een standplaats voor de verkoop van oliebollen bedraagt per week: in de Gordiaan € 69,15; in het Lelycentre € 52,40; in de overige gebieden € 38,40. 4. Het tarief voor de huur van een standplaats voor de verkoop van kerstbomen bedraagt per in de daartoe verleende vergunning overeengekomen periode: in de Gordiaan € 542,95; in het Lelycentre € 407,60; in de overige gebieden € 327,10. 5. Het tarief voor de huur van een standplaats door overige commerciële gebruikers per dag: in de Gordiaan € 21,80; in het Lelycentre € 17,90; in de overige gebieden € 14,05. Artikel 3 Overige tarieven 1. De tarieven bij gebruikmaking van levering van stroom tot een bepaald vermogen worden per dag bij de afnemer als volgt in rekening gebracht: - stroomlevering tot een vermogen van 500 watt € 2,00; - stroomlevering tot een vermogen van 750 watt € 3,00; - stroomlevering tot een vermogen van 1000 watt € 4,00. Bij een hoger vermogen wordt een veelvoud of combinatie van deze tarieven in rekening gebracht.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-29
Artikel 4 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De “Tarievenregeling ambulante handel 2010” van 15 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2011. 3. De tarieven uit dit besluit zullen gelden met ingang van 1 januari 2011. 4. Dit besluit kan worden aangehaald als “Tarievenregeling ambulante handel 2011”. Lelystad, 14 december 2010. De raad van de gemeente Lelystad, de griffier,
EB1011
de voorzitter,
Raadsbesluit 2010
Nr. B10-06949-30
De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 30 november 2010; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en a onderdeel b, van de Gemeentewet; B E S L U I T: vast te stellen de navolgende VERORDENING op de heffing en de invordering van leges 2011 (Legesverordening Lelystad 2011). Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. “dag” : de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt; b. “week” : een aaneengesloten periode van zeven dagen; e c. “maand” : het tijdvak dat loopt van de n dag in een kalendermaand tot en met de e (n-1) dag in de volgende kalendermaand; e d. “jaar” : het tijdvak dat loopt van de n dag in een kalenderjaar tot en met de e (n-1) dag in het volgende kalenderjaar; e. “kalenderjaar” : de periode van 1 januari tot en met 31 december. Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam “leges” worden rechten geheven terzake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Artikel 3 Belastingplicht Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend. Artikel 4 Vrijstellingen Leges worden niet geheven voor: a. diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (grondexploitatie) zijn of worden verhaald; b. het in behandeling nemen van aanvragen van verklaringen omtrent inkomen en vermogen. Artikel 5 Tarieven 1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. 2. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet. 3. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-31
Artikel 6 Wijze van heffing De leges worden geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Artikel 7 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6: a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving; b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving. 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen. Artikel 8 Kwijtschelding Bij de invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 9 Teruggaaf 1. Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges terzake van een in de tarieventabel omschreven dienst wordt verleend op een aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet en overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de bij deze verordening behorende tarieventabel opgenomen bepaling. 2. Voor de toepassing van artikel 28, vierde en vijfde lid, van de Invorderingswet 1990 wordt de teruggaaf van leges, bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als een vermindering van de belastingaanslag. Artikel 10 Nadere regels door het college van de gemeente Lelystad Het college van de gemeente Lelystad kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges. Artikel 11 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel 1. De Legesverordening Lelystad oktober 2010 van 5 oktober 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Legesverordening Lelystad 2011”. Lelystad, 14 december 2010. De raad van de gemeente Lelystad, de griffier,
EB1011
de voorzitter,
2010
Nr. B10-06949-32
Onderdeel
Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2011
Titel 1
Algemene dienstverlening
Hoofdstuk 1.1
Burgerlijke stand
1.1.1 1.1.1.1
Het tarief bedraagt voor: het sluiten van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap op maandag tot en met vrijdag in het Stadhuis, op een andere tijd dan waarop dit ingevolge artikel 4 van de Wet rechten burgerlijke stand kosteloos plaatsvindt
1.1.1.2
1.1.1.3
tarief 2011
€
328,75
het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk op maandag tot en met vrijdag in het Stadhuis (met ceremonie), op een andere tijd dan waarop dit ingevolge artikel 4 van de Wet rechten burgerlijke stand kosteloos plaatsvindt.
€
328,75
het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk op maandag tot en met vrijdag in het Stadhuis aan de balie (zonder ceremonie) het voltrekken van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap op de "Bataviawerf" op maandag tot en met vrijdag het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk op maandag tot en met vrijdag op de Bataviawerf het voltrekken van een huwelijk, op een schip liggende aan de wal, dat onder contract staat bij de Hanzestad Compagnie op maandag tot en met vrijdag het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk op maandag tot en met vrijdag op een aan de wal liggend schip, dat onder contract staat bij de Hanzestad Compagnie
€
101,50
€
328,75
€
328,75
€
328,75
€
328,75
1.1.1.8
het voltrekken van een huwelijk of het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, al varend op een schip dat onder contract staat bij de Hanzestad Compagnie op maandag tot en met vrijdag, dat 1 dagdeel in beslag neemt
€
433,05
1.1.1.9
het voltrekken van een huwelijk of het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, al varend op een schip dat onder contract staat bij de Hanzestad Compagnie op maandag tot en met vrijdag, dat 2 dagdelen in beslag neemt
€
537,40
1.1.1.10
het voltrekken van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap of een geregistreerd partnerschap omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk in het Natuurpark Lelystad op maandag tot en met vrijdag
€
328,75
1.1.1.11
het voltrekken van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap of een geregistreerd partnerschap omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk in het Aviodrome op maandag tot en met vrijdag
1.1.1.12
het voltrekken van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap of een geregistreerd partnerschap omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk op de Groene Velden op maandag tot en met vrijdag
1.1.1.4 1.1.1.5 1.1.1.6 1.1.1.7
EB1011
€
€
328,75
328,75
2010
Nr. B10-06949-33
1.1.1.13
het voltrekken van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap of het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk op zaterdag op de Bataviawerf of op een van de schepen van de Hanzestad Compagnie, het Natuurpark Lelystad, het Aviodrome of de Groene Velden wordt boven de onder 1.1.1.4 tot en met 1.1.1.12 vermelde tarieven een tarief in rekening gebracht van
€
54,80
1.1.1.14
noch op de Bataviawerf, noch op de schepen van de Hanzestad Compagnie, noch op het Natuurpark Lelystad, noch op Aviodrome als op de Groene Velden vinden kosteloze huwelijksvoltrekking of omzettingen van een geregistreerd partnerschap plaats.
1.1.1.15
het verstrekken van een zogenoemde getuigenverklaring bij een huwelijk of registratie van een partnerschap terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een uittreksel uit het partnerschapsregistratie geldt hetzelfde tarief als voor een uittreksel uit het huwelijksregister, zoals dat is opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand (SB 1969, 36) of zoals dit besluit laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
€
5,60
€
11,35
1.1.1.17
het verstrekken van een trouwboekje/partnerschapsboekje of duplicaat hiervan
€
19,30
1.1.1.18
€
33,25
1.1.2
het verstrekken van een luxe trouwboekje/partnerschapsboekje of duplicaat hiervan de aanwijzing van een buitengewoon ambtenaar burgerlijke stand en ambtenaar burgerlijke stand (niet in dienst van de gemeente Lelystad) per huwelijk/geregistreerd partnerschap
€
101,50
1.1.3
Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot:
1.1.3.1
het doen van nasporingen in de registers van de burgerlijke stand, voor ieder daaraan besteed kwartier het voor derden ten behoeve van een huwelijk opvragen van stukken uit andere gemeenten, per verzoek het verstrekken van een stuk als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand (SB 1879,72) geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Legesbesluit akten burgerlijke stand (SB 1969, 36) of zoals dit besluit laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
€
25,15
€
4,10
€
20,70
€
52,10
€
58,25
€
52,10
1.1.1.16
1.1.3.2 1.1.3.3
1.1.3.4
terzake van het in behandeling nemen van een verzoek om naturalisatie tot Nederlander, geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Besluit Optie- en naturalisatiegelden 2002, of zoals dit besluit laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
1.1.3.5
terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning geldt het tarief zoals dat is opgenomen in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 of zoals dit voorschrift laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
Hoofdstuk 1.2 1.2.1
Reisdocumenten Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot:
1.2.1.1
het verstrekken van een nationaal paspoort, een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen het verstrekken van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort als bedoeld in 1.2.1.1 (zakenpaspoort) het verstrekken van een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers, van december 1976 (SB 568) als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort)
1.2.1.2 1.2.1.3
EB1011
2010
Nr. B10-06949-34
1.2.1.4
het bijschrijven van een kind in een reisdocument als bedoeld in de onderdelen 1.2.1.1 tot en met 1.2.1.3 direct bij de aanvraag van dit nieuwe reisdocument, per kind
€
9,20
1.2.1.5
het bijschrijven van een kind middels een bijschrijvingssticker in een reeds uitgegeven reisdocument als bedoeld in de onderdelen 1.2.1.1 tot en met 1.2.1.3, per kind
€
21,50
1.2.1.6
het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart aan personen in de leeftijd tot en met dertien jaar het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart in de leeftijd van veertien jaar en ouder De tarieven als genoemd in de onderdelen 1.2.1.1 tot en met 1.2.1.3 alsmede in 1.2.1.6 en 1.2.1.7 worden bij een spoedlevering vermeerderd met het tarief zoals dat is bekend gemaakt door het BPR of zoals dit besluit laatstelijk is vervangen of gewijzigd
€
9,20
€
43,85
€
32,30
€ €
41,10 30,10
1.2.1.7 1.2.2
1.2.3
Het tarief als genoemd in 1.2.2 wordt bij een gecombineerde spoedlevering van een nieuw reisdocument als bedoeld in de onderdelen 1.2.1.1 tot en met 1.2.1.3 en het bijschrijven van een of meer kinderen als bedoeld in 1.2.1.4 slechts een keer per reisdocument berekend.
1.2.4
Het tarief als genoemd in onderdeel 1.2.1.5 wordt bij een spoedlevering van een bijschrijvingssticker vermeerderd met een bedrag zoals dat is bekend gemaakt door het BPR of zoals dit besluit laatstelijk is vervangen of gewijzigd
1.2.5
Indien aan de aanvrager reeds eerder een reisdocument werd verstrekt, welk document bij de aanvraag of de afgifte van een nieuw reisdocument niet compleet kan worden overgelegd, worden de leges, vermeld bij de onderdelen 1.2.1.1 tot en met 1.2.1.3., 1.2.1.6 en 1.2.1.7 verhoogd met
Hoofdstuk 1.3 1.3.1
Rijbewijzen Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot:
1.3.2
het verkrijgen, vernieuwen of omwisselen van een rijbewijs
1.3.3 1.3.4
Indien aan de aanvrager op het moment van de aanvraag de leeftijd van 70 jaren of meer heeft bereikt, wordt het onder 1.3.1 vermelde tarief verlaagd tot De tarieven van de onderdelen 1.3.2 en 1.3.3 worden bij een spoedlevering vermeerderd met het tarief zoals dat is bekend gemaakt bij besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat of zoals dit besluit laatstelijk is vervangen of gewijzigd
Hoofdstuk 1.4 1.4.1
Verstrekkingen uit de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens Het tarief bedraagt terzake voor het in behandeling nemen van een aanvraag:
1.4.1.1
tot verstrekking van één of meer gegevens omtrent één of meerdere personen, waarvoor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens moet worden geraadpleegd, niet zijnde een verzoek om massale inlichtingen.
€
7,35
1.4.1.2
tot verstrekking van een persoonlijst, anders dan bedoeld in artikel 78 van de Wet Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens als bedoeld in artikel 10, 2e lid van het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens
€
7,35
€
2,35
1.4.1.4
tot verstrekking van gegevens ( de zogenoemde "massale inlichtingen"), op basis van door de aanvrager ervan opgegeven selectiecriteria waarvoor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens geheel of gedeeltelijke dient te worden doorgelopen, per aan de opdracht besteed kwartier
€
25,40
1.4.1.5
tot het ter legalisatie zenden van stukken naar andere gemeenten in Nederland
1.4.1.6
tot het plaatsen van een aantekening in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens betreffende de extra geheimhouding van gegevens, per persoon
€ gratis
1.4.1.3
EB1011
8,35
2010 1.4.1.7
Nr. B10-06949-33
1.4.1.8
tot het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van de "eigen verklaring" geldt het tarief zoals dat is bekend gemaakt door het CBR (in overleg met het ministerie van Verkeer en Waterstaat) of zoals dit besluit laatstelijk is vervangen of gewijzigd tot het waarmerken van (fotokopieën van) documenten
Hoofdstuk 1.5
Verstrekkingen uit het Kiezersregister
1.5.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een inlichting betreffende de registratie van de aanvrager als kiezer bedoeld in artikel D4 van de Kieswet
Hoofdstuk 1.6 1.6.1
Verstrekkingen op grond van Wet bescherming persoonsgegevens Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een bericht als bedoeld in artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens
Hoofdstuk 1.7
Bestuursstukken
1.7.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:
1.7.1.2 1.7.1.3 1.7.1.3
een exemplaar van de Algemene plaatselijke verordening de gemeentelijke beleidsproduktenbegroting met het daarbij behorende raadsvoorstel en bijlage, per exemplaar de gemeentelijke afdelingsplannen, per exemplaar
1.7.1.4
de gemeentelijke sectorplannen, per exemplaar
1.7.1.5
de gemeenterekening met het daarbij behorende raadsvoorstel, per exemplaar
1.7.1.6
de stukken - met uitzondering van de bij de onderdelen 1.7.1.2 tot en met 1.7.1.5 vermelde, die aan de leden van de raad ter voorbereiding van de behandeling in een openbare vergadering worden toegezonden en die betrekking hebben op 1 vergadering
1.7.2
Het tarief bedraagt:
1.7.2.1 1.7.2.2
terzake van het afsluiten van een abonnement voor één jaar op de bij onderdeel 1.7.1.6 vermelde stukken, inclusief omzetbelasting terzake van het afsluiten van een abonnement voor één jaar op alle stukken m.u.v de bij de onderdelen 1.7. 1.2 tot en met 1.7.1.5 vermelde - welke aan de leden van de raadscommissie ter voorbereiding van de behandeling in openbare vergadering worden gezonden, inclusief omzetbelasting
Hoofdstuk 1.8
GEO informatie
1.8.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:
1.8.1.1
tot het verstrekken van een fotokopie van een plan zoals bestemmingsplan, voorbereidingsbesluit, streekplan, wegenkaart behorende bij de legger bedoeld in onderdeel 1.8.2.2, structuurplan of stadsvernieuwingsplan:
EB1011
€
7,35
gratis
€
5,60
€ €
13,85 27,70
€ € € €
16,65 16,65 27,70 16,95
€
181,50
€
180,50
2010
Nr. B10-06949-36
€ € € € € €
0,60 1,10 1,10 2,20 10,60 15,95
€
7,35
€
7,35
€
7,35
gelegde relatie
€
7,35
1.8.3.3
het adrescoördinatenbestand of delen daarvan, per adrescoördinaat
€
7,35
Hoofdstuk 1.9
Overige publiekzaken
1.9.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: terzake voor het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag geldt het tarief zoals dat is bekend gemaakt bij besluit van de Minister van Justitie of zoals dit besluit laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
€
7,35
€
5,60
1.8.1.1.1
A4 formaat ongekleurd
1.8.1.1.2
A4 formaat gekleurd
1.8.1.1.3
A3 formaat ongekleurd
1.8.1.1.4
A3 formaat gekleurd
1.8.1.1.5
A2 formaat (of groter) ongekleurd
1.8.1.1.6
A2 formaat (of groter) gekleurd
1.8.1.2
tot het verstrekken van een lichtdruk van een plan, zoals bestemmingsplan, voorbereidingsbesluit, streekplan, wegenkaart behorende bij de legger bedoeld in onderdeel 1.8.2.2, structuurplan of stadsvernieuwingsplan, per dm² lichtdruk
1.8.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van of uittreksel uit:
1.8.2.1
de gemeentelijke basisregistratie adressen of de gemeentelijke basisregistratie gebouwen, bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen
1.8.2.2
de legger bedoeld in artikel 27 van de Wegenwet
1.8.2.3
het gemeentelijke beperkingenregister of de gemeentelijke beperkingenregistratie, bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, dan wel tot het verstrekken van een aan die registratie ontleende verklaring, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken
1.8.3
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van kopieën van
1.8.3.1
het gemeentelijke adressenbestand of delen daarvan, per adres
1.8.3.2
het relatiebestand adres -kadastraal perceel of delen daarvan, per
1.9.1.1
1.9.1.2
tot het verkrijgen van een attestatie de vita
1.9.1.3
tot het legaliseren van een handtekening, het afgeven van een verklaring dat het portret op een stuk het portret is van degenen op wiens naam het stuk is gesteld of van degene die in het stuk wordt bedoeld; per handtekening en per verklaring
Hoofdstuk 1.10
Gemeentearchief Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina
1.10.1 1.10.1.1
EB1011
2010
1.10.1.2
1.10.1.3 1.10.1.4
Nr. B10-06949-37
afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina een beschikking op een aanvraag, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen stukken of uittreksels, welke op aanvraag van de aanvrager moeten worden opgemaakt, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina
Hoofdstuk 1.11
gereserveerd
Hoofdstuk 1.12
Leegstandwet
1.12.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:
1.12.1.1
tot het verkrijgen van een vergunning tot tijdelijke verhuur van leegstaande woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Leegstandwet
1.12.1.2
€
0,65
€
66,35
€
5,65
€
71,05
€
71,05
€
138,15
€
69,05
€
71,05
€
71,80
€
71,80
€
71,80
€
226,50
tot verlenging van een vergunning tot tijdelijke verhuur van woonruimte als bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de Leegstandwet
Hoofdstuk 1.13
Gemeentegarantie
1.13.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag
1.13.1.1
tot het instemmen met het wijzigen of omzetten van een door de gemeente gegarandeerde hypothecaire geldlening, waarbij de financiële toets op basis van de normen van de Nationale Hypotheekgarantie plaats vind
1.13.1.2
indien geen toetst als bedoeld in het vorige onderdeel behoeft plaats te vinden bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het instemmen met het omzetten van een door de gemeente gegarandeerde geldlening
Hoofdstuk 1.14 1.14.1
Kinderopvang
1.14.1.1
tot het registreren van een gastouder, gastouderbureau, kinderdagverblijf of locatie voor buitenschoolse opvang
Hoofdstuk 1.15
Winkeltijdenwet
1.15.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:
1.15.1.1
voor een ontheffing in het kader van de Winkeltijdenwet of het
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:
Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet 1.15.1.2
tot het verlenen van toestemming om een in onderdeel 1.15.1.1 bedoelde ontheffing over te dragen aan een ander
1.15.1.3
tot het intrekken of wijzigen van een in onderdeel 1.15.1.1 bedoelde ontheffing
Hoofdstuk 1.16
Kansspelen (hoofdstuk 2, afdeling 10 en afdeling 10A, Algemene Plaatselijke Verordening 2010)
1.16.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een aanwezigheidsvergunning als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen
1.16.1.1
EB1011
voor onbepaalde tijd voor één speelautomaat
2010
Nr. B10-06949-38
1.16.1.2
voor onbepaalde tijd voor twee of meer speelautomaten
1.16.1.2.1
voor de eerste speelautomaat
1.16.1.2.2
en voor iedere volgende speelautomaat
1.16.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het
€ €
226,50 90,50
€
66,35
€
468,35
€
328,90
€
49,70
€
49,70
€
166,50
€
1,75
€
511,45
€
34,00
verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de kansspelen (loterijvergunning) 1.16.3
vervallen
1.16.4
Het verkrijgen van een vergunning tot vestiging of exploitatie van een speelautomatenhal.
1.16.5
Het verkrijgen van een vergunning tot vestiging of exploiteren of doen exploiteren van een speelgelegenheid
Hoofdstuk 1.17
Zondagswet
1.17.1
Het tarief voor het in behandeling nemen van:
1.17.1.1
een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Zondagswet
1.17.1.2
een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Zondagswet
Hoofdstuk 1.18 1.18.1
Telecommunicatie Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding in verband met het verkrijgen van instemming omtrent plaats, tijdstip en wijze van uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Telecommunicatiewet
1.18.2
indien het werkzaamheden betreft in door de gemeente beheerde of in eigendom
1.18.3
zijnde grond, per strekkende meter sleuf indien met betrekking tot een melding overleg moet plaatsvinden tussen gemeente, andere beheerders van openbare grond en de aanbieder van het netwerk, verhoogd met
1.18.4
indien met betrekking tot een melding onderzoek naar de status van de kabel plaatsvindt, verhoogd met het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de melding aan de melder meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld.
1.18.5
indien een begroting als bedoeld in 1.18.4 is uitgebracht, word een melding in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de melder ter kennis is gebracht, tenzij de melding voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.
Hoofdstuk 1.19
Verkeer en vervoer/wegenverkeerswet/gehandicaptenparkeerkaart
1.19.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:
1.19.1.1
tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
EB1011
2010
1.19.1.2
Nr. B10-06949-39
tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 9.1 van de Regeling
€ €
35,90 10,95
tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 22 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen tot het wijzigen van een kenteken op een krachtens de Verordening parkeerbelastingen Lelystad 2011 dan wel de Legesverordening Lelystad 2011, verleende parkeervergunning.
€
71,05
€
5,60
tot het verkrijgen van een bewonersontheffing om te parkeren op een parkeergelegenheid die alleen bestemd is voor bewoners van een als zodanig aangeduide zone en welke parkeergelegenheid wordt aangeduid met het bord E9 van Bijlage I van het reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De geldigheidsduur voor de ontheffing is 2 jaar. Het tarief wordt afhankelijk gesteld voor de periode waarvoor de ontheffing is afgegeven. tot het verkrijgen van een bezoekersontheffing om te parkeren op een parkeergelegenheid die alleen bestemd is voor bewoners van een als zodanig aangeduide zone en welke parkeergelegenheid wordt aangeduid met het bord E9 van Bijlage I van het reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De geldigheidsduur voor de ontheffing is 2 jaar. Het tarief wordt afhankelijk gesteld voor de periode waarvoor de ontheffing is afgegeven.
€
31,60
€
15,80
1.19.1.8
tot een aanvraag tot het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 en volgende van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer
€
17,05
1.19.1.9
tot een aanvraag tot het verkrijgen van een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bij de woning tot een aanvraag tot het wijzigen van het kenteken op een onderbord bij een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats
€
17,05
€
34,00
1.19.1.3
1.19.1.4 1.19.1.5
1.19.1.6
1.19.1.7
1.19.1.10
Hoofdstuk 1.20
voertuigen tot het verkrijgen van een vergunning om te parkeren op een parkeergelegenheid die alleen bestemd is voor vergunninghouders en welke parkeergelegenheid wordt aangeduid met het bord E9 van Bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Diversen Beschikkingen ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening 2010 (APV) Paragraaf 1. Openbare orde
1.20.1
het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag: Vertoningen en dergelijke op de weg (hoofdstuk 2, afdeling 4, APV)
1.20.1.1
vervallen
1.20.1.2
vervallen Bruikbaarheid en aanzien van de weg (hoofdstuk 2, afdeling 5, APV)
1.20.1.3
tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:10 tot en met 2:11 van de APV
€
99,50
1.20.1.4
tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:12 van de APV
€
99,50
EB1011
2010
1.20.1.5
Nr. B10-06949-40
voor het maken of veranderen van een uitweg naar de openbare weg wordt het tarief van artikel 1.20.1.4 per strekkende meter vermeerderd met:
€
89,75
€
42,45
Veiligheid van de weg (hoofdstuk 2, afdeling 6, APV)
1.20.1.6
vervallen
1.20.1.7
vervallen Evenementen (hoofdstuk2, afdeling 7, APV)
1.20.1.8
zie titel 3, valt onder dienstverlening Europese dienstenrichtlijn, artikel 3.2.1 Toezicht op horecabedrijven (hoofdstuk2, afdeling 8, APV)
1.20.1.9
zie titel 3, valt onder dienstverlening Europese dienstenrichtlijn, artikel 3.1.1 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid (hoofdstuk 2, afdeling 11, APV)
1.20.1.10
tot het verlenen van ontheffingen als vermeld in afdeling 11 van hoofdstuk 2 van de APV Vuurwerk (hoofdstuk 2, afdeling 13, APV)
1.20.1.11
vervallen
1.20.1.12
vervallen
1.20.1.13
vervallen
1.20.1.14
Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie en dergelijke (hoofdstuk 3, APV) zie titel 3, valt onder dienstverlening Europese dienstenrichtlijn, artikel 3.3 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente, (hoofdstuk 4, APV)
1.20.1.15 1.20.1.16
Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van: vervallen
1.20.1.17
een ontheffing om een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu (artikel 16 van de afvalstoffenverordening van de gemeente Lelystad 2010)
€
48,25
1.20.1.18
een ontheffing voor de opslag van afvalstoffen op een voor het publiek zichtbare plaats in de openlucht en buiten een inrichting op te slaan of opgeslagen te hebben (artikel 22 van de afvalstoffenverordening van de gemeente Lelystad 2010)
€
48,25
€
42,45
Het bewaren van houtopstanden (hoofdstuk 4, afdeling 3, APV )
1.20.1.19
Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 4:11 van de APV tot het vellen of doen vellen van houtopstand. Bescherming van flora en fauna (hoofdstuk 4, afdeling 6, APV)
EB1011
2010
1.20.1.20
Nr. B10-06949-41
Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 4: 22 van de Algemene Plaatselijke Verordening
€
42,45
€
85,05
€
127,70
€
42,45
Parkeerexcessen (hoofdstuk 5, afdeling 1, APV)
1.20.1.21
Het tarief bedraagt:
1.20.1.22
terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in de artikelen 5:2, vierde lid, en artikel 5:3, tweede lid, van de APV Het tarief bedraagt: (artikel 5:7, tweede lid, van de APV)
1.20.1.23
terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het verbod als bedoeld in artikel 5:7, tweede lid, van de APV tot het op de weg parkeren van een voertuig met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken. Het tarief bedraagt: (artikel 5:11, derde lid, van de APV)
1.20.1.24
terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het verbod als bedoeld in artikel 5:11,derde lid van de Algemene plaatselijke verordening tot ondermeer het rijden, het laten staan van een voertuig, door danwel in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook. Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten (hoofdstuk 5, afdeling 2 tot en met 4, APV )
1.20.1.25
Het tarief bedraagt: (artikel 5:13, eerste lid, artikel 5:18, eerste lid en artikel 5:23, eerste lid, van de APV) terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in de volgende artikelen van de APV:
1.20.1.25.1
5:13, eerste lid
1.20.1.25.2
5:18, eerste lid
1.20.1.25.3
5:23, eerste lid
1.20.1.25.4
Het tarief bedraagt: (artikel 5:14, van de APV)
€ 31,80 € 62,30 € 124,65 vervallen
Openbaar water (hoofdstuk 5, afdeling 6, APV)
1.20.1.26
vervallen
1.20.1.27
Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het verbod om in bepaalde wateren vaartuigen met behulp van een motor voort te stuwen, artikel 5:31A, tweede lid van de APV.
€
85,65
€
85,65
Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden (hoofdstuk 5, afdeling 7, van de APV 2010)
1.20.1.28
EB1011
Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het verbod om binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard, zoals bedoeld in artikel 5:33 vijfde lid van de APV
2010
Nr. B10-06949-42
Verbod vuur te stoken (hoofdstuk 5, afdeling 8, APV 2010)
1.20.1.29
Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het verbod tot het in de open lucht aanleggen, stoken of hebben van vuur , zoals bedoeld in artikel 5:34 van de APV
€
42,45
€
66,35
Verstrooiing van as (hoofdstuk 5, afdeling 9, APV 2010) 1.20.1.30
Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 5: 36, derde lid van de APV.
Overnachten op de weg (hoofdstuk 5, afdeling 11, APV 2010)
1.20.1.31
Het tarief bedraagt terzake het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het verbod om te overnachten op of aan de weg als bedoeld in artikel 5:41 van de APV
€
42,45
1.20.1.32
Het tarief bedraagt terzake het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing van het verbod om ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of een geplaatst te houden buiten een kampeerterrein zoals bedoeld in 4:18 van de APV
€
71,05
€
11,15
€
138,20
€
5,60
€ €
0,65 0,80
€
66,35
Coffeeshops 1.20.1.33
zie titel 3, valt onder dienstverlening Europese dienstenrichtlijn, artikel 3.4 Wet op de lijkbezorging
1.20.1.34
Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het stellen van een andere termijn voor begraving of verbranding als bedoeld in artikel 17, 1e lid, van de Wet op de lijkbezorging. Geluidshinder
1.20.1.35
Het tarief bedraagt voor het op verzoek van de aanvrager verrichten van een meting ter afstelling van de zogenoemde geluidsniveaubegrenzer boven de eenmalige meting, die bij de vergunningverlening wordt uitgevoerd, per meting.
Hoofdstuk 1.21
Diversen
1.21.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:
1.21.1.1
gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina
1.21.1.2
afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen:
1.21.1.2.1
per pagina op papier van A4-formaat
1.21.1.2.2
per pagina op papier van een ander formaat
1.21.1.3
een beschikking op aanvraag, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen
EB1011
2010
1.21.1.4
Nr. B10-06949-43
stukken of uittreksels, welke op aanvraag van de aanvrager moeten worden opgemaakt, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina
€
5,65
€
7,60
Grootschalige basiskaart 1.21.2
Het tarief bedraagt:
1.21.2.1
terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het op digitale wijze reproduceren van een grootschalige basiskaart van het grondgebied van de gemeente Lelystad of een deel daarvan als de gevraagde kaartinformatie dient te worden geleverd op papier van het formaat A4 of A3, per A4 of A3.
1.21.2.2
Het tarief bedraagt:
1.21.2.2.1
terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het op digitale wijze reproduceren van een grootschalige basiskaart van het grondgebied van de gemeente Lelystad of een deel daarvan;
€
7,60
1.21.2.2.2
indien de gevraagde kaartinformatie dient te worden geleverd groter dan het formaat A3 per hectare van het grondgebied van de gemeente Lelystad die op deze kaart wordt afgebeeld.
€
5,10
€ €
1,55 2,75
€ € € €
10,65 4,20 11,45 74,60
Reproductiekosten 1.21.3
Afhankelijk van de keuze terzake gedaan door de aanvrager wordt het op basis van onderdeel 1.21.2.1, 1.21.4.1, 1.21.4.2 berekende legesbedrag, verhoogd met de volgende reproductiekosten:
1.21.3.1
voor een afdruk op 75 grams papier van het formaat A4 of A3 per afdruk
1.21.3.2
voor een afdruk op 75 grams papier en groter dan formaat A3 per afdruk
1.21.3.3 1.21.3.4
voor een kleurenafdruk op 75 grams papier en groter dan 0,5 vierkante meter per afdruk indien de gevraagde kaartinformatie wordt geleverd op een CD, per CD.
1.21.3.5
indien de gevraagde kaartinformatie wordt geleverd op een usb stick (1 GB)
1.21.3.6
de kosten van de computertijd, die aan de aanvraag zijn verbonden, per uur Huisnummerkaart / middelschalige basiskaart
1.21.4
Het tarief bedraagt:
1.21.4.1
terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het leveren van een zogenoemde huisnummerkaart, per huisnummerkaart terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot levering van een zogenoemde middelschalige basiskaart van het grondgebied van Lelystad of een deel daarvan, per hectare van het grondgebied van Lelystad die op deze kaart wordt afgedrukt.
€
5,55
€
0,25
terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het leveren van een vaststelling huisnummer(s), per vaststellingsbesluit van het college Afhankelijk van de keuze terzake gedaan door de aanvrager wordt het op basis van onderdeel 1.21.4.1. 1 en 1.21.4.1.2 berekende legesbedrag verhoogd met de reproductiekosten als vermeld bij onderdeel 1.21.1.3 van deze tarieventabel
€
1,55
1.21.4.1.2
1.21.4.1.3 1.21.4.1.4
Inlichtingen uit het gemeentelijke kadaster 1.21.5
EB1011
Voor de toepassing van de onderdelen 1.21.5.2 en 1.21.5.3 wordt onder één inlichting verstaan één of meer gegevens omtrent één perceel en de daarbij op een bepaald moment behorende genothebbende(n) krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
2010
Nr. B10-06949-44
1.21.5.1
Het tarief bedraagt:
1.21.5.1.1
terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een of meer inlichtingen, per inlichting in afwijking van het in onderdeel 1.21.5.1.1 bepaalde bedraagt het tarief van het afsluiten van een abonnement tot het verstrekken van inlichtingen voor een periode van een jaar:
1.21.5.1.2
1.21.6 1.21.6.2 1.21.6.3
EB1011
€
7,35
€
567,30
€
124,30
€
124,30
Landmeetkundige werkzaamheden Het tarief bedraagt: Ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor het uitzetten van de rooilijn en het peil van een bouwwerk, per uur Terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor het uitzetten van de terreingrens ingevolge de privaatrechtelijke overdracht, per uur
2010
Nr. B10-06949-45
Titel 2
Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning
Hoofdstuk 2. 1
Begripsomschrijvingen
2.1.1
voor de toepassing van deze titel wordt verslaan onder: aanlegkosten:
2.1.1.1
de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV), voor het uit te voeren werk, of voor zover ontbreekt, een raming van de aanlegkosten, de omzetbelasting niet inbegrepen. Indien de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden wordt in deze titel onder aanlegkosten verstaan: de prijs die aan een derde in economisch verkeer zou moeten worden betaald voor de werken of werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft; bouwkosten:
2.1.1.2
de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, UAV, voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft sloopkosten:
2.1.1.3
de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, UAV, voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de sloopkosten, de omzetbelasting niet inbegrepen. Indien het slopen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder sloopkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het slopen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft;
2.1.1.4
Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
2.1.2
In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld.
2.1.3
In deze titel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld.
Hoofdstuk 2.2
Vooroverleg/beoordeling conceptaanvraag
2.2.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:
EB1011
2010
2.2.1.1
Nr. B10-06949-46
om vooroverleg in verband met het verkrijgen van een indicatie of een gratis
voorgenomen project in het kader van de Wabo vergunbaar is 2.2.1.2
om beoordeling van een schetsplan m.b.t de vraag of op een , op basis van genoemd schetsplan uitgewerkt projectplan een omgevingsvergunning zou kunnen worden verleend 0,174 % van de bouwkosten met een minimum bedrag van
€
en een maximum bedrag van
€ 2.136,60
Hoofdstuk 2.3
Omgevingsvergunning
2.3.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om
21,35
een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd. 2.3.2
Bouwactiviteiten
2.3.2.1
Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een
€
39,05
bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo bedraagt het tarief 1,8 % van die bouwkosten met een minumum bedrag van 2.3.2.2
Verhogingen in verband met toetsing aan welstandscriteria
2.3.2.2.1
Indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwplan waarvoor toetsing aan welstandcriteria als bedoeld in artikel 12a van het Woningwet moet plaatsvinden wordt het overeenkomstig 2.3.2.1 berekende bedrag verhoogd met 0,174 % van de bouwkosten, met een minimumbedrag van en een maximumbedrag van
2.3.2.3
Verplicht advies agrarische commissie
2.3.2.3.1
Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.2.1 bedraagt het tarief, indien
€
21,35
€
2.136,60
€
71,05
krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een advies van de agrarische commissie wordt beoordeeld: 2.3.3
Aanlegactiviteiten
2.3.3.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het tarief:
2.3.4
EB1011
1%
van de aanlegkosten, met een minimum van:
€
en een maximum van:
€ 6.090,00
Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit
507,50
2010
2.3.4.1
Nr. B10-06949-47
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1:
2.3.4.2
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking):
2.3.4.3
101,50
€
101,50
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking):
2.3.4.4
€
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast
2%
van de bouwkosten
2.3.4.5
met een minimum van:
€ 1.015,00
en een maximum van:
€ 5.075,00
indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking)
1%
van de bouwkosten
2.3.4.6
met een minimum van:
€
en een maximum van:
€ 3.552,50
indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast
507,50 2%
(afwijking van exploitatieplan): van de bouwkosten
2.3.4.7
met een minimum van:
€
en een maximum van:
€ 3.552,50
507,50
indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast van de bouwkosten
2.3.4.8
2%
met een minimum van:
€ 1.015,00
en een maximum van:
€ 5.075,00
indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving) van de bouwkosten :
2.3.5
met een minimum van:
€ 1.015,00
en een maximum van: Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een (partiële) herziening van het geldende bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet Ruimtelijke Ordening bedraagt:
€ 5.075,00
2.3.5.1
2% van de gezamenlijke bouw- en aanlegkosten, met een minimumtarief van € 5000,00 en een maximumtarief van € 10.000,00, indien de gezamenlijke bouwen aanlegkosten minder dan € 1.000.000,00 bedragen;
2.3.5.2
1% van de gezamenlijke bouw- en aanlegkosten, met een maximumtarief van € 20.000,00, indien de gezamenlijke bouw- en aanlegkosten tussen de € 1.000.000,00 en € 4.000.000,00 bedragen;
2.3.5.3
0,5% van de gezamenlijke bouw- en aanlegkosten, met een maximumtarief van € 40.000,00, indien de gezamenlijke bouw- en aanlegkosten tussen de € 4.000.000,00 en € 16.000.000,00 bedragen;
2.3.5.4
EB1011
2%
2.3.6
Planologisch strijdig gebruik waarbij geen sprake is van een bouwactiviteit
2.3.6.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en niet onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:
2.3.6.1.1
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking):
2.3.6.1.2
€
101,50
€
304,50
€
101,50
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking) voor het verlenen van ontheffing voor een kamerverhuurpand
2.3.6.1.3
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking) in de overige gevallen
2.3.6.1.4 2.3.6.1.5
indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking):projectbesluit
€ 1.015,00
indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke
€
507,50
afwijking) 2.3.6.1.6
indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast
€ 1.015,00
(afwijking van exploitatieplan): 2.3.6.1.7
indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving):
2.3.6.1.8
€ 1.015,00
indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving):
€ 1.015,00
indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van voorbereidingsbesluit): 2.3.7
Vaststellen bestemmingsplan
2.3.7.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot
€
507,50
het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening 2.3.8
Brandveilig gebruik
2.3.8.1
In gebruik nemen of gebruiken bouwwerken in relatie tot brandveiligheid
€ 5.229,30
activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief: 2.3.8.1.1
EB1011
voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 2 eerste lid van de Brandbeveiligingsverordening 2010
€
404,00
2010
2.3.8.1.2
2.3.8.2
Nr. B10-06949-49
Zoals opgenomen in 2.3.8.1.1 vermeerderd met een bruto vloeroppervlaktetoeslag per m² bij 0 tot 100 m²
€
3,50
100 tot 200 m²
€
2,45
200 tot 500 m²
€
1,85
500 m² en meer
€
1,00
Op het moment dat een bouwwerk van rechthebbende/gebruiker wisselt, dient de nieuwe rechthebbende/gebruiker opnieuw een gebruiksvergunning aan te vragen. Voor het in behandeling nemen van de laatstbedoelde vergunning worden de leges in rekening gebracht als vermeld in de onderdelen 2.3.8.1.1 en 2.3.8.1.2 Onder bruto vloeroppervlakte wordt verstaan het bruto vloeroppervlak als bedoeld in het normblad NEN 2580, uitgave 2007, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
2.3.9
Sloopactiviteiten anders dan bij monumenten of in beschermd stadsof dorpsgezicht
2.3.9.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo, of waarvoor op grond van een provinciale verordening of artikel 8.1.1 van de Bouwverordening Gemeente e Lelystad na 12 serie wijzigingen een vergunning of ontheffing is vereist, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief: € 0,49 per m³ met een minimumbedrag van € 47,05
2.3.9.2
als in de sloopvergunning voorwaarden worden opgenomen voor de verwerking van asbest wordt dit bedrag verhoogd met € 78,55
2.3.10
Beoordeling bodemrapport
2.3.10.1
Indien t.b.v. een omgevingsvergunning krachtens een wettelijk voorschrift een bodemrapport wordt beoordeeld
2.3.10.1.1
Voor de beoordeling van de geschiktheid van de bodem als bouwlocatie aan de hand van een mlieuhygiënisch bodemonderzoek (historisch, verkennend en/of nader onderzoek
€
101,50
2.3.10.1.2
Voor de beoordeling van een archeologisch bodemrapport
€
71,05
2.3.11
Aanleggen of veranderen weg
2.3.11.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het
€
98,45
aanleggen van een weg of verandering brengen in de wijze van aanleg van een weg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2.11 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, aanhef en eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief:
EB1011
2010
Nr. B10-06949-50
2.3.12
Uitweg/inrit
2.3.12.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het maken, hebben, veranderen of veranderen van het gebruik van een uitweg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2.12. van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, bedraagt het tarief
2.3.12.2
€
99,45
€
89,75
€
42,45
voor het maken of veranderen van een uitweg naar de openbare weg wordt het tarief van artikel 2.3.9 per strekkende meter vermeerderd met:
2.3.13
Kappen
2.3.13.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het vellen of doen vellen van houtopstand, waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 4.11 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief:
2.3.14
Opslag van roerende zaken
2.3.14.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op de opslag van roerende zaken in een bepaald gedeelte van de provincie, waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening een vergunning of onthefffing is vereist, worden de leges die op grond van onderhavige verordening verhoogd met het bedrag dat voor de bovengenoemde activiteiten door de provincie aan leges zou worden geheven wanneer voor die activiteiten een (omgevings) vergunning zou worden verleend
2.3.14.2
indien de activiteit bestaat uit het daar opslaan van roerende zaken, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j, van de Wabo
2.3.14.3
indien de activiteit bestaat uit het als eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toestaan of gedogen dat daar roerende zaken worden opgeslagen, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder k, van de Wabo
2.3.15
Projecten of handelingen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998
2.3.15.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op handelingen in een beschermd natuurgebied die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, de natuurwetenschappelijke betekenis of voor de dieren of planten, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998
2.3.15.2
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het realiseren van projecten of andere handelingen met gevolgen voor habitats en soorten in een door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen gebied als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998
EB1011
2010
2.3.15.3
Nr. B10-06949-51
worden de leges die op grond van onderhavige verordening verhoogd met het bedrag dat voor de bovengenoemde activiteiten door de provincie aan leges zou worden geheven wanneer voor die activiteiten een (omgevings) vergunning zou worden verleend
2.3.16
Handelingen in het kader van de Flora- en Faunawet
2.3.16.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een handeling waarvoor op grond van artikel 75, derde lid, van de Flora- en Faunawet ontheffing nodig is worden de leges die op grond van onderhavige verhoogd met het bedrag dat voor de bovengenoemde activiteiten door het Ministerie van LNV aan leges zou worden geheven wanneer voor die activiteiten een (omgevings) vergunning zou worden verleend.
2.3.17
Andere activiteiten
2.3.17.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verrichten van een andere activiteit of handeling dan in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedoeld en die activiteit of handeling:
2.3.17.2
behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving, als bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, van de Wabo, bedraagt het tarief behoort tot een bij provinciale verordening, gemeentelijke verordening of waterschapsverordening aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn of de fysieke leefomgeving, als bedoeld in artikel 2.2., tweede lid, van de Wabo, bedraagt het tarief:
2.3.17.3
als het een gemeentelijke verordening betreft: het bedrag dat op grond van deze tarieventabel voor de betreffende vergunning of ontheffing verschuldigd is als de activiteit zou worden uitgevoerd zonder omgevingsvergunning
2.3.17.4
als het een provinciale of waterschapsverordening betreft: worden de leges die op grond van onderhavige verordening verhoogd met het bedrag dat voor de bovengenoemde activiteiten door de provincie of het waterschap aan leges zou worden geheven wanneer voor die activiteiten een (omgevings) vergunning zou worden verleend.
2.3.18
Omgevingsvergunning in twee fasen
2.3.18.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning op verzoek in twee fasen plaats vindt, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wabo, bedraagt het tarief:
2.3.18.2
voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de eerste fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de eerste fase betrekking heeft;
EB1011
2010
2.3.18.3
Nr. B10-06949-52
voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de tweede fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de tweede fase betrekking heeft.
2.3.19
Advies
2.3.19.1
Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wettelijk voorschrift aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag of het ontwerp van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning: Het bedrag dat door het adviesorgaan bij de gemeente in rekening wordt gebracht.
2.3.20
Verklaringen van geen bedenkingen
2.3.20.1
Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voordat de omgevingsvergunning kan worden verleend, als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo:
2.3.20.2
indien de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven: indien een ander bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven, het bedrag dat dit andere bestuursorgaan in rekening brengt
Hoofdstuk 2.4
Vermindering
2.4.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning is voorafgegaan door beoordeling van een conceptaanvraag als bedoeld in hoofdstuk 2, waarop de eerstgenoemde aanvraag betrekking heeft, worden de ter zake van de beoordeling van de conceptaanvraag geheven leges verrekend met de leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag om de omgevingsvergunning bedoeld in hoofdstuk 3.
2.4.2
Als een verzoek om af te wijken van een bestemmingsplan als bedoeld in 2.12, tweede lid, van de Wabo betrekking heeft op een bestemmingsplan dat ouder is dan 10 jaar wordt het in onderdeel 2.3.4.3. en 2.3.4.4 vermelde bedrag met 50% verminderd
Hoofdstuk 2.5
Teruggaaf
2.5.1
Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 en 2.3.7, intrekt terwijl deze reeds in behandeling is genomen door de gemeente, bestaat aanspraak op korting van een deel van de leges. Deze bedraagt:
EB1011
€
71,05
2010
2.5.1.1
Nr. B10-06949-53
Indien de aanvraag wordt ingetrokken voordat de aanvraag volledig is verklaard van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges:
2.5.1.2
90%
Indien op een later tijdstip dan in 2.5.1.1 bedoeld na het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning doch vóór het verlenen van de vergunning, deze aanvraag wordt ingetrokken bedraagt deze korting
50%
Teruggaaf Indien een aanvraag om herziening van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, om wijziging of uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening of om ontheffing als bedoeld in artikel 3.22 van de Wet ruimtelijke ordening wordt ingetrokken voordat de betreffende herziening, wijziging, uitwerking of ontheffing is verleend, wordt op aanvraag teruggaaf van 50% van de in de onderdelen 2.3.5 tot en met 2.3.5.3 geheven leges verleend. Teruggaaf als gevolg van intrekking verleende omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten 2.5.2
Als de gemeente een verleende omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 en 2.3.7, intrekt op aanvraag van de vergunninghouder, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel verlening van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt: van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit
30%
verschuldigde leges. Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten 2.5.3
Als de gemeente een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 of 2.3.7 weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt: van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges.
2.5.3.1
Onder een weigering bedoeld in onderdeel 2.5.3 wordt mede verstaan een vernietiging van de beschikking waarbij de vergunning is verleend bij rechterlijke uitspraak. Geen teruggaaf legesdeel advies of verklaring van geen bedenkingen
2.5.4
Van de leges verschuldigd op grond van de onderdelen 2.3.16 en 2.3.17 wordt geen teruggaaf verleend.
EB1011
40%
2010
Nr. B10-06949-54
Hoofdstuk 2.6
Wijzigingsvergunning
Hoofdstuk 2.7
Overschrijving omgevingsvergunning
2.7.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het overschrijven van een verleende omgevingsvergunning
2.7.2
€
37,75
€
71,05
€
253,75
Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot aanpassing van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project:
Hoofdstuk 2.8
Legalisatieprocedure
2.8.1
Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning gepaard gaat met een legalisatieprocedure terzake van het handelen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning worden de leges die op grond van deze verordening voor deze verordening voor deze activiteiten in rekening worden gebracht verhoogd met:
Hoofdstuk 2.9
Sloopmelding
2.9.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een sloopmelding e als bedoeld in artikel 8.2.1 van de Bouwverordening Gemeente Lelystad na 12 serie wijzigingen
Hoofdstuk 2.10
In deze titel niet benoemde beschikking
2.10.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde beschikking:
EB1011
gratis
€
71,05
2010
Nr. B10-06949-55
Titel 3
Dienstverlening vallen onder Europese dienstenrichtlijn
Hoofdstuk 3. 1
Toezicht op horecabedrijven hoofdstuk 2, afdeling 8, Algemene plaatselijke verordening 2010 (APV)
3.1.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet
3.1.2
624,50
€
50,10
€
50,10
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding als bedoeld in artikel 30 van de Drank- en Horecawet
3.1.3
€
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Dranken Horecawet
3.1.4
Het tarief bedraagt terzake voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een exploitatievergunning horecabedrijf ingevolge artikel 3, van de Drank- en Horecawet
3.1.5
€
624,50
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een beperkte wijziging van een exploitatievergunning (bijvoorbeeld: Wijziging van de persoon van de beheerder)
€
50,10
€
239,80
€
50,10
€
167,25
Het tarief bedraagt (artikel 2:28 H van de APV) 3.1.6
Vervallen
3.1.7
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 2:28G van de APV (ontheffing sterke drank)
3.1.8
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van een vrijstelling als bedoeld in de artikelen 2:28G van de APV (ontheffing sterke drank)
3.1.9
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2:29, 2e lid van de APV (ontheffing sluitingsuur)
Hoofdstuk 3.2
Organiseren evenementen of markten
3.2.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning voor het organiseren, toe te laten of feitelijk leiden van een evenement als bedoeld in artikel 2:25 van de APV (evenementenvergunning), indien het betreft:
3.2.1.1
Een grootschalig evenement of een evenement met verhoogd risicoprofiel
€ 1.561,25
3.2.1.2
Een middelgroot evenement
€
390,30
3.2.1.3
Een klein evenement
€
165,80
3.2.1.4
Het tarief bedraagt voor in behandeling nemen van een melding tot het organiseren, toelaten of feitelijk leiden van een vergunningsvrij evenement
3.2.1.5
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:
3.2.1.6
een vergunning tot het innemen van een vaste standplaats op een
3.2.1.7
EB1011
gratis
weekmarkt
€
28,35
een vergunning tot het innemen van een standplaats op een jaarmarkt
€
28,35
2010 3.2.1.8
Nr. B10-06949-56 Een eerste inschrijving of handhaving van de inschrijving voor een kalenderjaar op de wachtlijst als bedoeld in artikel 4, lid 2 van de vigerende Marktverordening Lelystad, per markt, per branche
Hoofdstuk 3.3
Prostitutiebedrijven
3.3.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om:
3.3.1.1
Een exploitatievergunning of wijziging van een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 3:4, van de APV
3.3.1.2
28,35
€ 2.570,50
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om: verlening van de vergunning als bedoeld in artikel 3:4, van de APV
3.3.1.3
€
€
405,65
€
405,65
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel 3:4, van de APV
Hoofdstuk 3.4
Coffeeshop
3.4.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het voorbereiden van een gedoogbeschikking ten behoeve van de exploitatie van een coffeeshop
3.4.2
€ 1.934,85
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om verlening van de geldigheidsduur van een gedoogbeschikking ten behoeve van de exploitatie van een coffeeshop
3.4.3
€
405,55
€
405,55
a. uitsluitend in de open lucht plus index
€
85,70
b. geheel of gedeeltelijk overdekt plus index
€
114,25
€
71,05
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een gedoogbeschikking ten behoeve van de exploitatie van een coffeeshop
Hoofdstuk 3.5
Brandbeveiligingsverordening (brandweer)
3.5.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning met betrekking tot het brandveilig gebruik van een inrichting, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Brandbeveiligingsverordening 2010
Hoofdstuk 3.6
In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking
3.6.1
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking
Lelystad, 14 december 2010. Mij bekend, de griffier van de gemeente Lelystad,
EB1011
Raadsbesluit 2010
Nr. B10-06949-55
De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 30 november 2010; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet; B E S L U I T: vast te stellen de navolgende VERORDENING op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten in 2011 (Verordening lijkbezorgingsrechten Lelystad 2011). Artikel 1. Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. begraafplaats : de algemene begraafplaats te Lelystad; b. eigen graf : een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot: - het doen begraven en begraven houden van overledenen; - het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen; c. algemeen graf : een graf bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder de gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van overledenen; d. eigen urnengraf : een ruimte waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten of bijgezet houden van twee asbussen met of zonder urnen; e. algemeen urnengraf : een graf bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen; f. asbus : een bus ter berging van de as van een overledene; g. urnennis : een nis, waarvoor voor onbepaalde tijd het recht is verkregen tot het doen bijzetten of bijgezet houden van asbussen of urnen; h. urn : een voorwerp ter berging van één of meer asbussen; i. verstrooiingsplaats : een permanent daartoe bestemd terrein waarop as wordt verstrooid, dan wel een plaats waar voor bepaalde of onbepaalde tijd het recht is verleend om as te doen verstrooien; j. wandgraf : een bovengronds graf in een daartoe bestemde wand op de begraafplaats waarvoor aan een natuurlijk- of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het begraven van een overledene. k. jaar : een periode van 365 dagen; Artikel 2. Belastbaar feit Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door of vanwege de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats. Artikel 3. Belastingplicht De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt. Artikel 4. Vrijstelling De rechten worden niet geheven voor het begraven van doodgeboren kinderen of van overleden zuigelingen die met de overleden moeder in één kist worden begraven of gecremeerd.
EB1011
2010
Nr. B10-06949-56
Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. Artikel 6. Belastingtijdvak 1. Het belastingtijdvak voor de rechten genoemd in hoofdstuk 2, de onderdelen 2.1 en 2.1.1, van de tarieventabel is gelijk aan de periode waarover wordt afgekocht. 2. Na afloop van deze belastingtijdvakken worden de vorenbedoelde rechten niet opnieuw geheven. Artikel 7. Wijze van heffing De rechten worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld De rechten zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening, bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen of bij de aanvang van het belastingtijdvak. Artikel 9. Termijn van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving. 2. De algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn. Artikel 10. Kwijtschelding Bij de invordering van de lijkbezorgingrechten wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 11. Nadere regels door het college van de gemeente Lelystad Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten. Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel 1. De “Verordening lijkbezorgingsrechten Lelystad 2010” van 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening wordt aangehaald als de “Verordening lijkbezorgingsrechten Lelystad 2011”. Lelystad, 14 december 2010. De raad van de gemeente Lelystad, de griffier,
EB1011
de voorzitter,
2010
Nr. B10-06949-59
Tarieventabel bij Verordening lijkbezorgingsrechten Lelystad 2011 1. Begraafrechten Begraven en bijzetten 1.1. Voor het begraven van een overledene van 12 jaar of ouder wordt geheven 1.2.
1.3.
1.4.
1.5.
1.6.
1.7
€
823,00
Voor het begraven van een overledene beneden de leeftijd van 12 jaar wordt geheven
€
737,00
Voor het bijzetten van een asbus of urn in een urngraf wordt geheven
€
418,00
Voor het bijzetten van een asbus of urn in een urnennis wordt, indien deze bijzetting in aanwezigheid van nabestaanden geschiedt, geheven
€
131,00
Voor het bijzetten van een asbus of urn in een urnennis wordt, indien deze bijzetting niet in aanwezigheid van nabestaanden geschiedt, geheven
€
35,00
Voor het afhalen en/of opbrengen van een gedenkteken van een eigen e graf ten behoeve van een 2 bijzetting in dat graf wordt geheven
€
72,00
Voor het begraven van een overledene in een wandgraf wordt geheven
€
334,00
€
818,00
€
209,00
Lichten en herbegraven 1.8. Voor het lichten van een overledene wordt geheven 1.8.1.
Voor het na lichting weer begraven in hetzelfde graf wordt geheven
1.8.2.
Voor het na lichting opnieuw begraven in een ander graf wordt het recht geheven naar het tarief vermeld in de onderdelen 1.1 en 1.2
1.9.
Voor het lichten van een asbus of urn wordt geheven
€
418,00
1.9.1.
Voor het na lichting weer bijzetten in hetzelfde urngraf wordt geheven
€
139,00
1.9.2.
Voor het na lichting weer bijzetten in een ander urngraf wordt het recht geheven naar het tarief vermeld in de onderdeel 1.3
1.9.3.
Voor het lichten van een asbus of urn uit een urnennis wordt geheven
€
35,00
Voor het na lichting weer bijzetten in dezelfde urnennis wordt geheven
€
35,00
1.9.4.
EB1011
2010 1.9.5.
Nr. B10-06949-60 Voor het na lichting weer bijzetten in een andere urnennis wordt het recht geheven naar de tarieven vermeld in de onderdelen 1.4 en 1.5
Buitengewone uren Diensten verricht op buitengewone uren worden verhoogd met: 25% diensten verricht van maandag tot en met vrijdag van 16:00 tot en met 17:00 uur 50% diensten verricht van maandag tot en met vrijdag van 17:00 tot en met 19:00 uur 50% diensten verricht op zaterdag van 09:00 tot en met 12:00 uur 100% diensten verricht op zaterdag van 12:00 tot en met 16:00 uur 100% diensten verricht op zondag en algemene feestdagen 2. De aanleg en onderhoudsrechten 2.1. Voor het begraven van een overledene of het bijzetten van een asbus of urn in een eigen graf wordt in de vorm van een afkoopsom voor een periode van 20 jaren een begraafplaatsrecht geheven van
€
1326,00
2.1.0.
Het onder 2.1 vermelde recht wordt verhoogd met 100% indien het een begraving betreft waarbij een overledene in zittende houding wordt begraven waardoor het bovengraf niet meer benut kan worden
2.1.1.
Voor het bijzetten van een asbus of urn in een algemeen of eigen urnengraf wordt in de vorm van een afkoopsom voor een periode van 10 jaren een begraafplaatsrecht geheven van
€
331,00
Voor het begraven van een overledene in een wandgraf wordt in de vorm van een afkoopsom voor een periode van 10 jaren een begraafplaatsrecht geheven van
€
1.053,00
Voor het begraven van een overledene of het bijzetten van een asbus of urn in een algemeen graf wordt in de vorm van een afkoopsom voor een periode van 10 jaren een begraafplaatsrecht geheven van
€
663,00
Voor het verkrijgen van het uitsluitend recht voor een periode van 20 jaren tot het doen begraven en begraven houden van overledenen of het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen in een eigen graf wordt bij de eerste begraving of bijzetting in dat eigen graf een grafrecht geheven van
€
663,00
2.1.2
2.1.3
2.2.
EB1011
2010 2.2.1.
2.2.2.
Nr. B10-06949-61 Voor het verkrijgen van het uitsluitend recht voor een periode van 20 jaren tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen in een eigen urngraf wordt bij de eerste bijzetting in dat eigen urngraf een grafrecht geheven van
2.3.
2.3.1.
Voor het verkrijgen van het uitsluitend recht voor een periode van 20 jaren tot het doen begraven en begraven houden van overledenen in een wandgraf wordt een grafrecht geheven van Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlenging van het in de onderdelen 2.2. en 2.2.1. bedoelde uitsluitend recht met een periode van 10 jaren, worden dezelfde tarieven geheven als bij die onderdelen staan vermeld.
Voor het verkrijgen van het recht op een verstrooiingsplaats wordt geheven
3. Overige rechten 3.1. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning tot het aanbrengen van een gedenkteken wordt geheven 3.2.
3.3.
EB1011
€
663,00
€
1.700,00
€
102,00
€
67,00
€
120,00
€
91,00
€
16,00
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlenging van het in onderdeel 2.2.2. Bedoelde recht met een periode van 5 jaren, wordt 50% geheven van het tarief dat bij het laatst vermelde onderdeel staat vermeld.
Strooirecht en verstrooiingsrecht 2.4. Voor het gebruik van de verstrooiingsplaats wordt indien hierbij nabestaanden aanwezig zijn, per verstrooiing van de as van één gecremeerde overledene een strooirecht geheven van 2.5.
331,00
Voor het verkrijgen van het uitsluitend recht voor een voor een periode van 10 jaren tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen in een urnennis wordt bij de eerste bijzetting in de urnennis een urnennisrecht geheven van
2.2.3.
€
Voor het door of vanwege de gemeente aanbrengen van een herdenkingsplaatje met naamsvermelding ten behoeve van de gedachtenisplek voor een periode van tien jaren wordt geheven Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot overschrijving van een uitsluitend recht zoals vermeld in de onderdelen 2.2, 2.2.1, 2.2.2 en 2.2.3 wordt geheven
2010
Nr. B10-06949-62
Onderhoud grafbeplanting 3.4. Voor het door of vanwege de gemeente aanbrengen en onderhouden van de grafbeplanting wordt per jaar geheven 3.5.
Het onder 3.2. bedoeld recht kan voor een periode van 10 jaren worden afgekocht. De afkoopsom wordt vastgesteld door middel van de berekening van de contante waarde van de onderhoudskosten voor de periode waarover wordt afgekocht. Bij deze berekening wordt uitgegaan van een kostenstijgingspercentage van 4,25 per jaar.
Lelystad, 14 december 2010. Mij bekend, de griffier van de gemeente Lelystad,
EB1011
€
36,00
€
355,00
Raadsbesluit 2010
Nr. B10-06949-61
De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 30 november 2010; gelet op artikel 225 van de Gemeentewet; B E S L U I T: vast te stellen de navolgende verordening: VERORDENING op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2011 (Verordening parkeerbelastingen Lelystad 2011). Artikel 1. Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden; b. houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aan te houden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven; c. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan. Artikel 2. Belastbaar feit Onder de naam “parkeerbelastingen” worden de volgende belastingen geheven: a. een belasting terzake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze; b. een belasting terzake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangeven plaats en wijze. Artikel 3. Belastingplicht 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd; 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt: a. degene die de belasting voldoet dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen; b. zolang geen voldoening van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig met dien verstande dat: 1. indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd; 2. indien blijkt dat een ander in het Kentekenregister als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;
EB1011
3. de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren 4. de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd. Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende Tarieventabel. Artikel 5. Wijze van heffing 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel door middel van parkeerapparatuur. Op de bij de Tarieventabel behorende kaarten is vermeld in welk deel van de gemeente welke wijze van heffing van toepassing is. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften; 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij bij de aanvang van het parkeren het in werking stellen van de centrale parkeerapparatuur geschiedt door het halen van een toegangskaartje waarvoor na afloop van het parkeren betaald moet worden; 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend. Artikel 7. Termijnen van betaling 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren; 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting worden betaald vóór het verlaten van het terrein, waarbij betaling plaatsvindt met behulp van het toegangskaartje in de centrale parkeerapparatuur; 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend; 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald. Artikel 8. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit. Artikel 9. Kosten De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 52,00. Artikel 10. Kwijtschelding Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 11. Nadere regels door het college van de gemeente Lelystad Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.
EB1011
Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel 1. De “Verordening parkeerbelastingen Lelystad 2010” van 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011. 4. Deze verordening wordt aangehaald als “ Verordening parkeerbelastingen Lelystad 2011” . Lelystad, 14 december 2010. De raad van de gemeente Lelystad,
de griffier,
EB1011
de voorzitter,
Tarieventabel, behorende bij en aangeduid in artikel 4 van de Verordening parkeerbelastingen Lelystad 2011. Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze tabel wordt verstaan onder: a. dag: periode van 00.00 uur tot 24.00 uur b. maand: een kalendermaand c. jaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december. Artikel 2. Kleurgebieden Met betrekking tot het parkeren als bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b, van de Verordening parkeerbelastingen Lelystad 2011 bestaan er binnen de gemeente Lelystad tariefgebieden voor kort en lang parkeren met een gedifferentieerd belastingtarief. Deze gebieden zijn gelegen in het Stadshart (winkelcentrum Gordiaan), in het winkelcentrum Lelycentre en de kust (Bataviastad, Bataviahaven). De parkeerlocaties in het Stadshart en het Lelycentre zijn voor het heffen van parkeerbelasting aangeduid met de kleuren rood, groen, paars, blauw, bruin, geel en oranje. Alle locaties zijn aangeduid op de aan deze Tarieventabel gehechte en daarvan deel uitmakende kaarten “ Gebiedsindeling betaald parkeren Stadshart”, “Gebiedsindeling betaald parkeren Lelycentre” en “Gebiedsindeling betaald parkeren de kust” . 1. 2. 3.
4. 5. 6. 7. 8.
9. 10.
Kleurgebied Rood: de Middenweg, De Waag, Parkwijk, Hanzepark, Zuigerplasdreef (voor het Combinatiegebouw). Kleurgebied Groen: Dukaatweg, Neringweg, Agoraweg, Agorawagenplein, Stationsweg, Waagstraat, Waagdek. Kleurgebied Paars: Parkeergarage Zilverpark, Parkeergarage Neringweg, Parkeergarage De Waag, Ziekenhuisweg, Zilverparkkade oost (naast Deen). Kleurgebied Blauw: Parkeerterrein Kubus en parkeerterrein Gezondheidscentrum Heelhoek. Kleurgebied Bruin: Parkeergarage Agoradek. Kleurgebied Geel: Noorderwagenplein en het Snijdershof. Kleurgebied Oranje: Maerlant. Kleurgebied Grijs: Centraal parkeerterrein Batavia Stad, Zeven Provinciën-plein, overloopterrein RACM aan de Museumweg; Kleurgebied Lichtblauw: VOC-parkeergarage; Kleurgebied Roze: Langparkeerterrein Bataviahaven.
EB1011
Artikel 3. Tarieven voor parkeerautomaten Kleurgebied Rood Middenweg De Waag Parkwijk Hanzepark Zuigerplasdreef (voor het Combinatiegebouw)
Tijdstippen en dagen van 9.00 – 18.00 uur: Maandag Dinsdag Woensdag Vrijdag Zaterdag
Maximale parkeerduur
Paars Parkeergarage Zilverpark Parkeergarage Neringweg Parkeergarage De Waag Ziekenhuisweg Zilverparkkade oost (Naast Deen)
van 9.00 – 18.00 uur: Maandag Dinsdag Woensdag Vrijdag Zaterdag van 9.00 – 21.00 uur: Donderdag van 9.00 – 18.00 uur: Maandag Dinsdag Woensdag Vrijdag Zaterdag
Vergunninghouders
€ 1,40 per uur Geen limiet
Toegestaan € 5,60 per dagkaart
van 9.00 – 21.00 uur: Donderdag Groen Dukaatweg Neringweg Agoraweg Agorawagenplein Stationsweg Waagstraat Waagdek
Tarief
4 uur
€ 1,40 per uur
Niet toegestaan
€ 1,10 per uur Geen limiet € 5,50 per dagkaart
Niet toegestaan
van 9.00 – 21.00 uur: Donderdag Blauw Parkeerterrein Kubus Parkeerterrein Gezondheidscentrum Heelhoek Bruin Parkeergarage Agoradek
Geel Noorderwagenplein Snijdershof
EB1011
Parkeerschijf verplicht van 9.00 – 18.00 uur: Maandag Dinsdag Woensdag Vrijdag Zaterdag van 9.00 – 21.00 uur: Donderdag van 9.00 – 18.00 uur: Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag
Geen
Niet toegestaan
€ 1,40 per 2 uur Geen limiet
Toegestaan € 2,80 per dagkaart
€ 1,20 per 2 uur Toegestaan Geen limiet
€ 2,40 per dagkaart
Oranje Maerlant
van 9.00 – 18.00 uur: Maandag Dinsdag Niet Woensdag 4 uur € 1,20 per 2 uur Toegestaan Donderdag Vrijdag Zaterdag Grijs Van 10.00u-18.00uur € 3,00 per 4 uur Centraal parkeerterrein Batavia Maandag of deel daarvan. Stad, Zeven Provinciënplein, Dinsdag € 1,20 voor de overloopterrein RACM aan de Woensdag daaropvolgende Beperkt Museumweg Donderdag Geen limiet uren tot een Toegestaan Vrijdag maximum van Zaterdag € 7,90 voor een Zondag dagkaart Feestdagen Lichtblauw Van 08.00u-18.00uur VOC-parkeergarage Maandag Dinsdag € 1,20 per uur Woensdag Niet Donderdag Geen limiet € 10,00 voor een toegestaan Vrijdag dagkaart Zaterdag Zondag Feestdagen Roze van 00.00-23.59 uur Langparkeerterrein Bataviahaven Maandag Dinsdag Woensdag Beperkt Donderdag Geen limiet € 6,00 per dag toegestaan Vrijdag Zaterdag Zondag Feestdagen Uitgezonderd de kleurgebieden grijs, lichtblauw en roze is op zon- en feestdagen geen parkeergeld verschuldigd. Als feestdagen worden aangemerkt: Nieuwjaarsdag, Koninginnedag, Hemelvaartsdag, Pasen, Pinksteren en Kerstmis. Artikel 4. Tarieven voor parkeervergunningen Voor het gebied Stadshart, gelegen binnen de Embrassade (het gebied omsloten door: Zuigerplasdreef, Lindelaan, Kustendreef, Zuigerplasdreef, Agorabaan, Stationsdreef, Middendreef en Ziekenhuisweg) alsmede de parkeerterreinen Ziekenhuisweg, Ziekenhuisplein, Hanzepark en Middenweg waar parkeren naar een dagtarief (kleurgebieden rood, paars, bruin en geel) mogelijk is: Voor bewoners: Hoeveelheid voertuigen Één voertuig Tweede voertuig (voor hetzelfde adres)
Voor bedrijven: Hoeveelheid voertuigen e
1 e 2 e 3 e 1 e 2
voertuig voertuig en volgende voertuig voertuig voertuig
EB1011
Tijdvak Jaar of deel daarvan Jaar of deel daarvan
Tarief € 32,00 € 64,00
Aantal dagen per week
Tarief Voor een jaar of gedeelte daarvan € 90,00 € 120,00 € 250,00 € 120,00 € 170,00
5 5 5 7 7
dagen dagen dagen dagen dagen
e
3 en volgende voertuig
7 dagen
€ 330,00
Voor de overige gebieden: Categorie gebied Gebieden waarvoor parkeren met een dagtarief mogelijk is
Tarief € 30,00
Tijdvak Per jaar of gedeelte daarvan
Voor een Mantelzorg- en zorgvergunning: per tijdvak van een jaar of gedeelte daarvan: € 32,00. Voor het gebied centraal parkeerterrein Batavia Stad, VOC-parkeergarage, langparkeerterrein Bataviahaven (kleurgebieden grijs, lichtblauw, roze): Categorie gebied Tarief Tijdvak Voor werknemers Batavia Stad € 36,00 Per jaar of gedeelte daarvan e en RACM: 3 vak centraal parkeerterrein Batavia Stad Voor werknemers € 36,00 Per jaar of gedeelte daarvan Bataviahaven, Bataviawerf, Nieuw Land Erfgoedcentrum: langparkeerterrein Bataviahaven Voor schippers bruine vloot: € 36,00 Per jaar of gedeelte daarvan langparkeerterrein Bataviahaven Voor vrijwilligers van de € 0,00 Per jaar of gedeelte daarvan Bataviawerf en Nieuw Land Erfgoedcentrum: langparkeerterrein Bataviahaven Lelystad, 14 december 2010. Mij bekend, de griffier van de gemeente Lelystad,
EB1011
Raadsbesluit 2010
Nr.
De raad van de gemeente Lelystad, op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 30 november 2010; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b van de Gemeentewet; B E S L U I T: vast te stellen de navolgende VERORDENING op de heffing en invordering van de liggelden Bat aviahaven 2011 (Verordening liggelden Bataviahaven Lelystad 2011). Artikel 1. Begripsomschrijvingen a. Schip Elk vaartuig met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als een middel van vervoer te water; onder vaartuig wordt mede verstaan drijvende werktuigen, zoals kranen, baggermolens, pontons of materieel van soortgelijke aard, alsmede glijboten en ponten. b. Passagiersvaartuig Een vaartuig dat hoofdzakelijk gebruikt wordt of geschikt is voor het bedrijfsmatig vervoer van personen over het water, veerboten daaronder begrepen. c. Charterschip Een categorie passagiersvaartuigen, hoofdzakelijk gebruikt voor de chartervaart. Voor het overgrote deel betreft het zeilschepen met een traditioneel karakter. Een klein deel bestaat uit omgebouwde voormalige vrachtschepen, welke worden voortbewogen door een motor. d. Pleziervaartuig Een vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor niet-bedrijfsmatige sportieve of recreatieve doeleinden. e. Passanten Belastingplichtigen voor ligplaatsen waarvoor geen abonnement is afgegeven ten behoeve van het vaartuig waarmee ligplaats wordt ingenomen. Artikel 2. Belastbaar feit Ter zake van het hebben van een ligplaats in de Bataviahaven en het in verband daarmee door of vanwege de gemeente verlenen van diensten wordt onder de naam "liggelden" rechten geheven. Artikel 3. Belastingplicht 1. Belastingplichtig is degene die een ligplaats heeft ingenomen, dan wel degene voor wie diensten als bedoeld in artikel 2 worden of zijn verricht. 2. Bij voortgezet innemen van een ligplaats na afloop van de termijn waarvoor liggeld is voldaan, ontstaat opnieuw de belastingplicht. Artikel 4. Vrijstelling Het recht wordt niet geheven ter zake van: a. het innemen van een ligplaats met een schip dat voor onderhoudswerkzaamheden aan gemeente-eigendommen wordt gebezigd; b. het innemen van een ligplaats met een schip dat door charitatieve organisaties wordt gebruikt; c. niet-commerciële evenementen georganiseerd door stichtingen zonder winstoogmerk, waarbij de organisatie van het evenement volledig uitgevoerd wordt door vrijwilligers.
EB1011
Artikel 5. Belastinggrondslag Voor de berekening van het recht wordt: a. als lengte van een vaartuig aangemerkt de lengte over alles van het vaartuig met inbegrip van een vaste boegspriet, een papegaaienstok, het trimvlak en een roer, waarbij een gedeelte van een meter wordt gerekend voor een hele meter; b. als breedte van een vaartuig aangemerkt de breedte over alles van het vaartuig met inbegrip van overhangen en balkons, waarbij een gedeelte van een meter wordt gerekend voor een hele meter; c. als m² aangemerkt de hoeveelheid ingenomen wateroppervlakte, zijnde het product van de lengte en de breedte over alles; waarbij een gedeelte van een m² wordt gerekend voor een hele m². Artikel 6. Tarieven Het recht wordt geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. Artikel 7. Verlaten ligplaats Het college is gerechtigd de ligplaats die wordt ingenomen met een abonnement aan een ander schip toe te wijzen bij afwezigheid van het schip waarvoor het abonnement is afgegeven. Daarnaast is de havenmeester gerechtigd om bij evenementen, aanwijzingen te geven aan de houders van abonnementen. Artikel 8. Het belastingjaar 1. Met betrekking tot de rechten genoemd in de bij deze verordening behorende tarieventabel die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. 2. Met betrekking tot de overige rechten genoemd in de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor een ligplaats wordt ingenomen. Artikel 9. Opzeggen recht Ingeval een ligplaats wordt ingenomen voor een kalenderjaar en de gebruiker wenst deze ligplaats het volgende jaar niet in te nemen, dient deze gebruiker dit voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar dat hij van de ligplaats geen gebruik wenst te maken aan het college mede te delen. Indien de gebruiker niet voor bedoelde datum heeft opgezegd, wordt het recht voor het volgende kalenderjaar automatisch verlengd. Artikel 10. Beëindiging belastingplicht 1. Indien de belastingplicht, voor een vaartuig dat een ligplaats inneemt met een abonnementstarief voor een kalenderjaar, eindigt gedurende de periode waarvoor dat abonnement is verstrekt, wordt op een aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet ontheffing verleend over zoveel delen van het recht als er nog volle kalenderkwartalen in de periode van dat abonnement resteren. 2. Indien de belastingplicht, voor een vaartuig dat een ligplaats inneemt met een abonnementstarief voor een zomer- of winterperiode, eindigt gedurende de periode waarvoor dat abonnement is verstrekt, wordt op een aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet ontheffing verleend over zoveel delen van het recht als er nog volle maanden in de periode van dat abonnement resteren. Artikel 11. Wijze van heffing en termijnen van betaling 1. Het recht wordt geheven bij wege van een mondelinge dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een gedagtekende bon, nota of ander schriftuur, waarop het verschuldigde bedrag wordt vermeld. 2. Het recht is verschuldigd zodra een ligplaats wordt ingenomen en moet worden betaald op het moment van de mondelinge kennisgeving of het uitreiken van de kennisgeving, dan wel in het geval van toezending van de kennisgeving binnen dertig dagen na de dagtekening van de kennisgeving. 3. Bij voortgezet verblijf na afloop van de termijn waarover liggeld is betaald begint een nieuwe termijn en is met betrekking tot deze nieuwe termijn het recht opnieuw verschuldigd, alsdan dient betaling opnieuw overeenkomstig lid 2 plaats te vinden. Een en ander laat onverlet het verbod van voortzetting van de termijn door passanten, zoals dat is bepaald in de Havenverordening Bataviahaven 2001. 4. Abonnementen dienen te worden betaald binnen dertig dagen na dagtekening van de nota. 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de leden 2 tot en met 4 van dit artikel gestelde termijnen.
EB1011
Artikel 12. Kwijtschelding Bij de invordering van de liggelden wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 13. Nadere regels door het college van de gemeente Lelystad Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de liggelden. Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel 1. De “Verordening liggelden Bataviahaven 2010" van 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 april 2011. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening liggelden Bataviahaven 2011. Lelystad, 14 december 2010. De raad van de gemeente Lelystad, de griffier,
EB1011
de voorzitter,
Tarieventabel Bataviahaven Lelystad 2011, behorende bij de Verordening Liggeld Bataviahaven 2011 Geldig vanaf 1 april 2011. Prijzen inclusief 19% omzetbelasting. tarief omschrijving
Categorie
periode
1
1.1 Passant
dag, zijnde een tijdvak van maximaal 24:00 uur, gerekend vanaf 12:00 uur
1.2 abonnement (voor 1 wintermaand, van 1 november tot 1 april) 1.3 abonnement (gehele winter, van 1 november tot 1 april) 1.4 abonnement (gehele zomer, van 1 april tot 1 november) abonnement (jaar) 1.5 dagdeelpassant (maximaal 4 uren tot uiterlijk 17:00 uur) 1.6 weekabonnement 2.1 passant
aaneengesloten periode van 30 of 31 dagen (afhankelijk van de “startmaand”) winter, van 1 november tot 1 april
lengte
zomer, van 1 april tot 1 november kalenderjaar
lengte lengte
dagdeel (maximaal 4 uren of een gedeelte daarvan voor 17:00 uur)
lengte
2
charterschepen
Overige passagiersvaartuigen
2.2 dagdeelpassant (maximaal 4 uren tot uiterlijk 17:00 uur)
dag, zijnde een tijdvak van maximaal 24:00 uur, gerekend vanaf 12:00 uur dagdeel (maximaal 4 uren of een gedeelte daarvan voor 17:00 uur)
berekenings grondslag lengte
lengte
lengte lengte lengte aanlanding
3
pleziervaartuigen
4
verhaalswerkzaamheden
2.3 reserveringskosten passagiersschepen per aanlanding 3.1 passant
dag, zijnde een tijdvak van maximaal lengte 24:00 uur, gerekend vanaf 12:00 uur Voor multi-hulls geldt een toeslag op het recht van 50% 4.1 Indien voor een ligplaats, door nalatigheid van de belastingplichtige door of vanwege gemeente verhaalswerkzaamheden moeten worden verricht, worden de hiervoor vermel verhoogd met € 85,50 per uur dat deze verhaalswerkzaamheden in beslag nemen, waa gedeelte van een uur voor een vol uur wordt gerekend.
Lelystad, 14 december 2010. Mij bekend, de griffier van de gemeente Lelystad,
EB1011