GEMEENTE GRAVE
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Juli 2015
2 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
EDOK-RO EDOK-RO Van Breugelplantsoen 81 3771 VN Barneveld 0342-422288 06 – 1395 0955 @
[email protected] www.edok-ro.nl KVK: 08199109
Documenttitel
:
Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Status
:
DEFINITIEF
Datum
:
Juli 2015
Projectnummer
:
2014-DM01
3 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel 1.2 Plangebied 1.3 Vigerend bestemmingsplan 1.4 Leeswijzer
5 5 5 7 7
Hoofdstuk 2 Beschrijving bestaande en nieuwe situatie 2.1 Geschiedenis 2.2 Ruimtelijke structuur plangebied en omgeving 2.3 Het plan 2.4 Welstand
9 9 10 11 12
Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Regionaal beleid 3.4 Gemeentelijk beleid
13 13 14 18 19
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten 4.1 Algemeen 4.2 Milieuhinder 4.3 Externe veiligheid 4.4 Geluid 4.5 Luchtkwaliteit 4.6 Flora en Fauna 4.7 Water 4.8 Bodem 4.9 Waterdoorlatendheid 4.10 Archeologie 4.11 MER
25 25 25 25 27 29 30 30 33 34 34 36
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid 6.1 Economische uitvoerbaarheid 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
37 37 37
Bijlagen bij toelichting Bijlage 1 Welstandsadvies Bijlage 2 Externe veiligheid Bijlage 3 Akoestisch onderzoek Bijlage 4 Aanvraagformulier hogere grenswaarden Bijlage 5 Aanvullend akoestisch onderzoek Bijlage 6 Waterparagraaf Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek Bijlage 8 Waterdoorlatendheidsonderzoek Bijlage 9 Archeologisch onderzoek
39 41 43 43 47 49 51 53 55 57
4 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Inleiding 1.1
Aanleiding en doel
Aanleiding voor deze ruimtelijke onderbouwing is het voornemen van de opdrachtgever om 4 patio-bungalows te bouwen aan de Arnoud van Gelderweg te Grave. De ontwikkeling hiervan is in strijd met het vigerende bestemmingsplan Een herziening van dat plan is derhalve noodzakelijk. Vooruitlopend op deze planherziening wordt voor de gewenste functiewijziging van deze percelen een omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aangevraagd. De voorliggende ruimtelijke onderbouwing (als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 , sub a onder 3 van deze wet) maakt onderdeel uit van deze aanvraag. 1.2
Plangebied
Het plangebied is gelegen in de oude kern van Grave, aan de Arnoud van Gelderweg, op het terrein van een voormalige kazernepand. Het perceel is gelegen aan de zuidwest zijde van Grave. Ten oosten van de N324 en ten noorden van de N321. Het perceel is kadastraal bekend in de gemeente Grave onder sectie B, nummer 2349.
5 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Het perceel is kadastraal bekend in de gemeente Grave onder sectie B, nummer 2349.
6 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
1.3
Vigerend bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt bestemmingsplan "Centrum Grave", welke door de raad van de gemeente Grave op 26 maart 2013 is vastgesteld. Volgens het vigerende bestemmingsplan heeft het terrein de bestemming "maatschappelijk". De gewenste realisatie van 4 woningen is hiermee in strijd. Hieronder staat een uitsnede van de verbeelding van dat bestemmingsplan.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan 1.4
Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven, waarna in hoofdstuk 3 het geldende beleidskader aan bod komt. Hoofdstuk 4 geeft een verantwoording over de diverse milieuhygiënische en planologische aspecten Tot slot beschrijft hoofdstuk 5 de financiële en maatschappelijke haalbaarheid van het plan.
7 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
8 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
2
BESCHRIJVING BESTAANDE EN NIEUWE SITUATIE 2.1
2.1.1
Geschiedenis Het voormalig Arsenaal
In de omwalling van de oude vestingstad, is het voormalig Arsenaal gelegen. Dit is een complex van drie onderdelen, allen gebouwd als militaire objecten. Na de ontmanteling van de vestingwerken is het Arsenaal in gebruik geweest als Rijkspsychiatrische inrichting (18981973), gevangenis (1973-1993) en als tijdelijk verblijf van de jeugdgevangenis Hunerberg (1993-1996). Weer later werd het gebouw in gebruik genomen als woonwinkel voor meubels en binnenhuisinrichting. De bekende ontwerper Jan des Bouvrie verbond daar zijn naam aan. Het Arsenaal is een bijzonder waardevol militair-historisch ensemble van algemeen belang dat door de ontstaansgeschiedenis en de gezamenlijke historische achtergrond een nauwe samenhang vertoont in zowel ruimtelijke, visuele als functionele zin. Het ensemble heeft een grote historische zeggingskracht en belevingswaarde. Daarnaast zijn de in baksteen opgetrokken gebouwen kenmerkend voor historische militaire architectuur. Het voormalig Arsenaal is van algemeen belang omdat: het een oud en herkenbaar voorbeeld is van een militair gebouw en als zodanig architectuurhistorisch belang vertegenwoordigt, met name op het terrein van de militaire bouwkunst; het bouwhistorische waarde bezit vanwege het materiaalgebruik in oud muurwerk (mergel en baksteen) en houtconstructies (balklagen en kappen); aan het historische gebouwtype zeldzaamheidswaarde kan worden toegekend; het ondanks verschillende bestemmingswijzigingen zowel uiterlijk als van binnen redelijk gaaf behouden is gebleven; het in aard en verschijningsvorm een structureel en beeldbepalend onderdeel van het historisch complex op het zuidwestelijk bastion van de stad is en als zodanig van algemeen cultuurhistorisch belang. 2.1.2
De Kat
De Kat (cavalier) met 5 kazematten stamt uit 1694. Het is een aarden verhoging en bevat bouwrestanten van het in 1674 zwaar beschadigde kasteel dat op deze plaats stond. Het heeft mogelijk gediend als opstelplaats van geschut en tot beveiliging van het arsenaal. Inwendig zijn vijf met tongewelven overkluisde ruimten aanwezig met uitgang in de bakstenen frontmuur aan het “arsenaalplein”. De Kat of cavalier met 5 kazematten uit 1694 bezit ouderdomswaarde, is van algemeen cultuurhistorisch belang omdat het een zeldzaam en gaaf voorbeeld van militaire bouwkunst betreft en als zodanig ook van architectuurhistorische betekenis is. Vanwege de in de kat verwerkte restanten van het kasteel van Grave vertegenwoordigt het object een grote archeologische, architectonische- en bouwhistorische waarde. Daarnaast geldt de transformatie van de oorspronkelijk als verdedigingswerk opgerichte Kat tot recreatief wandelgebied als cultuurhistorisch waardevol. In de eerste helft van 2013 zijn in het stadspark de Kat herstelwerkzaamheden uitgevoerd. De historische waarde van de locatie is aangescherpt door de oude structuren van het verdedigingswerk uit te lichten. Het object vormt in aard en verschijningsvorm, mede door een betere herkenbaarheid van het militaire verleden, een structureel en beeldbepalend onderdeel van het historisch complex op het zuidwestelijk bastion van de stad en is als zodanig van algemeen cultuurhistorisch belang. 9 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
2.1.3
Marechausseekazerne
De marechausseekazerne is in 1929 gebouwd als een rij van 4 afzonderlijke, aaneen gebouwde woningen. De woningen zijn gebouwd in een stijl die kenmerkend was voor kazernewoningen uit die tijd. Er zijn dan ook sterk gelijkende woningen in de omgeving te vinden. Direct na oplevering zijn de woningen in gebruik genomen als dienstwoningen van de voormalige Marechausseekazerne. Een van de hoekwoningen is toentertijd in gebruik genomen als conciërgewoning. Om de woningen voor een ander doel te kunnen gebruiken, zijn de tussenwoningen op gegeven moment onderling met elkaar verbonden. Recentelijk is het voormalig kazernepand aan de Arnoud van Gelderweg nummers 3, 5 en 7 te verbouwd tot een vijftal woningen. 2.2
Ruimtelijke structuur plangebied en omgeving
In het vigerende bestemmingsplan "Centrum Grave" worden binnen het centrum in de ruimtelijke structuur drie deelgebieden onderscheiden, te weten: de historische binnenstad; de westelijke binnenstad; de vestingwerken. Het plangebied is gelegen in het deelgebied vestingwerken.
10 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
De zuidelijke en westelijke vestingwerken worden omsloten door de Raam en de doorgaande wegen Provinciale weg en Sint Elisabethstraat. Met name de Arnoud van Gelderweg heeft een breed profiel en vormt een barrière tussen de vestingswerken en de binnenstad. De westelijke vestingwerken worden ontsloten door de G.W. Lovendaalsingel. Deze rustige woonstraat volgt de loop van de Raam. De zuidelijke vestingswerken fungeren puur als een interne ontsluiting van de daar gelegen instituten en instellingen. Langs de Maas loopt de Maaskade met onder aan de vestingmuur een voetpad. 2.3
Het plan
Er worden 2 twee-onder-een-kap woningen gerealiseerd. Er is gekozen voor seniorenwoningen (levensduur bestendige woningen). Hieraan is volgens het rapport van Royal Haskoning DHV behoefte aan in de gemeente Grave. Op de grotendeels verharde locatie vindt momenteel opslag van steen en dergelijke plaats. De 4 patiowoningen vullen een open plaats tussen de aanwezige bebouwing op, links op de bestaande bebouwing (1938) en rechts aan op voormalige marechaussee kazerne (1929). Deze planmatige verdichting van de woonbebouwing langs de Arnoud van Gelderweg is een verbetering van de bestaande stedenbouwkundige structuur. De woningen begeleiden de Arnoud van Gelderweg. Uitvoerig is met de gemeente overleg geweest en is bepaald dat de woningen niet aan elkaar worden gebouwd. Tijdens de overleggen is afgesproken dat er tussen de kavelnummers 2 en 3 een pad wordt aangelegd waardoor het zicht op de KAT behouden blijft. Parkeren De in de omgevingsvergunning voor de Marechausseekazerne vermelde parkeerplaatsen voor de woningen met huisnummers 3, 5, 7, 9 en 39 blijven gehandhaafd. De 5 bestaande parkeerplaatsen ten zuiden van de ontsluitingsweg en ten westen van de Elisabethstraat worden her bestraat en uitgebreid.
Schets uit de omgevingsvergunning Marechausseekazerne. 11 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Volgens de nota parkeernormen van de gemeente geldt voor de patiowoningen een parkeernorm van 2,1 parkeerplaats per woning. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein. In totaal worden negen parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 4 onder de carports aan de achterzijde, op eigen terrein, drie parkeerplaatsen naast kavel 04 en 2 parkeerplaatsen op het achterpad(zie navolgende afbeelding). Hiermee wordt voldaan aan de gestelde parkeernorm. Voor de Arnoud van Gelderweg geldt een parkeerverbod om buiten de aangegeven parkeervakken te parkeren. De bestaande parkeerplaatsen aan de overzijde van de Arnoud van Gelderweg blijven bestaan, dit geldt ook voor de parkeerplaatsen aan de achterzijde, t.b.v. de bestaande woningen. De bestaande inrit t.p.v. kavel 04, met een breedte van circa 6 meter verdwijnt. De nieuwe inrit voor de drie nieuwe parkeerplaatsen krijgt een breedte van circa 3,5 meter.
Situering van de woningen met parkeerplaatsen
Voorgevelaanzicht 2.4
Welstand
De welstandscommissie heeft op 24 april 2014 een positief advies gegeven. Dit advies is als Bijlage 1 Welstandsadvies toegevoegd bij dit plan.
12 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
3
BELEIDSKADER
Dit hoofdstuk beschrijft het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit projectgebied geldende uitgangspunten weergegeven. 3.1 3.1.1
Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Nota Ruimte is per 1 januari 2012 vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Provincies en gemeenten krijgen van de SVIR meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. Provincies en gemeenten zijn volgens het Rijk beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er met een gebied moet gebeuren. Het Rijk richt zich op drie doelen: Nederland concurrerend, bereikbaar en leefbaar maken. Om die doelen te bereiken, zijn nationale belangen benoemd. Dat zijn onder meer: Het vestigingsklimaat. De hoofdnetwerken voor energie. Het vervoer van personen en goederen. Waterveiligheid. Natuur en milieukwaliteit. Bescherming van het nationale werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Deze nationale belangen zijn concreet uitgewerkt voor de regio's Noordwest Nederland, Zuidvleugel, Zuidwestelijke Delta, Brabant-Limburg, Oost Nederland, Utrecht, Noord Nederland en de Noordzee. 3.1.2
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In het Barro zijn nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Op 1 oktober 2012 is de tweede fase van het Barro in werking getreden waardoor nu 13 nationale belangen in het Barro zijn opgenomen. Het betreft de belangen: Rijksvaarwegen. Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Kustfundament. Grote rivieren. Waddenzee en waddengebied. Defensie. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen. Elektriciteitsvoorziening. Buisleidingen. EHS. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament. IJsselmeergebied. Erfgoederen van universele waarde. Het boven beschreven beleid is nader uitgewerkt door de Provincie Noord-Brabant en de gemeente Grave.
13 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
3.2 3.2.1
Provinciaal beleid Structuurvisie ruimtelijke ordening
De Structuurvisie ruimtelijke ordening is op 1 oktober 2010 door Provincie Noord-Brabant vastgesteld. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van het beleid tot 2025 en vervangt de interim structuurvisie. De uitwerkingsplannen van de interim structuurvisie komen te vervallen en worden door de Verordening Ruimte vervangen. In de structuurvisie zijn de kwaliteiten met een provinciaal belang aangegeven en op basis hiervan zijn keuzes gemaakt voor het provinciale beleid. De belangrijkste keuzes zijn geordend in vier ruimtelijke structuren. Dit zijn de 'groen-blauwe structuur', de 'agrarische structuur', de 'stedelijke structuur' en tenslotte de 'infrastructuur'. Het plangebied maakt onderdeel uit van de stedelijke structuur. De stedelijke structuur bestaat uit samenhangende stedelijke concentraties voor wonen, werken en voorzieningen. Naast stedelijke concentraties behoren grotere en kleinere kernen tot de stedelijke structuur. De kern Grave is een kern in het landelijk gebied en behoort tot de stedelijke structuur. In een schil rond de kern ligt de agrarische structuur (gemengd landelijk gebied) en daar omheen ligt het kerngebied groen/blauw. Voor de stedelijke structuur zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: Concentratie van verstedelijking. Zorgvuldig ruimtegebrek. Het benutten van kansen voor functiemenging inbreiding, herstructurering en zo nodig transformatie. Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit. Betere verknoping van stedelijke ontwikkeling aan infrastructuur. Versterking van de kennis innovatieve economie en economische clusters. Op de structurenkaart bij de Structuurvisie is het plangebied gelegen in de zone `kernen in het landelijk gebied`. In de kernen in het landelijk gebied met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking wordt de lokale behoefte voor verstedelijking opgevangen (wonen, werken en voorzieningen). De provincie vraagt gemeenten om in regionaal verband afspraken te maken over de verdeling van het programma voor wonen en werken. De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoeften volgens het principe van `migratiesaldo-nul`. Er is ruimte beschikbaar voor specifieke verbeterprojecten van enige omvang. Het gaat om kwalitatieve verbeteringen in bestaand stedelijk gebied zoals het saneren van milieuhinderlijke bedrijvigheid in de kern en het behouden van vrijkomende cultuurhistorische waardevolle complexen. Uitgangspunt is dat alleen bedrijven en voorzieningen worden gevestigd die qua aard, schaal en functie passend zijn in hun omgeving. Daarbij wordt gestreefd naar zorgvuldig ruimtegebruik wat ook betekent dat er aandacht is voor de kwalitatieve vraag naar woon- en werklocaties. De ladder voor duurzame verstedelijking is het kader voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren met drie opeenvolgende stappen. Daarbij worden de volgende stappen gevolgd: 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en; 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. 14 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ruimtevraag, de beschikbare ruimte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. Conclusie Doordat de ontwikkeling bij draagt aan de regionale behoefte van senioren woningen en beschikbare gronden in stedelijk gebied worden benut is dit plan in overeenstemming met de ladder voor duurzame verstedelijking.
Uitsnede structuurkaart In de structuurvisie zijn 12 gebiedspaspoorten uitgewerkt waarin de belangrijkste landschapsstructuren en kenmerken van een samenhangend gebied zijn aangegeven. Grave valt binnen het gebiedspaspoort voor de Maaskant. Tevens valt Grave binnen 1 van de 21 cultuurhistorische landschappen die in de structuurvisie worden aangewezen. De Provincie zet in op het zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte, ofwel het optimaal benutten van bestaand bebouwd gebied voor nieuwe functies. 3.2.2
Verordening ruimte 2014
Door de provincie Noord-Brabant is een 'Verordening ruimte 2014` opgesteld. Met dit uitvoeringsinstrument binnen de structuurvisie stelt de provincie regels op waar een gemeente rekening mee moet houden bij het opstellen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen waarbij afgeweken wordt van bestemmingsplannen. In de verordening komen de volgende onderwerpen aan bod: Stedelijke structuur. Ecologische hoofdstructuur (EHS). Groenblauwe mantel. Wonen. Gemengd landelijk gebied. Het plangebied valt binnen het bestaand stedelijk gebied. Het beleid van de provincie is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, 15 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Voor het optimaal benutten van het bestaand stedelijk gebied ligt het accent op inbreiden en herstructureren . Hierbij wordt aandacht gevraagd voor: compacte bouwwijzen; en intensivering van ruimtegebruik, bijvoorbeeld door functies als wonen, werken en zorg te combineren. De provincie verwacht van gemeenten dat zij bij de bouw van woningen, en het opstellen van gemeentelijke ruimtelijke plannen daarvoor, rekening houden met de afspraken in het regionaal ruimtelijk overleg. Voor de onderbouwing van de behoefte is het nodig een relatie te leggen naar de bestaande harde plancapaciteit. Als er elders binnen de gemeente nog voldoende capaciteit bestaat om in de behoefte te voorzien, is er mede gelet op zorgvuldige ruimtegebruik geen nieuwe capaciteit voor de bouw van woningen nodig. Tevens moet uitdrukkelijk een relatie gelegd worden met regionale afspraken over de nieuwbouw van woningen. Deze afspraken worden jaarlijks gemaakt en zo nodig herzien. Zij worden gebaseerd op de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose, zoals bepaald in artikel 37.6 van deze Verordening. De actualisering in 2014 van de bevolkings- en woningbehoefteprognose geeft aan dat de verwachting voor Grave is dat er in de periode 2014 – 2024 behoefte is aan een toename van circa 490 woningen. Doordat door dit plan een verdichting van de woonbebouwing langs de Arnoud van Gelderweg wordt gerealiseerd en er dus sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik voldoet dit plan aan de randvoorwaarden. 3.2.3
Pilot 'Bouwen binnen strakke contouren`
Binnen de provincie Noord-Brabant gold van maart 2003 tot maart 2008 een pilot waarbij gemeenten hun uitbreidingsplannen in het landelijk gebied opgaven om in ruil daarvoor binnen een nader vastgestelde grens rond de bebouwde kom zonder kwantitatieve restricties te mogen bouwen. De woningen mochten dus uitsluitend op inbreidings- en herstructureringslocaties worden gebouwd met het oog op een kwaliteitsverbetering. Doel van de pilot was versnelling van de woningbouw in de provincie. Grave was één van de 7 gemeenten die aan deze pilot meedeed. Rondom alle kernen van de gemeente was een contour getrokken. Voor het merendeel waren deze contouren ontleend aan het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld voor de regio Land van Cuijk. Gemiddeld lagen deze vrij strak rondom de bestaande bebouwing. Gedurende de looptijd van de pilot zijn binnen de kernen een aantal inbreidings- en herstructureringsprojecten gerealiseerd, meestal na het doorlopen van artikel 19 WRO procedure. Het plangebied van dit plan ligt binnen de contour van de bestaande bebouwing van Grave. Het plan voorziet niet in een uitbreiding van de bebouwde kom buiten de contour, maar in de bouw van een binnen de contour gelegen woongebied, dat gedurende een aantal jaren niet als zodanig in gebruik is geweest. Er worden vier woningen aan de woningvoorraad binnen de contour toegevoegd. De ontwikkeling van de vier patiowoningen worden niet specifiek genoemd in de 'Pilot, maar staan wel vermeld in de woningbouwprogrammering Grave (zie ook 3.4.2).
16 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Contour van de bestaande bebouwing van Grave 3.2.4
Archeologie en cultuurhistorie
De provincie heeft de visie dat de cultuurhistorische en andere landschappelijke waarden als inspiratiebron dienen voor de verhoging van de landschappelijke kwaliteit van het onbebouwde en bebouwde gebied. De cultuurhistorie draagt in belangrijke mate bij aan de identiteit van onze omgeving en daarmee aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. De cultuurhistorische (landschaps-)waarden van bovenlokaal belang staan op de door Gedeputeerde Staten vastgestelde (januari 2002) cultuurhistorische waardekaart. In december 2014 is in de raadsvergadering een nieuwe geactualiseerde versie vastgesteld. Deze inventarisatiekaart kan als cultuurhistorische onderlegger voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen worden gebruikt, maar kan ook dienen als basisdocument voor toeristischrecreatieve ontwikkelingen. Het primaire doel van deze kaart is om inzichtelijk te maken welk erfgoed in de gemeenten te vinden is.
Uitsnede Cultuur Historische Waarde Kaart Voor Grave geldt: 17 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Op structuurniveau ontwikkelingen sturen. Uitgangspunt is behoud door middel van plan in/-aanpassing. Grootschalige ontwikkelingen zijn in beginsel minder gewenst.
3.2.5
Beleid Waterschap
Het plangebied ligt in het district van waterschap Aa en Maas. Het waterschap is belast met het waterkwantiteitsbeheer- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater. Het beleid van de schappen is verwoord in het Waterbeheersplan met planperiode 2010-2015 en voor het stedelijk water in de Beleidsnota "Stedelijk Waterbeheer". Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterkering beheer, het waterbeheer en het transporteren en zuiveren van afvalwater. De beleidsuitgangspunten en principes die daarbij gehanteerd worden, staan in het Waterbeheersplan. Het waterschap zorgt in belangrijke mate voor realisatie van de maatschappelijke doelstellingen voor water: veilig en bewoonbaar beheergebied; voldoende water; schoon water; natuurlijk en recreatief water. Preventie van overstromingen van de Maas staat voorop. De belangrijkste maatregel om aan de opgave voor veiligheid te voldoen, is de verbetering van 5 kilometer Maasdijk. Daarnaast wil het waterschap samen met gemeenten wateroverlast in stedelijk gebied voorkomen. Hierbij geldt het uitgangspunt vasthouden - bergen - afvoeren. Het waterschap zorgt voor water op het gewenste peil voor de functies landbouw, natuur en wonen. Voor elke functie is dit gewenste grond- en oppervlaktewater regiem (GGOR) gedefinieerd. De inrichting en het beheer van het watersysteem wordt hierop afgestemd. De gemeenten moeten het lokale GGOR voor het stedelijke gebied uitwerken. Het waterschap ondersteunt hen daarbij. Voor het bouwplan bestaat het meest relevante beleid van het waterschap uit het volgende. Gemeenten worden gestimuleerd om regenwater niet langer op de riolering te zetten maar te bergen in het gebied. Het waterschap stimuleert het afkoppelen van regenwater door gemeenten te stimuleren met financiële bijdragen. Vanaf de jaren 70 is de waterkwaliteit sterk verbeterd als gevolg van steeds strengere regelgeving. Maar het water is nog steeds niet schoon genoeg. Door afvalwater te zuiveren, het reguleren van lozingen en het stimuleren van goed gedrag, draagt het waterschap direct bij aan schoon oppervlaktewater. 3.3
Regionaal beleid
Ter uitvoering van het provinciaal beleid voert de provincie Brabant een regionaal woningmarktbeleid. Daarin zoekt zij met de gemeenten (Grave maakt onderdeel uit van regio Land van Cuijk) naar afstemming in woningmarktplanning op kwantitatief als ook kwalitatief vlak. De Verordening Ruimte stelt het jaarlijks maken van regionale woningbouwafspraken via de RRO’s verplicht. Oogmerk hierbij is ‘bouwen naar lokale behoefte’. Om de lokale behoefte in beeld te krijgen stelt de provincie prognoses op die zijn gebaseerd op regionale demografische ontwikkelingen. Voor Grave is hierbij sprake van een uitzonderlijke situatie doordat de gemeente te maken heeft met een doorlopende bouwstroom vanuit de beleidslijn ‘Bouwen binnen strakke contouren’. Binnen dit beleid mocht Grave tijdelijk ‘onbeperkt’ bouwen binnen het bestaand stedelijk gebied. Het woningbouwprogramma van Grave wordt nog sterk beïnvloed door projecten die in die periode zijn opgestart, maar de komende jaren pas tot realisatie komen. In 2014 is door de gemeente Grave een actuele woningbouwprogrammering opgesteld, die vervolgens geïntegreerd is in het ruimtelijk beleid van de structuurvisie. Dit woningbouwprogramma gaat uit van een toename van circa 490 woningen tot 2024.
18 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
3.4 3.4.1
Gemeentelijk beleid Structuurvisie gemeente Grave 2025
De structuurvisie Grave 2025 is op 28 januari 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De kern van de visie: "Grave glinstert met duurzaam, ruimtelijke, sociaaleconomische en culturele ontwikkelingen als vitale vestinggemeente aan de Maas en Raam. Dit zorgt voor behoud en versterking van leefbare kernen en een beleefbaar platteland voor haar bewoners, bedrijven, organisaties en bezoekers". Speciale aandacht is er voor het woningbouwvraagstuk, de vestingwerken en het waterfront. Langs zeven strategische beleidslijnen, de zeven pijlers, is de visie uitgewerkt naar een meersporenbeleid om de ruimtelijke ambities te verwezenlijken: Grave versterkt haar karakter als historische vesting. Grave zet in op kwaliteit van de kernen. Grave is een aantrekkelijke woongemeente. Grave glinstert: een waardevolle toeristische pleisterplaats. Grave stimuleert haar werkgelegenheid. Grave is goed bereikbaar. Grave versterkt haar groen- en waterstructuur. In de structuurvisie wordt het terrein van de Marechausseekazerne genoemd als locatie waar mogelijk een klein aantal woningen toegevoegd kunnen worden. Dit vergt wel een zorgvuldige vormgeving en stedenbouwkundige inpassing in verband met waardevolle zichtlijnen op de kat/vesting. Conclusie: De voorgenomen ontwikkeling betreft een inpassing van een open ruimte aan de Arnoud van Gelderweg, waardoor de stedenbouwkundige structuur wordt versterkt. Doordat de woningen niet aan elkaar worden gebouwd blijft het zicht op de kat/vesting zo optimaal mogelijk. Tussen de kavelnummers 2 en 3 wordt een voet/fietspad aangelegd waardoor het zicht op de KAT gehandhaafd blijft. Dit voet/fietspad krijgt t.z.t. een verkeersbestemming. De levensbestendige woningen voorzien in de behoefte in Grave (zie rapport Royal Haskoning DHV). In de jaren negentig is voor Grave een stedenbouwkundige visie opgesteld (Rasterplan) om verkeersobstructie, stagnerende woningbouw en onderontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid tegen te gaan en tegelijkertijd culturele erfgoed te behouden. In het Rasterplan staat hoe de stad Grave er in de toekomst uit kan zien. Het terugbrengen van de intimiteit door diverse locaties te bebouwen en het scheppen van een informele routestructuur door de stad, zijn belangrijke kenmerken. Grave was ook in de kerkdorpen met inbreidingsplannen bezig. Dit beleid kreeg een nieuwe impuls door de deelname aan de pilot Bouwen binnen strakke contouren.(zie 3.2.3) Daarbij trekken de deelnemende gemeenten hun uitbreidingsplannen in om binnen het bestaande, stedelijke gebied woningen te bouwen. De provincie beperkt dit niet. Uit de bevolkingsprognose van de provincie Noord Brabant blijkt dat er bijna 500 woningen in Grave gebouwd moeten worden om aan de vraag te kunnen voldoen. De vergrijzing in Grave zal de komende 10 jaar naar verwachting stijgen met circa 24%. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling van vier levensbestendige woningen goed past binnen het geldend beleidskader.
19 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
3.4.2
Woningbouwprogrammering Grave
Door de gemeenteraad van de gemeente Grave is de woningbouwprogrammering Grave vastgesteld. De woningbouwprogrammering bevat in essentie een advies per kern en per locatie/project voor een realistisch aantal benodigde woningen tot 2022 met een doorkijk naar 2030. Onderhavige planontwikkeling is reeds opgenomen in de woningbouwprogrammering. 3.4.3
Woningbouwprogramma 2015
In december 2014 heeft een terugkoppeling plaats gevonden over de uitvoering van het woningbouwprogramma. Hieruit blijkt dat de verwachte toename van het aantal woningen voor de periode 2014 – 2024 nagenoeg gelijk is gebleven. 3.4.4 Gemeentelijk Waterplan De gemeente Grave en haar waterpartners (waterschap Aa en Maas, provincie NoordBrabant en waterleiding maatschappij Brabant water) hebben (gelijktijdig met de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Mill en St. Hubert en St. Anthonis) een integraal waterplan opgesteld: Gemeentelijk Waterplan Grave projectnummer 9S502, vastgesteld d.d. 27 februari 2009. De aanleiding hiervoor was de omslag in het denken en beleid rond water gedurende de afgelopen jaren: "in plaats van voort te borduren op het vertrouwde denken in waterbeheersing door technische ingrepen, is de nadruk komen te liggen op het aansluiten op de natuurlijke potenties van het landschap en het watersysteem (duurzaamheidprincipe). " Deze beleidsomslag is vastgelegd op Europees niveau in de Kaderrichtlijn Water en op Rijksniveau in de vierde Nota waterhuishouding, de Nota Waterbeheer 21e Eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Op gemeentelijk niveau is deze beleidsomslag doorvertaald in de "Wet gemeentelijke watertaken". Hierin zijn voor de gemeenten een drietal zorgplichten opgenomen: hemelwater, grondwater en afvalwater. Het waterplan maakt duidelijk: hoe de waterpartners op het gemeentelijke grondgebied integraal met water omgaan en vormt daarmee een referentiekader voor het beleid en de werking van het watersysteem en de waterketen; welke taken horen bij de gemeente en welke bij de overige waterpartners en welke veranderingen hierin gaan optreden in de nabije toekomst; hoe de waterpartners in de toekomst structureel samenwerken. Het waterplan heeft daarom de status van kaderstellend beleidsplan. Het plan is hierdoor een "parapluplan" voor andere gemeentelijke plannen waarin water een rol speelt. Het plan kent echter geen directe planologische doorwerking. De waterdoelen en streefbeelden dienen wel door te werken in ruimtelijke afwegingen (bijvoorbeeld bestemmingsplannen). De doelstellingen zijn uitgewerkt als gebiedsspecifieke streefbeelden voor stedelijklandelijk- en natuurlijk gebied. 3.4.5
Ruimtelijk toetsingskader Grave
De gemeente Grave heeft een Ruimtelijk toetsingskader opgesteld en op 25 februari 2005 vastgesteld. Het Ruimtelijk toetsingskader is opgesteld omdat de vigerende bestemmingsplannen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vaak tekort schieten. De bestemmingsplannen bevatten ook alleen toelatingscriteria gebaseerd op bestaande situaties. Deze zijn niet zondermeer toereikend voor een nu nadrukkelijker gewenste ontwikkelingsstrategie.
20 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Het Ruimtelijk toetsingskader is een samenhangende en richtinggevende stedenbouwkundige visie op de ontwikkeling van Grave en de kerkdorpen op de korte (tot 5 jaar) en middellange termijn (tot 10 jaar). Het toetsingskader is een ontwikkelingsstrategie die de visie van de gemeente weergeeft op mogelijke ontwikkelingslocaties. De strategie is geen ontwikkelingsverplichting. Het voorgenomen plan wordt binnen de bebouwingscontour van Grave gerealiseerd en voldoet dus aan de Pilot 'Bouwen binnen strakke contouren` (zie 3.2.3). Het voorliggende plan is reeds opgenomen in de woningbouwprogrammering. Het ruimtelijk toetsingskader Grave is hierop niet van toepassing. 3.4.6 Welstandsnota Grave In een bestemmingsplan worden de functie en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing geregeld. Het bestemmingsplan legt hiermee in grote lijnen de stedenbouwkundige opzet van de verschillende gebieden vast. De architectonische verschijning wordt gewaarborgd door middel van de gemeentelijke welstandsnota. Met de beide gemeentelijke beleidsstukken, het bestemmingsplan en de welstandsnota, worden zowel de stedenbouwkundige opzet en de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (omgevingsvergunningplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst. In de welstandsnota die door de gemeente Grave is opgesteld zijn per bebouwingstype architectonische en bouwtechnische kenmerken opgenomen. De welstandsnota is op 27 september 2011 vastgesteld door de gemeenteraad en op 1 november 2011 in werking getreden. In deel B van de welstandsnota zijn kaarten opgenomen met de bebouwingstypen. Alle percelen die op deze kaarten zijn aangegeven met een legendakleur, behoren tot een bebouwingstype. Indien een perceel behoort tot een bepaald bebouwingstype, dient bij de toetsing van het bouwplan rekening gehouden te worden met de kenmerken van het betreffende bebouwingstype. Het is mogelijk dat een perceel zowel tot een bepaald bebouwingstype behoort en tevens een specifiek object of ensemble betreft. In dat geval dienen zowel de kenmerken van het bebouwingstype als de kenmerken van het specifieke object of ensemble als kader bij de welstandsbeoordeling. Het onderhavige perceel is op de kaart bebouwingstypen onderdeel van een gebied dat is aangemerkt als 'H4 gemengde bebouwing` van de 'historisch gegroeide gebieden`. Het onderhavige plan voorziet in de realisatie van vier woningen waarbij rekening is gehouden met de bestaande omgeving. Doordat de vier, twee onder één kap woningen op een dusdanige afstand van de reeds aanwezige bebouwing staan en niet aan elkaar zijn gekoppeld blijft er zicht op de Kat. De ontwikkeling leidt dus niet tot zichtbare verandering van het bestaande historische en beschermen waardige bebouwingsbeeld. Het plan is 24 april 2014 voorzien van een positief advies van de welstandscommissie (zie Bijlage 1 Welstandsadvies). 3.4.7
Beeldkwaliteitplan binnenstad Grave
Per 1 juni 2004 kan welstandstoetsing alleen plaatsvinden als de gemeente beschikt over een welstandsnota, waarin welstandscriteria zijn geformuleerd. Voor gebieden die reeds in het bezit zijn van speciale kwaliteiten (zoals de historische binnenstad van Grave) of voor gebieden die speciale kwaliteiten moeten krijgen, kan een beeldkwaliteitplan dienen als aanvullend gemeente beleidskader voor de welstand. Om deze reden heeft de gemeente Grave een beeldkwaliteitplan binnenstad Grave op laten stellen. Dit beeldkwaliteitplan is op 12 april 2011 vastgesteld door de gemeenteraad en op 1 november 2011 in werking getreden. Op 30 november 2011 is het nog eens aangepast.
21 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Doel van het beeldkwaliteitplan is niet alleen om de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van Grave, waarbij de historische kwaliteiten een substantiële rol spelen, veilig te stellen. Doel is ook om binnen de historische context met behoud van kwaliteit van bebouwing en openbare ruimte mogelijkheden te bieden om te vernieuwen, te verbeteren en in beweging te blijven. Voorts is het de bedoeling dat dit BKP inspireert tot oplossingen voor gebieden waar de historische context verdwenen is of minder zichtbaar. Instrumenteel zal dit beeldkwaliteitplan als een welstandsnota functioneren. De begrenzing van het beeldkwaliteitplan wordt min of meer gevormd door de contour van de oude vesting van Grave. Belangrijk in het beeldkwaliteitplan is de status van beschermd stadsgezicht voor een belangrijk deel van de binnenstad van Grave. Deze erkenning leidt tot verplichtingen voor het behoud van wat mooi en waardevol is. Maar ook leidt de erkenning tot een manier van kijken naar het deel van de binnenstad dat niet beschermd is, waarbij gezocht zal worden naar meer verbondenheid met het historische deel van Grave. Op de onderstaande kaart is zichtbaar dat het plangebied net buiten de begrenzing van het beschermd stadsgezicht ligt. Op deze plek gelden dus geen strenge architectonische restricties maar zou het versterken van de verbondenheid met het centrum wel als pluspunt kunnen worden gezien.
De patiowoningen vullen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op, links op de bestaande bebouwing (1938) en rechts aan op voormalige marechaussee kazerne (1920). Deze planmatige verdichting van de woonbebouwing langs de Arnoud van Gelderweg is een verbetering van de bestaande stedenbouwkundige structuur. Het onderhavige plan voorziet in de realisatie van vier, twee onder één kap woningen welke op een dusdanige afstand van de reeds aanwezige bebouwing staan en niet aan elkaar zijn gekoppeld waardoor er zicht blijft op de Kat. De woningen bestaan daarom ook uit één lag met kap om zo rekening te houden met de bestaande omgeving. De ontwikkeling leidt dus niet tot zichtbare verandering van het bestaande historische en beschermen waardige bebouwingsbeeld. Mede hierom is de beoordeling van het plan door de welstandscommissie op 24 april 2014 positief uitgevallen (zie Bijlage 1 Welstandsadvies).
22 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
3.4.8
Cultuurhistorie en archeologie
Ontwikkeling van de middeleeuwse stad Grave Grave ontstond kort na 1133 als allodium van de heren van Cuijk, toen Cuijk in puin lag. De vestingslocatie lag nabij de monding van de Raam in de Maas. In het tweede kwart van de 12e eeuw werd, met toestemming van de Roomskoning, daadwerkelijk een begin gemaakt met de bouw van het kasteel en huizen. De naam van de nieuwe nederzetting wordt in verband gebracht met het graafwerk dat met de aanleg van de nieuwe nederzetting gepaard ging en het ontstaan van omleidingen van de Raam. De stad kreeg een min of meer ronde vorm, waarbij de wegen deels recht (o.a. Hoofschestraat), deels met de ronding van de stad mee (o.a. Scheerestraat, Maasstraat) werden aangelegd. Hierdoor ontstonden min of meer rechthoekige woonblokken, die ook nu nog herkenbaar zijn. In het zuidwestelijke deel van de stad werd het kasteel gebouwd. De kerk en de Markt werden gebouwd c.q. aangelegd in het hart van de stad, tussen Scheerestraat (voorheen Rogstraat) en Hoofschestraat. De gemeente Grave heeft invulling gegeven aan de gemeentelijke zorgplicht voor de archeologie als gevolg van het inwerking treden van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (1 september 2007) door het opstellen van de "Nota Archeologie Grave". Door deze wet heeft de gemeente de taak gekregen om bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw plan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. De gemeente beschikt over een gemeentelijke archeologische beleidskaart gebaseerd op een gemeentelijke archeologische verwachtings- en waardenkaart, gecombineerd met een (concept) cultuurhistorische waardenkaart. Het plangebied kent diverse verwijzigingen naar het vestingverleden van Grave. Tot aan de sloop in 1668 stond hier het Kasteel van Grave. Later is op de plaats van het voormalige hoofdburcht een cavailer opgeworpen en daaronder kazematten. Het pand op het kadastrale perceel is onderdeel geweest van de plaatselijke marechausseekazerne en is in 1929 gebouwd als een rij dienstwoningen. De bouwpercelen zijn aan de achterzijde door tussenkomst van een ontsluitingsweg begrensd door de KAT of Cavaller, welke als grondmassa fungeerde als kogelvanger van de vijf kazematten. Onder deze grondmassa van de KAT zijn nog bouwresten van het zwaar beschadigde kasteel aanwezig dat in 1674 is gesloopt. De KAT is een rijksmonument. (zie ook 3.2.4)
23 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
24 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
4
MILIEUASPECTEN 4.1
Algemeen
Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. 4.2
Milieuhinder
Uit de bestemmingsplankaart blijkt dat in de omgeving van het plangebied met name gronden met woon- en maatschappelijke bestemmingen aanwezig zijn. Daarnaast is sprake van een bestemming detailhandel. In de uitgave van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten: "Bedrijven en milieuzonering" zijn richtafstanden opgenomen die aan te houden zijn bij ruimtelijke ordening. De afstand tussen detailhandel en woonbebouwing dient minimaal 10 meter te bedragen. De afstand is in onderhavig geval groter dan 10 meter. Tussen het plangebied en deze detailhandel is daarnaast een aarden wal (groenzone) aanwezig, waardoor geen sprake is van wederzijdse invloeden. In de omgeving liggen geen bedrijven en andere ruimtelijke functies die een belemmering kunnen opleveren voor de beoogde woonbestemming van het gebouw en het woonmilieu van de toekomstige bewoners kunnen aantasten. Ook zal een woonbestemming binnen het plangebied geen belemmering vormen voor omliggende bedrijven. De kleinschalige horeca in de omgeving is reeds omgeven door woonbebouwing, waardoor deze inrichtingen wat betreft milieucontouren worden begrensd. 4.3
Externe veiligheid
Bij het maken van ruimtelijke plannen is het van belang dat het bevoegd gezag rekening houdt met de risicocontouren rondom bedrijven en transportroutes. Bestemmingsplannen vormen bij uitstek het instrument om het aspect externe veiligheid, voor zover het betrekking heeft op ruimtelijke ordening, juridisch te verankeren en zo ongewenste situaties in de toekomst te voorkomen. Externe veiligheidsrisico's kunnen ontstaan door het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen en over transportroutes (weg en spoor) en het gebruik of de opslag van gevaarlijke stoffen bij inrichtingen. Één van de aandachtspunten bij het ontwikkelen van een plan waar mensen verblijven, zoals de voorgenomen ontwikkeling, zijn de externe veiligheidsrisico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en het spoor. Bepaald dient te worden of het vervoer van gevaarlijke stoffen consequenties kan hebben voor de gewenste ontwikkeling. Vooruitlopend op het Besluit externe veiligheid transportroutes (het ontwerp-Bevt is op 10 december 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden) volgt het externe veiligheidsbeleid uit de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (verder: de Circulaire). De Circulaire is op 20 juli 2012 in de Staatscourant gepubliceerd en is op 31 juli 2012 in werking getreden. Beoordeeld is of de genoemde risicobronnen een belemmering vormen op de ontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied. Overeenkomstig de Circulaire hoeven geen beperkingen aan het ruimtegebruik van een plan te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Het voorliggende plan is gelegen aan de Arnoud van Gelderweg te Grave. Deze weg maakt geen deel uit van een bij besluit aangewezen transportroute voor gevaarlijke stoffen. Uit de landelijke risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat er over de Arnoud van Gelderweg geen relevante transporten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Er zijn geen transportroutes binnen een straal van 200 meter rondom het plan waarover transporten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Geconcludeerd wordt dat als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het spoor geen beperkingen gelden voor het plan. 25 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Voor risicovolle activiteiten en/of risicovolle installaties bij inrichtingen worden ten aanzien van het milieuhygiënische aspect externe veiligheid regels gesteld in het Activiteitenbesluit milieubeheer (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer). In het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt aangesloten op de van toepassing zijnde publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS). Daarnaast is een aantal rechtstreeks geldende besluiten van belang waarin te respecteren veiligheidsafstanden en/of risicocontouren zijn opgenomen. Hierbij kan gedacht worden aan het Besluit risico's zware ongevallen (Brzo1999), het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik en het Vuurwerkbesluit. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, lpg-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. In het Bevi zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Deze zijn vertaald in de risiconormen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De bij het Bevi behorende ministeriële regeling "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) werkt de afstanden, de referentiepunten en de wijze van berekenen van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico verder uit ter uitvoering van het Bevi. Uit de landelijke risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen het invloedsgebied van risicovolle bedrijven. Het invloedsgebied geeft de ruimte aan waarbinnen aandacht dient te worden geschonken aan de externe veiligheidsaspecten. Nu het plan niet gelegen is in deze ruimte vormt het aspect externe veiligheid ten gevolge van bedrijven geen belemmering voor de planrealisatie. Bij de realisatie van plannen dient tevens rekening te worden gehouden met het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen waarvoor bepaalde aan te houden risicoafstanden gelden. Deze afstanden zijn onder andere afhankelijk van de aard van de stof, de druk waaronder deze wordt getransporteerd, de diepteligging en de diameter en wanddikte van de buisleiding. Ten aanzien van de externe veiligheid gaat het vooral om de risico's in het geval er iets fout gaat met een hogedruk aardgastransportleiding. Maar ook andere leidingen kunnen een aandachtsgebied voor externe veiligheid hebben die tot over het plan reikt. Bepaald dient te worden of eventueel aanwezige buisleidingen consequenties kunnen hebben voor het bouwplan. Het plangebied ligt ruim binnen het invloedsgebied van 2 risicobronnen: de hoge druk aardgasleiding Z-542-01-KR-042 en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Arnoud van Gelderweg en St Elisabethstraat. De oprichting van vier woningen leidt tot een marginale toename (4 x 2,4 personen = 10 personen (vgls. handreiking verantwoording groepsrisico)) van het aantal personen binnen het invloedsgebied van beide risicobronnen. Omdat er sprake is van een toename van de personendichtheid binnen het invloedsgebied van een hoge druk aardgasleiding dient conform art.12 Bevb het groepsrisico te worden verantwoord (Een groepsrisico berekening heeft eerder plaatsgevonden in het kader van de omgevingsvergunning betreffende Arnoud van Gelderweg 3-7. Beoordeling van de risico's door het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen, 13 november
). Omdat het berekend risico minder dan 0.1 van de oriënterende waarde is en de toename van het groepsrisico < 10% bedraagt kan met een beperkte verantwoording worden volstaan. 2013)
Scenario Het maatgevende scenario voor de gasleiding is een fakkelbrand. Voor het wegtransport is dit een BLEVE. De kans op dergelijke incidenten is erg klein. De woningen staan ruim binnen het invloedsgebied van beide risicobronnen: < 50 meter van de gasleiding en de weg. Dit betekent dat bij een incident letaliteit en ernstig gewonden slachtoffers te verwachten zijn. De gebouwen als zodanig zullen als gevolg van een incident waarbij een van de risicobronnen betrokken is waarschijnlijk verloren gaan.
26 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Beoordeling zelfredzaamheid. Aangenomen wordt dat de woningen niet door verminderd- of niet -zelfredzame personen bewoond gaan worden. Voor de beide scenario's in deze casus is vluchten het beste handelingsperpectief. Uit de toelichting blijkt dat de woningen zowel via de Arnoud van Gelderstraat, als via de achterzijde in de richting van de Elisabethstraat zijn te ontvluchten. De zelfredzaamheid wordt als goed beoordeeld. Beoordeling bestrijdbaarheid Fakkelbrand: een fakkelbrand is niet te bestrijden door een zeer hoge hittestraling, het vuur dooft na het afsluiten van de gastoevoer. De mogelijkheden voor de brandweer om op te treden zijn klein en beperkt zich tot het optreden in de schaduw van gebouwen en/of een afstand van circa 230 meter van de fakkelbrand. De bestrijdbaarheid van een fakkelbrand is slecht. BLEVE: De bestrijdbaarheid van een incident is afhankelijk van de opkomsttijd, de bereikbaarheid van de incident locatie en de beschikbaarheid van voldoende bluswater. De opkomsttijd voor de brandweer bedraagt 5½ minuut. De bluswatervoorziening is afgestemd op het aanwezige risicoprofiel. De bestrijdingsmogelijkheden zijn voldoende mits de tankwagen die LPG vervoert voorzien is van een hittewerende bekleding volgens het LPG convenant (Convenant LPG-autogas d.d. 22-06-2005). Indien dit niet het geval is zal het incident defensief worden bestreden waarbij de focus op het ontruimen van de omgeving ligt. Advies betreffende de externe veiligheid: Extra aandacht aan risicocommunicatie besteden. Voor dit scenario geldt dat vluchten de beste optie is. Om het vluchten te optimaliseren zijn twee zaken noodzakelijk: 1. voldoende vluchtmogelijkheden en 2 mensen moeten zich bewust zijn van het risico en weten hoe men het beste kan handelen ten tijde van een incident. Deze informatie gaat deel uit maken van informatie/documentatie die (potentiele) kopers en gebruikers ontvangen. Dit gegeven kan mee genomen worden in het besluit om zich op deze locatie vestigen. Hiermee wordt optimaal invulling gegeven aan eigen verantwoordelijkheid en het risicobewustzijn van de burger. De rapportage 2013.111.01-1 Externe veiligheid d.d. 8 november 2013 van adviesbureau Milieucoördinator is als bijlage 2, externe veiligheid toegevoegd. 4.4
Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid". In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten. Aangezien er woningen (geluidgevoelige object) in het plangebied wordt gerealiseerd, dient er akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden.
27 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in de Wet geluidhinder de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van (nieuw geprojecteerde) woningen en andere geluidgevoelige objecten. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) hoofdstuk VI, afdeling 1 bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone. Als in deze zone geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd dan dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De breedte van deze zone is afhankelijk van: de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied; het aantal rijstroken. In stedelijk gebied worden twee typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes: wegen met een of twee rijstroken: 200 meter; wegen met drie of meer rijstroken: 350 meter. In buitenstedelijk gebied worden drie typen wegen onderscheiden, met aan weerszijden van de weg de volgende zonebreedtes: wegen met een of twee rijstroken: 250 meter; wegen met drie of vier rijstroken: 400 meter; wegen met vijf of meer rijstroken: 600 meter. De volgende wegen hebben op grond van artikel 74 Wgh geen zone: wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied; wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur. In juli 2014 door milieukundig adviesbureau HMB BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3 Akoestisch onderzoek). Doel van het onderzoek is het berekenen van de geluidbelasting op nieuw te bouwen woningen als gevolg van wegverkeer conform Standaard RekenMethode 2 (SRM2) uit het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Uit het onderzoek volgt dat de gecorrigeerde gevelbelasting ten gevolge van de N324 hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, maar wel voldoet aan de maximale ontheffingswaarde. Maatregelen om de geluidbelasting tot beneden de voorkeursgrenswaarde te krijgen lijken niet reëel. Het is derhalve noodzakelijk om bij College van B&W in het kader van de Wet geluidhinder ontheffing aan te vragen voor een hogere grenswaarde. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft op 19 mei 2009 de beleidsregel Hogere Geluidsgrenswaarde vastgesteld. Dit besluit is op 11 juni 2009 in werking getreden. Hierdoor is op voorhand duidelijk in welke gevallen en onder welke voorwaarden ontheffing van de voorkeursgrenswaarde voor geluid kan worden verleend. Maatregelen aan de bron en/of geluidoverdracht om de geluidbelasting te verminderen zijn niet mogelijk of wenselijk. De gemeente heeft in de beleidsregel Hogere Geluidsgrenswaarde situaties opgenomen waardoor het mogelijk is om af te wijken van de voorkeursgrenswaarde. Voldoet een plan niet aan deze situatie dan is het toestaan van een hogere waarde niet mogelijk. Dit plan voldoet aan één van deze situaties, te weten: De woningen vullen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op. Het gaat om woningen die worden gebouwd in een planmatige verdichting van de woonbebouwing. Door de invulling van de open plek met vier patiowoningen wordt de begeleidende bebouwing langs de Arnoud van Gelderweg niet meer onderbroken door een verpauperde ruimte welke dienst deed als opslag van diverse materialen. De stedenbouwkundige structuur wordt hierdoor verbeterd. Tevens wordt door de invulling voldaan aan het beleid om nieuwbouw te realiseren zoveel mogelijk binnen stedelijk gebied. Conclusie: hogere grenswaarden kan worden aangevraagd. Het aanvraagformulier hogere grenswaarden is als Bijlage 4 Aanvraagformulier hogere grenswaarden toegevoegd bij dit plan. Binnengeluidniveau Elke woning voorziet in een geluidluwe gevel. Het Bouwbesluit vereist een karakteristieke gevelgeluidwering van minimaal 20 dB(A) en een binnengeluidniveau in de woning van ten 28 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
hoogste 33 dB. Aangezien de gecumuleerde ongecorrigeerde gevelgeluidbelasting hoger is dan 53 dB dient aanvullend onderzoek te worden verricht naar eventueel benodigde bouwkundige maatregelen opdat het maximaal toelaatbaar binnengeluidniveau in de woning is gewaarborgd. Het aanvullende onderzoek is in september 2014 door milieukundig adviesbureau HMB BV uitgevoerd. Op grond van het Bouwbesluit dient de uitwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht een karakteristieke geluidwering (GA;k) te hebben van minimaal 20 dB(A). Daarnaast mag de geluidbelasting binnen een verblijfgebied niet meer bedragen dan 33 dB, en binnen een verblijfsruimte niet meer dan 35 dB. Een verblijfsgebied is een cluster van één of meer op dezelfde verdieping gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toiletruimte, badruimte, technische ruimte of verkeersruimte. Een verblijfsruimte is een ruimte voor het verblijven van mensen (voor woningbouw in de regel de woonkamer, keuken, werkkamer, hobbyruimte en slaapkamers). Een verblijfsruimte maakt per definitie deel uit van een verblijfsgebied. Indien de geluidbelasting op de gevel derhalve hoger is dan 33 + 20 = 53 dB, dient door middel van berekening te worden aangetoond welke maatregelen noodzakelijk zijn opdat aan de in het Bouwbesluit genoemde eisen met betrekking tot de gevelgeluidwering wordt voldaan. Uit het onderzoek blijkt dat voldaan kan worden aan deze eisen. Het aanvullend onderzoek is als Bijlage 5 Aanvullend akoestisch onderzoek toegevoegd bij dit plan. Railverkeerslawaai Voor railverkeerslawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Er is van rechtswege (Wet geluidhinder) een zone gelegen langs iedere spoorlijn. De locatie voor de woningen ligt niet in een geluidszone van een spoorlijnen onderzoek is niet nodig. Industrielawaai Het plangebied is niet gelegen binnen een zone industrielawaai. Onderzoek naar de mogelijke geluidsbelasting ter plaatse van de woningen door industrielawaai is daarom niet noodzakelijk. Het aspect industrielawaai vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. 4.5
Luchtkwaliteit
De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen, waarvan stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste zijn. Met het van kracht worden van het NSL per 1 augustus 2009 zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 van 40 ìg/m3 aangepast. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni 2011. Het tijdstip waarop aan de normen voor NO2 moet worden voldaan is voor Nederland 1 januari 2015. Naast de introductie van het NSL is de invoering van het begrip “niet in betekenende mate bijdrage” (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als zowel de jaargemiddelde grenswaarde NO2 als PM10 niet meer toeneemt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van die stof. Dit betekent, kortweg, dat als de toename van de beide jaargemiddelde concentraties kleiner is of gelijk is aan 1,2 ìg/m3 (3% van 40 ìg/m3) een ontwikkeling kan worden beschouwd als een project die NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit. 29 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als: de ontwikkeling is opgenomen in het NSL; de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project; de gestelde grenswaarden van bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden; projectsaldering wordt toegepast. Afweging In de Regeling NIBM is voor een woningbouwlocatie een cijfermatige kwalificatie opgenomen wanneer zo’n project als NIBM kan worden beschouwd. De cijfermatige kwalificatie bedraagt 1.500 nieuwe woningen bij een ontsluitingsweg of 3.000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen, waarbij het wegverkeer zich evenredig over de beide ontsluitingswegen verdeelt. In het bestemmingsplan "4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave" worden in totaal 4 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Het plan kan, gelet op de cijfermatige kwantificatie uit de Regeling NIBM, daarom worden aangemerkt een NIBM-project. Conclusie Volgens artikel 5.16, lid 1 aanhef en onder c Wm levert de realisatie van het voorliggende plan geen belemmeringen op met betrekking tot de luchtkwaliteit. Het plan is realiseerbaar zonder maatregelen aangaande luchtkwaliteit te treffen. 4.6
Flora en Fauna
De Flora- en faunawet is per 1 april 2002 van kracht. In die wet is de zorgplicht, art. 2, opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Naast zorgplicht voor alle dieren en planten zijn in de Wijziging Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet van 25 januari van 2005 (Staatscourant, 2 februari 2005), drie tabellen opgenomen met een overzicht van beschermde inheemse dieren en planten. Ter voorkoming van verontrusting, verstoring, doden, vernieling van vaste rust- of verblijfplaatsen e.d. van beschermde soorten dient voorafgaand aan ontwikkelingen een inventarisatie plaats te vinden van de beschermde Flora- en faunasoorten, met daaraan gekoppeld een beschrijving van de effecten en de eventuele mitigerende (maatregelen om het fysisch effect van barrières te verminderen) en compenserende maatregelen om de eventuele negatieve effecten te beperken of te voorkomen. Op basis van de aangetroffen soorten dient er een afweging plaats te vinden voor de instandhouding van de biodiversiteit en hun ecotoop. De locatie is voor circa 60% verhard en wordt voor het overige deel gebruikt als opslag voor bestrating. Bomen en struiken zoals nog worden weergegeven op de luchtfoto van google maps zijn niet meer aanwezig. Op basis van bovenstaande is het aannemelijk dat de relatief geringe omvang van de locatie en de ligging ervan in bestaand stedelijk gebied, geen belemmering is vanuit het aspect flora en fauna. Een onderzoek is daarom niet noodzakelijk. 4.7 4.7.1
Water Relevant Beleidskader Waterschap Aa en Maas
Het plangebied ligt in het district van waterschap Aa en Maas. Het Waterschap is belast met het waterkwantiteitsbeheer en - kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater. Het beleid van de schappen is verwoord in het Waterbeheersplan met planperiode 2010 tot 2015 en voor stedelijk water in de Beleidsnota "Stedelijk waterbeheer".
30 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Preventie van overstromingen van de Maas staat voorop. De belangrijkste maatregel om aan de opgave voor veiligheid te voldoen, is de verbetering van 5 km Maasdijk. Daarnaast wil het Waterschap samen met gemeenten wateroverlast in stedelijk gebied voorkomen. Hierbij geldt het uitgangspunt vasthouden - bergen - afvoeren. Gemeenten worden gestimuleerd om regenwater niet langer op de riolering te zetten maar te bergen in het gebied. Het Waterschap stimuleert afkoppelen van regenwater door gemeenten te stimuleren met financiële bijdrage. 4.7.2
Gemeentelijk waterplan
De gemeente Grave en haar waterpartners (Waterschap Aa en Maas, Provincie NoordBrabant en Waterleiding maatschappij Brabant-water) hebben (gelijktijdig met de gemeenten Boxmeer, Cuijk, Mill en St. Hubert en St. Anthonis) een integraal waterplan opgesteld: Gemeentelijk Waterplan Grave, projectnummer 9S502, vastgesteld d.d. 27 februari 2009). De aanleiding hiervoor was de omslag in het denken en beleid rond water gedurende de afgelopen jaren: "in plaats van voort te borduren op het vertrouwde denken in waterbeheersing door technische ingrepen, is de nadruk komen te liggen op het aansluiten op de natuurlijke potenties van het landschap en het watersysteem (duurzaamheid principe)". Deze beleidsomslag is vastgelegd op Europees niveau in de Kaderrichtlijn Water en op Rijksniveau in de 4e Nota Waterhuishouding, de Nota Waterbeheer 21e Eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Op gemeentelijk niveau is deze beleidsomslag doorvertaald in de "Wet Gemeentelijke Watertaken". Hierin zijn voor de gemeente een drietal zorgplichten opgenomen: hemelwater, grondwater en afvalwater. Het waterplan heeft de status van kaderstellend beleidsplan. Het plan is hierdoor een "parapluplan" voor andere gemeentelijke plannen waarin water een rol speelt. Het plan kent echter geen directe planologische doorwerking. De waterdoelen en streefbeelden dienen wel door te werken in ruimtelijke afwegingen (bijvoorbeeld bestemmingsplannen). De doelstellingen zijn uitgewerkt als gebiedsspecifieke streefbeelden voor stedelijk- , landelijken natuurlijk gebied. Waterdoelen De gemeente wil op zijn minst voldoen aan de verplichtingen die vanuit hogere overheden op de gemeente afkomen: de Europese kaderrichtlijn Water, Het Nationaal Bestuursakkoord Water (stedelijke wateropgave) de "Wet Gemeentelijke Watertaken" etcetera. Daarnaast hebben de waterpartners 7 aanvullende waterdoelen geformuleerd: 4. Een veilig en gezond (grond)watersysteem in 2015. 5. Een veerkrachtig en duurzaam (grond)watersysteem in 2015. 6. Een optimaal functionerende waterketen in 2015. 7. Water als ordenend principe. 8. Recreatie en educatie. 9. Effectieve waterorganisatie. 10. Waterbewustzijn en watercommunicatie. Gebiedsspecifieke streefbeelden 2015 De beschreven aanvullende waterdoelen zijn algemene doelstellingen en kunnen in een natuurgebied anders uitgelegd worden dan in een stedelijk gebied. Om hier enige structuur in aan te brengen, is de gemeente ingedeeld in drie typen gebieden: Bebouwd gebied. Landbouw gebied. Natuurgebied. Voor het bestemmingsplangebied is overwegend het "streefbeeld bebouwd gebied" van belang: de waterhuishoudkundige functie is gericht op wonen en werken. Het water is aantrekkelijk, helder en schoon. Het is prettig om op of om het water te vertoeven of te recreëren. Het (schone) regenwater wordt zoveel mogelijk vastgehouden en ter plaatse 31 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
hergebruikt, geïnfiltreerd of geborgen. Voor waterberging is voldoende ruimte in of rondom het bebouwde gebied. Er treedt geen afwenteling op. Nieuwe ontwikkelingen hebben geen nadelige gevolgen voor het watersysteem en verbeteren het watersysteem en de waterketen waar mogelijk. Al het afvalwater wordt gezuiverd en de zuivering zuivert hoofdzakelijk afvalwater. Regenwater wordt in principe in het watersysteem gehouden. Verwerking afvalwater en regenwater van het plangebied De waterketen is "al het water dat door buizen wordt getransporteerd". Het deel van de waterketen waarbij water ("waar men zich van wil ontdoen") afgevoerd wordt naar de RWZI, wordt de afvalwaterketen genoemd. De waterketen ontvangt water uit het watersysteem door bijvoorbeeld onttrekkingen uit het grondwater. Daarnaast ontvangt de (afval)waterketen hemelwater (neerslag) dat op verharde (gerioleerde) terreinen valt. Het watersysteem ontvangt water uit de waterketen via hemelwaterlozingen. Daarnaast ontvangt het watersysteem water uit de afvalwaterketen via de lozingen van het effluent uit de rioolwaterzuivering. Bij hevige neerslag kan de afvalwaterketen de grote hoeveelheid water vaak niet aan en stort over op het watersysteem. Het water dat overstort bestaat uit met schoon hemelwater verontreinigd afvalwater. Op deze wijze veroorzaakt de afvalwaterketen mogelijk een verontreiniging van het watersysteem. Het afvalwater van de gemeente Grave wordt voor een deel gezuiverd in de RWZI Land van Cuijk te Haps (Gassel) en voor een deel in de RWZI Oijen (Grave, Velp etcetera). De inzameling van afvalwater binnen de bebouwde kommen en vanuit het plangebied vindt plaats door vrijvervalriolen. Het afvalwater wordt via gemalen en persleidingen getransporteerd naar de RWZI. Land van Cuijk heeft een vrij vertakt persleidingstelsel. De capaciteit van de persleidingen zit voor het grootste deel van het RWZI-gebied Cuijk aan het maximum. Daarom wordt er op gestuurd om bij eventuele uitbreidingen de hoeveelheid hemelwater extra te gaan beperken. De gebouwen maken deel uit van het bestaand stedelijk gebied. Gesteld kan worden dat de geplande woningen een verwaarloosbare invloed heeft op de lokale waterhuishouding. In mei 2015 heeft Aeres Milieu B.V. een beknopte waterparagraaf opgesteld. De aanleiding voor het opstellen van deze waterparagraaf is de voorgenomen (her)ontwikkeling van het plangebied en de verplichting hierbij ten minste hydrologisch neutraal te ontwikkelen. In aansluiting op het landelijk beleid hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht behoort te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen “hergebruik – infiltratie – buffering – afvoer” (afgeleid van de trits “vasthouden – bergen – afvoeren” doorlopen. Het doel van dit onderzoek is een beschrijving te geven van de manier waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van de voorgenomen herinrichting van het plangebied voor de waterhuishouding. Het doel is het voorkomen van waterproblemen, zoals wateroverlast en verdroging. In het verleden was ter plaatse grotendeels een klinkerverharding van circa 1.000 m 2 aanwezig. Dit is reeds voor een deel verwijderd. De verharding die nu aanwezig is, is circa 100 m2 t.b.v. de drie parkeerplaatsen aan de voorzijde, circa 200 m2 t.b.v. pad tussen kavel 02 en 03 en circa 150m2 t.p.v. kavel 01 (t.b.v. bouwplaats). De totale verharding van het oppervlak binnen het plangebied zal circa 1.224 m2 bedragen. Waterschap Aa en maas en de gemeente Grave gaan ervan uit dat nieuwe ontwikkelingen (minimaal) hemelwaterneutraal zijn. Afkoppeling van de neerslag afkomstig van de verharde oppervlakken is in principe mogelijk. Aan de (milieuhygiënische) randvoorwaarden kan worden voldaan. 32 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Toe te passen duurzame materialen: Hellende daken: dakpannen van beton of keramisch materiaal. Platte daken: beton of bekleed met EPDM rubber; APP en/of SBS gemodificeerd bitumen. Dakgoten en afvoerpijpen; PVC/PP/PE/ staal, aluminium of zink alle gecoat. Ontsluitingspaden / wegen / terrassen; voorzien van niet-uitloogbare materialen zoals keramische of betonproducten. Omdat de toename van het verhard oppervlak kleiner dan 2.000 m2 is, geldt vanuit de Algemene Regel geen verplichting tot de aanleg van een compensatie. Er is ook geen vergunning vereist. De gemeente Grave stelt dat hydrologisch neutraal ontwikkeld wordt. Door binnen het plangebied berging te voorzien en de neerslag ondergronds te infiltreren of vertraagd af te voeren, wordt hydrologisch neutraal ontwikkeld. Een ondergrondse voorziening door middel van infiltratiekratten is mogelijk. Door Aeres milieu is in juni 2015 een berekening gemaakt voor het benodigde aantal kratten. In totaal zijn 256 kratten nodig. Een krat heeft een afmeting van 0,6 x 1,2 meter en 0,4 m hoog. De benodigde oppervlakte bij een opstapeling van drie kratten is 62 m2. De benodigde kratten en dus ook de bijhorende berging kan ruimschoots in de ondergrond aangelegd worden. De onderzijde van een voorziening dient boven ca. 8,6 m +NAP aangelegd te worden (GHG + 0,5 meter). Geadviseerd is om de leemlaag ter plaatse van de toekomstige voorziening te doorboren of deze te vervangen door een beter doorlatend zandpakket inclusief een goed doorlatend geotextiel waardoor infiltratie/leegloop over de gehele breedte van de krat plaatsvindt. Het afgekoppelde hemelwater kan boven of ondergronds naar de voorziening afstromen. Bij ondergrondse voorzieningen dienen voldoende ontluchtingspunten en een zandvanger geplaatst te worden. Nabij de Arnoud van Gelderweg dient een noodoverloop aangelegd te worden om bij excessieve buien water af te voeren. Deze kan tevens dienen als ontluchtingspunt. De dimensies kunnen verminderd worden door de berging van water op de daken van de patiowoningen. Andere vormen of voorzieningen zijn toegestaan als de minimale berging maar gerealiseerd wordt (tevens afhankelijk van de leveranciers van de kratten). Door de aanleg van de voorziening wordt de locatie hydrologisch neutraal ontwikkeld en is geen wateroverlast te verwachten Het aspect water is hierdoor geen belemmering voor het plan. De watergraaf is als bijlage 6 toegevoegd bij dit plan. 4.8
Bodem
Bij het opstellen van bestemmingsplannen is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). In juli 2014 is door Milieutechniek ZVS Eemnes BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Doel van het onderzoek is de grond- en grondwaterkwaliteit voor het plangebied vast te leggen, teneinde inzicht te verkrijgen of er sprake is van bodemverontreiniging en zo ja, met welke parameters grond en grondwater zijn verontreinigd en of dit een belemmering vormt voor het nieuwe gebruik van het perceel.
33 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Er zijn lichte verontreinigingen aan zink, lood, PAK, minerale olie en PCB aangetroffen. Echter dergelijke gehalten komen regelmatig voor in Nederland en in bodemtypen waar in geringe mate (<1%) puin is waargenomen. Bovendien zijn de aangetroffen licht verhoogde gehalten geen ongewoon verschijnsel in de omgeving. Het grondwater is licht verontreinigd met barium, maar deze komt vaker (van nature) in dergelijke gehalten voor. Hoewel de hypothese 'onverdacht' komt te vervallen, is een nader onderzoek niet noodzakelijk. Er zijn geen milieutechnische belemmeringen voor de bestemming wonen. Er dient rekening gehouden te worden met het feit dat de toepassing van (licht verontreinigde) grond aan beperkingen onderhevig is. Indien gedurende de nieuwbouw grond vrijkomt en niet op de onderzoekslocatie kan worden verwerkt, dient de grond te worden voorzien van een kwaliteitsverklaring conform het Besluit bodemkwaliteit, dan wel te worden aangeboden aan een erkende verwerker. Het bodemonderzoek is als Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek toegevoegd bij dit plan. 4.9
Waterdoorlatendheid
In juni 2015 is door Milieutechniek ZVS Eemnes BV een doorlatendheidsonderzoek uitgevoerd om te bepalen op op de locatie een infiltratiesysteem voor hemelwaterafvoer kan worden toegepast. Het doel van het onderzoek is om de doorlatendheid te meten. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat de doorlatendheid van de grond (zowel onverzadigd als verzadigd) ruimschoots boven de 50 m/d lig, waardoor de bodem als zeer doorlatend wordt beoordeeld. Gezien deze doorlatendheid is de grond zeer geschikt voor hemelwaterinfiltratie. Op basis van eerder uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat de bodemopbouw op het gehele terrein vergelijkbaar is. Voor het gehele perceel wordt een zeer goede doorlatendheid verwacht. Het waterdoorlatendheidsonderzoek is als bijlage 8 toegevoegd bij dit plan. 4.10 Archeologie Op de cultuurhistorische waardenkaart van Noord-Brabant is het centrum van Grave aangeduid als archeologisch monument (nr. 16800). Op 13 maart 2012 heeft de gemeenteraad de Nota Archeologie Grave met de bijbehorende Archeologische beleidskaart Grave vastgesteld. Met dit beleid maakt de gemeenteraad gebruik van haar beleidsvrijheid ingevolge de Monumentenwet om voor gebieden met verschillende archeologische (verwachtings)waarden binnen de gemeente een vrijgesteld verstoringoppervlak en vrijgestelde diepte vast te stellen. Door met name de Archeologische beleidskaart Grave wordt het mogelijk om op perceelsniveau te zien of er sprake kan zijn van archeologische sporen. In januari 2007 is door RAAP Archeologisch Adviesbureau een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de plannen voor de bouw van woningen. Het bureauonderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het onderzoek was het verwerven van informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied.
34 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied op een hoger gelegen rivierduin ten zuiden van de Maas ligt. Vanwege de aanwezigheid van gradiëntsituaties en de gunstige omstandigheden voor de landbouw geldt voor het gebied een middelhoge tot hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen van zowel jager-verzamelaars (Paleolithicum en Mesolithicum) als landbouwers (Neolithicum t/m Nieuwe tijd). Verwacht wordt dat door de eeuwenlange vestingwerken en belegeringen, in het plangebied de informatie over de interne structuur van mogelijke vindplaatsen van jager-verzamelaars grotendeels verdwenen is. Omwille van dezelfde redenen wordt verwacht dat geen goed inzicht meer kan worden verkregen in het voorkomen van structuren. Uit onderzoek van historische kaarten van Grave in verschillende fasen van de vestingwerken is gebleken dat er zich in het plangebied mogelijk een onderdeel van deze vestingwerken bevindt. Het is duidelijk dat het kasteelbastion in het plangebied verwacht wordt. Specifiek ligt waarschijnlijk de oostflank van het bastion in het plangebied. Het is bekend dat de ondergrondse delen hiervan vaak bewaard zijn gebleven. Uitvoering van de geplande werkzaamheden zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van deze archeologische resten. Derhalve wordt aanbevolen de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van de archeologische resten nader vast te stellen door middel van een waarderend proefsleuvenonderzoek. Het proefsleuvenonderzoek dient voldoende gegevens op te leveren om uitspraken te kunnen doen over de behoudenswaardigheid van de vindplaats in situ of ex situ. Het uitgevoerde archeologisch onderzoek is als Bijlage 9 Archeologisch onderzoek toegevoegd bij dit plan. In 2011 is door ARCHAEO en RAAP een archeologische beleidskaart opgesteld. Hieruit blijkt dat het plangebied in categorie 3 valt (zie afbeelding).
Categorie 3 gebieden zijn gebieden van hoge archeologische waarde. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 100 m². Door te kiezen voor funderen op een betonplaat met vorstranden, waardoor de aanlegdiepte minder is dan 50 cm - MV worden de archeologische resten niet verstoord. Hiermee wordt voldaan aan het Verdrag van Malta, waarbij eventuele nog aanwezige bouwresten in de grond onaangeroerd mogen worden overbouwd. De ruimte voor de aanleg van nuts, riolering en infiltratiekoffer blijft beneden de 100 m2. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de realisatie van de woningen. Deze conclusie is voorgelegd bij ARCHAEO en RAAP. Beide hebben aangegeven akkoord te gaan met deze conclusie.
35 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
4.11 MER Per 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage (MER) in werking getreden. In het Besluit MER staat wanneer in Nederland een MER-procedure of een MERbeoordelingsprocedure doorlopen moet worden. De MER-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een nieuw project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, waardoor een milieueffectrapport nodig is. De voorgenomen ontwikkeling van het plangebied is van zodanig beperkte omvang dat een milieueffectrapport niet nodig is.
36 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
5
UITVOERBAARHEID 5.1
Economische uitvoerbaarheid
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken, planschade en kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten anderszins verzekerd zijn. De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt worden gerealiseerd in opdracht van de initiatiefnemer. De uit dit plan voorvloeiende kosten zullen door de initiatiefnemer worden bekostigd en drukken niet op de gemeentelijke begroting. Het kostenverhaal van de gemeente zal deel uitmaken van de anterieure overeenkomst, die met de initiatiefnemer wordt afgesloten. In deze overeenkomst wordt ook de afwenteling opgenomen bij eventuele planschade. Hierdoor is het kostenverhaal voor de gemeente Grave voldoende geborgd zodat afgezien kan worden het opstellen van een exploitatieplan. De gemeenteraad moet bij het vaststellen van het bestemmingsplan expliciet het besluit nemen om geen exploitatieplan vast te stellen (artikel 6.12, tweede lid, Wro). De economische uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan is niet in het geding. 5.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Uit artikel 3.10 van de Wabo is op te maken dat een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, en waarbij slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van art. 2.12, eerste lid sub a, onder 3º, de uitgebreide voorbereidingsprocedure moet volgen. Dit betekent dat de 'uniforme openbare voorbereidingsprocedure' (afd. 3.4 Awb) moet worden gevolgd. De ruimtelijke onderbouwing dient gedurende een periode van zes weken ter inzage worden gelegd. Een ieder kan hier vervolgens zienswijzen op indienen. 5.2.1
Zienswijzen
PM.
37 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
38 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Bijlagen bij toelichting
39 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
40 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Bijlage 1
Welstandsadvies
41 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
42 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Bijlage 2
Externe veiligheid
43 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
44 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Bijlage 3
Akoestisch onderzoek
45 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
46 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Bijlage 4
Aanvraagformulier hogere grenswaarden
47 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
48 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Bijlage 5
Aanvullend akoestisch onderzoek
49 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
50 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Bijlage 6
Waterparagraaf
51 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
52 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Bijlage 7
Verkennend bodemonderzoek
53 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
54 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Bijlage 8
Waterdoorlatendheidsonderzoek
55 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
56 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
Bijlage 9
Archeologisch onderzoek
57 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave
58 Ruimtelijke Onderbouwing 4 patiowoningen Arnoud van Gelderweg, Grave