Gemeente Ferwerderadiel BESTEMMINGSPLAN FERWERT BONGALOANE 2
Voorontwerp
BESTEMMINGSPLAN FERWERT BONGALOANE 2
CODE 121609 / 09-10-12
GEMEENTE FERWERDERADIEL 121609 / 09-10-12 BESTEMMINGSPLAN FERWERT - BONGALOANE 2 TOELICHTING INHOUDSOPGAVE
blz
1.
INLEIDING
1
1. 1. 1. 1.
1. 2. 3. 4.
1 1 2 2
2.
BELEIDSKADER
2. 1. 2. 2.
Aanleiding Ligging plangebied Planologische regeling Leeswijzer
Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid
3 3 4
3.
BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE EN INITIATIEF
5
3. 3. 3. 3.
1. 2. 3. 4.
5 5 6 8
4.
OMGEVINGSASPECTEN
11
4. 4. 4. 4. 4. 4. 4. 4. 4. 4.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
11 11 12 13 14 14 15 16 17 17
5.
JURIDISCHE PLANOPZET
5. 1. 5. 2. 6.
Huidige situatie Beschrijving initiatief Ruimtelijke inpasbaarheid Ruimtelijke kwaliteit
Noodzaak milieueffectrapportage Milieuzonering Wegverkeerslawaai Water Bodem Cultuurhistorie Ecologie Externe veiligheid Luchtkwaliteit Kabels en leidingen
Algemeen Toelichting op de bestemming
UITVOERBAARHEID
6. 1. 6. 2.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid
BIJLAGE Bijlage 1
Aanmeldnotitie MER
18 18 18 20 20 20
121609
blz 1
1. INLEIDING 1. 1. Aanleiding Ten zuidoosten Ferwert, aan de Bongaloane, is een agrarisch bedrijf aanwezig. Het betreft een gecombineerd bedrijf met twee hoofdtakken, namelijk een pluimveehouderij en een akkerbouwbedrijf. Als gevolg van de groei in de bedrijfsvoering en gewijzigde regelgeving omtrent dierenwelzijn, is de noodzaak ontstaan het bedrijf uit te breiden met een derde vleeskuikenstal. Echter, het heeft bedrijf op basis van het geldende bestemmingsplan onvoldoende uitbreidingsruimte. Hierdoor is de ontwikkeling in strijd is met het bestemmingsplan. De gemeente Ferwerderadiel wil in principe medewerking verlenen aan de ontwikkeling. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologische kader waarbinnen de gewenste uitbreiding van het agrarisch bedrijf mogelijk wordt gemaakt. 1. 2. Ligging plangebied Het plangebied betreft het perceel Bongaloane 2. Dit perceel ligt op ongeveer een kilometer ten zuidoosten van Ferwert. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op het gewenste agrarische bouwperceel. De ligging van het plangebied is gevisualiseerd in figuur 1.
Figuur 1.
De ligging van het plangebied
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 2
121609
1. 3. Planologische regeling Het agrarisch bedrijf is geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied 2000, dat is vastgesteld op 21 september 2000 en is goedgekeurd op 23 april 2001. Het bouwperceel is geregeld binnen de bestemming ‘Agrarische bedrijfsdoeleinden’. De gronden ter plaatse van de voorgestelde uitbreiding hebben de bestemming ‘Agrarisch gebied’. Hier is het oprichten van gebouwen en het gebruik van de gronden ten behoeve van een agrarisch bedrijf is niet toegestaan. 1. 4. Leeswijzer Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie en de voorgestelde ontwikkelingen. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen getoetst aan de omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 het juridische systeem toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan behandeld.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
121609
2.
blz 3
BELEIDSKADER
2. 1. Provinciaal beleid Streekplan Fryslân Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2006 “Om de kwaliteit van de romte”, vastgesteld op 13 december 2006. Met het Streekplan streeft de provincie naar een vitale en duurzame landbouw. In het landelijk gebied worden daarom buiten de natuurgebieden voldoende ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw geboden. Schaalvergroting speelt binnen de landbouw een belangrijke rol. Aangegeven wordt echter dat de maximale maat voor de omvang van een agrarisch bouwvlak minder belangrijk is dan het leveren van landschappelijk maatwerk. Bij het uitbreiden van het bouwvlak wordt aandacht gevraagd voor landschappelijke inpassing door het benutten van bestaande landschappelijke elementen. De akkerbouwbedrijven blijven geconcentreerd in Intensieve veehouderij komt onder andere voor bouwbedrijven. Er wordt enige groei verwacht in bouwbedrijven. De Verordening Romte Fryslân hiervan.
het noordelijk kleigebied. als neventak van akkerde tweede tak bij akkerstelt regels ten aanzien
Verordening Romte Fryslân Op 15 juni 2011 is de provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld. In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. In lid 3.3.1. van de verordening is gesteld dat een plan mag voorzien in schaalvergroting waarbij het agrarisch bouwperceel groter wordt dan 1,5 hectare, mits gemotiveerd wordt dat het bedrijf zorgvuldig binnen de kernkwaliteiten van het betreffende landschapstype en qua ontsluiting en milieusituatie wordt ingepast. Een onderbouwing hiervan is in paragraaf 3.4 opgenomen. Voorts is sprake van een goede ontsluiting van het bedrijf. In paragraaf 3.3 wordt hierop nader ingegaan. Hoofdstuk 4 gaat in op de milieutechnische inpasbaarheid. Het project is in overeenstemming met de Verordening Romte Fryslân. Provinciaal interim-beleid Op 27 april 2011 hebben Provinciale Staten ingestemd met provinciale beleid ten aanzien van onder andere intensieve veehouderijbedrijven. Hierin is opgenomen dat de provincie in principe niet meewerkt aan schaalvergroting van intensieve veehouderijbedrijven tot meer dan 300 NGE. Omgerekend betreft dit een uitbreiding tot 220.000 vleeskuikens. In dit plan wordt het aantal dieren vastgelegd op 170.000 (231,2 NGE).
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 4
121609
Op 21 december 2011 hebben Provinciale Staten ingestemd met het nieuwe provinciale beleid ten aanzien van veehouderijbedrijven in het algemeen. Gemeenten hebben hierin beleidsvrijheid als het gaat om bouwvlakken tot 1,5 hectare en dat voor bouwvlakken tussen 1,5 en 3 hectare maatwerk moet worden geleverd. De provincie zal, vooruitlopend op een herziening van de verordening, niet meewerken aan bouwvlakken groter dan 3 hectare. In dit geval gaat het om een bouwvlak van 2 hectare, waarbij maatwerk is geleverd in de vorm van een landschappelijk inpassingsplan. De realisatie en instandhouding van dit inpassingsplan wordt in dit bestemmingsplan gewaarborgd. 2. 2. Gemeentelijk beleid Nota van Uitgangspunten Buitengebied Ferwerderadiel De gemeente Ferwerderadiel werkt momenteel aan een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied. Het onderhavige bedrijf zal in dit nieuwe bestemmingsplan worden opgenomen. Ter voorbereiding hierop is een nota van uitgangspunten opgesteld. In de nota van uitgangspunten zijn gemeentelijke beleidskeuzes en richtinggevende uitspraken vertaald naar uitgangspunten voor het buitengebied. In de nota wordt ruimte geboden voor schaalvergroting. Agrarische bedrijven krijgen bouwmogelijkheden tot 1,5 hectare. Vergroting is mogelijk conform ‘De Nije Pleats’ , tot maximaal 3 hectare. Ruimte voor opslag, manoevreerruimte en vergisting worden buiten de nette bouwruimte gelaten. Bij de uitbreidingen dient de ruimtelijke kwaliteit te worden gerespecteerd. In dit geval wordt een bouwperceel van 2 hectare voorgesteld. In dit geval is geen ‘Nije Pleats-traject’ doorlopen. Wel is in dit bestemmingsplan een uitgebreide onderbouwing opgenomen van de inpassing van het bedrijf in het landschap. Intensieve (niet-grondgebonden) agrarische bedrijven worden specifiek bestemd, tenzij het gaat om een neventak bij een grondgebonden agrarisch bedrijf. Intensieve veehouderijbedrijven krijgen uitbreidingsmogelijkheden tot 3 hectare. In de kernrandzones geldt een terughoudend beleid ten aanzien van de ontwikkeling van intensieve veehouderijen. In dit geval kan de pluimveehouderij niet als neventak bij het agrarisch bedrijf worden beschouwd. Voor deze tak is daarom een specifieke regeling opgenomen. Het plan ligt niet in de kernrandzone van Ferwert. De ontwikkeling is daarom in overeenstemming met de beleidskaders uit de Nota van Uitgangspunten. Welstandsnota Ferwerderadiel Voor het grondgebied van de gemeente Ferwerderadiel is in 2004 de Welstandsnota Ferwerderadiel vastgesteld. Deze nota bevat gebiedsbeschrijvingen en toetsingscriteria van de verschillende gebieden binnen de gemeente. Het is bedoeld als toetsingskader voor welstandscommissie Hûs en Hiem voor nieuwe bouwplannen.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
121609
3.
blz 5
BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE EN INITIATIEF
3. 1. Huidige situatie De ontwikkeling vindt plaats bij een gecombineerd agrarisch bedrijf. Dit bedrijf ligt in het open agrarisch gebied, aan de doodlopende laan ten zuidoosten van Ferwert. Aan deze laan zijn twee agrarische bedrijven en een woonhuis gelegen. Direct rondom het onderhavige bedrijf liggen akkerbouwgronden. Het bedrijf kent twee hoofdtakken, namelijk een akkerbouwtak en een pluimveehouderij. Ten behoeve van deze activiteiten staan voorop het perceel de oorspronkelijke kop-hals-romp-boerderij met ten zuiden daarvan twee akkerbouwloodsen. Achter deze bebouwing zijn twee vleeskuikenstallen aanwezig. Het terrein tussen de gebouwen is geheel verhard. Aan de voorzijde van het bedrijf is het oorspronkelijke boerenerf nog duidelijk herkenbaar. Rondom dit erf liggen houtsingels. De achterzijde van het erf is open. Een luchtfoto van het plangebied en de directe omgeving is weergegeven in figuur 2.
Figuur 2.
Luchtfoto plangebied en directe omgeving
3. 2. Beschrijving initiatief Het initiatief betreft de uitbreiding van het bedrijf met een nieuwe vleeskuikenstal. Deze stal is naast de bestaande stallen, aan de zuidwestzijde van het bedrijf gesitueerd. De stal is qua vorm en formaat gelijk aan de bestaande, recentelijk gebouwde stal. De oppervlakte bedraagt 120 bij 26 meter. Voor het bouwen van de nieuwe stal is een uitbreiding van het bouwvlak van het agrarisch bedrijf tot een oppervlakte van 1,8 hectare nodig.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 6
121609
De beoogde inrichting van het bedrijf is weergegeven in figuur 3.
Figuur 3.
Beoogde inrichting bedrijfsperceel
In de nieuwe stal zullen 59.500 vleeskuikens worden gehuisvest. Hiermee komt het totaal aantal kuikens op 170.000. De omvang van het bedrijf komt hiermee op 231,2 NGE. Met het oog op gewijzigde regelgeving inzake dierenwelzijn, is een 20% extra staloppervlak nodig. Deze extra ruimte wordt in dit bestemmingsplan geboden, waardoor een bouwvlak met een oppervlakte van 2 hectare ontstaat. 3. 3. Ruimtelijke inpasbaarheid Functionele inpasbaarheid Het bedrijf betreft een gecombineerd intensief en grondgebonden agrarisch bedrijf. De ontwikkeling betreft een uitbreiding van de intensieve tak. Rondom de dorpen in Ferwerderadiel zijn zones bepaald waarbinnen de ontwikkeling van intensieve veehouderijbedrijven in principe niet is toegestaan. Het plangebied van dit bestemmingsplan is buiten deze zone gelegen. Voorts vindt de uitbreiding niet in de richting van woningen of andere milieugevoelige functies plaats. Volgens de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” kan op een afstand van 200 meter vanaf een pluimveehouderij onaanvaardbare hinder voor milieugevoelige functies redelijkerwijs worden uitgesloten. De intensieve veehouderijtak wordt in dit bestemmingsplan vastgelegd. Binnen een zone van 200 meter rondom deze locatie bevinden
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 7
zich geen milieugevoelige functies. In principe is de ontwikkeling dus inpasbaar op de gewenste locatie. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieutechnische inpasbaarheid in de omgeving. Verkeer en ontsluiting Het plangebied kent een zeer goede ontsluiting. De Bongaloane sluit aan op een regionale ontsluitingsweg, de Hegebeintumerdyk. Circa 200 meter richting het oosten sluit deze weg aan op de Stelling, die direct aansluit op de provinciale weg (N357). Deze wegen hebben voldoende capaciteit om extra verkeersbewegingen van en naar het bedrijf op te vangen. Aangezien het verkeer uitsluitend over doorgaande verkeersroutes rijdt en niet door woon- of andere verblijfsgebieden, ontstaat er als gevolg van de uitbreiding geen gevaarlijke of anderszins onwenselijk verkeerssituatie. Landschappelijke inpassing Bij de uitbreiding van een agrarisch bouwvlak tot groter dan 1,5 hectare is een verantwoorde inpassing in het landschap van groot belang. In dit geval wordt deze inpassing op twee manieren bereikt. Ten eerste door het aansluiten van de bebouwing, qua situering, bouwvorm en -massa, op de bestaande bebouwing. Hierdoor ontstaat een eenheid. Daarnaast worden langs de zijden van het bedrijfsperceel houtsingels aangelegd. De achterzijde van het perceel blijft open, hetgeen goed past in het open karakter van het achterliggende agrarische gebied. Op deze wijze wordt het perceel op een gebiedseigen wijze ingepast in het landschap. De aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing is in de juridische regeling gewaarborgd middels een voorwaardelijke verplichting. Het landschappelijke inpassingsplan is weergegeven in figuur 4.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 8
Figuur 4.
121609
Landschappelijk inpassingsplan
3. 4. Ruimtelijke kwaliteit Voor ontwikkelingen waarbij nieuwe bebouwing in het buitengebied wordt geïntroduceerd is het waarborgen en waar mogelijk verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving van belang. Dit is aanvullend van belang, aangezien het bouwperceel groter is dan 1,5 hectare (2 hectare), in welk geval gemotiveerd moet worden op welke wijze de regeling van de situering, omvang en invulling van het agrarisch bouwperceel, een zorgvuldige inpassing van het agrarisch bedrijf binnen de kernkwaliteiten van het betreffende landschapstype waarborgen. Deze paragraaf gaat hierop in. Het plangebied ligt volgens de kaart ‘landschapstypen’ behorende bij de Verordening Romte Fryslân op een kwelderwal. Het betreft het hoger gelegen deel van de kwelder. Deze zijn goed te herkennen doordat hierop de dorpen, waaronder Ferwert, ontstonden. De kwelderwal wordt verder gekenmerkt door akkerbouwgrond, vanwege de kwaliteiten van de bodem. Voor dit landschap gelden een aantal (themagerichte) kernkwaliteiten. In deze paragraaf worden deze kwaliteiten benoemd en wordt gemotiveerd hoe het plan hierbinnen wordt ingepast.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 9
Bodem en ondergrond Als kernkwaliteiten worden de kalkrijke zandige zeekleigronden genoemd. Perceelgebonden ontwikkelingen, zoals de onderhavige, doen geen afbreuk aan de structuren in de ondergrond. Hiervoor behoeven geen specifieke regels te worden opgenomen. Maat en schaal Het midden- tot grootschalige, open landschap wordt als kernkwaliteit aangehaald. De openheid en grootschaligheid van het landschap is in de omgeving duidelijk zichtbaar. De nieuwbouw vindt direct aansluitend op het bestaande bedrijf plaats. Door het clusteren van de bebouwing wordt de openheid van het landschap minimaal aangetast. De grootschaligheid werkt in het voordeel voor de ontwikkeling, aangezien een, in dit geval relatief beperkte, schaalvergroting goed in de schaal van het landschap past. Doordat dit bestemmingsplan niet meer uitbreidingsruimte biedt dan is aangevraagd, is gewaarborgd dat er geen grotere impact op het landschap plaatsvindt. Structuren Onder structuren worden de verhoogde ligging van veelal evenwijdig aan elkaar gelegen lineaire lijnen van kwelderwallen genoemd. Bij dit plan worden de bestaande hoogten in het landschap gehandhaafd en de bestaande structuren in het landschap gerespecteerd. Hiervoor behoeven geen specifieke regels te worden opgenomen. Dorpen De terpdorpen langs wegen op kwelderwallen vormen een belangrijke kernkwaliteit. Ferwert is een duidelijk voorbeeld van een dergelijk terpdorp. Het ligt aan de Ljouwerterdyk, die over de kwelderwal loopt. De uitbreiding van een agrarisch bedrijf, dat op enige afstand van Ferwert ligt, doet geen afbreuk aan de genoemde kernkwaliteit. Boerenerven De ligging van boerenerven langs wegen op de kwelderwal en sporadisch in de kweldervlakte wordt als kernkwaliteit beschouwd. Het onderhavige bedrijf ligt aan een eigen laan, meer solitair in het landschap. Dit bestemmingsplan draagt bij het aan behoud en de ontwikkeling van het boerenerf. Het oorspronkelijke erf met de kop-hals-romp-boerderij wordt hierbij behouden. Hiervoor behoeven geen specifieke regels te worden opgenomen.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 10
121609
Wegen Voor de wegen gelden de hoge ligging over de kwelderwal en de haaks hierop gesitueerde insteekwegen als kernkwaliteiten. Aangezien de ontwikkeling perceelsgebonden is en dus geen wijzigingen aan wegen voorstellen, wordt geen afbreuk gedaan aan deze kernkwaliteit. Hiervoor behoeven geen specifieke regels te worden opgenomen. Water De aanwezigheid van opvaarten richting de dorpen en op de rand van de kwelderwal is als kernkwaliteit aangemerkt. Rondom het plangebied liggen geen structuurbepalende watergangen. De bestaande watergangen rondom het plangebied worden gehandhaafd en plaatselijk opgewaardeerd in het kader van de verhardingscompensatie. Hiervoor worden los van het bestemmingsplan afspraken met het waterschap gemaakt. Verkaveling Als kernkwaliteit wordt de onregelmatige blokverkaveling genoemd. Deze kernkwaliteit is in de omgeving van het plangebied nog gedeeltelijk aanwezig. De uitbreiding van het bedrijf volgt de huidige verkavelingstructuur. Er wordt daardoor geen afbreuk gedaan aan de blokverkaveling. De begrenzing van het bouwperceel waarborgt dit. Beplanting De bij terpdorpen en boerenerven geconcentreerde beplanting vormt een kernkwaliteit voor het gebied. De beplanting op het onderhavige boerenerf wordt gehandhaafd en langs de zijden van het bouwperceel aangevuld met soortgelijke beplanting. De aanleg van deze beplanting wordt in dit bestemmingsplan gewaarborgd met een voorwaardelijke verplichting.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
121609
4.
blz 11
OMGEVINGSASPECTEN
4. 1. Noodzaak milieueffectrapportage In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlagen C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In bijlage C van het Besluit m.e.r. (C14) is de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van pluimvee of varkens opgenomen. Voor pluimvee gelden de volgende drempelwaarden: 85.000 stuks mesthoenders en 60.000 hennen. In dit geval wordt een uitbreiding met 59.500 vleeskuikens (mesthoenders) voorgesteld. De ontwikkeling is dus niet direct projectmer-plichtig. Omdat in bijlage D van het Besluit m.e.r. (D14) de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op meer dan 40.000 stuks pluimvee is opgenomen, geldt wel een mer-beoordelingsplicht. Hierbij geldt dat voor de gehele inrichting, dus 170.000 mestkuikens, moet worden beoordeeld of er mogelijk significante milieugevolgen zijn. Omdat het bestemmingsplan hiervoor kaderstellend is, is dit in beginsel planmer-plichtig. Op basis van jurisprudentie geldt echter dat als een plan de één-op-één inpassing is van een vergunde situatie waarbij al is beoordeeld dat geen m.e.r. noodzakelijk is, geen planmer voor het plan hoeft te worden gedaan. In dit geval is reeds een vergunning voor de ontwikkeling aangevraagd. Hierbij is een mer-beoordeling uitgevoerd. De bijbehorende aanmeldingsnotitie MER is opgenomen in bijlage 1. De conclusie van deze notitie is dat de ontwikkeling geen belangrijke negatieve milieueffecten kan veroorzaken. Het is dus niet noodzakelijk om een volledige mer-procedure te doorlopen. De milieueffecten van een pluimveehouderij zijn in hoofdzaak afhankelijk van de omvang van de veestapel (hierop is de drempelwaarde dan ook gebaseerd). Dit bestemmingsplan stelt ten opzichte van de uitgangspunten uit de Aanmeldnotitie MER geen uitbreiding van de veestapel voor en biedt hiervoor ook geen mogelijkheden (de aantallen dieren zijn vastgelegd). Er wordt daarom afgezien van het opstellen van een planmer. Mocht in de toekomst toch een uitbreiding van de veestapel wenselijk zijn, dan zal in het kader van de vergunningverlening een mer-beoordeling verplicht zijn. 4. 2. Milieuzonering In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 12
121609
Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het fokken en houden van pluimvee geldt milieucategorie 4.1, waarbij een richtafstand van 200 meter geld. De locatie van de stallen behorende bij deze intensieve tak van het agrarisch bedrijf is in dit bestemmingsplan vastgelegd. De afstand vanaf stallen tot het dichtstbijzijnde woonhuis bedraagt ruim 210 meter. Een akkerbouwbedrijf is aangewezen als activiteit uit milieucategorie 2, waarbij een richtafstand van 30 meter geldt. Het plangebied ligt op ruim 120 meter vanaf de dichtstbijzijnde woning van derden. Er wordt dus voldaan aan de richtafstanden. Bovendien vindt de uitbreiding van het bedrijf aan de achterzijde plaats, op minimaal 270 meter vanaf woningen. Het belangrijkste aspect voor het bepalen van de richtafstanden is geurhinder. In de Wet geurhinder veehouderij (Wgv) worden voorwaarden gesteld aan geurhinder als gevolg van veehouderijbedrijven. Voor pluimveehouderijen gelden geen normafstanden, maar geurnormen uitgedrukt in ‘odour units per m3 (OuE/m3)’. In de Aanmeldnotitie MER (bijlage 1) is de geurbelasting ter plaatse van geurgevoelige objecten bepaald. Geconcludeerd wordt dat aan de wettelijke normen wordt voldaan. Daarmee kan een goede woonsituatie ter plaatse van woningen blijvend worden gegarandeerd. Geconcludeerd wordt dat het plan niet leidt tot een onwenselijk milieusituatie. Vanuit de milieuzonering bestaan dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan worden voorgesteld. 4. 3. Wegverkeerslawaai Ten aanzien van geluidshinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidshinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Dit bestemmingsplan stelt geen nieuwe geluidsgevoelige functies voor. Een toets aan de Wgh is daarom niet noodzakelijk. Bovendien ligt het plangebied aan een doodlopende laan en niet binnen de geluidszones van wegen. Vanuit het aspect wegverkeerslawaai bestaan geen belemmeringen voor dit plan.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 13
4. 4. Water Vanwege het belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Bovendien is de watertoets een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure geworden. Wetterskip Fryslân is op de hoogte gesteld van de ontwikkeling via de digitale watertoets. Vanwege een forse toename aan verharding is de invloed van het project op de waterhuishouding mogelijk zodanig dat de normale procedure voor de watertoets dient te worden doorlopen. Het waterschap zal hiervoor een wateradvies opstellen. Op voorhand kan rekening worden gehouden met de volgende aspecten: Compensatie verharding Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat 10% van de toename verhard oppervlak wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Deze compensatie is bedoeld om wateroverlast door het versneld afvoeren van hemelwater vanaf de verhardingen te voorkomen. De ontwikkeling heeft een toename aan verharding met circa 2.500 m2 tot gevolg. Er dient dus 250 m2 nieuw oppervlaktewater te worden gerealiseerd. Deze compensatie kan worden gerealiseerd door aanwezige kavelsloten te verbreden. De aanvrager zal het waterschap hierover op de hoogte stellen in het kader van de aan te vragen watervergunning. Grondwateronttrekking Voor het realiseren van gebouwen of infrastructuur dient mogelijk het grondwaterpeil te worden verlaagd. Hiervoor is een vergunning of melding noodzakelijk. Dit geldt ook voor het lozen van onttrokken grondwater. Afvalwater en regenwatersysteem Het uitgangspunt is om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In dit geval kan schoon hemelwater vanaf de verhardingen worden afgevoerd op het oppervlaktewater. Waterkwaliteit De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn om verontreiniging van het water te voorkomen. In dit geval zal gebruik worden gemaakt van milieuvriendelijke (bouw)materialen. Voorts dient te worden voorkomen dat mest, voederresten en perssappen in het oppervlaktewater terecht komen. Hierbij moet voldaan worden aan het besluit Open teelt en Veehouderij. Drooglegging en waterpeilen Er dient rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 14
121609
Waterwet Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet. Proces Het definitieve wateradvies zal in deze paragraaf worden verwerkt. Het uitgangspunt is dat het plan een definitief positief wateradvies krijgt. 4. 5. Bodem Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico’s zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor wonen of een andere functie. De uitbreidingen van het agrarisch bedrijf vinden plaats op agrarische grond. Er zijn hier geen aanwijzingen voor verontreinigende activiteiten in het verleden. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het realiseren van de gebouwen is het verkrijgen van inzicht in de gesteldheid van de bodem noodzakelijk. Als blijkt dat de bodemkwaliteit zodanig is dat er risico’s voor de volksgezondheid optreden, zal er sanering plaats moeten vinden. Dit doet niet af aan de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Een bodemonderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure kan achterwege blijven. Bij het gebruik in de toekomst dient bodemverontreiniging te worden voorkomen. 4. 6. Cultuurhistorie Archeologie De Monumentenwet regelt onder andere dat er in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Uit deze kaarten blijkt dat de kans op het aantreffen van archeologische resten in het plangebied klein is. Op enige diepte bevinden zich mogelijk resten uit de steentijd. De provincie beveelt aan om bij ingrepen groter dan 5.000 m2 een archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Omdat de ingrepen als gevolg van de uitvoering van dit bestemmingsplan geringer van omvang zijn, is het niet noodzakelijk om in het kader van dit bestemmingsplan archeologisch onderzoek uit te voeren. Mochten bij de bodemingrepen toch archeologische resten worden aangetroffen, geldt op grond van artikel 53 van de Monumentenwet een meldingsplicht.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 15
Overige cultuurhistorische waarden De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening. Op de Cultuurhistorische kaart van de provincie is de Hallumertrekvaart aangewezen als dorpsvaart. Het behoud van deze vaart wordt in dit bestemmingsplan gewaarborgd. De ontwikkeling doet voorts geen afbreuk aan aanwezige (historische) structuren en kenmerken van het landschap die als cultuurhistorisch waardevol kunnen worden aangemerkt. 4. 7. Ecologie Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied. Ook liggen in de omgeving van het plangebied geen beschermde gebieden. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied betreft het Natura 2000-gebied de Waddenzee, die op ongeveer drie kilometer ten noordwesten van het plangebied ligt. Dit gebied maakt tevens deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit bestemmingsplan stelt de ontwikkeling van een pluimveehouderij voor. Mogelijke effecten voor natuurgebieden als gevolg van dergelijke ontwikkelingen zijn het gevolg van een toename aan stikstofdepositie. Aangezien de Waddenzee geen stikstofgevoelige natuurwaarden bevat, zijn (significant) negatieve effecten als gevolg van de ontwikkeling uit te sluiten. De Aanmeldnotitie MER (bijlage 1) gaat hier nader op in. Soortenbescherming De bescherming van soorten is vastgelegd in de Flora- en Faunawet. Volgens deze wet is een aantal planten- en diersoorten aangewezen die licht, middelzwaar of zwaar beschermd zijn. Voor licht beschermde soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten. Indien zwaarder beschermde soorten nadelige effecten van de ingreep ondervinden is een ontheffing noodzakelijk of dienen maatregelen te worden genomen.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 16
121609
De uitbreiding van het agrarisch bedrijf vindt plaats op een kavel akkerbouwland dat ten behoeve van huidige gebruik intensief in gebruik en beheer is. Het is niet aannemelijk dat het perceel een waardevol habitat voor beschermde flora- en fauna vormt. Voor de uitvoering van het plan worden geen opgaande beplantingen verwijderd. Ook worden geen sloten gedempt of gebouwen gesloopt. Strijdigheden met de Flora- en faunawet zijn dan ook redelijkerwijs uit te sluiten. Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. Het bestemmingsplan is op deze wijze uitvoerbaar. 4. 8. Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het agrarisch bedrijf ten zuidoosten van het plangebied is aangewezen als risicovolle inrichting, vanwege de aanwezigheid van een biogasopslag. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt echter niet binnen de invloedsfeer van deze inrichting. Daarnaast ligt op circa 30 meter ten zuiden van het plangebied een aardgastransportleiding. Een fragment van de risicokaart is weergegeven in figuur 5.
Figuur 5.
Fragment risicokaart Fryslân
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 17
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) houdt milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid vanuit het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. De leidingen hebben geen plaatsgebonden risicocontour. Wel ligt het plangebied binnen het inventarisatiegebied van de leiding. De uitbreiding van het agrarisch bedrijf heeft geen directe toename van het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied van de leiding tot gevolg. De ontwikkeling zal dan ook geen significant gevolg hebben voor het groepsrisico. De vleeskuikenstal is ook geen kwetsbaar object. Het is dan ook niet noodzakelijk om in het kader van dit bestemmingsplan het groepsrisico te verantwoorden. Wel zal het bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg worden voorgelegd aan de veiligheidsdiensten. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. 4. 9. Luchtkwaliteit Ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit is de Wet milieubeheer van kracht. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als: • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of; • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of; • een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging of; • een project is opgenomen in het NSL. In de Aanmeldingsnotitie MER (bijlage 1) zijn de effecten van het plan op de luchtkwaliteit beoordeeld. Geconcludeerd is dat het plan “Niet In Betekenende Mate bijdraagt” (NIBM-regeling) aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. 4. 10. Kabels en leidingen In en rondom het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die planologische beperkingen vormen voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied. Voor de gasleiding wordt een belemmeringenzone van 5 meter voorgeschreven, waarbinnen bodemingrepen worden tegengegaan. Omdat de leiding op meer dan 5 meter vanaf het plangebied ligt, is het niet noodzakelijk om deze zone in het bestemmingsplan te regelen.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 18
5.
121609
JURIDISCHE PLANOPZET
5. 1. Algemeen Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2008 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden. Het bestemmingsplan voldoet bovendien al aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. 5. 2. Toelichting op de bestemming Het gehele plangebied valt onder de bestemming “Agrarisch”. Binnen deze bestemming is het agrarisch grondgebruik mogelijk. Het agrarisch bedrijf wordt mogelijk gemaakt binnen de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf”. Binnen deze aanduiding is grondgebonden agrarische bedrijfsvoering mogelijk. Bedrijfsgebouwen behorende bij het bedrijf zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat is afgestemd op de bestaande gebouwen en de gewenste uitbreiding. De oppervlakte van dit bouwvlak bedraagt 2 hectare. De pluimveehouderij is mogelijk binnen de aanduiding “intensieve veehouderij”. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen behorende bij deze tak mag maximaal 10.400 m2 bedragen, waarmee met enige marge uitsluitend ruimte wordt geboden voor de drie veestallen plus 20% uitbreidingsruimte, waarmee kan worden ingespeeld op gewijzigde regelgeving inzake dierenwelzijn. Op basis van artikel 3, lid 3.5 onder k is het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het houden van meer dan 170.000 stuks pluimvee, het in de mer-beoordeling beoordeelde aantal, uitgesloten. Hiermee is gewaarborgd dat er geen verder uitbreiding van de veestapel plaatsvindt.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 19
De aanleg en instandhouding van het landschappelijk inpassingplan (beplantingsplan) is in de regels gewaarborgd middels een voorwaardelijke verplichting. Deze verbiedt de nieuwbouw binnen het nieuwe gedeelte van het bouwvlak (aangeduid als “specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting) te gebruiken wanneer de landschappelijke inpassing niet is aangelegd of niet in stand wordt gehouden. Dit wordt geregeld in artikel 3, lid 3.5 onder l.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 20
6.
121609
UITVOERBAARHEID
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Wat dat betreft wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. 6. 1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure. Op basis van de Inspraakverordening zal inspraak verleend worden op het voorontwerpbestemmingsplan. Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan vindt verder het overleg met diensten van Rijk en Provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties plaats. De resultaten hiervan worden in dit bestemmingsplan verwerkt. Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage aangeboden voor zienswijzen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid voor het indienen van zienswijzen door een ieder. Eventueel ingekomen zienswijzen worden al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan. Het plan wordt door de gemeenteraad vastgesteld binnen 12 weken na ter inzage legging. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. 6. 2. Economische uitvoerbaarheid Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie). Financiële haalbaarheid De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor uitvoering van het plan worden gedragen door de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over voldoende financiële middelen beschikt om de uitbreiding van het bedrijf te kunnen realiseren Grondexploitatie Het doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 21
In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. In dit plan is het kostenverhaal geregeld in een exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Verder worden de plankosten via leges op de initiatiefnemer verhaald. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en wordt van het vaststellen van een exploitatieplan afgezien.
===
Bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: Voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
BIJLAGE 1
AANMELDNOTITIE MILIEUEFFECTRAPPORTAGE
AANVRAGER: V.O.F. Reitsma-Hazelhoff Bongaloane 2 9172 GS FERWERT
LOCATIE BEDRIJF: Bongaloane 2 9172 GS FERWERT
Handtekening initiatiefnemer
Dhr. S.J. Reitsma
AANMELDNOTITIE MILIEUEFFECTRAPPORTAGE
Initiatieflocatie:
Bongaloane 2 9172 GS FERWERT
Initiatiefnemer:
V.O.F. Reitsma-Hazelhoff Bongaloane 2 9172 GS FERWERT
Adviseur/contact:
Hendrix UTD B.V. Postbus 1 5830 MA BOXMEER Projectleider J.H.M. Wilms tel. 06-22 420 141
[email protected] Opsteller J.H.M. Wilms tel. 06-22 420 141
[email protected]
Datum:
12-6-2012 Disclaimer: Hendrix UTD B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van resultaten van dit rapport of de toepassing van adviezen.
INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 1.1 1.2 1.3 1.3 HOOFDSTUK 2 2.1 2.2 2.3 2.4 HOOFDSTUK 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 HOOFDSTUK 4 4.1 4.2 4.3 4.4 HOOFDSTUK 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 HOOFDSTUK 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11 6.12 HOOFDSTUK 7
INLEIDING................................................................................................................................... 2 Gegevens initiatiefnemer........................................................................................................... 2 Beschrijving voorgenomen activiteiten ..................................................................................... 2 Bevoegd gezag ........................................................................................................................... 2 Ligging van de locatie ................................................................................................................. 3 MOTIVERING VAN DE ACTIVITEIT .............................................................................................. 4 Doelstelling ................................................................................................................................ 4 Locatiekeuze .............................................................................................................................. 4 Toekomstige ontwikkelingen ..................................................................................................... 4 Tijds en planning ........................................................................................................................ 5 KENMERKEN VAN DE ACTIVITEIT ............................................................................................... 6 Aard en omvang van de activiteit .............................................................................................. 6 Productieproces ......................................................................................................................... 6 Wijze van aanleg ........................................................................................................................ 6 Grond- en hulpstoffen ............................................................................................................... 8 Afvalstoffen................................................................................................................................ 8 WET- EN REGELGEVING ............................................................................................................. 9 Europees beleid ......................................................................................................................... 9 Nationaal beleid ....................................................................................................................... 10 Provinciaal beleid ..................................................................................................................... 13 Gemeentelijk beleid ................................................................................................................. 14 KENMERKEN VAN DE LOCATIE ................................................................................................. 15 Landbouwontwikkelingsgebied (LOG) Egchelse Heide ............................................................ 15 Natura 2000-gebieden ............................................................................................................. 15 Zeer kwetsbare natuurgebieden (wav-gebieden).................................................................... 15 Ecologische hoofdstructuur ..................................................................................................... 16 Gevoelige objecten .................................................................................................................. 16 Flora- en fauna ......................................................................................................................... 18 Landschap ................................................................................................................................ 19 Archeologie .............................................................................................................................. 20 Externe veiligheid .................................................................................................................... 20 HET VOORNEMEN .................................................................................................................... 21 Bedrijfsontwikkelingsplan ........................................................................................................ 21 Ventilatie en luchtwassers ....................................................................................................... 21 Best beschikbare technieken ................................................................................................... 21 Varkensbesluit ......................................................................................................................... 24 Bodem ...................................................................................................................................... 24 Afvalstoffen.............................................................................................................................. 25 Water ....................................................................................................................................... 26 Calamiteiten............................................................................................................................. 27 Ammoniakemissie en -depositie .............................................................................................. 28 Geuremissie ............................................................................................................................. 29 Fijn stof emissie ....................................................................................................................... 30 Geluidemissie ........................................................................................................................... 32 Conclusie .................................................................................................................................. 35 Bijlagen .................................................................................................................................... 36
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
1
HOOFDSTUK
1.1
1.2
1
INLEIDING
GEGEVENS INITIATIEFNEMER Naam: Inrichtingsadres: Postcode en Plaats: Gemeente:
V.O.F. Reitsma-Hazelhoff Bongaloane 2 9172 GS FERWERT Ferwerderadiel
Kadastraal bekent:
Ferwert; sectie E nummer(s) 277, 278, 279 en 469
BESCHRIJVING VOORGENOMEN ACTIVITEITEN Het voornemen betreft de uitbreiding van de bestaande inrichting, nl. een vleeskuiken- en akkerbouwbedrijf. In deze aanvraag gaat het om de uitbreiding met een nieuwe vleeskuikenstal voor 59.500 vleekuikens. In de beide bestaande stallen wijzigt het aantal dieren niet. Op basis van artikel 7.8, lid 1 van het Besluit milieueffectrapportage zijn in onderdeel D van de bijlage van dit besluit activiteiten aangewezen waarvoor door het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Tot deze activiteiten behoort het oprichten van een vleeskuikenhouderij met meer dan 40.000 plaatsen voor vleeskuikens. Een oprichting met 59.500 vleeskuikens betekent dat de m.e.r.beoordelingsplicht van toepassing is. Voor vleeskuiken kan ook de rechtstreekse MER-plicht van toepassing zijn. In het Besluit milieueffectrapportage, onderdeel C, categorie 14.1 is voor vleeskuikens de dempelwaarden 60.000 vleeskuikens opgenomen als activiteit. Dit betekent dat vooralsnog geen milieueffectrapportage (MER) hoeft te worden opgesteld.
1.3
BEVOEGD GEZAG De gemeente Ferwerderadiel is het bevoegd gezag voor de Aanmeldnotitie MER en de aanvraag omgevingsvergunning. De Provincie Friesland is het bevoegd gezag voor de beoordeling Natuurbeschermingswetvergunning 1998.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
2
1.3
LIGGING VAN DE LOCATIE Kadastrale ligging en plaatselijke bekendheid De uitbreiding vindt plaats op het perceel, kadastraal bekend gemeente Ferwert, sectie E, nummer 277, 278, 279 en 469, plaatselijk bekend als Bongaloane 2 te Ferwert. De ligging van de bedrijfslocatie is weergegeven op de luchtfoto van figuur 1.1. In deze figuur is de plaats van de locatie weergegeven binnen de rode cirkel. De nieuw geplande bebouwing is in het blauw aangegeven.
Figuur 1.1: Luchtfoto
Ligging binnen het bestemmingsplan Op het perceel rust volgens het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied 2000’ de bestemming ‘agrarisch gebied’. Voor de besaande bebouwing is een bouwblok aanwezig. Een bouwblok is nog niet aanwezig. Hiervoor wordt een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik met het bestemmingsplan aangevraagd (art. 2.1 lid 1 onderdeel c Wabo). In hoofdstuk 4 en 5 wordt nog nader ingegaan op het bestemmingsplan.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
3
HOOFDSTUK
2.1
2
MOTIVERING VAN DE ACTIVITEIT
DOELSTELLING
Hoofddoel
De nieuw te bouwen stal gaat vleeskuiken huisvesten. De stal moet voldoen aan alle verplichtingen uit onder andere de Wet milieubeheer en het Vleeskuikenbesluit 2010. De oprichting heeft voldoende bedrijfseconomisch perspectief voor de toekomst, zodat geïnvesteerd kan worden in een duurzame en maatschappelijke verantwoorde veehouderij. De belangrijkste eisen hierbij zijn welzijn, gezondheid, voedselveiligheid, minimalisering van emissies (ammoniak, geur en stof) en de afzet dierlijke mest.
Nevendoel
Het nevendoel van de voorgenomen activiteit is het houden van gezonde vleeskuikens. Een goede gezondheid is een belangrijk aspect voor het welzijn van het vleeskuiken en heeft duidelijk invloed op de technische resultaten. Om te kunnen produceren tegen een lagere kostprijs met behoud van kwaliteit van het eindproduct zijn gezonde dieren noodzakelijk. Insleep van ziekten van buitenaf wordt tegen gegaan door het gebruik van een ‘schone en vuile weg’ en bedrijfs allin en out.
2.2
LOCATIEKEUZE Het betreft hier een uitbreiding van een bestaand bedrijf in het agrarisch buitengebied De locatie biedt de ruimte om de aangevraagde situatie te realiseren en heeft een geschikte ligging ten opzichte van kwetsbare en te beschermen objecten in de omgeving. De locatie is niet gelegen in de directe nabijheid van Natura 2000-gebieden, Wav-gebieden of overige zeer kwetsbare natuurgebieden. Verder zijn in de omgeving hoofdzakelijk veehouderij aanwezig en relatief weinig burgerwoningen. De locatie is ook ver genoeg verwijderd van de bebouwde kom van Ferwert.
2.3
TOEKOMSTIGE ONTWIKKELINGEN De realisatie van de vleeskuikenstal is onderdeel van een toekomstplan voor de langere termijn. Samen met de akkerbouwtak ontstaat er een sterk 2-taks bedrijf. Hiermee is de continuïteit van de bedrijfsvoering op de langere termijn gewaarborgd. Verdere uitbreiding met vleeskuikens is de eerste 3 tot 5 jaar niet gepland.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
4
2.4
TIJDS EN PLANNING In het geval positief wordt besloten op deze Aanmeldnotitie MER en is vastgesteld dat geen Milieueffectrapportage (MER) hoeft te worden opgesteld, zal direct een aanvraag om een omgevingsvergunning worden ingediend. De verwachting is dat in de winter 2012/2013 de gewenste omgevingsvergunning is verleend, zodat daarop aansluitend voorjaar van 2013 de vleeskuikenstal gebouwd kan worden. Voorgesteld planning: • Beoordeling NBwet: reeds binnen 24 mei 2012 • Indienen Mer-aanmeldnotitie medio week 24/25 • Beoordeling Mer-aanmeldnotitie op inhoud en ontvankelijkheid: door gemeente, volgens geldende termijn. • Publicatie Mer-beoordelingsbesluit: medio week 30/31 (16/23 juli 2012) • Publicatie Mer-beoordelingsbesluit gedurende 6 weken ter inzage • Indienen aanvraag omgevingsvergunning: week 30/31 (16/23 juli 2012) • Beoordeling aanvraag op inhoud en ontvankelijkheid: door gemeente, volgens geldende termijn. • Publicatie ontwerp-beschikking aanvraag omgevingsvergunning: volgens geldende termijn maximaal 26 weken. • Publicatie ontwerp-beschikking gedurende 6 weken ter inzage. • Publicatie definitieve beschikking gedurende 6 weken ter inzage.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
5
HOOFDSTUK
3.1
3
KENMERKEN VAN DE ACTIVITEIT
AARD EN OMVANG VAN DE ACTIVITEIT De voorgenomen activiteit heeft tot doel het realiseren van een varkensbedrijf welke voldoet aan alle verplichtingen uit de Wet milieubeheer en de IPPC-richtlijn. Uiteraard worden in het voorgenomen plan de eisen voor dierwelzijn in acht genomen.
Vergunde situatie
De vergunde situatie bestaat uit 2 vleeskuikenstallen voor 51.000 en 59.500 vleeskuikens (Rav-code E5.6).
Aangevraagde situatie
De aangevraagde situatie bestaat uit de uitbreiding met een vleeskuikenstal voor 59.500 vleeskuikens (Rav-code E5.11). De stal wordt voorzien van een warmtewisselaar welke zorgt voor ammoniak- en geurreductie (BWL 2010.13.V2). De wisselaar zorgt ook voor een extra stof reductie (Rav-code E7.6 en BWL 2011.02). De bestaande stal 6 wordt daar ook mee uitgerust. Stal 4 wordt alleen met de warmtewisselaar, zonder de extra stofreductie, uitgerust. De aangevraagde situatie voldoet aan het Besluit Huisvesting. Het bedrijfsontwikkelingsplan, de kadastrale situatietekening, de milieutekening en de dimensioneringsplannen zijn opgenomen in de bijlagen.
3.2
PRODUCTIEPROCES Binnen de inrichting worden alleen vleeskuikens gehouden. Daarnaast zijn er natuurlijk de akkerbouwactiviteiten. De vleeskuikens worden gelijktijdig voor de 3 stallen op het bedrijf aangevoerd als ééndagskuikens met een gewicht van ca. 40 gram. De vleeskuikens worden na ca. 42 dagen afgevoerd naar de slachterij met een gemiddeld kopplegewicht van ca. 2,2 kg. Naast aanvoer van kuikens, droog mengvoer en granen worden hulpproducten zoals strooisel, diergeneesmiddelen en reinigingsmiddelen aangevoerd. Verder worden mest, kadavers, reinigigswater (als mest) en dieren afgevoerd. Binnen de inrichting zijn voorzieningen aangebracht voor de ventilatie en verwarming van de stallen en de opslag en de dosering van het voer voor de dieren.
3.3
WIJZE VAN AANLEG De voorgenomen activiteit behelst de bouw van een nieuwe vleeskuikenstal en wordt voorzien van een emissiearm stalsysteem. Deze warmtewisselaar (BWL 2010.13.V2 stal 4,6 en 7 gecombineerd met BWL 2011.02 in stal 6 en 7) met ammoniak- geur- en stofreductie voldoet aan het besluit huisvesting. De beide bestaande stallen worden ook met deze warmtewisselaar uitgerust. Voor de voorgenomen activiteit is een omgevingsvergunning noodzakelijk voor zowel de
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
6
activiteit bouwen van een bouwwerk (art. 2.1, lid 1 onderdeel a Wabo), voor strijdig gebruik met het bestemmingsplan (art. 2.1 lid 1 onderdeel c Wabo) en voor het veranderen van een inrichting (art. 2.1, lid 1 onderdeel e Wabo). Voor de omgevingsvergunning is het College van Burgemeesters en Wethouders van de Gemeente Ferwerderadiel het bevoegde gezag. De aanleg zal plaatsvinden conform de verleende omgevingsvergunning.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
7
3.4 Veevoer
GROND- EN HULPSTOFFEN Binnen de inrichting wordt alleen droog mengvoer en granen toegepast. Het droge mengvoer wordt opgeslagen in polyester silo’s met een totale opslagcapaciteit van 235 ton / 360 m3 en de granen in stalen silo’s met een capaciteit van 600 ton. Het verbruik wordt geraamd op circa 4.500 ton per jaar. Een beschrijving van de voerstrategie staat in paragraaf 6.3.
Water
Voor de reiniging van de inrichting, reiniging van voertuigen, voor de luchtwassers en voor drinkwater van de dieren wordt leidingwater gebruikt. Het totale 3 watergebruik na realisatie wordt geraamd op 7.500 m per jaar. Een beschrijving van de toepassing van water en de getroffen maatregelen om het verbruik te beperken staat in paragraaf 6.3. Aardgas/propaan
Na de realisatie van de voorgenomen activiteit zal aardgas verbruikt gaan worden 3 in een geraamde hoeveelheid van 70.000 m /jaar en 10 m3 propaan. Een beschrijving van de toepassing van aardgas en de getroffen maatregelen om het verbruik te beperken staat in paragraaf 6.3.
Elektriciteit
Na de realisatie van de voorgenomen activiteit zal elektriciteit verbruikt gaan worden in een geraamde hoeveelheid van 220.000 kWh/jaar. Een beschrijving van de toepassing van elektriciteit en de getroffen maatregelen om het verbruik te beperken staat in paragraaf 6.3.
Diesel en petroleum
Het verbruik van diesel komt op: 20 m3 diesel
3.5
AFVALSTOFFEN Binnen de inrichting komen gevaarlijke afvalstoffen en niet-gevaarlijke afvalstoffen vrij, zoals kadavers, meststoffen, restafvalstoffen, verpakkingsmateriaal, papier, GFT, en restanten medicijnen. Daarnaast komt binnen de inrichting bedrijfsafvalwater vrij en biologisch spuiwater (meststof) afkomstig van het wassen van de ventilatielucht. Voor omvang, afvoer en preventie van deze stoffen wordt verwezen naar paragraaf 6.6
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
8
HOOFDSTUK
4
WET- EN REGELGEVING
In dit hoofdstuk wordt de meest relevante wet- en regelgeving kort toegelicht. In de navolgende hoofdstukken 5 en 6 wordt het verder uitgewerkt.
4.1
EUROPEES BELEID
IPPC-richtlijn
De IPPC-richtlijn (Europese Richtlijn 96/61/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) verplicht de lidstaten van de Europese Unie om grote milieuvervuilende bedrijven te reguleren middels een integrale vergunning gebaseerd op de best beschikbare technieken (BBT). In Nederland is de richtlijn in de Wet milieubeheer (Wm) en in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) geïmplementeerd. In de IPPC-richtlijn is bepaald dat emissies naar bodem, water en lucht moeten worden voorkomen en, wanneer dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk worden beperkt. Alle passende maatregelen tegen verontreinigingen moeten worden getroffen door toepassing van de best beschikbare technieken (BBT). De IPPC-richtlijn is van toepassing op installaties voor meer dan 40.000 vleeskuikens (Rav E5). Ten aanzien van de aangevraagde situatie: De aanvraag betreft valt daarmee onder de werkingssfeer van de IPPC-richtlijn.
Vogel- en Habitatrichtlijn
De Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG en de Richtlijn 92/43/EEG) hebben tot doel om de in het wild levende vogels, de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna in de gehele Europese Unie in stand te houden. Elke lidstaat is verplicht om speciale beschermingszones vast te stellen. Deze gebieden vormen samen één Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Met de wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: NBwet) is beoogd de gebiedsbescherming van de Habitat- en Vogelrichtlijn te implementeren. Deze wet is op 1 oktober 2005 in werking getreden (Stb. 2005, 473) en gewijzigd op 1 februari 2009. Ten aanzien van de aangevraagde situatie: De locatie ligt op ca. 12,9 km van het Natura 2000-gebied “Duinen Ameland”. Voor het voornemen is een beoordelingsverzoek Natuurbeschermingswetvergunning 1998, gedateerd 7 maart 2012, bij de provincie Friesland ingediend.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
9
4.2 Natuurbeschermingswet
NATIONAAL BELEID De Natuurbeschermingswet is op 1 oktober 2005 in werking getreden. Zowel de Natura 2000-gebieden als de beschermde natuurmonumenten worden beschermd. Voor ingrepen die significante, negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden is een vergunning nodig. Op 1 februari 2009 is een wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Bestaand gebruik in en rond Natura-2000 gebieden valt tot aan de inwerkingtreding van de beheersplannen niet meer onder de vergunningsplicht, tenzij het gaat om situaties waarbij de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied in gevaar komt. Onder bestaand gebruik worden alle activiteiten verstaan die op 7 december 2004 in en om Natura 2000-gebieden plaatsvonden of werden verricht en sindsdien niet wezenlijk zijn veranderd. Bij inwerkingtreding van de Crisis- en Herstelwet is de vergunningplicht in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 vervallen, indien de stikstofdepositie (eventueel met behulp van extern salderen) van een veehouderij op Natura 2000-gebieden gelijk blijft of afneemt ten opzichte van deze referentiedatum (voor zover er geen andere effecten op het Natura 2000-gebied te verwachten zijn). Ten aanzien van de beoordeelde situatie: Op 24 mei2012 heeft de provincie bij brief mede gedeeld dat een Natuurbeschermingswetvergunning niet vereist is. Toetsing van de ingediende stukken door de provincie Friesland laat zien dat de depositie op 0 uitkomt. Daarmee is er geen sprake van significante toename van depositie.
Flora- en faunawet
Deze wet beschermt planten- en diersoorten. Dit betekent dat het verboden is om beschermde dieren te verontrusten, verjagen, vangen of te doden. Ook rust- en voortplantingsplaatsen mogen niet worden verontrust of beschadigd. Beschermde planten mogen niet worden beschadigd of gedood. Voor handelingen die mogelijk schadelijk kunnen zijn voor beschermde soorten, moet een ontheffing worden aangevraagd. In de FF-wet worden beschermde soorten in drie categorieën opgedeeld: 1. algemene soorten (FF1): deze categorie is voor de meeste activiteiten vrijgesteld voor een ontheffingsaanvraag. 2. overige soorten (FF2): deze categorie is eveneens voor de meeste activiteiten vrijgesteld voor een ontheffingsaanvraag, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door het Ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode. 3. streng beschermde soorten (FF3): voor deze categorie wordt beperkt vrijstelling verleend. Voor ruimtelijke ontwikkelingen moet altijd een ontheffing worden aangevraagd. Ten aanzien van de aangevraagde situatie: Het perceel waar gebouwd gaat worden is al sinds jaar en dag in gebruik als akkerland en wordt elk jaar geploegd en bewerkt. Het is onwaarschijnlijk dat op het perceel beschermde planten- of diersoorten aanwezig zijn. Een ontheffing lijkt op voorhand niet noodzakelijk.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
10
Wet ammoniak en veehouderij
Op 8 mei 2002 is de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) in werking getreden. De Wav bevat regels aangaande de gevolgen van ammoniakemissie van veehouderijen. Sinds de wetswijziging van 17 februari 2007 richt de wet zich alleen op de bescherming van zeer kwetsbare gebieden. Zeer kwetsbare gebieden zijn aangewezen door de Provincie Friesland. De Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) is laatstelijk gewijzigd op 29 juni 2010. Ten aanzien van de aangevraagde situatie: De locatie is niet gelegen in een Wav-gebied (zeer kwetsbaar gebied) of een zone van 250 meter daaromheen.
Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij
Het Besluit Huisvesting is op 28 december 2005 gepubliceerd en is op 1 april 2008 in werking getreden. In dit besluit zijn maximale emissiewaarden opgenomen voor een aantal diercategorieën. Deze waarden zijn gebaseerd op gangbare en de best beschikbare (emissiearme) stalsystemen voor deze diercategorieën. Er mogen geen nieuwe huisvestingssystemen meer vergund worden met een emissiefactor die hoger is dan de maximale emissiewaarde van het Besluit. Ten aanzien van de aangevraagde situatie: Het voornemen voldoet aan het Besluit Huisvesting doordat de vleeskuikenstal wordt met een warmtewisselaar met een ammoniakuitstoot van 21 gram. Het Besluit laat maximaal 45 gram toe.
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met een verspreidingsmodel. Gemeenten zijn bevoegd om binnen bepaalde bandbreedtes gemotiveerd af te wijken van de wettelijk voorgeschreven geurbelasting. Dit gebiedsgerichte beleid wordt vastgelegd in een gemeentelijke verordening. Op 29 juni 2010 is de ministeriële Regeling geurhinder en veehouderij laatstelijk gewijzigd. In de Ministeriële regeling "Regeling geurhinder en veehouderij" staan de volgende punten geregeld: • de geuremissiefactoren • berekening van de geurbelasting (V-stacks vergunningen en gebied) • afstandsbepalingen Ten aanzien van de aangevraagde situatie: Het voornemen betreft een toename in geuremissie en –belasting. De gemeente Ferwerderadiel heeft een geurverordening vastgesteld, waarmee de wettelijke geurnormen van toepassing blijven. Aangezien sprake is van een niet 3 concentratiegebied geldt buiten de bebouwde kom de geurnorm van 8 OuE/m . 3 Voor de bebouwde kom geldt een geurnorm van 2,0 OuE/m . In de geurverordening heeft de gemeente op adresniveau de vaste afstanden aangepast. De inrichting wordt niet genoemd bij die adressen.
Wet luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking getreden (wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen, hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414). Hier staan regels en grenswaarden opgenomen voor onder andere fijn stof. Van bepaalde projecten is vastgesteld dat deze ‘niet in
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
11
betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden uitgevoerd worden. In februari 2011 is een nieuwe lijst met emissiefactoren voor fijn stof uitgebracht (Emissiefactoren fijn stof veehouderijen februari 2011, Ministerie van VROM). Ten aanzien van de aangevraagde situatie: Het voornemen betreft een toename in fijn stof emissie. Door toepassing van een ander emissie armsysteem in de bestaande stallen neemt de uitstoot van fijn stof daar af van 22 tot 19 en 16 gram per dier/jaar.
Wet geluidhinder
Handreiking industrielawaai en vergunningverlening
Circulaire geluidshinder
De Wet geluidhinder is één van de belangrijkste wetten die voorkoming en bestrijding van geluidshinder beogen. Veel onderwerpen die eerst in de Wet geluidshinder geregeld waren, zoals het vergunningenstelsel voor inrichtingen zijn overgebracht naar de Wet milieubeheer. Het accent van de huidige Wet geluidhinder ligt daardoor op zonering. Het is één van de weinige instrumenten die nog in de Wet geluidhinder zelf zijn geregeld. De handreiking industrielawaai en vergunningverlening is opgesteld als hulpmiddel bij het voorkomen en beperken van hinder door industrielawaai. Als basis voor de normstelling van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau kan worden uitgegaan van de richtwaarden die zijn opgenomen in de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening. Bij indirecte hinder kan onder andere gedacht worden aan het af- en aanrijden van voertuigen en parkeerhinder. De indirecte hinder vanwege het aan- en afvoerende verkeer van en naar de inrichting wordt beoordeeld conform de Circulaire geluidhinder. Ten aanzien van de aangevraagde situatie: De geluidsemissie zal ter plaatse toenemen en wordt veroorzaakt door ventilatoren, laad- en losactiviteiten en transportbewegingen. Het toepassen van een uitblaasbak achter de stallen dat de ventilatoren die hier achter zitten ‘omkast’ zijn en de geluidsemissie van de ventilatoren gereduceerd wordt.
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. In artikel 6.27 is vastgelegd dat alleen een coördinatieverplichting geldt wanneer een vergunning op grond van de Wet milieubeheer wordt verleend, voor een inrichting waartoe een gpbv-installatie behoort (IPPC-bedrijf) én sprake is van directe lozing op het oppervlaktewater. Ten aanzien van de aangevraagde situatie: De toename van de oppervlakteverharding (stal en bestrating) zal gecompenseerd moeten worden. Het schone hemelwater wordt opgevangen in een waterbergingsvoorziening en vervolgens vertraagd afgevoerd naar het oppervlaktewater. Een Watervergunning is niet vereist. De coördinatieverplichting is niet van toepassing.
Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB)
Deze richtlijn richt zich op het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico voor zover sprake is van een bodembedreigende situatie. Preventieve voorzieningen en maatregelen moeten worden getroffen, waarmee een verwaarloosbaar bodemrisico (A) gerealiseerd wordt. Ten aanzien van de aangevraagde situatie: In het voornemen is sprake van bodembedreigende activiteiten. Preventieve bodem beschermende maatregelen worden toegepast.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
12
Besluit externe veiligheid inrichtingen Wet milieubeheer (Bevi)
De risiconormen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (Bevi). Het Bevi verplicht het bevoegd gezag op basis van de Wet milieubeheer om veiligheidsafstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Op 1 januari 2008 is de Revi gewijzigd en 3 zijn inrichtingen met een propaanopslag >13 m onder het Bevi gebracht. Ten aanzien van de aangevraagde situatie: Het Bevi is niet van toepassing op het voornemen.
4.3 Streekplan Friesland
PROVINCIAAL BELEID Het Provinciaal Streekplan Friesland is een plan op hoofdlijnen. De missie van staat als volgt in het Streekplan Fryslân 2007 omschreven: In het Streekplan Fryslân 2007 staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden. Binnen deze kaders hebben gemeente en initiatiefnemers ruim de mogelijkheden om ontwikkelingen tot stand te brengen, waarbij de kernwaarden van Fryslân voor de toekomst in stand gehouden en versterkt worden. Daarbij stuurt de provincie op bovenlokale belangen, met als leidende gedachte: lokaal wat kan en provinciaal wat moet. Ten aanzien van de aangevraagde situatie: Er zijn vanuit het Streekplan Fryslân 2007 geen specifieke beperkingen t.o.v. de aangevraagde situatie en plannen.
Reconstructieplan
In de provincie Friesland zijn geen reconstructiegebieden aangewezen. Daarom kan en hoeft er niet op de Reconstructiewet getoetst te worden.
Verordening Romte Fryslân
Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. De verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De verordening voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels. Het gaat met name om beleid in het Streekplan Fryslân 2007, het Derde provinciale Waterhuishoudingsplan 2010-2015 en het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Uitgangspunt is dat de verordening niet meer regelt dan noodzakelijk is. Wat elders al goed geregeld is (in de AMvB Ruimte of in andere wet- en regelgeving) hoeft niet over te worden gedaan. Verder is bij de wijze van regeling rekening gehouden met de verantwoordelijkheid van gemeenten. Binnen randvoorwaarden is ruimte voor lokaal maatwerk. De verordening is alleen van toepassing op nieuwe bestemmingsplannen. Uit de verordening sec volgt dus niet de plicht om bestaande bestemmingsplannen aan te passen. Toekomstig nieuw provinciaal beleid zal via een herziening van de verordening door kunnen werken. De verordening is daarmee dynamisch en zal regelmatig worden aangepast
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
13
Ten aanzien van de aangevraagde situatie: De locatie is niet gelegen in een beschermd gebied.
Besluit aanwijzing zeer kwetsbare gebieden (Wav)
Gedeputeerde Staten van de Provincie Friesland hebben op 17 september 2008 het besluit ‘Aanwijzing van de zeer kwetsbare gebieden in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij’ vastgesteld. Ten aanzien van de aangevraagde situatie: De locatie is niet gelegen in een zeer kwetsbaar gebied of een zone van 250 meter daar omheen.
Cultuur Historische Waardenkaart
De inventarisatiegegevens van de Cultuur Historische Waardenkaart hebben een informatieve en signaleringsfunctie. De gegevens over de archeologie zijn te vinden in de archeologische waardenkaart (ook wel FAMKE genoemd). Deze archeologische verwachtingskaart geeft een gebiedsindeling in categorieën, op basis van de verwachting van archeologische vondsten (gebieden met geen onderzoek, katerend onderzoek 1, 2 of 3 en een waarderend onderzoek). Ten aanzien van de aangevraagde situatie: De locatie heeft de waardering geen onderzoek. Archeologisch (voor)onderzoek is niet noodzakelijk.
4.4 Bestemmingsplan Buitengebied
GEMEENTELIJK BELEID Het vigerende bestemmingsplan is het Bestemmingsplan Buitengebied 2000. Het bouwblok is niet toereikend. Ten aanzien van de aangevraagde situatie: Met de gemeente is uitvoerig overleg geweest over de voorgenomen uitbreiding. De gemeente is onder voorwaarden bereid om mee te werken. Het Streekplan van de provincie biedt daarvoor ook voldoende ruimte. Bebouwingsmogelijkheden van 1,5 tot 2 hectare zijn dan toegestaan. De totale bebouwing zal na uitbreiding op ca. 0,9 hectare komen. Dat past ruim binnen de provinciale kaders. De aanvrager zal in de bestemmingswijziging de gemeente verzoeken om de zgn. één op één inpassing te gebruiken. Daarmee wordt exact aan gegeven welke activiteiten (lees dieraantallen) er gehouden kunnen worden en mogelijk zijn. Nu zijn er 2 stallen (gelijkvloers, geen verdieping) voor 51.000 en 59.500 vleeskuikens vergunt. Er wordt aangevraagd om uit te breiden met 59.500 vleeskuikens (gelijkvloers, geen verdieping). Het maximaal aantal te houden vleeskuikens komt daarmee op 170.000 stuks.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
14
HOOFDSTUK
5
5.1
KENMERKEN VAN DE LOCATIE
BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED De locatie is gelegen in het buitengebied ten zuiden van Ferwert met de bestemming agrarisch.
5.2
NATURA 2000-GEBIEDEN In de omgeving van de locatie is het dichtstbijzijnde zijn Natura 2000-gebied met verzuringsgevolige vegatatie: Duinen Ameland: ca. 12,9 km
Figuur 5.1: Ligging Natura 2000-gebieden
(Bron: Gebiedendatabase Natura2000, Ministerie van E,L&I)
5.3
ZEER KWETSBARE NATUURGEBIEDEN (WAV-GEBIEDEN) De locatie ligt niet in een zeer kwetsbaar natuurgebied (Wav-gebied) of in een zone van 250 meter daaromheen. De dichtstbijgelegen gebieden liggen op ca. 12,1 km en 12,9 km afstand.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
15
Figuur 5.2: Ligging zeer kwetsbare natuurgebieden (Wav-gebieden)
5.4
ECOLOGISCHE HOOFDSTRUCTUUR De locatie is gelegen op circa 2,8 km1. van een ecologische verbindingszone (provinciale ontwikkelingszone groen).
Figuur 5.3: Ligging EHS
5.5
GEVOELIGE OBJECTEN De locatie ligt op ca. 596 meter van de bebouwde kom (Kleasterwei 37) en 610 m1 (It Suderheach 13) van Ferwert. Het dichtstbijzijnde emissiepunt van de stallen (stal 5) is gelegen op circa 310 meter van de agrarische bedrijfswoning aan de Bongaloane 4.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
16
De burgerwoning aan de Bongaloane 6 is gelegen op circa 233 meter afstand van het emissiepunt van de dichtsbijzijnde stal 5. Binnen een afstand van 50 en 100 meter van de hoeken van de stal zijn geen woningen gelegen. Figuur 5.4: Ligging woningen en veehouderijen
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
17
5.6
FLORA- EN FAUNA De nieuwbouw wordt gerealiseerd op een perceel dat momenteel als bouwland in gebruik is en intensief bewerkt wordt. Zie onderstaande foto’s. Het voorkomen van overige (FF2) en streng beschermde soorten (FF3) is op het betreffende perceel niet waarschijnlijk. Voor de bouw van de vleeskuikenstal hoeven geen gebouwen gesloopt te worden, geen struiken of bomen verwijderd te worden en geen sloten gedempt te worden.
Figuur 5.5: Perceel gezien van boven gezien Rood omlijnt de nieuwe stal.
Op het perceel waar de inrichting opgericht wordt zijn volgens de actuele natuurgegevens van de Provincie Friesland geen beschermde plantensoorten of broedvogels bekend, zie figuur 5.6. Gezien het landbouwkundige gebruik als akkerland van het perceel, de op grotere afstand gelegen vegetaties van het perceel en de beschikbare natuurgegevens is het aannemelijk dat eventueel aanwezige (beschermde) broedvogel- of diersoorten zich zullen bevinden in die vegetaties (verderop gelegen singels, eventueel grasland). Het is niet waarschijnlijk dat beschermde soorten aanwezig zijn ter plaatse van de beoogde nieuwbouw. Geconcludeerd kan worden dat beschermde vegetaties, broedvogels en beschermde diersoorten niet worden aangetast door de realisatie van de beoogde nieuwbouw.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
18
Figuur 5.6: Kaart beschermde soorten planten , bron: (http://www.fryslan.nl/kaarten/kaart.html? t=Natuurbeheer&e=117000,530000,22600 0,620000&l=natuur_beheerplannen2012;1; 100;1;3;5;9,natuur_beheerplannen2011;0;
5.7
LANDSCHAP De locatie is gelegen in een grootschalig open en weids akkerbouw- en weidelandschap. Het betreft hier een agrarisch gebied, er is geen specifieke historische en landschappelijke waarde aan het gebied toegekend. De nieuwe stal komt parallel aan de beide bestaande stallen te staan. Het beeld op het bedrijf, gelegen aan een doorlopende weg en op ruime afstand van doorgaande wegen en bebouwing zal vanaf de westelijke en oostelijke zijde bijna ongewijzigd zijn. Vanaf de noord en zuidkant wordt het aanzicht wat breder door de nieuwe stal, maar gezien de groter afstand en ook de aanwezigheid van een aangrenzend melkveebedrijf, zal de aanblik niet dominant veranderen. Er wordt in afstemming met de gemeente een beplantingsplan opgesteld.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
19
5.8
ARCHEOLOGIE De locatie heeft een lage archeologische verwachtingswaarde. Ook rusten er geen cultuurhistorische waarden op dit perceel. De provincie beveelt aan om bij 5000 m2 een zgn. katerend onderzoek uit te voeren. Het plan blijft daar ruim onder. Een archeologisch (voor)onderzoek is niet noodzakelijk.
Figuur 5.7: FAMKE)
5.9
EXTERNE VEILIGHEID De toekomstige vleeskuikenstal is gelegen op circa 225 meter van een mestvergister, behorende bij het melkveebedrijf aan de Bongaloane 4.
Figuur 5.10: Netkaart www.RIVM.nl
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
20
HOOFDSTUK
6
6.1
HET VOORNEMEN
BEDRIJFSONTWIKKELINGSPLAN Het bedrijfsontwikkelingsplan betreft een uitbreiding met stal 7 voor 59.500 vleeskuikens. In de bestaande stallen 4 en 5 worden respectievelijk 51.000 en 59.500 vleeskuikens gehuisvest. Alle 3 de stallen zijn/worden emissiearm via een warmtewisselaar, BWL 2010.13V2. Op stallen 6 en 7 wordt er nog een extra reductiestap van fijn stof toegepast, BWL2011.02. Ammoniakemissie: 170.000 vleeskuikens x 0,021 kg NH3/dier = 3.570 kg NH3/jaar Geuremissie: 170.000 vleeskuikens x 0,24 OuE/dier/sec = 40.800 OuE/sec Fijn stof emissie: 119.000 vleeskuikens x 15,2gr/dier/jaar = 1.808.800 gr/jaar 51.000 vleeskuikens x 19gr/dier/jaar = 969.000 gr/jaar
6.2
VENTILATIE EN WARMTEWISSELAARS
Dimensionering
In bijlage 2 is het dimensioneringsplan van de ventilatie en de warmtewisselaars opgenomen. In de stal wordt lengteventilatie, gecombineerd met warmtewisselaars 3 toegepast. De maximale ventilatiecapaciteit per vleeskuiken bedraagt 7,5 m per uur.
Emissiepuntgegevens
Alle zaken betreffende emissiepunt gegevens vindt u ook in bijlage 2.
6.3
BEST BESCHIKBARE TECHNIEKEN In artikel 2.14 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) staat opgenomen dat voldaan moet worden aan de beste beschikbare technieken (BBT). In het Besluit omgevingsrecht (Bor) staat hoe de best beschikbare technieken bepaald moeten worden. In bijlage 1 van de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) staan de BBT-documenten waarmee bij de bepaling van BBT in het kader van de vergunningverlening rekening moet worden gehouden. Voor de onderhavige inrichting zijn de volgende BBT-documenten van belang: • Circulaire energie in de milieuvergunning • NeR Nederlandse emissierichtlijn lucht • Nederlandse richtlijn bodembescherming (NRB) • PGS 15: Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen en errata • BREF intensieve pluimvee- en varkenshouderij • Oplegnotitie BREF Intensieve pluimvee- en varkenshouderij
Goede landbouwpraktijk
Het water- en energiegebruik en de hoeveelheden afgevoerde afvalstoffen worden geregistreerd. Op grond van de artikelen 32 en 33 van het uitvoeringsbesluit meststoffenwet is een veehouderij verplicht veevoeders en mest te registreren. Hiervoor worden jaarlijks gegevens over de aan- en afgevoerde hoeveelheden fosfaat en stikstof aan Dienst Regelingen verstrekt.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
21
Binnen de inrichting worden alle storingen en calamiteiten inclusief het beperken of ongedaan maken van de gevolgen van die storing/calamiteit in een milieulogboek vastgelegd. Door visuele inspecties worden gebouwen en materieel regelmatig gecontroleerd op hun goede staat. Als er gebreken worden geconstateerd, worden de nodige onderhouds- en reparatiewerkzaamheden uitgevoerd. Grondstoffen worden naar behoefte aangevoerd en producten en afval worden periodiek uit de inrichting afgevoerd. Mest wordt vanuit de inrichting afgevoerd en op landbouwgronden van derden uitgereden tijdens de daarvoor geldende periode. Tussentijds wordt de mest binnen de inrichting opgeslagen in de stallen en de spoelwaterputten. Voerstrategie
Om de uitscheiding van nutriënten (N en P) te verminderen is afstemming van het veevoer op de behoeften van de vleeskuikens noodzakelijk. Hiermee wordt bij de samenstelling van de veevoeders rekening gehouden. De inrichtinghouder wordt op dit aspect door bedrijfsadviseurs en nutritionisten geadviseerd. Het voeren van de dieren gaat met (geautomatiseerde) voerdoseerleidingen, zodat de hoeveelheid veevoer precies wordt afgestemd op de behoefte van de dieren. Door naleving van de meststoffenwet wordt een zo beperkt mogelijke uitstoot van stikstof en fosfaat in het milieu bevorderd. De binnen de inrichting toegepaste veevoeders worden uitsluitend van GMP+ (Good Manufacturing / Managing Practice) gecertificeerde leveranciers betrokken. In het kader van GMP+ worden regels gesteld aan de productie, handel en vervoer van veevoeders. Doel van deze regeling is te waarborgen dat met het veevoer niet te hoge gehaltes verontreinigingen in de mest en uiteindelijk in de bodem terecht komen. Bij GMP wordt gelet op 4 aspecten van het product: 1. Nutritionele kwaliteit, ofwel de voederwaarde van het product. 2. Technische kwaliteit. 3. Veiligheid, ofwel de hoeveelheid ongewenste stoffen en ziekteverwekkers in het product. 4. Emotionele kwaliteit, betrekking hebbende op de herkomst of het doel van het product. Bijvoorbeeld voerproducten voor de biologische veehouderij zijn niet van dierlijke oorsprong en kennen geen kunstmatige kleur- en smaakstoffen. Verder zijn gecertificeerde bedrijven verplicht de risico’s rond het product in kaart te brengen om ze te kunnen beheersen. Alle gecertificeerde leveranciers van mengvoeders zijn verplicht om de grondstoffen in te kopen bij toeleveranciers die de productveiligheid aantoonbaar kunnen garanderen. Alle binnenlandse toeleveranciers van diervoedergrondstoffen moeten beschikken over een kwaliteitssysteem dat gebaseerd is op GMP-voorwaarden. Er wordt jaarlijks ca. 4.500 ton mengvoer en granen verbruikt.
Huisvestingssystemen
Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij Dit besluit is op 28 december 2005 in de Staatscourant gepubliceerd (nummer 675) en is bij koninklijk besluit van 20 maart 2008 (Staatsblad 2008 93) op 1 april 2008 in werking getreden. In dit besluit zijn maximale emissiewaarden opgenomen voor een aantal diercategorieën. Deze waarden zijn gebaseerd op gangbare en de best beschikbare (emissiearme) stalsystemen voor deze diercategorieën. BREF-document voor de intensieve pluimvee- en varkenshouderij Bij ministeriële regeling die 1 december 2005 in werking is getreden zijn de documenten aangewezen, waarmee het bevoegd gezag bij de bepaling van BBT in het kader van de vergunningverlening rekening moet houden. Hierin is onder andere het BREF-document opgenomen dat in juli 2003 is vastgesteld voor de
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
22
intensieve veehouderij. Hierin zijn emissiearme stalsystemen aangegeven, die als best beschikbare (stal)technieken (BBT) kunnen worden aangemerkt. Op 30 juli 2007 is de officiële Oplegnotitie bij de BREF intensieve veehouderijen gepubliceerd. In de oplegnotitie staat wanneer stallen BBT zijn. Deze oplegnotitie is bedoeld om de vergunningverlener te ondersteunen bij de toepassing van de BREF. Hierin worden het toepassingsgebied (reikwijdte en inhoud) van de BREF en de relatie tussen de BREF en de relevante Nederlandse regelgeving beschreven. De oplegnotitie moet in samenhang met de BREF worden gelezen. De oplegnotitie is opgenomen in de Regeling aanwijzing BBT-documenten zodat bij het bepalen van de voor een veehouderij in aanmerking komende beste beschikbare technieken eveneens met deze notitie rekening moet worden gehouden. Volgens de oplegnotitie zijn huisvestingssystemen met een emissiefactor kleiner dan of gelijk aan de maximale emissiewaarden aan te merken als BBT. De maximale emissiewaarde voor vleeskuikens bedraagt 0,045 kg NH3/dier/jaar. De emissiefactor in de aangevraagde situatie bedraagt 0,021 kg NH3/dier/jaar. De aangevraagde situatie is daarmee aan te merken als BBT.
Water
Voor de reiniging van de inrichting, reiniging van voertuigen en voor drinkwater van de dieren wordt water gebruikt. Het totale watergebruik na realisatie wordt geschat 3 op 8.000 m per jaar. Omdat de dieren 24 uur per dag vers water ter beschikking moeten hebben, worden reduceerventielen ingebouwd om vermorsing van water zoveel mogelijk te beperken. Verder wordt de drinkwaterinstallatie regelmatig gecontroleerd en worden lekken opgespoord en gerepareerd. Met het water wat gebruikt wordt voor reinigingsdoeleinden wordt zo spaarzaam mogelijk omgegaan. Zo worden de stallen eerst droog gereinigd. Vervolgens wordt gereinigd met een hogedrukreiniger waarbij onder hoge druk de reiniging plaatsvindt. Door de hoge druk wordt de tijd beperkt die nodig is voor een doelmatige reiniging. Om inzicht te verkrijgen in het verbruik van water binnen de inrichting vindt er een registratie van het waterverbruik plaats. Hierdoor krijgen zowel de aanvrager als het bevoegd gezag een goed beeld van het jaarlijks waterverbruik zodat adequaat kan worden gereageerd bij afwijkingen.
Aardgas en propaan
Voor de verwarming van stallen wordt aardgas verbruikt. Hiervoor zijn een HRheaters en ketels aanwezig. Het verbruik in de nieuwe situatie wordt geraamd op 3 70.000 m /jaar. Propaan ( 10m3 / jaar)wordt gebruikt voor het drogen van de akkerbouwproducten.
Electra
Het verbruik aan elektriciteit binnen de inrichting bedient de volgende doelen: - verlichting gebouwen - voeding motoren ten behoeve van o.a. ventilatie, voerbereiding, warmtewisselaars en koeling Het verbruik wordt geschat op 220.000 kWh/jaar. Om het verbruik van energie zoveel mogelijk te beperken zijn o.a. de volgende voorzieningen getroffen om het warmteverlies zoveel mogelijk te beperken: - isolatie van het gebouw (R-waarde 2,5) - de HR-verwarming is voorzien van een weersafhankelijke regeling - ventilatie gestuurd via een computerregeling - geschakelde ventilatoren (bijschakelen op ventilatiebehoefte) - toepassing van warmtewisselaars - de toerenregeling van de regelventilatoren gebeurt met een frequentieregelaar
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
23
- de ventilatoren worden regelmatig gereinigd - de verlichting bestaat uit energiezuinige TL en PL verlichting Uit het voorgaande blijkt echter dat binnen de inrichting diverse maatregelen worden gerealiseerd die voldoen aan de stand der techniek. Om voorts inzicht te verkrijgen in het verbruik van energie binnen de inrichting vindt er een registratie van het energieverbruik plaats. Hierdoor krijgen zowel de aanvrager als het bevoegd gezag een goed beeld van het jaarlijks energieverbruik zodat adequaat kan worden gereageerd bij afwijkingen. Gelet op het voorgaande kan gesteld worden dat voor wat betreft het aspect energie binnen de inrichting de best beschikbare technieken worden toegepast. Mest
Mest wordt opgeslagen in de stal. De mestproductie bedraagt circa 1300 ton per jaar en wordt na elke koppel (ca. 6-7 weken) afgevoerd. De mest wordt afgevoerd (indien nodig) door erkende intermediairs en vervolgens verwerkt of uitgereden conform de Meststoffenwet. Reinigingswater uit de stallen, vermengd met mestresten wordt opgeslagen in twee spoelwaterputten van respectievelijk 30 en 100 m3. De spoelwaterputten voldoen aan de BRM en de HBRM. Het poelwater wordt als drijfmest conform de Meststoffenwet. Uit voorgaande uitwerkingen ten aanzien van goede landbouwpraktijk, voerstrategie, huisvestingssystemen, water, energie en mest kan geconcludeerd worden dat in de aangevraagde situatie de best beschikbare technieken worden toegepast.
6.4
WELZIJNSRICHTLIJN VLEESKUIKENS Het voornemen voldoet aan de eisen ten aanzien van dierenwelzijn. De vleeskuikens worden gehouden tot een maximale bezetting van 42 kg lichaamsgewicht per m2. Aan deze normering zijn voorwaarden verbonden.
6.5
BODEM
Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB)
Op grond van de NRB kunnen bij onderhavige inrichting de volgende activiteiten als bodembedreigend worden aangemerkt: • Opslag van mest en meststoffen; • Opslag reinigings- en ontsmettingsmiddelen in emballage; • Opslag van diergeneesmiddelen; • Opslag van kadavers; De NRB-aanpak is samen te vatten als ‘vloeistofdichte vloeren met een minimum aan gedragsvoorschriften’ of ‘kerende vloeren en/of lekbakken met een zwaar accent op de daarop toegesneden gedragsvoorschriften’. Binnen het bedrijf wordt aandacht geschonken aan incidentenmanagement om het risico tot verontreiniging van de bodem tot een minimum te beperken. Daarnaast worden calamiteiten geregistreerd en zijn voldoende voorzieningen aanwezig om een verontreiniging te voorkomen. Met een doelmatige combinatie van maatregelen en voorzieningen wordt een verwaarloosbaar bodemrisico gerealiseerd. De Raad van State oordeelt in een vaste lijn van jurisprudentie dat (wanneer voldoende gedragsregels en voorzieningen met het oog op de bescherming van de bodem getroffen zijn) bij een
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
24
intensieve veehouderij met reguliere activiteiten, de NRB minder streng toegepast hoeft te worden om te komen tot een verwaarloosbaar bodemrisico. Volgens de Bodemrisico Checklist (BRCL) is de emissiescore van de voornoemde activiteiten 4. Naar analogie van de NRB-systematiek en jurisprudentie wordt het bodemrisico teruggedrongen tot eindemissiescore 1 door het toepassen van de volgende maatregelen: Opslag van mest en meststoffen De geproduceerde mest en meststoffen wordt opgeslagen in de stallen en spoelwaterput. De vloeren van de stallen zijn voor zover van toepassing voor vleeskuikenmest vloeistof kerend. De wanden van de spoelwaterput zijn 1 vloeistofkerend conform de eisen van de HBRM uitgevoerd. Hierdoor ontstaat naar oordeel van de Raad van State een afdoende bescherming tegen verontreiniging van de bodem. Opslag van reinigings- en ontsmettingsmiddelen in emballage Reinigings- en ontsmettingsmiddelen worden boven een lekbak opgeslagen in een daarvoor bestemde opslagkast. Opslag van diergeneesmiddelen Diergeneesmiddelen worden opgeslagen in een afsluitbare kast. Opslag van kadavers De kadavers worden opgeslagen in een vloeistofdichte voorziening met koeling. De kadaveropslag zal voldoen aan de voorschriften genoemd in de Regeling dierlijke bijproducten 2008. Nul-situatie onderzoek
Het nieuw te bebouwen oppervlak is tot op heden in gebruik als akkerland. Initiatiefnemer is onbekend met welke vorm van verontreiniging op dit perceel. In en bij de nieuw te bouwen stal worden geen gevaarlijke stoffen opgeslagen of verbruikt. Daarmee ligt een verontreiniging niet voor de hand. Een nul-situatie onderzoek voegt derhalve geen nieuwe informatie toe.
Zorgplicht
Artikel 13 van de Wet bodembescherming (Wbb) is rechtstreeks van toepassing op de inrichting. Voor zover in de op te leggen voorschriften niet specifiek is vastgelegd welke bodembeschermende maatregelen moeten zijn uitgevoerd, dwingt artikel 13 van de Wbb tot een zorgvuldige bedrijfsvoering ter bescherming van bodem en grondwater. De zorgplicht zal door de inrichtinghouder in acht worden genomen.
6.6
AFVALSTOFFEN Binnen de inrichting komen de volgende afvalstoffen vrij:
Kadavers
Kadavers worden opgeslagen in een vloeistofdichte kadaverkoeling. De kadavers worden van het bedrijf verwijderd door een destructiebedrijf (Rendac). De geschatte afvoer bedraagt circa 8 ton kadavers per jaar.
Mest
De geproduceerde meststoffen worden opgevangen in de stallen. Alle meststoffen worden conform de geldende regels afgezet naar eigen bouwland en naar landbouwgrond van derden in Nederland. De mestproductie wordt geraamd op 1300 ton mest.
1
De door de Ministerie van VROM uitgegeven publicatie “bouwtechnische richtlijnen mestbassins” (BRM en HBRM)
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
25
Restafval
Het restafval wordt verantwoord afgevoerd naar een daarvoor erkend bedrijf, gemiddeld één keer per 2 weken. Dit betreft in hoofdzaak: - Verpakkingsmateriaal: dit wordt opgeslagen in een container en afgevoerd naar een erkend inzamelaar. - Restafval: Dit wordt opgeslagen in een container en afgevoerd naar een erkend inzamelaar. - GFT afval (takken e.d.): dit wordt opgeslagen in een GFT container en afgezet naar een erkend inzamelaar. - Restanten medicijnen: dit wordt opgeslagen in de verpakking zoals die geleverd is en afgevoerd naar een erkende intermediair via de DAP.
Gevaarlijk afval
Binnen de inrichting komen kleine gevaarlijke afvalstoffen vrij in de vorm van energiezuinige lampen. Dit zijn er circa 25 per jaar. Deze worden afgevoerd naar een erkend inzamelaar.
Bedrijfsafvalwater
Alle bedrijfsafvalwater wat binnen de stallen vrijkomt, hierbij is te denken aan bedrijfsafvalwater van huishoudelijke aard, schrob- en reinigingswater wordt opgeslagen in de spoelwaterputten buiten de stallen en als meststof aangewend.
Afvalpreventie
Afvalpreventie is relevant bij bedrijven waarbij de hoeveelheid gevaarlijk afval boven de 2,5 ton per jaar ligt óf de hoeveelheid bedrijfsafval boven de 25 ton per jaar ligt (bron: Infomil). Tot het bedrijfsafval worden alle vrijkomende afvalstromen gerekend, die niet als gevaarlijk afval kunnen worden aangemerkt. Het betreft een totaal van de afvalstromen onafhankelijk van het feit of ze al dan niet gescheiden worden ingezameld. Ook het afval dat voor recycling wordt aangeboden, wordt hier in meegenomen. De afvalstromen zullen door managementmaatregelen tot een minimum beperkt worden. Naast preventieve maatregelen worden de afvalstromen gescheiden opgeslagen en gescheiden afgevoerd naar daartoe erkende en gecertificeerde inzamelaars. Gelet op de soorten afvalstromen is binnen het bedrijf geen preventiepotentieel aanwezig.
6.7
WATER Binnen het projectgebied vindt een toename van het afvoerend dakoppervlak en bestrating plaats met circa 3900 m². Het hemelwater wordt opgevangen via een dak van vezelcement golfplaten, aluminium dakgoten en PVC hemelwaterafvoer. Het hemelwater afgevoerd in de te verbreden sloot aan de noordwest zijde van het bedrijf. Het gebruik van niet uitlogende materialen is conform het advies van de Dubo-richtlijn (Duurzaam Bouwen). In het Lozingenbesluit Bodembescherming staat dat niet verontreinigd hemelwater in principe in de bodem geïnfiltreerd kan worden of afgevoerd kan worden naar het oppervlaktewater, ook als dat in contact is geweest met oppervlakken als daken. Bij de bouw van de nieuwe stal zal geen gebruik worden gemaakt (voor zover dit al van toepassing kan zijn op bouwwerken) van onbehandelde uitlogende materialen zoals koper, zink en lood, teerhoudende dakbedekking (PAK’s) en van met verontreinigde stoffen verduurzaamd hout. Doordat het hemelwater niet vervuild is, is het geen probleem om het hemelwater af te voeren. Op deze manier wordt duurzaam omgegaan met hemelwater. De visie is om het regenwater zo veel mogelijk te laten infiltreren in de bodem.
Situatieschets bestaand en uitbreiding Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
26
Binnen het projectgebied vindt een toename van het afvoerend dakoppervlak plaats met ca. 3500 m². Bij de beschrijving van het project tot realisatie van de uitbreiding, is al rekening gehouden met het feit dat het hemelwater van het nieuwe gebouw en het schoon hemel/afvalwater van de bijbehorende bestrating in retentie opgevangen zal worden. Hierbij is van onderstaande berekening uitgegaan: Overleg met de gemeente Ferwerderadiel geeft aan dat voor 10% van het verharde oppervlak in daken en verhardingen van ca. 3.900 m2 een retentie van 390 m3 gerealiseerd moet worden. Dit wordt uitgevoerd door de sloot een de zuidwestkant van de stallen gelegen te verbreden. De sloot heeft een lengte van ca. 550 m1. Dat betekend dat er per strekkende m1 sloot een verbreding van 0,71m3 moet plaats vinden. De huidige diepte van de sloot is ca. 1,2 m1. Dat betekend dat de sloot 59 cm1 verbreedt moet worden
6.8
CALAMITEITEN Binnen de inrichting kunnen onvoorziene situaties of calamiteiten ontstaan. Daarom worden alle nodige veiligheidsvoorzieningen getroffen om een calamiteit en eventuele bijzondere milieubelasting, te voorkomen dan wel te beperken.
Stroomstoringen
Voor de ventilatie en het voeren van de dieren is stroom noodzakelijk. Bij uitval van de ventilatie komt de klimaatregulering bij de dieren in de problemen. De luchtwassers zullen ook uitvallen bij een stroomstoring. De stallucht (en hiermee de emissies van geur, ammoniak en fijn stof) wordt dan niet meer naar buiten geventileerd. Hierdoor treedt dus geen toename in emissies op. Een alarmvoorziening waarschuwt de veehouder. Belangrijke telefoonnummers zijn op het bedrijf aanwezig. Er is een automatisch noodstroomaggregaat aanwezig welke alle vitale functies direct kan overnemen.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
27
Besmettelijke dierziekten
Op het moment dat een Veewetziekte uitbreekt in Nederland, worden door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie maatregelen afgekondigd om verspreiding van deze ziekte zo veel mogelijk te voorkomen. In de praktijk betekent dit vooral dat vervoer van dieren en mest in een bepaalde zone rondom de smethaard voor een bepaalde periode is verboden. Binnen het bedrijf wordt gestreefd naar een hoge gezondheidsstatus, aangezien dit ten goede komt van de groei en de gezondheid van de dieren. Het bedrijf zal bij deze calamiteit de aanwezige dieren in de stallen gehuisvest laten waar ze op dat moment liggen.
Brand
Om brand zoveel mogelijk te voorkomen wordt ten eerste voldaan aan het Bouwbesluit. Daarnaast worden waar mogelijk onbrandbare materialen gebruikt. Het aanwezige personeel krijgt de instructie om een beginnende brand direct proberen te blussen met de aanwezige mobiele blusmiddelen. Indien nodig wordt de brandweer gewaarschuwd. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning komt het aspect brandveiligheid nader aan de orde, omdat dan getoetst moet worden aan het Bouwbesluit.
Opslag en lossen droogvoer in silo’s
Door bulkwagens wordt mengvoer in de voersilo’s geblazen. Door de ontluchtingsbuis komt stof vrij, wat opgevangen wordt. Na het lossen wordt het stof weer bij de voeders gevoegd. De kans op een stofexplosie is nihil, omdat binnen in de voersilo, waar de stofdeeltjes zich mogelijk kunnen bevinden, geen motoren of andere ontstekingsbronnen aanwezig zijn. De aandrijfmotoren van de vijzels die het voer uit de silo’s halen, bevinden zich in de stal op relatief grote afstand. Tijdens het lossen van veevoeders kunnen veevoeders worden gemorst. Het morsen wordt tot een minimum beperkt doordat met een gesloten systeem wordt gelost. Omdat de losplaats zich op de erfverharding bevindt, kan de tijdens het afkoppelen gemorste hoeveelheid voer opgeschept worden. Om te voorkomen dat producten worden gelost in de verkeerde silo zijn de vulaansluitingen voorzien van nummer en slot.
Opslag van reinigings- en ontsmettingsmiddelen
De reinigings- en ontsmettingsmiddelen kunnen eigenschappen hebben die irriterend werken bij de persoon die middelen gebruikt. De middelen worden in een dusdanige lage concentratie aangewend, dat deze geen gevaar opleveren voor de gezondheid. De reinigingsmiddelen kunnen wel worden gezien als bodemvreemde stof en worden daarom opgeslagen boven een lekbak in een daartoe bestemde emballage.
Zorg- en meldingsplicht
De artikelen 17.1 en 17.2 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer zijn rechtstreeks van toepassing wanneer een ongewoon voorval zich voordoet. Bij ongewone voorvallen in een inrichting waarbij milieuschade ontstaat of dreigt te ontstaan, moet degene die de inrichting drijft onmiddellijk maatregelen nemen (art. 17.1 Wm.). Tevens moet het voorval zo spoedig mogelijk aan het bestuursorgaan, dat de omgevingsvergunning heeft verleend, worden meegedeeld (art. 17.2 Wm.).
6.9
AMMONIAKEMISSIE EN -DEPOSITIE De aangevraagde situatie betekent een afname van 518.5 kg ammoniakemissie. Dit resulteert in een afname van ammoniakdepositie op de kwetsbare natuurgebieden. Voor het voornemen is een beoordelingsverzoek NBwet vergunning ingediend bij de Provincie Friesland. Deze beoordeling zal bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden bijgevoegd.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
28
6.10
GEUREMISSIE De geuremissie neemt in de aangevraagde situatie toe met 14.280 OuE/sec. De geurbelasting zal hierdoor ook toenemen. De geurnorm voor geurgevoelige 3 objecten bedraagt buiten de bebouwde kom 8,0 OuE/m en binnen de bebouwde 3 kom 2,0 OuE/m . Gezien de afstanden tot de geurgevoelige objecten in de omgeving wordt in de aangevraagde situatie voldaan aan de wettelijke geurnormen. Verder informatie vindt u in bijlage 2.
Berekening geurbelasting V-stacks vergunning
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
29
6.11 Niet in betekenende mate Regeling NIBM
FIJN STOF EMISSIE In mei 2010 is de 'Handreiking fijn stof voor veehouderijen' door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu gepubliceerd. Deze handreiking is opgesteld door Infomil in samenwerking het Ministerie van I&M en gaat in op de regelgeving over luchtkwaliteit, waarbij ook wordt ingegaan op de regeling ‘Niet in betekenende mate’ (ook wel: Regeling NIBM). Door veehouderijen wordt fijn stof in de vorm van PM10 uitgestoten. In de handreiking wordt beschreven hoe om te gaan met de beoordeling van emissie van fijn stof vanuit veehouderijen in het geval sprake is van een beperkte toename of een afname van de emissie. Hieronder is een tekstfragment uit paragraaf 2.2 van de handreiking overgenomen (cursieve gedeelte met tabel), waar specifiek ingegaan wordt op luchtkwaliteit bij veehouderijen: ___________________ "Vuistregel voor veehouderijen Veehouderijen zijn niet opgenomen in de Regeling NIBM. Toch is het niet altijd noodzakelijk om met behulp van een berekening vast te stellen of er sprake is van NIBM. Dit kan ook gedaan worden met een motivering, bijvoorbeeld op basis van ervaring. Er zijn genoeg projecten die namelijk overduidelijk NIBM zijn en waar een berekening niets toevoegt aan de conclusie. Als hulpmiddel bij de motivering is een vuistregel opgesteld waarmee aangetoond kan worden dat een uitbreiding/oprichting NIBM is. Deze staan in de onderstaande tabel, die gebaseerd is op de 3% NIBM grens, dus van na de inwerking treding van het NSL. In de tabel kan bij de betreffende afstand de hoeveelheid emissie worden afgelezen waarmee een veehouderij nog kan uitbreiden om niet in betekende mate bij te dragen. Met behulp van de emissiefactorenlijst op www.vrom.nl kan uitgerekend worden of de totale toename in emissie onder de NIBM grens blijft. Dit doet u door de hoeveelheid nieuwe dieren te vermenigvuldigen met de emissiefactor en deze te vergelijken met de waarden uit de tabel. De getallen in de tabel zijn worst-case genomen inclusief een veiligheidsmarge. Indien bij een bepaalde afstand niet méér wordt geëmitteerd dan is opgenomen in de tabel dan is de oprichting/uitbreiding zeker NIBM. Wanneer de toename in emissie in grammen hoger is dan in de tabel opgenomen is het project mogelijk IBM. Er zal een berekening met ISL3a uitgevoerd moeten worden
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
30
om aan te tonen dat geen grenswaarden worden overschreden ofwel de uitbreiding bij precieze berekening toch NIBM blijkt te zijn. Zie hiervoor paragraaf 3.4. "
Uit bovenstaand tekstfragment volgt dat de totale toename in fijn stof emissie moet worden berekend door het aantal nieuwe dieren te vermenigvuldigen met de vastgestelde fijn stof emissiefactor. De aangevraagde situatie betreft volgens het bedrijfsontwikkelingsplan een toename van de emissie van fijn stof. Hieronder treft u twee tabellen aan: • Vergund • Aanvraag Tabel 8.2
Tabel 8.3 Tabel fijnstof AANVRAAG nr stal
emissie punt
RAV code
diersoort
# dieren
fijnstof (gr / dier / jaar)
4
4
e 5.11
vleeskuikens
48620
19
923.780
0,02929
4
4ww
e 5.11
vleeskuikens
2380
19
45.220
0,00143
6
6
e 5.11 + e 7.6
vleeskuikens
51566
15,2
783.803
0,02485
6
6ww
e 5.11 + e 7.6
vleeskuikens
7934
15,2
120.597
0,00382
7
7
e 5.11 + e 7.6
vleeskuikens
51566
15,2
783.803
0,02485
7
7ww
e 5.11 + e 7.6
vleeskuikens
7934
15,2
120.597
0,00382
emissie (gr / jaar)
Totaal
2.777.800
Vergund
2.431.000
Toename
346.800
Toenama door nieuwe stal 7
904.400
emissie (gr/sec)
Het dichtstbijzijnde te beschermen object (TBO) ten opzichte van de emissiepunten is Bongaloane 6. De afstand tot deze woning bedraagt 233 meter, gemeten vanaf het emissiepunt van stal 4. Uit een vergelijking met voorgaande tabel 8.1 kan worden vastgesteld dat de emissie van fijn stof als 'niet in betekenende mate' ofwel NIBM kan worden beschouwd. Voor een toename met 904.400 gr. (tabel 8.3) van de nieuwe stal is gelet op de tabel een afstand van 120 tot 140 m1 nodig, het bedrijf Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
31
voldoet daaraan ruimschoots. Voor de feitelijke met 346.800 gram zou een fors kleinere afstand van 80 tot 90 m1 ook nog volstaan. Gelet op het voorgaande staat de Wet luchtkwaliteit de verlening van de gevraagde omgevingsvergunning voor de activiteit milieu niet in de weg.
6.12
GELUIDEMISSIE De inrichting is gelegen in het agrarisch buitengebied. Voor een dergelijke omgeving geldt op grond van de Handreiking industrielawaai en vergunning (21 oktober 1998) de richtwaarde voor landelijk gebied, te weten 40 dB(A) als etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT). In de omgeving van de inrichting zijn meerdere (agrarische) bedrijven gelegen. Deze zullen, samen met het wegverkeerslawaai van de omliggende wegen, mogelijk aanleiding geven tot een hoger achtergrondniveau. Volgens de handreiking mag het maximale geluidniveau (LAmax) bij voorkeur niet hoger dan 10 dB(A) boven de richtwaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau liggen. Indien redelijkerwijs geen maatregelen kunnen worden getroffen, mag een maximaal geluidsniveau van 70 dB(A) als etmaalwaarde worden toegestaan. Voor de bepaling van de geluidbelasting moeten woningen van derden worden aangemerkt als geluidgevoelige objecten. De geluidshinder van de onderhavige inrichting wordt beperkt door te zorgen dat de aan- en afvoerbewegingen plaatsvinden tijdens de dagperiode. Door het gebruik van de luchtwasser zijn de ventilatoren omkast en wordt het geluid van de ventilatoren gedempt. Gezien de achtergrondbelasting en de grote afstand van de inrichting tot geluidsgevoelige objecten kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de geluidsbelasting naar de omgeving (de geluidshinder) beperkt blijft en voldoet aan de geluidsnormen. Hieronder een overzicht van de geluidsbronnen binnen de inrichting:
ACTIVITEIT
FREQUENTIE OMSCHRIJVING
Ventilator stallen
continue
REËLE TIJD (UUR/WEEK) continue
PERIODE LW
DB(A) 81,5 (N &138) Dag avond 80,5(AY&109) 79,9 (AZ &80) nacht 76 (A&90) Ventilator continue Ventilator opslagruimtes akkerbouw continue Dag Akkerbouw producten, drogen na de oogst avond producten nacht 82,8 (O) Koeling continue De koeling koelt de aardappelen. continue Dag (september-oktober) avond nacht Opmerking ventilatoren stallen: overdag 100% , ’s avonds 75% en ’s nachts 50% van de ventilatiecapaciteit. Opmerking ventilatoren akkerbouwproducten en koeling: worden alleen periode van 2-3 maand na de oogst gebruiken, de koeling niet permanent op basis van temperatuur regeling. De ventlatoren worden gebruikt om de producten te drogen, dit gebeurt op afroep op basis van vochtbepaling (in de producten). Ventilator stallen/warmtewisselaar
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
32
Pluimvee en akkerbouw intern zwaar transport ACTIVITEIT
Aanvoer krachtvoer
FREQUENTIE
kuikens
divers
2xweek
16xjaar Uitladen en afleveren
mest vlees kuikens**
8xjaar
kadavers
1xweek
divers
2xweek
Akkerbouw producten
4 x week
Op het erf trekker Uitmesten stallen** Laadschop / shovel Heftruck
TRANSPORT BEWEGING AANTAL/DAG
REËLE TIJD UUR DAG
PERIODE LW DB(A)
Komen en gaan = 2
2xdag (alleen einde koppel) 8xjaar
Afvoer vlees kuikens*
OMSCHRIJVING
1xdag 8xjaar
1xdag 1xdag
Een vrachtwagen rijdt het erf op en af naar de voersilo’s en lost de lading. 1 of 2 vrachten. Een vrachtwagen rijdt het erf op en af naar de laadplaats en stopt de motor. De kuikens worden met de hand op karren uitgeladen. Een vrachtwagen rijdt het erf op en af en lost de lading.
4
1
Dag
102
2
1
Dag
102/ 93
2
15 min.
Dag
102
Bij afleveren 20 vracht. Een vrachtwagen rijdt het erf op en af naar de laadplaats en stopt de motor. De kuikens worden geladen. 20 transporten van 10 min. Een vrachtwagen of trekker met wagen rijdt het erf op en af naar de mestopslag. Mest wordt geladen met een laadschop/shovel. 5 transporten van 15 min. Laadschop/shovel 4 uur per dag. Een vrachtwagen rijdt tot het erf naar de kadaverplaats en laadt de lading. Een vrachtwagen rijdt het erf op en af en laadt de lading. Een vrachtwagen rijdt tot het erf naar de aardappelschuur en laadt de lading.
8
????
Nacht
102/ 93
10
75 min.
Dag
102/ 105
2
4 uur 10 min.
Dag
102
2
30 min.
Dag
102
8
20 min.
Dag
102
2 4
Dag Dag
103,8 105
1
Dag
105
1
Dag
105
Een trekker rijdt op het erf. Een laadschop rijdt de mest uit de stal naar laadplaats voor (vracht)wagens Een laadschop/shovel rijdt op het erf en in de stallen. Een heftruck rijdt op het erf
*maximaal 12 keer per jaar in de (nacht)periode. Dit kan worden beschouwd als de incidentele bedrijfssituatie ** uitmesten stallen en afvoer mest wel binnen de 12 dagen regeling, dit gebeurt overdag. Het laden van de vleeskuikens en uitmesten van de stallen en afvoer van de mest gebeurt niet gelijktijdig. Wel wordt er dezelfde dag na het laden van de kuikens gestart met de mest.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
33
Pluimvee en akkerbouw intern licht transport ACTIVITEIT FREQUENTIE OMSCHRIJVING
TRANSPORT BEWEGING (AANTAL /DAG)
REËLE TIJD DAG
PERIODE LW DB(A)
4
10 min.
Dag Avond
90
4
10 min.
Dag
97
Komen en gaan = 2
Aan-/afvoer Personenauto
2xdag
Bestelauto
2xdag
Een personenauto rijdt het erf op en af en parkeert. 2transporten van 5 min. Een bestelauto rijdt het erf op en af en laad/lost. 2 transporten van 10 min.
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
34
HOOFDSTUK
7
CONCLUSIE
Het voornemen voldoet aan de Best beschikbare Technieken. Er is sprake van afname in ammoniakemissie t.o.v. de vergunde en gerealiseerde situatie. Het voornemen heeft na toepassing van saldering geen negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden en overige kwetsbare natuurgebieden. De geuremissie die wordt veroorzaakt door uitvoer van het voornemen voldoet aan de wettelijke geurnomen. De toename in fijn stof emissie is aan te merken als ‘niet in betekenende mate’. Gezien de achtergrondbelasting van geluid en de relatief grote afstand van de inrichting tot geluidsgevoelige objecten kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de geluidsbelasting naar de omgeving (de geluidshinder) beperkt blijft en voldoet aan de geluidsnormen. Binnen de inrichting worden water- en energiebesparende maatregelen toegepast. Door toepassing van bodembeschermende maatregelen is sprake van een verwaarloosbaar bodemrisico conform de systematiek van de NRB. Afvalstoffen worden doelmatig van het bedrijf verwijderd door erkende intermediairs. Hemelwater wordt opgevangen in een waterbergingsvoorziening en vervolgens vertraagd afgevoerd op het oppervlaktewater. Ten aanzien van externe veiligheid is bij het voorgenomen plan geen sprake van de bouw van een (beperkt) kwetsbaar object. Ook is geen sprake van het oprichten van een object binnen een plaatsgebonden risicocontour. De voorgenomen activiteiten hebben geen invloed op het groepsrisico. Op het perceel is sprake van een lage archeologische verwachtingswaarde. De inrichting zal landschappelijk worden ingepast volgens een erfbeplantingsplan dat de initiatiefnemer in overleg met gemeente zal opstellen.
Geen MER noodzakelijk
Uit de uitwerkingen in deze Aanmeldnotitie MER kan geconcludeerd worden dat ten gevolge van het voornemen geen “belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu” voordoen die noodzaken tot het opstellen van een milieueffectrapportage (MER).
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
35
BIJLAGEN Bijlage 1: Bedrijfsontwikkelingsplan Bijlage 2: Uitwerking geur Bijlage 3: Leaflet Bijlage 4: brief beoordelingsverzoek NBwet provincie Friesland Milieutekening – los bijgevoegd
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
36
Bijlage 1: Bedrijfsontwikkelingsplan
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
37
Initiatiefnemer
VOF Reitsma-Hazzelhoff, Bongaloane 2,9172 GS Ferwert,
Locatie
9172 GS Ferwert,
Adviseur
Jos Wilms, Specialist Huisvesting & Vergunningen, 06-22420141
Vigerende vergunning
De bestaande vergunning voldoet aan het besluit Huisvesting
nr stal
emissie punt
RAV code*
4
4
e 5.6
6
6
e 5.6
diersoort
# dieren
vleeskuikenstal met BWL 2005.10.V3 mixluchtventilatie
vleeskuikens
51000
51000
0,037
vleeskuikenstal met BWL 2005.10.V3 mixluchtventilatie
vleeskuikens
59500
59500
0,037
GL nr
omschrijving GL
totaal Oue
fijnstof / dier***
V-stacks m3 ventilatie
werkelijke ventilatie m3
totaal ventileren werkelijk m3
totaal fijnstof (g/s)
1887
12240
22
2,4
7,5
382500
0,03558
0,24
2201,5
14280
22
2,4
7,5
446250
0,04151
TOTAAL
4088,5
26520
kg NH3 / dier* Oue / dier**
# dierplaatsen
totaal NH3
0,24
0,077087
Initiatiefnemer
VOF Reitsma-Hazzelhoff, Bongaloane 2, 9172 GS Ferwert,
Locatie
9172 GS Ferwert,
Adviseur
Jos Wilms, Specialist Huisvesting & Vergunningen, 06-22420141
Voorgenomen activiteit
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan het besluit Huisvesting
diersoort
# dierplaatsen
# dieren
kg NH3 / dier*
totaal Oue
fijnstof / dier***
V-stacks werkelijke ventilatie m3 m3 ventilatie
totaal fijnstof (g/s)
nr stal
emissie punt
4
4
e 5.11
BWL 2010.13.V2
warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag
vleeskuikens
48620
48620
0,021
0,24
1021,02
11668,8
19
2,4
7,5
0,02929
4
4ww
e 5.11
BWL 2010.13.V2
warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag
vleeskuikens
2380
2380
0,021
0,24
49,98
571,2
19
2,4
7,5
0,00143
vleeskuikens
51566
51566
0,021
0,24
1082,886
12375,8
15,2
2,4
7,5
0,02485
6
6
7
7
RAV code* GL nr
omschrijving GL
Oue / dier** totaal NH3
6
e 5.11 + e 7.6
warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging BWL 2010.13.V2 + strooisellaag + warmtewisselaar; BWL 2011.02 20% emissiereductie fijn stof (zie eindnoot 2 en 8)
6ww
e 5.11 + e 7.6
warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging BWL 2010.13.V2 + strooisellaag + warmtewisselaar; BWL 2011.02 20% emissiereductie fijn stof (zie eindnoot 2 en 8)
vleeskuikens
7934
7934
0,021
0,24
166,614
1904,16
15,2
2,4
7,5
0,00382
e 5.11 + e 7.6
warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging BWL 2010.13.V2 + strooisellaag + warmtewisselaar; BWL 2011.02 20% emissiereductie fijn stof (zie eindnoot 2 en 8)
vleeskuikens
51566
51566
0,021
0,24
1082,886
12375,8
15,2
2,4
7,5
0,02485
e 5.11 + e 7.6
warmtewisselaar met luchtmengsysteem voor droging BWL 2010.13.V2 + strooisellaag + warmtewisselaar; BWL 2011.02 20% emissiereductie fijn stof (zie eindnoot 2 en 8)
vleeskuikens
7934
7934
0,021
0,24
166,614
1904,16
15,2
2,4
7,5
0,00382
3570,00
40800
7
7ww
TOTAAL AANVRAAG
0,08808
Initiatiefnemer
VOF Reitsma-Hazzelhoff, Bongaloane 2, 9172 GS Ferwert,
Locatie
9172 GS Ferwert,
Adviseur
Jos Wilms, Specialist Huisvesting & Vergunningen, 06-22420141
dieren per emissiepunt
Voorgenomen activiteit
gegevens per emissiepunt
som # dieren
Gegevens
emissie punt
totaal ventileren ventilatie Vtotaal NH3 totaal Oue stacks totaal werkelijk m3
diersoort
Totaal
emissie punt
totaal fijnstof (g/s)
(gem) oppervlak emissiepunt
uittrede snelheid
diameter
4
vleeskuikens
48620
4
1021,02
11668,8
116688
364650
0,02929
17,7
0,40
4,75
6
vleeskuikens
51566
6
2320,47
12375,84
123758,4
386745
0,02616
46,5
0,40
7,70
7
vleeskuikens
51566
7
2320,47
12375,84
123758,4
386745
0,02616
46,5
0,40
7,70
6ww
vleeskuikens
7934
6ww
357,03
1904,16
19041,6
59505
0,00403
1,27
4,16
1,27
7ww
vleeskuikens
7934
7ww
357,03
1904,16
19041,6
59505
0,00403
1,27
4,16
1,27
4ww
vleeskuikens
2380
4ww
49,98
571,2
5712
17850
0,00143
0,66
4,00
0,92
6426
40800
408000
1275000
0,09110
Eindtotaal
Bijlage 2: Uitwerking geur
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
38
BIJLAGE 2
UITWERKING ‘GEUR’
2.1
ALGEMEEN
De Wet geurhinder en veehouderij vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de omgevingsvergunning, als het gaat om geurhinder vanuit dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig. Daarnaast stelt de Wet geurhinder eisen aan minimale benodigde vaste afstanden van gevel tot gevel en tot (voormalige) bedrijfswoningen. Tevens gelden vaste afstanden voor diercategorieën waar geen emissiefactoren voor vastgesteld zijn.
2.2
LIGGING GEURGEVOELIGE OBJECTEN
Afstand dichtstbijgelegen emissiepunt tot: Bebouwde kom: Burgerwoning in buitengebied: Agrarische bedrijfswoning:
2.3
596 meter Kleasterwei 37 Ferwert 233 meter Bongaloane 6 310 meter Bongaloane 4
GEURVERORDENING
Gemeenten zijn bevoegd om binnen bepaalde bandbreedtes gemotiveerd af te wijken van de wettelijk voorgeschreven geurnormen. Dit gebiedsgerichte beleid wordt vastgelegd in een gemeentelijke verordening. Om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan kan de gemeente een aanhoudingsbesluit nemen. Vergunningaanvragen worden dan vanaf de datum van het in werking treden van het aanhoudingsbesluit aangehouden tot de verordening in werking is getreden. Indien na één jaar na het in werking treden van het aanhoudingsbesluit geen verordening in werking is, dient de gemeente de vergunningaanvragen af te handelen aan de hand van de vereisten in de Wet geurhinder en veehouderij. De gemeente Ferwerderadiel heeft een geurverordening vastgesteld, waarmee de wettelijke geurnormen van toepassing blijven. Aangezien sprake is van een niet concentratiegebied geldt buiten de bebouwde kom de 3 3 geurnorm van 8 OuE/m . Voor de bebouwde kom geldt een geurnorm van 2,0 OuE/m . In de geurverordening heeft de gemeente op adresniveau de vaste afstanden aangepast. De inrichting wordt niet genoemd bij die adressen.
2.4
DIEREN MET OMREKENINGSFACTOREN
VASTE AFSTANDEN In navolgende tabel is een overzicht gegeven van de geurgevoelige objecten in de directe omgeving van het bedrijf. Per object is daarbij zowel de werkelijke afstand als de minimaal vereiste afstand aangegeven. Het gaat hierbij enerzijds om de afstand tussen de buitenzijde van een geurgevoelig object en het dichtstbijzijnde emissiepunt van het betreffende gedeelte van de inrichting. Anderzijds gaat het om de afstand tussen de buitenzijde van een geurgevoelig object en de dichtstbijzijnde buitenzijde van een dierenverblijf (stal) van het betreffende gedeelte van de inrichting. Tabel: Vereiste vaste afstanden voorgenomen activiteit Gemeten tot emissiepunt Werk. afst. Vereiste. (m) afst. (m)
Kleasterwei 37
Cat. object (binnen of buiten bebouwde kom) binnen
596
100
It Suderheach 13
binnen
607
Adres geurgevoelig object
buiten
Bongaloane 6
Bongaloane is veehouder
4
buiten
233
310
Gemeten tot buitenzijde Werk. afst. Vereiste. (m) afst. (m)
Punt
Emissiepint stal 7
597
50
Gevel stal 7
100
Emissiepint stal 7
610
50
Gevel stal 7
50
Emissiepint stal 4
25
Gevel stal 4
50
Emissiepint stal 6
25
Gevel stal 4
Punt
214
240
Legenda: Cat. object: categorie indeling van het betreffende object, binnen is binnen bebouwde kom en buiten is buiten bebouwde kom. Werk. afst. (m): werkelijke afstand tussen geurgevoelig object en inrichting, gemeten in meters. Vereiste. afst. (m): vereiste afstand tussen geurgevoelig object en inrichting, gemeten in meters. Punt: bepalend punt van de inrichting, betreft het emissiepunt of de buitenzijde van het dierenverblijf.
Per object wordt voldaan aan de minimaal vereiste afstand gemeten vanaf de buitenzijde vanaf de dierenverblijven tot een burgerwoning dan wel een woning horende bij een veehouderij. Voorts wordt voldaan aan de minimale afstand gemeten vanaf het dichtstbijzijnde emissiepunt tot aan woningen horende bij een veehouderij. Op deze geurgevoelige objecten is navolgend de geurbelasting berekend. V-STACKS BEREKENINGEN De geurbelasting wordt berekend en getoetst met een verspreidingsmodel V-stacks vergunningen. Navolgend zijn de V-stacks berekeningen opgenomen.
Gegenereerd op: 1-06-2012 met V-STACKS Vergunning versie 2010 (c) KEMA Nederland B.V.
Naam van de berekening: aanvraag Gemaakt op: 1-06-2012 19:25:34 Rekentijd: 0:00:04 Naam van het bedrijf: Reitsma-Hazelhoff VOF aanvraag 2012 Berekende ruwheid: 0,18 m Meteo station: Schiphol Brongegevens: Volgnr.
BronID
X-coord.
Y-coord.
EP Hoogte
Gem.geb. hoogte
EP Diam.
EP Uittr. snelh.
E-Aanvraag
1
stal 6
184 824
593 783
4,5
4,8
7,70
0,40
12 376
2
stal 4
184 847
593 800
1,1
4,6
4,75
0,40
11 669
3
stal 7
184 795
593 761
4,5
4,8
7,70
0,40
12 376
4
Epunt 6ww
184 844
593 725
4,5
4,8
1,27
4,16
1 904
5
Epunt 7ww
184 843
593 724
4,5
4,8
1,27
4,16
1 904
6
Epunt 4ww
184 848
593 777
4,5
4,6
0,92
4,00
571
Geur gevoelige locaties: Volgnummer
GGLID
Xcoordinaat
Ycoordinaat
Geurnorm
Geurbelasting
7
Bongaloane 6
185 078
593 869
8,0
5,0
8
Bongaloane 4 (veeh.)
185 162
593 713
8,0
3,7
9
Herjuwsmawei 1
184 301
593 789
8,0
2,9
10
it Suderheech 13
184 350
594 177
2,0
1,7
11
Kleasterwei 39
184 221
593 929
8,0
2,0
12
Kleasterwei 41
184 245
593 896
8,0
2,1
13
Kleasterwei 37
184 263
594 042
2,0
1,9
14
Hegebeintumerdijk 20
185 147
594 440
8,0
1,8
15
Hegebeintumerdijk 18
184 735
594 491
8,0
1,5
16
De Kruilier 1
184 949
594 435
8,0
2,0
2.5
TOELICHTING VARIABELEN GEURBEREKENING (V-STACKS)
BEDRIJFSONTWIKKELINGSPLANNEN In de navolgende overzichten van de bedrijfsontwikkelingsplannen (zie ook bijlage 1) staan de emissies per emissiepunt, de totale ventilatiebieten per emissiepunt en de totale hoeveelheid odour units per emissiepunt aangegeven.
dieren per emissiepunt som # dieren emissie punt
diersoort
Totaal
4
vleeskuikens
48620
6
vleeskuikens
51566
7
vleeskuikens
51566
6ww
vleeskuikens
7934
7ww
vleeskuikens
7934
4ww
vleeskuikens
2380
gegevens per emissiepunt Gegevens
emissie punt
ventilatie Vtotaal totaal stacks ventileren fijnstof totaal NH3 totaal Oue totaal werkelijk m3 (g/s)
(gem) oppervlak emissiepunt
uittrede snelheid
diameter
4
1021,02
11668,8
116688
364650
0,02929
36
0,94
6,77
6
2320,47
12375,84
123758,4
386745
0,02616
47,29
0,73
7,76
7
2320,47
12375,84
123758,4
386745
0,02616
47,29
0,73
7,76
6ww
357,03
1904,16
19041,6
59505
0,00403
1,27
4,16
1,27
7ww
357,03
1904,16
19041,6
59505
0,00403
1,27
4,16
1,27
4ww
49,98
571,2
5712
17850
0,00143
0,66
4,00
0,92
Eindtotaal
6426
40800
408000
1275000
0,09110
TOELICHTING EMISSIEPUNTEN Op de vleeskuikenstallen wordt een gecombineerde ventilatie toegepast. Enerzijds wordt er geventileerd lengteventilatie via de achtergevel (met een windrukbak/stuwbak) en anderzijds wordt er via de opgestelde warmtewisselaars geventileerd. Voor stal 6 en 7 is 1 warmtewisselaar opgesteld met 4 ventilatoren die beide stallen ventileert. Voor stal 4 is een warmtewisselaar met 1 ventilator opgesteld met 1 ventilator. Er is dus sprake van 2 centrale emissiepunten per stal, waarbij opgemerkt moet worden dat in de berekeningen de warmtewisselaar voor 50% en stal 6 en voor 50% aan stal 7 is toegekend. Op de website van InfoMil staat de volgende instructie over de uitgangspunten voor de geurberekening voor een stal, één dierenverblijf (elke stal is één ruimte) zijnde met meerdere centrale emissiepunten:
Dat levert de volgende uitwerking op: Bij stal 6 en 7 wordt de warmtewisselaar ook uitgevoerd met de optie om extra stof te reduceren en ventileert dan maximaal 1 m3 lucht per vleeskuikens via de warmtewisselaar BWL 2010.13V2 en BWL 2011.02. Er wordt maximaal 7,5 m3 lucht geventileerd. Dat komt neer op 13,3333% van de ventilatie via de warmtewisselaar. In dieren gaat het dan om 7.934 vleeskuikens via de warmtewisselaar (Epunten 6ww en 7ww) en 51.566 vleeskuikens via de windrukbak/stuwbak (Epunten 6 en 7). Het totaal van de dieren komt dan op 59.500 per stal. Bij stal 4 ventileert de warmtewisselaar 0,35 m3 lucht per vleeskuikens via de warmtewisselaar BWL 2010.13V2. Er wordt maximaal 7,5 m3 lucht geventileerd. Dat komt neer op 4,6667% van de ventilatie via de warmtewisselaar. In dieren gaat het dan om 2.380 vleeskuikens via de warmtewisselaar (Epunt 4ww) en 48.620 vleeskuikens via de windrukbak/stuwbak (Epunt 4). Het totaal van de dieren komt dan op 51.000 voor deze stal.
Toelichting ventilatie emissiepunt 6 en 7 (winddrukbak / stuwbak achter de stallen). In de eindgevel van de stallen zijn de ventilatoren aangebracht. Achter de stal staat een winddrukbak. Deze bak is 4,50 m1 hoog en de tegenoverliggende wand staat op 3,40m1. De bovenzijde van de in de achtergevel geplaatste ventilator bevindt zich op 3,30 m1 hoog. De Gebruikershandleiding V-stacks 2010 geeft op blz. 18 bij hoofdstuk 3.8.1 de volgende instructie:
Bij het eerste aandachtspunt wordt gesteld dat de wand op minimaal 2x de straal van de grootste ventilator moet staan. De diameter is 1,40 m1, dan volgt de straal 0,70 m1 is en de benodigde afstand moet dan 1,40 m1 zijn. De wand staat op 3,40 m1. dit punt voldoet dus. Bij het tweede aandachtspunt wordt gesteld dat de wand minimaal 2x hoogte tot aan de bovenkant van de ventilator. De hoogste ventilator is aan de bovenzijde gemeten 3,30 m1 hoog. De benodigde wandhoogte moet dan 6,60 m1 zijn. De wand is 4,50 m1 hoog. Dit punt voldoet niet. Conclusie: de defaultwaarde van 0,4m1 per seconde moet worden toegepast. Het oppervlak van de is 46,50 m2, de bijbehorende diameter bedraagt:
Oppervlakte(m 2) 46,5 *2 = pie * 2 = 7,70m pie
Diameter (m) =
Toelichting ventilatie emissiepunt 4 (winddrukbak / stuwbak achter de stal) In de eindgevel van de stallen zijn de ventilatoren aangebracht. Achter de stal staat een winddrukbak. Deze bak stuwt de ventilatielucht naar beneden en moet daarom aangemerkt worden al horizontale ventilatie. De stuwbak heeft een openingshoogte tot 1,10 m1. De Gebruikershandleiding V-stacks 2010 geeft op blz. 18 bij hoofdstuk 3.8.1 de volgende instructie:
Conclusie: de defaultwaarde van 0,4m1 per seconde moet worden toegepast. Het oppervlak aan de onderzijde van de stuwbak is 17,7 m2, de bijbehorende diameter bedraagt:
Oppervlakte(m 2) 17,7 *2 = pie * 2 = 4,75m pie
Diameter (m) =
Toelichting ventilatie emissiepunt 6ww en 7ww (ventilatoren op de warmtewisselaar). De warmtewisselaar is gedimensioneerd voor de stallen 6 en 7 tegelijk. De warmtewisselaar is zo gedimensioneerd dat er ook stofreductieplaats vindt. daarvoor moet minimaal 1 m3 lucht per vleeskuikens geïnstalleerd zijn. De wisselaar is met 4 uitblaasventilatoren uitgerust. Er zijn voor de geurberekening aan ieder stal 2 gezamenlijk als emissiepunt toegekend. U vindt dit terug in hoofdstuk 12.6 op de situatieschets. Twee ventilatoren van 90 cm. vormen samen een centraal emissiepunt. V-stacks vergunningen rekent met de gemiddelde ventilatiecapaciteit. De uittredesnelheid wordt bepaald door de gemiddelde ventilatiecapaciteit te delen door de oppervlakte. De diameter wordt bepaald door de wortel uit de (oppervlakte/∏) te vermenigvuldigen met 2.
Het oppervlak van 2 ventilatoren van 90 cm. wordt als volgt berekend: De straal van de ventilator (= 45cm) x 2. Dan wordt er vermeningvuldigd met ∏ (3.1416326) en met 2 ventilatoren, het oopervlek komt dan op 1,27 m2. Om de luchtsnelheid te bereken gebruiken we de volgende formule:
Debiet (m / s) (19.042(m3 / uur ) ) / 3600 s ) = = 4,16 1,27 Oppervlakte(m2)
Snelheid (m/s) =
Conclusie: de berekende luchtsnelheid voor V-stacks komt dan op 4,16m1 per seconde bij verticale ventilatie Toelichting ventilatie emissiepunt 4ww (ventilator op de warmtewisselaar). Op stal 4 wordt ook een warmtewisselaar toegepast. Deze dient alleen als warmtewisselaar. De wisselaar is met 1 uitblaasventilator van 92 cm uitgerust. De gebruikershandleiding V-stacks schrijft dan voor om luchtsnelheid van 4 m1 per seconde te hanteren bij verticale ventilatie. Cobclusie: de luchtsnelheid voor V-stacks komt dan op 4 m1 per seconde. Ventilatoren De gehanteerde ventilatoren in de eindgevel zijn Fancom ventilatoren 3680 c 400-415v. Dit zij de regelbare ventilatoren. Verder zijn in de eindgevel ventilatoren geplaatst van het merk Euromme en wel de diamaters 110 en 140 cm. Ventilator Fancom 3680 Euroemme EM 36 Euroemme EM 50
diameter 80 cm. 109cm. 138 cm.
aantal per stal stal 4 stal 6 stal 7 2 3 3 2 1 1 7 13 13
EP hoogte De warmtewisselaars staan opgesteld tussen de stallen en hebben elk een emissiehoogte van 4,5 m1, dit geldt dus voor de Epunten 4ww, 6 ww en 7ww. De winddrukbak/stuwbak achter stal 4 is neerwaarts gericht en heeft een Ep hoogte van 1,1 m1. De winddruk- stuwbakken achter de stallen 6 en 7 hebben een wandhoogte van 4,5 m1. Dit is dan gelijk aan de Ep hoogte.
2.6
KADASTRALE SITUATIETEKENING
Navolgend is de kadastrale tekening ingevoegd.
Projectbegeleider:
GEGEVENS LOCATIE
J. Wilms Postbus 1 5830 MA Boxmeer mob 06-22 420 141 fax 0485-583 974
VOF Reitsma-Hazelhoff Bongaloane 2 9172 GS Ferwert OMSCHRIJVING
Situatieschets aanvraag
Bijlage 3: Leaflet
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
39
Nummer systeem
BWL 2010.13.V2
Naam systeem
Stal met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag in combinatie met een warmtewisselaar
Diercategorie
Vleeskuikens, (groot-) ouderdieren van vleeskuikens in opfok, ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok tot 6 weken en 6 tot 30 weken en vleeskalkoenen
Systeembeschrijving van
oktober 2011
Vervangt
Systeembeschrijving BWL 2010.13.V1 van februari 2011
Werkingsprincipe
Ammoniakemissiebeperking is gebaseerd op het drogen en verwarmen van de mest-/strooisellaag door middel van een onderhoudsvriendelijke warmtewisselaar hetzij met continu draaiende circulatieventilatoren of een in hoogte verstelbaar verdelersysteem met buizen op dierniveau. De wisselaar zorgt ervoor dat er warme ventilatielucht vanuit de stal verse lucht opwarmt via één of meer warmtewisselaar(s). De opgewarmde verse ventilatielucht wordt midden bovenin de stal in 1 (bij lengteventilatie) of 2 (bij (combinatie met) nokventilatie) richtingen uitgeblazen. Vervolgens wordt deze lucht door circulatieventilatoren vermengd met warme lucht bovenin de stal en naar één of beide staluiteinden gestuwd. Via de topgevelwand(en) wordt de lucht terug over de strooisellaag geleid. Bij gebruik van verdeelbuizen wordt de opgewarmde verse ventilatielucht via een in hoogte verstelbaar verdelersysteem gelijkmatig over de strooisellaag geleid.Door het mengen van de stallucht wordt een gelijkmatige temperatuur in de gehele stal bereikt. De mest/strooisellaag wordt gedroogd en de kooldioxide (CO2) wordt bij de dieren verdreven.
DE TECHNISCHE UITVOERING VAN HET SYSTEEM; BOUWKUNDIG 1
Onderdeel
Uitvoeringseis
Stalvloeruitvoering
De totale stalvloerconstructie inclusief eventueel onderliggende zandlaag moet een warmteweerstand (Rc-waarde) hebben van minimaal 0,5.
DE TECHNISCHE UITVOERING VAN HET SYSTEEM; TECHNISCHE VOORZIENINGEN Onderdeel
Uitvoeringseis
2
Huisvestingsvorm
Volledig strooiselvloer
3
Drinkwater
Drinkwatervoorziening voorzien van antimorssysteem
4a Verwarmings- en luchtcirculatiesysteem
Er moet sprake zijn van minimaal één warmtewisselaar die verse lucht opwarmt, voor één of twee stallen. Deze lucht wordt met circulatieventilatoren vermengd met warme lucht in de nok van de stal of via een in hoogte verstelbaar verdelersysteem gelijkmatig over het strooisel geleid In de stal dient aanvullende verwarming aanwezig te zijn om de gewenste staltemperatuur te bereiken.
4b Warmtewisselaar
Warmtewisselaar(s) staat(n) buiten naast de stal opgesteld. De warmtewisselaar warmt vers binnenkomende ventilatielucht op alvorens deze in de stal komt. Het thermische rendement van de wisselaar is minimaal 70% bij warmtevraag op basis van: ( T inblaas –T buiten ) x 100% (T = temperatuur) T afzuig – T buiten
4c
De minimaal geïnstalleerde capaciteit van de warmtewisselaar bedraagt minimaal 0,35 m3 per dierplaats per uur (of minimaal 8 m3 per m2 staloppervlak). De capaciteit is regelbaar met frequentieregelaars.
4d
De opgewarmde lucht dient bij alleen lengteventilatie op ca. 1/3 deel van de stallengte, vanaf de wandventilatoren in de tegenoverliggende richting te worden uitgeblazen. Bij de combinatie van nok- en lengteventilatie of alleen nokventilatie is de uitblazing in twee richtingen vanuit het midden van de lengte van de stal. In alle gevallen dient de lucht in de nok van de stal te worden uitgeblazen of bij gebruik van verdeelbuizen over de gehele lengte van de stal op dierniveau
4e Bij toepassing circulatieventilatoren
De circulatieventilatoren worden bovenin de nok van de stal geplaatst op een onderlinge afstand van maximaal 20 meter en op maximaal 1,5 meter onder de nok van de stal. Deze circulatieventilatoren houden continu de luchtbeweging in de stal op gang.
4f
De minimale ventilatorcapaciteit van de circulatieventilatoren is 6000 m3 per uur per stuk met minimaal 23 m3 per m2 staloppervlak (of maximaal 260 m2 staloppervlak per circulatieventilator).
4g Bij toepassing buizen
De lucht dient via minimaal twee rijen in de lengte richting opgehangen horizontaal in hoogte verstelbare buizen verdeeld te worden. In de breedte van de stal is sprake van een evenredige verdeling van de buizen
4h
Het aantal buizen is volgens opgave leverancier. De buizen zijn aan weerszijden voorzien van gaatjes. Afstand, diameter en hoek volgens opgave van leverancier.
5
Registratieapparatuur
De volgende registratieapparatuur dient aanwezig te zijn: - apparatuur voor het registreren van het aanstaan van de warmtewisselaar (urenteller); - apparatuur voor het registreren van de gerealiseerde temperatuurcurve, binnen-, inblaas- en buitentemperatuur; - apparatuur voor het registreren van het gerealiseerde ventilatiedebiet in warmtewisselaar en ventilatorcapaciteit circulatieventilatoren
6
Capaciteit
Installatie in bestaande stallen: Te installeren capaciteit van de warmtewisselaar en heaters is minimaal 125 Watt per m2 bij 35ºC omgevingstemperatuur. Capaciteit volgens opgave leverancier Nieuwbouw: Te installeren capaciteit van de warmtewisselaar en heaters is minimaal 100 Watt per m2 bij 35ºC omgevingstemperatuur. Capaciteit volgens opgave leverancier.
HET GEBRUIK VAN HET SYSTEEM Onderdeel
Gebruikseis
Leefoppervlak
Bij vleeskuikens: Minimaal 417 cm2 en maximaal 556 cm2 per dier bij opzet (18-24 dieren per m2) Bij scharrelvleeskuikens: Minimaal 588 cm2 en maximaal 909 cm2 per dier bij opzet (11-17 dieren per m2) Bij (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok tot 19 weken: minimaal 900 cm2 en maximaal 1100 cm2 per dier bij opzet (8,3 à 11,1 dieren per m2) Bij ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok tot 6 weken: Minimaal 625 cm2 per dier bij opzet (16 dieren per m2) Bij ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok tot 6-30 weken: Minimaal 1330 cm2 per dier bij opzet (7,5 dieren per m2) Bij vleeskalkoenen: Mannelijke dieren : Minimaal 3330 cm2/dier op 10 weken leeftijd (3,0 dieren per m2) Vrouwelijke dieren: Minimaal 2040 cm2/dier op 10 weken leeftijd (4,9 dieren per m2)
b1 Luchtstroming bij toepassing circulatie ventilatoren
De lucht in het bovenste deel van de stal1 wordt via circulatieventilatoren via de eindgevel(s) naar beneden geleid en vervolgens goed verdeeld over het strooiseloppervlak geblazen
b2 Luchtstroming bij toepassing buizen
De opgewarmde verse ventilatielucht wordt via de buizen aan een in hoogte verstelbaar verdelersysteem gelijkmatig over het strooiseloppervlak geblazen. De hoogte van de buizen wordt versteld met de leeftijdcurve van de dieren variërend van minimaal 50 cm tot maximaal 150 cm.Tijdens het schoonmaken van de stal zijn de buizen tot aan het dak op te takelen.
c
Instelling temperatuurcurve
Minimaal de eerste 12 dagen van een ronde kan de warmtewisselaar in de volledige minimum ventilatiebehoefte van een stal voorzien. In deze periode zijn de reguliere ventilatieopeningen gesloten en wordt alle ventilatielucht via de wisselaar af- en aangevoerd. De verwarming wordt ingeschakeld naarmate er behoefte is aan extra warmte in de stal, hiervoor wordt de temperatuurcurve gevolgd.
d
Instelling ventilator in warmtewisselaar wanneer er verwarmd wordt
De hoeveelheid afgevoerde lucht wordt gemeten met een meetwaaier. De verwarming wordt ingeschakeld wanneer de ruimtetemperatuur 0,5 °C onder de temperatuurcurve komt. De ventilator in de warmtewisselaar draait bij plaatsing van de dieren op minimum niveau en gaat 100% draaien wanneer de ventilatiebehoefte van de dieren hierom vraagt. De afzuigventilator volgt hierbij de inblaas ventilatie curve.
a
1
Het betreft hier de lucht onder het dak/de nok van de stal. De lucht is aldaar warmer dan elders in de stal.
e
Instelling ventilator in wisselaar wanneer er niet verwarmd wordt
Wanneer er geen extra warmtebehoefte is en er dus niet bij verwarmd wordt via de warmtewisselaar, mag de capaciteit worden terug geregeld tot maximaal 50% van de ventilatorcapaciteit. De wisselaar mag worden uitgeschakeld als het temperatuurverschil tussen de streefwaarde van de stal en buitentemperatuur kleiner is dan 12oC of als de dieren ouder zijn dan 4 weken.
f1
Instelling bij De circulatieventilatoren draaien bij plaatsing van de dieren op minimaal toepassing van de 20% capaciteit. Dit wordt evenredig opgevoerd naar 100%, zodra circulatieventilatoren de maximum ventilatiecapaciteit voor luchtverversing voor de dieren wordt bereikt..
f2
Instelling bij toepassing buizen
De beluchting via de warmtewisselaar wordt gestart vanaf dag 1 en volgt de minimale ventilatie behoefte van de dieren van 10% naar 100% van de capaciteit. Na het bereiken van de maximum ventilatiecapaciteit van de warmtewisselaar dient de inblaascapaciteit gedurende de rest van de periode gelijk te blijven.
g
Registratie
Ten behoeve van een controle op de werking van het systeem moeten de volgende gegevens automatisch worden geregistreerd: - het aan staan van de warmtewisselaar en de ventilator(en) hiervan; - het aan staan van de circulatieventilatoren en het verloop over een ronde. Dit om vast te stellen dat er continu voldoende drooglucht over het strooiselbed wordt geblazen; - de temperatuurcurve.
Emissiefactor
(Scharrel)vleeskuikens: 0,021kg NH3 per dierplaats per jaar (Groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok tot 19 weken: 0,158 kg NH3 per dierplaats per jaar Ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok tot 6 weken: 0,095 kg NH3 per dierplaats per jaar Ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok tot 6-30 weken: 0,297 kg NH3 per dierplaats per jaar Vleeskalkoenen: 0,430 kg NH3 per dierplaats per jaar
Verwijzing meetrapport
Emissiemetingen stalsystemen met Agro Clima Unit (ECN-E-10-087, september 2010)
Circulatieventilator->
Plattegrond en dwarsdoorsnede bij toepassen van warmtewisselaar en circulatieventilatoren
Uitvoering bij nokventilatie of Combinatie van nok- met lengteventilatie
Uitvoering met lengte ventilatie
Plattegrond en dwarsdoorsnede bij toepassen van warmtewisselaar met buizen systeem
Naam:
stal met luchtmengsysteem voor droging strooisellaag in combinatie met een warmtewisselaar
Nummer: BWL 2010.13.V2 Systeem beschrijving oktober 2011
Nummer systeem
BWL 2011.02
Naam systeem
Warmtewisselaar; 20% reductie fijnstof (PM10)
Diercategorie
Additionele technieken voor emissiereductie van fijn stof bij de diercategorieën E, F en G.
Systeembeschrijving van
Maart 2011
Werkingsprincipe
De wisselaar zorgt ervoor dat er warme ventilatielucht vanuit de stal verse lucht opwarmt. De opgewarmde verse ventilatielucht wordt in de stal uitgeblazen. Voor menging van de warme lucht met de aanwezige stallucht kan per diercategorie en huisvestingsysteem een andere techniek worden toegepast. In het condensatievocht dat zich vormt op de pakketten in de wisselaar blijft stof achter. Samen met aanhechting van stof aan de wanden van de kanalen resulteert dit in een reductie van de emissie van fijnstof.
DE TECHNISCHE UITVOERING VAN HET SYSTEEM; TECHNISCHE VOORZIENINGEN Onderdeel
Uitvoeringseis
1
Huisvestingsvorm
Afhankelijk van diercategorie en huisvestingssysteem
2
Verwarmings- en luchtcirculatiesysteem
Er moet sprake zijn van minimaal één onderhoudsvriendelijke warmtewisselaar die verse lucht opwarmt. Deze lucht wordt vermengd met lucht in de stal. In de stal dient bij jonge dieren aanvullende verwarming aanwezig te zijn om de gewenste staltemperatuur te bereiken.
3a
Warmtewisselaar
Warmtewisselaar(s) staat(n) buiten naast de stal opgesteld. De warmtewisselaar warmt vers binnenkomende ventilatielucht op alvorens deze in de stal komt. Het thermische rendement van de wisselaar is minimaal 70% bij warmtevraag op basis van: ( T inblaas –T buiten ) x 100% (T = temperatuur) T afzuig – T buiten
3b
De minimaal geïnstalleerde capaciteit van de warmtewisselaar(s) bedraagt bij: - opfokleghennen; 0,4 m3/dier/uur - leghennen; 1,0 m3/dier/uur - opfokvleeskuikenouderdieren; 1,0 m3/dier/uur - vleeskuikenouderdieren; 1,5 m3/dier/uur - vleeskuikens; 1,0 m3/dier/uur - vleeskalkoenen, hennen; 3 m3/dier/uur - vleeskalkoenen, hanen; 6,2 m3/dier/uur - vleeseenden; 2,3 m3/dier/uur De capaciteit is regelbaar met frequentieregelaars.
3c
De warmtewisselaar is uitgevoerd volgens het tegenstroomprincipe. In een kast van isolerend zijn kunststof kanalen geplaatst. De kanalen zijn minimaal 7 m lang. De binnenkomende (koude) lucht stroomt door de kanalen. De uitgaande (warme) stallucht stroomt langs de buitenkant van de kanalen.
4
Registratieapparatuur
De volgende registratieapparatuur dient aanwezig te zijn: apparatuur voor het registreren van het aanstaan van de warmtewisselaar (urenteller); apparatuur voor het registreren van de gerealiseerde temperatuur(curve), binnen-, inblaas- en buitentemperatuur; apparatuur voor het registreren van het gerealiseerde ventilatiedebiet in warmtewisselaar
HET GEBRUIK VAN HET SYSTEEM Onderdeel
Gebruikseis
a
Instelling capaciteit warmtewisselaar
Totdat de maximale capaciteit van de warmtewisselaar(s) is bereikt, zijn de reguliere ventilatieopeningen gesloten en wordt alle ventilatielucht via de wisselaar af- en aangevoerd. Daarna blijft de capaciteit door de warmtewisselaar op 100%.
b
Reiniging
De buitenzijde van de kunststofkanalen in de wisselaar moeten na iedere ronde en minimaal één keer per twee maanden worden gereinigd.
c
Registratie
Ten behoeve van een controle op de werking van het systeem moeten de volgende gegevens automatisch worden geregistreerd: het aan staan van de warmtewisselaar en de ventilator hiervan; de temperatuur(curve).
Werkingsresultaat
Emissiereductie fijnstof (PM10) van 20% ten opzichte van de emissiefactor van het stalsysteem waarmee het wordt gecombineerd.
Principeschets warmtewisselaar
Naam: Warmtewisselaar; 20% reductie fijnstof
Nummer: BWL 2011.02 Systeembeschrijving: maart 2011
Bijlage 4: brief beoordelingsverzoek NBwet provincie Friesland
Aanmeldnotitie MER, V.O.F. Reitsma-Hazelhoff
40
blz 2
121609
Inhoudsopgave
REGELS
3
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1: Begrippen Artikel 2: Wijze van meten HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3: Agrarisch HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS Artikel 4: Anti-dubbeltelbepaling Artikel 5: Algemene bouwregels Artikel 6: Algemene gebruiksregels Artikel 7: Algemene afwijkingsregels Artikel 8: Overige regels HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 9: Overgangsrecht Artikel 10: Slotregel Bijlagen Bijlage 1 Landschappelijke inpassing Bijlage 2 Lijst met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Buro Vijn B.V.
4 4 11 12 12 17 17 18 19 20 21 22 22 23 25 27 31
Status: voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 3
REGELS
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 4
121609
HOOFDSTUK 1 Artikel 1:
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
1. plan: het bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 van de gemeente Ferwerderadiel; 2. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1722.121609-VO01 met de bijbehorende regels en bijlagen; 3. aan- of uitbouw: een gebouw dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting dan wel uitbreiding van het hoofdgebouw vormt; 4. aan-huis-verbonden beroep: de in Bijlage 2 genoemde beroepen, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie; 5. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 6. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 7. agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; 8. bassin: een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische activiteiten; 9. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 10. (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productenvergisting: de verwerking van mest en/of organische (bij)producten in hoofdzaak van het eigen bedrijf aangevuld met mest en/of organische (bij)producten van andere bedrijven, al dan niet in een samenwerkingsverband; 11. bedrijfsgebouw: een gebouw, overkappingen daaronder mede begrepen, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Buro Vijn B.V.
Status: voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 5
12. bedrijfsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor detailhandel, een (horeca)bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag en administratieruimten en dergelijke; 13. bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is; bestaand: 14. bestaand: ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik: bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan; 15. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 16. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 17. bijgebouw: een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en vrijstaat van dat hoofdgebouw; 18. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 19. bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 20. bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; 21. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 22. bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel;
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 6
121609
23. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 24. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 25. cultuurgrond: grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden; 26. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 27. eerste bouwlaag: de bouwlaag op de begane grond; 28. erf: het bouwperceel, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw; 29. erotisch getinte vermaaksfunctie: een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal; 30. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 31. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden: de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken; 32. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: een agrarische bedrijfsvoering, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, op de wijze van een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuinbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven; 33. hoofdgebouw: een gebouw, dat zowel functioneel als qua vorm bepalend is voor de materiële inhoud van de bestemming;
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Buro Vijn B.V.
Status: voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 7
34. hoofdverblijf: het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt; 35. horecabedrijf: het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie; 36. intensief veehouderijbedrijf: een agrarisch bedrijf in de vorm van het houden van dieren, op de wijze van een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van bedrijfsvoeringen waarin dieren worden gehouden overeenkomstig de regels ten aanzien van de biologische productiemethoden; 37. kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 38. kap: een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak; 39. kas: een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten; 40. kleinschalig kampeerterrein: een kampeerterrein met een recreatieve medebestemming waar een beperkt aantal kampeerplaatsen voor mobiele kampeermiddelen worden verhuurd als toeristische standplaatsen; 41. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten: de in Bijlage 2 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 8
121609
42. logiesverstrekkend bedrijf: een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf; naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding; 43. milieusituatie: de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt; 44. mobiel kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of enig ander onderkomen met de bedoeling te plaatsen op een kampeerterrein voor ten hoogste een kampeerseizoen; 45. niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: een agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf; 46. nutsvoorzieningen: een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten; 47. ondergeschikte tweede tak: een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf; 48. overkapping: elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wand(en) dan wel met ten hoogste één wand; 49. peil: a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c. indien in het water wordt gebouwd: 1. het NAP -0,52 m;
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Buro Vijn B.V.
Status: voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 9
50. permanente bewoning: bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats; 51. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding; 52. prostitutiebedrijf: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar; 53. recreatieve bewoning: de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie; 54. silo: een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden; 55. sociale veiligheid: een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is; 56. stacaravan: een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken; 57. straat- en bebouwingsbeeld: een in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, dat zich in het algemeen kenmerkt door: 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte; 2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling; 3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is; 58. torensilo: een gebouw ten behoeve van opslagdoeleinden; 59. tunnelkas: elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten; 60. vast kampeermiddel: een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf met de bedoeling te plaatsen op een kampeerterrein voor een aantal jaren;
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 10
121609
61. verkeersveiligheid de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers; 62. voorgevel: de voorgevel van een gebouw dan wel de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt; in hoeksituaties wordt de naar de weg gekeerde zijgevel tevens als voorgevel aangemerkt; 63. windmolen: een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van energie; 64. woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld en bestemd voor de huisvesting van een huishouden; 65. woonsituatie: een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder.
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Buro Vijn B.V.
Status: voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 11
Artikel 2: Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 1. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 3. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 4. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 5. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 6. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 12
121609
HOOFDSTUK 2 Artikel 3: 3.1.
BESTEMMINGSREGELS
Agrarisch
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het agrarisch grondgebruik; b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf", in combinatie met een intensief veehouderijbedrijf in de vorm van een pluimveehouderij, ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij"; c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van een bedrijfskavel; met daaraan ondergeschikt: d. wegen en paden; e. water; f. nutsvoorzieningen; met de daarbijbehorende: g. bedrijfsgebouwen en overkappingen; h. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit; i. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning; j. tuinen, erven en terreinen; k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; l. landschappelijke inpassing. 3.2.
Bouwregels
3.2.1. Bedrijfsgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a. er zullen uitsluitend bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd; b. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van een bedrijfskavel; c. de gezamenlijke staloppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een intensief veehouderijbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij", zal ten hoogste 8.600 m² bedragen; d. er mogen geen kassen, tunnelkassen hoger dan 1,50 m en torensilo's worden gebouwd; e. de goothoogte van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen; f. in afwijking van het bepaalde onder f. zal de goothoogte van een bedrijfsgebouw ten behoeve van het houden van vee ten hoogste 5,00 m bedragen; g. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 14,00 m bedragen; bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Buro Vijn B.V.
Status: voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 13
h. de dakhelling van een bedrijfsgebouw of overkapping zal ten minste 15° bedragen; i. de dakhelling van een bedrijfsgebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen. 3.2.2. Bedrijfswoning Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels: a. een bedrijfswoning zal binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. per bedrijfskavel zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd; c. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen; d. een bedrijfswoning zal in de naar de weg gekeerde bouwgrens dan wel ten hoogste 2,00 m vanaf de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd; e. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 4,50 m bedragen; f. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9,00 m bedragen; g. een bedrijfswoning zal voorzien zijn van een kap; h. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° bedragen. 3.2.3. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels: a. de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen zullen ten minste 3,50 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden gebouwd; b. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelsgrens dan wel op de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd; c. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf" worden gebouwd; d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen; e. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voorzover gelegen achter voorgevel(s) van de bedrijfswoning, verminderd met de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen; f. in afwijking van het bepaalde onder c en d mag de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning ten hoogste 75 m² bedragen, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt; g. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwde overkapping of aangebouwd bijgebouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning plus 0,25 m; bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 14
121609
h. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen; i. indien een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping wordt voorzien van een kap, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen, mits de bouwhoogte 1,00 m minder bedraagt dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning; 2. de bouwhoogte van een bijgebouw of een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 3.2.4. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. silo's, platen en bassins zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de bouwhoogte van een mestsilo of een bassin zal ten hoogste 5,00 m bedragen; c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen; d. de bouwhoogte van vlaggenmasten of reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen; e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen windmolens zijnde, zal binnen het bouwperceel ten hoogste 15,00 m bedragen; f. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal buiten het bouwperceel ten hoogste 3,00 m bedragen. 3.3.
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van: a. een goede woonsituatie; b. een goede milieusituatie; c. de verkeersveiligheid; d. een goede landschappelijke inpassing; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.4.
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub d in die zin dat de dakhelling van een bedrijfsgebouw wordt verkleind dan wel dat een bedrijfsgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak; bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Buro Vijn B.V.
Status: voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 15
b. het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat een bedrijfswoning gedeeltelijk buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits: 1. de naar de weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan niet wordt overschreden; 2. de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gebouwde gedeelte ten hoogste 30 m² bedraagt. 3.5.
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid en detailhandel, anders dan bestaand gebruik waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend; b. het gebruik van meer dan 25% van de bouwwerken ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsvoering als ondergeschikte tweede tak; c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf in combinatie met een ondergeschikte tweede tak in de vorm van (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting; d. het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen; e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten; f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden; g. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen voor bewoning; h. het gebruik van een eventuele tweede bouwlaag voor het houden van vee; i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" voor het houden van meer dan 170.000 stuks pluimvee; j. het in gebruik nemen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting" zonder realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing, zoals beschreven in Bijlage 1. 3.6.
Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 3.5 sub a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een sociale nevenfunctie of zorgboerderij als een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie, mits: 1. er een directe relatie is tussen het agrarisch bedrijf en de sociaal-medische opvang van personen, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten; 2. de vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving; 3. alle activiteiten ten behoeve van de toegelaten bedrijvigheid binnen de bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 16
121609
bestaande bebouwing worden ondergebracht; b. het bepaalde in lid 3.5 sub c in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak in de vorm van (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting, mits: 1. de oppervlakte van een bouwwerk ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)product-vergisting ten hoogste 2500 m² bedraagt; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande infrastructuur, er geen onevenredige verkeersbelasting optreedt en een goede landschappelijke inpassing wordt gegarandeerd; c. het bepaalde in lid 3.5 sub f in die zin dat gebouwen in combinatie met de agrarische bedrijfsvoering worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits: 1. de exploitatie van logiesverstrekking alleen plaatsvindt in de vorm van een ondergeschikte tweede tak bij een volwaardig bedrijf; 2. ten behoeve van de logiesverstrekking niet meer dan 6 appartementen of kamers worden gerealiseerd; 3. de ruimtes voor logiesverstrekking in het boerderijpand, de bedrijfswoning dan wel een voormalige stal worden ondergebracht; 4. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is; 5. de vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving.
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Buro Vijn B.V.
Status: voorontwerp / 09-10-12
121609
HOOFDSTUK 3
blz 17
ALGEMENE REGELS
Artikel 4: Anti-dubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 18
121609
Artikel 5: Algemene bouwregels Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal de halve gevelbreedt, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits: de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Buro Vijn B.V.
Status: voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 19
Artikel 6: Algemene gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen; b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten dienste van de bestemming; c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf.
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 20
121609
Artikel 7: Algemene afwijkingsregels Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages; b. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van antennemasten wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m; c. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt verhoogd, mits: 1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen; 2. de bouwhoogte leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Buro Vijn B.V.
Status: voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 21
Artikel 8: Overige regels De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; c. de ruimte tussen bouwwerken.
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 22
121609
HOOFDSTUK 4 Artikel 9: 9.1.
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 9.2.
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Buro Vijn B.V.
Status: voorontwerp / 09-10-12
121609
blz 23
Artikel 10: Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 van de gemeente Ferwerderadiel
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
Bijlage 1 Landschappelijke inpassing Bongaloane 2 te Ferwert
121609
Bijlage 2 activiteiten
blz 31
Lijst
met
kleinschalige
beroeps-
en
bedrijfsmatige
LIJST VAN TOEGESTANE BEROEPEN EN BEDRIJVEN BIJ WONINGEN Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder: individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, enz. individuele praktijk dierenarts Kledingmakerij (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf woningstoffeerderij Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals: schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf Reparatiebedrijfjes, waaronder: schoen-/lederwarenreparatiebedrijf uurwerkreparatiebedrijf goud- en zilverwerkreparatiebedrijf reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen reparatie van muziekinstrumenten In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd Advies- en ontwerpbureaus, waaronder individuele praktijk voor: reclame ontwerp grafisch ontwerp architect (Zakelijke) dienstverlening, waaronder individuele praktijk voor: notaris advocaat accountant assurantie-/verzekeringsbemiddeling exploitatie en handel in onroerende zaken Overige dienstverlening kappersbedrijf schoonheidssalon Onderwijs autorijschool onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Status: voorontwerp / 09-10-12
Buro Vijn B.V.
blz 32
121609
dan wel met voorgenoemde bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid. ===
bestemmingsplan Ferwert - Bongaloane 2 Buro Vijn B.V.
Status: voorontwerp / 09-10-12