Gemeente Bloemendaal Bestemmingsplan “Deken ZondaglaanTeylingerweg”
datum: 12 mei 2009 projectnummer: 02539.001
Gemeente Bloemendaal Bestemmingsplan ‘’Deken ZondaglaanTeylingerweg’’ Inhoud 1. 2. 3.
toelichting bestemmingsplanregels verbeelding blad : 02539.001k13 d.d. : 17 december 2008 gew. : 12 mei 2009
Projectverantwoordelijke: dhr. drs. M.C.M. Reijnaars Collegiale toets: dhr. drs. B. Tjiam Status: definitief
Toelichting
02539.001bp14
1
INHOUD 1 Inleiding .................................................................................................................................... 3 1.1 Aanleiding en doel................................................................................................................. 3 1.2 Leeswijzer .............................................................................................................................. 3 2 Relevant ruimtelijk beleid ......................................................................................................... 5 2.1 Algemeen .............................................................................................................................. 5 2.2 Rijksbeleid ............................................................................................................................. 5 2.3 Provinciaal beleid................................................................................................................... 6 2.4 Regionaal beleid .................................................................................................................. 10 2.5 Gemeentelijk beleid ............................................................................................................. 11 3 Beschrijving plangebied ......................................................................................................... 13 3.1 Algemeen ............................................................................................................................ 13 3.2 Geschiedenis Vogelenzang .................................................................................................. 13 3.3 Landelijke omgeving Vogelenzang....................................................................................... 13 3.4 Ruimtelijke opbouw Vogelenzang ........................................................................................ 14 4 Projectbeschrijving ................................................................................................................. 17 4.1 Beschrijving huidige situatie projectlocatie ........................................................................... 17 4.2 Beschrijving nieuwe situatie projectlocatie ........................................................................... 17 5 Planologisch relevante (milieu) aspecten............................................................................... 19 5.1 Algemeen ............................................................................................................................ 19 5.2 Duurzaam bouwen .............................................................................................................. 19 5.3 Water .................................................................................................................................. 19 5.4 Externe veiligheid ................................................................................................................ 23 5.5 Akoestiek ............................................................................................................................. 25 5.6 Bodem ................................................................................................................................ 27 5.7 Bedrijven en milieuzonering................................................................................................. 29 5.8 Archeologie en cultuurhistorie ............................................................................................. 30 5.9 Luchtkwaliteit ...................................................................................................................... 31 5.10 Natuur................................................................................................................................. 32 5.11 Economische uitvoerbaarheid .............................................................................................. 33 6 Juridische plantoelichting ....................................................................................................... 35 6.1 Planstukken ......................................................................................................................... 35 6.2 Toelichting op verbeelding .................................................................................................. 35 6.3 Toelichting op bestemmingsplanregels ................................................................................ 35 7 Vooroverleg en inspraak......................................................................................................... 39 7.1 Vooroverleg......................................................................................................................... 39 7.2 Inspraak............................................................................................................................... 39
Toelichting
2
Uitsnede topografische kaart. Met de rode cirkel is de projectlocatie aangegeven. Bron: Atlas Noord-Holland, 2005.
Toelichting
02539.001bp14
1
Inleiding
1.1
Aanleiding en doel
3
Woningbouwvereniging Brederode uit Bloemendaal is voornemens 37 appartementen voor senioren verdeeld over drie complexen op te richten in de kern Vogelenzang binnen de gemeente Bloemendaal. Namens de corporatie heeft BBHD architecten uit Schagen een verkaveling opgesteld. Verder is door de gemeente Bloemendaal op 23 augustus 2007 een Definitief Ruimtelijk Kader vastgesteld. In dit kader stelt de gemeente de randvoorwaarden waaraan het project dient te voldoen. Op grond van de verkaveling en het Definitief Ruimtelijk Kader is aan Compositie 5 stedenbouw bv gevraagd een bestemmingsplan op te stellen om het project een planologisch juridische basis te geven. De projectlocatie is gelegen langs de Teylingerweg en de Deken Zondaglaan, midden in de kern Vogelenzang binnen de gemeente Bloemendaal. Ten noorden, oosten en zuiden grenst de projectlocatie aan de overige woonbebouwing van de wijk. Ten westen ligt een sportterrein met aansluitend het landelijk gebied. De percelen waarop de appartementen voorzien zijn hebben tot dusverre al een woonfunctie. De aanwezige woningen zullen worden gesloopt ten behoeve van onderhavig project. Op de percelen is het bestemmingsplan ‘’Vogelenzang-Dorp’’ vigerend. Het bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 17 januari 1985 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 18 februari 1986. Inmiddels is de gemeente Bloemendaal bezig om voor de kern Vogelenzang een integraal conserverend bestemmingsplan op te stellen. In verband met de voortgang van onderhavig project wordt voorgesorteerd met het opstellen van een separaat plan. Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden, met de ingang van deze wet zijn gemeenten verplicht om hun bestemmingsplannen te laten voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Ook dienen bestemmingsplannen per 1 januari 2010 digitaal raadpleegbaar zijn. Onderhavig bestemmingsplan is opgebouwd overeenkomstig de nieuwe vereisten. 1.2
Leeswijzer • • • • •
In hoofdstuk 2 vindt een omschrijving van en toetsing aan het relevante ruimtelijke beleid plaats. Hierbij wordt ingegaan op het rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid; In het derde hoofdstuk vindt een omschrijving van het gebied plaats. Het vierde hoofdstuk beschrijft de huidige situatie en toekomstige situatie van de projectlocatie. In hoofdstuk 5 komen planologisch relevante (milieu) aspecten aan bod, per aspect wordt aangegeven welke zaken relevant en waar rekening mee gehouden dient te worden; Het zesde hoofdstuk, bevat de juridische plantoelichting. In dit hoofdstuk wordt de opbouw van de bestemmingsplanregels en een korte toelichting op de bestemmingsplanregels gegeven;
Toelichting
4
•
In het zevende en laatste hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van eventuele inspraakreacties en overlegreacties.
Luchtfoto projectlocatie Deken Zondaglaan. Bron Terra Desk, 2006.
Toelichting
02539.001bp14
2
Relevant ruimtelijk beleid
2.1
Algemeen
5
Onderhavig bestemmingsplan is gericht op woningbouw voor senioren. Met dit hoofdstuk wordt aangetoond dat het plan past binnen de relevante vigerende beleidsdocumenten op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. 2.2
Rijksbeleid Nota Ruimte (2006) De Nota Ruimte bevat het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. De Nota Ruimte (PKB deel 4) is op 27 februari 2006 formeel van kracht geworden. De strategische Nota Ruimte stelt 'ruimte voor ontwikkeling' centraal en gaat uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De nota ondersteunt gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling en verschuift het accent van 'toelatingsplanologie' naar 'ontwikkelingsplanologie'. Met de Nota Ruimte worden waarborgen gecreëerd voor ruimtelijke waarden van nationaal belang om die te kunnen behouden en ontwikkelen. Bovendien wordt voor heel Nederland een beperkt aantal generieke regels gehanteerd onder de noemer 'basiskwaliteit'. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid in de Nota Ruimte is ruimte scheppen voor verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Het ruimtelijk beleid zal worden gericht op vier algemene doelen: 1. de versterking van de internationale concurrentiepositie; 2. het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland; 3. het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; 4. het borgen van de veiligheid. Ruimtelijke plannen zullen aan de uitvoering van dit beleid zoveel mogelijk een bijdrage moeten leveren. Ten aanzien van het bevorderen van krachtige steden/dorpen en een vitaal platteland wordt gestreefd naar basiskwaliteit voor steden en dorpen en de bereikbaarheid daarvan. Hierbij staat bundeling van verstedelijking en economische activiteiten voorop. Dit betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd wordt gelokaliseerd, dat wil zeggen: in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. Daarbij wordt aangesloten bij de bestaande ruimtelijke structuren. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is en er wordt ruimte geboden aan gemeenten om te kunnen groeien voor de eigen bevolkingsgroei. Door de bundelingstrategie wordt het draagvlak voor voorzieningen in steden en dorpen vergroot, de infrastructuur optimaal benut, het groen in en om de stad in samenhang met het bebouwd gebied verder ontwikkeld en aangesloten op het watersysteem (grond- en oppervlaktewater). Met onderhavig woningbouwproject wordt aangesloten op de basiskwaliteit uit de Nota Ruimte. Er is sprake van concentratie van bebouwing door bundeling, sloop en woningbouw
Toelichting
6
vinden immers plaats op dezelfde locatie. Verder wordt de kern Vogelenzang versterkt door de bouw van de appartementen die bijdragen aan seniorenvoorzieningen. Nota Wonen, wonen in de 21ste eeuw (2003) In 2003 is de Nota Wonen, Wonen in de 21e eeuw vastgesteld. Met deze nota wordt vooruitgeblikt naar de gewenste woonsituatie in 2030. De Nota Wonen zet de lijnen uit voor het nieuwe woonbeleid en markeert de omslag van een beleid gericht op het genereren van een kwantitatief voldoende woningaanbod via de institutionele lijnen naar een beleid gericht op het vergroten van keuzeruimte en autonomie voor en van burgers ten aanzien van de door hen gewenste woonkwaliteiten. Kwaliteit, keuzevrijheid en zeggenschap zijn daarmee uitgangspunten van de nota. Een demografische trend waarop de nota ondermeer op in speelt is de vergrijzing van de samenleving. Pas vanaf 2010 zal deze sterk toenemen. Aan de woningen voor ouderen worden hogere en andere eisen gesteld dan tot dusverre de bouwproductie hebben gedomineerd. Ouderen hebben bovendien een grotere behoefte aan voorzieningen in de woning als in de woonomgeving. Ouderen worden ook in de toekomst koopkrachtiger, kritischer, wereldser. Daarnaast leidt de ‘extramuraliseringstrend’ in de gezondheidssector tot een grotere behoefte aan zelfstandige woonruimten voor zorgbehoevenden. Het is daarbij van belang dat marktpartijen en woningcorporaties voldoende woningen en woonruimten aanbieden die aan de wensen van de groeiende groep woonzorgvragers voldoen. Met de ontwikkeling van onderhavig woningbouwproject voor senioren door de woningbouwcorporatie wordt ingegaan op de doelstellingen uit de Nota Wonen. 2.3
Provinciaal beleid Streekplan Provincie Noord-Holland en de (n)Wro Onderhavige projectlocatie is gelegen in het plangebied van het streekplan Noord-Holland Zuid (vastgesteld door Provinciale Staten op 17 februari 2003). Het streekplan is met de partiële streekplanherziening “streekplan Noord-Holland Zuid” van 19 november 2007 op belangrijke onderdelen herzien. Met ingang van 1 juli 2008 heeft het streekplan de status van structuurvisie gekregen. De Provincie Noord-Holland heeft aansluitend een overgangsdocument opgesteld. Met dit document geeft de provincie aan dat zij het huidige provinciaal planologisch beleid op een slagvaardige wijze wil realiseren na het vervallen van het goedkeuringsvereiste van bestemmingsplannen onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening tot het moment dat de provincie beschikt over de structuurvisie (mei 2009). Dit document bevat geen nieuw beleid, met andere woorden, de beleidsdoelen zoals verwoord in het streekplan Noord-Holland Zuid (incl. herzieningen) worden niet gewijzigd; er is geen sprake van een inhoudelijke streekplanherziening.
Toelichting
02539.001bp14
7
Streekplan Noord-Holland Zuid (N-HZ) (2003) In hoofdstuk 2 van het streekplan staat de ruimtelijke hoofdstructuur beschreven van dit streekplangebied nader beschreven. Uit die beschrijving blijkt deze hoofdstructuur te bestaan uit twee contrasterende gebieden: 1. enerzijds een hoogdynamisch stedelijk kerngebied, bestaande uit Amsterdam/Zaanstad (incl. het havengebied), Zuid-Kennemrland/IJmond, Schiphol, Haarlemmermeer, Aalsmeer/Uithoorn, Amstelveen en Almere; 2. het laagdynamisch grootschalig landschap bestaande uit het kustlandschap (binnenduinrand Zuid-Kennemerland/IJmond), de droogmakerijen en het veengebied (waterland), de Utrechtse heuvelrug/Gooi en de gebieden gelegen in het Groene Hart. Deze hoofdstructuur wordt vervolgens in het streekplan vertaald naar ruimtelijke beleidsprincipes, zoals zuinig en efficiënt ruimtegebruik (ICT) onder gelijktijdig geformuleerde ambities voor de leefbaarheid, de lagenbenadering en het begrenzen van het stedelijk kerngebied middels rode contouren, die omringd worden door grootschalige landschappen als groen-blauwe structuur. In het streekplan zijn vervolgens deze principes in zeven thematische opgaven, alsmede gebiedsgericht, uitgewerkt. De zeven opgaven betreffen water, landschapsontwikkeling, verkeer en vervoer, wonen, werken, landbouw en cultuurhistorie. De gebiedsgerichte uitwerking van deze opgaven staan uitgewerkt in de paragraaf voor het gebied Zuid-Kennemerland en IJmond In het streekplan worden zeven opgaven gesteld: 1. Ruimte voor water; 2. Ontwikkeling van waardevolle landschappen; 3. Een bereikbare netwerkstad; 4. Ruimte voor wonen; 5. Ruimte voor werken; 6. Een economische bestaansbasis voor de landbouw; 7. Behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden. Vanuit de geformuleerde uitgangspunten en doelstellingen is een vertaling gemaakt naar een ruimtelijke hoofdstructuur. De bestaande bebouwing van de projectlocatie is gelegen binnen het op de plankaart aangegeven stedelijke gebied en daarmee binnen de rode contour. Voor onderhavige projectlocatie zijn de volgende uitgangspunten van het streekplan van toepassing: Ruimte voor wonen Voor het thema wonen is zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve opgave van belang. Globaal zijn tot 2020 ongeveer 166.000 woningen nodig om te voorzien in de groei van de woningbehoefte van Noord-Holland Zuid. Er is een capaciteit van ca. 112.000 woningen in bestaand stedelijk gebied en in herstructureringsopgaven. Vanaf 2010 ontstaan capaciteitstekorten. Deze bouwopgave dient te worden gekoppeld aan de bereikbaarheid en aan het bereiken van een meer evenwichtige woon-werkbalans. De kwalitatieve woningbouwopgave bestaat uit goede doorstromingsmogelijkheden en het realiseren van voldoende betaalbare woningen. Er dient tegemoet gekomen te worden aan de ruime vraag naar stedelijke woonmilieus enerzijds en groene woonmilieus anderzijds. Daarbij moeten wonen en zorg goed op elkaar afgestemd worden. De regionale behoefte voor wonen en werken
Toelichting
8
wordt binnenstedelijk opgevangen en anders, bij voorkeur in hogere dichtheden dan tot nog toe gebruikelijk, in stedelijke knooppunten. Om vraag en aanbod op de woningmarkt beter op elkaar aan te laten sluiten, zowel kwalitatief als kwantitatief heeft de provincie gesteld dat 56.000 woningen gebouwd moeten worden bovenop de bestaande capaciteit in de verschillende woonmilieus, zowel in stedelijke als groene gebieden. Verder neemt de vergrijzing en de zorgbehoefte tot 2020 toe. Daarnaast zet ook de deconcentratie van zorginstellingen door. Door deze ontwikkelingen ontstaat een substantiële vraag naar woningen voor ouderen en andere zorgvragers, woonzorgcombinaties en naar kleinschalige en medische en sociale (zorg) voorzieningen in de woonomgeving. Wonen en zorg moeten daardoor goed op elkaar afgestemd worden. Met onderhavig project wordt een bijdrage geleverd aan de doelstellingen uit het streekplan. Regio Zuid-Kennemerland en IJmond In het ruimtelijk beleid voor de regio Zuid-Kennemerland staat behoud van de goede kwaliteit van het gebied centraal. De huidige kwaliteit van het landschap en de bebouwing wordt versterkt. Door verdichting van de bebouwing kan meer variatie en kwaliteit in woonmilieus ontstaan. Meer specifiek op het gebied van wonen geldt voor de regio Zuid-Kennemerland een bouwopgave tot 2020 van 10.000 woningen. Na aftrek van de bestaande inbreidings- en herstructureringslocaties geldt een capaciteitstekort van 5.000 woningen. Hiervan dienen in ieder geval 2.000 woningen in het stedelijk gebied gerealiseerd te worden. Overige woningen worden in nieuwe locaties in de Haarlemmermeer en in de Duin- en Bollenstreek voorzien. Rode contouren In het streekplan zijn rond het verstedelijkte gebied rode contouren getrokken. De rode contour geeft de uitbreidingsruimte aan voor verdere vormen van verstedelijking. Deze is vastgelegd op de contourenkaarten. Voor de uit te werken gebieden worden de contouren uiteindelijk in het uitwerkingsplan vastgelegd. De contouren worden uiteindelijk door de gemeente in het bestemmingsplan vastgelegd op een meer gedetailleerde kaart en zijn juridisch bindend. De projectlocatie ligt geheel binnen de rode contour. Dit houdt in dat uitbreiding mogelijk is.
Toelichting
02539.001bp14
9
Uitsnede plankaart streekplan N-HZ. De projectlocatie is aangegeven met de blauwe cirkel. Bron Streekplan NoordHolland Zuid, 2003.
Toelichting streekplankaart N-HZ De bebouwde kom van Vogelenzang met uitloop naar het noorden en de Bekslaan is gelegen binnen de zogenaamde rode contour (de rode lijn). Bij de Bekslaan komt de bebouwing in aanraking met het meest westelijk gelegen bebouwde gebied van Bennebroek. De gronden daarbuiten zijn zowel voor nu als in de toekomst bestemd voor (versterking van) agrarische doeleinden (geel gebied). Voorzover dit gele gebied voorzien is van zachtgroene stippels zijn deze agrarische gebieden zowel voor nu als voor de toekomst van bijzondere betekenis voor natuur, landschap en bodem.
Uitsnede van de deelkaart Groene en Cultuurhistorische Waarden en Milieubeschermingsgebieden van het streekplan NHZ. De projectlocatie is aangegeven met de blauwe cirkel. Bron: Streekplan Noord-Holland Zuid, 2003.
Toelichting
10
Toelichting kaart Groene en Cultuurhistorische Waarden en Milieubeschermingsgebieden Blijkens deze deelkaart van het streekplan is de projectlocatie gelegen in de Provinciaal Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) (groen) en bovendien gelegen in het Belvédèregebied Kennemerland (groene bolletjes). Ook is er sprake van een milieubeschermingsgebied (blauw dwarsstrepen), nader gespecificeerd in een grondwaterbeschermingsgebied in verband met de nabij gelegen duinen. Meer ten westen gelegen is er sprake van een Natuurbeschermingswetgebied (op grond van de Habitatrichtlijn) (de groene V aanduiding). Ook op deze kaart is de ecologische verbindingszone, zoals die ook op de streekplankaart staat, aangegeven. Deze zone haakt aan op de Ringvaart in de Haarlemmermeer. 2.4
Regionaal beleid Regionale woonvisie: ‘Een visie op het wonen tot 2010’ (2004) Deze regionale woonvisie Zuid-Kennemerland is door de gemeente Bloemendaal in 2004 opgesteld met als doel een kader te bieden voor gemeentelijk beleid. De functies van de woonvisie zijn onder andere: • afstemming van beleid tussen verschillende gemeenten; • bevordering van samenwerking; • invulling geven aan de kwalitatieve en kwantitatieve bouw- en woongegevens van de regio. Er dient aandacht gevestigd te worden op verbetering en instandhouding van de kwaliteit van het bestaand stedelijk gebied. De variatie in de vraag naar woningen en woonomgevingen is groeiend, mede vanwege de grotere verscheidenheid in leefstijlen. De kwaliteitseisen van de woonconsumenten nemen toe. Het bieden van keuzevrijheid en keuzemogelijkheden voor woonconsumenten wordt door de regio van belang geacht. Er is een inventarisatie gemaakt van woonmilieutyperingen in de regio. Onderhavige projectlocatie valt in de categorie ‘Landelijk Wonen’. Een lage bebouwingsdichtheid en relatief weinig voorzieningen zijn de kenmerken van dit groene woonmilieu. Het komt met name voor aan de randen van de regio. De categorie ‘Landelijk Wonen’ is vooral gewild bij oudere huishoudens en gezinnen met kinderen. Doorgaans betreft het forensen en (gedeeltelijk) thuiswerkers in de hogere inkomensgroepen. Het toekomstbeeld is dat dit woonmilieu zeer geliefd is en dit zal blijven. Op het streefbeeld van de regio Zuid-Kennemerland in 2010 zijn de volgende uitgangspunten van belang: • Het handelen naar het principe van een complementaire regio; • Nadruk op verstedelijking in de stedelijke woonmilieus en behoud van groene woonmilieus; • Streven naar een realisatie van verschillende woningtypen in elk specifiek woonmilieugebied, afhankelijk van en rekening houden met de identiteit en het unieke karkater van het specifieke gebied; • Verkleinen van de kloof tussen de huur- en koopsector; • Behoud van de (spreiding van de) kernvoorraad in de regiogemeenten in Zuid-Kennemerland.
Toelichting
02539.001bp14
2.5
11
Gemeentelijk beleid Volkshuisvestingsplan gemeente Bloemendaal (1999) De gemeente maakt onderdeel uit van het regionaal woningmarktgebied Zuid-Kennemerland. Het volkshuisvestingsplan vormt een positiebepaling van de gemeente in de regionale context. Uit het plan komt naar voren dat ondanks de daling van het inwoneraantal er sprake is van een toename van het aantal huishoudens. Deze ontwikkeling wordt versterkt door de vergrijzing en het gegeven dat ouderen langer zelfstandig blijven wonen. Voorgesteld wordt om voorzieningen (o.a. bouw woningen) te initiëren voor senioren. Daarbij dienen aan de kleinere projectlocaties die gunstig liggen ten opzichte van de voorzieningen (dorpskern, openbaar vervoer e.a.) voorrang gegeven te worden voor woonvormen geschikt voor senioren. Ouderennota 2005-2010 (2005) Door de gemeente Bloemendaal is in 2005 de nota rondom het ouderenbeleid vastgesteld. Met deze nota wordt aangegeven dat er behoefte is aan specifieke voorzieningen en meer afhankelijk raakt van anderen om aan de samenleving te kunnen blijven deelnemen. Met de nota wordt de nadruk gelegd op de noodzaak voor woningen voor senioren in combinatie met zorgvoorzieningen. Er zijn vooralsnog te weinig geschikte woningen voor ouderen. Ook is het aantal woningbouwlocaties schaars in de gemeente Bloemendaal. De gemeente zal samen met zorgaanbieders en woningbouwcorporaties creatief hier mee om moeten gaan en gezamenlijk afspraken moeten maken om meer geschikte woningen te realiseren. Onderhavig project speelt hier op in met de realisatie van senioren appartementen. Welstandsnota (2003) De Welstandsnota is opgesteld om vanuit de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving te kunnen behartigen. In de welstandsnota zijn de Vogelenzangseweg, Graaf Florislaan, Kerkweg en de Bekslaan aangewezen als bijzonder welstandsgebied. Voor het centrum van Vogelenzang is vooral het behoud van de gedifferentieerde uitstraling (oorspronkelijke gevelbeelden vanaf de openbare ruimte) van belang. Voor de omgeving Bekslaan is vooral afstemming nodig over toevoegingen aan het hoofdgebouw, zoals een aanof bijgebouw of een dakkapel. De overige woonbebouwing in Vogelenzang is aangewezen als regulier welstandsgebied, gericht op behoud van de bestaande uitstraling van bebouwing en openbare ruimte. Onderhavige projectlocatie is gelegen in het reguliere welstandsgebied. Waterplan In het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben het hoogheemraadschap Rijnland en de gemeente Bloemendaal gezamenlijk een gemeentelijk waterplan opgesteld. Het plan is vooral uitvoeringsgericht opgesteld om vooral de toegenomen grondwateroverlast van de laatste jaren in goede banen te leiden. Het plangebied bevat twee watersystemen met als scheiding de Vogelenzangseweg. Ten westen ligt het watersysteem van de polder Vogelenzang. Het waterpeil neem van west naar oost af en heeft een afwatering middels een gemaal nabij Vogelenzangseweg 47, ten noorden van het plangebied. Het gebied bestaat uit agrarische weide- en bollengronden. Het oppervlaktewater wordt in de winter gevoed door kwelwater uit de duinen en in de zomer door
Toelichting
12
bemaling uit de boezem (Leidsevaart). Ten oosten van de Vogelenzangseweg ligt een watersysteem dat aansluit op het boezemwater van de Leidsevaart. Dit gebied bestaat uit de woonwijk De Gravenlanden en agrarische bollengronden. Voor de twee watersystemen liggen er kansen om het waterbergend vermogen te vergroten voor het langer behouden van duinwater en de inlaat van gebiedsvreemd water te beperken. In Vogelenzang bestaat momenteel geen grondwateroverlast. Door de ligging in een polder is het plangebied niet geschikt voor waterinfiltratie. In Vogelenzang is sprake van een gemengd rioleringsstelsel. Het hoogheemraadschap Rijnland stimuleert het afkoppelen van verharde oppervlakken. Bij het afkoppelen is het van belang om duurzame bouwmaterialen te gebruiken, waarmee voorkomen wordt dat bodem en grondwater verontreinigd raken, zoals onder andere vastgelegd in de Nationale Pakketten Duurzame Stedenbouw en Duurzaam Bouwen. Om het vergroten van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewater mogelijk te maken worden waterhuishoudkundige voorzieningen als functie toegekend aan de bestemmingen Groen (G), Verkeer (V) en Wonen (W).
Historische kaart omstreeks 1900.
Toelichting
02539.001bp14
3
Beschrijving plangebied
3.1
Algemeen
13
In dit hoofdstuk wordt de omgeving waarin de woningbouwlocatie aan de Deken Zondaglaan is gelegen beschreven. 3.2
Geschiedenis Vogelenzang De projectlocatie is gelegen in de kern Vogelenzang, onderdeel van de gemeente Bloemendaal. De kern Vogelenzang maakt deel uit van het voor Noord-Holland karakteristieke strandwallenen strandvlaktenlandschap. Ongeveer 5000 tot 3000 jaar geleden ontstonden op de strandwallen ‘oude’ duinen. Vanaf 1100 is begonnen met het ontginnen van de strandvlaktes en omstreeks 1500 is door de ontbossingen een open landschap ontstaan. Haarlem werd in de Gouden Eeuw een belangrijke stad met brouwerijen en textielindustrie. De veenweiden waren daarbij een ideale vestingplaats voor blekerijen. Amsterdamse en Haarlemse kooplieden legden langs de binnenduinrand buitenplaatsen aan. Het zand van de duinen werd afgegraven voor stadsuitbreidingen. Vanaf het einde van de 18e eeuw experimenteerden de buitenplaatsbezitters met het vastleggen van de jonge duinen door bebossing. Met name in de omgeving van Vogelenzang heeft in de 19e en 20e eeuw de bollenteelt zich sterk ontwikkeld. De laatste jaren is de aandacht verschoven naar de bescherming van natuur en landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Op de historische kaart van omstreeks 1900 is te zien dat de kern Vogelenzang ontstaan is langs de Vogelenzangseweg en de Graaf Florislaan. Ter hoogte van de Graaf Florislaan maakte de weg een knik als een kenmerkende onderbreking van de rechtlijnige wegenstructuur. Later is de Vogelenzangseweg in een rechte lijn doorgetrokken zoals nu nog herkenbaar door de zware verkeersfunctie.
3.3
Landelijke omgeving Vogelenzang Vogelenzang is de meest zuidelijk gelegen kern van de gemeente Bloemendaal. De gemeente heeft een langgerekte vorm evenwijdig aan de kustlijn. De kernen Bloemendaal, Overveen en Aerdenhout zijn, evenals Vogelenzang, gelegen langs een historische doorgaande route op de rand van de hoger gelegen bosgebieden (strandwallen) en de lager gelegen weilanden (strandvlakten). De strandwallen hebben een zandige ondergrond en liggen ten opzichte van de omgeving relatief hoog. De strandvlakten hebben een venige ondergrond en zijn daardoor relatief nat. Ten westen van dit lint bevindt zich het uitgestrekte duinlandschap met haaks hierop enkele verbindingswegen naar het strand. Ten oosten bevindt zich direct de stedelijke westrand van Haarlem en Heemstede. De noordzuid-georiënteerde karakteristieken worden minder sterk vanaf Vogelenzang en zuidelijker. Vanaf de aangrenzende gemeente Hillegom zijn er nauwelijks meer bosgebieden en neemt de duinzone in breedte af. Het landschap bestaat hier grotendeels uit akkerland ten behoeve van de bloembollenteelt. Vogelenzang ligt hiermee op een spil van verschillende landschappelijke karakteristieken. Het contrast is er groot tussen de bosgebieden, bollenvelden, weilanden en bebouwd gebied.
Toelichting
14
Ruimtelijke opbouw Vogelenzang. De projectlocatie is aangegeven met de rode cirkel.
3.4
Ruimtelijke opbouw Vogelenzang De ruimtelijke opbouw van Vogelenzang is een afgeleide van de ontstaansgeschiedenis, met als centrale route de Vogelenzangseweg. Deze weg wordt binnen de bebouwde kom begeleid door bebouwing. Deze kent een divers karakter en bestaat uit zowel vrijstaande als geschakelde woningen in een wisselende rooilijn. De Vogelenzangseweg dient tevens als hoofdontsluiting voor de woongebieden van Vogelenzang. Parallel hieraan loopt de Graaf Florislaan, waar voor een deel de historische structuur nog herkenbaar is door karakteristieke en deels monumentale bebouwing. Zowel aan de oost- als de westzijde hebben planmatige uitbreidingen plaatsgevonden, hetgeen geleid heeft tot een compacte structuur van het dorp. Aan de westzijde betreft het met name aaneengebouwde woningen in blokken. Naast de vrij traditionele woonbebouwing zijn twee voorzieningenclusters aanwezig. In het zuidwesten van Vogelenzang zijn onderwijs- en sportvoorzieningen geclusterd, grenzend aan het landelijke gebied. Het extensieve gebruik en het open karakter van de sportvelden zorgt voor een geleidelijke overgang naar het
Toelichting
02539.001bp14
15
achterliggende weidelandschap. Het oostelijke deel van Vogelenzang is in hoofdzaak gericht op de woonfunctie. De bebouwing is er gevarieerd en dateert uit de afgelopen 30 jaar. Vogelenzang is gelegen aan de provinciale weg N206 (Vogelenzangseweg) die de verbinding vormt tussen Zuid-Kennemerland (Noord-Holland) en de Bollenstreek (Zuid-Holland). De N206 snijdt het dorp middendoor en zorgt naast een goede bereikbaarheid ook voor veel verkeershinder voor de woningen langs de weg. Het weggedeelte binnen de bebouwde kom is, evenals de rest van Vogelenzang, ingericht als 30 km/u-zone. Wat betreft de aanwezige openbaar vervoerverbindingen ligt ten zuid-oosten van de projectlocatie de spoorlijn Haarlem-Leiden, waarvan het dichtstbijzijnde station op drie kilometer in Hillegom ligt. Verder loopt door Vogelenzang één busverbinding, de regionale lijn 90 (Haarlem-Den Haag). Tenslotte kan in het kader van de te realiseren senioren appartementen vermeld worden dat in Vogelenzang een dorpshuis, zorgvoorzieningen in het woonzorgcomplex De Voghelsanck en verscheidene winkels aanwezig zijn.
Toelichting
16
Foto-impressie projectlocatie Deken Zondaglaan. Bron: BBHD Architecten.
Toelichting
02539.001bp14
4
Projectbeschrijving
4.1
Beschrijving huidige situatie projectlocatie
17
De projectlocatie heeft nu een woonfunctie, bestaande uit 14 seniorenwoningen verdeeld over drie blokken. De woningen zijn aaneengebouwd, bestaan uit één bouwlaag en zijn afgerond met een flauwe kap. Rond de blokken bevinden zich groenvoorzieningen en wandelpaden. 4.2
Beschrijving nieuwe situatie projectlocatie Het project betreft de ontwikkeling van 37 appartementen voor senioren. Binnen de gemeente Bloemendaal en de kern Vogelenzang in het bijzonder is behoefte aan nieuwe seniorenwoningen. De woningen op de huidige locatie voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd zodat sloop, herbouw en uitbreiding van het aantal woningen op deze locatie gewenst en mogelijk is. Met de uitbreiding van het aantal seniorenwoningen wordt ook ingespeeld op het beleidspunt uit het collegeprogramma ten aanzien van de woningbouwdoelstellingen. Het project dient te voldoen aan de eisen zoals gesteld in het Definitief Ruimtelijk Kader behorende bij onderhavig woningbouwproject, vastgesteld door de gemeente Bloemendaal op 4 september 2007. Ruimtelijke opzet In de nieuwe situatie zal de huidige ruimtelijke structuur gehandhaafd blijven. In het westen zal een deel van de projectlocatie worden uitgebreid (met gemeentegrond) om aanvullende parkeervoorzieningen mogelijk te maken.
Indicatieve verkaveling en inrichting projectlocatie Deken Zondaglaan - Teylingerweg. Bron BBHD Architecten.
Toelichting
18
Bebouwing Het project bestaat uit drie woonblokken met ruimte voor drie bouwlagen. Per blok zijn respectievelijk 13, 18 en 6 appartementen mogelijk (zie verkavelingschets). Openbare ruimte Rond de appartementen is ruimte opgenomen voor een gemeenschappelijke of individuele tuin, behorende bij het desbetreffende appartementenblok. Verder blijft in het plangebied (overeenkomstig de oude situatie) ruimte beschikbaar voor openbaar groen en voetpaden. Ten westen van de woningen aan de Teylingerweg (nrs. 19 t/m 25) zal de bestaande sloot worden verbreed ten behoeve van de waterberging en afvoer van het hemelwater. Verkeer en parkeren De huidige verkeersstructuur blijft gehandhaafd hetgeen inhoudt dat de 30 km/uur zone blijft bestaan. De gemeente Bloemendaal heeft met het Definitief Ruimtelijk Kader voor de projectlocatie parkeernormen vastgesteld. Ten aanzien van de seniorenappartementen geldt een norm van 0,7 parkeerplaatsen per woning. Dit is voor bewoners en bezoekers. Daarnaast zijn er nog vier extra parkeerplaatsen voor bewoners en bezoekers toegevoegd in het plangebied. Ook zijn de woningen aan de Teylingerweg nrs. 19 t/m 25 meegeteld. Deze woningen hebben een norm van 1,0 parkeerplaatsen per woning. De vier extra parkeerplaatsen hebben een norm van 1,0 parkeerplaatsen per woning. In onderhavige situatie betekent dat er 0,7 x 37 + 1,0 x 8 = 25,9 + 8 = 33,9 parkeerplaatsen nodig zijn. In de nieuwe situatie liggen minimaal 34 parkeerplaatsen binnen een straal van 60 m rond de te realiseren seniorenwoningen. De gemeente Bloemendaal heeft hiervoor in het westen gemeentegrond beschikbaar gesteld voor parkeervoorzieningen. Het aantal parkeerplaatsen voldoet daarmee aan de gestelde norm.
Indicatieve situering seniorenwoningen behorende bij het Definitief Ruimtelijk Kader. Bron: BBHD Architecten.
Toelichting
02539.001bp14
5
Planologisch relevante (milieu) aspecten
5.1
Algemeen
19
Het voorliggende bestemmingsplan is ontwikkelingsgericht. Om deze reden vindt er in het kader van dit bestemmingsplan een uitgebreide toetsing plaats aan de diverse relevante milieuaspecten. Zoals eerder aangegeven worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt middels een aparte procedure. In het kader van deze procedure zal per relevant (milieu) aspect verantwoord (eventueel middels een onderzoek) moeten worden aangetoond waarom de beoogde ontwikkeling geen belemmeringen veroorzaakt in het kader van het betreffende milieuaspect. In de hierop volgende paragrafen wordt aangegeven welke zaken er per aspect relevant zijn en waar ten tijde de woningbouwontwikkeling op gelet moet worden. 5.2
Duurzaam bouwen Duurzaam bouwen is afgeleid van het begrip Duurzame Ontwikkeling. Het is op een zodanige manier (ver)bouwen, dat aan de huidige vraag voldaan wordt zonder dat de mogelijkheden van andere volken en toekomstige generaties worden beperkt. Door Duurzaam Bouwen ontstaan zo min mogelijk milieuproblemen bij de bouw, tijdens het gebruik en de eventuele sloop van de gebouwde omgeving. In het Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen Gemeente Bloemendaal van augustus 1998 wordt aangegeven hoe door integraal ketenbeheer op stad-, wijk- en gebouwniveau en door interdisciplinair samen te werken, duurzaam kan worden ge- en verbouwd. In het kader van duurzame ontwikkeling, het milieubewust ordenen, inrichten en beheren, draagt Duurzaam Bouwen bij aan het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de leefbaarheid van onze directe leefomgeving. Het ambitieniveau in Bloemendaal sluit aan op het nationale beleid. Duurzaam Bouwen blijft echter maatwerk. Bij ieder plan zal een specifiek pakket met maatregelen uitgezocht en toegepast moeten worden. Aanpasbaar bouwen is hiervan nadrukkelijk onderdeel. Op grond van het in juni 2004 vastgestelde Plan van Aanpak gemeentelijk uitvoeringsprogramma klimaatbeleid geldt voor nieuwbouw van woningen een inspanningsverplichting om een ten opzichte van de wettelijke norm met 10 procent verscherpte EPC te realiseren.
5.3
Water Door Ingenieursbureau Oranjewoud bv is in januari 2009 in opdracht van Woningbouwvereniging Brederode een watertoets uitgevoerd. In mei 2009 is deze geactualiseerd naar aanleiding van verandering van inzichten. De toets heeft geleid tot een waterparagraaf waarvan de conclusies hieronder staan weergegeven. De waterparagraaf betreft d.d. 11 mei 2009 nog een conceptversie omdat het oordeel van het Hoogheemraadschap Rijnland nog niet is verwerkt. Huidige situatie Het plangebied is in de huidige situatie in gebruik als woongebied. Het gebied is grotendeels verhard. Per deelaspect staat hieronder nader de huidige situatie beschreven.
Toelichting
20
Bodemopbouw Maaiveldhoogte Het maaiveldniveau van het (bebouwde) terrein bedraagt circa NAP +0,8 m. Buiten de bebouwde kom is het maaiveld lager (ca. NAP + 0,3 m). Bodemopbouw De regionale bodemopbouw is bepaald aan de hand van Regis en Dinoloket, de bodeminformatie van TNO. Regis geeft aan dat de regionale bodemopbouw bestaat uit een deklaag van circa 20 meter met daaronder het eerste watervoerend pakket. Profielbeschrijvingen van Dinoloket geven aan dat lokaal de eerste 10 m de bodem bestaat uit zand. Hierna zijn enkele scheidende lagen aanwezig bestaande uit klei (1- 3 m dik). Hieronder is een dik zandpakket, het eerste watervoerend pakket, aanwezig (> 30 m). Geohydrologie Grondwaterstanden Momenteel is de locatie bebouwd en is er geen (grond)wateroverlast bekend. Het freatische grondwater varieert tussen NAP - 0,1 à - 0,45 m (0,9 - 1,2 m-mv). Het plangebied heeft hiermee voldoende ontwateringdiepte (> 0,7 m) voor bebouwing [gegevens verstrekt door opdrachtgever, op basis van peilbuis 417, meetperiode: 2001-2008]. Waterhuishouding Oppervlaktewater Door het plangebied zelf lopen geen watergangen. Langs de bebouwde kom, achter de Teylingerweg, loopt een kleine watergang op 10-70 m afstand van het plangebied. De Leidsche Trekvaart ligt aan de zuidzijde van Vogelenzang op een afstand van 200 m. Kwel/infiltratie De grondwaterstand varieert van NAP - 0,1 à - 0,45 m. Voor het gebied is nog geen peilbesluit vastgelegd. De opdrachtgever verwacht dat het streefpeil van de watergangen ligt tussen NAP 0,50 en - 0,60 m. De grondwaterstand staat dus voor het grootste gedeelte van de tijd boven het waterpeil van de watergangen. De watergangen hebben dus een drainerende functie. Riolering In het plangebied is een gemengd stelsel aanwezig van Gemeente Bloemendaal. Het is niet waarschijnlijk dat dit in de (nabije) toekomst wordt vervangen door een gescheiden stelsel. Beleid Hoogheemraadschap Rijnland heeft een handrijking Watertoetsproces opgesteld. Hierin is een samenvatting gegeven van de belangrijkste beleidsregels. Hierin komen de volgende onderwerpen aan de orde: dempen, waterberging, nieuwe watergangen, oppervlaktewaterpeil, beschermingszone langs watergangen voor onderhoud, onderhoud, natuurvriendelijke oevers, duikers, overkluizingen waterkeringen, rioleringen, duurzaam bouwen, woonboten en kabels en leidingen. Naast bovenstaande is ook de Keur relevant.
Toelichting
02539.001bp14
21
Keur- en beleidsregels De "Keur en beleidsregels" maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (dijken en kaden), watergangen (kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een Keurvergunning. In de beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Twee onderdelen van het beleid zijn voor deze watertoets relevant. In deze paragraaf worden deze twee kort uitgelicht. Het beleid van gemeente Bloemendaal geeft geen extra specifieke eisen. Voor het plangebied is vanuit het waterschap geen sprake van eventuele andere aandachtspunten. 1. Waterberging Bij aanleg van verhard oppervlak dient 15% van de toename van het verhard oppervlak als waterberging gecompenseerd te worden in hetzelfde peilgebied. Bij de 15% regel is het van belang dat het aanleggen van de waterberging gelijk op loopt met de toename van het verhard oppervlak (eerst open water graven dan verharden). Het waterschap stelt eisen aan het formaat van een nieuwe watergang. Deze watergang is geclassificeerd als "overige watergang". Bij de inrichting van het oppervlaktewater moet voldoende rekening worden gehouden met onderhoud. Hiervoor moet er een werkstrook aanwezig zijn van minimaal 2 m. 2. Riolering In het algemeen ten aanzien van riolering geldt dat afstemming met het Gemeentelijke Rioleringsplan noodzakelijk is. Voor nieuwbouwgebieden geldt dat zoveel mogelijk schoon verhard oppervlak verantwoord dient te worden afgekoppeld. Hierbij is het van belang dat de vuiluitworp kleiner dan of gelijk is aan de vuiluitworp van een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Als gevolg van het afkoppelen: − Wordt de vuiluitworp geminimaliseerd. − Wordt de afvoer van schoon water naar de RWZI verminderd. − Wordt gebiedseigen water langer vastgehouden. Conclusie Beantwoording onderzoeksvragen Op basis van de watertoets zijn onderstaande conclusies getrokken. De conclusies geven antwoord op de gestelde onderzoeksvragen. Wat zijn de kenmerken van het gebied en het huidige watersysteem en welke mogelijkheden bestaan er voor de toekomstige inrichting van het gebied?
Toelichting
22
− − − −
In de huidige situatie is het plangebied grotendeels verhard; In de huidige situatie is er een gemengd rioolstelsel aanwezig; Het plangebied heeft voldoende ontwateringsdiepte voor bebouwing; In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebeid grenst wel aan een watergang.
Welke uitgangspunten/ eisen worden er vanuit het beleid aan de toekomstige inrichting van de waterhuishouding en riolering gesteld? − − − −
Het hemelwater moet afgekoppeld worden van de riolering; Het hemelwater moet binnen het peilvak worden geborgen; Voor de toename in verhard oppervlak moet minimaal 15% open water worden aangelegd; Bij wijzigingen/het verbreden van een watergang stelt Hoogheemraadschap Rijnland eisen aan het formaat en de inrichting van de watergang;
Wat is het effect van de voorgenomen ontwikkeling op het watersysteem en moeten er negatieve effecten worden gecompenseerd? − −
−
De toekomstige ontwikkeling heeft een toename in verhard oppervlak tot gevolg; In de omgeving is een het verbreden van een watergang een mogelijkheid voor compenserende waterberging van de toename in het verhard oppervlak; Een keuze hoe dit gedaan wordt moet nog genomen worden; Zelfs bij een basis inspanning wordt verhard oppervlak afgekoppeld. Het is mogelijk om al het verhard oppervlak af te koppelen. Een keuze of en hoe dit gedaan wordt moet nog genomen worden;
Aanbevelingen − Afstemmen over de verbreding van de watergang ten behoeve van waterberging met gemeente Bloemendaal en Hoogheemraadschap Rijnland; − Afstemmen van het inspanningsniveau van afkoppelen van verhardoppervlak met gemeente Bloemendaal en Hoogheemraadschap Rijnland. Het project vormt vooralsnog geen belemmering voor de waterhuishoudkundige situatie van het plangebied. Er is genoeg ruimte om het verhard oppervlak af te koppelen. Het oordeel van het Hoogheemraadschap Rijnland zal een definitieve eindconclusie geven.
Toelichting
02539.001bp14
23
Uitsnede risicokaart. Met de rode cirkel is de projectlocatie aangegeven. Bron Risicoatlas, Provincie Noord-Holland.
5.4
Externe veiligheid Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Plaatsgebonden Risico (PR) Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden
Toelichting
24
weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde. Groeprisico (GR) Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN- curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Toetsing Na bestudering van de risicokaart van de provincie Noord-Holland en navraag bij de gemeente Bloemendaal blijkt dat er geen risicovolle inrichtingen, welke onder het Bevi vallen, aanwezig zijn in de nabijheid van het projectgebied waardoor mogelijke belemmeringen zouden kunnen ontstaan. Op grond van de geraadpleegde bronnen bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen wegen, spoorwegen en vaarwegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich aan de Bartenweg een LPG tankstation. Het plangebied ligt buiten de invloedssfeer van de LPG opslag. Ook ten noorden van het plangebied is aan de Leidsevaartweg te Heemstede een LPG tankstation gevestigd. Door de aanwezigheid van deze twee LPG tankstations vindt mogelijk over Bekslaan en de Vogelenzangseweg transport van LPG plaats. De frequentie van het transport van gevaarlijke stoffen is opgenomen in een onderzoek van de Milieudienst IJmond naar de routering gevaarlijke stoffen in gemeente Bennebroek (2009008333) en Bloemendaal (2009008334). Uit dit onderzoek komt naar voren een frequentie van 52 tankwagens benzine/diesel en 12 tankwagens LPG per jaar naar het LPGtankstation aan de Leidsevaartweg (M. Barnhoorn BV (Gulf)). Aangenomen wordt dat het transport plaatsvindt via de Leidsevaartweg en Zwarteweg in Bennebroek en sluit aan op de provinciale weg N208 die is vrijgegeven voor transport van gevaarlijke stoffen. Het transport naar het tankstation aan de Bartenweg (Texaco McKay) vindt plaats via de Bartenweg in de richting van Hillegom. De Bartenweg is onderdeel van de provinciale weg N206. Met het vervoer van de LPG transporten is geen sprake van overschrijding van drempelwaarden zoals opgenomen in Handreiking Externe Veiligheid Vervoer van Gevaarlijke stoffen, 1998. De bevoorrading van de LPG-tankstations heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan. Binnen of in de nabijheid van de projectlocatie bevinden zich tenslotte in het kader van kabels en leidingen conform een gedane Klic-melding geen hogedruk aardgasleidingen of K1, K2, K3-
Toelichting
02539.001bp14
25
vloeistofleidingen. Ten aanzien van het relevante milieuaspect externe veiligheid worden dan ook geen belemmeringen verwacht. 5.5
Akoestiek Wegverkeerslawaai De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB. Bij een geluidsbelasting van 49 tot en met 63 dB op de gevel, is het mogelijk met een hogere grenswaardenprocedure een ontheffing aan te vragen. In een buitenstedelijke situatie kan van 49 tot en met 53 dB ontheffing worden aangevraagd. Bij een geluidsbelasting vanaf 53 dB moet bij de bouwvergunningaanvraag met akoestisch onderzoek worden aangegeven, welke maatregelen aan de gevels worden genomen, om het door het Bouwbesluit voorgeschreven binnengeluidsniveau van 33 dB te realiseren. Dit kan, hoewel deze niet gezoneerd zijn, ook langs 30 km/uur-wegen het geval zijn. De projectlocatie is gelegen in de nabijheid van de provinciale weg N206 (Vogelenzangseweg) die de verbinding vormt tussen Zuid-Kennemerland (Noord-Holland) en de Bollenstreek (ZuidHolland). De N206 snijdt de kern Vogelenzang doormidden en zorgt naast een goede bereikbaarheid ook voor veel verkeershinder voor de woningen direct gelegen langs de weg. Het weggedeelte binnen de bebouwde kom is, net als de rest van Vogelenzang, wel ingericht als 30-km zone. Onderhavig project betreft de realisatie van woningen die op grond van de Wet geluidhinder geluidsgevoelige objecten zijn. Doordat de projectlocatie gelegen is binnen een 30-km/u zone wordt nader akoestisch onderzoek niet nodig geacht. Belemmeringen ten aanzien van verkeerslawaai worden niet verwacht. Ten tijde van de bouwvergunningaanvraag dient wel te worden bepaald of aan de verplichte binnenwaarde van 33 dB wordt voldaan. Railverkeerslawaai De voorkeursgrenswaarde voor railverkeer is 55 dB. De maximale waarde waarvoor met een hogere waarde procedure ontheffing kan worden verleend is 68 dB. Indien een ontheffing voor een geluidsbelasting boven de voorkeursgrenswaarde nodig is, moet bij de bouwvergunningaanvraag met een akoestisch onderzoek worden aangegeven, welke maatregelen aan de gevels worden genomen, om het door het Bouwbesluit voorgeschreven binnengeluidsniveau van 33 dB te realiseren. De spoorlijn Leiden-Haarlem loopt aan de oostelijke zijde van de kern Vogelenzang. De onderzoekszone van de spoorlijn, wettelijk vastgelegd in artikel 106 Wet geluidhinder, strekt zich hier 300 m het zoekgebied in. Bij eventuele ontwikkelingen is het in verband met spoorweglawaai van belang dat zo min mogelijk woningen een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde ondervinden. Een mogelijkheid is een aaneengesloten, geluidafschermende rij woningen, waardoor achter deze rij woningen een geluidluwe situatie ontstaat voor buitenruimten en andere woningen. Verder is een geluidsscherm langs het spoor een zeer effectieve maatregel om de akoestische situatie in het hele gebied te verbeteren. Dit is te zien aan de ligging van de geluidcontouren in bovenstaande tabel.
Toelichting
26
Vanwege spoorweglawaai kan het nodig zijn om bij eventuele ontwikkeling van woningen een hogere waardenprocedure te doorlopen. Onderhavige projectlocatie ligt op meer dan 300 m van de geluidszone waardoor nader onderzoek naar railverkeerslawaai niet nodig is.
Indicatieve geluidsbelastingkaart railverkeerslawaai. De projectlocatie is met blauw aangegeven. Bron milieudienst IJmond.
Luchtvaartlawaai Het plangebied ligt binnen het beperkingengebied van het Luchthaven indelingsbesluit voor de luchthaven Schiphol. Het betreft een hoogtebeperking voor objecten van 150 m ten opzichte van de referentiehoogte van de luchthaven (-4 m N.A.P.). Het zoekgebied ligt buiten de 20 KE contour vanwege Schiphol uit de Nota Ruimte. Binnen de 20 KE contour zijn geen nieuwe uitleglocaties voor woningbouw mogelijk. Conclusie Ten aanzien van het milieuaspect wordt nader onderzoek niet nodig geacht. De locatie is gelegen in een 30 km/u zone waardoor er geen wettelijke basis is voor nader onderzoek. Verder ligt de dichtstbijzijnde spoorlijn op meer dan 300 m zodat ook hier geen onderzoek nodig is. Ten aanzien van het aspect worden dan ook geen belemmeringen verwacht.
Toelichting
02539.001bp14
Bodemkwaliteitskaart bovengrond. Bron: www.milieudienst-ijmond.nl
5.6
27
Bodemkwaliteit ondergrond.
Bodem De bodemkwaliteitskaart geeft aan wat de gemiddelde kwaliteit van de bodem is in de regio. Het totale grondgebied is opgedeeld in zones van vergelijkbare kwaliteit. Ook is onderscheid gemaakt in de kwaliteit van de bovengrond (0 – 100 cm) en de ondergrond (100 – 200 cm). Er komen zones met schone grond (groene zones) en zones met licht verontreinigde grond (gele en oranje zones) voor. Daarnaast bestaat er nog de Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden. De Vrijstellingsregeling samenstellings- en immissiewaarden, die op 1 juli 1999 in werking was getreden, is ingetrokken en per 1 januari 2006 opgenomen in het Bouwstoffenbesluit. Deze regeling biedt een zekere versoepeling van de normering voor welke grond in het geval van hergebruik als schone grond wordt beschouwd: • Voor PAK en EOX hoeft bij de bepaling van de streefwaarde geen bodemtypecorrectie te worden uitgevoerd wanneer het percentage organische stof lager is dan 10 %; • Voor EOX wordt als streefwaarde 0,8 mg/kg.ds gehanteerd; • Wanneer 10 tot en met 20 stoffen worden getoetst, mogen voor maximaal drie stoffen de streefwaarden overschreden worden voor zover de betreffende concentraties niet hoger zijn dan twee maal de streefwaarde en niet hoger zijn dan de tussenwaarde. Grond die aan deze versoepelde toetsingsregels voor schone grond voldoet, wordt in de praktijk MVR-schoon genoemd.
Toelichting
28
De bodemkwaliteitskaart kan zowel gebruikt worden bij hergebruik van schone als van licht verontreinigde grond. De bodemkwaliteitskaart is vaak voldoende bewijsmiddel (in gele en oranje kwaliteitszones) voor grondverzet. De projectlocatie, zoals aangegeven met de rode cirkels op de bodemkwaliteitskaart bevat gronden die in de ondergrond schoon en in de bovengrond MVR-schoon zijn. In het kader van de aanvraag bouwvergunning is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de projectlocatie. Het onderzoek is uitgevoerd door BK Ingenieurs bv in opdracht van Woningbouwvereniging Brederode en vond plaats in december 2008. Met het verkennend bodemonderzoek is de huidige bodemkwaliteit vastgesteld. Voorafgaand aan het onderzoek is vooronderzoek verricht waarbij geen informatie naar voren is gekomen dat er enige sprake van verontreiniging zou zijn. Hierdoor is de volgende hypothese opgesteld: ‘onverdachte locatie op het voorkomen van bodemverontreiniging’. Het onderzoek vond door middel van boringen plaats binnen de drie blokken van de voorgenomen herontwikkeling (zie hoofdstuk 3 voor schetstekeningen). Per blok zijn de volgende resultaten naar voren gekomen: Blok 1 De bovengrond (0 m - 0,5 m –mv) is licht verontreinigd met kwik, lood en zink. De ondergrond (0,9 m – 1,5 m –mv) is niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters. Het grondwater is niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters. Blok 2 Zowel de bovengrond (0 m – 0,6 m –mv) als de ondergrond (1,5 m – 2,0 m –mv) is niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters. Het grondwater is licht verontreinigd met xylenen. De herkomst van deze verontreiniging is onbekend. Waarschijnlijk is de verontreiniging een verhoogde achtergrondconcentratie. Blok 3 Zowel de bovengrond (0 m – 0,7 m –mv) als de ondergrond (0,8 m – 1,8 –mv) is niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters. Het grondwater is niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters. Conclusie Met het bodemonderzoek is de huidige bodemkwaliteit vastgelegd. De hypothese ´onverdacht´ zoals die tijdens het onderzoek is aangehouden, kan worden verworpen. Er zijn echter alleen licht verhoogde gehalten aangetroffen. Derhalve bestaat op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor de voorgenomen herontwikkeling van de onderzoekslocatie. Het uitvoeren van nader bodemonderzoek is niet noodzakelijk.
Toelichting
02539.001bp14
5.7
29
Bedrijven en milieuzonering Bedrijven In het kader van de milieuwetgeving dient te worden onderzocht of de nieuwe (hindergevoelige) woonfuncties binnen de invloedssfeer van een hindergevende inrichting gelegen zijn. Hiervoor is de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ uit 2007 van de VNG geraadpleegd. Uit een eerdere inventarisatie blijkt dat er in de nabijheid van de projectlocatie twee bedrijven zijn die vallen onder de VNG-publicatie. Het betreft hier een aannemersbedrijf aan de Graaf Florislaan 29a en een installatiebedrijf aan de Graaf Florislaan 21. Beide bedrijven zijn gelegen midden in een woonomgeving. Deze twee bedrijven vormen geen belemmering en/of overlast naar de projectlocatie toe in verband met de afstand ten opzichte van de projectlocatie. Voor wat betreft de aanwezige detailhandel binnen de kern Vogelenzang kan worden gesteld dat deze net als de eerder genoemde bedrijven gelegen zijn binnen een woongebied. Ook hiervoor kan worden gesteld dat de betreffende winkels geen belemmeringen en/of overlast veroorzaken ten aanzien van de projectlocatie in verband met de afstand. Ten zuiden van de projectlocatie ligt een onderwijsvoorziening in de vorm van een basisschool. De locatie bevindt zich op meer dan 30 m van de projectlocatie en vormt daarmee geen belemmering ten aanzien van eventuele geluidhinder richting de op te richten woningen. Ten westen van de projectlocatie grenst ten slotte een sportcomplex met direct aangrenzend een sportkantine annex omkleedruimte. Dit complex (met verlichting) en het bijbehorende clubgebouw hebben op grond van de VNG-publicatie een richtafstand van respectievelijk 50 m en 30 m. Onderhavige projectlocatie ligt voor wat betreft blok 1 van de drie appartementencomplexen binnen beide richtafstanden. Aangenomen mag worden dat er met de oprichting van blok 1 geen belemmering ontstaat voor wat betreft geluidhinder afkomstig van het sportcomplex doordat het clubgebouw westelijk georiënteerd is en daarmee als geluidswal optreedt tussen het sportcomplex en de op te richten woningen. Op het sportcomplex staan op het oostelijke veld (naast het clubgebouw) lichtmasten. Met de herontwikkeling van de locatie vindt er geen wezenlijk verschil plaats met de bestaande situatie. De functionele verhouding van woningen en het sportcomplex blijft immers gelijk. Er mag daarom vanuit worden gegaan dat voor blok 1 geen belemmeringen optreden ten aanzien van het aspect licht. Overigens staan in het Activiteitenbesluit milieubeheervoorschriften waaraan sportaccommodaties moeten voldoen. In het besluit staan verlichtingsvoorschriften die betrekking hebben op sportlichtinstallaties (lichtmasten) op sportcomplexen. Zo moeten lichtinstallaties van 23.00 tot 07.00 uur zijn uitgeschakeld. Bij festiviteiten kan hierop een uitzondering worden gemaakt. Verder moet de verlichting op een sportaccommodatie zijn uitgeschakeld als geen sport wordt beoefend. De lichtinstallatie moet zodanig worden uitgevoerd dat directe lichtinstraling op lichtdoorlatende openingen in gevels of daken van woningen wordt voorkomen. De gevolgen van de lichtmasten op de woningen wordt nader onderzocht en voor het ontwerp bestemmingsplan wordt dit aspect volledig gemaakt.
Toelichting
30
5.8
Archeologie en cultuurhistorie Archeologie In opdracht van Woningbouwvereniging Brederode is door archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf bv in oktober 2008 een archeologisch bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek, in de vorm van boringen op de projectlocatie uitgevoerd. Het veldonderzoek vond plaats aan de Deken Zondaglaan 42-48 en de Teylingerweg 4-12 en 9-17 in Vogelenzang, gemeente Bloemendaal. De aanleiding van het onderzoek betreft de herinrichting van de percelen door de realisatie van de nieuw te bouwen seniorenappartementen. Hierbij zullen graafwerkzaamheden worden uitgevoerd tot een diepte van maximaal 2 m –mv. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord dan wel vernietigd zullen worden.
Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde. Met de blauwe cirkel is de projectlocatie aangegeven. Bron: Becker & Van de Graaf, 2008.
Onderzoeksresultaten Het onderzochte plangebied, met een totale oppervlakte van 3000 m², is gelegen in de bebouwde kom van Vogelenzang, ten zuidwesten van de historische kern van Vogelenzang. Het plangebied ligt in het Hollandse duingebied op een strandvlakte welke ongeveer 5000 jaar geleden gevormd is. Tot de jaren zestig van de 20e eeuw was het gebied in gebruik als weideland en voor de 16e eeuw als bos/jachtterrein behorend bij Huize Vogelenzang.
Toelichting
02539.001bp14
31
De bovenste laag van de strandvlakte is bij woningbouw in het plangebied in de jaren 60 van de 20e eeuw verstoord geraakt. Hierdoor is het niet waarschijnlijk dat er archeologische resten gevonden zullen worden. Tijdens het verkennend booronderzoek zijn ook geen indicatoren gevonden die op een andere conclusie wijzen. Nader vervolgonderzoek wordt niet nodig geacht. Het aspect archeologie vormt dan ook geen belemmering ten aanzien van de gewenste woningbouw. Cultuurhistorie In de nabijheid van de projectlocatie bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle elementen zodat ten aanzien van dit aspect geen belemmeringen worden verwacht. 5.9
Luchtkwaliteit In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de Wet luchtkwaliteit in beeld te worden gebracht. De Wet luchtkwaliteit maakt onderdeel uit van de Wet milieubeheer en bevat grenswaarden voor luchtkwaliteit die uiterlijk in 2010 moeten worden bereikt. Conform de richtlijn van de EU gelden de grenswaarden voor de buitenlucht voor het gehele grondgebied van de lidstaten, met uitzondering van de werkplek. De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (mr) die gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit in werking treden. De luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling als: • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging; • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), dat in werking treedt nadat de EU derogatie (verlening van de termijn waarbinnen luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn) heeft verleend. In de Algemene Maatregel van Bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd, die betrekking hebben op het begrip NIBM. Voor de periode tussen het in werking treden van de 'Wet luchtkwaliteit' en het verlenen van derogatie door de EU is het begrip 'niet in betekenende mate' gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. Na verlening van derogatie treedt het NSL in werking en wordt de definitie van NIBM verschoven naar 3% van de grenswaarde. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, infrastructuur, kantoor- en woningbouwlocaties en activiteiten of handelingen) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook indien aannemelijk
Toelichting
32
gemaakt kan worden dat een gepland project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Voor de realisatie van woningen betekent dit dat bij projecten waarbij sprake is van één ontsluitingsweg er 500 of meer woningen gerealiseerd worden, middels een projectsaldering moet worden aangetoond dat voldaan kan worden aan de luchtkwaliteitseisen. Voor projecten waarbij sprake is van twee of meer ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, is een ondergrens 1000 woningen van toepassing. Onderhavig project betreft de realisatie van 37 appartementen voor senioren binnen een bestaande ruimtelijke structuur met bijbehorende ontsluitingswegen. Het project is dusdanig klein van schaal dat het niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Ten aanzien van onderhavig project worden geen belemmeringen verwacht voor wat betreft het milieuaspect luchtkwaliteit.
Ecologische Hoofdstructuur. Met de rode cirkel is de projectlocatie aangegeven.
5.10 Natuur In opdracht van Woningbouwvereniging Brederode is door Els & Linde bv in oktober 2008 een quickscan ecologie uitgevoerd ten behoeve van onderhavig woningbouwproject. In het kader van de Flora- en faunawet is een onderzoek noodzakelijk naar de eventuele aanwezigheid van beschermde planten en dieren. Gezien de omvang van de projectlocatie is de uitvoering van een quickscan voldoende om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van beschermde soorten.
Toelichting
02539.001bp14
33
Onderzoeksresultaten Uit het onderzoek blijkt dat het buitengebied ten westen van de projectlocatie onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. In en rondom de projectlocatie komen geen beschermde soorten voor die schade ondervinden van de sloop en bouwplannen. De soorten die eventueel nog verwacht kunnen worden staan in tabel 1 van de Flora- en faunawet. Deze soorten zijn wel beschermd, maar er is geen ontheffing van de wet nodig. Voorwaarde is wel dat de zorgplicht in acht wordt genomen. Voor de eventueel te verwachten soorten heeft dat geen consequenties voor de uitvoering van de plannen. 5.11 Economische uitvoerbaarheid Woningbouwvereniging Brederode is initiatiefnemer en zorgt voor de financiering van het woningbouwproject. Door de gemeente Bloemendaal wordt de benodigde planologische medewerking verleend.
Toelichting
34
Toelichting
02539.001bp14
6
Juridische plantoelichting
6.1
Planstukken
35
Het bestemmingsplan ‘’Deken Zondaglaan – Teylingerweg’’ is opgesteld conform het rapport Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008) en Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO 2008) alsmede de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Als gevolg hiervan wordt in het bestemmingsplan niet meer gesproken over een plankaart, maar over analoge en digitale verbeelding. Tevens is de benaming van de planvoorschriften gewijzigd in bestemmingsplanregels en vrijstellingen gewijzigd naar ontheffingen. Het bestemmingsplan “Deken Zondaglaan - Teylingerweg” is vervat in één kaart (analoge en digitale verbeelding), bestemmingsplanregels en toelichting. 6.2
Toelichting op verbeelding De analoge verbeelding is getekend op een digitale kadastrale ondergrond, schaal 1:1000. Op de analoge verbeelding wordt door middel van matrices per bestemming specifieke informatie weergegeven, zoals maximale bouw- of goothoogtes.
6.3
Toelichting op bestemmingsplanregels Bij het opstellen van de bestemmingsplanregels wordt zoveel mogelijk de gemeentelijke methodiek van de meest recente bestemmingsplannen (o.a. “Duinlustpark” en “Bloemendaalse Park / Duin en Daal”) en de beleidsnota projectbesluiten en ontheffingen aangehouden. Daarnaast vormt het SVBP 2008 een belangrijk uitgangspunt. De planregels zijn verdeeld in 4 hoofdstukken, te weten: • Hoofdstuk 1: Inleidende regels met daarin de begrippen en de wijze van meten; • Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels. Hiermee worden de op de verbeelding opgenomen bestemmingen geregeld; • Hoofdstuk 3: Algemene regels, waaronder zijn opgenomen de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels en algemene ontheffingsregels; • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels, waarin het overgangsrecht en de slotregel zijn opgenomen; Het belangrijkste doel van de bestemmingsplanregels is om de bouw- en gebruiksregels van de verschillende bestemmingen aan te geven. Hoofdstuk 1 Inleidende regels Begrippen (art. 1) In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Voor het gemak zijn enkele begrippen uit de Woningwet en de Bouwverordening overgenomen. Verder zijn enkele standaardbegrippen afkomstig van de SVBP 2008.
Toelichting
36
Wijze van meten (art. 2) Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken / percelen gemeten moeten worden. Bij de wijze van meten is aangesloten bij de SVBP 2008. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Bestemmingen De regels van een bestemming zijn als volgt opgebouwd en benoemd: • Bestemmingsomschrijving; • Bouwregels; • Ontheffing van de bouwregels; • Specifieke gebruiksregels; • Ontheffing van de gebruiksregels; • Aanlegvergunning; • Wijzigingsbevoegdheid. Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien nodig worden vervolgens de andere aan de grond toegekende functies genoemd. In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen, bijgebouwen en aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor de toetsing van aanvragen voor een bouwvergunning aanmerkelijk vereenvoudigd en inzichtelijker is. Op de verbeelding worden bouwgrenzen opgenomen die samen een bouwvlak vormen. Op een aantal plaatsen valt de bouwgrens samen met de bestemmingsgrens. In dat geval dient de bestemmingsgrens tevens als bouwgrens te worden gezien. In het onderstaande worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht. Groen Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen toegestaan, alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen, waterloop, paden, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen. Tuin De bestemming ‘Tuin’ is toegekend aan de aangrenzende ruimte rondom de bouwvlakken behorende bij de bestemming ‘Wonen’. Hier zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Hierbij kan dient gedacht te worden aan erf- en terreinafscheidingen.
Toelichting
02539.001bp14
37
Verkeer Binnen deze bestemming zijn onder andere verkeersdoeleinden (wegen, paden, parkeervoorzieningen) alsook groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en straatmeubilair toegestaan. De gronden mogen slechts (zeer beperkt) worden bebouwd ten behoeve van openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen. Wonen De bestemming ‘Wonen’ regelt de mogelijkheid tot het oprichten van 37 appartementen door middel van de bouwaanduiding ‘gestapeld’. In de bouwregels wordt het aantal per bouwvlak te bouwen woningen bepaald. De goothoogte van de gestapelde woningen is in de bouwregels opgenomen. Ter plaatse van de gevellijn mag van de goothoogte worden afgeweken. Verder is bepaald dat de gestapelde woningen worden afgedekt met een kap, met een maximale hellingsgraad van 60 graden. Hoofdstuk 3 Algemene regels In de Anti-dubbeltelregel wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een bouwvergunning waarin uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk. In de Algemene bouwregels is opgenomen dat balkons buiten de bouwgrenzen van het bouwvlak van de bestemming ‘Wonen’ mogen worden opgericht met een maximale bouwdiepte van 1,70 meter. In de Algemene regels zijn ook respectievelijk Algemene ontheffingsregels en de Algemene wijzigingsregels opgenomen. Deze verschaffen burgemeester en wethouders de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn. In de Algemene procedureregels wordt verwezen naar de algemene procedure zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht onder afdeling 3.4 Awb. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels In de regel ‘Overgangsrecht’ is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan. In de ‘Slotregel’ is aangegeven onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Toelichting
38
Toelichting
02539.001bp14
7
Vooroverleg en inspraak
7.1
Inleiding
39
Het voorontwerp bestemmingsplan ‘Deken Zondaglaan – Teylingerweg’ heeft van 30 januari 2009 tot 13 maart 2009 ter inzage gelegen. Ook is het voorontwerp bestemmingsplan ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening in het kader van vooroverleg naar de betrokken bevoegde instanties ter becommentariëring opgestuurd. De inspraakperiode en het vooroverleg hebben geleid tot aanpassing van het plan. De gemeente Bloemendaal heeft een ‘Nota van reacties’ opgesteld. Deze is als bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan. De wijzigingen naar aanleiding van de inspraak en vooroverleg staan hieronder uiteengezet. 7.2
Vooroverleg Aanpassing naar aanleiding van reactie VROM-inspectie Tekst toelichting paragraaf externe veiligheid wordt aangevuld met motivatie waarom LPGtankstations in de nabijheid van het plangebied geen belemmering opleveren voor de externe veiligheid. Aanpassing naar aanleiding van reactie Hoogheemraadschap Rijnland Tekst toelichting Watertoets Oranjewoud aanpassen naar aanleiding van opmerkingen Hoogheemraadschap Rijnland per brief d.d. 20 maart 2009.
7.3
Inspraak Aanpassing naar aanleiding van reacties indieners inspraakreactie - de bestemming ‘Water’ verdwijnt uit het plangebied en wordt omgezet naar een verkeersbestemming ten behoeve van parkeren en groenvoorzieningen; - de bestemming ‘Groen’ wordt aan de noordwest zijde van het plangebied toegekend. De daar aanwezige sloot wordt binnen deze bestemming verbreed zodat voldoende waterbergingsmogelijkheden ontstaan.
Toelichting
40
Toelichting
02539.001bp14
8
41
Vaststelling
Toelichting
Bestemmingsplanregels
02539.001bp14
1
INHOUD Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels.......................................................................................................... 2 Begrippen....................................................................................................................... 2 Wijze van meten ............................................................................................................ 5
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6
Bestemmingsregels..................................................................................................... 6 Groen ............................................................................................................................. 6 Tuin ................................................................................................................................ 7 Verkeer .......................................................................................................................... 8 Wonen............................................................................................................................ 9
Hoofdstuk 3 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12
Algemene regels ........................................................................................................ 11 Anti-dubbeltelregel ....................................................................................................... 11 Algemene bouwregels ................................................................................................. 12 Algemene gebruiksregels ............................................................................................ 13 Algemene ontheffingsregels ........................................................................................ 14 Wijzigingsregels ........................................................................................................... 15 Algemene procedureregels.......................................................................................... 16
Hoofdstuk 4 Artikel 13 Artikel 14
Overgangs- en slotregels.......................................................................................... 17 Overgangsrecht ........................................................................................................... 17 Slotregel....................................................................................................................... 18
Bestemmingsplanregels
2
HOOFDSTUK 1
INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen 1. plan: het bestemmingsplan ‘Deken Zondaglaan-Teylingerweg’ van de gemeente Bloemendaal; 2. verbeelding: a. analoge verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan “Deken ZondaglaanTeylingerweg”, bestaande uit één kaartblad met het nummer 02539.001k13. b. digitale verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan “Deken Zondaglaan-Teylingerweg”, met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0377.02539001-2k13. 3. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestaand NL.IMRO.037702539001-2k13 met de bijbehorende regels; 4. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 5. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 6. aan-huis-verbonden beroep: het door de bewoner van de woning uitgeoefende beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten aan kleinere groepen tot maximaal 5 personen tegelijkertijd op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder worden niet verstaan: groepslessen en/of activiteiten met een educatieve inslag; 7. aan-huis-verbonden bedrijf: het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid dat is opgenomen in categorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten (met uitzondering van geluidszoneringsplichtige bedrijven en erotisch getinte bedrijven), geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten; 8. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 9. begane grondlaag: het op het maaiveld gebouwde doorlopende gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitsluiting van de onderbouw.
Bestemmingsplanregels
02539.001bp14
3
10. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 11. bestemmingsvlak: een geometrisch vlak met eenzelfde bestemming; 12. bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonische en functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 13. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 14. bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 15. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 16. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel; 17. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 18. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 19. dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 20. dienstverlening: het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden; 21. erf- en terreinafscheidingen: een tuinmuur, een schutting van beton of hout, een vlechtscherm en andere kant- en klare afscheidingen van een perceel waarop een woning is gesitueerd; 22. gestapelde woningen: woningen in een gebouw, dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met de daarbij behorende bergingen;
Bestemmingsplanregels
4
23. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 24. hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, danwel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken; 25. peil: a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de kruin van de weg; b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die toegang na voltooiing van de aanleg van dat terrein; c. Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend; 26. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen, zoals het exploiteren van een seksclub, privé-huis, raamprostitutie, escortservice, thuisprostitutie of bemiddelingsbureau dat bemiddelt tussen prostituee en klant; 27. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten, ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een bordeel of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 28. verdieping: het doorlopende gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitsluiting van de onderbouw en de begane grondlaag. 29. voorgevel: een naar de weg toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw; 30. voorgevelrooilijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; 31. woning: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
Bestemmingsplanregels
02539.001bp14
5
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 1. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 3. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 4. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 5. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 6. afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens: de kortste afstand tussen de zijdelingse grenzen en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk; 7. bebouwd oppervlak van een bouwperceel, een bouwvlak of een ander terrein: de oppervlakten van alle op een bouwperceel/bouwvlak of een ander terrein gelegen bouwwerken tezamen; 8. breedte van een bouwperceel: tussen de twee zijdelingse bouwperceelsgrenzen, gemeten in de naar de weg gekeerde bouwgrens danwel op een afstand van 10 m uit de bouwperceelsgrens aan de zijde van een weg indien geen bouwgrens is aangeduid; 9. lengte c.q. de breedte van een bouwwerk: horizontaal buitenwerks tussen de hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
Bestemmingsplanregels
6
HOOFDSTUK 2
BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Groen 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. plantsoenen; b. straatmeubilair; c. voetpaden; d. waterloop, met de daarbij behorende oevers en groenvoorzieningen; e. waterhuishoudkundige voorzieningen; f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2 Bouwregels 1. op of in de in lid 1 bedoelde gronden is het bouwen van gebouwen niet toegestaan. 2. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. op de voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het wegverkeer toegestaan, waarvan de hoogte niet meer dan 9 m mag bedragen; b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen. 3.3 Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik van de grond en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt in elk geval verstaan het bepaalde in artikel 9.
Bestemmingsplanregels
02539.001bp14
7
Artikel 4 Tuin 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuin en erven; b. erf- en terreinafscheidingen; c. waterhuishoudkundige voorzieningen; d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4.2 Bouwregels 1. op of in de in lid 1 bedoelde gronden is het bouwen van gebouwen niet toegestaan; 2. voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde zijde van gebouwen c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen. 4.3 Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik van de grond en/of bouwwerken, geen gebouwen zijn, wordt in elk geval verstaan het bepaalde in artikel 9.
Bestemmingsplanregels
8
Artikel 5 Verkeer 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen; b. parkeerplaatsen; c. fiets- en voetpaden; d. groenvoorzieningen; e. doeleinden van openbaar nut van beperkte omvang (meterkasten); f. straatmeubilair; g. waterhuishoudkundige voorzieningen; h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals abri’s. 5.2 Bouwregels 1. op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd; 2. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van lichtmasten en bewegwijzeringsborden mag niet meer dan 9 m bedragen; b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen. 5.3 Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik van de grond en/of bouwwerken, geen gebouwen zijn, wordt in elk geval verstaan het bepaalde in artikel 9.
Bestemmingsplanregels
02539.001bp14
9
Artikel 6 Wonen 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor maximaal 37 gestapelde woningen, met daaraan ondergeschikt: a. b. c. d. e. f.
erven en tuinen; bijgebouwen; erf- en terreinafscheidingen; trappen, galerijen en luchtbrug; waterhuishoudkundige voorzieningen; overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels 1. voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de gestapelde woningen dienen te worden opgericht ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ op de verbeelding; b. het aantal gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximaal aantal wooneenheden’ is aangegeven; c. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; d. trappen, galerijen en luchtbrug mogen worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’; e. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd; f. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer dan 6 m bedragen; g. ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ mag de goothoogte niet meer dan 8,5 meter bedragen; h. de hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap, met dien verstande dat ook het gedeeltelijk plat afdekken is toegestaan; 2. voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. bijgebouwen mogen gerealiseerd worden ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’; b. het bebouwd oppervlak ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag niet meer dan 20 m² bedragen; c. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen. 3. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen; a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terrein afscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen. 6.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ter attentie van de plaatsing van de bebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde als bedoeld in lid 2 onder c., indien de bestaande boombeplanting hier aanleiding toe geeft.
Bestemmingsplanregels
10
6.4 Specifieke gebruiksregels 1. het is toegestaan de gestapelde woning op de gronden met de bestemming ‘Wonen’ te gebruiken voor praktijken / of kantoorruimte, met daarbij inbegrepen het gebruik van gedeelten van deze bebouwing als praktijk- en/of kantoorruimte ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of het verlenen van diensten zoals genoemd in artikel 1; 2. onder strijdig gebruik van de grond en/of bouwwerken, geen gebouwen zijn, wordt in elk geval verstaan het bepaalde in artikel 9.
Bestemmingsplanregels
02539.001bp14
HOOFDSTUK 3
11
ALGEMENE REGELS
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel Grond, welke eenmaal in aanmerking is of moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van een andere aanvraag buiten beschouwing.
Bestemmingsplanregels
12
Artikel 8
Algemene bouwregels
8.1 Overschrijding bouwgrens De bouwgrenzen van de bestemming ‘Wonen’ mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, hellingbanen, funderingen en balkons mits de overschrijding niet meer dan 1,70 meter bedraagt.
Bestemmingsplanregels
02539.001bp14
Artikel 9
13
Algemene gebruiksregels
9.1 Algemeen 1. het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming; 2. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor prostitutie en/of ten behoeve van een seksinrichting. 9.2 Ontheffing omtrent het gebruik Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 9.1 indien strikte toepassing van de gebruiksregel leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Bestemmingsplanregels
14
Artikel 10
Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met toepassing van artikel 12, ontheffing verlenen van: 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geven; 3. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m; 5. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m; 6. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: a. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m² bedraagt; b. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Bestemmingsplanregels
02539.001bp14
Artikel 11
15
Wijzigingsregels
11.1 Algemene wijziging Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: 1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; 2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergoot; 11.2 Procedure algemene wijziging Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 11.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 12.
Bestemmingsplanregels
16
Artikel 12
Algemene procedureregels
12.1 Procedureregels Indien het plan overeenkomstig een in dit plan opgenomen wijzigings- of ontheffingsbevoegdheid met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wordt gewijzigd, dient bij de voorbereiding tot ontheffing of wijziging zoals aangegeven in artikel 9, 10, 11 of 13 de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure te worden gevolgd.
Bestemmingsplanregels
02539.001bp14
17
HOOFDSTUK 4 Artikel 13
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken 1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van hetgeen onder 1. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in hetgeen onder 1. met maximaal 10 %. 3. hetgeen onder 1. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 13.2 Overgangsrecht gebruik 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in hetgeen onder 1., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. indien het gebruik, bedoeld in hetgeen onder 1., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. hetgeen onder 1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bestemmingsplanregels
18
Artikel 14
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Deken Zondaglaan-Teylingerweg”.
Bestemmingsplanregels
Verbeelding