bestemmingsplan
Parapluplan recreatieverblijven Gemeente Kaag en Braassem
12 mei 2009 | projectnummer SR080076
Buro SRO ’t Goylaan 11 3525 AA Utrecht 030-2699198 www.buro-sro.nl Projectnummer: SR080068 Opdrachtgever: Gemeente Kaag en Braassem Auteur: Esther Tange
BTW nummer: NL8187.16.071.B01 - KvK nummer: 30232281 - Rabobank rekeningnummer: 1421.54.024 t.n.v. Buro SRO B.V. te Utrecht
2
3
Inhoud 1
INLEIDING .............................................................................................................................. 5
1.1
AANLEIDING VOOR HET BESTEMMINGSPLAN ..................................................................... 5
1.2
PROCEDURE ..................................................................................................................... 6
1.3
METHODE ........................................................................................................................ 6
1.4
GELDEND REGIEM ............................................................................................................ 7
1.5
OPBOUW VAN HET PLAN ................................................................................................... 7
2
HET INITIATIEF ...................................................................................................................... 8
2.1
HUIDIGE SITUATIE ........................................................................................................... 8
2.2
DOEL ............................................................................................................................... 8
2.3
BEGRENZING VAN HET PLANGEBIED .................................................................................. 8
2.4
TOEKOMSTIGE SITUATIE .................................................................................................. 9
3
BELEIDSKADER .....................................................................................................................10
3.1
RIJKSBELEID .................................................................................................................. 10
3.2
PROVINCIAAL BELEID ..................................................................................................... 12
3.3
GEMEENTELIJK BELEID ................................................................................................... 15
3.4
CONCLUSIE .................................................................................................................... 17
4
HAALBAARHEID VAN HET BESTEMMINGSPLAN ..................................................................18
4.1
INLEIDING ..................................................................................................................... 18
4.2
INHOUDELIJKE AFWEGING: NIET HERBESTEMMEN ........................................................... 18
4.3
INHOUDELIJKE AFWEGING: WEL HERBESTEMMEN............................................................ 19
4.4
CONCLUSIE .................................................................................................................... 25
5
UITVOERBAARHEID ..............................................................................................................26
5.1
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID ................................................................................. 26
5.2
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID.......................................................................... 26
4
1 INLEIDING 1.1 AANLEIDING VOOR HET BESTEMMINGSPLAN Eerste aanleiding voor dit parapluplan vormt het besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 11 november 2003 met betrekking tot de aanpak van de problematiek van de permanente bewoning van recreatieverblijven. In deze brief constateert de minister dat ondanks de inspanning die door gemeenten is geleverd op het gebied van de handhaving gesteld kan worden dat, ten aanzien van onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven, sprake is van een scheefgegroeide situatie, met een zware handhavingslast tot gevolg. Als oplossingsrichting geeft de minister een beleidskader aan waarbinnen de problematiek van de onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven aangepakt moet worden. De gemeenteraad heeft in het kader van de structuurvisie in haar vergadering van 27 april 2004 aangegeven dat Alkemade (nu gemeente Kaag en Braassem) zich als recreatiegemeente moet profileren. Hierbij is het belangrijk dat de gemeente van tevoren een eenduidig beleid heeft teneinde de permanente bewoning van recreatieverblijven te voorkomen. Hiertoe heeft de raad van de gemeente Kaag en Braassem op 29 juni 2004 de beleidsnota ‘Permanente bewoning van recreatieverblijven; van visie naar actie’ vastgesteld. In deze beleidsnota zijn criteria en definities opgenomen ten aanzien van de permanente bewoning van recreatieverblijven. Deze beleidskaders vormen de basis van de handhaving. In de periode van 1 november 2004 tot 1 april 2005 zijn er periodiek avondcontroles uitgevoerd om een beeld te krijgen van de mogelijke situaties van permanente bewoning. Op 21 december 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders een voorlopig standpunt ingenomen ten aanzien van de in de gemeente aanwezige locaties die gebruikt worden voor permanente bewoning. Dit voorlopige standpunt is op 30 december 2004 kenbaar gemaakt aan het ministerie van VROM. Op 13 september 2005 heeft de raad van de gemeente Kaag en Braassem besloten in te stemmen met de door het college voorgestelde concrete beleidskeuzes ten aanzien van de verschillende locaties voor wat betreft handhaving van de recreatiebestemming dan wel het omzetten van de recreatiebestemming naar een woonbestemming. Onderliggend parapluplan is de planologisch juridische uitwerking van dit raadsbesluit. Op 8 januari 2008 heeft gedeputeerde staten van Zuid-Holland goedkeuring onthouden aan de paraplu herziening Recreatieverblijven die in het kader van de oude Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) was opgesteld. Goedkeuring is onthouden aan de locaties Irenelaan 3a en 3b, de locatie Boekhorsterweg 18a en Leidseweg/Vennemeer. Deze locaties zijn buiten de rode contour gelegen en komen daarmee niet voor omzetting in aanmerking, aldus Gedeputeerde Staten. Daarnaast is goedkeuring onthouden aan het gehele plan omdat onvoldoende aandacht is geschonken aan: •
eventuele strijdigheden met milieuwetgeving;
•
het al dan niet ontstaan van een extra behoefte aan recreatiewoningen binnen de regio;
•
het al dan niet in gevaar komen van de recreatiefunctie van het gebied.
In dit bestemmingsplan worden de bovenstaande punten gecorrigeerd in de vorm van een nieuw bestemmingsplan conform wettelijke vereisten van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
5
1.2 PROCEDURE Om de recreatiewoningen her te bestemmen naar permanente woningen wordt een bestemmingsplanprocedure gevolgd. Het bestemmingsplan is een parapluplan dat gelijktijdig een (groot) aantal andere bestemmingsplannen gedeeltelijk herziet. In feite betreft dit derhalve een verzameling van gedeeltelijke herzieningen die niet apart, maar binnen één besluit worden vastgesteld. Parapluplannen ten behoeve van gedeeltelijke herzieningen van plannen die onder de oude WRO tot stand zijn gekomen zijn niet mogelijk. Daarom wordt gekozen voor een nieuw bestemmingsplan, samenvallend met de begrenzing van voorgaande bestemmingsplannen. Dit nieuwe bestemmingsplan treedt in de plaats van de bestaande bestemmingsplannen.
1.3 METHODE Toelichting De toelichting is opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen: a.
een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
b.
een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
c.
de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg;
d.
de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
e.
een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
f.
de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieu-effectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, is tevens in de toelichting neergelegd conform artikel 3.1.6 lid 2: a.
een beschrijving van de wijze waarop met de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
b.
voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden
c.
voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden
d.
een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde
van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied; van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied; milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.
Planregels In het vormgeven van de planregels is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2008. Omdat parapluplannen ten behoeve van gedeeltelijke herzieningen van plannen die onder de oude WRO tot stand zijn gekomen zijn niet mogelijk zijn, kunnen de planregels van voorliggend parapluplan niet van toepassing worden verklaard op de vigerende bestemmingsplannen binnen de gemeente. Alleen de betreffende objecten kunnen worden herbestemd van recreatieverblijf naar ‘wonen, voormalige recreatieverblijf’. Hiervoor zijn planregels opgenomen overeenkomstig nieuwe Wro. 6
Plankaart De plankaart is opgesteld overeenkomstig de laatste afspraken omtrent Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2008. Alle plannen van de betrokken bestemmingsplannen worden tezamen in één bestand opgenomen als multivlak. Al hetgeen wordt herzien wordt vervolgens gecodeerd alsof het een gedeeltelijke herziening betreft. Het geheel wordt daardoor behandeld alsof het één bestemmingsplan is. Bij het attribuut verwijzingNaarExternPlanInfo worden alle bestemmingsplannen genoemd die worden herzien. Op deze wijze wordt al hetgeen de herziening betreft gecodeerd en wordt voldaan aan de wettelijke plicht te beschikken over een objectgericht plan, maar ontstaat geen compleet overzicht van de nieuwe geldende situatie.
1.4 GELDEND REGIEM Het bestemmingsplan ‘parapluplan recreatieverblijven’ vormt een gedeeltelijke herziening van de volgende bestemmingsplannen: •
Bestemmingsplan Kaag, vastgesteld 20-10-2002, goedgekeurd 17-06-2003;
•
Bestemmingsplan Oude Wetering, vastgesteld 26-10-2004, goedgekeurd 24-05-2005;
•
Bestemmingsplan Landelijk gebied west, vastgesteld 17-07-2002, goedgekeurd 25-02-2003;
•
Bestemmingsplan Landelijk gebied oost plus, vastgesteld 30-03-1998, goedgekeurd 17-11-1998;
•
Bestemmingsplan Roelofarendsveen zuid, vastgesteld 25-01-1993, goedgekeurd 23-01-1997.
De in hoofdstuk 2 aangegeven locaties worden herbestemd tot ‘wonen, voormalige recreatiewoning’.
1.5 OPBOUW VAN HET PLAN Hoofdstuk 2 beschrijft het initiatief. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 worden de afzonderlijke locaties inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en milieuwetgeving. Hoofdstuk 5 beschrijft de economische en maatschappelijke haalbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.
7
2 HET INITIATIEF 2.1 HUIDIGE SITUATIE In de huidige situatie zijn de in dit bestemmingsplan aangegeven locaties bestemd als recreatiewoningen. Echter, uit onderzoek is gebleken dat in de huidige situatie de recreatiewoningen als permanente woning gebruikt worden: er wordt permanent in gewoond. Permanente bewoning van recreatiewoningen of kampeermiddelen tast de kwaliteit van de recreatieterreinen en de recreatieve verblijfscapaciteit in de gemeente Kaag en Braassem aan. De problematiek heeft een planologisch karakter, omdat permanente bewoning van recreatiewoningen of kampeermiddelen in strijd is met de recreatieve bestemming van de recreatieterreinen, zoals in de vigerende bestemmingsplannen is vastgelegd. Als de gemeente Kaag en Braassem geen actiever handhavingsbeleid gaat voeren, is de kans groot dat het aantal permanente bewoners in de gemeente groeit.
2.2 DOEL Dit bestemmingsplan vormt een deel van de uitvoering van het handhavingsbeleid. Door de in de volgende paragraaf aangegeven locaties te herbestemmen naar ‘wonen’ wordt een lijn getrokken: tot hier en niet verder. Dit is de reden waarom in hoofdstuk 4 tevens de locaties worden opgenomen die op basis van beleidsmatige, milieuhygiënische, en/of ruimtelijke overwegingen niet kunnen worden herbestemd. Op deze manier wordt een duidelijke grens getrokken tussen de woningen waar permanente bewoning gelegaliseerd kan worden, welke woningen in aanmerking kunnen komen voor een gedoogstatus en de woningen waar streng op gehandhaafd zal gaan worden. Hiermee wordt de recreatieve functie van de woningen die niet herbestemd worden of een gedoogstatus krijgen gewaarborgd.
2.3 BEGRENZING VAN HET PLANGEBIED Het plangebied omvat nagenoeg de gehele gemeente Kaag en Braassem. Middels dit parapluplan worden die plannen aangevuld/ gewijzigd die regels bevatten over recreatieverblijven. Op de plan- en deelkaarten, behorende bij dit bestemmingsplan, is tevens aangeven welke specifieke terreinen een nieuwe bestemming krijgen:
1
Julianalaan 1h (kaart 1), 26 (kaart 2), 60, 60b, 60c, 62, 62d (kaart 3), 64c, 64d (kaart 4), 74 en 76 (kaart 5) te Kaag;
2 3 4 5 6
Appartementen Eijmershof te Kaag (kaart 6); Appartementen aan de Plantage te Oude Wetering (‘Arie de Boom flats’, kaart 7); Boekhorsterweg 18a (kaart 8); 1 zomerhuis achter Leidseweg 34b bekend als perceel 1354 sectie F: Vennemeer 41 (kaart 9); 4 zomerhuizen achter Leidseweg 34b bekend als perceel 1002, 1003 en 1004 sectie F: Vennemeer 23, 25, 27 en 31 (kaart 10);
7
Vennemeer 3, 5, 7, 9, 11, 13, 15, 17, 19 (kaart 11) en Leidseweg 36a, 36b, 36c, 36d, 36e, 38a te Oud Ade (ook aan Vennemeer, kaart 12).
Irenenlaan 3a en 3b zijn niet opgenomen. Irenelaan 3a is inmiddels gesloopt, waardoor bestemmingswijziging niet meer aan de orde is. De recreatiewoning Irenelaan 3b is binnen bestemmingsplan Kaag 8
reeds bestemd als beheerderswoning, waardoor permanente bewoning reeds toegestaan is. Daarom is een bestemmingswijziging niet meer nodig.
2.4 TOEKOMSTIGE SITUATIE Gewenst is dat de recreatieverblijven voor recreatieve doeleinden beschikbaar blijven en de (kwaliteit van de) recreatieterreinen voor de echte recreant behouden blijft. ‘Gewenst’ moet dan vertaald worden in ‘na onderhavige planologische herziening geen nieuwe gevallen van permanente bewoning recreatiewoningen of kampeermiddelen meer toestaan’ en ‘bestaande gevallen zoveel mogelijk terugdringen’. In de toekomstige situatie worden de onder paragraaf 2.2 aangegeven woningen herbestemd tot wonen. Hiermee worden de locaties bestemd overeenkomstig huidig gebruik. Aan dit bestemmingsplan ligt als vanzelfsprekend geen stedenbouwkundig plan of woningbouwprogramma ten grondslag. Vereisten, die worden getoetst in hoofdstuk 4 zijn: •
De recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;
•
De woning is niet in strijd met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, Wet geluidhinder en andere relevante Wetten die raakvlak hebben met ruimtelijke ordening.
In hoofdstuk 4 wordt de haalbaarheid op basis van milieuwetgeving getoetst.
9
3 BELEIDSKADER 3.1 RIJKSBELEID 3.1.1
NOTA RUIMTE, RUIMTE VOOR ONTWIKKELING (2006) In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020. Bovendien bevat het een doorkijk op de langere termijn, namelijk de periode 2020-2030. De Nota Ruimte vervangt de ruimtelijk relevante rijksnota’s c.q. de planologische kernbeslissingen (PKB’s) behorende bij de Vierde nota over de ruimtelijke ordening Extra (en de Actualisering daarvan in de Vinac) en het Structuurschema Groene Ruimte. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het relatief beperkte oppervlak van Nederland. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Ter versterking van de kracht van steden en ter verbetering van de internationale economische concurrentiepositie en de daarbij behorende ruimtelijk- economische structuur van Nederland, geeft het rijk prioriteit aan de ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en van veelal binnen deze netwerken gelegen economische kerngebieden. Met de Nota Ruimte heeft het kabinet gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Het accent verschuift daarmee van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Er wordt meer nadruk gelegd op ‘ontwikkelingsplanologie’ en minder op ‘toelatingsplanologie’. Daarbij is het belangrijk dat iedere overheidslaag in staat wordt gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. In paragraaf 3.4.5 van de Nota Ruimte wordt ingegaan op het ‘Wonen, werken en recreëren in het buitengebied’. Het rijk stelt dat het huidige aanbod van toeristisch-recreatieve voorzieningen, zowel kwalitatief als kwantitatief, niet voldoet aan de recreatiewensen van de samenleving. Het belang van vrijetijdsbesteding vraagt om nieuwe vormen van openlucht- en verblijfsrecreatie. De recreatiesector moet de ruimte krijgen om te kunnen anticiperen op de veranderende behoefte van de samenleving en om zich tot een economische drager van (delen) van het platteland te ontwikkelen. Op basis van deze doelstelling krijgen provincies de opdracht om in hun streekplannen voldoende ruimte te scheppen voor de veranderende behoefte aan toeristisch-recreatieve voorzieningen.
Conclusie Dit bestemmingsplan kan als uitwerking van het handhavingsbeleid gekenmerkt worden. Met de herbestemming van betreffende objecten naar regulier wonen wordt tegelijkertijd duidelijkheid geschept over de recreatieve verblijven die werkelijk recreatief gebruikt worden. Hiermee kan het beleid met betrekking tot nieuwe vormen van openlucht- en verblijfsrecreatie beter en op een effectievere manier aansluiten op de vraag uit de maatschappij. Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan niet in strijd is met de Nota Ruimte en past binnen de nationale beleidskaders met betrekking tot recreatie.
3.1.2
BELEIDSBRIEVEN In haar brief van 11 november 2003 aan de Tweede Kamer heeft de Minister van VROM haar beleid gepresenteerd met betrekking tot de onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven. Het doel hiervan is het onrechtmatige gebruik van recreatieverblijven tegen te gaan, de handhavinglast van de gemeen10
ten te verminderen en de burger op korte termijn meer duidelijkheid te (laten) geven. De Minister heeft met de brief een verruimd beleidskader aangegeven. De gemeenten en de provincies zijn verzocht dit uit te werken en naar concrete situaties te vertalen. De Minister heeft in de beleidsbrief en vervolgens in de Nota Ruimte aangegeven dat het mogelijk is om onder bepaalde voorwaarden een recreatiebestemming te wijzigen in een woonbestemming. Mocht een bestemmingswijziging niet aan de orde zijn, dan dienen gemeenten te handhaven. Hierbij is het mogelijk dat gemeenten persoonsgebonden beschikkingen afgeven. Deze beschikkingen strekken er toe dat de betreffende bewoners in de betreffende recreatiewoning mogen blijven wonen. Na expiratie van de persoonsgebonden beschikking dient de gemeente de recreatiebestemming actief te handhaven. Ook ten aanzien van de toepassing van dit instrument gelden voorwaarden. Het betreffende object dient te voldoen aan het Bouwbesluit en er mag geen strijd zijn met de milieuwetgeving.
Conclusie Met de uitwerking van wel en niet her te bestemmen locaties in hoofdstuk 4 wordt voldaan aan hetgeen gevraagd in de beleidsbrieven, omdat duidelijkheid wordt verschaft over te legaliseren- , te gedogen en te handhaven objecten. Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan juist niet in strijd is met de beleidsbrieven.
3.1.3
BOUWBESLUIT Het ministerie van VROM heeft aangegeven dat, indien recreatiewoningen een permanente woonbestemming krijgen, er voldaan dient te worden aan het Bouwbesluit. Het ministerie van VROM heeft een bijlage gestuurd aan de gemeenten waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen een logiesfunctie en een woonfunctie op basis van het Bouwbesluit. Uit deze vergelijking blijkt dat de functies voor het overgrote deel overeenkomen met elkaar en dat het bouwbesluit slechts op enkele, ondergeschikte punten strengere eisen stelt aan de woonfunctie. Het ministerie van VROM geeft aan dat op onderdelen de eisen uit het bouwbesluit kunnen worden gedoogd door de gemeente indien hierdoor geen onaanvaardbare inbreuk wordt gemaakt op een adequaat veiligheids- en gezondheidsniveau voor de bewoners. De verantwoordelijkheid voor dit gedoogbeleid blijft bij de gemeente en kan pas plaatsvinden na een zorgvuldige afweging. De VNG geeft in haar brief van 3 februari 2005 aan dat het bepalen van de onderdelen waarop het gedogen van toepassing is, een keuze is van de gemeenten zelf, aangezien zij ook de verantwoordelijkheid van het gedogen blijven houden. Uit een verkennende oriëntatie is gebleken dat er bijna geen aanpassingen aan de recreatiewoningen noodzakelijk zullen zijn om te voldoen aan het Bouwbesluit. Reden hiervoor is dat de recreatiewoningen reeds grotendeels aan de eisen van het Bouwbesluit voor de woonfunctie voldoen. Tevens zijn onderdelen van ondergeschikte aard en hebben ze een gering effect op het veiligheids- en gezondheidsniveau van de recreatiewoningen. Het voldoen van de recreatiewoningen aan de eisen van het Bouwbesluit is voor het omzetten naar de woonfunctie geen harde regel.
Conclusie Geconcludeerd kan worden dat de recreatiewoningen welke nu bestemd worden voor wonen grotendeels voldoen aan de vereisten van het bouwbesluit. Waar deze niet voldoen betreft het ondergeschikte onderdelen waarvan niet de verwachting is dat dit niet gedurende de planperiode kan worden opgelost.
11
3.2 PROVINCIAAL BELEID In het provinciaal beleid vormt met name de Nota Regels voor Ruimte het relevante beleidskader. Desalniettemin zullen de provinciale structuurvisies de revue passeren.
3.2.1
STRUCTUURVISIE De provincie Zuid-Holland heeft voor de gehele provincie een structuurvisie1 opgesteld. Daarnaast blijft het streekplan Zuid-Holland West2 waar de gemeente Kaag en Braassem binnen valt, op basis van de overgangsbepalingen nieuwe Wet ruimtelijke ordening als structuurvisie bestaan. De Provinciale ruimtelijke structuurvisie Zuid-Holland 2020 is voor de provincie een zelfbindend en richtinggevend document, waarin de streekplangebieden in onderlinge samenhang worden bezien. De ruimtelijke strategie is hierin op een hoger schaalniveau tot 2020 in beeld gebracht, met een doorkijk naar nog langere termijn. Dat maakt het mogelijk op dat hogere niveau afwegingen te maken en ruimtelijke ontwikkelingen te initiëren en te stimuleren. De structuurvisie kan een rol gaan spelen in een actief provinciaal ruimtelijk ontwikkelingsbeleid, in samenwerking met andere partijen. Gemeente Kaag en Braassem is onderdeel van het Hollands Plassengebied. Dit gebied omvat de Kagerplassen en omgeving, het veenweidegebied rond Oud Ade alsmede het gebied ten noorden van de Oude Rijn rond Leiderdorp. Het gebied wordt gekenmerkt door openheid en de afwisseling tussen veenweidegebied, water, recreatie en natuur. De Kagerplassen vormen samen met de omringende plassen in de omgeving een internationaal bekend watersportgebied. Veehouderij en waterrecreatie zijn de voornaamste economische dragers. Rond Roelofarendsveen vormt de glastuinbouw een derde economische factor in het gebied. Het accent in de ruimtelijke ontwikkeling ligt op het handhaven en beschermen van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden gekoppeld aan versterking van de recreatieve functie van het gebied.
Conclusie Door het provinciale karakter van de ruimtelijke structuurvisie Zuid-Holland 2020 en de kleine schaal van onderhavig bestemmingsplan, heeft dit parapluplan nauwelijks raakvlak met dit provinciale beleid. Desalniettemin kan geconcludeerd worden dat dit bestemmingsplan niet in strijd is met deze Provinciale structuurvisie. In het streekplan Zuid-Holland West is het Hollands Plassengebied waar gemeente Kaag en Braassem onder valt gedefinieerd als deelplangebied en zijn beleidsambities op het gebied van recreatie geformuleerd. Geconcludeerd kan worden dat dit bestemmingsplan niet in strijd is met deze provinciale structuurvisie.
1
Provinciale Staten van Zuid-Holland (13 oktober 2004) Provinciale ruimtelijke structuurvisie Zuid-Holland
2020 2
Provinciale Staten van Zuid-Holland (19 februari 2003) Streekplan Zuid-Holland West 12
3.2.2
NOTA REGELS VOOR RUIMTE In de regels voor ruimte3 is in hoofdstuk 3 over het landelijk gebied opgenomen dat bij herbestemmen van recreatiewoningen tot burgerwoningen voldaan moet worden aan de volgende criteria: 1.
Ligging binnen de rode contour / verstedelijkingscontour;
2.
Geen strijdigheid met milieuwetgeving;
3.
Er ontstaat geen nieuwe behoefte aan recreatiewoningen binnen de regio;
4.
De recreatiefunctie van het gebied komt niet in gevaar;
5.
Het volume van de voormalige recreatiewoning wordt in het bestemmingsplan bevroren indien deze niet is gelegen in een gebied met de aanduiding stads- en dorpsgebied op de streekplankaart.
Ad.1:
Om het buitengebied te vrijwaren van ongewenste verstedelijking en de ruimtelijke verscheidenheid van stad en land te waarborgen, zijn door het Rijk rode en groene contouren geïntroduceerd. De rode contour begrenst het bebouwde gebied zoals dat bestond in 1996 met daaraan toegevoegd de gebieden die na 1996 zijn bebouwd, de gebieden waarop bebouwing mogelijk is op grond van geldende bestemmingsplannen en onherroepelijke bouwvergunningen, op grond van in VINEX-kader gemaakte afspraken en in het streekplan geaccordeerde landschappelijke en stedenbouwkundige aanpassingen alsook ruimte voor verstedelijkingsopgaven. Binnen de rode contour dient de ruimtebehoefte voor wonen en werken te worden geaccommodeerd. Dat is mogelijk door het ruimtegebruik te intensiveren, door functies te combineren en door verouderde woon- en werkmilieus te transformeren. De rode contour van de gemeente Kaag en Braassem ziet er na de zevende partiële herziening van Streekplan Zuid-Holland West 20034 uit zoals weergegeven op onderstaande kaart. De conclusie op basis van deze plattegrond is dat van de locaties die herbestemd worden tot wonen, de locaties Boekhorsterweg 18a en Leidseweg/Vennemeer buiten de rode contour/verstedelijkingscontour liggen.
Rode contour streekplan Zuid-Holland West 3
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (8 maart 2005) Nota regels voor ruimte; versie 1 januari 2007
4
Vastgesteld door Provinciale Staten op 30 januari 2008 13
Ad. 2: Voor
de
objecten
De
Plantage
(Galgekade,
Oude
Wetering),
Julianalaan
1h,
26,60,60b,60c,62,62d,64c,64d,74 en 76 en Eijmershof (Kaag) is in hoofdstuk 4 van dit bestemmingsplan een toets opgesteld worden welke ingaat op de volgende aspecten: externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit en aanwezige ´hindercirkels´. De toets verklaart dat er geen strijdigheid is met bestaande milieuwetgeving. Ad. 3: Aantoonbaar moet zijn dat er geen behoefte ontstaat aan nieuwe recreatiewoningen als gevolg van de herbestemming tot woningen. Uit onderzoek is gebleken dat de in dit bestemmingsplan naar permanente woningen om te zetten recreatiewoningen reeds lange tijd permanent bewoond worden. Hiermee kan gesteld worden dat met de ‘theoretische’ functieverandering door middel van verankering in het bestemmingsplan in de praktijk geen recreatieve functies verloren gaan, omdat deze woningen reeds lange tijd als niet recreatief worden gebruikt. Met de verankering van de in dit bestemmingsplan voorziene locaties naar de functie permanente woning, zal het aantal recreatieve woningen binnen de gemeente Kaag en Braassem afnemen, maar in de praktijk worden er niet minder woningen recreatief gebruikt. Onderliggend bestemmingsplan moet gezien worden als een onderdeel van de uitvoering van het gemeentelijke handhavingsbeleid. Door op de in dit bestemmingsplan aangegeven locaties permanente woningbouw te legaliseren, en daarnaast te handhaven bij de overblijvende recreatiewoningen, kan er streng op worden toegezien dat de ‘overblijvende’ recreatiewoningen gebruikt worden als bedoeld. Op deze manier wordt door de herbestemming van de in dit bestemmingsplan aangewezen locaties tot woningen een duidelijke lijn getrokken en wordt juist voorkómen dat de behoefte naar recreatiewoningen groeit, als gevolg van een steeds verder gaande illegaal gebruik, oftewel permanente bewoning van recreatiewoningen. Ad.4: De recreatiefunctie van het gebied moet niet in gevaar komen. Zowel het college als de raad is van oordeel dat het herbestemmen van de recreatiewoningen tot woningen geen afbreuk doet aan de recreatieve behoefte. Deze opstallen zijn in eigendom van particulieren en worden gebruikt als woning. Daarmee hebben zij nu reeds geen recreatieve functie meer. Ook staat het herbestemmen een recreatieve uitbreiding niet in de weg. Waar de markt kansen ziet voor recreatieontwikkelingen staat deze herbestemming dit niet in de weg. Uit de nota Recreatie en Toerisme 2006 blijkt dat er voldoende kansen zijn voor recreatie en toerisme in de gemeente Kaag en Braassem die benut zullen gaan worden. De recreatieve aantrekkingskracht van de gemeente zal ondanks de afname van enkele recreatiewoningen alleen maar groter worden in de toekomst. Ad.5: Het volume van de woningen moet bevroren worden. De planregels worden hierop aangepast.
Conclusie Onderliggend bestemmingsplan past niet geheel binnen de randvoorwaarden zoals gesteld in de nota Regels voor Ruimte. De locaties Boekhorsterweg en Leidseweg/Vennemeer voldoen niet aan het eerste criterium, omdat deze locaties buiten de rode verstedelijkingscontour vallen. In hoofdstuk 4 zal hier nadere aandacht aan worden besteed. 14
3.3 GEMEENTELIJK BELEID 3.3.1
STRUCTUURVISIE KAAG EN BRAASSEM Onderdeel van de structuurvisie Kaag en Braassem5 is de versterking van Kaag en Braassem als recreatiegemeente. In de structuurvisie wordt de gemeente Kaag en Braassem gekarakteriseerd als ‘Het land van Kaag en Braassem’. Met name in de directe omgeving van het water wil de gemeente Kaag en Braassem gezien worden als recreatiegemeente. Waterrecreatie in combinatie met landelijk wonen, verblijfsrecreatie en dagrecreatie, is een beeld dat op basis van de keuzes in de structuurvisie geschetst kan worden. Van belang voor het bovenstaande is een helder beleid ten aanzien van recreatiewoningen.
Conclusie Dit bestemmingsplan voorziet in een eenduidige definiëring van begrippen waarmee het mogelijk wordt het nagestreefde doel van recreatiegemeente te realiseren zonder dat recreatieverblijven op den duur voor permanente bewoning worden gebruikt. Derhalve past dit bestemmingsplan binnen de gemeentelijke structuurvisie.
3.3.2
NOTA DAADWERKELIJK HANDHAVEN IN KAAG EN BRAASSEM In juli 2003 is de nota ‘Daadwerkelijk handhaven in Kaag en Braassem6‘ vastgesteld. Deze nota heeft tot doel: •
Het formuleren van beleidsregels cq. het maken van keuzes in de aanpak van de geconstateerde dan wel nog te constateren overtredingen;
•
Het vormen van een kader/handvat voor de wijze van inventariseren, het maken van keuzes in de opsporing en aanpak van oude en nieuwe overtredingen en de afhandeling van de resultaten hiervan;
•
Het creëren van draagvlak onder de inwoners van de gemeente, voor het verhogen van het kwa-
•
Het in beeld brengen van de benodigde middelen om de eerste vier doelstellingen te kunnen rea-
litatieve en kwantitatieve niveau van de handhaving binnen de gemeente Kaag en Braassem; liseren. Met de nota wordt een situatie nagestreefd waarin wordt gehandhaafd op basis van een weloverwogen handhavingsbeleid en een programma waarin keuzes zijn gemaakt en prioriteiten zijn gesteld. Zo is voor een ieder duidelijk wat wanneer gehandhaafd wordt en waarom in een bepaalde situatie mogelijk niet tot handhaving wordt overgegaan.
Conclusie Dit parapluplan kan gezien worden als een verdere uitwerking van het handhavingsbeleid. Dit bestemmingsplan is de planologisch juridische uitwerking van het raadsbesluit 13 september 2005. In dit
5
Gemeente Alkemade (juni 2004) Alkemade ruim gezien; structuurvisie 2020 (Alkemade = Kaag en
Braassem na fusie) 6
InterConcept (2003) Notitie: Daadwerkelijk handhaven in Alkemade (Alkemade = Kaag en Braassem na
fusie) 15
raadsbesluit is een keuze gemaakt voor welke recreatieverblijven de huidige bestemming gehandhaafd blijft en welke recreatieverblijven herbestemd worden tot woningen. Deze keuze is in dit bestemmingsplan vertaald naar een juridische regeling. Daarnaast voorziet dit bestemmingplan in uniforme begripsbepalingen op basis waarvan adequaat kan worden gehandhaafd.
3.3.3
NOTA PERMANENTE BEWONING RECREATIEVERBLIJVEN, VAN VISIE NAAR ACTIE In het kader van de structuurvisie heeft de gemeenteraad aangegeven dat Kaag en Braassem zich als recreatiegemeente moet profileren. Het is van belang dat de gemeente van tevoren een eenduidig beleid formuleert teneinde de permanente bewoning van recreatieverblijven te voorkomen. De Nota ‘Permanente bewoning van recreatieverblijven, van visie naar actie7‘ dient als nadere uitwerking van de nota ‘Daadwerkelijk handhaven in Allemade’ gezien te worden. In de nota wordt ingegaan op het vraagstuk van de permanente bewoning van recreatieverblijven. Aangegeven wordt welke argumenten er zijn om problemen te voorkomen, welk instrumentarium beschikbaar is om het beleid handen en voeten te geven en over welke controlemogelijkheden/uitvoeringsmaatregelen de gemeente beschikt. Zowel het bestuur als de burgers en de eigenaren van recreatieterreinen en recreatieverblijven hebben behoefte aan duidelijkheid én kaderstelling. Handhaven kan op diverse manieren plaatsvinden: •
Legaliseren;
•
Tijdelijk gedogen;
•
Handhavend optreden teneinde illegale situaties te beëindigen.
Maatwerk lijkt bij de uitvoering van het handhavingsbeleid de enige oplossing. Daarnaast is het van groot belang dat het handhavingsbeleid actief wordt uitgevoerd. Het is van belang dat met de vaststelling van de in dit bestemmingsplan aangegeven functieveranderingen van recreatieve woning naar permanente woning, wordt voorkomen dat het aantal permanente bewoners in de gemeente blijft groeien. Met de in dit bestemmingsplan opgenomen locaties wordt een streep getrokken: déze locaties worden gelegaliseerd, déze locaties worden gedoogd, en bij illegaal gebruik van overige recreatiewoningen moet handhavend worden opgetreden. De nota kan als een integrale onderbouwing van dit bestemmingplan worden beschouwd. Anderzijds is dit bestemmingsplan één van de middelen om uitvoering te geven aan dit beleid.
Conclusie Dit bestemmingsplan is niet in strijd met de nota ‘Permanente bewoning recreatieverblijven, van visie naar actie’.
3.3.4
NOTA RECREATIE EN TOERISME 2006 De nota ‘Recreatie en Toerisme’ vormt een analyse van de bestaande situatie in de gemeente Kaag en Braassem op het gebied van recreatie en toerisme met daaraan gekoppeld een projectenprogramma en een actieprogramma. Uitgangspunt is dat de gemeente Kaag en Braassem perspectief ziet in recreatie en toerisme en zich op dit gebied zal ontwikkelen.
7
Gemeente Alkemade (Alkemade = Kaag en Braassem na fusie), drs. M.G.A. Hermsen-Facon (14 mei
2004) Permanente bewoning recreatieverblijven; van visie naar actie. 16
Uit de notitie blijkt dat de gemeente Kaag en Braassem op het gebied van recreatie en toerisme zeker wat te bieden heeft, maar dat nog niet alle potenties goed benut worden. Het economische profijt uit het toerisme en recreatie is nog beperkt. De potenties zijn: •
De veenweidelandgebieden, met de kenmerkende verkaveling;
•
De watersportmogelijkheden op het Braassemermeer en de Kagerplassen;
•
De ligging aan enige belangrijke toeristische vaarroutes;
•
Het cultuur erfgoed in het buitengebied;
•
Authentieke dorpslinten;
•
Fiets- en wandelmogelijkheden, bijvoorbeeld met pontjes;
•
De ligging in het Groene Hart.
Het toekomstbeeld is dat nu al de westzijde van de Braassemermeer zich ontwikkelt tot een veelzijdige toeristische zone van bovenregionaal niveau. Tevens functioneert het als aanjager voor de rest van de gemeente. Zo biedt het gebied Oud Ade veel faciliteiten voor fiets- en wandelroutes en richt het Kaageiland zich op het hogere segment. Onder de uitgangspunten van de visie wordt aangegeven er meer toeristisch vrij beschikbare accommodaties moeten worden ontwikkeld. Dit uitgangspunt komt voort uit de recreatieverblijven die veelal permanent bewoond worden. Door het bieden van nieuwe mogelijkheden voor beschikbare accommodaties, is het mogelijk om de permanent bewoonde recreatieverblijven, binnen de gestelde kaders, van functie te laten veranderen. Dit kan bijvoorbeeld door bestaande agrarische bebouwing geschikt te maken voor recreatie en toerisme.
Conclusie Dit bestemmingsplan voorziet in een eenduidige definiëring van begrippen waarmee het mogelijk wordt het nagestreefde doel van recreatiegemeente te realiseren zonder dat recreatieverblijven op den duur voor permanente bewoning worden gebruikt. Derhalve past dit bestemmingsplan binnen de nota recreatie en toerisme 2006.
3.4 CONCLUSIE Geconcludeerd kan worden dat de herbestemming van het in hoofdstuk 2 omschreven project en projectgebied op basis van hetgeen in dit hoofdstuk vermeld, beleidsmatig inpasbaar is.
17
4 HAALBAARHEID VAN HET BESTEMMINGSPLAN 4.1 INLEIDING In het kader van een ‘goede’ ruimtelijke ordening moet het aantoonbaar zijn dat een nieuwe ontwikkeling, die afwijkt van het vigerend bestemmingsplan, uitvoerbaar is. Op basis van alle beleidsdocumenten en de specifieke cases is door de gemeente Kaag en Braassem een keuze gemaakt welke recreatieverblijven herbestemd worden tot woningen en voor welke recreatieverblijven ingezet gaat worden op handhaving van het geldende bestemmingsplan. Deze keuze is op 8 november 2004 voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders. In dit hoofdstuk worden de inhoudelijke en ruimtelijke afwegingen voor het wel of niet herbestemmen per locatie gegeven.
4.2 INHOUDELIJKE AFWEGING: NIET HERBESTEMMEN 4.2.1
HOFDIJKLAAN, PERCEEL 1381 TE OUDE ADE Op deze locatie bevinden zich 26 zomerhuizen. Het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied west is, gezien het belang van landschappelijke- en natuurwaarden, uitermate behoudend in het toestaan van woondoeleinden in het gebied. De wijze waarop recreatie verder vorm kan krijgen is verder uitgewerkt in het ‘Raamplan van de aanpassingsrichting Ade’. Hierin wordt gestreefd naar een diversiteit van agrarisch natuur- en landschapsbeheer zonder bepaalde recreatieve elementen uit te sluiten in het buitengebied. Uitbreiding van de hoeveelheid woningen in het gebied wordt in het Raamplan niet als wenselijk beschouwd. Vanuit ruimtelijk oogpunt is ervoor gekozen de recreatieverblijven niet her te bestemmen tot wonen. Permanente bewoners komen in beginsel wel in aanmerking voor een gedoogstatus, indien voldaan wordt aan de gestelde criteria zoals opgenomen in de nota ‘Permanente bewoning van recreatieverblijven, van visie naar actie’.
4.2.2
’T HAASJE OUD ADE Het betreft hier een kampeerterrein met 19 zomerhuizen. Voor deze locatie geldt dat de locatie omringd is met perceel met een recreatieve bestemming. Dit ruimtelijke aspect is mede aanleiding geweest om de bestaande recreatieve bestemming niet te wijzigen naar woondoeleinden. Permanente bewoners kunnen in aanmerking komen voor een gedoogstatus, mits voldaan wordt aan de gestelde criteria zoals opgenomen in de nota ‘Permanente bewoning van recreatieverblijven, van visie naar actie’.
4.2.3
PARK WIJDE AA – ADERWEG 8 - ROELOFARENDSVEEN Hier bevinden zich 76 zomerwoningen welke in het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied Oost een recreatieve bestemming hebben. In december 2004 heeft de inspectie VROM aan de gemeente kenbaar gemaakt dat permanente bewoning, gezien de ligging in het buitengebied en de ligging buiten de rode contouren, ongewenst is. Daarnaast is behoud van recreatieve functies wenselijk. Gekozen is, alles overwegende, actief in te zetten op handhaving van de recreatieve bestemming.
18
4.2.4
DE BALGERIJ Op deze locatie zijn 16 zomerwoningen aanwezig. De locatie is omringd door percelen met een overwegend agrarische bestemming. De locatie is hierop een expliciete uitzondering. In de structuurvisie wordt de genoemde locatie specifiek aangeduid als te ontwikkelen recreatiegebied. De zomerwoningen komen niet in aanmerking voor een herbestemming tot wonen. Permanente bewoners kunnen in aanmerking komen voor een gedoogstatus, mits voldaan wordt aan de gestelde criteria zoals opgenomen in de nota ‘Permanente bewoning van recreatieverblijven, van visie naar actie’.
4.2.5
CAMPING DE BRAASSEM Op deze locatie is een kampeerterrein waar hoofdzakelijk stacaravans staan. Het gebied is gelegen in het transformatiegebied waarbij voor deze locatie het zwaartepunt ligt bij recreatieve ontwikkeling. De provincie Zuid-Holland heeft kenbaar gemaakt in te kunnen stemmen met de gekozen zwaartepunten voor wat betreft de Oostpolder. De zomerwoningen komen niet in aanmerking van een herbestemming tot wonen. Permanente bewoners kunnen in aanmerking komen voor een gedoogstatus, mits voldaan wordt aan de gestelde criteria zoals opgenomen in de nota ‘Permanente bewoning van recreatieverblijven, van visie naar actie’.
4.2.6
’T HOEKSTUK TE KAAG Het betreft hier 17 recreatiewoningen gelegen aan het Eijmerspoel. Het herbestemmen tot woningen is niet wenselijk. De woningen zijn gelegen op enige afstand van de bebouwde kom van Kaag. Herbestemming zou leiden tot een afzonderlijke woonwijkje/woonenclave, hiermee wordt de bebouwingscontour te veel opgerekt en een te grote inbreuk gemaakt op het landelijke gebied. De zomerwoningen komen niet in aanmerking van een herbestemming tot wonen. Permanente bewoners kunnen in aanmerking komen voor een gedoogstatus, mits voldaan wordt aan de gestelde criteria zoals opgenomen in de nota ‘Permanente bewoning van recreatieverblijven, van visie naar actie’.
4.3 INHOUDELIJKE AFWEGING: WEL HERBESTEMMEN Om recreatiewoningen te kunnen herbestemmen naar permanente woningen moet worden aangetoond dat er geen strijdigheid ontstaat met milieuwetgeving. In deze paragraaf worden eerst de algemene milieuaspecten behandeld die voor alle locaties van toepassing zijn. Vervolgens wordt per her te bestemmen locatie een toets opgesteld welke ingaat op de aspecten externe veiligheid, geluid- en luchtkwaliteit.
Water In de partiële herziening is geen toename van verharding voorzien. Compensatie is daarom niet aan de orde. Gedurende het artikel 10 BRO-overleg in het kader van de oude WRO bestemmingsplanprocedure is gebleken dat in de nabijheid van, de in het plan genoemde locaties, drinkwatervoorzieningen aanwezig zijn. Bij verbouwingen e.d. zal het niet zijn toegestaan om over de waterleidingen te bouwen. De waterleidingen dienen altijd bereikbaar te zijn voor beheer en onderhoud. Hier zal bij betreffende situaties rekening mee worden gehouden.
19
Bodem De bodem is reeds geschikt voor de functie wonen. Daarom is bodemonderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig.
Flora en fauna Gezien het huidig gebruik en de huidige bestemming van de gronden is aanvullend ecologisch onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.
Archeologie en cultuurhistorie Voor het project zal geen archeologisch onderzoek nodig zijn, aangezien de bebouwingsvlakken niet veranderen. Tevens heeft het plan geen raakvlak met in de grond aanwezige of te verwachten monumenten en hoeft hier derhalve geen rekening mee worden gehouden.
Luchtkwaliteit De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de ‘Wet milieubeheer’ goedgekeurd (Stb. 2007, 414). Omdat hoofdstuk 5 titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen ‘kleine’ en ‘grote’ projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel ‘betekenende mate’ bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip ‘in betekenende mate’ precies inhoudt, staat in een AMvB. Op hoofdlijnen komt het erop neer dat ‘grote’ projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een ‘betekenend’ negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. ‘Kleine’ projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling niet-in betekenende mate bijdragen. Bovenstaande is nog niet in werking omdat dit verband houdt met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Zolang het NSL nog niet in werking is getreden en er dus nog geen besluitvorming is over de maatregelen, hanteert de AMvB tijdelijk een lagere grens voor ‘in betekenende mate’: 1 procent in plaats van de bovengenoemde 3 procent, ofwel 500 woningen in plaats van 1.500. Zolang het NSL nog niet van kracht is, kunnen projecten boven de 1 procent alleen doorgang vinden als projectsaldering wordt toegepast. Als ‘bijlage’ bij de wet is een handreiking (concept) verschenen op basis waarvan de gemeentelijke overheid kan bepalen of een project aan te merken is als een niet in betekende mate project. In het NSL worden de effecten van projecten die niet in betekenende mate bijdragen verdisconteerd in de autonome ontwikkeling. Het NSL omvat dus alle cumulatieve effecten van (ruimtelijke) activiteiten op de luchtkwaliteit. In de handreiking wordt de NIBM-grens voor woningbouwlocaties bereikt bij 500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en 1000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Geconcludeerd kan worden dat het initiatief in overeenstemming is met de wet en regelgeving omtrent luchtkwaliteit.
20
4.3.1
JULIANALAAN 1H, 26, 60, 60B, 60C, 62, 62D, 64C, 64D, 74 EN 76 TE KAAG Het betreft 11 zomerwoningen welke allen een recreatieve bestemming hebben. Ruimtelijk In de Structuurvisie wordt het gebied aangeduid als bestaand woongebied. Specifiek voor het historische lint van de Julianalaan is een consoliderend beleid voorgestaan. Het beleid richt zich op behoud en versterking van met name de historische waarden met het accent naar wonen. Het gebied is gelegen binnen de rode contour. Vanuit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt ingezet op herbestemmen tot wonen. Toets milieu Alle objecten aan de Julianalaan bevinden zich niet in de invloedssfeer van mogelijke risico’s (gevaarlijke stoffen, kernongeval, luchtvaartongeval, ongeval op water, verkeersongeval op land, tunnelongeval, instorting grote gebouwen, brand in grote gebouwen, paniek in grote menigten/ verstoring openbare orde, overstroming, natuurbrand). Dit betekent dat er in het kader van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor het herbestemmen naar permanent wonen. De Julianalaan kent een 30km/uur regiem. Door het kleinschalige karakter van het dorp Kaag worden geen grote verkeersintensiteiten verwacht. Op basis hiervan is het gerechtvaardig om akoestisch onderzoek achterwege te laten en te concluderen dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit project. Het herbestemmen van de woningen aan de Julianalaan kan gezien de zeer beperkte omvang als een project van niet in betekenende mate aangemerkt worden. Aanvullend onderzoek is daarom niet nodig en geconcludeerd kan worden dat het initiatief in overeenstemming is met de wet en regelgeving omtrent luchtkwaliteit.
Conclusie Vanuit het argument van een goede ruimtelijke ordening geredeneerd is herbestemming van de woningen aan de Juliananlaan gewenst. Op basis van de toets milieuaspecten zijn er geen belemmeringen voor de herbestemming naar permanent wonen.
4.3.2
APPARTEMENTEN EIJMERSHOF TE KAAG Ruimtelijk Ook voor deze locatie geldt dat het appartementencomplex zodanig is gesitueerd dat deze ruimtelijk deel uitmaakt van de dorpsbebouwing van Kaag. De locatie is gelegen binnen de rode contour. Ruimtelijk is een onderscheid tussen recreatieappartement en woningen niet logisch. Herbestemmen tot woningen is daarom ruimtelijk gezien een voor de handliggende keuze. In dit bestemmingsplan wordt ingezet op een herbestemming tot wonen. Toets milieu De locatie bevindt zich niet in de invloedssfeer van mogelijke risico’s. Dit betekent dat er in het kader van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor het herbestemmen naar permanent wonen.
21
De Beatrixlaan kent een 30km/uur regiem. Door het kleinschalige karakter van het dorp Kaag worden geen grote verkeersintensiteiten verwacht. Op basis hiervan is het gerechtvaardig om akoestisch onderzoek achterwege te laten en te concluderen dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit project. Het herbestemmen van de woningen aan de Beatrixlaan kan gezien de zeer beperkte omvang als een project van niet in betekenende mate aangemerkt worden. Aanvullend onderzoek is daarom niet nodig en geconcludeerd kan worden dat het initiatief in overeenstemming is met de wet en regelgeving omtrent luchtkwaliteit.
Conclusie Vanuit het argument van een goede ruimtelijke ordening geredeneerd is herbestemming van de appartementen Eijmershof aan de Beatrixlaan gewenst. Op basis van de toets milieuaspecten zijn er geen belemmeringen voor de herbestemming naar permanent wonen.
4.3.3
PLANTAGE GALGEKADE TE OUDE WETERING Aan de Galgekade te Oude Wetering staan 3 appartementengebouwen met een recreatieve bestemming. Inmiddels is gebleken dat de appartementen voor meer dan 10 jaar reeds permanent bewoond worden. Ruimtelijk De locatie is gelegen in het transformatiegebied. Het transformatiegebied zet in op een combinatie van woningbouw, recreatie, water en natuur. De locatie is gelegen binnen de rode contour. Gestreefd wordt naar een versterking van de ruimtelijke en functionele samenhang in dit gebied. De gemeente Kaag en Braassem ziet ruimtelijk dan ook geen belemmeringen om de appartementengebouwen te herbestemmen tot wonen. Toets milieu De recreatiewoningen worden ontsloten door de Galgekade. Omdat de maximum snelheid hier 50 km/uur bedraagt, is deze weg gezoneerd. De Galgekade komt uit op de Langeweg, die ter plaatse van de Galgekade overgaat in de Plantage. Deze tweebaansweg heeft eveneens een regiem van 50 km/uur en is daarmee ook gezoneerd. Omdat een recreatiewoning volgens een uitspraak van de Raad van State uit 2000 niet een geluidgevoelige bestemming vormt en een woonbestemming wel een geluidgevoelige bestemming is, is er akoestisch onderzoek uitgevoerd8 op deze locatie. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de geluidbelasting op de gevels van de recreatiewoningen ten gevolge van het wegverkeer op de twee relevante gezoneerde wegen niet boven de voorkeursgrenswaarde uitkomt. Bij het wijzigen van de bestemming naar permanent wonen hoeven er voor deze recreatiewoningen dan ook geen hogere waarden te worden aangevraagd bij de gemeente Kaag en Braassem. Geconcludeerd kan worden dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de herbestemming van de recreatiewoningen.
8
Adviesburo Nieman B.V. (11 maart 2008) Akoestisch Rapport SRM-II 22
Uit onderstaande plattegrond uit de risicokaart9 van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er alleen een onderwijsinstelling als kwetsbaar object in de omgeving van de drie blokken. Dit betekent dat er in het kader van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor het herbestemmen naar permanent wonen.
Drie blokken Plantage Galgekade Het herbestemmen van de woningen aan de Galgekade kan gezien de zeer beperkte omvang als een project van niet in betekenende mate aangemerkt worden. Aanvullend onderzoek is daarom niet nodig en geconcludeerd kan worden dat het initiatief in overeenstemming is met de wet en regelgeving omtrent luchtkwaliteit.
Conclusie Vanuit het argument van een goede ruimtelijke ordening geredeneerd is herbestemming van de drie blokken gewenst. Op basis van de toets milieuaspecten zijn er geen belemmeringen voor de herbestemming naar permanent wonen.
4.3.4
BOEKHORSTERWEG 18A Ruimtelijk Op deze locatie is momenteel één zomerhuis aanwezig. Het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied west staat nieuwe woningen niet toe. De zomerwoning is omgeven door percelen met een recreatieve bestemming. Ondanks de relatie met de recreatieve omgeving wordt gekozen de huidige recreatieve bestemming te herbestemmen naar permanent wonen, omdat de woning reeds lange tijd permanent wordt bewoond. Bezien vanuit het gemeentelijk handhavingsbeleid voor wat betreft strijdig gebruik zijn inmiddels rechten opgebouwd en is hiermee een herbestemming rechtvaardig. Herbestemmen is ruimtelijk gezien aantrekkelijker dan het bouwen van een nieuwe woning. Bovendien is dit ruimtelijk gezien niet wenselijk gezien de ligging van het perceel buiten de rode contour en zal hier een planologische procedure voor gevolgd moeten worden aangezien het huidige vigerende bestemmingsplan niet voorziet in de mogelijkheid van een extra woning. Rode contour De locatie Boekhorsterweg 18a is gelegen buiten de rode contour. Functiewijziging naar een woonbestemming is voor de hand liggend omdat de woning reeds lange tijd permanent bewoond wordt. De bedoeling van de introductie van de rode (en groene) contouren was destijds het buitengebied te vrijwaren van ongewenste verstedelijking en de ruimtelijke verscheidenheid van stad en land te waarbor9
http://geo.zuid-holland.nl/risicokaart_publiek/ 23
gen. De herbestemming naar permanent wonen draagt niet bij aan dit doel maar druist er evenmin tegen in. Daarnaast omvat de belangenafweging meer dan alleen ruimtelijke aspecten. Immers de herbestemming tot wonen is voornamelijk ingegeven vanuit het belang van handhaving. Toets milieu De Boekhorsterweg is een 30 km weg. In het kader van de Wet geluidhinder bestaat er geen onderzoeksverplichting naar de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het wegverkeer. De verkeersintensiteit op de Boekhorsterweg is niet van dien aard dat er in het kader van een goede ruimtelijke ordening alsnog aanleiding bestaat om aanvullend akoestisch onderzoek te doen naar het wegverkeer. Geconcludeerd kan worden dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit project. De locatie bevindt zich niet in de invloedssfeer van mogelijke risico’s. Dit betekent dat er in het kader van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor het herbestemmen naar permanent wonen. Het herbestemmen van de woning aan de Boekhorsterweg kan gezien de zeer beperkte omvang als een project van niet in betekenende mate aangemerkt worden. Aanvullend onderzoek is daarom niet nodig en geconcludeerd kan worden dat het initiatief in overeenstemming is met de wet en regelgeving omtrent luchtkwaliteit.
Conclusie Vanuit het argument van het gemeentelijk handhavingsbeleid is herbestemming van de woning aan de Boekhorsterweg gewenst. De herbestemming zal geen ongewenste verstedelijking in het buitengebied tot gevolg hebben, en druist hiermee niet in tegen het rode contouren beleid. Op basis van de toets milieuaspecten zijn er geen belemmeringen voor de herbestemming naar permanent wonen. Al met al is herbestemming naar wonen gewenst op de locatie aan de Boekhorsterweg.
4.3.5
VENNEMEER 3, 5, 7, 9, 11, 13, 15, 17, 19, 23, 25, 27, 29, 41, LEIDSEWEG 32A, 34B, 36A, 36B, 36C, 36D, 36E, EN 38A TE OUD ADE Ruimtelijk Deze recreatieverblijven zijn gelegen in een lint langs het Vennemeer. De aanliggende panden in het lint hebben een woonbestemming. Gelet op de ligging en de samenhang met de omgeving en de ruimtelijke structuur bestaan er geen bezwaren om de huidige woonstructuur in het lint door te trekken. De woningen worden al enige tijd niet meer gebruikt als recreatieve woning, daarmee hebben ze ook geen recreatieve functie meer. Het herbestemmen naar woningen heeft daarmee ook niet tot gevolg dat er een toenemende behoefte aan recreatiewoningen ontstaat of dat daarmee de recreatiefunctie van het gebied in gevaar komt. Erkend wordt dat indien er in het verleden gehandhaafd zou zijn de bovenstaande situatie zich niet zou hebben voorgedaan. Echter voorliggend ruimtelijk vraagstuk moet in de huidige situatie bezien worden. Niet aannemelijk is dat de huidige recreatiewoningen nog op enige wijze bedrijfsmatig geëxploiteerd gaan worden of dat deze bedrijfsmatige exploitatie door de gemeente nog kan worden afgedwongen. Dit brengt met zich dat het handhaven van de recreatieve bestemming een beperking zou zijn van het meest doelmatige gebruik welke niet door dringende ruimtelijke argumenten wordt gerechtvaardigd.
24
Rode contour Op 5 juli 2005 heeft Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hun standpunt kenbaar gemaakt ten aanzien van deze locatie. Zij achten functiewijziging ongewenst, omdat de locatie buiten de rode contour gelegen is. De provincie acht het niet aannemelijk dat een lint van deze beperkte omvang binnen de rode contour wordt gebracht. Het gebied waarin de recreatiewoningen zijn gelegen, is verder voor de recreatie van groot belang. Er bestaat een grote behoefte de recreatieve mogelijkheden verder uit te breiden. Een behoefte die nu al niet of nauwelijks gehonoreerd kan worden. Het onttrekken van recreatiewoningen aan het Vennemeer aan het recreatieve areaal druist daarom te zeer in tegen het belang van de recreatie, stelt Gedeputeerde Staten. Zowel college als raad is van oordeel dat functiewijziging naar een woonbestemming, vanwege de ligging in het lint van het Vennemeer voor de handliggend is. Temeer nu provincie in haar brief het opnemen van het lint binnen de rode contour niet volledig uitsluit maar enkel niet aannemelijk acht. Daarnaast omvat de belangenafweging meer dan alleen ruimtelijke aspecten. Immers de herbestemming tot wonen is voornamelijk ingegeven vanuit de handhaving en de onmogelijkheid daartoe gezien de voorafgaande geschiedenis. Toets milieu De Leidseweg is een 30 km weg. In het kader van de Wet geluidhinder bestaat er geen onderzoeksverplichting naar de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het wegverkeer. De verkeersintensiteit op de Leidseweg is niet van dien aard dat er in het kader van een goede ruimtelijke ordening alsnog aanleiding bestaat om aanvullend akoestisch onderzoek te doen naar het wegverkeer. Geconcludeerd kan worden dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit project. De locatie bevindt zich niet in de invloedssfeer van mogelijke risico’s. Dit betekent dat er in het kader van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor het herbestemmen naar permanent wonen. Het herbestemmen van de woningen aan de Leidseweg kan gezien de zeer beperkte omvang als een project van niet in betekenende mate aangemerkt worden. Aanvullend onderzoek is daarom niet nodig en geconcludeerd kan worden dat het initiatief in overeenstemming is met de wet en regelgeving omtrent luchtkwaliteit.
Conclusie Vanuit het argument van een goede ruimtelijke ordening geredeneerd is herbestemming van de woningen aan de Leidseweg gewenst. Op basis van de toets milieuaspecten zijn er geen belemmeringen voor de herbestemming naar permanent wonen.
4.4 CONCLUSIE Geconcludeerd kan worden dat de herbestemming van het in hoofdstuk 2 omschreven project en projectgebied op basis van hetgeen in dit hoofdstuk vermeld, milieuhygiënisch en ruimtelijk inpasbaar is. Het project heeft geen onaanvaardbare negatieve effecten op de in de omgeving aanwezige waarden en belangen.
25
5 UITVOERBAARHEID 5.1 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID Bij de voorbereiding van een (voor) ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan. Dit bestemmingsplan ziet op een herbestemming van bestaande recreatieverblijven tot woningen van geldende bestemmingsplannen. Voor de gemeente Kaag en Braassem zijn aan zowel de opstelling als de uitvoering van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de begrote kosten voor de planvorming, geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan kan derhalve worden geacht te zijn aangetoond.
5.2 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID Bij de voorbereiding van een (voor) ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro. Tevens dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub e Bro een te worden opgenomen over de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken. Hiertoe wordt in het navolgende het verslag van het artikel 3.1.1 Bro overleg en het zienswijzenverslag opgenomen.
26
27