Gelezen:
Ezechiël 2: 2-6, 3:7-11 1 Kor. 1:18-25, 2:5 Marc. 6:1-12
10-8-1986 Eigenwijs of eigen wijs. Gemeente, Nu voor velen de vakantie aangebroken is, zie je overal beelden van mensen die bepakt en bezakt op reis zijn. Bij het zien van al die beelden vraag ik me weleens af: Wat neemt men toch allemaal mee? Ieder mens heeft zijn eigen manier van op reis gaan, zijn eigen manier van vakantie houden. De een schijnt in de vakantie met een minimum aan spullen toe te kunnen, terwijl een ander ondanks de veelheid van bagage, altijd dingen mist of de verkeerde dingen bij zich heeft. Ondanks de ballast, of dankzij de ballast, vermaken mensen zich. Je kunt je afvragen: wat is ballast en wat is bagage. Dat is natuurlijk heel persoonlijk, maar de meest noodzakelijke dingen meenemen, dus selectief te werk gaan bij het inpakken voor de reis, is een kunst apart. Behalve die, laat ik het maar gemakshalve “lijfelijke” bagage of ballast noemen, hebben wij allen ook nog een geestelijke bepakking. Die dragen we altijd met ons mee en velen komen daar, zelfs in de vakantie, niet los van. Die geestelijke bagage kan ons knap zwaar vallen. Zwaarder misschien wel dan een zorgvuldig ingepakte koffer of rugzak. Natuurlijk kunnen wij in het leven geen stap doen zonder de nodige bagage, zonder de nodige kennis. Maar wij kunnen onze handen er ook knap vol aan hebben. Soms vraag ik mij weleens af: hebben wij van deze bagage niet teveel, is er niet een hoop ballast bij? Ballast, dat zijn zoals u weet, die zandzakken die 1
ballonvaarders over boord gooien om tot grotere hoogte te komen. Ballast was de mens Jona aan boord van die boot. Durven wij weleens iets over boord te gooien, zodat ook wij tot grotere hoogte komen? Het moet toch mogelijk zijn om ook in het geestelijke leven onderscheid te maken tussen bagage en ballast. Onderscheid tussen inhoud en vulling! Sommige mensen kunnen dat onderscheid maken. Jaren geleden kwamen wij tijdens een vakantie in contact met mensen, die liever hun geestelijke bagage toonden dan hun letterlijke lichamelijke ballast. Het was een blind echtpaar. Zij verbleven in hetzelfde hotelletje als wij. De gesprekken die wij met hen hadden waren in een woord: indrukwekkend. De manier waarop zij met hun ballast omgingen was fantastisch. Zij lieten zich niet meeslepen door hun handicap, maar zij leefden ermee. Zij lieten zien wat het betekent als en arts tegen je zegt: je moet ermee leren leven. Zij leefden echt. Wat ons ondermeer in de gesprekken opviel was het gebruik van het woord zien. De hotelgasten omzeilden dat woord om hen niet te kwetsen. Zij vonden echter, dat wij onecht deden, krampachtig. Ook zij zagen, maar op een andere manier dan wij. Zij vertelden over de wandelingen, waarop zij van alles beleefden, zagen! In de loop van de gesprekken bleek, dat dit een heel gelovig echtpaar was, dat hun lot aanvaardde, maar er niet gelaten in berustte. Zij probeerden het leven zo volledig mogelijk te leven en waar het kon anderen tot steun te zijn. Deze mensen lieten ons, zonder enige vorm van sentiment, delen in hun ongewone leven en zij gaven hun mening over niet alledaagse dingen, zonder die mening aan wie dan ook op te dringen. Steeds beleefden wij een weldadige uitwisseling van gedachten en ieder werd in zijn of haar waarde gelaten. De kennismaking met de gedachtewereld 2
van een ander kan heel verrijkend zijn. Als ik aan die ontmoeting met deze mensen denk, en dat gebeurt nogal eens, dan komen de verhalen van de profeet Ezechiël en van de apostel Paulus, de man met een lichamelijke handicap, en van de discipelen die uitgezonden werden, in mijn gedachten. Deze drie mannen: Ezechiël, Paulus en Jezus, want Hij zond de discipelen op weg, probeerden met anderen van gedachten te wisselen en gaven hen wat mee, echter heel selectief, bagage en geen ballast, inhoud en geen vulling. Er was misschien niet altijd sprake van echte communicatie, maar er werden wel gedachtes aangereikt en men moest maar zien wat men daarmee deed, men moest er op zijn eigen manier mee aan het werk gaan. Ezechiël kreeg de moeilijke opdracht een boodschap van God aan zijn volk te brengen. Het volk leefde in ballingschap, ongeveer 587 v. Chr. en men voelde de band met het eigen land en met het eigen geloof steeds minder worden. De profeet, wiens naam betekent “God is mijn sterkte”, de profeet was door God voorzien van de noodzakelijke bagage, bagage die duidelijk afgestemd was op het doel van de reis. Zijn korte, felle boodschap moest het volk aan het denken zetten. Dat zou moeilijk zijn, God had Ezechiël gewaarschuwd, maar hem ook weerbaar gemaakt. Ezechiël vertrouwde op God. God maakt mensen weerbaar als Hij hen een opdracht geeft. Een mens krijgt nooit meer te dragen dan hij aankan. Dat was bij de profeet ook het geval. Profeten zijn wonderlijke mensen. Zij behoren tot een bepaalde elite, een zekere groep uitverkorenen. Dat woordje elite heeft bij ons niet altijd een even positieve klank. In principe is een elitair persoon iemand die uitverkoren is. Elite komt van het franse élire, dat uitverkiezen betekent. Soms geldt dat begrip elite voor een groep mensen of voor een heel volk. Het 3
verschijnsel “elite” is niet zo slecht als weleens gesuggereerd wordt. En elitair gedrag is niet altijd verwerpelijk, hoewel wij er tegenwoordig niet al te veel van moeten hebben naar het schijnt. Maar kon of kan men wel zonder elite? Wat zou de massa mensen moeten beginnen als er niet een zeker leiderschap van een bepaalde elite uitging? Een groep die het spits afbeet. Bepaalde gebeurtenissen in de geschiedenis zouden nooit verder gekomen zijn zonder het baanbrekende werk van een zekere elite. De in 1981 overleden Remonstrantse professor van Holk schreef een essay, een wetenschappelijk artikel, met de titel: “Elites, wat is er tegen?” Hij stelt in dat essay dat “moeder natuur” de mensen alles behalve gelijk geschapen heeft en dat de mens zich moet ontwikkelen naar eigen aanleg, die van mens tot mens nu eenmaal zeer verschillend is. Het voortreffelijke roept de afgunst op en voor het uitzonderlijke talent wordt geen plaats gemaakt. Uitzonderlijk is onbehoorlijk, aldus van Holk. Als men hier consequent van uit zou gaan, dan loopt elke samenleving vast. Ook de samenleving in de tijd van Ezechiël. Het schijnt dus, alsof elite helemaal geen nadeel zou hebben. Maar niets is alleen maar goed of alleen maar slecht. Als de elite voor een verandering gezorgd heeft en die verandering werkt positief, dan moet de elite zich na verloop van tijd terugtrekken, anders snijdt de elite anderen de pas af. Anderen bezitten ook talenten. Worden veel functies niet te lang bezet door mensen, die het heel goed bedoelen en het ook heel goed weten, maar die anderen, jongeren b.v. in de weg staan. Wij moeten op tijd opstaan voor anderen, anders is de elite geen baanbreker maar obstakel, mensen die de weg versperren, mensen die hun wijsheid verkeerd gebruiken en daardoor eigenwijs zijn. Ezechiël was een, in de juiste zin van het woord, uitverkoren 4
persoon en dat voelde hij ook. Hij voelde zich boodschapper van God. Ezechiël was een profeet, die veel waarde hechtte aan de gaven van de geest. De geest was voor degenen die wijs waren en die Gods leiding voelden. Vandaag komen wij drie vormen van wijs-zijn tegen: Ten eerste: Wijs-zijn in Israël is, dat je leeft binnen de sfeer van het Verbond, gerechtigheid doet en Thora, dat is de wet, onderhoudt. Ezechiël weet zich gedragen door die geest van wijszijn. Hij onderhield de wet en leefde binnen de sfeer van het Verbond. Het volk, dat in ballingsschap leefde, in het buitenland dus, vindt dat Verbond en Thora, dat Jeruzalem en de tempel tot het verleden behoren. Het zijn kostbare herinneringen, dat wel, maar het heden stelt andere eisen. Niet te ingewikkeld doen lijkt het parool, leef maar met wat er voor handen is. Gedachtes van 3000 jaar geleden, gloednieuw naar het schijnt. De inhoud van Ezechiëls boodschap laat niets aan duidelijkheid te wensen over. Het volk was onwijs of eigenwijs. Het verwerpt Gods wijsheid volkomen en gaat prat op eigen wijsheid. De geest van God dringt tot zo’n volk, dat alle banden met hem verbroken schijnt te hebben, niet door. Maar Gods geest is niet te stuiten. Hij kiest zich steeds weer een profeet, tot op de dag van vandaag. Ook wij willen die profeten niet altijd zien. Maar of ze willen of niet, zegt God, ook tegen ons, mensen zullen weten dat er een profeet onder hen geweest is. Het volk waartegen Ezechiël moest spreken is enerzijds moedeloos, anderzijds misschien ook wel overmoedig. En overmoedige mensen komen vaak eigenwijs over. Ezechiël ervaart dat en hij sluit er zijn ogen niet voor. Zijn boodschap, die van de 5
ondergang, is keihard, betreft het hier en nu en is zeker niet welkom. Maar wat een profeet zegt is meestal niet welkom, want in eigen land of streek wordt een profeet nooit geëerd. Dat is hem ook bekend. God heeft hem goed toegerust, hem de juiste bagage gegeven. Hij heeft hem niet overladen en daardoor bezwijkt hij niet aan zijn opdracht, zijn bepakking. Dat profeten niet per definitie sterke jongen zijn, ervaart een tweede wijze man, nl. Paulus. De kracht van profeten ligt in hun zwakheid, zegt hij zelfs. Profeten zijn geen schijnwerpers, maar zij zijn doorschijnend, licht doorlatend. Paulus was een profetisch mens en hij had ook zijn eigen wijze van optreden en handelen. Zijn manier van optreden heeft zeker ook met wijs-zijn te maken. Wijs-zijn in het land van waaruit Paulus zijn brieven schrijft, vanuit Griekenland, had een heel andere betekenis dan in Israël. In Korinthe was je wijs als je kon spreken en filosoferen over de wereld en over mensen. Je was wijs als je met beide benen op de grond stond en als je leefde in de werkelijkheid. Wijs was je in geen geval als je kwam aandragen met zoiets als: de dwaasheid van het kruis. Paulus, die geen geboren Griek was, maar de Grieken wel kende, verkondigt juist in de als humanistisch bekendstaande stad Korinthe dwaze wijsheden als: De laatsten zullen de eersten zijn en mensen moeten sterven om te leven en sterker nog: Gods kracht zal in zwakheid volkomen zijn. Met deze uitspraak wijst hij op zijn eigen gebrek. Hij gebruikt dit als een bewijs, dat je ondanks een lichamelijke handicap, een lijfelijke ballast, veel kunt verzetten. Je kunt met een handicap goed leven. Weer zie ik dat blinde echtpaar uit het begin van de overdenking voor mij.
6
Paulus probeerde op zijn eigen wijze de gemeente ervan te overtuigen, dat je met een zichtbaar gebrek bezig kunt zijn aan de onzichtbare dingen, de toekomst, het Koninkrijk van God. Paulus wist zich door Jezus gezonden. En zo klinkt dus van Godswege, te midden van de Griekse eigen wijsheden een volkomen andere wijsheid, een geheel eigen stem. Als derde wijsheid zie ik de handelwijze van Jezus. Zijn wijze van uitzenden van de discipelen. Zij mogen niet meer meenemen dan strikt noodzakelijk is. Dat werd misschien niet als erg wijs en dus als eigenwijs ervaren. Wijs was wel, dat Jezus mensen samen op weg liet gaan. In Nazareth, het dorp waar Jezus leefde, was men ook op een bepaalde manier wijs. Daar hield wijs-zijn in, dat je Thora deed, maar wel naar het voorbeeld van de Farizeeërs en de wetgeleerden. Strikt, formeel en vooral niet meer doen dan de wet voorschrijft. Elk nieuw geluid werd tegemoet getreden met een zekere scepsis. Dat had zijn goed recht al vaak bewezen. Ook wij kennen het spreekwoord: onderzoek alle dingen en behoud het goede. Nergens wordt gezegd dat je zomaar iets nieuws moet aanvaarden. Dat gold ook in Jezus’ dagen. Nieuwe profeten moesten zich bewijzen. Jezus voelde zich een profeet, maar Hij was niet formeel, Hij haatte formaliteiten. Dat hield niet in, dat Hij zich niet aan de regels wilde houden. De Farizeeërs vragen zich verwonderd af, wie deze man is. Is dat niet de zoon van die timmerman uit Nazareth? Hij was opgevallen als iemand, die grote aandacht voor het geloof van de vaderen had. Daar besteedde Hij al zijn vrije tijd aan. Hij liep zelfs achter Johannes de Doper aan. Was Hij een meeloper? Ook bleef Hij weleens een poosje in de woestijn. Dat deden meer religieus getinte joden. Zij wilden verlost worden van alle ballast en alleen zijn met God. Op den duur trad Jezus anders op dan Johannes de Doper. 7
Hij beriep zich op God als op zijn Vader. Dat had nog nooit iemand gedaan. Door Hem sprak Hij. Zijn spreken wekte verbazing in de synagoge. Men neemt zelfs aanstoot aan Hem. Jezus voelt dit en Hij reageert daarop door te zeggen, dat een profeet nooit in eigen stad geëerd wordt. Jezus sprak altijd over de Messias die men verwachtte. Men verwachtte een heel ongewoon iemand, zeker geen timmermanszoon uit Nazareth. Mensen willen God zien als iets aparts, iets heel ongewoons. Begrijpelijk. God IS heel apart, heel ongewoon, heel heilig, dat is genezend. Toch toont Hij zijn heiligheid en Zijn kracht in heel gewone situaties via heel gewone mensen. Mensen die soms heel ongewone dingen moeten doen en zeggen. Als mensen niets ongewoons meer in hun leven toelaten, als er niemand meer op de een of andere manier boven een ander uit mag steken, dan kan er niets meer gebeuren. En zo heeft het evangelie ook oog voor een zekere elite. Paulus vroeg in Korinthe aan gewone mensen of zij zich wilden inzetten op een ongewone manier, net als Jezus dat van mensen gevraagd heeft. Doe meer dan het gewone. Denkt u maar aan de Bergrede. Zomaar meelopen was er niet bij, noch bij Jezus, noch bij Paulus. De elite uit het evangelie is er om de heersende macht te breken en om het volk tot ware kennis, tot werkelijke wijsheid,te brengen. Tot kennis die niet als ballast ervaren wordt, maar die bevrijdt. Daarom viert de jood het feest: Vreugde der Wet. Over een wet die bevrijdt kan je feest vieren, over een wet die als pure ballast ervaren wordt niet. De ware wet maakt het mogelijk het leven op je eigen wijze te leven, en niet om het leven eigenwijs te beleven. De wereld heeft altijd zijn elite gekend, zegt de eerder genoemde professor van Holk, want elite is principieel menselijk. De elite gelooft in wat zij doet. 8
Geloven betekent: vertrouwen hebben in; toelaten van het wonder dat ook jou overkomen kan, zoals het de joden overkwam. Voor de joden was de manier, de eigen wijze waarop Jezus zich manifesteerde wellicht te gewoon. Kon God wel door zo’n gewoon iemand, door zo’n vredelievende mens spreken, zich kenbaar maken? God doet het met gewone mensen: met mensen als Ezechiël, Paulus en Jezus. Mensen die gehoor gaven aan de opdracht, die zij kregen en die hun leven tot een bijzonder leven gemaakt hebben. Ook wij krijgen opdrachten in ons leven en ook wij mogen proberen op onze eigen wijze deze opdrachten uit te voeren. Evenals Ezechiël, Paulus en Jezus mogen ook wij ons gesteund weten door Gods geest, die in elk van ons werkt en die ons op onze eigen wijze laat leven. Wij mogen weten, dat wij op onze geheel eigen manier in het leven mogen staan en dat wij, gesteund door de voorbeelden die wij gekregen hebben met onze persoonlijkheid onze opdracht tot mens-zijn mogen vervullen. Ezechiël, Paulus en Jezus waren mensen met een opdracht. Zij moesten, mochten, die opdracht uitvoeren op hun manier en zij deden dat zoals zij dachten dat het de juiste was. Hun eigen wijze. Met deze persoonlijkheden als voorbeeld mogen en moeten ook wij onze opdracht tot mens-zijn op onze eigen wijze invullen en uitvoeren, hopelijk tot heil, dat is tot genoegen van anderen en van De Ander, die ons gemaakt heeft tot de unieke, geheel eigen mens die elk van ons is! Amen.
9