Geestelijke gezondheid In dit onderdeel wordt ingegaan op de geestelijke gezondheid van ouderen. De onderwerpen die worden aangesneden zijn psychische stoornissen en eenzaamheid. Volgens gegevens uit de Rapportage Ouderen 2001 van het Sociaal Cultureel Planbureau blijken de drie meest voorkomende psychische stoornissen bij ouderen angststoornissen, depressiestoornissen en/of cognitieve stoornissen (dementie) te zijn. Verderop in dit hoofdstuk wordt op deze psychische stoornissen verder ingegaan. Een deel van de gegevens is afkomstig uit de gezondheidsenquête van de GGD Fryslân die in 1998 is gehouden onder een groot deel van de Friese bevolking van 20 tot en met 64 jaar1. Bij de ontwikkeling van ouderen gezondheidsbeleid is het niet alleen van belang naar de huidige generatie ouderen te kijken, maar ook te anticiperen op de toekomstige situatie. Het is daarom van belang om te kijken naar trends die zich bij het stijgen van de leeftijd (naar hogere leeftijdsgroepen toe ) voordoen. Deze trendgegevens kunnen aanknopingspunten bieden voor het ouderen(gezondheids)beleid. In de gezondheidsenquête van GGD Fryslân is de geestelijke gezondheid gemeten aan de hand van vijf vragen over neerslachtigheid/ somberheid, nervositeit en ongelukkigheid. Onderstaande figuur geeft de resultaten uit de gezondheidsenquête van GGD Fryslân met betrekking tot psychische klachten en eenzaamheid weer. 1 00 90 80 70 60 % 50 40 30 20 10 0 20-2 4
25 -29
30-3 4
3 5-39
40-4 4
4 5-49
50 -54
5 5-59
60 -64
l eefti jd
ps ychische klachten
matig tot (zeer) s terk eenz aam
1
De in dit hoofdstuk gepresenteerde figuren hebben betrekking op Friesland als geheel (20 t/m 64 jaar). De gegevens van de 20 t/m 24 jarigen betreffen de gemeenten uit de voormalige regio’s Noord-Friesland en Zuidwest Friesland. Voor meer informatie over de methodiek en achtergronden wordt verwezen naar het onderzoeksrapport “gezondheidsenquête Friesland” van de GGD Fryslân.
GGD Fryslân Juni 2003
Ouderen Geestelijke gezondheid
Figuur 1.
Geestelijke/psychische aspecten in Friesland naar 5 jaars leeftijdsklassen
Uit figuur 1 blijkt dat het percentage mensen dat last heeft van één of meer psychische klachten niet evenredig toeneemt met de leeftijd. Psychische klachten komen vooral voor bij personen tussen de 50 en 55. Personen tussen de 25 en 30 jaar lijden het minst vaak aan psychische klachten. Ook het percentage personen dat zich matig tot (zeer) sterk eenzaam voelt neemt niet evenredig toe met de leeftijd. Eenzaamheid is gemeten aan de hand van 11 vragen, de zogenaamde “eenzaamheidsschaal” (figuur 1). In een landelijke onderzoek, uitgevoerd door het CBS, hebben bijna drie van de tien 55plussers aangegeven zich soms tot (erg) vaak eenzaam te voelen. Voor de Friese situatie betekent dit naar schatting dat ongeveer 44.000 55-plussers zich soms tot (erg) vaak eenzaam voelen. In de oudste leeftijdscategorie (75-plussers) voelen ruim vier van de tien personen zich soms tot (erg) vaak eenzaam (Rapportage Ouderen 1998, SCP). Bij gelijkblijvende percentages voor de toekomst, wordt geschat dat het aantal ouderen in Fryslân dat zich soms tot (erg) vaak eenzaam voelt stijgt van ongeveer 44.000 in 2000 tot ruim 75.000 in 2030 (tabel 1). Eenzaamheid wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door het verlies van de partner, geografische afstand tot de kinderen, gemis van de werksituatie en lichamelijke en/of geestelijke beperkingen om in het maatschappelijk leven te participeren. Ook kunnen gevoelens van eenzaamheid zich uiten in lichamelijke klachten. Voor sommigen blijken gevoelens van eenzaamheid van voorbijgaande aard te zijn, maar voor anderen zijn eenzaamheidsgevoelens blijvend. Uit onderzoek van GGD Fryslân blijkt dat ongehuwde personen, gescheiden personen of weduwen/weduwnaars, vaker eenzaam zijn en vaker psychische klachten hebben dan gehuwden/samenwonenden. Het percentage mensen met één of meer psychische klachten is hoger onder laag opgeleiden dan onder middel of hoog opgeleiden. Het percentage mensen dat matig tot (zeer) sterk eenzaam is en het percentage mensen met één of meer psychische klachten, is hoger onder mensen die werkloos of arbeidsongeschikt zijn, dan onder mensen die dat niet zijn. Er zijn geen significante verschillen met betrekking tot geslacht gevonden. In de tabellen 2, 3, 4 en 5 wordt de omvang van de drie meest voorkomende psychische stoornissen bij ouderen apart gepresenteerd. De percentages en aantallen van de drie psychische stoornissen mogen niet bij elkaar worden opgeteld omdat zowel angststoornissen als cognitieve stoornissen nogal eens met depressiestoornissen samengaan. Hieronder wordt op de drie psychische stoornissen apart ingegaan. Angststoornissen Het belangrijkste kenmerk van een angststoornis is een ziekelijke vorm van angst of een fobie. In het algemeen vertonen mensen daarbij angstgedrag in situaties waarbij beslist geen sprake is van bedreiging (Nationaal Kompas Volksgezondheid). Vrouwen blijken kwetsbaarder te zijn voor het ontwikkelen van een angststoornis in vergelijking met mannen. Uit landelijk onderzoek blijkt dat 13% van de vrouwen in de leeftijd van 55 tot en met 85 jaar lijdt aan een dergelijke stoornis. Voor mannen ligt dit percentage op 7%. In het algemeen is het percentage 55-plussers dat lijdt aan angststoornissen 10%. Voor de Friese situatie gaat dit naar schatting om ruim 15.000 personen (tabel 2). De groep in de leeftijdscategorie 65 tot en met 74 jaar bleek hierin het grootste aandeel te hebben. Andere groepen binnen de ouderenpopulatie die kwetsbaar blijken te zijn voor het ontwikkelen van een angststoornis zijn lager opgeleiden en personen met extreem negatieve
GGD Fryslân Juni 2003
Ouderen Geestelijke gezondheid
oorlogservaringen. Ook negatieve levensgebeurtenissen, zoals het verlies van een dierbaar persoon of verlies van gezondheid, kunnen leiden tot angststoornissen. Met name ziekten van de ademhalingswegen kunnen angststoornissen veroorzaken, maar ook bij hartziekten, beroerte en incontinentie ontstaan relatief vaak angststoornissen (Rapportage Ouderen 2001, SCP). Depressiestoornissen Een depressieve stoornis is een stemmingsstoornis. Ongeveer 15% van de 55-plussers lijdt aan een depressiestoornis. Ernstige depressies bij ouderen hebben vaak een lange voorgeschiedenis, maar treden met name bij mannen ook nogal eens op na het verlies van de partner. De lichtere depressie is meestal het gevolg van verlies van gezondheid, zeker als dat samengaat met het ontstaan van lichamelijke beperkingen. De kans op een lichte depressie lijkt verhoogd bij ouderen die weinig sociaal contact hebben, zich onveilig voelen, afhankelijk zijn van hulp en, mede door lichamelijke beperkingen, het gevoel hebben de controle over het leven te verliezen. Vrouwen blijken vaker last te hebben van een depressiestoornis in vergelijking met mannen (18% versus 11%). Ook stedelingen blijken relatief vaak last te krijgen van depressiestoornissen (Rapportage Ouderen 2001, SCP). Uit tabel 3 blijkt dat depressiestoornissen toenemen met de leeftijd. Cognitieve stoornissen Ook cognitieve achteruitgang treedt het meest op bij de kwetsbare groepen: oude ouderen, vrouwen, ouderen met een lage sociaal economische positie en personen met beperkingen in de uitvoering van de dagelijkse taken. De meest ingrijpende en bekende cognitieve stoornis bij ouderen is dementie. In Friesland leden in 2000 naar schatting 13.000 personen (ongeveer 8%) aan een cognitieve stoornis. Het grootste deel van de 55-plussers dat lijdt aan een cognitieve stoornis is 75 jaar of ouder (tabel 4). Er kan een onderverdeling worden gemaakt in subtype als het gaat om dementie. In de meeste gevallen ontstaat dementie als gevolg van de ziekte van Alzheimer. Grofweg kan worden gezegd dat de ziekte van Alzheimer bij 7 van de 10 ouderen met dementie de oorzaak is. Van vasculaire dementie is sprake indien een dementieel beeld bestaat als gevolg van aandoeningen van vaten in de hersenen, waarbij vele kleine herseninfarcten kunnen optreden. Bij ongeveer 15% van de mensen met dementie is dit de oorzaak. Bij de overige 15% van de mensen met dementie is sprake van een andere oorzaak ( bijvoorbeeld de ziekte van Parkinson, alcoholmisbruik). Bij gelijkblijvende percentages voor de toekomst zal het aantal ouderen met een cognitieve stoornis in Fryslân in 2030 bijna verdubbelen ten opzichte van het aantal in 2000.
Consequenties voor beleid Uit landelijk en regionaal onderzoek is bekend, dat geestelijke gezondheidsproblemen zoals eenzaamheid, angststoornissen, depressiestoornissen en cognitieve stoornissen bij ouderen relatief vaak voorkomen. In het licht van het toenemend aandeel en aantal ouderen in Fryslân dient hiermee rekening te worden gehouden bij het ontwikkelen van ouderen(gezondheids)beleid. Geestelijke gezondheidsproblematiek is voor een belangrijk deel afhankelijk van de leefsituatie en de levensfase waarin een persoon zich bevindt. Met het stijgen van de leeftijd, veranderen de leefomstandigheden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het wegvallen van de partner, verandering van de werksituatie, (plotselinge) opname in een ziekenhuis of verzorgingshuis, optreden van chronische ziekten en lichamelijke beperkingen. Vooral voor ouderen geldt dat de invloed van chronische ziekten en lichamelijke beperkingen op de geestelijke gezondheid (en omgekeerd) sterk aanwezig is. De geestelijke
GGD Fryslân Juni 2003
Ouderen Geestelijke gezondheid
gezondheidsproblematiek van ouderen is dan ook vaak anders van aard in vergelijking met volwassenen, al dan niet als resultaat van veranderende leefomstandigheden. Aangezien geestelijke gezondheidsproblematiek bij ouderen vaak complex van aard is, blijkt herkenning van deze problemen moeilijk te zijn. Toch kan vroegtijdige signalering en diagnosestelling van geestelijke gezondheidsproblemen bij ouderen de ernst van het probleem en de negatieve gevolgen mogelijk verminderen. Met het oog op (secundaire) preventie van geestelijke gezondheidsproblematiek bij ouderen is alertheid op de eerste verschijnselen en grondig diagnostisch onderzoek van geestelijke gezondheidsproblemen geboden. Daarnaast is er een proces gaande van zogenaamde vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg. Activiteiten als vriendendiensten, maatjesprojecten, mantelzorg en lotgenotencontact zijn hierbij van groot belang. Bovendien zou ouderen (gezondheids)beleid zich moeten richten op de zogeheten risicogroepen voor geestelijke gezondheidsproblematiek, te weten ongehuwde personen, gescheiden personen, weduwen/weduwnaars, vrouwen, chronisch zieken, mensen met lichamelijke beperkingen, laag opgeleiden en werklozen/arbeidsongeschikten. Een bijzondere groep in psychische nood vormen tenslotte dak en thuislozen. Van belang is hierbij dat een goed vangnet van zorg beschikbaar is. Hiervoor dient ook specifiek OOGZ beleid te worden ontwikkeld en verdient het aanbeveling zogenaamde OGGZ convenanten af te sluiten tussen de vele organisaties die betrokken zijn bij de zorg voor deze groep. Aandachtspunten hierbij zijn o.a. arbeidsintegratie, huisvesting en schuldsanering.
GGD Fryslân Juni 2003
Ouderen Geestelijke gezondheid
Bijlage: Geestelijke gezondheid van ouderen Tabel 1. Eenzaamheid* bij 55-plussers in Fryslân. Aantallen zijn geschat per leeftijdscategorie voor de bevolking van 2000 en prognoses** voor 2010, 2020, 2030. Percentage Aantal 2000 Aantal 2010 Aantal 2020 Aantal 2030 55-64 jaar 21% 13.703 18.207 19.894 20.225 65-74 jaar 27% 13.094 15.607 21.209 23.465 75+ 42% 17.216 19.542 23.594 32.128 Totaal 55 + 28% 44.013 53.356 64.697 75.818 * eenzaamheid is gemeten met behulp van de Affect Balance Scale ontwikkeld door Bradburn (1969). Resultaten hebben betrekking op personen die zich in de weken voor het onderzoek soms dan wel (erg) vaak eenzaam hebben gevoeld. ** Bij verondersteld gelijkblijvende percentages voor de jaren 2010, 2020 en 2030. Bron: Gezondheidsenquête 1996 (CBS) uit: Rapportage Ouderen 1998 (SCP) Bewerking: GGD Fryslân o.b.v bevolkingscijfers van de Provincie Friesland
Tabel 2. Angststoornissen* bij 55-plussers in Fryslân. Percentages en geschatte aantallen voor de bevolking van 2000 per leeftijdscategorie. Prognoses** voor de bevolking van 2010, 2020 en 2030. Percentage Aantal 2000 Aantal 2010 Aantal 2020 Aantal 2030 55-64 jaar 7% 4.568 6.069 6.631 6.742 65-74 jaar 14% 6.789 8.092 10.997 12.167 75+*** 10% 4.099 4.653 5.618 7.650 Totaal 55+ 10% 15.456 18.814 23.246 26.559 * in een periode van zes maanden
** Bij verondersteld gelijkblijvende percentages voor de jaren 2010, 2020 en 2030. *** Percentages voor de bevolking ouder dan 85 jaar worden verondersteld gelijk te blijven aan de percentages voor de bevolking van 75 tot en met 85 jaar uit de LASA studie (1992-1993). Bron: Bewerking:
LASA studie (1992-1993) uit: Rapportage Ouderen 2001 (SCP) GGD Fryslân o.b.v bevolkingscijfers van de Provincie Friesland
Tabel 3. Depressiestoornissen* bij 55-plussers in Fryslân. Percentages en geschatte aantallen voor de bevolking van 2000 per leeftijdscategorie. Prognoses** voor de bevolking van 2010, 2020 en 2030. Percentage Aantal 2000 Aantal 2010 Aantal 2020 Aantal 2030 55-64 jaar 11% 7.178 9.537 10.421 10.594 65-74 jaar 14% 6.789 8.092 10.997 12.167 75+*** 19% 7.788 8.841 10.673 14.534 Totaal 55+ 15% 21.755 26.470 32.091 37.295 * in een periode van een week
** Bij verondersteld gelijkblijvende percentages voor de jaren 2010, 2020 en 2030. *** Percentages voor de bevolking ouder dan 85 jaar worden verondersteld gelijk te blijven aan de percentages voor de bevolking van 75 tot en met 85 jaar uit de LASA studie (1992-1993). Bron: Bewerking:
LASA studie (1992-1993) uit: Rapportage Ouderen 2001 (SCP) GGD Fryslân o.b.v bevolkingscijfers van de Provincie Friesland
Door afrondingen van percentages en aantallen kunnen bij herberekening verschillen ontstaan.
GGD Fryslân Juni 2003
Ouderen Geestelijke gezondheid
Tabel 4. Cognitieve stoornissen* bij 55-plussers in Fryslân. Percentages en geschatte aantallen per leeftijdscategorie voor de bevolking van 2000 en prognoses** voor 2010, 2020 en 2030. Percentage Aantal 2000 Aantal 2010 Aantal 2020 Aantal 2030 55-64 jaar 3% 1.958 2.601 2.842 2.889 65-74 jaar 6% 2.910 3.468 4.713 5.214 75+*** 19% 7.788 8.841 10.673 14.534 Totaal 55+ 10% 12.656 14.910 18.228 22.637
* hieronder valt onder andere dementie als belangrijke cognitieve stoornis (naar schatting 70% van de gevallen). ** Bij verondersteld gelijkblijvende percentages voor de jaren 2010, 2020 en 2030. *** Percentages voor de bevolking ouder dan 85 jaar worden verondersteld gelijk te blijven aan de percentages voor de bevolking van 75 tot en met 85 jaar uit de LASA (1992-1993)studie. Bron: Bewerking:
GGD Fryslân Juni 2003
LASA studie (1992-1993) uit: Rapportage Ouderen 2001 (SCP) GGD Fryslân o.b.v bevolkingscijfers van de Provincie Friesland
Ouderen Geestelijke gezondheid