3a Geestelijke Gezondheid (19–64 jaar) Deze factsheet beschrijft de resultaten van de gezondheidspeiling najaar 2005 van volwassenen tot 65 jaar in Zuid-Holland Noord met betrekking tot de geestelijke gezondheid. Eenderde van de respondenten heeft een matig en 4,5% een hoog risico voor een angststoornis of depressie. In twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek heeft 8% van de respondenten contact gehad met de geestelijke gezondheidszorg of het maatschappelijk werk. Tussen de twee en drie procent van de respondenten is het afgelopen jaar slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Bijna driekwart van de slachtoffers heeft behoefte aan hulp met betrekking tot het geweld. Aan het eind van deze factsheet staan de belangrijkste percentages in een tabel met kerncijfers.
Deel 1
Geestelijke gezondheid en zorggebruik
Angststoornis en depressie behoren tot de meest voorkomende psychische klachten en staan in de top-10 van aandoeningen met grootste ziektelast in de bevolking1. Met behulp van tien vragen2 is het niveau gemeten van angst- en/of depressieve klachten in de vier meest recente weken. Hiermee wordt vastgesteld of de respondent een 8% man laag, matig of hoog risico heeft voor een angst- en/of depressieve 7% vrouw stoornis. De matig-risicogroep kan waarschijnlijk met adequate 6% zelfhulp de problemen aan. Uit onderzoek blijkt professionele hulp voor angst- en/of depressieve klachten voor de hoog-risicogroep 5% geëigend3. 4%
Eenderde van de respondenten heeft een matig risico en 4,5% heeft een hoog risico voor een angststoornis of depressie. In de middelgrote gemeenten rond Leiden (cluster C) heeft 1,7% een hoog risico voor een angststoornis of depressie, lager dan gemiddeld in Zuid-Holland Noord. In Katwijk/Noordwijk (cluster G) heeft 5,8% een hoog risico, hoger dan gemiddeld in Zuid-Holland Noord.
3% 2% 1% 0% 19-34 jaar
35-49 jaar
50-64 jaar
Figuur 1 Hoog risico voor angststoornis of depressie naar leeftijd en geslacht
Van alle respondenten heeft 7% het afgelopen jaar aan suïcide gedacht; 0,3% heeft een suïcidepoging gedaan. Suïcidegedachten komen veel voor bij mensen met een angststoornis of depressie. De helft van de respondenten met een hoog risico heeft aan suïcide gedacht; 3,4% heeft een 10% suïcidepoging gedaan, tien maal zoveel als het man respondentgemiddelde en dertig maal zoveel als de laagvrouw 8% risicogroep. In het afgelopen jaar heeft 8% van de respondenten contact gehad met de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en/of het maatschappelijk werk. Het meeste contact hebben inwoners uit Leiden (cluster A, 10%) en noordoost Duin- en Bollenstreek (cluster H, 9%). Het minste contact hebben inwoners uit de kleine gemeenten rondom Leiden en Alphen aan den Rijn (cluster D, 4%). Het verschil in zorggebruik tussen clusters kan niet worden verklaard uit verschillen in risico voor angststoornis of depressie.
Mannen, vrouwen, jong en oud 1
6%
4%
2%
0% 19-34 jaar
35-49 jaar
50-64 jaar
Figuur 2 Aan suïcide gedacht in afgelopen jaar naar leeftijd en geslacht
Brancherapporten VWS, Den Haag: VWS,
versie 2.1, 18 mei 2005 Kessler, 1994 Psychological Distress Scale (K10). 3 Saunders, D. & Daly, A. 2000 Collaborative Health and Wellbeing Survey: Psychological distress in the Western Australian population. Health Department of Western Australia, 2001 2
Vrouwen hebben vaker dan mannen een matig risico voor een angststoornis of depressie (36% versus 27%). De hoog-risicogroep is bij mannen en vrouwen ongeveer even groot. Alleen in de jongste leeftijdsklasse is de groep met een hoog risico voor vrouwen groter dan voor mannen (figuur 1). De percentages schommelen enigszins tussen de drie leeftijdsklassen. Het verschil tussen de jongste en middelste leeftijdsklasse is alleen bij mannen significant. Het percentage respondenten dat in een jaar tijd aan suïcide heeft gedacht is in de jongste leeftijdsgroep ongeveer 8%. Dit percentage neemt af in de hogere leeftijdsklassen (figuur 2). De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn klein.
Contact met geestelijke gezondheidszorg Bijna 10% van de vrouwen heeft het laatste jaar contact gehad met de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en/of het maatschappelijk werk. Zij maken meer gebruik van de GGZ dan mannen. Het verschil zit vooral in de jongste leeftijdsklasse (figuur 3). Van de 19-34 jarigen heeft 13% van de vrouwen en 5% van de mannen contact gehad met de GGZ. Naarmate vrouwen ouder zijn maken ze minder gebruik van de GGZ. Mannen in de leeftijdsklasse 35-49 jaar maken juist meer gebruik van de GGZ dan jongere of oudere mannen.
14%
man 12%
vrouw
10% 8% 6% 4%
Zoals eerder vermeld, is voor de hoog-risico groep voor een angststoornis of depressie professionele hulp geëigend3. Van hen heeft het afgelopen jaar 35% contact gehad met GGZ of maatschappelijk werk. Het afgelopen jaar is 88% van de respondenten in de hoog-risicogroep bij de huisarts geweest, 58% nog in de laatste twee maanden. Zij bezoeken de huisarts vaker dan respondenten met een laag risico (77% is het laatste jaar bij de huisarts geweest waarvan een kwart in de laatste twee maanden).
2% 0% 19-34 jaar
35-49 jaar
50-64 jaar
Figuur 3 Contact met GGZ en/of maatschappelijk werk in afgelopen jaar
Gezin, geld, werk, etniciteit, opleiding
geld
gezin
Behalve de eigen persoonlijkheid kunnen omstandigheden ook bijdragen aan het risico voor een angststoornis of depressie. Gezinssituatie, sociaal-economische factoren en etnische achtergrond hangen samen met de kans op een angststoornis of depressie. Vooral alleenstaanden, alleenstaande ouders, mensen die op veel terreinen partners (met kinderen) moeten bezuinigen, uitkeringsalleenstaand gerechtigden en niet-westerse alleenstaande ouder allochtonen hebben een grotere kans op een angststoornis of bezuinigt niet depressie (figuur 4). Voor een deel gaat het om overlappende groepen. op 1-3 terreinen Mensen met een uitkering zullen op 4-6 terreinen vaak ook moeten bezuinigen. op 7+ terreinen betaald werk werk
student huisvrouw uitkering
etniciteit
Niet-westerse allochtonen hebben een zes keer zo grote kans op een hoog risico voor een angststoornis of depressie als autochtonen. Als men rekening houdt met het feit dat zij vaker in een uitkeringssituatie verkeren en vaker moeten bezuinigen dan autochtonen, dan is de kans op een hoog risico nog steeds bijna drie keer zo groot.
autochtoon westers allochtoon niet-westers allochtoon 0%
5%
10%
15%
20%
25%
Figuur 4 Hoog risico angststoornis of depressie naar sociaal-economische kenmerken Ook het opleidingsniveau hangt samen met het risico op een angststoornis of depressie. Hoe lager iemand is opgeleid, des te groter de kans op een angststoornis of depressie (lager onderwijs 12%, HBO/WO 3%).
Mensen met suïcidegedachten komen meer voor onder alleenstaanden, volwassenen die nog bij de ouders wonen, respondenten met alleen lagere school, uitkeringsgerechtigden en zowel westerse als niet-westerse allochtonen. De groepen die meer gebruik maken van de geestelijke gezondheidszorg en/of het maatschappelijk werk zijn alleenstaanden, alleenstaande ouders, uitkeringsgerechtigden en niet-westerse allochtonen. Deze groepen hebben ook een verhoogde kans op een angststoornis of depressie.
Vergelijking provincie 2005 In Zuid-Holland Noord wordt gemiddeld evenveel gebruik gemaakt van de geestelijke gezondheidszorg of het maatschappelijk werk (8%) als in de provincie (zie tabel kerncijfers). Dit geldt voor alle leeftijden, mannen, vrouwen en etnische groepen. Overige cijfers zijn niet beschikbaar op provincieniveau.
Deel 2
Huiselijk geweld
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring wordt gepleegd (gezinsleden, familieleden, ex-partners, vrienden, buren). Slachtoffers en daders van geweld kunnen zowel vrouwen, mannen als kinderen zijn. Het kan gaan om psychisch of emotioneel geweld (treiteren, kleineren, uitschelden), lichamelijk geweld (mishandeling), ongewenste seksuele toenadering en seksueel misbruik. Vragen over gevoelige onderwerpen zoals huiselijk geweld kunnen door respondenten bewust of onbewust niet zijn beantwoord. Het is niet bekend in welke mate dit is gebeurd. In de afgelopen twaalf maanden is 2,4% van de respondenten (81 respondenten) slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Er is weinig verschil tussen mannen en vrouwen, behalve dat het bij vrouwen vaker om lichamelijk geweld gaat dan bij mannen (22% versus 6%). In tabel 1 staat een aantal kenmerken van huiselijk geweld. De percentages kunnen niet bij elkaar worden opgeteld omdat meerdere vormen van geweld en meerdere daders bij één slachtoffer betrokken kunnen zijn. Acht van de tien keer gaat het om psychisch of emotioneel geweld. Lichamelijk of seksueel geweld komt minder voor. Een combinatie van psychisch, lichamelijk of seksueel geweld komt voor bij 13% van de slachtoffers. In bijna de helft van de gevallen is de (ex)partner de dader. Bij 16% van de slachtoffers gaat het om twee verschillende daders. Bij een slachtoffers is het geweld het afgelopen jaar meerdere keren voorgekomen. Bij dagelijks.
Tabel 1 Kenmerken huiselijk geweld (% van slachtoffers)
Type geweld psychisch lichamelijk seksueel onbekend combinatie van geweld
% 79 16 9 10 13
Dader (ex)partner kind ander familielid iemand anders onbekend twee daders
% 44 17 23 20 11 16
Frequentie 1-7 maal per week maandelijks een aantal keer eenmalig
% 21 11 51 17
grote meerderheid van de ongeveer 20% elke week tot
Tweederde van de slachtoffers heeft Tabel 2 Bespreken huiselijk geweld (% van slachtoffers) het huiselijk geweld met iemand Besproken met % Redenen om niet te praten % besproken, meestal met familie of familie/vrienden 37 vervelend 13 vrienden (tabel 2). Ongeveer 84% van GGZ 23 niet ernstig genoeg 11 de slachtoffers is het afgelopen jaar bij huisarts 12 schaamte 5 de huisarts geweest, maar slechts politie 9 wordt toch niet geholpen 5 2 met één van bovenstaande 67 angst 12% heeft het geweld met de huisarts besproken. Ruim eenderde (35%) van de slachtoffers heeft contact gehad met GGZ of maatschappelijk werk; een kwart heeft het geweld ter sprake gebracht. Eén van de tien slachtoffers heeft contact gehad met de politie. Geen van de slachtoffers heeft contact gehad met het steunpunt voor huiselijk geweld. Tabel 3
Vooral het vervelend vinden om erover te praten of het geweld niet ernstig genoeg vinden zijn motieven om niet over het geweld te praten (tabel 2). Schaamte of het gevoel toch niet te worden geholpen speelt elk bij 5% van de slachtoffers een rol. Angst voor de dader is nauwelijks een reden om niet over het geweld te praten. Slechts 2% van de slachtoffers kruist deze reden aan.
Hulpbehoefte slachtoffers
Behoefte aan verhaal kwijt kunnen hulp voor de dader hulp geweld te stoppen contact met andere slachtoffers tijdelijke opvang geen behoefte aan hulp
% 35 16 12 8 2 28
Van alle slachtoffers heeft 72% behoefte aan hulp met betrekking tot het huiselijk geweld (tabel 3). Ook van de groep die niet over het geweld heeft gesproken heeft 70% behoefte aan hulp. De hulp die men nodig heeft is vooral om het eigen verhaal kwijt te kunnen. Eén van de zes slachtoffers wenst hulp voor de dader. Risicogroepen die meer dan gemiddeld slachtoffer zijn van huiselijk geweld zijn alleenstaande ouders (7,0%), uitkeringsgerechtigden (8,0%), en niet-westerse allochtonen (6,8%).
Deel 3
Omvangschatting kwetsbare groepen
De onderzoeksresultaten zijn representatief voor de bevolking van 19-64 jaar in Zuid-Holland Noord. Toepassing van de percentages op deze bevolkingsgroep levert grove omvangschattingen op van de problematiek ten aanzien van angststoornis of depressie en huiselijk geweld.
Kerncijfers Geestelijke Gezondheid Volwassenen 2005 Slachtoffer huiselijk geweld afgelopen 12 maanden
Contact met GGZ of AMW afgelopen 12 maanden
Hoog risico angststoornis of depressie
% 31
% 4,5
% 6,5
% 8,0
% 2,4
31 32 31
3,6 3,5 5,3
5,9 5,9 6,9
7,6 6,8 8,1
1,9 2,3 2,4
33 32 30 30 32 30
5,2 4,1 1,7 2,7 5,8 4,9
7,1 6,0 4,4 5,4 7,2 6,5
10,1 8,0 6,7 4,2 6,8 9,4
2,8 1,8 1,7 2,2 2,0 2,9
19-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar
35 31 28
4,4 4,5 4,3
8,5 5,5 5,4
9,0 8,7 5,9
2,7 1,6 2,8
man vrouw
27 36
3,8 4,9
6,3 6,4
6,5 9,5
1,9 2,9
38 28
6,6 3,4
11,1 5,1
12,1 5,8
1,9 2,2
30 32 36 37
3,4 12,1 5,6 5,8
4,5 9,4 13,1 5,8
6,9 12,6 10,5 11,6
1,8 7,0 4,3 2,9
37 34 32 28
12,2 4,6 4,2 3,1
11,8 6,8 6,7 4,8
11,3 6,7 8,3 7,8
2,5 2,3 3,2 1,4
30 14 53 32 39
2,9 0,8 21,4 5,9 5,6
5,2 1,6 20,9 3,8 12,2
6,8 2,5 24,8 6,1 9,0
1,8 0 8,0 1,9 4,3
30 34 47
3,6 5,0 17,9
5,5 10,0 16,1
7,7 8,1 11,9
1,9 4,0 6,8
Zuid-Holland Noord Subregio Leiden en omstreken Rijnstreek Duin en Bollenstreek Cluster A B C D G H
Aan suïcide gedacht afgelopen 12 maanden
Matig risico angststoornis of depressie
Aantal respondenten is 3486
Hoog risico angststoornis of depressie en zorggebruik Ongeveer 15.000 inwoners behoren tot de hoogrisicogroep voor een angststoornis of depressie en worden in principe geadviseerd professionele hulp te zoeken; 13.000 van hen hebben het afgelopen jaar contact gehad met de huisarts; 5.000 hebben in dezelfde periode contact gehad met GGZ of maatschappelijk werk. Ongeveer 1.500 personen hebben noch met de huisarts, noch met de GGZ of maatschappelijk werk contact gehad. Slachtoffers huiselijk geweld en hulpvraag Een kleine 8.000 inwoners zijn het afgelopen jaar slachtoffer geweest van huiselijk geweld; van hen hebben ruim 5.000 personen behoefte aan hulp waarvan een kleine 2.000 mensen het afgelopen jaar geen contact hebben gehad met GGZ of maatschappelijk werk; 150 tot 200 slachtoffers hebben behoefte aan tijdelijke opvang.
Leeftijd
Geslacht
Gezinssamenstelling alleenstaand twee partners twee partners met thuiswonende kinderen éénoudergezin bij ouders anders Opleidingsniveau LO MAVO, LBO HAVO, VWO, MBO HBO, WO Werksituatie betaalde werkkring (vervroegd) pensioen uitkeringsgerechtigd huisvrouw in opleiding Etniciteit autochtoon westers allochtoon niet-westers allochtoon
Zuid-Holland 7,6 vetgedrukt = significant verschil met percentage Zuid-Holland Noord
4
Kwetsbare gezinnen De aanwezigheid van ernstige angst- en/of depressieve klachten en/of geweld in het gezin, heeft zijn weerslag op de kinderen in het gezin. Deze gezinnen worden ‘kwetsbaar’ genoemd. De kinderen in kwetsbare gezinnen vormen op zichzelf een risicogroep voor ernstige psychische en/of gedragsproblemen4. Hoeveel kwetsbare gezinnen zijn er in Zuid-Holland Noord? 5 Met enige voorzichtigheid kunnen we concluderen dat in ongeveer 8% van de gezinnen met minderjarige kinderen ernstige angststoornis of depressie bij de ouders of verzorgers voorkomen en bij 4% huiselijk geweld het afgelopen jaar een rol heeft gespeeld. Uitgedrukt in aantal gezinnen met kinderen: • een kleine 7.000 gezinnen met ongeveer 12.000 kinderen waarvan ten minste één van de ouders/verzorgers een hoog risico heeft voor een angststoornis of depressie. • ongeveer 3.500 gezinnen met 6.000 kinderen waar binnen ten minste één van de ouders/verzorgers het laatste jaar slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. Of de kinderen zelf
Hermans, J., Öry. F., Schrijvers, G. Helpen bij opvoeden: eerder, sneller en beter. Een advies over Vroegtijdige signalering en interventies bij opvoed- en opgroeiproblemen. Advies uitgebracht op verzoek van staatssecretaris C. Ross-van Dorp, september 2005 5 81.142 gezinnen met minderjarige kinderen, peildatum 1 januari 2005. Gemiddeld 1,8 kinderen per gezin.
ook slachtoffer zijn is niet bekend. Deze schatting omvat geen gezinnen waarin één of meerdere kinderen slachtoffer zijn van huiselijk geweld, maar de volwassen leden niet; evenmin gezinnen waarin het getroffen volwassen gezinslid minderjarige broertjes/ zusjes heeft.