Gebouwen en Voorzieningen
Goed verblijf
Goed verblijf Theorie
B. Diddens
eerste druk, 2003
❑ GOED VERBLIJF
3
Artikelcode: 24062.2 Colofon Auteur(s): Redactie: Illustraties: Onderwijskundige:
B. Diddens Studio Maan, M. Severijnen Verbaal - bureau voor visuele communicatie A. Scholten
© 2003 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.
4
❑ GOED VERBLIJF
Voorwoord
Deze uitgave bevat de onderwijseenheid ‘Goed verblijf’ van de deelkwalificatie Gebouwen en voorzieningen A. Voor de onderwijseenheid is er een uitgave met opdrachten en bronnen en een uitgave met theorie.
Opdrachten Aan het begin van elke opdracht staat het opdrachtdoel. Daar staat wat je aan het einde van de opdracht moet kunnen. De opdrachten bevorderen de zelfwerkzaamheid. Met de opdrachten kun je je kennis in de praktijk toetsen of bepaalde vaardigheden trainen. Als je alle opdrachten met voldoende resultaat hebt uitgevoerd, beheers je de stof.
Bronnenoverzicht Om de opdrachten uit te voeren heb je informatie nodig. Hiervoor kun je het bijbehorende theorieboek gebruiken. Maar je kunt ook andere bronnen raadplegen. In het bronnenoverzicht staat waar je allemaal informatie kunt vinden. Dit kunnen boeken zijn, maar ook vakbladen, folders, video’s, het internet enzovoort.
Theorie Het theorieboek bevat de theorie die je het meest nodig hebt en die niet zo snel verandert. Om het bestuderen en verwerken van de tekst gemakkelijk te maken, kun je aan het einde van elke paragraaf verwerkingsvragen maken. Ik wens je veel succes bij het werken met deze uitgave. De auteur, B. Diddens
❑ VOORWOORD
5
Inleiding Als je op een recreatiebedrijf werkt, kun je allerlei zaken tegenkomen die niet in orde zijn. Een lamp kan kapot zijn, de bestrating kan scheefgezakt of een huisje of kantoor kan vuil zijn. Kortom, er kan iets mis zijn met de gebouwen en voorzieningen. In deze deelkwalificatie leer je hoe je mankementen kunt signaleren en oplossen. Daarvoor zul je regelmatig controles moeten uitvoeren. Je leert bovendien wanneer je het verhelpen van storingen aan een vakman moet overlaten of wanneer je zelf iets kunt repareren. Om zelf reparaties uit te kunnen voeren, moet je ook het een en ander van gereedschappen afweten. Hoe ga je ermee om en hoe onderhoud je ze? Daarnaast moet je weten hoe je iets schoonmaakt en wat je bijvoorbeeld met restafval doet. En voor al je werk geldt dat je het op klantvriendelijke manier moet uitvoeren..
6
❑ GOED VERBLIJF
Inhoud
Voorwoord 5 Inleiding 6 1
Reparaties 9 1.1 Signaleren van reparaties 9 1.2 Materialen en gereedschappen 12 1.3 Afsluiting 13
2
Onderhoud in en rondom gebouwen en voorzieningen 15 2.1 Onderhouden van gastenverblijven en voorzieningen 15 2.2 Controle gas, water en licht 17 2.3 Onderhoud gereedschappen, machines en motoren 18 2.4 Afsluiting 35
3
Oplossen storingen 36 3.1 Melden van storingen 36 3.2 Kleine storingen oplossen 36 3.3 Afsluiting 40
4
Veiligheid 41 4.1 Veiligheidsmaatregelen 41 4.2 Brandbeveiligingen 49 4.3 Handelen bij calamiteiten 50 4.4 Afsluiting 52
5
Schoonmaken 53 5.1 Onregelmatigheden, slijtage en schade 53 5.2 Middelen, methoden en materialen 57 5.3 Gebouwen en voorzieningen schoonmaken 64 5.4 Afval 69 5.5 Afsluiting 79
Trefwoordenlijst 83
❑ INHOUD
7
8
❑ GOED VERBLIJF
1
Reparaties
Oriëntatie
mankement
In het dagelijkse leven heb je geregeld te maken met iets dat kapot is. Tijdens je werk zul je ook vaak bij reparaties uitkomen. Het is dan handig als je die reparaties zelf kunt uitvoeren. Vaak zul je ook hulp nodig hebben van iemand anders. Dit hoeft geen probleem te zijn, als je bedenkt dat je niet alles kunt oplossen. Een mankement aan bijvoorbeeld een gasinstallatie moet door een erkende monteur worden verholpen. Jij kunt dan wel de storing vinden en de nodige gegevens doorgeven. De veiligheid staat bij alle reparaties voorop. In de praktijk betekent dit de juiste materialen en gereedschappen gebruiken. Klantvriendelijkheid mag je ook niet vergeten. Stel je voor dat je zelf een vakantiebungalow hebt gehuurd en je hebt een hele dag een klusjesman over de vloer. Hier geldt dus ook ‘voorkomen is beter dan genezen’.
1.1 werkpieken
Signaleren van reparaties
Bij het onderhouden van onderdelen van een recreatiebedrijf krijg je altijd te maken met werkpieken. Als er veel gasten zijn, zal de werkdruk stijgen. Om een goede verdeling van het werk te krijgen, is het belangrijk een goede planning op te zetten. Goed plannen wil zeggen: – inventariseren van gegevens (wat er allemaal moet gebeuren); – rekening houden met werkomstandigheden (wie is er, hoe zijn de weersomstandigheden); – verwerken van de gegevens (wat is er gedaan, wat nog niet). Meestal maak je eerst een globaal overzicht (planning) van de werkzaamheden voor het hele jaar, daarna wordt voor verschillende onderdelen een meer gedetailleerde planning gemaakt voor een kortere periode. Dat gebeurt op basis van het globale jaaroverzicht. Denk bij het opstellen van een planning aan het feit dat sommige werkzaamheden niet, of moeilijk uitgevoerd kunnen worden als er veel gasten aanwezig zijn. Elke dag, morgen of middag verricht je op je werk verschillende handelingen. Een vast gegeven is dat je werkdag bestaat uit 8 uur (Ga daar maar even van uit!). De vaste indeling kan er dan zo uitzien: – 7.30, het werk begint; – 9.45 - 10.00, koffiepauze; – 12.00 - 13.00, middagpauze; – 14.45 - 15.00, theepauze; – 16.30, einde van de werkdag.
❑ REPARATIES
9
In die tussentijd moet er een en ander gebeuren. Dit wordt je meegedeeld als je op het bedrijf aankomt. De praktijkbegeleider zal je een of meerdere opdrachten geven om uit te voeren. Hij weet meestal wel hoeveel tijd je daarvoor nodig hebt. Heb je de klus al eens eerder gedaan, dan kun je dat zelf ook wel inschatten. De praktijkbegeleider zal bij het maken van een werkplanning onder andere rekening houden met de volgende punten: – Welke werkzaamheden moeten er uitgevoerd worden? – Welke werkzaamheden moeten eerst gebeuren (prioriteit)? – Hoeveel tijd vergt een klus? – Kun je de klus alleen uitvoeren, of moet het samen gebeuren? – Hoeveel mensen heb ik om opdrachten aan toe te wijzen? Jij moet zelf ook met een aantal punten rekening houden: – Kan ik die klus wel uitvoeren? – Kan ik het alleen? – Weet ik welk gereedschap er nodig is en kan ik dat vinden? – Zijn er andere mensen die hetzelfde gereedschap nodig hebben? – Mag ik zelf materiaal kopen als dat voor een reparatie nodig is? – Hoeveel tijd vergt de klus en kan dat binnen de gestelde tijd? – Waar begin ik mee?
Onvoorziene omstandigheden
capaciteiten
Bij het maken van een planning wordt er natuurlijk rekening gehouden met de individuele capaciteiten van de werknemers. Als je de volgende dag op je werk komt en er is iemand ziek, moeten de plannen voor die dag worden bijgesteld. Je zult altijd moeten inspelen op onvoorziene omstandigheden, zoals het weer, kapot materiaal, extra drukte en niet nagekomen afspraken van bijvoorbeeld leveranciers.
Fig. 1.1 Veiligheid is zeer belangrijk.
Keuring van speeltoestellen De veiligheid van spelende kinderen staat uiteraard voorop. Toch gebeuren er jaarlijks nog (te) veel ongelukken. Daarom is vanaf het voorjaar van 1997 het Besluit Veiligheid Attractie- en Speeltoestellen van kracht. Dit houdt in dat alle niet-gemotoriseerde speeltoestellen aan bepaalde veiligheidseisen moeten voldoen. Het ministerie van
10
❑ GOED VERBLIJF
keurmerk
logboek
Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de Inspectie voor de Gezondheidsbescherming aangewezen om de keuring en de controle uit te voeren. Een nieuw aan te schaffen speeltoestel dient voortaan voorzien te zijn van een door de minister geaccepteerd keurmerk. Daarnaast is elke recreatieondernemer die speeltoestellen op zijn terrein heeft staan, verplicht per toestel een logboek (een soort dagboek) bij te houden. Daarin worden gegevens over het onderhoud, inspecties, vervanging van onderdelen en reparaties bijgehouden (zie figuur 1.2). Mocht blijken dat de speeltoestellen niet aan de veiligheidseisen voldoen, dan volgen maatregelen.
Fig. 1.2 Logboek speeltoestellen.
Vragen 1.1
❑ SIGNALEREN VAN REPARATIES
a b
Wanneer kunnen werkpieken ontstaan? Welke vragen moet je voor jezelf stellen als je een klus gaat uitvoeren? Noem er minimaal vijf.
11
c d
1.2
esthetische kenmerken
Wat staat er in een logboek van een speeltoestel? Waarom is zo’n logboek belangrijk?
Materialen en gereedschappen
Een recreatieterrein is een vrij beperkte oppervlakte, waarop veel gebeurt. Vanwege dit intensieve gebruik moet je zorgen voor een effectieve indeling, maar ook voor goede voorzieningen. Een van die voorzieningen is de verharding van het terrein. Er zijn plaatsen waar veel met auto’s, vrachtwagens en fietsen gereden wordt. Op andere plaatsen is de verkeersintensiteit veel lager of nihil. Voor elke plek moet worden bekeken welke soort verharding het beste voldoet. Daarnaast mag een verharding ook mooi zijn. Ook esthetische kenmerken, dus mooie en goede combinaties van materialen, zijn belangrijk. Er zijn drie soorten verharding: – een gesloten wegdek van asfalt of beton; – een open wegdek van natuursteen, gebakken steen of betonsteen; – een halfverharding van bijvoorbeeld grind of boomschors. Hout is een veel gebruikt materiaal. Je komt het in levende en dode vorm tegen. Levend hout in de beplanting op de recreatieterreinen zorgt voor een stukje aankleding van de buitenruimte. Maar ook het dode hout (balken, palen, enzovoorts) wordt vaak gebruikt ter versiering van het terrein. Denk maar aan een pergola. Hout is echter op veel meer manieren toepasbaar.
Fig. 1.3 Een constructie van hout.
duurzaamheid
Bij het gebruik van hout op recreatieterreinen moet je rekening houden met de veiligheid van de gasten. Bepaalde eigenschappen van het hout, zoals de neiging tot splintervorming, kunnen een veilig gebruik ervan beïnvloeden. Daarnaast bezit hout nog andere kenmerken die bepalen voor welk doel een bepaalde soort geschikt is. Ook de duurzaamheid, de bewerkbaarheid en de sterkte van het hout bepalen de gebruiksmogelijkheden. Hout is een relatief licht bouwmateriaal. Maar grote stukken hout kunnen behoorlijk zwaar zijn. Een voorbeeld hiervan is de oude spoorbiels. Niet alle soorten hout zijn even zwaar. Eikenhout bijvoorbeeld is een stuk zwaarder dan grenenhout.
12
❑ GOED VERBLIJF
houtsoort bewerking
Voor plaatsen waar mensen direct met hout in aanraking komen, moet je de juiste houtsoort (van welke boomsoort het hout afkomstig is) en/of de juiste bewerking kiezen. Speelelementen kun je bijvoorbeeld prima van grenenhout maken, eikenhout is daarvoor niet geschikt. Eikenhout gaat uiteindelijk splinters vormen. Onbewerkt hardhout is ook ongeschikt voor dit doel in verband met de splinters. Dit hout moet geheel glad worden afgeleverd. Houten vlonders moeten worden voorzien van lengtegroeven, omdat anders onder vochtige omstandigheden onvoldoende grip aanwezig is. Ook de duurzaamheid van het hout is een veiligheidsaspect waarop bij speelplaatsen moet worden gelet. Wanneer is het hout ‘afgeleefd’? Alleen door jaarlijkse inspectie kan dit onder controle worden gehouden. Voor het plaatsen van een afrastering heb je in elk geval palen nodig, die je in de grond zet. Daarnaast heb je materiaal nodig om tussen de palen te bevestigen. Dit bestaat uit een gladde draad, een puntdraad of gaas. Tot slot heb je nog materialen nodig om de palen en het afrasteringsmateriaal aan elkaar vast te maken.
Palen Palen voor een afrastering kunnen van verschillende materialen worden gemaakt. De meest voorkomende materialen zijn hout, beton en staal, of een combinatie hiervan. Hier wordt alleen ingegaan op houten palen.
naaldhout
Europese hardhoutsoorten
Vragen 1.2
Een paal van hout moet recht zijn en mag niet snel rotten. De meest gebruikte houtsoort voor afrasteringspalen is naaldhout (lariks en grove den). Deze houtsoort is harsachtig van nature, waardoor ze minder snel rot. Een paal is het gevoeligst voor rot op de plaats waar hij langdurig met vocht en lucht in contact is. Vlak boven de grond dus. Omdat de palen voor een afrastering in de grond staan, worden zij vaak extra behandeld. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van creosoot-olie (zwart/bruine kleur) en wolmanzout (geel/groene kleur). Hierdoor gaan de palen een stuk langer mee. Het gebruik van Europese hardhoutsoorten als tamme kastanje en Robinia komt steeds meer voor. Deze palen worden niet behandeld. De lengte van de palen is afhankelijk van de hoogte van de afrastering. Palen tot 150centimeter zet je half in de grond, palen die langer zijn dan 150centimeter, zet je voor een derde deel in de grond. Een paal van 120centimeter zet je dus 60centimeter in de grond. Een paal van drie meter zet je een meter in de grond. a b c
1.3
Welke drie soorten verhardingen kom je vaak tegen op een recreatieterrein? Noem drie punten die de gebruiksmogelijkheid van een houtsoort bepalen. Hoe diep moet je een paal van 210cm in de grond zetten?
Afsluiting
Als je bij een reparatie komt, is het verstandig om na te gaan of je het probleem zelf kunt oplossen. In elk geval zul je een planning moeten maken. Hoeveel tijd gaat het kosten, welke gereedschappen en materialen heb je nodig? Veiligheid staat daarbij voorop. Zorg ervoor dat zeker vakantiegasten zo weinig mogelijk overlast ondervinden. Daarom is een preventieve controle van bijvoorbeeld speeltoestellen
❑ AFSLUITING
13
noodzakelijk. Tijdens het controleren is het vaak verplicht om aantekeningen te maken in een logboek. Noteer de gegevens zo dat een ander er ook wijs uit kan worden.
14
❑ GOED VERBLIJF
2
Onderhoud in en rondom gebouwen en voorzieningen
Oriëntatie Tijdens je vakantiewerk of stageperiode heb je vaker opdrachten uit moeten voeren. Misschien komt je de volgende situatie wel bekend voor. Je krijgt als opdracht om de raamkozijnen aan de buitenkant van het kantoor te gaan schuren. Morgen wil je baas deze eindelijk eens gaan verven. Hij had hier namelijk eerder geen tijd voor. Met de elektrische schuurmachine denk je de klus zo te klaren. Alle materialen die je nodig denkt te hebben, heb je verzameld. Bij een kozijn aangekomen steek je de stekker van de machine in de kabelhaspel. Machinaal schuren gaat sneller dan met de hand. Maar dan moet het apparaat wel werken. Hij doet niks! Terug naar je baas. ‘Het zal wel een los contact zijn’, krijg je als antwoord. Nu zul je toch met de hand moeten gaan schuren. Fanatiek als je bent, doe je een stuk schuurpapier om een klosje hout. Fluitend wil je gaan schuren, maar schuren helpt hier niet meer. Het hout is op meerdere plaatsen rot! Weer terug naar je baas. Die ziet de bui al hangen en geeft je een andere opdracht. ‘Ga Henk maar helpen met grasmaaien’, zegt hij. Prima, denk je. Bij Henk aangekomen zie je dat daar ook problemen zijn. Het starterkoord is kapot, de brandstof en de olie zijn op. Verder is de machine ook nog eens erg smerig. ‘Kom maar’, zegt je oudere collega, ‘we gaan eerst de grasmaaier onderhouden voordat we het grasveld kunnen onderhouden.’
2.1
Onderhouden van gastenverblijven en voorzieningen
Het onderhouden van gastenverblijven en andere voorzieningen bestaat uit twee onderdelen: – Onderhoud dat je van tevoren voorziet. Dat kun je weer onderverdelen in jaarlijks, maandelijks en dagelijks onderhoud. Daaronder valt ook het onderhoud dat gedaan moet worden, voordat er weer een nieuwe gast in een gastenverblijf komt. – Onvoorziene onderhoudswerkzaamheden tijdens de aanwezigheid van de gasten. Die werkzaamheden signaleer je zelf of de gast komt met het probleem. Uit ervaring met voorgaande perioden weet je met welke problemen gasten regelmatig komen. Je zorgt dat het dan weer snel in orde is. Is het een probleem dat regelmatig voorkomt, dan neem je het op in de planning. Onderhoudswerk tijdens het verblijf van de gasten moet zo klein mogelijk zijn. Je voert het in ieder geval uit op een moment en op een manier dat de gast er zo weinig mogelijk van merkt.
❑ ONDERHOUD IN EN RONDOM GEBOUWEN EN VOORZIENINGEN
15
Wat is onderhoud? Op een bungalowpark is een aantal nieuwe woningen gebouwd. De hoofdfunctie van de bungalow is de vakantieganger een plaats te geven en hem te beschermen tegen weer en wind. De vakantieganger moet er kunnen eten, slapen en ontspannen. Als we dat jaren achtereen willen doen, dan zullen we deze woning moeten onderhouden. Dit doen we door het huis schoon te houden, te schilderen en door kapotte onderdelen te vervangen.
rendement
Onder onderhoud kun je dus eigenlijk verstaan: alle werkzaamheden die nodig zijn om iets in een goede staat te houden, zodat het zijn rendement oplevert voor het bedrijf.
Soorten onderhoud
revisies modificaties
Onderhoud kunnen we onderverdelen. Je kunt dan onderscheiden: – dagelijks onderhoud (bijvoorbeeld het schoonmaken van de bungalow); – periodiek onderhoud (bijvoorbeeld het schilderen van de kozijnen); – opheffen van storingen (bijvoorbeeld het repareren van een lekkende kraan); – revisies en modificaties (bijvoorbeeld het vervangen van houten kozijnen door kunststoffen kozijnen).
Dagelijks onderhoud De persoon die verantwoordelijk is voor de groenvoorziening op het terrein en daarvoor regelmatig de grasmaaimachine gebruikt en bedient, is verantwoordelijk voor het schoonmaken, het smeren en de inspectie van de machine. Hij let op slijtage en breuk, trillingen, loslopen van bouten en moeren en de smering. Als de messen bot zijn, moet hij zorgen dat ze worden geslepen. Daarvoor moet hij ze regelmatig controleren. Dit onderhoud wordt dus uitgevoerd door de gebruiker.
Periodiek onderhoud Dit onderhoud wordt met een vaste regelmaat uitgevoerd. Bij een bestelbusje bijvoorbeeld de 10.000-kilometerbeurt en bij vliegtuigen de 100-uursinspectie. Bij trekkers hou je de draaiuren of arbeidsuren bij. Het periodiek onderhoud wordt meestal door vakmensen uitgevoerd. Vragen 2.1
16
a b
Noem drie onderhoudszaken die onder dagelijks onderhoud vallen. Waarom moet je bij een trekker de draaiuren of de arbeidsuren bijhouden en niet de kilometers?
❑ GOED VERBLIJF
2.2 periodiek frequentie
Controle gas, water en licht
Installaties en apparatuur moeten periodiek geïnspecteerd worden. De frequentie waarmee de periodieke inspectie moet worden uitgevoerd, is niet meer vastgesteld op eens per vijf jaar voor vaste installaties en eens per jaar voor elektrische gereedschappen en elektrische werktuigen. In de nieuwe opzet moet de inspectiefrequentie worden bepaald aan de hand van een aantal weegfactoren die het risico van de installatie weergeven. Bij een hoger risico moet een installatie vaker worden geïnspecteerd. De inspectiefrequentie kan via de nieuwe systematiek theoretisch variëren van eens per half jaar tot eens per vijftien jaar. Een ander belangrijk verschil is dat het inspecteren van elektrische apparatuur niet meer beperkt is tot elektrische gereedschappen en elektrische werktuigen. Volgens de nieuwe norm moeten alle elektrische apparaten worden gecontroleerd, dus ook koelkasten en laboratoriumweegschalen. Om te voorkomen dat de kosten van controle van dergelijke apparatuur uit balans raakt met het beoogde veiligheidsvoordeel, moet de frequentie van inspectie op het risico van de apparatuur worden aangepast. Een consequentie hiervan is dat de standaardkeuringsstickers, die alleen de maand en het jaartal van keuring aangeven, bij een variabele inspectiefrequentie niet meer te gebruiken zijn. Voor installaties met grote hoeveelheden gelijke producten, zoals verlichtingsarmaturen in plafonds en wandcontactdozen voor algemeen gebruik hoeft niet langer elk verlichtingsarmatuur en elke wandcontactdoos te worden geïnspecteerd Er mag worden uitgegaan van een verantwoorde steekproef. Bijvoorbeeld: bij een kantoorpand met 150 verlichtingsarmaturen en een maximaal theoretisch risico van 1% moeten 20 verlichtingsarmaturen worden geïnspecteerd Daarvan mag er niet één worden afgekeurd. Bij een veel groter kantoorpand met maar liefst 5000 verlichtingsarmaturen moeten er 200 worden geïnspecteerd Bij vijf afgekeurde verlichtingsarmaturen mag de hele partij nog worden goedgekeurd. De uiteindelijke controle en het plaatsen gebeurt door een erkende controleur. Elektrisch gereedschap wordt onder andere op de volgende zaken gecontroleerd: – visuele controle van de snoeren; – visuele controle van de aansluiting van stekkers; – visuele controle op de behuizing; – visuele controle op beschadigingen; – doormeten van de isolatie met speciaal apparatuur; – doormeten van aarding met speciaal apparatuur.
toxisch
❑ CONTROLE GAS, WATER EN LICHT
Gas roept in de eerste plaats het beeld op van ontploffingsgevaar door een lek. Een gevaarlijk gaslek wordt meestal niet gevonden. Zorgwekkender is het risico op vergiftiging door CO, een reuk- en kleurloos toxisch gas dat ontstaat door een slechte gasverbranding als de lucht onvoldoende zuurstof bevat. De CO bindt zich namelijk 200 keer zo makkelijk aan de rode bloedlichaampjes dan zuurstof (O2). De oorzaak is telkens een gebrekkige aanvoer van verse lucht of een slecht werkende afvoer van gas. De toestellen zijn doorgaans veilig als ze juist worden geïnstalleerd en onderhouden.
17
Aangezien een gebrekkige installatie zeer gevaarlijk is, niet enkel voor de betrokkenen, maar ook voor hun omgeving zou een geregelde technische controle moeten worden opgelegd. De consumenten hebben immers zelf niet de nodige technische kennis om de risico’s van een gasinstallatie in te schatten. Wie daarom vermoedt dat zijn gasinstallatie niet helemaal veilig is, dient deze direct te laten nazien door een deskundige, zoals een controleorgaan, of een verwarmingsinstallateur.
Gasslang controleren op leeftijd en toestand Lichte kooktoestellen die vrij gemakkelijk te verplaatsen zijn, hebben een flexibele gasaansluiting. De gasslang is gemaakt van een speciaal soort rubber en de koppelingen moeten deugdelijk aan de slang vastzitten (een slangenklem mag niet). De levensduur van de slangen is ongeveer 10 jaar. Meestal is de productiedatum met gele letters op de slang terug te vinden. Vervang de slang als deze ouder is dan 10 jaar of wanneer hij is uitgedroogd (er zitten dan barstjes in).
Drinkwaterinstallaties Onderhoud uitvoeren aan de drinkwaterinstallatie is lang niet zo gevaarlijk als elektriciteit en gas, maar dat wil niet zeggen dat je zomaar wat aan kunt rommelen. Tegenwoordig worden veel kranen gebruikt die vanzelf dichtgaan. Dit bespaart water tijdens het gebruik en het is niet erg als je vergeet de kraan dicht te draaien. Deze kranen kom je dan ook tegen op plaatsen voor algemeen gebruik, zoals wasgelegenheden en dergelijke. De tijd dat de kraan openstaat, kun je instellen. Vragen 2.2
a b c d
2.3
Waarop wordt een boormachine gecontroleerd? Noem minimaal vier punten. Waardoor kan een koolmonoxidevergiftiging (CO) ontstaan? Hoelang gaat een gasslang gemiddeld mee? Wat is het grote voordeel van waterkranen die vanzelf dichtgaan?
Onderhoud gereedschappen, machines en motoren
Ook tijdens het werk moet jij zelf gevaarlijke situaties herkennen en zo nodig handelen om deze gevaarlijke situaties weg te nemen. Als bijvoorbeeld de vloer van de werkplaats glad is geworden, doordat je olie gemorst hebt, ruim die olie dan eerst op voordat je verder gaat met andere werkzaamheden. Doe je dit niet, dan is de kans groot dat je er over uitglijdt. Als je gaat werken met de boormachine en je ziet dat het snoer beschadigd is, doe dan eerst isolatietape op de beschadigde plek, of vervang desnoods het snoer voordat je met de boormachine gaat werken. Doe je dat niet dan is de kans op kortsluiting aanwezig, of loop je zelf de kans dat je onder stroom komt te staan.
18
❑ GOED VERBLIJF
Fig. 2.1 Hoezo veilig?
Kijk ook of jouw werkzaamheden geen gevaar opleveren voor je omgeving of voor mensen of dieren in jouw omgeving. Een bekend voorbeeld hiervan is het ontstaan van brand tijdens het uitvoeren van laswerkzaamheden. Kijk dus voordat je gaat lassen of er geen brandbare spullen, zoals poetskatoen, in je omgeving liggen. Als er personen bij jou in buurt zijn als je aan het lassen bent en ze kijken te lang naar de lasvlam, dan is de kans groot dat ze last krijgen van lasogen. Waarschuw deze mensen van tevoren dat ze niet in de lasvlam moeten kijken en houd dieren op afstand. Veel ongelukjes ontstaan door onoordeelkundig gebruik of oneigenlijk gebruik van machines of gereedschappen. Met onoordeelkundig gebruik wordt bedoeld het hanteren van machines of gereedschappen op een manier waarvan de gevolgen niet bekend zijn, bijvoorbeeld het boren van een gat in een dikke plaat ijzer, waarbij het stuk ijzer niet ingeklemd is. Er bestaat een grote kans dat op het eind de boor vastslaat en het stuk ijzer met grote snelheid mee gaat draaien en weggeslingerd wordt. Met oneigenlijk gebruik wordt bedoeld het gebruiken van gereedschappen of machines voor werkzaamheden waar ze eigenlijk niet voor bestemd zijn, bijvoorbeeld het afbramen van een stuk ijzer met een doorslijpschijf. Als je voor de eerste keer met een gereedschap of machine gaat werken, vraag dan eerst om instructie van iemand die er al vaker mee gewerkt heeft of lees eerst de gebruiksaanwijzing.
Onderhoud elektrische machines Bij het dagelijkse onderhoud van gebouwen en voorzieningen zul je ook vaker gebruik maken van elektrische machines. Bijvoorbeeld de stofzuiger of boormachine. Net als motoren vragen ook deze machines om onderhoud. Het is verstandig om de handleiding van de machine eerst te lezen voordat je iets onderneemt. De volgende regels zijn echter algemene regels en daarom bij iedere machine toe te passen. Algemene onderhoudsregels: – De motor van een elektrische machine af laten koelen door even stationair te laten lopen. – Schoonblazen met een luchtcompressor. – Bewegende delen smeren met olie.
❑ ONDERHOUD GEREEDSCHAPPEN, MACHINES EN MOTOREN
19
– –
Plastic delen nooit schoonmaken met bijtende of schurende schoonmaakmiddelen. Bij snoerbreuk, kapotte stekker of los contact de vakman inschakelen.
Fig. 2.2 Elektrische handboormachine.
20
❑ GOED VERBLIJF
Onderhoud motoren Tijdens je stage is het je vast opgevallen, dat er steeds werk in de werkplaats te doen was. Soms was het er ontzettend druk en een andere keer heel rustig. Vandaag was er ook weer weinig te doen. Voorzichtig heb je al eens een balletje opgeworpen om alvast wat onderhoud uit te voeren, als het wat minder druk zou zijn. Het antwoord dat je steeds weer kreeg was: ‘Het is toch nog heel en waarom zullen we dingen vervangen of onderhouden die nog goed zijn?’ Je legt je er maar bij neer, want de mensen op je stageplaats zijn veel ouder dan jij en hebben veel meer ervaring. Dus zal het wel goed zijn wat zij zeggen. Fig. 2.3 Hij rijdt toch?
Maar vandaag was er toch iets met de het transportbusje. Klaas, de chauffeur, was binnen komen lopen in de werkplaats met de mededeling, dat de motor ineens een vreemd lawaai maakte en ermee op was gehouden. Hij had hem aan de kant van de weg gezet en de ANWB gebeld. En wat bleek? Een gebroken distributieriem. Hij kon zich wel voor zijn hoofd slaan. Hij was een beetje nonchalant met het onderhoud van de auto omgesprongen. Hij wist wel dat de distributieriem vervangen moest worden, maar ach, hij reed immers maar zo weinig. Dat kon nog wel even uitgesteld worden. En nu zat hij met de gebakken peren. Hij wist nu wel heel zeker dat dit hem niet nog eens zou overkomen. Voortaan zou hij er beter op letten. Op tijd de riem vervangen. Hij bedacht dat hij het eigenlijk allemaal beter moest bijhouden en er een schema voor moest maken wat er aan de auto moest gebeuren. Een breuk van de distributieriem komt vaak voor. Dikwijls vergeten we op tijd het benodigde onderhoud uit te voeren. Het gevolg is dat er dan een storing optreedt.
Waarom onderhoud? Iedereen wordt van tijd tot tijd geplaagd door storingen in apparaten: een lekke band, een videorecorder die een slecht beeld geeft of een wasmachine die het op een
❑ ONDERHOUD GEREEDSCHAPPEN, MACHINES EN MOTOREN
21
ongelegen moment vertikt. Het zijn voorbeelden van storingen. Het vervelendste van storingen is, dat ze optreden net als je het apparaat nodig hebt. Bovendien kost een storing meestal extra geld. Wat is nu eigenlijk een storing? Een storing is een gebeurtenis die ervoor zorgt, dat het apparaat of de machine waar je mee wil werken, het niet meer doet. Het is ook een storing, als je de machine niet meer kunt gebruiken, doordat de toestand het niet meer toelaat. Bijvoorbeeld als je constateert, dat het bandenprofiel van je brommer minder is dan het moet zijn. Fig. 2.4 Niet meer mee rijden!
De afkorting B.O.K. wordt nogal eens als ezelsbruggetje gebruikt, om te onthouden welke punten je moet controleren voordat je de trekkermotor start. De letters in deze afkorting staan voor: – Brandstof; – Olie; – Koeling.
22
❑ GOED VERBLIJF
Brandstof Let op dat er bij het tanken geen vuil in de tank komt. Maak desnoods eerst de omgeving rond de tankdop schoon met een doekje. Controleer ook of het ontluchtingsgaatje in de tankdop nog open is. Fig. 2.5 a Peilstok in het carter. b Peilstok met maximum en minimum aanduiding.
Olie
filmpje
peilstok
instructieboekje
In het carter van een motor zit een hoeveelheid olie. De belangrijkste taak van deze olie is smering. Tijdens het draaien van de motor gaat de olie als een heel dun filmpje tussen de langs elkaar bewegende metalen delen zitten. Hierdoor heb je minder slijtage en wrijving. Een andere taak van de olie is het afvoeren van warmte en vuildeeltjes. Met een peilstok aan de buitenkant van de motor kun je meten of er voldoende olie in het carter zit. Als je de peilstok eruit trekt, zie je twee merkstrepen: een minimum en een maximum. De olie moet zich tussen deze twee merkstrepen bevinden. Zo niet, vul dan eerst olie bij volgens de gegevens die in het instructieboekje van de machine staan.
Koeling
koelsysteem
Om arbeid te kunnen leveren, wordt er bijvoorbeeld in een trekkermotor diesel verbrand. Bij verbranding komt warmte vrij. Nadat de motor op werktemperatuur is gekomen, moet het teveel aan warmte worden afgevoerd. Hiervoor is de trekker uitgerust met een koelsysteem. Er zijn twee systemen: – vloeistofkoeling; – luchtkoeling.
Vloeistofkoeling Bij vloeistofkoeling stroomt de vloeistof om de cilinders en de cilinderkop. Zodra de motor op bedrijfstemperatuur is (82°C), gaat de thermostaat open en kan de vloeistof naar de radiateur stromen. Hierin wordt de vloeistof gekoeld door de langs stromende lucht. Een waterpomp zorgt voor een goede circulatie. Aan deze pomp is meestal de ventilator bevestigd, die de lucht door de radiateur laat stromen. De ventilator wordt aangedreven door de V-riem, zoals de ventilator bij luchtkoeling. De V-riem is
❑ ONDERHOUD GEREEDSCHAPPEN, MACHINES EN MOTOREN
23
aangebracht om de riemschijf. Aan de bovenkant is de radiateur afgesloten door de radiateurdop. Fig. 2.6
Doorsnede van een motor met vloeistofkoeling.
8
6 3
2
1 2 3 4 5 6 7 8
7 water pomp thermostaat cilinder kop ventilator cilinder s riemschijf (poelie) radiateur radiatordop
1 4
5
5
Als de druk, door het hete water in de radiateur, te hoog wordt, zal er via een klepje in de radiateurdop steeds een beetje waterdamp uit de radiateur verdwijnen. Dit wordt daarom een niet gesloten koelsysteem genoemd. Bij het losdraaien van de radiateurdop zie je de koelvloeistof, deze moet 2-3centimeter onder de rand van de vulopening zitten. Als er te weinig in zit, zal je koelvloeistof bij moeten vullen. Let op! Draai de radiateurdop nooit los bij een hete motor. De hete koelvloeistof spuit er dan uit en kan ernstige brandwonden tot gevolg hebben. Giet ook nooit koude vloeistof in de radiateur van een hete motor. Door te snelle afkoeling kunnen er scheurtjes in metalen onderdelen van de motor ontstaan. Bij een gesloten koelsysteem is er een expansievat aanwezig. Dit vat is gevuld met koelvloeistof. Door de druk van het hete water zal ook hier waterdamp uit het koelsysteem verdwijnen. Deze waterdamp komt in het expansievat. Bij afkoeling stroomt de vloeistof terug in de radiateur. Daardoor heb je geen verlies aan water. Op het expansievat staat het gewenste koelwaterniveau aangegeven. Is het niveau te laag, dan vul je koelwater bij tot de bovenste merkstreep op het expansievat.
Luchtkoeling Een door lucht gekoelde motor kun je aan de buitenkant herkennen aan de luchtgeleidingskappen die om de cilinders zijn aangebracht. Deze kappen vormen een soort tunnel. Op de cilinders zelf zie je, net als bij een bromfiets, een soort ribben. Deze ribben vergroten het koeloppervlak. Via de tunnel blaast een ventilator lucht
24
❑ GOED VERBLIJF
langs de cilinders en zorgt daardoor voor een constante afvoer van warme lucht, zodat de motor niet te heet kan worden. Als je bovenstaande zaken gecontroleerd hebt, loop dan voordat je start eerst nog even om de trekker heen voor een algemene controle. Enkele punten waarop je dan moet letten zijn: de spanning van de banden, eventuele lekkages, losse onderdelen, breuk, remmen gekoppeld. Is alles oké, dan rij je de trekker naar de werkplaats voor de periodieke onderhoudsbeurt.
Periodieke onderhoudsbeurt Eenmaal in de werkplaats ga je eerst op zoek naar het instructieboekje van de machine en de onderhoudskaart van de machine. Op deze kaart staat aangegeven bij welk aantal draaiuren (periode) van de machine het vorige periodiek onderhoud heeft plaatsgevonden en het soort onderhoud dat toen is uitgevoerd. In het instructieboekje staat onder andere beschreven hoe en na hoeveel draaiuren je: – de accu moet controleren en onderhouden; – olie moet verversen; – het oliefilter ververvangen; – de koeling moet onderhouden; – het luchtfilter moet vervangen of schoonmaken; – het brandstoffilter moet vervangen.
Olie verversen en oliefilter vervangen Tijdens het gebruik van een machine neemt de kwaliteit van de olie steeds iets af. Ook wordt de olie steeds vuiler door onder andere metaal- en roetdeeltjes. De meeste verontreinigingen blijven in het filter achter. Daarom moet ook het filter na een bepaald aantal uren vervangen worden, maar minder vaak dan de olie. Laat, voordat je de olie gaat aftappen de motor eerst een paar minuten draaien, om de olie op werktemperatuur te brengen. Dit versnelt het aftappen en de verontreinigingen stromen gemakkelijker mee. Fig. 2.7 Vang de olie tijdens het aftappen netjes op.
❑ ONDERHOUD GEREEDSCHAPPEN, MACHINES EN MOTOREN
25
Accucontrole en onderhoud Misschien heb je iemand wel eens over een motor horen zeggen: ‘Starten is lopen’. Zo’n uitspraak zegt echter niets over de onderhoudstoestand of kwaliteit van de motor. Het zegt alleen iets over de conditie waarin de accu verkeert. Fig. 2.8 De onderdelen van een accu.
Werking Accumuleren betekent verzamelen. In de accu is een hoeveelheid elektrische energie verzameld of opgeslagen. De accubak is gevuld met zwavelzuur en gedestilleerd water. In de accubak hangen loodplaten die onderling met elkaar verbonden zijn. Zo zijn de positief geladen platen met elkaar verbonden tot een pluspool en de negatief geladen platen tot een minpool. Aan het aantal dopjes bovenop de accu kun je zien uit hoeveel cellen de accu is opgebouwd. Elke cel levert een spanning van twee volt. Bij moderne onderhoudsvrije accu’s ontbreken de dopjes aan de bovenkant van de accu.
Accu veilig onderhouden Behalve de onderhoudsvrije accu, moet je een accu op z’n minst bij elke onderhoudsbeurt controleren. Dit onderhoud moet je altijd uitvoeren in een goed geventileerde ruimte, omdat bij het losdraaien van de accudoppen en tijdens het laden van de accu een zeer explosief gas vrijkomt. Een kleine vonk is voldoende om de accu te laten exploderen. Ga dus niet slijpen of lassen in de directe omgeving van een accu. Wees ook voorzichtig met de accuvloeistof. Dit is een oplossing van zwavelzuur en water. Voorkom dat deze vloeistof op je kleding, huid of ogen terechtkomt. Bij aanraking alleen spoelen met veel water.
26
❑ GOED VERBLIJF
Fig. 2.9 Zo test je de ladingstoestand met de zuurweger.
Ontladen en laden De capaciteit van de accu wordt uitgedrukt in Ampère-uur (Ah). Dit is het product van de laadstroomsterkte en het aantal uren dat nodig is voor volledige lading. Wordt een bepaalde accu in 10uur geladen met een stroom van 12A, dan bedraagt de capaciteit 120Ah. Als de ontlaadstroom (bijvoorbeeld een lamp) 2A bedraagt, dan is de accu in 120:2=60uur ontladen. Normaal gebeurt het laden van de accu tijdens het lopen van de motor door de dynamo. Als je de motor niet meer kunt starten, omdat je na het stil zetten van de motor was vergeten de verlichting uit te schakelen, dan kun je hem laden met een acculader. Dit is een gelijkrichter die op het lichtnet werkt en 230V wisselspanning transformeert (omzet) naar bijvoorbeeld 12V gelijkspanning. Fig. 2.10 Laden van de accu.
Brandstoffilter vervangen Bijna alle trekkers hebben een dieselmotor. De brandstof die een dieselmotor gebruikt, is dieselolie of gasolie. Bij het tanken is je misschien wel eens opgevallen dat deze brandstof een rode kleur heeft. Rode diesel mag je niet gebruiken voor personenwagens!
❑ ONDERHOUD GEREEDSCHAPPEN, MACHINES EN MOTOREN
27
Fig. 2.11 De weg van de brandstof.
5
1
4
6
3 2
Voordat de gasolie in de verbrandingsruimte wordt ingespoten, passeert ze andere belangrijke onderdelen. De gasolie bevindt zich in de tank (1) en stroomt van daaruit naar de opvoerpomp (2). Deze perst de gasolie onder lage druk door een of meer filters (3) naar de inspuitpomp (4). De inspuitpomp perst daarna onder hoge druk (150bar) de gasolie door de verstuivers (5) in de verbrandingsruimte (6).
Water aflaten Zeer kleine hoeveelheden condenswater zijn funest voor de brandstofpomp. Onder de brandstoffilters zit een aftapplug. Draai deze los om het condenswater af te tappen. Vang dit condenswater op in een bakje. Laat het niet zomaar wegstromen, want er zit altijd wat gasolie bij. Fig. 2.12 Na het reinigen of vervangen van het brandstoffilter eerst ontluchten.
28
❑ GOED VERBLIJF
Filter vervangen? Even ontluchten Een korreltje zand kan leiden tot beschadigingen van de brandstofpomp of verstuivers. Om dat te voorkomen, moet je de brandstoffilters zo nu en dan reinigen of vervangen. Reinig of vervang het filter op de manier, zoals dat beschreven staat in het instructieboekje. Controleer na vervanging of reiniging de filters altijd op lekkage. Na vervanging van het filter zit er nog lucht in de leidingen. Deze lucht moet eruit, anders krijgt de motor geen of te weinig brandstof. Ga de motor ontluchten in dezelfde volgorde als de brandstof door de leidingen stroomt, dus eerst het filter en daarna de brandstofpomp. Bij sommige brandstofsystemen gaat het ontluchten automatisch. Als de motor na het ontluchten niet direct aanslaat, dan moet je hem opnieuw grondig ontluchten.
Krijgt hij wel lucht? Voor het verbranden van 1liter brandstof is ongeveer 9000liter lucht nodig. Als je het aan het eind van de dag 40liter brandstof verbruikt hebt, is het niet zo moeilijk om uit te rekenen hoeveel liter lucht er die dag door het luchtfilter is gestroomd. Om slijtage van verschillende motoronderdelen te voorkomen, moet deze lucht gereinigd worden. Voor dit doel zit er op een motor een luchtfilter, dat de aangezogen buitenlucht reinigt van ongewenste stof- en vuildeeltjes. We kennen twee soorten: – het oliebadfilter; – het droogfilter. Op sommige motoren is ook nog een voorfilter aanwezig, die grovere delen uit de buitenlucht filtert. Deze steekt meestal boven de motorkap van de trekker uit en heeft heel vaak de vorm van een paddestoel. Afhankelijk van welk soort filter er op de trekker voorkomt, ga je te werk zoals in het instructieboekje staat omschreven.
❑ ONDERHOUD GEREEDSCHAPPEN, MACHINES EN MOTOREN
29
Fig. 2.13
Onderhoud van een oliebadluchtfilter.
filterelement uitspoelen en laten drogen filterelement oliereservoir en filterelement verwijderen
oliereservoir vullen tot voorgeschreven hoogte
oliereservoir goed reinigen
Reinigen droog luchtfilter In het droge luchtfilter zitten filterelementen onder andere van papier, staalwol of schuimrubber. Deze kunnen na demontage voorzichtig worden uitgeklopt of uitgeblazen. Blaas het filterelement schoon met perslucht. Hierbij moet je van binnen naar buiten blazen en mag de blaasdruk zeker niet meer dan vijf bar zijn. Fig. 2.14 Zo reinig je een luchtfilterelement.
Na het reinigen controleer je het filterelement op scheurtjes. Dit kun je doen met een looplamp, die in het filter wordt gebracht. Als je gaatjes of scheurtjes in het filterelement ontdekt, moet het direct vervangen worden. Kijk voor het monteren of de afdichtingen nog in orde zijn.
indicator
30
Het tijdstip van onderhoud van de luchtfilters is afhankelijk van de omstandigheden waaronder je werkt. Bij erg stoffige omstandigheden zul je het filter eerder moeten reinigen. Bij sommige motoren geeft een lampje op het dashboard of een indicator op het filterelement aan, wanneer het filterelement aan reiniging of vervanging toe is.
❑ GOED VERBLIJF
Koeling Bij het dagelijkse onderhoud van het vloeistofkoelsysteem controleerde je alleen het niveau van de koelvloeistof. Bij het periodiek onderhoud controleer je op de volgende punten. 1 Kijk of de radiateur, slangen en de waterpomp lekken vertoont. Vloeistoflekken zijn te zien, doordat de omgeving nat of bruin is geworden. 2 Controleer of de veer van de radiateurdop nog goed werkt. Bij indrukken van de veer moet deze flexibel zijn. Kijk ook of het afdichtingsrubber nog voldoende afsluit. 3 Is de radiateur aan de buitenkant vervuild, bijvoorbeeld met stukjes gras, blaas dan meteen de radiateurlamellen schoon. Je kunt dit met een luchtstraal of een waterstraal doen. Doe dit tegengesteld aan de richting, waarmee de lucht door de radiateur gezogen wordt, als de motor in werking is. 4 Controleer of de V-riem nog in goede staat is. Een rafelige, gescheurde of vette V-riem kun je maar beter vervangen. Controleer ook de spanning. Meestal wordt voor de riemspanning een maat opgegeven in het instructieboekje. Fig. 2.15 Controle van de Vriemspanning.
anti-corrosiemiddelen
Koelvloeistof is een mengsel van gedemineraliseerd water, waarin anticorrosiemiddelen zijn opgelost en waaraan antivries op basis van ethyleen-glycol is toegevoegd. Hoe hoger het percentage antivries, des te lager zal het vriespunt van het mengsel worden. Dit betekent dat de koelvloeistof minder snel bevriest.
❑ ONDERHOUD GEREEDSCHAPPEN, MACHINES EN MOTOREN
31
Testen met de antivriesmeter Voor het invallen van de winter zal het koelsysteem tegen vorst moeten worden beveiligd. Controleer het vriespunt van de vloeistof met een antivriestester. Fig. 2.16 Met behulp van een rubber bal zuig je wat vloeistof uit de radiateur in de tester. In de tester bevindt zich een wijzer waarmee het vriespunt wordt afgelezen.
Doorspoelen Door onder andere kalkaanslag en andere verontreinigingen zal het koelsysteem inwendig vervuilen. Om het vuil te verwijderen, kan het nodig zijn om het hele koelsysteem eens grondig door te spoelen. Raadpleeg het instructieboekje van de motor voor het aftappen van de koelvloeistof. Niet morsen! Stop met doorspoelen als er weer schoon water uitkomt. Voor het verwijderen van de kalkaanslag kun je een reinigingsmiddel gebruiken.
Luchtkoeling Sommige trekkers zijn uitgerust met een luchtgekoelde motor. Zoals je al eerder hebt kunnen lezen, wordt er bij een luchtgekoelde motor lucht langs de cilinderwanden geblazen door een tunnel. Deze tunnel wordt gevormd door luchtgeleidingskappen. Het komt regelmatig voor dat deze niet goed meer sluiten. Vervang de klemmen of afdichtingen door nieuwe om verlies aan koelcapaciteit te voorkomen. Zijn de koelribben van de cilinders en de kop vuil, spuit ze dan schoon met perslucht of met een hogedrukreiniger.
32
❑ GOED VERBLIJF
Fig. 2.17 De onderhoudspunten aan het luchtkoelsysteem.
Veel voorkomende storingen Als je de motor goed onderhoudt, verklein je de kans op storingen. Daarmee verklein je ook de kans op ergernis tijdens het werk. Het is tenslotte erg vervelend als je bezig bent met een klus die klaar moet en je kan op dat moment niet verder, omdat je een storing hebt. Hieronder vind je enkele voorbeelden van storingen die op kunnen treden bij het werken met bijvoorbeeld een trekker. – Zomerdiesel. Een storing die tijdens een vroege koude periode in het najaar nogal eens voor komt, is het uitvallen van de motor tijdens gebruik. De tank is dan nog gevuld met zomerdiesel. In deze diesel zitten. paraffinedeeltjes, die bij geringe kou gaan stollen. Hierdoor raken de brandstofleidingen verstopt. Door de tank op tijd te vullen met winterdiesel kan je deze storing voorkomen. Bij extreme kou kan het soms sowieso moeilijk zijn om de motor aan de praat te krijgen. Daarom zit er op de meeste dieselmotoren een koudstartinrichting. Deze starthulp kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Hierover vind je in het instructieboekje de juiste gegevens. – Help, hij start niet. Bij koude weersomstandigheden of bij een slecht onderhouden accu kan het voorkomen dat je de motor niet kunt starten, omdat de accu onvoldoende stroom kan leveren. Je hebt dan starthulp nodig. Dat wil zeggen het starten van de motor met behulp van een volle accu uit een ander voertuig door middel van hulpstartkabels. Hierbij is het in alle gevallen beter om de motor van het hulpgevende voertuig wel te laten draaien om schade aan de dioden van de dynamo te voorkomen.
❑ ONDERHOUD GEREEDSCHAPPEN, MACHINES EN MOTOREN
33
Fig. 2.18 Parallelschakeling van twee accu’s bij startproblemen van de trekker.
–
Als het licht uit gaat. Je kunt het niet maken om tijdens schemer of donker met defecte lichten rond te rijden op het recreatieterrein. Een bekeuring kun je niet krijgen, maar erg klantvriendelijk is het ook niet. Als een lamp het niet doet, dan kan deze doorgebrand zijn, maar het kan ook aan de zekering liggen of aan het kabeltje (sluiting, doorgebrand). Meestal is het vervangen van een lamp eenvoudig. Let er altijd op, dat je een zelfde lamp terugplaatst. Controleer hiervoor de gegevens op de lamp. Voor het vervangen van bijvoorbeeld kapotte halogeen koplampen, is het verstandig eerst het instructieboekje te raadplegen. Deze lampen mag je niet met de blote vingers aanraken. Gebeurt dit per ongeluk wel, dan moet je het glas schoonmaken met alcohol, anders zal de lamp geen lang leven hebben. Bij kortsluiting of overbelasting, is meestal de zekering doorgebrand. Dit is de zwakste schakel in het elektrisch systeem. Vervang een zekering van 5Ampère nooit door een zwaardere van bijvoorbeeld 20Ampère Voorkom kortsluiting door los liggende kabels vast te maken, door schuring tegen andere voorwerpen te vermijden of door ze goed in te tapen.
Vragen 2.3
34
a b c d e f g h
Wat wordt bedoeld met oneigenlijk gebruik van machines of gereedschappen? Hoe kun je de motor van een elektrische machine het beste laten afkoelen? Waarvoor staan de letters in de afkorting B.O.K.? Wanneer moet je de B.O.K. controle uitvoeren bij een machine? Waarom mag je geen koude vloeistof in de radiateur van een hete motor doen? Wat wordt bedoeld met een periodieke onderhoudsbeurt? Noem twee punten van een periodieke onderhoudsbeurt. Waarom is een instructieboekje van een machine zo belangrijk?
❑ GOED VERBLIJF
2.4
Afsluiting
In en rondom gebouwen zijn veel zaken die onderhoud nodig hebben. Denk bijvoorbeeld maar eens aan gas, water en elektra. Deze zaken zullen met het oog op veiligheid regelmatig moeten worden gecontroleerd. Maar ook houtwerk vraagt om onderhoud. Zeker het hout dat is blootgesteld aan de weersomstandigheden. Hierbij zul je vaak machines en gereedschappen bij gebruiken. Na het werk moet je deze schoonmaken en controleren op defecte of beschadigde onderdelen. Met andere woorden onderhouden. Het onderhoud van onder andere de trekkermotor kun je verdelen in dagelijks onderhoud en periodiek onderhoud. Bij het dagelijks onderhoud zijn de belangrijkste controlepunten: brandstofniveau, oliepeil en koelwaterpeil. Een vluchtige visuele controle op andere zaken, bijvoorbeeld lekkage is een goede gewoonte. Naast het regelmatig doorsmeren van de trekker hebben verschillende onderdelen van de trekker ook periodiek onderhoud nodig. Dit moment van onderhoud wordt bepaald door het aantal draaiuren van de trekker en staat vermeld in het instructieboekje. In het instructieboekje staat nauwkeurig omschreven hoe het onderhoud uitgevoerd moet worden. Het instructieboekje geeft verder specifieke informatie over de eventueel te vervangen onderdelen (type, nummer). Bij het uitvoeren van onderhoud aan een motor moet je voorkomen dat vloeistoffen of afvalstoffen in het milieu terecht komen.
❑ AFSLUITING
35
3
Oplossen storingen
Oriëntatie Veel storingen zouden kunnen worden voorkomen door een regelmatige controle uit te voeren. Zeker bij gas, water en licht is dit geen overbodige zaak. Zo voorkom je een hoop ellende en werk door ruim voor de eerste vorstinval de buitenkranen af te sluiten en af te tappen. Veel storingen zie je echter ook niet aankomen. Er kan namelijk een gaslek ontstaan door graafwerkzaamheden. Belangrijk is dan dat je snel en adequaat handelt. Achteraf als de storing is verholpen, kan het geen kwaad om na te gaan hoe de storing is ontstaan.
3.1
Melden van storingen
Storingen in de verschillende installaties zijn nooit helemaal te voorkomen. Zo is het ook met het verhelpen van de storingen. Je moet accepteren dat je niet op alle gebied deskundig kunt zijn. Je kunt wel zorgen dat het melden van een storing of achterstallig onderhoud direct en nauwkeurig gebeurt. Behalve mondeling is het ook verstandig om de melding schriftelijk te doen. Op verschillende plaatsen op het bedrijf kun je een vaste plek hebben waar je reparatieformulieren neerlegt. Op een dergelijk formulier kan alvast het volgende staan: – plaats van de storing (gebouwnummer); – naam van het apparaat; – omschrijving van de storing; – naam van de melder; – datum melding. Vragen 3.1
Waarom is het verstandig om een melding van een storing ook schriftelijk te doen?
3.2
Kleine storingen oplossen
Je leest het wel eens in de krant: er heeft ergens een gasexplosie plaatsgevonden. Bijvoorbeeld op boten zijn vaak mankementen aan gasinstallaties. Dan gaat het bijvoorbeeld om ontluchtingen die niet in orde zijn, verkeerd geplaatste gasflessen en te lange en poreuze gasslangen. Vaak worden de gevaren hiervan onderschat.
36
❑ GOED VERBLIJF
Fig. 3.1 Zo plaats je de drukregelaar op de fles.
Als je gastoestellen geplaatst hebt, zorg dan voor een goede verluchting. Uit onderzoek blijkt namelijk dat er vooral bij gasgeisers en gaskachels nog een ander gevaar dreigt: een fatale koolstofmonoxide-vergiftiging (CO). De oorzaak is telkens een gebrekkige aanvoer van verse lucht of een slecht werkende afvoer van gas.
❑ KLEINE STORINGEN OPLOSSEN
37
Adequaat handelen bij lekkages Bij het ruiken van een sterke gaslucht moet je voorkomen dat je vonken maakt, bijvoorbeeld door het licht aan of uit te doen. Sluit direct de gastoevoer af. Voer het gas zo snel mogelijk af, zet daarvoor ramen en deuren tegenover elkaar open, zodat het gas snel naar buiten trekt. Kun je het lek daarna niet zelf opsporen, waarschuw dan het gasbedrijf of een erkend reparateur.
Gasgestookte apparaten starten Geisers en gasgevelkachels moeten niet altijd branden. Voordat je ze ontsteekt, controleer je in ieder geval of de afvoer van verbrandingsgassen ongestoord kan plaatsvinden. Vogels of muizen kunnen hun nest nog wel eens in de afvoer bouwen. Het ontsteken doe je door het gastoevoer te openen, vervolgens de waakvlam met een lucifer aan te steken en ten slotte warmwater te tappen om te kijken of het apparaat goed functioneert. Nieuwere apparaten ontsteek je elektrisch. Er zijn dan twee knoppen: de ene voor de aanvoer van gas hou je ingedrukt, met de andere geef je een vonk. De gasaanvoerknop moet even (halve minuut) vastgehouden worden totdat de gasaanvoer openblijft. Omdat gas niet zomaar mag kunnen wegstromen, zijn gasgestookte apparaten beveiligd. Dooft de waakvlam onbedoeld, dan moet de gastoevoer automatisch worden afgesloten. Je controleert een goede werking door de gaskraan dicht te draaien. Na ongeveer één minuut moet de gasklep dichtgaan. Dit kun je horen doordat de klep met een klik sluit. Oudere types sluiten doordat een bimetaal vervormt en dat kun je zien. Het duurt een aantal minuten voordat je een waakvlam opnieuw kunt ontsteken.
Geluidshinder Geluidshinder kan veel oorzaken hebben. Het slaan of trillen van leidingen kan zich voordoen als gevolg van drukstoten, defecte taptoestellen en verplaatsing van lucht. Geruis in de leiding treedt op bij vernauwing in de leiding als gevolg van onder andere doorgelopen soldeer, pakkingen die niet juist zijn gemonteerd en in de leidingen doorhangen en bramen aan leidingeinden. In het algemeen zal geruis optreden op plaatsen waar de snelheid van het water zeer groot wordt. Het opheffen van dit probleem zal een demontage inhouden en opnieuw, nu op de juiste manier, installeren. In warmwaterleidingen en warmwatertoestellen kan het geluid het gevolg zijn van kalkaanslag.
Lekken en waterverspilling De meest voorkomende lekken zijn een lekkende tapkraan, een doorlopende vlotterkraan en een te lang spoelende spoelkraan. Door het vervangen van de klepbedekking (een leertje) bij tapkranen en bij vlotterkranen kan dit probleem zeer snel opgelost worden. Bij spoelkranen dient de spoeltijd opnieuw ingesteld te worden. Ook vrij veel voorkomend zijn lekke buisverbindingen. Lekken bij het in zicht gelegde verbindingen zijn vrij eenvoudig op te sporen.
38
❑ GOED VERBLIJF
stethoscoop
Lekken in ondergrondse of weggewerkte leidingen zullen in het algemeen natte of vochtige plekken veroorzaken. Om een niet-zichtbaar lek op te sporen, kun je het best gebruikmaken van de meter. Sluit hiervoor alle aftappunten en kijk op de watermeter. Als deze blijft lopen, is er ergens een lek. Met een stethoscoop of een lekzoektoestel kan de exacte plek worden opgespoord. Je bent in dergelijke gevallen aangewezen op een installatiebureau.
Bevriezing Bevriezing dient voorkomen te worden door de leidingen op een zodanige plaats aan te brengen dat geen bevriezingsgevaar bestaat, dan wel goed te isoleren. Vrieskou en waterleidingen gaan niet goed samen. Water heeft de eigenschap bij bevriezing uit te zetten. Gebeurt dat in de waterleiding, dan kan de leiding ‘springen’ en gaan lekken. Dat geeft niet alleen veel praktische overlast, maar het brengt ook kosten met zich mee. Gelukkig zijn er veel manieren om bevriezing tegen te gaan. Een eenvoudige tip: blijf een seizoenwoning op een laag pitje verwarmen, ook als het tijdelijk niet bewoond is. Zet de thermostaat nooit lager dan 10°C en laat alle radiatoren een beetje openstaan. In onverwarmde ruimten moeten de leidingen worden afgetapt. Een ongebruikt toilet verdient speciale aandacht. Een toilet dat geruime tijd niet wordt gebruikt en dat in een koude omgeving staat, moet worden beschermd tegen bevriezing. De eerste stap is het doorspoelen van het toilet, nadat de watertoevoer is afgesloten en afgetapt. Strooi dan een handvol zout in de hals van de wc-pot. Om te voorkomen dat de waterleidingen kapotgaan door bevriezing, is het vooral belangrijk dat het niet tocht in de ruimten waar watermeter, hoofdkraan en leidingen zich bevinden. Breng zo nodig schotten en isolatiemateriaal aan om de tocht te weren. Als zich in de meterkast ook een gasmeter bevindt, is het goed om de leidingen en de watermeter apart te isoleren. Verder is het belangrijk om de hoofdkraan te controleren op lekken. Leidingen die niet voldoende tegen de kou zijn beschermd, bijvoorbeeld in de tuin, garage of schuur, kun je apart afsluiten en aftappen.
Leidingen aftappen Waterleidingen aftappen en afsluiten, ter voorkoming van bevriezing, gaat als volgt: – Draai de hoofdkraan dicht. – Zet alle waterkranen open en tap de gasgeiser of boiler volgens de voorschriften af. – Open het tapkraantje bij de hoofdkraan en laat de waterleiding helemaal leeglopen. – Blaas de leidingen door; daarmee voorkom je dat er water in de leidingen achterblijft dat kan bevriezen. – Sluit het tapkraantje en alle andere waterkranen.
❑ KLEINE STORINGEN OPLOSSEN
39
Problemen met de hoofdkraan Als je leidingen aftapt tegen bevriezing, controleer dan of de hoofdkraan na het dichtdraaien geen water meer doorlaat, anders staan de leidingen zo weer vol. Die controle gaat als volgt: – Sluit de hoofdkraan. – Open een andere kraan in het huis. – Open het aftapkraantje bij de hoofdkraan. Loopt er na geruime tijd nog steeds water uit het aftapkraantje, dan werkt de hoofdkraan waarschijnlijk niet goed. Als de hoofdkraan op het bedrijf niet goed werkt (lekkage, onvoldoende doorstroming), moet je contact opnemen met het waterleidingbedrijf. De kraan valt namelijk onder haar verantwoordelijkheid. Om te voorkomen dat de hoofdkraan gaat vastzitten, is het nuttig om hem af en toe eens open en dicht te draaien.
Onvoldoende waterdruk Als er uit een bepaalde kraan te weinig water komt, kan het zijn dat een zeefje in de kop van de kraan verstopt is door kalkaanslag. Je kunt het probleem oplossen door de kop los te draaien, het zeefje eruit te halen en het schoon te maken met azijn. Is de waterdruk in het algemeen te laag, controleer dan of de hoofdkraan wel helemaal openstaat.
Kalkaanslag bestrijden met azijn
biologisch
Vragen 3.2
Azijn is een goed milieuvriendelijk middel om kalkaanslag uit de wc-pot, de douchekop of het koffiezetapparaat te verwijderen. Er zijn ook speciale producten voor te koop. Over het algemeen werken ze goed, maar zijn ze niet altijd biologisch afbreekbaar. Let dus op de milieuvriendelijkheid van het product. Spoel na het ontkalken goed met water, omdat een te lange inwerking van het zuur schadelijk kan zijn voor de apparaten. a b c
3.3
Noem drie handelingen die je moet verrichten als je een sterke gaslucht ruikt. Hoe kun je een onzichtbaar lek in een waterleiding opsporen? Waarom moet je voor de winter zout strooien in een ongebruikte wc-pot?
Afsluiting
Als je bij een storing uitkomt, is het verstandig om dit zowel mondeling als schriftelijk te melden. Vaak zijn er speciale formulieren om gegevens van een storing te noteren. Sommige storingen kun je voorkomen. Zorg bijvoorbeeld bij gastoestellen voor een goede verluchting. Heb je te maken met waterleidingen, dan is een goede isolatie een must. Voor dat de winter invalt moet je dan ook de leidingen controleren. Waar nodig zul je leidingen moeten aftappen. Dit gebeurt altijd in een vaste volgorde.
40
❑ GOED VERBLIJF
4
Veiligheid
Oriëntatie Als je een weekend- of vakantiebaantje hebt, weet je dat er soms gevaarlijke situaties ontstaan tijdens het werk. Vaak loopt het goed af, maar een enkele keer lees je in de krant dat er ernstige ongelukken kunnen gebeuren op de werkplek. Voorbeeld: Je kunt je veiligheidsbril niet vinden, dus ga je zonder bril aan de slag. Het werk moet gedaan worden en zoeken is te veel moeite. Zonder bril werken kan erg riskant zijn. Je zou tijdens het boren van staal bijvoorbeeld een splinter in je oog kunnen krijgen. Zo moet je op een recreatiebedrijf aan heel veel dingen denken als je een reparatie uitvoert. Denk maar eens aan de gevaren waaraan gasten blootgesteld worden als jij een stopcontact verkeerd monteert. Ook moet je aan veel dingen denken als je gereedschap gebruikt. Elektrisch gereedschap is erg handig, maar ook gevaarlijker voor jezelf! Hoe in het algemeen met regels over het werken met gereedschap en machines om te gaan, leer je in dit hoofdstuk.
4.1
Veiligheidsmaatregelen
In deze paragraaf bekijken we hoe je je werkomgeving ordelijk kunt houden. Dat heeft als voordeel dat je werk overzichtelijker wordt. De kans op een ongeluk wordt er ook kleiner door. Fig. 4.1 Niet zo maar zo.
❑ VEILIGHEID
41
Het is niet zo overdreven dat we het over veiligheid in de werkomgeving hebben, want tweederde van alle bedrijfsongevallen in ons land (35.000 van de 52.500 per jaar) ontstaat vooral door onveilige werkplekken of onoplettendheid. Veel voorkomende ongevallen zijn: – trappen in scherpe voorwerpen; – stoten aan puntige of bewegende delen; – misstappen en struikelen; – beklemd raken tussen bewegende delen; – geraakt worden door omvallende of instortende steigers en ladders; – geraakt worden door rondvliegend materiaal; – vallen in sleuven of putten; – uitglijden en ongelukkig terechtkomen; – verkeerd gebruik van machines. Als gevolg van deze ongevallen moeten er elk jaar heel wat mensen naar de huisarts, EHBO of zelfs naar het ziekenhuis. En dat terwijl de meeste ongevallen voorkomen hadden kunnen worden. Het spreekwoord: ‘Een ongeluk zit in een klein hoekje’, is snel gebruikt, ook als dooddoener. Verreweg de meeste ongevallen zijn te voorkomen. De kans op ongelukken wordt kleiner als de werkomgeving voldoet aan de veiligheidseisen. Dus ruim je spullen goed op, onderhoud ze goed en maak ze goed schoon. Vanzelfsprekend moet je natuurlijk altijd je koppie erbij houden, want ook onoplettendheid is een oorzaak van ongevallen.
Werken met gereedschappen en machines De inrichting van de werkomgeving is van groot belang voor het voorkomen van ongevallen. Is alles wel logisch ingedeeld? Zit er structuur in de gebouwen? Is de werkvolgorde logisch? Moet er niet te veel gelopen en gesjouwd worden? Staan de herriemakers apart, zodat niet iedereen er de hele dag last van heeft? Fig. 4.2 Oeps!
Hoe kan je werkomgeving goed worden ingericht? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, is het beste om uit te gaan van een nieuw gebouw. Waar moet je dan op letten? Moet je niet onnodig veel lopen? Wie veel moet lopen, verliest tijd, wordt eerder moe en is ook sneller ontevreden, omdat alles zo onhandig lijkt. Ligt het gereedschap allemaal bij elkaar of moet het van verschillende plaatsen gehaald worden?
42
❑ GOED VERBLIJF
Wordt er voordat aan een karwei begonnen wordt, eerst overleg gevoerd en afspraken gemaakt? Dat scheelt in ieder geval veel heen-en-weergeloop. Moeten mensen vaak alleen werken? Niemand werkt graag alleen. Bovendien is dat nog onveiliger ook. Stel je voor dat iemand die alleen werkt wat overkomt. Het kan uren duren voordat een ander er erg in krijgt. Staat alles wat voor een karwei nodig is ook bij elkaar? Zijn er hulpmiddelen als er zware spullen versjouwd moeten worden? Voor elke zware sleep- of sjouwklus is er wel een of ander tilhulpmiddel. Moet je in de buurt van ongezonde of onprettige situaties werken? Als er in de omgeving machines zijn die veel lawaai maken, of machines die veel trillen, is het beter om daar zover mogelijk vandaan te werken. Sta je er vlakbij, dan is dat niet alleen ongezond. maar je wordt er ook sneller moe van. Want dat lawaai of getril gaat onherroepelijk irriteren. Ook werken in een koude of warme omgeving is op den duur niet gezond. Hetzelfde geldt voor vocht en tocht.
De Arbowet voor de werknemer Arbowet
Een onderneming is verplicht volgens de Arbowet een aantal zaken op papier te hebben. Het zou te ingewikkeld worden om in alle details die verplichtingen hier te behandelen, maar de hoofdzaken staan in 5 W’s samengevat. Deze 5 kernbegrippen kun je in 5 stappen toepassen in de praktijk. De hele paragraaf wordt praktisch als je het bekijkt in je huidige werksituatie, op school of situaties in de werksfeer als weekendbaantje. De plicht tot Arbozorg van een bedrijf of instelling, wordt in de Arbowet uitgebreid omschreven. De wet maakt duidelijk dat elke onderneming een plan moet hebben dat gericht is op het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Hoe de wet de verantwoordelijkheid van het bedrijf bedoeld, kun je opmaken uit een kort gedeelte van een artikel uit de Arbowet.
Het Arbozorgsysteem Wat bedoelen we met Arbozorg of een Arbozorgsysteem? Arbozorg houdt in dat elke onderneming bewust aandacht besteedt aan het verbeteren van arbeidsomstandigheden. Als werknemer moet je daaraan meewerken. Het maakt niet uit of het om een groot chemisch bedrijf gaat, een supermarkt, een camping of een onderwijsinstelling. Elke organisatie: – moet zich bewust zijn van en inzicht hebben in risico’s die betrekking hebben op veiligheid, gezondheid en welzijn; – moet ervoor zorgen dat elke werknemer in de organisatie hiervan op de hoogte is en hiermee weet om te gaan; – moet de bereidheid hebben om deze risico’s weg te willen werken of te verminderen.
❑ VEILIGHEIDSMAATREGELEN
43
In de Arbozorg gaat het om de zogenaamde W-vragen: willen, weten, wegen werken en waken. – Willen: daarmee bedoelen we dat alle betrokkenen hun medewerking verlenen aan het verbeteren van arbeidsomstandigheden. – Weten: door middel van een risico-inventarisatie moet elke organisatie vaststellen wat de gevaren zijn. – Wegen: het inschatten van de werkelijke risico’s en overleggen hoe deze door maatregelen weggenomen kunnen worden. – Werken: daadwerkelijk acties ondernemen om risico’s weg te werken door een plan van aanpak te maken. – Waken: blijven controleren of genomen maatregelen effectief zijn of eventueel bijgesteld moeten worden. Eenvoudigweg kun je zeggen dat elke organisatie die serieus nadenkt over deze Wvragen en hier werk van maakt, bezig is een Arbozorgsysteem te organiseren. Arbozorg kun je in het kort met de “5 W’s” samenvatten.
Stap 1 Willen Een Arbobeleidssysteem kan op een instelling zijn vruchten afwerpen als alle medewerkers gemotiveerd aan arbeidsomstandigheden willen werken. Op veel bedrijven is de wil om iets aan arbeidsomstandigheden te doen niet direct aanwezig. Vaak wordt deze onwil veroorzaakt doordat de werknemers niet goed op de hoogte zijn van gevaarlijke situaties. Als er spraken is van medewerkers die ondanks alles toch niet mee willen werken, kan de werkgever door maatregelen medewerking afdwingen.
Stap 2 Weten Het inventariseren. Weten is het verzamelen van gegevens over de werkelijke situatie. Niet alleen de huidige situatie is bij het inventariseren belangrijk, ook de betere situatie zou je willen weten. Vaak kunnen werknemers zelf aangeven hoe de knelpunten verbeterd kunnen worden. Als het risico niet duidelijk is, moet er hulp van een deskundige binnen of buiten het bedrijf gevraagd worden. Het opsporen van risico’s kun je doen met methode waarbij via een vragenlijst nagegaan wordt welke risico’s in een praktijksituatie van belang zijn. P-bladen
44
In de verschillende P-bladen en uitvoeringsbesluiten kan opgezocht worden hoe de inventarisatie moet verlopen. Het inventariseren moet regelmatig gebeuren bijvoorbeeld een keer per jaar en de knelpunten moeten getoetst worden aan de normen. Bij risico’s denken we in eerste instantie aan gevaren, maar je moet de knelpunten op het bedrijf ook nagaan als het gaat over de sfeer, eenvoudig gezegd: “Is het prettig werken op dit bedrijf?” Het prettig werken op een bedrijf is niet alleen afhankelijk van de materialen en machines maar ook van de sfeer en menselijke contacten. De vragen die knelpunten op dit gebied naar voren brengen, geven de werkgever een oplossing om daar vervolgens mee aan het werkt te gaan om de sfeer op het bedrijf te verbeteren.
❑ GOED VERBLIJF
Stap 3 Wegen In stap 2 zijn de risico’s geïnventariseerd en er is nagegaan of het een situatie is die aangepakt moet worden. De werkgever moet de zaak nu gaan organiseren in een plan van aanpak. In het plan van aanpak moeten de volgende onderdelen zitten: – de voornemens; – de manier waarop de voornemens uitgewerkt worden; – de tijd waarbinnen de plannen afgewerkt moeten zijn; – er moet nagegaan kunnen worden in hoeverre van welke maatregelen effect verwacht mag worden. Vaak kun je in de praktijksituaties niet alle risico’s oplossen. Veel oplossingen kosten geld en soms weet je de beste oplossing niet. De vraag welke risico’s je het eerste op moet lossen, levert problemen op. Om een deskundig antwoord te krijgen op deze vragen, kun je gebruikmaken van zogenaamde Arbodiensten. Deze dienst is verplicht aan te geven welke maatregelen het eerst genomen dienen te worden.
Aanpak Als geluid een probleem is, dan probeer je een oplossing te bedenken waarbij het geluid niet meer aanwezig is. Het bedenken van oplossingen gaat in deze volgorde: – gevaar afschermen door maatregelen aan de bron; – gevaar verminderen door de mens af te schermen; – gevaar verminderen door blootstelling te verminderen; – in laatste instantie gevaar verminderen door blootstelling te verminderen door gezamenlijke of persoonlijke beschermingsmiddelen.
Hoe kun je volgorde van aanpak vaststellen? Als je het volgende overzicht betrekt bij het vaststellen van de volgorde, wordt het vaststellen van de prioriteiten een stuk eenvoudiger. – Let op de aard van de risico’s voor Veiligheid, Gezondheid en Welzijn van jezelf, je collega’s en de gasten. – Hoeveel werknemers zullen baat hebben bij de veranderingen? – Is het uit te voeren? – Hoe hoog zijn de kosten?
Stap 4 Werken In deze stap komt het erop aan hoe de uitvoering gebeurt van verbeteringen die je in je plan van aanpak vastgelegd hebt. Bij deze stap zal het probleem van het ziekteverzuim uitgebreid behandeld worden. Ziekteverzuim kost zowel de werkgever, als de gemeenschap veel geld, zodat er meerdere instanties betrokken zijn bij het oplossen van dit probleem. Wij houden ons vooral bezig met zaken die je binnen je organisatie kunt regelen.
calamiteitenplan
❑ VEILIGHEIDSMAATREGELEN
Stel dat er zich een explosie voordoet op een recreatiepark. Als er op dat moment veel gasten aanwezig zijn, kunnen er veel slachtoffers vallen. Er kan direct brand uitbreken waardoor er nog meer slachtoffers kunnen vallen. Op dat moment zal er dus het een en ander moeten gebeuren. Er moet volgens onze wetgeving: – Hulp geboden moet worden. – Het calamiteitenplan zal in werking gezet moeten worden.
45
– – –
Voorkomen moet worden dat er nog meer slachtoffers vallen. Achteraf onderzocht moet worden wat de oorzaak is. Nagegaan moeten worden wie eventueel verantwoordelijk gesteld kan worden.
Kortom, er moet voordat er zo’n ongeval plaatsvindt, over nagedacht worden wie er verantwoordelijk is voor het voorkomen en eventueel ingrijpen op het moment dat er zich een ongeluk voordoet. Er bestaat een meldingsplicht voor werknemers. Werknemers zijn verplicht gevaren voor veiligheid en gezondheid direct te melden aan de werkgever of een andere leidinggevende in het bedrijf. In een jaarverslag moeten deze door de werknemers gesignaleerde gevaren worden vermeld.
Stap 5 Waken Als we een recreatiebedrijf als voorbeeld nemen, komt het er bij deze stap op aan dat we controleren of gemaakte afspraken nagekomen zijn. Afspraken die gemaakt worden met betrekking tot het plan van aanpak. 1 De onderhoudsmedewerker gebruikt de veiligheidsvoorzieningen en draagt persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze. 2 De opdrachtgever geeft instructies over veiligheid en gezondheid tijdens de lessen en herhaalt deze als het nodig is. 3 De manager van het recreatiepark controleert de naleving van veiligheidsinstructies door de werknemers en neemt zo nodig corrigerende maatregelen. 4 Het hoofd van de technische dienst zorgt voor orde en netheid in de werkplaatsen en deelt taken uit aan de technische medewerkers.
Gevaarlijke stoffen In de praktijk van een recreatiebedrijf wordt dagelijks omgegaan met gevaarlijk stoffen. Deze stoffen kunnen brandbaar zijn, explosief of zelfs giftig. De eenvoudigste manier om er goed mee om te gaan is: Lees het etiket! Per situatie is de oplossing voor het gebruik verschillend. Denk maar eens aan de opslag van benzine voor de motormaaier en de oplosmiddelen voor verf, beide brandbare stoffen en gevaarlijk bij inademen.
Machineveiligheid Vooral in praktijklokalen waar vaardigheden met gereedschap geoefend worden, worden veel machines gebruikt. Dit zijn meestal machines die grote krachten kunnen veroorzaken. Vaak is het gebruik van persoonlijke veiligheidskleding verplicht. Let daarop!
46
❑ GOED VERBLIJF
Persoonlijke beschermingsmiddelen In werkplaatsen loop je als stagiaire een groot risico in scherpe voorwerpen te trappen of zware voorwerpen op je schoen te krijgen. Goede veiligheidsschoenen zijn daarom een vereiste.
Brandveiligheid Vooral de vluchtwegen zijn niet of onduidelijk aangegeven en leiden vaak tot geblokkeerde of afgesloten deuren. Stagiaires zijn vaak niet op de hoogte van evacuatieplannen.
Hygiëne Het schoonhouden en de staat van onderhoud is van groot belang voor een zuiver klimaat. Op een recreatiebedrijf heb je met veel mensen op een groot terrein te maken, waardoor onhygiënische situaties voor veel mensen gevolgen kunnen hebben. Fig. 4.3 Hygiëne.
Klimaat Tocht, lage temperaturen en natte jassen zijn voorbeelden die in ons klimaat aan de orde zijn. De klimaatomstandigheden kunnen in Nederland erg slecht zijn, maar door het gebruik van goede werkkleding kan veel ellende voorkomen worden.
❑ VEILIGHEIDSMAATREGELEN
47
Veilig werken voor jou en anderen Er is weinig voor nodig om bij het werk risicovolle situaties te laten ontstaan. Dat kan bijvoorbeeld, omdat er in de loop van de tijd het een en ander is veranderd. Er is een gebouw bijgezet, maar om er te kunnen komen moet je door een smal gangetje. Als je een reparatie in een bungalow uitvoert, ligt er vaak allerlei gereedschap en onderdelen op de grond waarover je kunt vallen. Onhandige situaties brengen risico’s met zich mee. Ze vergroten de kans op een ongeval. De zogenaamde Wet van Murphy is in dit verband erg bekend. Deze wet geeft aan dat als er iets mis kan gaan, er ook zeker een moment zal komen dat het misgaat. Kortom, als je nalaat bepaalde maatregelen te nemen om gevaarlijke situaties te voorkomen, moet je ervan uitgaan dat er een moment komt dat er ook werkelijk ongelukken gebeuren! Dus: neem maatregelen, voorkomen is beter dan genezen.
Gladde vloeren Er is altijd een oorzaak voor een gladde vloer. Er kan op geknoeid zijn, hij kan niet goed schoongemaakt zijn, de verkeerde schoonmaakmiddelen zijn gebruikt, de vloer is versleten. Hoe dan ook: in elke situatie moeten er maatregelen genomen worden om de gladheid op te heffen. Bestaat er kans op gladde vloeren, dan moet je aangepaste schoenen hebben. Schoeisel met een antislipzool. De werkgever moet daarvoor zorgen, maar jij moet het melden. Voor werkschoenen en laarzen geldt net als voor je gewone schoenen dat ze goed moeten zitten. Logisch, je moet er goed mee kunnen lopen en staan.
Veilige loopruimte Ruim 10procent van alle bedrijfsongevallen is het directe gevolg van valpartijen door uitglijden of struikelen. Onvoldoende orde en netheid in de bedrijfsgebouwen blijken hierbij een belangrijke rol te spelen. Maar ook de vaak gebrekkige verlichting en de aanwezigheid van allerlei obstakels, zoals dorpels en ongelijke vloeren, die onvoldoende duidelijk zichtbaar zijn. Denk om het volgende: – Er mag in de gangen en in de werkomgeving niets staan waarover je zou kunnen struikelen. – Scheuren en gaten in de vloeren mogen niet voorkomen. – De vluchtroutes moeten vrij zijn van obstakels.
Trappen en ladders Na de valpartijen door uitglijden of struikelen, vormen het vallen van ladders, trappen, zolders en daken de tweede belangrijke oorzaak van bedrijfsongevallen. Onvoldoende beveiliging en achterstallig onderhoud eisen heel duidelijk hun tol. Ook is er nogal eens sprake van onvoorzichtigheid. Als er trappen zijn, moeten ze minimaal één leuning hebben. Vanzelfsprekend mogen traptreden niet beschadigd zijn en moeten ze voorzien zijn van een anti-sliplaag. Ook mag er niets op traptreden staan of bewaard worden. Ga je eten, wat drinken of wil je roken, was dan eerst ook je handen. Het vuil dat aan je handen zit, eet en rook je ook op! Heb aandacht voor werkkleren. Werkkleding beschermt niet alleen tegen het smerig worden van je andere kleding, maar
48
❑ GOED VERBLIJF
werkkleding moet ook beschermen tegen hitte of kou, tegen vocht en tocht. Zorg voor schone en aangepaste kleding. Gebruik dus hittewerende handschoenen als je veel met hete materialen moet werken. Moet je met scherpe messen werken, gebruik dan speciale handschoenen. Werk je in vochtige, gladde ruimten, draag dan laarzen met antislipzolen. Sta je veel, dan heb je stevige schoenen nodig waar je steun aan hebt. Fig. 4.4 Soms zijn anti-slipzolen geen overbodige luxe.
Vragen 4.1
a b c d e
4.2
Wat houdt Arbozorg in? Omschrijf kort de zogenaamde W-vragen. Waarom is de sfeer op je werk belangrijk? In welke volgorde pak je geluidsoverlast aan? Noem drie persoonlijke beschermingsmiddelen.
Brandbeveiligingen
Deze paragraaf gaat over de brandgevaarlijkheid en de preventieve maatregelen die te nemen zijn. Op een recreatiebedrijf is de kans op brand redelijk groot. Dat komt omdat er veel mensen de hele dag op een of andere manier bezig zijn met vuur. Denk alleen al aan de mensen die roken. Gloeiende voorwerpen kunnen na een vrij lange tijd toch nog een grote brand veroorzaken. Ook tijdens het repareren in een bungalow of erbuiten kan er tijdens het repareren brand ontstaan. Denk maar eens aan soldeerbranders en slijptollen. Op het moment dat er een brandje ontstaat, blijkt dat de eerste minuten erg belangrijk zijn voor het tijdig stoppen van de brand. Daarom is het logisch dat iedereen die op een recreatiebedrijf werkt, weet hoe je zo snel mogelijk een beginnende brand blust. Het omgaan met een blusser is handigheid die je snel kunt leren.
❑ BRANDBEVEILIGINGEN
49
Brandblussers Er zijn verschillende typen brandblussers in omloop. Er zijn brandblusapparaten die bijzonder geschikt zijn voor bepaalde soorten branden en ongeschikt voor andere branden. Bij de aanschaf moet daarmee rekening gehouden worden. – Poederblussers kunnen in nagenoeg alle gevallen gebruikt worden. Bij branden in elektronische apparatuur zijn zij echter minder geschikt, omdat het bluspoeder extra schade toebrengt aan de elektronica. – CO2-blussers zijn niet geschikt voor branden van vaste stoffen. – Natblussers (blussen met water) zijn uitsluitend geschikt voor het blussen van branden in vaste stoffen. Enkele regels om brand te voorkomen: – Houd brandbare stoffen weg van open vuur of hoge temperaturen. – Zorg voor brandvrije opslag van eventueel brandbaar afval. – Leeg asbakken in speciale metalen asverzamelaars. – Zorg voor rookmelders op belangrijke plekken. – Zorg dat alle blusmateriaal in orde is. – Stel je op de hoogte van de werking van brandbestrijdingsmiddelen. Vragen 4.2
a b c
4.3
BHV-er rampenplan
Waarvoor kun je een poederblusser gebruiken? Waarmee moet je branden in vaste stoffen blussen? Waar kun je in een gebouw een rookmelder tegen komen?
Handelen bij calamiteiten
Onder calamiteiten verstaan we brand of een andere ernstige gebeurtenis. Het is dan belangrijk dat je weet hoe je moet handelen in geval van nood. Zorg dat je weet wie BHV-er is of een EHBO diploma heeft. Stel je ook op de hoogte van vluchtwegen of nooduitgangen. Veel bedrijven of instanties hebben een rampenplan dat geregeld wordt geoefend. Als er snel gehandeld moet worden dan bel je het interne alarmnummer of het landelijke alarmnummer 112.
50
❑ GOED VERBLIJF
Fig. 4.5 Een nummer om te onthouden.
Handel bij het laatste nummer volgens deze regels: – vertel wat er aan de hand is en om hoeveel (eventuele) gewonden het gaat; – geef het volledige adres waar hulp nodig is; – blijf aan de lijn totdat je wordt verteld dat je mag ophangen; – zet de (voor -) deur open en doe lichten aan; – ga direct terug naar het slachtoffer; – als er meer mensen aanwezig zijn zorg er dan voor dat de hulpverleners worden opgewacht. Indien je hebt te maken met slachtoffers ga dan uit van de volgende regels: – let op je eigen veiligheid; – raak niet in paniek; – verplaats het slachtoffer alleen als dit noodzakelijk is; – blijf bij het slachtoffer en stel het gerust. Deze eerder genoemde punten kun je onder andere terugvinden in de telefoongids. Vragen 4.3
❑ HANDELEN BIJ CALAMITEITEN
a b
Wat wordt bedoeld met een vluchtweg? Waarom moet je een slachtoffer liever niet verplaatsen?
51
4.4
Afsluiting
Veel bedrijfsongevallen in ons land ontstaan door onveilige werkplekken of onoplettendheid. Door je werkomgeving goed in te richten kun je veel problemen voorkomen. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is de Arbowet. De Arbowet is bedoeld om te zorgen voor veiligheid, gezondheid en welzijn binnen een onderneming. Aan de hand van vijf vragen (de 5 W’s) wordt een Arbozorgsysteem georganiseerd. Dit systeem vraagt om medewerking van werkgever en werknemer. In de praktijk houdt dit onder andere in dat iedereen binnen een organisatie op de hoogte is van een aantal zaken. Bijvoorbeeld waar de vluchtwegen of nooduitgangen zijn, maar ook waar de brandblussers hangen, enzovoorts.
52
❑ GOED VERBLIJF
5
Schoonmaken
Oriëntatie De familie Terschuur heeft een weekendje geboekt bij een vakantiepark. Na twee uur rijden komen ze vrijdagmiddag rond twee uur al aan in het park. Ze zijn een uur te vroeg, maar van de receptie mogen ze alvast naar de bungalow toe, omdat die net schoon is. Het is een geschakelde bungalow en als ze naar binnen willen, zien ze bij de buren de deur openstaan. Op de drempel ligt een bundel lakens. Daarnaast staat een bolderkar. Goh, denkt Johan Terschuur, wat een aparte buren, ze laten alles zomaar buiten staan. Nieuwsgierig als hij is, bekijkt hij de bolderkar nog eens extra. Flessen sanitairreiniger en interieurreiniger, toiletborstels, afvalzakken groot en klein, een stok met allemaal sliertjes touw eraan, emmers, verschillende kleuren doekjes, schuursponsjes, gewone sponsen, een zeemlap, er zit echt van alles in die kar. Johan beseft ineens dat dit het materiaal van de schoonmaakploeg is. Eigenlijk had hij daar nog nooit zo bij stilgestaan, dat schoonmakers zoveel materiaal nodig hadden. Wat een gesjouw iedere keer!
5.1
Onregelmatigheden, slijtage en schade
Bij schoonmaken denken veel mensen aan hun moeder die poetsend met een doekje door het huis gaat. Nou, en dat zag er toch niet zo moeilijk uit? Dat kan iedereen wel! Dat hoef je toch niet speciaal op school te leren? Inderdaad, schoonmaken ziet er niet zo moeilijk uit, maar schijn bedriegt. Goed schoonmaken is vakwerk. Fig. 5.1 Schoonmaken? Dat is toch niet zo moeilijk!
❑ SCHOONMAKEN
53
Waarom maak je schoon? Er zijn verschillende redenen waarom mensen schoonmaken. Ten eerste gaat het om de uiterlijke verzorging van de ruimte waar mensen leven en werken. Denk je eens in wat er gebeurt als er niet meer schoongemaakt wordt. Een paar jaar geleden staakten de vuilnismannen. Het vuil werd niet meer opgehaald en op straat stapelden de afvalzakken zich op. Katten, honden en ongedierte begonnen aan de zakken te knagen en het werd een grote bende op straat. Bah! Vuil trekt ook vuil aan. Als je dus een vlek hebt en je doet er niets mee, dan zal die vlek in de loop van de tijd groter en viezer worden. De vlek wordt zo steeds moeilijker weg te halen. Daarnaast maak je schoon om te voorkomen dat mensen ziek worden. Je leest wel eens in de krant dat een groep bejaarden ernstig ziek is geworden na het eten van kip tijdens het paasdiner. De kok heeft waarschijnlijk tussendoor het vleesbestek waarmee de kip gebraden, gesneden en verdeeld is, niet goed schoongemaakt. Of denk aan een toiletruimte. Hoeveel mensen komen daar? De een heeft vieze handen, de ander is verkouden en weer een ander heeft griep. Al deze mensen laten een beetje vuil en bacteriën achter. Als dat niet schoongemaakt wordt, loop jij de kans om die bacteriën mee te nemen. Tot slot voorkom je door goed schoon te maken slijtage of beschadigingen aan meubels, vloeren, gebouwen of personen. Iedereen weet wel wat er gebeurt als je over een bananenschil uitglijdt. Maar weet je ook hoe slijtage in een vloerbedekking veroorzaakt wordt? Door er over heen te lopen? Nee, door vuil dat in het tapijt zakt! Al het zand dat naar beneden zakt blijft tussen de polen van het tapijt liggen. Dat zand is zo scherp als scheermesjes en snijdt langzaam de polen van het tapijt door. Je merkt het, redenen genoeg om je huis, je leefomgeving en je werkomgeving goed schoon te houden. Let er wel op dat je door verkeerd schoon te maken ook beschadigingen kunt aanbrengen aan meubels, vloeren of personen. Bijvoorbeeld door bepaalde schoonmaakmiddelen te mengen, kunnen giftige gassen ontstaan. Te veel schoonmaakmiddel of een verkeerd schoonmaakmiddel kan een vlek groter in plaats van kleiner maken. Of door niet met de juiste materialen te werken kun je het oppervlak beschadigen. Vuil is onder te verdelen in verschillende soorten vuil die elk een eigen schoonmaak behandeling vragen. Er is: – los droog vuil; – los nat vuil; – licht aangekleefd vuil; – sterk gehecht en ingedrongen vuil. Als je gaat schoonmaken, houd dan altijd de volgende stelregel aan: droog vuil maak je droog schoon, nat vuil maak je nat schoon. In de schoonmaak wordt ook een onderscheid gemaakt tussen droge en natte methoden. Bij de ene methode gebruik je water, bij de andere niet. Het zal je opvallen dat je niet zomaar kunt zeggen of iets meteen, 1x per week of vaker schoongemaakt moet worden. Het hangt er vanaf hoe vaak het gebruikt wordt, hoe schoon je het wilt hebben en of het meteen opvalt. Dit maakt schoonmaken
54
❑ GOED VERBLIJF
moeilijker dan het lijkt. Bij schoonmaken moet je nadenken wat je doet. Schoonmaken gebeurt voornamelijk met de hand. Je stopt er veel werk in om iets schoon te krijgen. Vandaar dat je het ook meteen goed moet doen. Anders is het zonde van je werk, zonde van je tijd en tot slot zonde van het geld.
Cirkel van Sinner Een handig hulpmiddel bij het nadenken over schoonmaken is de Cirkel van Sinner. Volgens Sinner spelen bij het schoonmaken vier factoren een rol: – de werking van het reinigingsmiddel, © chemische actie; – de inwerktijd op het vuil, (T) tijd; – de temperatuur waar je mee werkt, (t); – de werking van een borstel, schuurmiddel, enzovoorts, (M) mechanische actie. Fig. 5.2 De cirkel van Sinner.
Alle vier de factoren zorgen samen voor het schoonmaakresultaat. Hieruit volgt dat als een van de factoren een grote rol speelt, de andere factoren amper aan bod komen. Als op tafel een vies papiertje ligt, raap je dat op. Het oprapen is een mechanische actie. Daar komt dan geen reinigingsmiddel of temperatuur bij kijken. Je hebt alleen een beetje tijd nodig. De Cirkel van Sinner voor het oprapen van dat vieze papiertje ziet er dan uit als in figuur 5.3. Fig. 5.3 Het oprapen van een vies papiertje.
Hoe werk je nu zelf met de Cirkel van Sinner? Bijvoorbeeld als mensen kalksteen verwijderen, gieten ze wat sterk schoonmaakmiddel op de kalksteen en beginnen meteen heel hard te poetsen en te schuren met een borsteltje of schuursponsje. Teken je dit uit, dan ziet de cirkel er zo uit.
❑ ONREGELMATIGHEDEN, SLIJTAGE EN SCHADE
55
Fig. 5.4 Zoals de meeste mensen kalksteen verwijderen.
Zou je dit zo doen, dan sta je na 10minuten boenen vermoeid, met een rood hoofd en een loodzware arm naar die vervelende kalksteen te kijken die nog steeds niet helemaal verdwenen is. Frustrerend!
Systematisch schoonmaken Goed schoonmaken begint met een werkprogramma. Hierin staat vermeld welke schoonmaakactiviteiten wanneer en hoe vaak ondernomen worden. In een werkprogramma staat aangegeven: a welke ruimte en welke objecten schoongemaakt moeten worden; b hoe vaak de ruimte schoongemaakt moet worden; c elke methode gebruikt wordt. Redenen voor een goed werkprogramma zijn: a Schoonmakers werken vaak in ploegen. Om goed te weten wie wat schoonmaakt, is een programma nodig. Zonder programma loop je de kans dat de ene ruimte twee keer schoongemaakt wordt en een andere niet. Daarnaast kan een programma aangeven wie die dag schoonmaakt. Als de gast dan klachten heeft omdat iets niet goed schoon is, weet je wie daar verantwoordelijk voor is. b Schoonmakers hebben snel de neiging om te veel schoon te maken. Om dit te voorkomen maakt het werkprogramma onderscheid in: • dagelijks onderhoud; • tussenbeurten of periodiek onderhoud; • eindbeurten. Dagelijks onderhoud is het verwijderen van vuil dat dagelijks stoort. Dagelijks storend vuil is vuil waarvan je denkt: ‘HP bah!’, als je binnenkomt. Denk aan lichte verontreinigingen, stof en vlekken die je meteen ziet. Bijvoorbeeld de broodkruimels op de ontbijttafel weghalen. Dagelijks onderhoud kan variëren van enkele keren per dag tot 1x per week. In tussenbeurten haal je niet-direct storend vuil weg. Denk met name aan stof op verticale vlakken en op horizontale vlakken boven reikhoogte. Ook storende strepen en vlekken worden verwijderd. Bijvoorbeeld onder de ontbijttafel zuigen. Tussenbeurten variëren van 1x per week tot 1x per twee maanden. Bij de eindbeurten reinig je alles grondig en breng je eventueel een beschermlaag aan. Bijvoorbeeld het tafelkleed wassen en de ontbijttafel helemaal soppen. Dit doe je van 1x per twee maanden tot 1x per drie jaar. Een goede en grondige
56
❑ GOED VERBLIJF
c
Vragen 5.1
a b c d
5.2
eindbeurt legt de basis voor het dagelijks onderhoud. Bijvoorbeeld, een linoleumvloer die ouder wordt, wordt stroever. Er komen meer vlekken op, het vuil is beter zichtbaar en het is lastig schoon te krijgen. Maar maak die vloer bij de eindbeurt eens grondig schoon en geef hem een nieuwe beschermlaag. Dan is die vloer weer zo schoon en glad, dat het vuil gewoon geen kans heeft om vast te plakken. Het dagelijks onderhoud van die vloer zal dan sneller en makkelijker zijn. In de schoonmaak zijn enkele standaardmethoden die veel gebruikt worden om een gebouw schoon te maken. Bijvoorbeeld moppen, wissen of schrobben. Elke methode heeft zijn eigen materiaal en eigen manier van werken. Noem vier soorten vuil. Geef per soort een voorbeeld uit de praktijk. Wat is de Cirkel van Sinner? Welke factoren spelen een rol bij de Cirkel van Sinner? Welke drie punten staan in een werkprogramma?
Middelen, methoden en materialen
Er zijn veel schoonmaakmiddelen op de markt. Het ene is nog beter dan het andere, althans als je de fabrikant mag geloven. Maar hoe werkt een schoonmaakmiddel? En welk schoonmaakmiddel is eigenlijk goed? Voordat we ingaan op verschillende schoonmaakmiddelen, leer je eerst iets over de werking van schoonmaakmiddelen. Want als je bijvoorbeeld chloor in de toiletpot gooit, wat gebeurt er dan eigenlijk? Water is het meest gebruikte middel bij schoonmaken. Als ergens los vuil ligt en je gebruikt water zonder schoonmaakmiddel, dan neemt het water dat vuil mee en verwijdert zo het vuil. Om een beeld te krijgen van hoe dat gebeurt het volgende voorbeeld: Stel, je kookt water, giet dat in een kopje en doet er suiker bij. Je roert en even later is de suiker niet meer te zien. De suiker is opgelost in heel kleine deeltjes die je niet meer met het blote oog kunt zien. Het water heeft de suiker als het ware tussen zich in genomen. Zou je dit glaasje water met suiker leeggooien, dan blijft er geen suiker achter in het glas. Zo gaat het ook met vuil. Maar vuil zit vaak vastgeplakt aan een oppervlak. Dat vuil laat niet los. Water op zich kan dat vuil niet loskrijgen en kan het ook niet ‘tussen zich in nemen’. In zo’n situatie kun je zelf gaan boenen om dat vuil toch los te krijgen. Lukt zelfs dat niet of kost dat veel tijd en kracht, dan kun je een schoonmaakmiddel toevoegen. Een schoonmaakmiddel heeft namelijk de eigenschap om met het vuil een verbinding aan te gaan. Het schoonmaakmiddel weekt als het ware het vuil los van het oppervlak en gaat dan samen met het vuil in het water zitten. Als je dat water wegspoelt, verwijder je het vuil. Door water met schoonmaakmiddel te gebruiken, kun je dus vuil verwijderen. Let er wel op dat je het water niet te warm maakt. Warm water tast namelijk de werking van schoonmaakmiddelen en schoonmaakmaterialen aan. Het is het beste om handlauw tot koud water te gebruiken.
❑ MIDDELEN, METHODEN EN MATERIALEN
57
Zuur of base? Een belangrijke eigenschap van schoonmaakmiddelen is de zuurgraad. Dit wordt uitgedrukt in pH. Als je de zuurgraad van een schoonmaakmiddel kent, weet je ook wat je schoon kunt maken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen zuren en basen. zuren
Zuren hebben de eigenschap om zogenaamde anorganische verontreinigingen op te lossen. Een anorganische verontreiniging is vuil dat niet dierlijk en niet plantaardig is, denk bijvoorbeeld aan kalk of roest. Bekende voorbeelden van zuren zijn zoutzuur, azijnzuur of zwavelzuur. Azijnzuur wordt ook wel gebruikt om kalkaanslag te verwijderen. Behalve het vuil kunnen zuren ook het materiaal dat je schoonmaakt aantasten, zoals marmer, cement en metaal. Tevens zijn zuren gevaarlijk voor de huid en je ogen.
basen
Basen richten zich juist op organische stoffen. Organisch vuil is van oorsprong plantaardig of dierlijk, denk bijvoorbeeld aan vet, eiwit of zetmeel. De meeste schoonmaakmiddelen zijn basisch, omdat organisch vuil het meeste voorkomt. Besef goed dat basen ook de menselijke huid kunnen aantasten! Tevens zijn ze slecht voor linoleum en lichte metalen, zoals aluminium en zink. Soda, en ammonia zijn bekende voorbeelden van basen.
pH
De pH drukt uit of een stof zuur of basisch is. De pH kan oplopen van 0 tot en met 14. Een pH=0 betekent dat een stof zuur is. Een pH van 14 betekent dat een stof basisch is. Bij pH=7 heb je te maken met een neutrale stof. Zuiver water is neutraal. Bij eindbeurten gebruik je meestal agressieve middelen met een pH van 2 of 13. Aangezien deze sterke zuren en basen het materiaal aantasten, moet je ze niet te vaak gebruiken. Voor het dagelijks gebruik kun je beter neutralere stoffen gebruiken met een pH van 6 tot en met 8. De neutralere stoffen tasten het materiaal niet aan, maar kunnen op de lange termijn niet alle aanslag weg krijgen.
Fig. 5.5 Pas op met sterke schoonmaakmiddelen. Zij kunnen het materiaal aantasten.
Soorten schoonmaakmiddelen Je weet nu dus dat je bij een schoonmaakmiddel moet kijken naar de pH-waarde. Maar dan ben je er nog niet. Want schoonmaakmiddelen zijn er in veel soorten en maten. Kijk maar eens in het rek van bijvoorbeeld de supermarkt. Daar staan enorm veel verschillende schoonmaakmiddelen. Het ene is nog beter dan het andere, als je
58
❑ GOED VERBLIJF
de fabrikant mag geloven. Ook bij de professionele schoonmaakmiddelen kom je vele verschillende merken en soorten tegen. Pfft, wat een werk om te kiezen welk schoonmaakmiddel je wilt gebruiken!
desinfecteren
desinfectiemiddelen
Nu blijkt uit de praktijk dat het ene schoonmaakmiddel qua werking meestal niet beter is dan het andere. Het gaat er dus niet om welk merk je kiest, het gaat erom dat je de juiste soort kiest. Om de juiste soort te kunnen kiezen, moet je jezelf afvragen wat je met het schoonmaakmiddel wilt: reinigen, onderhouden of desinfecteren. Schoonmaakmiddelen zijn in vier groepen te verdelen: a Reinigingsmiddelen. Reinigingsmiddelen reinigen het oppervlak. Ze halen alleen vlekken weg. Er zijn twee soorten reinigingsmiddelen. De ene kun je in water oplossen en gebruik je alleen op waterbestendige oppervlakten. Dit zijn zogenaamde vetzure zepen of (half)synthetische middelen. Denk bijvoorbeeld aan groene zeep of een sanitairreiniger. (Half)synthetische reinigingsmiddelen worden het meest gebruikt in de schoonmaak. De andere reinigingsmiddelen zijn oplosmiddelen. Zij verwijderen vlekken die je niet met zeep weg kunt krijgen. Een bekend voorbeeld is het oplossen van verfvlekken met terpentine. Deze middelen kunnen agressief zijn. Probeer daarom eerst het middel op een klein hoekje uit en kijk hoe het oppervlak reageert. b Onderhoudsmiddelen. Een onderhoudsmiddel brengt een beschermend laagje aan. Denk bijvoorbeeld aan boenwas. In bedrijven worden onderhoudsmiddelen veel gebruikt op de vloer. Van linoleumvloeren wordt na een bepaalde periode de bovenlaag eraf gehaald. Dit heet ‘strippen’. Vervolgens wordt een nieuwe beschermlaag aangebracht. Dit kan een waslaag of een kunststof laag zijn. Kunststof lagen worden ook wel ‘polymeer’ genoemd. Waslagen geven glans. Kunststof lagen zijn harder en sterker. Je gebruikt deze middelen om de vloer te beschermen tegen slijtage en beschadigingen. De vloer wordt zo ook minder snel vuil. Houten vloeren waar veel overheen gelopen wordt, krijgen ook elk jaar een nieuwe onderhoudslaag. Bij de meeste vloeren geeft de fabrikant van de vloer aan welk onderhoudsmiddel je het beste kunt gebruiken. c Reinigende onderhoudsmiddelen. Deze middelen brengen een beschermend laagje, aan terwijl ze ook schoonmaken. De naam zegt het ook al: reinigend onderhoudsmiddel. Een bekend voorbeeld is schoenpoets: dat reinigt en beschermt de schoen tegelijkertijd. Reinigende onderhoudsmiddelen gebruik je vaak als tussenbeurt. d Ontsmettingsmiddelen. Bacteriën en schimmels kunnen schadelijk zijn voor de mens. Ontsmettingsmiddelen, ook wel desinfectiemiddelen genoemd, doden schadelijke bacteriën of belemmeren ze in hun voortplanting. Op plaatsen waar veel mensen komen, kunnen mensen elkaar besmetten met bacteriën. Bacteriën zitten het liefst op een beetje vochtig en warm plekje. Keukens, sanitaire ruimtes en zwembaden zijn dan ook plaatsen waar veel besmettingen kunnen plaatsvinden. Ontsmettingsmiddelen maken niet schoon! Je gebruikt ze, nadat je een oppervlak hebt schoongemaakt. Gebruik ontsmettingsmiddelen zo min mogelijk. Desinfectie doe je alleen om specifieke ziekteverwekkende bacteriën te verwijderen. Ontsmettingsmiddelen zijn slecht voor het milieu. Daarnaast
❑ MIDDELEN, METHODEN EN MATERIALEN
59
kunnen bacteriën bij verkeerd gebruik van ontsmettingsmiddelen, resistent worden voor dat middel. Fabrikanten stoppen vaak extra stoffen in hun wasmiddel. Stoffen om het gewenste doel beter en sneller te bereiken of om extra eigenschappen toe te voegen. Daar geven ze dan mooie namen aan in de hoop dat meer mensen hun middel gebruiken. Kijk maar eens naar de wasmiddelreclames: MegaPearls, witte en blauwe waskorrels of Ariël-Ultra. Het klinkt allemaal mooi, maar je kunt je afvragen of je er wel altijd iets aan hebt. De meest toegevoegde stoffen zijn schuurpoeder, schuimremmers, vulmiddelen, conserveermiddelen, bleekmiddelen, kleurstoffen, parfum of sekwestreermiddelen. Fig. 5.6 Fabrikanten stoppen vaak extra stoffen in hun schoonmaakmiddel en geven daar dan een mooie naam aan. Maar of het ook werkt ...?
Schuurpoeder Kalk, klei, porseleinaarde en houtmeel zijn veelgebruikte schuurpoeders in schoonmaakmiddelen. Schuurpoeders worden vooral in huis-, tuin- en keukenmiddelen gebruikt. Professionele schoonmaakmiddelen maken van zichzelf genoeg schoon, die hebben de schuurpoeder niet nodig. Daarnaast laten de meeste schuurmiddelen wat restjes achter die je later weer moet verwijderen. Dit kost extra werk. Professioneel heeft dit dus geen nut.
Schuimremmer Schuimremmer wordt vooral gebruikt bij middelen die in schoonmaakmachines gebruikt worden. Schuimremmers voorkomen dat bij gebruik veel schuim ontstaat. Machines kunnen daardoor namelijk verstopt of ontregeld raken. Voor bepaalde schoonmaakactiviteiten hebben ze dus nut.
Vulmiddel Poedervormige producten bevatten vaak tamelijk goedkope zouten naast de wasactieve stoffen. Er zijn twee redenen: – het is goedkoper; – het psychologisch effect.
60
❑ GOED VERBLIJF
Bijvoorbeeld de meeste waspoeders zijn zo geconcentreerd, dat een theelepeltje vol genoeg is om de was schoon te krijgen. Echter, de meeste mensen die willen wassen kunnen zich niet voorstellen dat een theelepel genoeg is. Vandaar dat de fabrikant enkele vulmiddelen aan het waspoeder toevoegt. Je kunt dan nog steeds met een vol wasbolletje wassen, terwijl er niet te veel wasactieve stoffen worden gebruikt.
Conserveermiddel Conserveermiddel is noodzakelijk om de meeste vloeibare schoonmaakmiddelen te beschermen tegen bacteriën en schimmels. Sterk zure en basische of geconcentreerde middelen hebben geen conserveermiddel nodig. Dus nuttig voor houdbaarheid van gewone middelen, voor andere middelen niet.
Bleekmiddel
oxidatie
optische witmakers
Dit wordt gebruikt om bepaalde soorten vervuiling door een chemische reactie te verwijderen, meestal gebeurt dit door oxidatie. De stof geeft ‘actieve zuurstof’ af aan het schoonmaakwater. Deze zuurstof bindt zich aan de vlek en zo lost de vlek op. TAED is een milieuvriendelijk en veelgebruikt middel. Bleekmiddel heeft dus nut om bepaalde moeilijke vlekken weg te halen. Bleekmiddel wordt vaak in waspoeders gebruikt en voor het verwijderen van koffie- en theeaanslag. Haal bleekmiddelen niet door elkaar met ‘optische witmakers’. Optische witmakers zijn stoffen die niet-zichtbare lichtgolven kunnen omzetten in wel zichtbare lichtgolven. Hierdoor denk jij dat een bepaalde stof schoner is, omdat die witter is, terwijl er alleen maar meer licht gereflecteerd wordt.
Kleurstof Kleurstof wordt toegevoegd om een schoonmaakmiddel herkenbaarder en aantrekkelijker te maken. Zo wordt er bijvoorbeeld reclame gemaakt met witte en blauwe waskorrels. Of wordt de sanitairreiniger door de rode kleur onderscheiden van de blauwe interieurreiniger. Qua schoonmaken heeft een kleurstof geen nut. Ter herkenbaarheid van het goede middel soms wel.
Parfum Parfum of geurstof wordt toegevoegd om het middel een lekker geurtje te geven. Veel mensen denken ook dat als iets lekker ruikt, het dan ook schoon is. Dat hoeft dus niet! Als ik wc-verfrisser rondspuit en de wc niet schoonmaak, ruikt het wel lekker, maar verder niet. Soms worden geurstoffen gebruikt om andere geuren te onderdrukken. Geurstoffen hebben ook een psychologisch effect: als het schoonmaakmiddel niet fris genoeg ruikt, ben je snel geneigd een extra scheutje schoonmaakmiddel toe te voegen. Als fabrikant moet je hier rekening mee houden, dat niet teveel middel gebruikt wordt ‘omdat het anders niet fris ruikt’.
Sekwestreermiddel sekwestreermiddel
Een sekwestreermiddel verwijdert kalkzeepaanslag. Als je vetzure zeep gebruikt in combinatie met hard water, kan er een niet in water oplosbare aanslag op de vloeren,
❑ MIDDELEN, METHODEN EN MATERIALEN
61
fosfaten
wanden en andere inventaris komen. Daarnaast voorkomen sekwestreermiddelen dat opgeloste kalk uit het water gaat en op het schoon te maken oppervlak gaat vast zitten. In die functie wordt een sekwestreermiddel vaak aan een wasmiddel toegevoegd. Fosfaten zijn bekende sekwestreermiddelen. Alleen zijn die milieuonvriendelijk, net als EDTA en NTA. Het is beter om NAS of soda in combinatie met dicarbonzuur en citraat te gebruiken. Het is hier niet belangrijk om te weten wat die stoffen precies zijn, scheikundig gezien, het gaat er meer om dat je de namen herkent. De laatste jaren hoor je steeds vaker dat er schoonmaakdoekjes zijn die zonder schoonmaakmiddel schoonmaken. Bekende namen zijn het Greenspeeddoekje of het wonderdoekje. Deze doekjes zijn van een bepaalde vezel gemaakt die het vuil opzuigt als het doekje iets vochtig is. Deze vezel wordt ook wel microvezel genoemd. Met de doekjes maak je vooral het interieur schoon. Als het doekje vies is, kun je het niet uitspoelen, dat helpt niet. Vieze doekjes worden alleen in de wasmachine, zonder wasverzachter, schoon. Proeven hebben aangetoond dat ze zo’n 500 tot 600 keer gewassen kunnen worden. Al zijn de doekjes redelijk duur in aanschaf, door het gebruiksgemak leveren ze op langere termijn toch een kostenbesparing op. Het blijkt namelijk dat het schoonmaken van verschillende oppervlakten sneller gaat. Bovendien laten de doekjes geen vieze strepen achter. De schoonmaakresultaten zijn goed.
Schoonmaakmiddelen en het milieu Eerder in de tekst heb je de volgende zin al gelezen: “Het blijkt uit de praktijk dat het ene schoonmaakmiddel qua werking meestal niet beter is dan het andere. Het gaat er dus niet om welk merk je kiest, het gaat erom dat je de juiste soort kiest. Qua werking klopt dit, maar qua milieubelasting maakt het wel degelijk uit wat voor schoonmaakmiddel je kiest!” Al haal je met schoonmaken vlekken en vuil weg, toch vervuil je tegelijkertijd ook een heleboel. Veel schoonmaakmiddelen bevatten namelijk stoffen die het milieu aantasten en vervuilen. Hieronder volgt een korte uitleg van de belangrijkste onderdelen welke stoffen goed en slecht zijn. Wat de precieze werking van die stoffen is, hoef je nu niet te weten. Belangrijker is dat je weet welke namen die stoffen hebben. Bijvoorbeeld alle stoffen waar iets met chloor in zit zijn schadelijk voor het milieu, of het nu gaat om chloride, chloorbleekloog of chlooracetamide. Ontsmettingsmiddelen doden bacteriën die ons ziek kunnen maken. Maar tegelijkertijd doden ze ook de goede bacteriën die in het milieu zitten. Of ze vormen samen met stoffen uit de bodem giftige verbindingen die niet meer op te lossen zijn. Gebruik ontsmettingsmiddelen zo min mogelijk. Als je ze toch nodig hebt, neem dan middelen op basis van alcohol of peroxide. Deze zijn het minst schadelijk. Synthetische reinigingsmiddelen kunnen giftige stoffen bevatten of allergische reacties veroorzaken bij mensen. Tevens kunnen ze stoffen bevatten die niet volledig afgebroken worden en heel kleine brokstukjes achterlaten in het milieu. Brokstukjes die niet op te lossen zijn en zo het milieu verontreinigen. Zepen en halfsynthetische reinigingsmiddelen zijn minder schadelijk.
62
❑ GOED VERBLIJF
Sterke zuren en sterke basen zijn schadelijk voor mens en milieu. Ze kunnen de huid aantasten en ademhalingsproblemen veroorzaken. Gebruik liever zwakke zuren, zoals azijnzuur en citroenzuur en zwakke basen, zoals soda en sillicaten. Ook de diverse toegevoegde stoffen veroorzaken schade aan het milieu. Fosfaten en stoffen zoals EDTA en NTA werden veel gebruikt als waterontharders in vaatwasmiddelen en schoonmaakmiddelen. Maar fosfaten zorgen onder andere voor extra algengroei en vermesting. EDTA en NTA zijn slecht afbreekbaar. Het zogenaamde NAS of zeoliet-A zijn goede vervangers. Chloor wordt veel als bleekmiddel gebruikt. Het is echter beter om een bleekmiddel met TAED te nemen. In het schema in figuur 5.7 zie je een overzicht welke stoffen wel of niet milieuvriendelijk zijn. Leer dit schema niet uit je hoofd maar gebruik het als handleiding bij de beoordeling van schoonmaakmiddelen. Fig. 5.7 De milieubelasting van diverse stoffen in schoonmaakmiddelen.
Behalve door milieuvriendelijke schoonmaakmiddelen te gebruiken, zijn er natuurlijk ook andere dingen die je kunt doen. Denk aan: zuinig gebruik van schoonmaakmiddelen, het gebruiken van goede materialen en methodes, het toepassen van het juiste middel en het niet te vaak schoonmaken. Dit kan alleen door goede instructie van het personeel.
❑ MIDDELEN, METHODEN EN MATERIALEN
63
Hoe veilig is een schoonmaakmiddel? Schoonmaakmiddelen kunnen heel agressief zijn, je huid en ogen aantasten of eczeem veroorzaken. Let dus goed op hoe je met schoonmaakmiddelen omgaat. Wil je problemen met schoonmaakmiddelen voorkomen, houd je dan altijd aan de volgende twee punten: – MENG SCHOONMAAKMIDDELEN NOOIT door elkaar. Sommige middelen kunnen namelijk op elkaar reageren, waardoor giftige gassen ontstaan. Er zijn al diverse ongelukken gebeurd met mensen die eerst chloor in de wc gooiden en daar vervolgens een zuur middel, zoals kalksteenverwijderaar, bij deden. Chloor en zuurhoudende producten vormen samen namelijk het gevaarlijke chloorgas. – Lees altijd goed de gebruiksaanwijzing en doe wat daar staat. Vragen 5.2
a b c d e f
Wat is het meest gebruikte middel bij schoonmaken? Waarom mag dit middel niet te warm zijn? In welke groepen worden de schoonmaakmiddelen verdeeld? Wat wordt bedoeld met het psychologisch effect van bijvoorbeeld een wcverfrisser? Wat is een nadeel van veel ontsmettingsmiddelen? Waarom mag je schoonmaakmiddelen nooit mengen?
5.3
Gebouwen en voorzieningen schoonmaken
Vloeronderhoud is een dagelijks terugkerend onderdeel van schoonmaken. Een schoonmaker heeft daarbij de keuze uit veel soorten methoden, middelen en materialen. In dit hoofdstuk worden de vier meest gebruikte en eenvoudige methoden van vloeronderhoud genoemd, namelijk vegen, stofzuigen, stofwissen en moppen.
Vegen Vegen doe je op vloeren die ongelijk en ruw zijn, bijvoorbeeld betonvloeren of stoeptegels. Door te vegen verwijder je grof losliggend vuil, zoals zand of blaadjes. Veeg alleen op plaatsen waar stuiven geen problemen geeft. Hoe vaak je veegt, hangt af van hoe vuil het ergens is en hoe schoon de eigenaar het wil hebben. Bij het vegen kun je harde en zachte bezems gebruiken. Harde bezems, ook wel straatbezems genoemd, gebruik je buiten en op ruwe vloeren. Deze bezems zijn van hard, stug nylon gemaakt. Zachte bezems zijn van zachte materialen, zoals kokos, gemaakt. Zachte bezems gebruik je binnen op gladde vloeren. Voor heel grote oppervlaktes kun je een veegmachine gebruiken. Blijf tijdens het vegen achter de bezem. Ga niet door het vuil heenlopen. Veeg het vuil op enkele vuilhoopjes en veeg die later op met stoffer en blik. Let erop dat je rechtop blijft lopen tijdens het vegen. Ga niet krom staan. Als je de hoopjes vuil opveegt, zak dan door je knieën heen zodat je rug recht blijft.
64
❑ GOED VERBLIJF
Stofzuigen Stofzuigen kan op twee manieren gebeuren: de hele vloer zuigen of alleen de vieze plekken zuigen. Dit laatste wordt ook wel tippend zuigen genoemd. Tapijten, zachte vloerbedekkingen en ruwe vloeren worden schoongemaakt met een stofzuiger. Maar helaas verwijdert een stofzuiger niet alle vuildeeltjes. Vooral bij tapijten kan dit problemen geven, omdat het zand in het tapijt wegzakt en het tapijt beschadigt. Tevens zal het vuil dat ertussen blijft zitten, ander vuil aantrekken waardoor het tapijt nog sneller vuil wordt. Borstelzuigers zuigen meer vuil op dan gewone stofzuigers. Een borstelzuiger heeft een ronddraaiende borstel die het vuil als het ware omhoog gooit en dan direct opzuigt. Echter, borstelzuigers zijn groter en onhandiger in gebruik en niet geschikt voor dagelijks onderhoud. Het is nodig om eens in de paar jaar het tapijt grondig schoon te maken. Daarvoor worden speciale middelen en machines gebruikt. Deze machines werken meestal met een tapijtshampoo die onder druk in het tapijt wordt gespoten en vervolgens weer opgezogen wordt. Een apparaat dat veel gebruikt wordt als ‘tussendoortje’ of als het druk is en er moet echt snel even wat weggewerkt worden, is de rolveger. De rolveger werkt als een soort stofzuiger zonder motor. In de rolveger zitten borstels die ronddraaien als jij met de veger over de grond beweegt. Door de ronddraaiende borstels wordt losliggend droog vuil snel opgenomen. De rolveger wordt ook vaak gebruikt voor tippend zuigen.
Stofwissen Stofwissen is het verwijderen van losliggend vuil en stof op gladde vloeren met een speciale stofwisser. Nat vuil kun je niet verwijderen met deze methode. Voor het stofwissen gebruik je en stofwisser en stofwisdoeken. Stofwisdoekjes zijn behandeld met een bepaalde stof waar het vuil aan blijft kleven. Als je gaat stofwissen, leg je het stofwisdoekje op de grond. Zet daar de stofwisser bovenop en maak het doekje vast. Loop langzaam vooruit, terwijl je de stofwisser van links naar rechtsdraaiend voor je uit beweegt. Je maakt als het ware achtjes op de grond, waarbij je het vuil voor de stofwisser uitschuift. Vandaar dat je door voorkant van de wisser steeds voor moet houden in de beweging. Houd de stofwisser continu op de vloer. Een deel van het vuil plakt namelijk een beetje aan het doekje vast en een ander deel schuif je vooruit. Zou je de wisser omhooghouden, dan valt al het vuil dat niet goed vastgeplakt zit op de grond en blijft het andere vuil ook liggen. Als je klaar bent, maak je het doekje los en veeg je met stoffer en blik het doekje plus het vuil op. Let ook hier weer op je werkhouding: Loop met een rechte rug en buig door je knieën als je het vuil op het blik veegt.
❑ GEBOUWEN EN VOORZIENINGEN SCHOONMAKEN
65
Fig. 5.8 Een stofwisser.
Moppen Moppen is een vorm van natte reiniging die veel voorkomt. Waterbestendige vloeren waar nat of licht vastgekleefd vuil op zit, mop je. Dit zijn meestal keukens, sanitaire ruimtes of ruimtes met linoleumvloeren of gladde steenvloeren. Bij het moppen maak je gebruik van een mop. Een mop heeft een lange steel en lijkt op een soort grote slappe kwast waar allemaal katoenen strengen aan hangen. Tevens gebruik je twee emmers die samen op een karretje staan en een pers om de mop uit te wringen. In de ene emmer zit schoon water met schoonmaakmiddel en in de andere komt het water dat je uitspoelt. Sommige bedrijven die de mop niet veel gebruiken, hebben één emmer met een pers erop waar ze mee moppen. Fig. 5.9 Mop met rolemmercombinatie.
Er is een onderscheid tussen enkelvoudig moppen en tweevoudig moppen. Bij enkelvoudig moppen doop je de mop in het water en pers je vervolgens de mop weer uit. Strijk eerst met de mop langs de randen van de ruimte en maak daarna de rest
66
❑ GOED VERBLIJF
schoon. Loop achteruit, terwijl je de mop met een slingerbeweging van links naar rechts naar je toe beweegt. Als de mop bijna droog is, doop je hem weer in het water. Je perst hem uit en gaat verder. Op deze manier maak je de vloer schoon. Bij tweevoudig moppen pers je de mop de eerste keer niet uit. Met de natte mop strijk je weer langs de randen van de ruimte, maar nu houd je zo’n 30cm ruimte tussen de mop en de muur. Anders kruipt al het water in de rand en dat is later moeilijk schoon te krijgen. Behandel vervolgens het middengedeelte. Maak daarbij iedere keer de mop weer nat. Neem als laatste de rand langs de muur mee. Pers daarna de mop heel goed uit en ga nogmaals over de gehele vloer. De mop neemt nu het water met het vuil erin weer op. Het nadeel van moppen is dat de vloer tijd nodig heeft om te drogen. Helaas lukt dat in de praktijk niet altijd. Het gevolg is dat mensen over de natte vloer lopen en meteen nieuwe vlekken en schoenafdrukken achterlaten.
Interieuronderhoud Een gezellige en schone ruimte nodigt mensen uit om binnen te komen. Tevens stimuleert het mensen om de ruimte schoon te houden. Kijk maar eens naar jezelf. Als je ergens komt waar het een enorme bende is, dan gooi je makkelijk papier en vuil op de grond. Is het ergens heel schoon, dan probeer je het zelf ook netjes te houden. Om jezelf werk te besparen, kun je dus het beste alle ruimtes op een recreatiebedrijf schoonhouden. Interieuronderhoud is het totale onderhoud van een gebouw aan de binnenzijde, met uitzondering van de vloeren, het sanitair en de ramen. Het gaat dus om het schoonmaken van tafels, stoelen, deuren, vensterbanken, prullenbakken, enzovoorts. Het is belangrijk dat het interieur dagelijks zo goed schoongemaakt wordt, dat de ruimte niet snel vervuilt en dat eindbeurten zoveel mogelijk uitgesteld kunnen worden. sproeiflacon
Tijdens het schoonmaken van het interieur maak je veel gebruik van een sproeiflacon en een doekje dat goed vocht opneemt. In de sproeiflacon zit water met een interieurreiniger. Je spuit een beetje interieurreiniger met de sproeiflacon op de doek en neemt vervolgens het voorwerp af. Dit heet de sproeimethode. Maak het doekje niet te vochtig, want al het vocht dat er te veel op zit, blijft op je interieur achter. Je hebt dan extra werk om het voorwerp weer na te drogen en je hebt kans op strepen. Haal de sproeimethode niet door elkaar met de spraymethode. De spraymethode is namelijk een vloeronderhoudsmethode. Voor het dagelijks onderhoud worden prullenbakken en asbakken geleegd. Bureaus, tafels en stoelen worden aan de bovenkant schoongemaakt met een interieurreiniger. In een tussenbeurt haal je het vuil weg dat langzaam komt. Van de bureaus, tafels, stoelen, deuren, vensterbanken, kasten en randen worden dan de zijkanten en randen schoongemaakt. Bij de eindbeurten worden alle voorwerpen grondig gereinigd. Denk bijvoorbeeld aan het wassen van gordijnen en vitrage, het soppen van de prullenbakken binnen en buiten, bureaus geheel reinigen, lampenkappen binnen en buiten schoonmaken en ramen wassen.
❑ GEBOUWEN EN VOORZIENINGEN SCHOONMAKEN
67
Let erop dat je bij grote verticale oppervlakten, zoals deuren of muren, van onder naar boven het oppervlak insopt. Het nadrogen doe je van boven naar beneden. Zou je dit niet doen dan krijg je allemaal lekstrepen die zichtbaar blijven na het schoonmaken.
Sanitaironderhoud Veel gasten kijken eerst in de toiletten voordat ze bij een camping een overnachting boeken. Ze denken namelijk dat de reinheid van het toilet aangeeft hoe schoon de rest van het bedrijf is. Dit geeft wel aan hoe belangrijk het is dat sanitair goed schoongemaakt en onderhouden wordt. Daarnaast zul je wel weten dat een vies toilet infecties kan overbrengen. Je moeder heeft je vast wel gewaarschuwd: ‘Ga op een vreemde wc nooit op de bril zitten!’ en ‘Na het plassen handen wassen!’ Je zou de eerste niet zijn die ziek wordt van een bacterie die gewoonlijk alleen maar in de darmen voorkomt. Elke sanitaire ruimte hoort minimaal een keer per dag schoongemaakt te worden. In recreatiebedrijven moeten centrale sanitaire voorzieningen in het hoogseizoen zelfs een aantal keer per dag schoongemaakt worden. Als er heel weinig mensen op de camping zijn, dan kan het iets minder vaak, maar minimaal een keer per dag. Probeer tijdens het schoonmaken een vaste route te lopen. Sommige schoonmakers werken altijd met de klok mee door een ruimte heen. Anderen werken van achteren naar voren. Hoe je het ook doet, zorg ervoor dat je een vaste route hebt en dat je logisch werkt. Werk van lichte vervuiling naar zware vervuiling toe. Zou je dit niet doen, dan heb je kans dat je bijvoorbeeld het vuil van de vieze wc op de kraan overbrengt. Doe de vloer altijd als laatste.
Dagelijks onderhoud In de schoonmaak wordt veel met rode en blauwe emmers, doekjes en schoonmaakmiddelen gewerkt. De rode materialen gebruik je voor heel vieze ruimtes en voorwerpen, de blauwe materialen gebruik je voor licht vervuilde oppervlakten. Haal de rode en blauwe emmers en doekjes niet door elkaar. Want zou jij het fris vinden als iemand eerst het toilet schoonmaakt en vervolgens de wasbak en kraan met datzelfde doekje doet? Vast niet! Vandaar dat in de schoonmaak met kleurcodering gewerkt wordt. Zo kan de schoonmaker zonder problemen zien welke doek wat schoongemaakt heeft. Blijf hier zorgvuldig mee omgaan. Fig. 5.10 In de schoonmaak wordt veel gewerkt met verschillende kleuren materiaal.
68
❑ GOED VERBLIJF
Als je toiletten en douches gaat schoonmaken, gebruik dan twee emmers. Een blauwe met blauwe sanitairreiniger voor wasbakken, spiegels, tegels, deuren en andere voorwerpen die niet zo kwetsbaar zijn. Spuit deze voorwerpen licht in met de sproeiflacon, neem ze af met een blauwe sanitairdoek en spoel deze doek uit in de blauwe emmer. Tegelwanden in douches en badkuipen kunnen met een sopje uit de blauwe emmer gereinigd worden. Droog daarna wel de muur na, bijvoorbeeld met een ramenwisser. Gebruik geen groene schuurspons op spiegels! Een groene schuurspons is namelijk heel scherp en maakt allemaal krassen. Witte schuursponsen kun je wel gebruiken, maar doe het voorzichtig. De rode emmer gebruik je voor het schoonmaken van de toiletpot, het urinoir, de schaamschotten tussen de urinoirs en de toiletbril. Neem een rood doekje, rode sanitairreiniger en eventueel een sproeiflacon en maak de voorwerpen schoon. Maak hierbij ook gebruik van de toiletborstel. Nadat alle voorwerpen afgenomen zijn, de spiegel spatvrij is, de wc-rollen, zeepautomaten en handdoeken gecontroleerd zijn, kun je de vloer schoonmaken. Voor het dagelijks onderhoud is enkelvoudig moppen voldoende.
Tussenbeurten en eindbeurten Voor de tussenbeurten maak je de hele tegelwand schoon. Tevens reinig je stortbakken, hoge buizen, randen, deuren en radiatoren. De vloer wordt tweevoudig gemopt en eventueel grondig geschrobd. Bij de eindbeurten worden kalkzeep, kalken urinesteen verwijderd uit de toiletten, tussen de tegels en rond de kranen vandaan. Let goed op met kalksteenverwijderaar en kalkzeepverwijderaar. Dit zijn agressieve middelen die jouw huid en ogen kunnen aantasten. Voor kalksteen verwijderen gebruik je een sterk zuur. Trek handschoenen aan, breng het middel op de kalksteen en laat het 5 tot 10 minuten inwerken. Borstel de plek eventueel en spoel na met schoon water. Kalkzeep verwijderen doe je met een sterke base waar veel sekwestreermiddelen inzitten. Doe ook hier handschoenen aan! Giet het middel op een vochtige spons en verwijder meteen de kalkzeep. Door de schuimvorming verdwijnt de kalkzeep. Spoel goed na met schoon water en droog het voorwerp af. Vragen 5.3
a b c d e
5.4
Op welke vier manieren kun je een vloer onderhouden? In welke ruimtes mag je een mop gebruiken? Wat is een nadeel van moppen? Waarom is een vaste route met schoonmaken zeker bij sanitaironderhoud nodig? Waarom is het handig om met twee verschillende kleuren emmers te werken?
Afval
Op elk moment van de dag heb je de keus of je meehelpt de afvalberg in Nederland groter te maken of kleiner te houden. Je eet frites van een bord of uit een plasticbakje. Je drinkt cola uit een blikje of uit een beker. Je neemt boterhammen mee in een doos of in een plastic zak. Je gooit de lege flessen in de vuilnisbak of in de glasbak. Het produceren van afval heeft dus veel met je gedrag te maken. Gasten die op een
❑ AFVAL
69
recreatieterrein verblijven, produceren ook afval. Nog meer dan thuis, omdat ze veel in wegwerpverpakking kopen en ook eens niet willen denken aan zaken als afval scheiden. Het is tenslotte vakantie. Fig. 5.11 Ook goeiemorgen!
Wat is afval? Lopend over het recreatieterrein, zie je tegen de vuilcontainer een tuinstoel staan. Sinds kort heb je wel een tuintje, maar nog geen tuinstoel om erin te zetten. Reden genoeg om even te kijken waarom die stoel daar is neergezet. Zo te zien is de stoel nog helemaal in orde. Als je erop gaat zitten, blijkt het gewoon een goede stoel te zijn. De praktijkopleider vindt het goed dat je de stoel meeneemt. Eenmaal thuis zet je de stoel in de tuin, waar je er waarschijnlijk nog jaren plezier van hebt. Was die tuinstoel nu afval? Fig. 5.12 Voor de een afval, voor de ander een waardevol bezit.
70
❑ GOED VERBLIJF
afvalstoffen
Uit het bovenstaande blijkt dat wat voor de een vuilnis is, voor de ander geen afval hoeft te zijn. Globaal kun je afvalstoffen omschrijven als: stoffen of voorwerpen die op een bepaald moment geen gebruikswaarde meer voor je hebben en die je daarom kwijt wilt. In de praktijk maakt het volgens de wet nogal wat uit of je met een product of met een afvalstof te maken hebt. Een product is veelal vrij verhandelbaar, terwijl aan de omgang met afvalstoffen strikte regels verbonden zijn. Belangrijk is dus de vraag wanneer iets als afval wordt beschouwd en wanneer niet.
Wet milieubeheer
Volgens de Wet milieubeheer (Wm), die op 1 maart 1993 in werking is getreden, staat een afvalstof als volgt omschreven: ‘alle stoffen, preparaten of andere producten, waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering ervan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen’.
De hoeveelheid afval De hoeveelheid afval die op recreatieterreinen wordt geproduceerd, is de laatste jaren alleen maar toegenomen. Dit komt onder meer door: – een toename van het aantal recreanten op het bedrijf; – een gemiddeld langer verblijf; – een toename van het aantal door recreanten gekochte producten als gevolg van een hogere welvaart; – een kortere levensduur door lagere kwaliteit en grotere modegevoeligheid van de producten; – daarnaast worden juist in de vakantie meer spullen in wegwerpverpakking gekocht. Naast het afval van het recreatieterrein zelf, zal op verblijfsrecreatieterreinen het meeste afval door de recreanten worden geproduceerd. Dit afval is in hoofdzaak huishoudelijk afval. In onderstaand sectordiagram over de samenstelling van het huishoudelijk afval kun je zien waaruit dit afval bestaat.
❑ AFVAL
71
Fig. 5.13 De samenstelling van het huishoudelijk afval.
Soorten afval Neem het sectordiagram nog eens voor je. Hierin zie je dat het huishoudelijk afval in groepen is ingedeeld. Elke groep afzonderlijk kun je weer verder onderverdelen, bijvoorbeeld de groep metalen in: blik, roestvrij staal, koper, lood, enzovoorts. Dat nog niet alle soorten afval apart worden ingezameld, heeft allerlei redenen. Kun je zelf enkele redenen bedenken? Afvalstoffen zijn op veel manieren in te delen. Hoe ze uiteindelijk worden of zijn ingedeeld, is afhankelijk van het doel dat met de indeling wordt nagestreefd. In het huishouden bijvoorbeeld worden lege flessen ingedeeld in flessen die statiegeld opleveren en flessen die in de glasbak gaan. Het doel van jouw indeling is om geld (statiegeld) voor de lege flessen terug te krijgen. Uit milieuoverwegingen breng je de flessen zonder statiegeld naar de glasbak. Bij de glasbak wordt van je verwacht dat je de flessen indeelt naar kleur: groen, bruin of wit. De indeling naar glaskleur komt van de verwerker, die er na het omsmelten nieuwe flessen van moet maken. De grootste indeler is de overheid. Deze heeft zich als doel gesteld de totale hoeveelheid geproduceerd afval in omvang te verminderen en op een betere manier te verwerken. Om dit te bereiken heeft zij de afvalstoffen in vijf groepen verdeeld, namelijk: – huishoudelijk afval; – bedrijfsafval; – gevaarlijk afval; – afvalwater; – autowrakken.
72
❑ GOED VERBLIJF
De laatste groep is voor deze leereenheid niet belangrijk en word daarom niet behandeld.
Huishoudelijk afval Dat afval zich niet zo gemakkelijk laat indelen, blijkt al meteen bij het huishoudelijk afval. Zoals je hebt kunnen zien, is huishoudelijk afval verder te verdelen in onder meer: papier, glas, plastic en metalen. De onderverdeling in grof huishoudelijk en klein gevaarlijk afval heeft weer te maken met de wijze van inzameling van het afval en een eventuele verdere verwerking en/of hergebruik. Een aparte plaats bij het huishoudelijk afval wordt ingenomen door het groente-, fruiten tuinafval, het zogenaamde gft-afval. Ongeveer de helft van het huishoudelijk afval, gerekend naar volume, bestaat uit gft-afval. Geen wonder dat de regering heeft besloten dat gft-afval met ingang van 1 januari 1995 apart moe(s)t worden gehouden. Dat betekent heel wat voor de op de stortplaatsen benodigde ruimte. Fig. 5.14 Wat verstaan we onder gft-afval?
Composteren Gft-afval bestaat voor het grootste gedeelte uit water en organische stof. Daardoor is het biologisch afbreekbaar, dat wil zeggen dat het door bacteriën en schimmels wordt afgebroken. Dit proces heet composteren. De mensen vroeger kenden het ook al, want het composteren van afval gebeurt al honderden jaren. Het eindproduct van dit proces heet compost. Met deze compost kun je de grond beter geschikt maken voor de teelt van gewassen. Op een bedrijf of thuis kun je op kleine schaal compost maken. Voor het gft-afval dat niet thuis kan worden gecomposteerd, zijn speciale bedrijven opgericht. Daar wordt van een afvalstof weer een grondstof gemaakt.
❑ AFVAL
73
Grof huishoudelijk afval Het afval dat niet in een vuilniszak of in een container past, noemen we grof huishoudelijk afval. Omdat mensen almaar luxueuzer kamperen en recreëren komt het steeds vaker voor dat op recreatieterreinen apparaten als tv’s, tafels en stoelen, koelkasten, wasmachines en zelfs computers bij de afvalcontainer staan. Laatstgenoemde apparaten kunnen of moeten door speciale bedrijven worden ingezameld en verwerkt. Apparaten als koelkasten en vriezers mogen niet eens zonder bewerking naar de stortplaats worden gebracht, omdat er schadelijke cfk’s in zitten. Verder is het pas bij grote aantallen economisch rendabel om zo veel mogelijk van een apparaat terug te winnen en te hergebruiken. Zo worden uit een ton printerplaten van computers een kilo goud, zes kilo zilver, twaalf kilo aluminium en twintig kilogram tin gewonnen. Fig. 5.15 Computerprintplaten kun je beter sparen.
Bedrijfsafval De afvalstoffen die bij bedrijven vrijkomen, vormen samen de groep bedrijfsafvalstoffen. Een uitzondering hierbij vormen de gevaarlijke afvalstoffen, die apart worden behandeld. Bedrijfsafvalstoffen worden als afzonderlijke groep onderscheiden, omdat er een aparte inzamelstructuur voor nodig bleek te zijn. Deze afvalstoffen ontstaan in de bedrijven tijdens de productieprocessen, maar ook tijdens ondersteunende activiteiten als technisch onderhoud, opslag en vervoer van goederen, administratieve bezigheden en schoonmaakwerkzaamheden. Het huishoudelijk afval dat recreanten produceren, en het afval uit restaurants, snackbars en kantines worden ook tot het bedrijfsafval gerekend. Deze stoffen hebben overigens bijna dezelfde samenstelling als het huishoudelijk afval. Uit dit alles volgt logischerwijs dat bedrijfsafvalstoffen mengsels zijn van zeer uiteenlopende materialen: van papier tot pvc-buizen en van zuiveringsslib tot ijzerschroot. Een soort afval die ook tot het bedrijfsafval behoort, maar apart wordt ingezameld en verwerkt, is het kantoor-, winkel- en dienstenafval (kwd-afval). Dit afval bestaat voornamelijk uit papier, karton en plastic. Doordat er vrij veel van wordt geproduceerd, kan het als een apart soort afval worden verzameld en verwerkt.
74
❑ GOED VERBLIJF
Fig. 5.16 Het gescheiden inzamelsysteem voor kwd-afval.
Een ander voorbeeld van bedrijfsafval is het bouw- en sloopafval. Het afval dat vrijkomt bij de bouw of sloop van een gebouw, mag als gevolg van nieuwe wettelijke regels niet meer allemaal naar een stortplaats worden gebracht. Dit is wel begrijpelijk als je bedenkt dat er per jaar zeven miljoen ton bouw- en sloopafval vrijkomt. Door op bouw- of sloopplaatsen het afval zo veel mogelijk te scheiden, komt een groot deel van het bouw- en sloopafval beschikbaar voor hergebruik. Dit spaart veel nieuwe grondstoffen uit.
Gevaarlijk afval Onder deze groep valt al het chemische afval. Op elk recreatiebedrijf wordt gevaarlijk afval geproduceerd, vooral op bedrijven voor waterrecreatie. Denk daarbij aan stoffen en materialen die vrijkomen bij het onderhoud van en reparaties aan schepen, zoals afgewerkte olie, verfresten, oude accu’s en batterijen. Tot voor kort werd een groot aantal stoffen vrij in het water geloosd, in de bodem gedumpt of met het ‘gewone’ afval meegegeven. Al deze stoffen zijn zeer schadelijk voor het milieu. Om die reden mogen deze stoffen niet meer op de stortplaats terechtkomen. Voor het verzamelen en de opslag van deze stoffen gelden bepaalde voorschriften. Zo moeten opslagplaatsen van gevaarlijk afval voldoen aan inrichtingseisen (ventilatie, brandveiligheid, enzovoorts) en mogen de stoffen alleen aan bedrijven worden meegegeven die daarvoor een vergunning hebben.
Afvalwater Als drinkwater wordt aangevoerd naar een kampeerplaats of aftappunt, moet daar ook het afvalwater worden afgevoerd. Uit hygiënisch oogpunt is het niet verantwoord dat dit afvalwater ergens op het terrein wordt geloosd. Het lozen van afvalwater is bij wet geregeld in het Lozingenbesluit van de Wet Bodembescherming, wettelijke randvoorwaarden. Deze wet onderscheidt lozingen van huishoudelijk afvalwater (onder andere van kampeerterreinen) en overige vloeistoffen (bijvoorbeeld bedrijfsafvalwater). Bungalows en stacaravans zijn aangesloten op het riool. Een kampeerauto heeft een vuilwaterreservoir, dat meestal onder de auto is gemonteerd. Het vuile water hieruit kan geloosd worden in een op het kampeerterrein aanwezige stortput. Een toercaravan heeft geen toiletafvoer (zwart water), maar voert slechts water af van wastafel en spoelbak (grijs water), dat kun je opvangen in een emmer, die je in een
❑ AFVAL
75
stortput kunt legen. Nog maar al te vaak zie je dat dit water via een slang in de bodem loopt. Kampeerders in een tent gooien het vuile water nogal eens tussen de bosjes. Naast het feit dat er zo verontreinigende stoffen in de bodem komen, is het natuurlijk zeer onhygiënisch.
Inzamelen van afval Inzamelen van afval werd op recreatieterreinen al vroeg geïntroduceerd Het ging meestal op een heel eenvoudige wijze: met een kar werden de vuilniszakken bij de standplaatsen of bungalows weggehaald en naar een verzamelpunt gebracht. Er werd niet zo’n drukte gemaakt over de verschillen tussen de afvalstoffen. Uiteindelijk kwam alles op de stortplaats terecht. De gevolgen hiervan kennen we.
Afval scheiden Het gescheiden inzamelen van afval is de laatste jaren enorm toegenomen. Hiervoor is een aantal redenen, namelijk: – De belangstelling van gasten voor een ‘milieuvriendelijk verblijf’ op een recreatieterrein neemt toe. – De overheid heeft regels opgelegd voor de scheiding van afval: welke hoeveelheden mogen worden afgegeven en in welk opslagmiddel; afval mag bijvoorbeeld niet meer in vuilniszakken worden aangeleverd. – Het afvoeren van afval wordt steeds duurder voor de bedrijven. Om afval gescheiden te kunnen aanbieden, zal het gescheiden moeten worden ingezameld. Op veel recreatiebedrijven zie je dan ook steeds meer verschillende soorten bakken/containers verschijnen. Het zorgen voor mogelijkheden om afval te scheiden alleen is niet voldoende. Het is uiteindelijk de recreant die het afval moet scheiden. Fig. 5.17 Milieustraat.
Milieustraat Een groot aantal recreatiebedrijven is tegenwoordig in het bezit van een zogenaamde milieustraat. Deze wordt gevormd door een serie bakken of containers, die in vorm en kleur verschillen. Door dat uiteenlopende uiterlijk en door de tekst die erop staat,
76
❑ GOED VERBLIJF
bijvoorbeeld ‘wit glas’, moet het voor de recreant duidelijk zijn welk soort afval in welke bak moet worden gegooid. Als afvalstoffen per ongeluk in een verkeerde bak worden gegooid, gaat het hele principe van recycling (hergebruik) verloren. De bedoeling is door gescheiden inzameling mogelijk te maken dat afvalstoffen opnieuw kunnen worden gebruikt, eventueel na behandeling. Door stoffen te ‘vervuilen’ met andere stoffen is dit onuitvoerbaar.
Plaats en inrichting van de milieustraat De plaats van de milieustraat op een recreatieterrein is heel belangrijk: – Om te voorkomen dat de recreant het afval niet naar de juiste plek brengt, mogen de loopafstanden niet te groot zijn. – De containers moeten gemakkelijk bereikbaar zijn voor de vuilnisophaalwagens (zwaar transport). – De directe omgeving van de afvalbakken/containers moet goed kunnen worden schoongehouden. – In verband met stankoverlast mag de milieustraat ook niet te dicht in de buurt van de recreatieverblijven zijn geplaatst. Op de meeste recreatiebedrijven tref je containers aan voor het scheiden van afval in: – glas; – papier; – blik; – gft-afval; – chemisch afval; – grof huishoudelijk afval; – overig huishoudelijk afval; – textiel.
Afvalpreventie Afvalverwijdering is duur en hoe minder afval wordt voortgebracht, hoe beter het is voor het milieu. Helaas kun je de recreanten niet verbieden afval te produceren. Door het gescheiden inzamelen van afval, zoals in voorgaande paragraaf is omschreven, is besparing mogelijk. Een nog beter alternatief is het voorkomen van afval: afvalpreventie.
Vijf keer minder afval Dat een recreatiebedrijf maatregelen kan nemen om de afvalproductie op zijn terrein te verminderen, blijkt uit de volgende proef die werd uitgevoerd door de Consumentenbond. Een aantal mensen kreeg de opdracht in een supermarkt zo veel mogelijk dezelfde artikelen te kopen op twee verschillende manieren. Eerst moesten ze de producten kopen zonder op de verpakking te letten. Daarna moesten ze dezelfde soort producten kiezen, maar daarbij een zodanige keuze uit het aanbod maken dat ze zo weinig mogelijk verpakkingsmateriaal overhielden. Uit dit onderzoek bleek dat bij de eerste manier van kopen, na aftrek van het verpakkingsmateriaal dat opnieuw kon worden gebruikt (statiegeld, papier, karton), vijfmaal zoveel afval overbleef als bij de tweede.
❑ AFVAL
77
Als een eigenaar van een recreatiebedrijf, met op zijn terrein een winkel en eventueel een snackbar, zich van het bovenstaande bewust is, kan het mes zelfs aan twee kanten snijden. Door in zijn winkel/snackbar de goederen niet in papier, plastic of iets anders te verpakken, heeft hij geen kosten van verpakkingsmateriaal en ziet hij later geen verpakkingsmateriaal terug als afval. Zes vuistregels voor milieubewust inkopen: 1 Neem je eigen tas mee. Bij het huidige koopgedrag bedraagt de jaarlijkse hoeveelheid afval in de vorm van 2,5 miljard wegwerptasjes, waarvan 900 miljoen plastic draagtassen, in ons land 25 miljoen kilo. Dat kan en moet veel minder worden. 2 Kies voor onverpakt en vers. De meeste verpakkingen zijn nergens voor nodig en kunnen dus beter achterwege worden gelaten. Dat is ook nog goedkoper. Kies voor vers en eet groenten van het seizoen. 3 Kies voor weinig verpakking. Kies alleen voorverpakte waren als het niet anders kan. Als verse artikelen eventueel zijn verpakt, is de hoeveelheid verpakkingsafval altijd veel kleiner. Mijd ook portieverpakkingen, ze zijn duur en milieubelastend. 4 Kies voor statiegeld. Als een verpakking onvermijdelijk is, neem dan statiegeldflessen als eerste keus. Deze flessen kunnen twintig tot vijftig keer worden gereinigd. Dit reinigen belast het milieu natuurlijk ook, maar in veel mindere mate. 5 Kies herbruikbare materialen. Glas, papier en karton kunnen nu al prima worden hergebruikt. Ook het stalen blikje wordt al voor ongeveer vijftig procent gerecycled. Zijn kunststoffen niet te vermijden, kies dan voor de weinig vervuilende soorten als PE, PP en Pet. 6 Mijd schadelijke materialen. Mijd verpakkingen die bestaan uit een combinatie van materialen (in vaktaal: laminaten). Deze bemoeilijken toekomstig hergebruik. Dit geldt bijvoorbeeld voor melkpakken (kunststof, karton, kunststof), pakken met vruchtensap en veel pakken koekjes (papier/aluminium). Vermijd ook milieubelastende materialen als aluminium en PVC en milieuschadelijke stoffen als zware metalen. Fig. 5.18 Milieu-informatie op verpakking.
78
❑ GOED VERBLIJF
Omgaan met afval is een houding. Het recreatiebedrijf zelf kan een positieve invloed hebben op die houding door het goede voorbeeld te geven in de vorm van: het verschaffen van voldoende voorzieningen voor het scheiden van afval en het op de juiste manier onder de aandacht brengen van het afvalprobleem. De recreant zelf zal uiteindelijk door zijn/haar houding zo weinig mogelijk afval willen produceren en het geproduceerde afval zorgvuldig scheiden. Op steeds meer recreatiebedrijven wordt het nuttige gecombineerd met het plezierige door van het inzamelen en scheiden van afval een aantrekkelijke actie te maken. Activiteitenprogramma’s rond het inzamelen van lege batterijen (Grote Batterijen Verzamelspel) en het gezamenlijk opruimen van het terrein zijn op tal van bedrijven succesvolle evenementen. Op die manier worden gasten op een speelse wijze bewustgemaakt van de milieuproblematiek en gaan ze zorgvuldiger met afval om. Vragen 5.4
a b c d e f
5.5
Waardoor is de hoeveelheid afval op recreatieterreinen toegenomen? Noem de vijf groepen van afvalstoffen. Wat betekent de afkorting GFT? Waarom mag een kapotte koelkast niet meteen naar een stortplaats? Geef vier voorbeelden van chemisch afval. Noem drie soorten afvalcontainers.
Afsluiting
Recreatiebedrijven onderkennen het belang van een schoon bedrijf. De totale bedrijfspresentatie wordt wel gezien als de zesde P (naast product, prijs, promotie, personeel en plaats). De zesde P zou kunnen staan voor het Belgische woord voor schoon: proper. Hierbij kun je denken aan de ‘buitenkant’ van het bedrijf. Het gebouw, de etalages, het hekwerk, de parkeerplaatsen, de vlaggen, de tuinen en de uithangborden bepalen het beeld dat de recreanten van het bedrijf krijgen. Daarom moeten de ramen op tijd worden gewassen, de stoep en de parkeerplaats schoon zijn, de tuin bijgehouden zijn, en mogen er geen scheuren in de muren zitten. Maar ook de ‘binnenkant’ van het bedrijf moet er goed uitzien. Gangen, plafonds, wanden, werkplekken, de balie en het sanitair moeten een schone en verzorgde indruk maken. Tijdig stoffen, stofzuigen en schoonmaken van het sanitair is dus noodzakelijk. Met het schoonhouden heeft het bedrijf een aantal doelen voor ogen: – de uiterlijke verzorging van werk- en recreatieomgeving; – het zorgen voor een hygiënische werk- en recreatieomgeving; – het voorkomen en/of tegengaan van slijtage van gebouwen. Als het bedrijf niet schoon is, kunnen recreanten voedselvergiftiging oplopen, diarree krijgen of ongedierte in hun appartementen tegenkomen, waardoor ze gaan klagen en een negatief beeld krijgen van het bedrijf. Juist in deze tijd, waarin aan een steriel onderkomen grote waarde wordt gehecht, moet een bedrijf ervoor zorg dragen dat het ook daadwerkelijk schoon is.
❑ AFSLUITING
79
Schoon is niet hetzelfde als hygiënisch De term ‘schoon’ houdt in dat iets zuiver moet zijn, maar dit kan variëren van oppervlakkig zuiver tot zeer intensief gereinigd. We onderscheiden: 1 uiterlijk schoon: geen verstoring van het uiterlijk (rommel); 2 huishoudelijk schoon: zonder stof, vuil en zichtbare vlekken; 3 hygiënisch schoon: zonder voor de gezondheid schadelijke materie. In verschillende situaties zal een uiteenlopende mate van zuiverheid worden vereist. De balie zal bijvoorbeeld huishoudelijk schoon moeten zijn, maar de sanitaire ruimten hygiënisch schoon. Hygiëne betekent letterlijk gezondheidsleer. Door schoon te zijn wordt de gezondheid bevorderd. Een hygiënisch bedrijf zal de gezondheid van de klanten beschermen. Het is daarom vanzelfsprekend dat de hygiëne van bedrijven bij wet geregeld is (Warenwetregeling Hygiëne van levens-middelen). De controle van deze wet wordt uitgevoerd door de Inspectie Gezondheidsbescherming/Keuringsdienst van Waren (GB/KvW). Fig. 5.19 Afval in en rond een afvalbak.
Soorten vuil Wanneer is iets vuil? Het antwoord hierop is niet eenvoudig te geven. Het hangt namelijk van de omstandigheden af. Een recreant zal een vuile parkeerplaats eerder accepteren dan een vuil toiletgebouw. Hoe schoon iets moet zijn, hangt dus af van de omgeving (in een recreatiebedrijf worden de hoogste eisen op het gebied van zindelijkheid aan het sanitair gesteld, aan de horeca (zowel keuken als restaurant en bar) en aan de eventueel aanwezige winkel). Op – – –
het recreatieterrein kun je de volgende soorten vuil tegenkomen: droog vuil (stof en grover los vuil); aangekleefd, licht gehecht, vettig of vochtig vuil; sterk gehecht en ingedrongen vuil.
Elke soort vuil vereist een aparte schoonmaakmethode. Voor het opruimen van droog vuil zijn op het recreatiebedrijf naast eenvoudige gereedschappen (bezem, schop, stoffer, blikken en vuilknijper) ook machines aanwezig (veegmachine, stofzuiger, bladblazer).
80
❑ GOED VERBLIJF
Afhankelijk van het soort vuil en het object dat je schoonmaakt, kun je gebruikmaken van de verschillende middelen, water, reinigingsmiddelen (zeep, synthetische middelen), onderhoudsmiddelen en desinfecteermiddelen. In sanitaire ruimtes (bijvoorbeeld toiletten, douches, waslokalen en spoelruimtes, zul je losse vervuiling (stof, haren, papieren zakdoekjes), licht aangekleefde vervuiling (uitwerpselen, urine, zeep, loopvuil) en sterk aangekleefde vervuiling (kalksteen, urinesteen en kalkzeep) tegenkomen. Sanitaire ruimtes moet je in elk geval met water schoon te maken.
Afvalverzamelplaats Op plaatsen waar afval verzameld wordt of in de directe omgeving ervan, is naast droog zwerfvuil ook vuil te vinden dat aan de afvalcontainer is blijven kleven. Ongedierte als wespen, mieren en muizen komen hierop af. Als de afvalcontainers overvol raken, wordt de vervuiling van de omgeving nog erger. Recreanten zetten hun afval naast de container en dieren als vogels en katten gaan met het afval slepen. Al met al ontstaat een zeer onhygiënisch situatie. Om de afvalverzamelplaats schoon en hygiënisch te houden, kun je een aantal maatregelen nemen: – De omgeving van de afvalverzamelplaats moet verhard zijn; de ondergrond waarop de afvalcontainers staan moet zo glad mogelijk zijn afgewerkt. – De afvalcontainers moeten op tijd worden geleegd. – Om stank te vermijden moet de afvalverzamelplaats niet te dicht in de buurt van de verblijfplaatsen van de recreanten liggen, maar ook niet te ver weg, anders lopen ze er niet naar toe. – Ongedierte moet bij signalering meteen worden bestreden. – Kleinere afvalbakken in de buurt van de recreanten moeten regelmatig worden geleegd en schoongemaakt. – Ook de grote afvalverzamelplaatsen moeten regelmatig worden schoongemaakt, inclusief de containers.
❑ AFSLUITING
81
82
❑ GOED VERBLIJF
Trefwoordenlijst
A
L
afvalstoffen 71
logboek 11
anti-corrosiemiddelen 31 Arbowet 43
M mankement 9
B
modificaties 16
basen 58 bewerking 13
N
BHV-er 50
naaldhout 13
biologisch 40 O C
optische witmakers 61
calamiteitenplan 45
oxidatie 61
capaciteiten 10 conserveermiddel 61
P P-bladen 44
D
peilstok 23
desinfecteren 59
periodiek 17
desinfectiemiddelen 59
pH 58
duurzaamheid 12 R E
rampenplan 50
esthetische kenmerken 12
rendement 16
Europese hardhoutsoorten 13
revisies 16
F
S
filmpje 23
sekwestreermiddel 61
fosfaten 62
sproeiflacon 67
frequentie 17
stethoscoop 39
H
T
houtsoort 13
toxisch 17
I
W
indicator 30
werkpieken 9
instructieboekje 23
Wet milieubeheer 71
K
Z
keurmerk 11
zuren 58
koelsysteem 23
❑ TREFWOORDENLIJST
83
84
❑ GOED VERBLIJF