Gebouwen en voorzieningen B
Ongestoord verblijf
Ongestoord verblijf Theorie
K. Gieteling
eerste druk, 2003
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
3
Artikelcode: 24067.2 Colofon Auteur(s): Redactie: Illustraties: Onderwijskundige:
K. Gieteling Studio Maan, M. Severijnen Verbaal - bureau voor visuele communicatie A. Scholten
© 2003 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.
4
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Voorwoord
Deze uitgave bevat de onderwijseenheid ‘Ongestoord verblijf’ van de deelkwalificatie Gebouwen en voorzieningen B. Voor de onderwijseenheid is er een uitgave met opdrachten en bronnen en een uitgave met theorie.
Opdrachten Aan het begin van elke opdracht staat het opdrachtdoel. Daar staat wat je aan het einde van de opdracht moet kunnen. De opdrachten bevorderen de zelfwerkzaamheid. Met de opdrachten kun je je kennis in de praktijk toetsen of bepaalde vaardigheden trainen. Als je alle opdrachten met voldoende resultaat hebt uitgevoerd, beheers je de stof.
Bronnenoverzicht Om de opdrachten uit te voeren heb je informatie nodig. Hiervoor kun je het bijbehorende theorieboek gebruiken. Maar je kunt ook andere bronnen raadplegen. In het bronnenoverzicht staat waar je allemaal informatie kunt vinden over nutsvoorzieningen, storingen, het onderhouden van voorzieningen en gebouwen. Dit kunnen boeken zijn, maar ook vakbladen, folders, video’s, het internet enzovoort.
Theorie Het theorieboek bevat de theorie die je het meest nodig hebt en die niet zo snel verandert. Om het bestuderen en verwerken van de tekst gemakkelijk te maken, kun je aan het einde van elke paragraaf verwerkingsvragen maken. Veel succes bij het werken met deze uitgave. De auteur, K. Gieteling
❑ VOORWOORD
5
Inleiding Als je op een recreatiebedrijf werkt, kun je allerlei zaken tegenkomen die niet in orde zijn. Een stop kan gesprongen zijn, een stekker moet vervangen worden, een afvoer verstopt of een slot stuk. Kortom, er kan iets mis zijn met de gebouwen en voorzieningen. In deze deelkwalificatie leer je hoe je mankementen kunt signaleren en oplossen. Daarvoor zul je regelmatig controles moeten uitvoeren. Je leert bovendien wanneer je het verhelpen van storingen aan een vakman moet overlaten of wanneer je zelf iets kunt repareren. Om zelf reparaties uit te kunnen voeren, moet je ook het een en ander van gereedschappen en materialen afweten. Zo leer je meer over bijvoorbeeld verschillende soorten hout en bindmiddelen.
6
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Inhoud
Voorwoord 5 Inleiding 6 1
Nutsvoorzieningen 9 1.1 Omgaan met nutsvoorzieningen 9 1.2 Voorschriften voor reparatie en gebruik 10 1.3 Afsluiting 13
2
Het 2.1 2.2 2.3 2.4
3
Onderhouden van voorzieningen 22 3.1 Toiletten, urinoirs en stortbakken 22 3.2 Wastafels, douchebakken en baden 25 3.3 Kranen, afsluiters en douchekoppen 26 3.4 Afvoer en riolering 28 3.5 Verlichting, sensoren en zekeringen 36 3.6 Centrale verwarming 41 3.7 Afsluiting 47
4
Onderhouden gebouwen 48 4.1 Isolatie, tochtwering en ventilatie 48 4.2 Hang- en sluitwerk 53 4.3 Schilderen 57 4.4 Glasreparatie 62 4.5 Tegelzetten/stucwerk 66 4.6 Timmeren 72 4.7 Bindmiddelen 85 4.8 Afsluiting 90
verhelpen en melden van storingen 14 Elektrische installaties 14 Gasinstallaties 16 Drinkwaterinstallaties 18 Afsluiting 21
Trefwoordenlijst 91
❑ INHOUD
7
8
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
1
Nutsvoorzieningen
Oriëntatie Water, gas en elektriciteit rekenen we tot de nutsvoorzieningen. Het gebruiken van nutsvoorzieningen is de meeste mensen wel bekend. Hoe je er in verschillende situaties, vooral bij storingen er het beste mee omgaat, is niet altijd even duidelijk. Daarvoor is meer informatie nodig.
1.1
voorschriften
kWh-meters
Omgaan met nutsvoorzieningen
Elektrische energie wordt opgewekt in grote of kleine elektriciteitscentrales. De elektrische energie wordt betrokken van een elektriciteitsdistributiebedrijf. De installatie tot en met de verbruiksmeter is eigendom van de elektriciteitsleverancier. Wat daarna komt, is eigendom van de klant/recreatieondernemer. Elke installatie moet echter voldoen aan de voorschriften voor elektrische installaties (NEN1010) en moet aangelegd zijn onder supervisie van een erkende installateur. De installatievoorschriften hebben betrekking op de isolerende kwaliteit van de onderdelen, van de doorsnede van de stroomdraden en van de aarding van diverse geleidende voorwerpen, zoals badkuipen, staalmatten onder tegelvloeren en de waterleiding. De verschillende delen van de installatie moeten evenredig verdeeld zijn over de drie fasen en over voldoende aardlekschakelaars. Na voltooiing van het werk wordt de installatie pas aangesloten, nadat de inspectie door de elektriciteitsleverancier heeft plaatsgevonden. Bungalows en vaste plaatsen hebben een vaste aansluiting en zijn voorzien van één of meerdere kWh-meters
Hoogtarief en laagtarief
vermogen
De elektriciteitsmaatschappijen moeten hun levercapaciteit zo hoog hebben, dat ook in perioden met een hoog verbruik er voldoende stroom geleverd kan worden. Die piekverbruiken zijn niet interessant, want in de dalen heeft de maatschappij overcapaciteit. Om die pieken te verlagen, zijn er hoog- en laagtariefperioden ingesteld. Zo is het verbruik overdag duurder dan het verbruik ’s avonds en ’s nachts. De elektriciteitsmaatschappijen hopen dat er veel mensen hun verbruik van overdag gedeeltelijk verplaatsen naar de laagtariefperiode (laagtariefperiode valt tussen 11 uur ’s avonds en 7 uur ’s ochtends, van vrijdagavond 11 uur tot maandagochtend 7 uur en tevens alle feestdagen). Denk maar aan het gebruik van wasmachines en andere apparatuur die vrij veel vermogen vragen en die natuurlijk ook ’s nachts kunnen draaien. Het gebruik van een hoog- en laagtariefmeter is pas rendabel boven een verbruik van ongeveer 3000 kWh.
Water De drinkwaterinstallatie is het geheel van waterleidingen, hulpstukken in en aan leidingen, kranen en warmwaterapparatuur. Al het water dat je gebruikt, komt uiteindelijk in de riolering terecht. Het is dus zaak om hier bewust mee om te gaan.
❑ NUTSVOORZIENINGEN
9
KIWA
Als elke gebruiker de drinkwaterinstallatie naar eigen inzicht zou aanleggen, dan zou het niet alleen een janboel worden, maar dit zou ook gevaarlijk zijn. Zoals het gevaar van lekkage, het gevaar dat er vervuild water in de leiding terugstroomt en het gevaar dat er kostbaar water ongecontroleerd wegstroomt. Om die reden stelt de watermaatschappij dat de drinkwaterinstallatie aan haar voorschriften voldoet. De wettelijke verantwoordelijkheid van de watermaatschappij voor de drinkwaterleiding houdt op achter de watermeter. Dat betekent niet dat het leidingnet daarna niet meer aan alle voorschriften moet voldoen. De watermaatschappij heeft het recht om ook dat deel te controleren. De te gebruiken materialen en toestellen moeten zijn goedgekeurd door een erkende certificatie-instelling, zoals het KIWA, het Keuringsinstituut voor Waterleidingartikelen. Water is een onmisbaar element op een recreatiebedrijf. Het komt gezuiverd binnen in een grote leiding. Na de meter worden er splitsingen gemaakt naar verbruikerspunten. De grootte van de leidingen hangt af van de hoeveelheid water die op die plek verbruikt wordt. De leidingen hebben in ieder geval een kleinere diameter dan de leiding die binnenkomt.
Gas
aardgas
Uit de gaskraan kan aardgas, stadsgas, propaangas of butaangas komen. In Nederland wordt het aardgas vooral in de noordelijke provincies gewonnen. De NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij) zorgt voor de winning en distributie van het gas. Voordat het gas afgenomen kan worden, moet het een aantal behandelingen ondergaan. Omdat het aardgas van zichzelf een reuk- en kleurloos gas is, wordt er een reukgas aan toegevoegd. Mocht er in een ruimte een lek ontstaan, dan ruik je dat en kun je maatregelen treffen om erger te voorkomen. Het voordeel van het gebruik van gassen is dat het de minste milieubelasting geeft. Het voordeel van aardgas ten opzichte van andere gassen is dat de zuiverheid wordt gegarandeerd, het een gunstig koolstof/waterstofverhouding heeft en dat het de minste CO2 belasting geeft.
Vragen 1.1
a b c d e
1.2
Noem drie belangrijke onderdelen waarop de installatievoorschriften van de elektrische installatie betrekking hebben. Waarom bieden elektriciteitsmaatschappijen een hoog en een laag tarief aan? Welke certificatie-instelling bewaakt de kwaliteit van drinkwaterleidingmaterialen? Welke vier soorten gas kunnen er in Nederland uit de gaskraan komen? Kun je zuiver aardgas ruiken?
Voorschriften voor reparatie en gebruik
Voor elke installatie gelden voorschriften. Het is van belang dat je je hieraan houdt.
Gas levensgevaarlijk
10
Werken aan een gasinstallatie is levensgevaarlijk als je onvoldoende kennis van zaken hebt. Aardgas is een brandbaar gas en onder bepaalde omstandigheden bestaat er
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
ook kans op ontploffingsgevaar. Het gasbedrijf eist daarom dat de aardgasinstallatie voldoet aan de gestelde eisen. Ook degene die eraan moet werken, moet voldoen aan een bepaalde mate van vakbekwaamheid. Het gasbedrijf controleert een installatie voordat deze in gebruik wordt genomen. Ook uitgebreidere onderhoudswerkzaamheden laat je uitvoeren door een erkend bedrijf. Bij uitbreiding of vernieuwing van de gasinstallatie ben je verplicht dit te melden bij het gasbedrijf.
gaskeurmerk
Bij de installatie moet gebruikgemaakt worden van materiaal met het GIVEG- of gaskeurmerk en toestellen met een CE-keur. Koperen buizen en soldeervloeistof moeten zijn voorzien van het KIWA-keurmerk. Bij gebruik van propaan is het de gemeente die bepaalde eisen stelt aan de installatie. Kleinere klussen, zoals het aansluiten van een gasfornuis mag je wel zelf doen. Wees echter altijd bijzonder voorzichtig als je werkt aan een gasinstallatie.
Water Drinkwaterinstallaties moeten ook met zorg worden aangelegd. De Waterleidingbedrijven hanteren algemene voorwaarden voor het aanleggen van drinkwaterinstallaties en deze zijn vastgelegd in een Nederlandse norm. De gevaren voor lekkage en het gevaar dat vervuild water in de leiding terugloopt, wordt daardoor een stuk kleiner. De materialen en toestellen moeten voorzien zijn van een keurmerk zoals het KIWA (Keuringsinstituut voor Waterleidingartikelen).
Elektriciteit De elektriciteit wordt verbruikt door: – de recreatieondernemer zelf; – de aanwezige gasten. Toercaravans, tenten en jachten kunnen worden aangesloten op een elektriciteitskast. Voor iedere aansluiting moet een zekering en een aardlekschakelaar aanwezig zijn. De aansluitingen worden meestal gezekerd op 6 of 10 A (ampère). Als een gast op het terrein een kortsluiting veroorzaakt of te veel stroom verbruikt, zal de zekering de stroomtoevoer uitschakelen. Andere gebruikers moeten daar geen last van ondervinden. Vandaar dat elke gebruiker apart gezekerd is. Zomerhuisjes of andere gebouwen op het terrein hebben meerdere groepen. Bij een kortsluiting of overbelasting wordt dan maar een deel van de stroomtoevoer uitgeschakeld.
❑ VOORSCHRIFTEN VOOR REPARATIE EN GEBRUIK
11
Fig. 1.1 Twee zekeringen.
Smeltveiligheid of zekeringen De stroomketens kunnen verzekerd worden door smeltveiligheden of door automatische schakelaars (uitschakelaars). Een zekering heeft de functie om te voorkomen dat isolatiemateriaal te warm wordt en gaat smelten. Mocht er, bijvoorbeeld bij kortsluiting, een te hoge stroom gaan lopen, dan moet de zekering de zwakste schakel zijn. De zekering springt kapot (of schakelt uit) en kan meestal simpel en relatief goedkoop worden vervangen. Op de zekering staat aangegeven tot welke spanning deze gebruikt kan worden en bij welke stroomsterkte de zekering doorbrandt. De porseleinen smeltveiligheid bestaat uit een gekalibreerde draad die twee uitwendige metalen contacten met elkaar verbindt. De metalen uiteinden worden in de uithollingen op het schakelbord geschoven. Het is verboden (en tevens gevaarlijk) de smeltveiligheden lukraak te herstellen. Als zich een incident voordoet, kunnen dergelijke smeltveiligheden problemen met de verzekeringsmaatschappijen geven. De automatische schakelaars hebben geen vervangend smeltpatroon, maar laten een zwart knopje uitspringen bij kortsluiting of bij overbelasting. De schakelaars kunnen na een defect gemakkelijk terug worden ingeschakeld door de zwarte knop weer in te drukken. De schakelaar heeft ook een rode knop. Als je deze indrukt, is de groep uitgeschakeld.
Hoofdschakelaar spanningsloos
12
De hoofdschakelaar gebruik je als alle leidingen spanningsloos moeten zijn. In douchelokalen moeten elektrische toestellen, leidingen en bijbehoren buiten handbereik zijn aangebracht. Er mogen ook geen wandcontactdozen, tafelcontactdozen zijn aangebracht en er mogen zich geen verplaatsbare elektrische toestellen bevinden. Zo zijn er nog veel meer installatievoorschriften die terug te vinden zijn in de NEN1010.
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Aardlekschakelaar De aardleiding in bijvoorbeeld een wasmachine wordt verbonden met de onbeschermde delen van elektrische apparaten. Indien een fout in het apparaat optreedt en als gevolg hiervan de metalen delen onder spanning komen te staan, zal die spanning via deze draad naar de aarde afgevoerd worden. De aardlekschakelaar zal de spanning op het apparaat uitschakelen en het risico van een elektrische schok zal worden voorkomen. De aardlekschakelaar is tegenwoordig in veel installaties verplicht. Het is in de installatie opgenomen om in gevaarlijke situaties heel snel te reageren. Het schakelt heel snel de stroomtoevoer uit, voordat er een levensgevaarlijke situatie ontstaat. Het voorkomt niet dat de persoon een schok krijgt, maar het voorkomt wel dat er blijvend letsel ontstaat. De installatie van elke stacaravan of elk seizoensverblijf moet afzonderlijk zijn beveiligd door een vaste aardlekschakelaar die de spanning uitschakelt bij een lekstroom van ten hoogste 30 mA (milliampère). De stroom die door jouw lichaam gaat lopen bij aanraking van elektriciteitsdraad hangt af van de inwendige weerstand van je lichaam. Een stroom vanaf 1,2 mA is met de vingers waarneembaar. Vanaf 6 mA zorgt het voor krachtig samentrekken van de spieren. Een stroom vanaf 20 mA geeft krachtig samentrekken van het ademhalingsstelsel en een stroom van 60 mA geeft hartkamertrillingen. Dit leidt tot onmiddellijk levensgevaar. De aardlekschakelaar moet eens per maand op zijn goede werking worden gecontroleerd. Dit kan eenvoudig door het testknopje in te drukken. Let wel op dat daardoor elektrische klokjes ontregeld kunnen zijn en dus opnieuw op tijd moeten worden gezet. Als er in de meterkasten gebruikgemaakt wordt van porseleinen zekeringen, moeten er zekeringen in reserve zijn. Bij een storing kun je dan snel zorgen voor vervanging. De ene groep is zwaarder gezekerd dan de andere. Dat betekent dat dan ook de zekeringen met de juiste zwaarte in reserve liggen. Vragen 1.2
a b c
1.3
Welke instelling certificeert de materialen voor de gasinstallatie? Aan welk keurmerk moet gastoestellen voldoen? Wat is de functie van een aardlekschakelaar?
Afsluiting
Nutsvoorzieningen vallen pas op als er iets niet goed werkt. Regelmatige controle en onderhoud zijn belangrijke voor het goed functioneren. Toch kunnen mankementen niet altijd voorkomen worden. Reparaties aan gas en elektriciteit moeten vaak aan een specialist/vakman worden overgelaten.
❑ AFSLUITING
13
2
Het verhelpen en melden van storingen
Oriëntatie Op een bedrijf voer je zoveel mogelijk onderhoudswerk in eigen beheer uit. Na verloop van tijd weet je overal wel wat vanaf. Vooral kleine klussen worden naar verhouding veel te duur als je iemand van buitenaf moet laten komen. Je verzamelt zoveel mogelijk kennis om, zeker de meest voorkomende onderhoudstaken, uit te kunnen voeren. Toch kun je niet alle onderhoudswerken zelf verantwoord uitvoeren. Maak dan gebruik van deskundige mensen van erkende bedrijven.
2.1
Elektrische installaties
Om ongelukken te voorkomen, moeten elektrische installaties aan diverse voorschriften voldoen. Je hoeft niet alle voorschriften te kennen als je controle of kleine reparaties uitvoert. Je moet wel goed weten wat je wel en niet kunt doen en hoe je veilig onderhoud pleegt.
Kleurcodering van het elektrisch leidingnet De draden van een installatie hebben verschillende kleuren. Bij het installeren, uitbreiden of vervangen maak je gebruik van de afspraak die is gemaakt omtrent de kleuren. In de onderstaande tabel kun je zien welke kleur wordt gebruikt en voor welke functie. Kleur draad na 1969
Kleur draad voor 1969
Wordt gebruikt voor
Draaddikte in mm2 Normale installatie
Bruin
Groen
Fase
2,5
Blauw
Rood
o-draad
2,5
Zwart
Zwart
Schakeldraad
1,5
Geel/groen
Grijs
Aarde
2,5
Bij uitbreiden van een installatie maak je gebruik van de kleur draden die al werden toegepast. Dit om vergissingen bij latere gebruikers te voorkomen.
14
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Elektrische apparatuur uitschakelen en ontkoppelen
spanningsvrij
groep
Elektrische apparatuur die vast is gemonteerd, stel je buiten werking door de aan/uit knop te gebruiken. Is het nodig om er onderhoud aan te plegen, dan haal je ook de stekker uit het stopcontact. Gaat het om het vervangen of repareren van een stopcontact, dan zorg je dat de groep waarop het stopcontact is aangesloten wordt uitgeschakeld. Alle draden zijn dan spanningsvrij. Ga je daadwerkelijk aan de gang met de reparatie, maak dan de hele installatie of het betrokken deel spanningsvrij. Ga daarvoor na op welke groep het deel van de installatie waaraan je wilt werken, is aangesloten. Maak de groep spanningsvrij en haal dan de zekering eruit. Hou deze bij je. Je moet er namelijk zeker van kunnen zijn dat iemand anders de groep niet weer inschakelt. Is het een automatische zekering, dan kun je ongewenst inschakelen voorkomen door in de meterkast, bij de groep, een papier te plakken waarop je aangeeft aan het werk te zijn. Houd er rekening mee dat in één ruimte de verlichting en stopcontacten op verschillende groepen kunnen zitten.
Stekker of contrastekker vervangen Als apparaten of verlengsnoeren vooral buitenshuis, in schuren of garages worden gebruikt, verdient het de voorkeur dat er geheel rubber stekkers en contrastekkers worden gebruikt. Dit materiaal gaat minder snel kapot als het valt of als je er per ongeluk op trapt. Voor het monteren van een stekker of contrastekker ontdoe je de kabel of het snoer over enkele centimeters van de buitenmantel. De buitenmantel wordt nu onder de snoerklem stevig vastgezet. Verwijder van de aders vervolgens 1 cm isolatie in het geval van een schroefverbinding of een 1/2 cm als het een klem- of busverbinding betreft. Draai de draadjes van de ader in elkaar. Draai bij een schroefdraadverbinding de ader rechtsom om de schroef, zodat bij het aandraaien hiervan de schroef de draad vast trekt. Vergeet niet bij een stekker met aardcontact de aarddraad (geel/groen) aan te sluiten.
Stopcontact vervangen Bij vervanging van een stopcontact sluit je installatiedraad aan. Deze installatiedraad bestaat uit een koperkern met daaromheen een isolatie. De kleur van de isolatie bepaalt de functie van de draad. De diameter van de kerndraad wordt in vierkante diameters opgegeven. De diameter van de kerndraad is normaal 1,5 tot maximaal 2,5 mm2. Al eerder is aangegeven wat de functie van de verschillende kleuren draad is. Bij een stopcontact sluit je links de bruine draad en rechts de blauwe draad aan.
Elektrische apparatuur controleren op de werking De frequentie waarmee de periodieke inspectie moet worden uitgevoerd, is niet meer vastgesteld op eens per vijf jaar voor vaste installaties en eens per jaar voor elektrische gereedschappen en elektrische werktuigen. In de nieuwe opzet moet de inspectiefrequentie worden bepaald aan de hand van een aantal weegfactoren die het risico van de installatie weergeven. Bij een hoger risico moet een installatie vaker
❑ ELEKTRISCHE INSTALLATIES
15
worden geïnspecteerd. De inspectiefrequentie kan via de nieuwe systematiek theoretisch variëren van eens per half jaar tot eens per vijftien jaar. Een ander belangrijk verschil is dat het inspecteren van elektrische apparatuur niet meer beperkt is tot elektrische gereedschappen en elektrische werktuigen. Volgens de nieuwe norm moeten alle elektrische apparaten worden gecontroleerd, dus ook koelkasten en laboratoriumweegschalen. Om te voorkomen dat de kosten van controle van dergelijke apparatuur uit balans raakt met het beoogde veiligheidsvoordeel, moet de frequentie van inspectie op het risico van de apparatuur worden aangepast. Een consequentie hiervan is dat de standaardkeuringsstickers, die alleen de maand en het jaartal van keuring aangeven, bij een variabele inspectiefrequentie niet meer te gebruiken zijn. Voor installaties met grote hoeveelheden gelijke producten, zoals verlichtingsarmaturen in plafonds en wandcontactdozen voor algemeen gebruik hoeft niet langer elk verlichtingsarmatuur en elke wandcontactdoos te worden geïnspecteerd. Er mag worden uitgegaan van een verantwoorde steekproef. Bijvoorbeeld: bij een kantoorpand met 150 verlichtingsarmaturen en een maximaal theoretisch risico van 1% moeten 20 verlichtingsarmaturen worden geïnspecteerd. Daarvan mag er niet één worden afgekeurd. Bij een veel groter kantoorpand met maar liefst 5000 verlichtingsarmaturen moeten er 200 worden geïnspecteerd. Bij vijf afgekeurde verlichtingsarmaturen mag de hele partij nog worden goedgekeurd. De uiteindelijke controle en het plaatsen gebeurt door een erkende controleur. Elektrisch gereedschap wordt onder andere op de volgende zaken gecontroleerd: – visuele controle van de snoeren; – visuele controle van de aansluiting van stekkers; – visuele controle op de behuizing; – visuele controle op beschadigingen; – doormeten van de isolatie met speciaal apparatuur; – doormeten van aarding met speciaal apparatuur. Vragen 2.1
a b c
2.2
Als je voor het repareren van een stopcontact de bijbehorende zekering verwijdert, hou je die zolang bij je. Waarom? Wat voor kleur heeft de aarddraad? Waar sluit je bij een stopcontact de bruine draad aan?
Gasinstallaties
Het gaat lang niet altijd goed met gasinstallaties. Zorg daarom voor een goede beluchting, als je gastoestellen geplaatst hebt. Uit onderzoek blijkt namelijk dat er vooral bij gasgeisers en gaskachels gevaar dreigt voor een fatale koolstofmonoxidevergiftiging (CO). De oorzaak is telkens een gebrekkige aanvoer van verse lucht of een slecht werkende afvoer van gas. ontploffingsgevaar
16
Gas roept in de eerste plaats het beeld op van ontploffingsgevaar door een lek. Een gevaarlijk gaslek wordt meestal niet gevonden. Zorgwekkender is het risico op vergiftiging door CO, een reuk- en kleurloos toxisch gas dat ontstaat door een slechte gasverbranding als de lucht onvoldoende zuurstof bevat. De CO bindt zich namelijk
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
200 keer zo makkelijk aan de rode bloedlichaampjes dan zuurstof (O2) De toestellen zijn doorgaans veilig als ze juist worden geïnstalleerd en onderhouden. Aangezien een gebrekkige installatie zeer gevaarlijk is, niet enkel voor de betrokkenen, maar ook voor hun omgeving, zou een geregelde technische controle moeten worden opgelegd. De consumenten hebben immers zelf niet de nodige technische kennis om de risico’s van een gasinstallatie in te schatten. Wie daarom vermoedt dat zijn gasinstallatie niet helemaal veilig is, moet deze direct te laten nazien door een deskundige, zoals een controleorgaan, of een verwarmingsinstallateur.
Adequaat handelen bij lekkages
reparateur
Bij het ruiken van een sterke gaslucht moet je voorkomen dat je vonken maakt, bijvoorbeeld door het licht aan of uit te doen. Sluit direct de gastoevoer af. Voer het gas zo snel mogelijk af, zet daarvoor ramen en deuren tegenover elkaar open, zodat het gas snel naar buiten trekt. Kun je het lek daarna niet zelf opsporen, waarschuw dan het gasbedrijf of een erkend reparateur.
Gasslang controleren op leeftijd en toestand Lichte kooktoestellen die vrij gemakkelijk te verplaatsen zijn, hebben een flexibele gasaansluiting. De gasslang is gemaakt van een speciaal soort rubber en de koppelingen moeten deugdelijk aan de slang vastzitten (een slangenklem mag niet). De levensduur van de slangen is ongeveer 10 aar. Meestal is de productiedatum met gele letters op de slang terug te vinden. Vervang de slang als deze ouder is dan 10 jaar of wanneer hij is uitgedroogd (er zitten dan barstjes in).
Gasgestookte apparaten starten Geisers en gasgevelkachels moeten niet altijd branden. Voordat je ze ontsteekt, controleer je in ieder geval of de afvoer van verbrandingsgassen ongestoord kan plaatsvinden. Vogels of muizen kunnen hun nest nog wel eens in de afvoer bouwen. Het ontsteken doe je door het gastoevoer te openen, vervolgens de waakvlam met een lucifer aan te steken en ten slotte warmwater te tappen om te kijken of het apparaat goed functioneert. Nieuwere apparaten ontsteek je elektrisch. Er zijn dan twee knoppen: de ene voor de aanvoer van gas hou je ingedrukt, met de andere geef je een vonk. De gasaanvoerknop moet even (1/2 minuut) vastgehouden worden, totdat de gasaanvoer openblijft. Omdat gas niet zomaar mag kunnen wegstromen, zijn gasgestookte apparaten beveiligd. Dooft de waakvlam onbedoeld, dan moet de gastoevoer automatisch worden afgesloten. Je controleert een goede werking door de gaskraan dicht te draaien. Na ongeveer één minuut moet de gasklep dichtgaan. Dit kun je horen doordat de klep met een klik sluit. Oudere types sluiten doordat een bimetaal vervormt en dat kun je zien. Het duurt een aantal minuten voordat je een waakvlam opnieuw kunt ontsteken.
❑ GASINSTALLATIES
17
Storingen noteren en melden bij een reparateur Apparaten die op gas werken, moeten regelmatig schoongemaakt worden en gecontroleerd op een goede werking. Het schoonmaken laat je uitvoeren door een vakman. De controle op de goede werking kun je zelf uitvoeren. Als de vlammen van een gasgestookt apparaat geel branden en langer worden, is het toestel vervuild. Elk gastoestel heeft een aparte kraan om de toevoer van gas af te sluiten. Bij vervanging of onderhoud hoeft niet meteen de hoofdaanvoer te worden afgesloten. Andere gastoestellen kun je dan blijven gebruiken. Vragen 2.2
a b c
2.3
Welk gevaarlijk, reukloos gas kan er bij onvolledige verbranding vrijkomen? Om de hoeveel jaar moet een flexibele gasslang vervangen worden? Mag je zelf een gas gestookte verwarmingsketel schoonmaken?
Drinkwaterinstallaties
Onderhoud uitvoeren aan de drinkwaterinstallatie is lang niet zo gevaarlijk als elektriciteit en gas, maar dat wil niet zeggen dat je zomaar wat aan kunt rommelen. Al eerder heb je gelezen dat ook hier gewerkt moet worden volgens bepaalde regels. Tegenwoordig worden veel kranen gebruikt die vanzelf dichtgaan. Dit bespaart water tijdens het gebruik en het is niet erg als je vergeet de kraan dicht te draaien. Deze kranen kom je dan ook tegen op plaatsen voor algemeen gebruik, zoals wasgelegenheden en dergelijke. De tijd dat de kraan openstaat, kun je instellen. De koppelingen van leidingen zijn voornamelijk door middel van zachtsoldeerverbindingen tot stand gebracht. Kranen zijn waterdicht aangesloten door middel van tape rond de schroefdraad en een afdichtring.
Kraan onderhouden In de kraan zitten afdichtringen die voorkomen dat de kraan na dichtdraaien blijft lekken. Bij een op schroefdraad lekkende kraan moet je tape en afdichtring vervangen. Door één of meer afdichtringen te gebruiken, zorg je dat de kraanopening naar beneden wijst. De tape draai je om de kraan met de schroefdraad mee. Veel kranen zijn zogenaamde keramische kranen. Hier is er geen gebruikgemaakt van leren of rubber afdichtringen, maar is de afdichting van keramisch materiaal, een steensoort.
Zachtsoldeerverbindingen Zachtsoldeerverbindingen zijn verbindingen waarbij soldeersoorten met een smelttemperatuur tot 450°C worden gebruikt. Indien de temperatuur van het water boven de 40°C komt, dan moet je bij voorkeur een zachtsoldeer gebruiken dat zilverhoudend is. Het zachtsolderen mag je toepasen mits: – de temperatuur in de leidingen niet hoger wordt dan 95°C; – geen grote uitwendige krachten op de leidingen komen; – het vloeimiddel van het KIWA-keurmerk is voorzien; – de toe te passen capillaire hulpstukken voorzien zijn van het KIWA-keurmerk; – de middellijn van de buis niet groter is dan 54 mm uitwendig.
18
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Geluidshinder Geluidshinder kan veel oorzaken hebben. Het slaan of trillen van leidingen kan zich voordoen als gevolg van drukstoten, defecte taptoestellen en verplaatsing van lucht. Geruis in de leiding treedt op bij vernauwing in de leiding als gevolg van onder andere doorgelopen soldeer, pakkingen die niet juist zijn gemonteerd en in de leidingen doorhangen en bramen aan leidingeinden. In het algemeen zal geruis optreden op plaatsen waar de snelheid van het water zeer groot wordt. Het opheffen van dit probleem zal een demontage inhouden en opnieuw, nu op de juiste manier, installeren. In warmwaterleidingen en warmwatertoestellen kan het geluid het gevolg zijn van kalkaanslag.
Lekken en waterverspilling De meest voorkomende lekken zijn een lekkende tapkraan, een doorlopende vlotterkraan en een te lang spoelende spoelkraan. Door het vervangen van de klepbedekking (een leertje) bij tapkranen en bij vlotterkranen kan dit probleem zeer snel opgelost worden. Bij spoelkranen moet je de spoeltijd opnieuw instellen. Ook vrij veel voorkomend zijn lekke buisverbindingen. Lekken bij het in zicht gelegde verbindingen zijn vrij eenvoudig op te sporen.
aftappunten
Lekken in ondergrondse of weggewerkte leidingen zullen in het algemeen natte of vochtige plekken veroorzaken. Om een niet-zichtbaar lek op te sporen, kun je het best gebruikmaken van de meter. Sluit hiervoor alle aftappunten en kijk op de watermeter. Als deze blijft lopen, is er ergens een lek. Met een stethoscoop of een lekzoektoestel kan de exacte plek worden opgespoord. Je bent in dergelijke gevallen aangewezen op een installatiebureau.
Bevriezing
bevriezingsgevaar
Bevriezing moet voorkomen worden door de leidingen op een zodanige plaats aan te brengen dat geen bevriezingsgevaar bestaat, dan wel goed te isoleren. Vrieskou en waterleidingen gaan niet goed samen. Water heeft de eigenschap bij bevriezing uit te zetten. Gebeurt dat in de waterleiding, dan kan de leiding ‘springen’ en gaan lekken. Dat geeft niet alleen veel praktische overlast, maar het brengt ook kosten met zich mee. Gelukkig zijn er veel manieren om bevriezing tegen te gaan. Een eenvoudige tip: blijf een seizoenwoning op een laag pitje verwarmen, ook als het tijdelijk niet bewoond is. Zet de thermostaat nooit lager dan 10°C en laat alle radiatoren een beetje openstaan. In onverwarmde ruimten moeten de leidingen worden afgetapt. Een ongebruikt toilet verdient speciale aandacht. Een toilet dat geruime tijd niet wordt gebruikt en dat in een koude omgeving staat, moet worden beschermd tegen bevriezing. De eerste stap is het doorspoelen van het toilet, nadat de watertoevoer is afgesloten en afgetapt. Strooi dan een handvol zout in de hals van de wc-pot. Om te voorkomen dat de waterleidingen kapotgaan door bevriezing, is het vooral belangrijk dat het niet tocht in de ruimten waar watermeter, hoofdkraan en leidingen zich bevinden. Breng zo nodig schotten en isolatiemateriaal aan om de tocht te weren.
❑ DRINKWATERINSTALLATIES
19
Als zich in de meterkast ook een gasmeter bevindt, is het goed om de leidingen en de watermeter apart te isoleren. Verder is het belangrijk om de hoofdkraan te controleren op lekken. Leidingen die niet voldoende tegen de kou zijn beschermd, bijvoorbeeld in de tuin, garage of schuur, kun je apart afsluiten en aftappen.
Leidingen aftappen
tapkraantje
Waterleidingen aftappen en afsluiten, ter voorkoming van bevriezing, gaat als volgt. – Draai de hoofdkraan dicht. – Zet alle waterkranen open en tap de gasgeiser of boiler volgens de voorschriften af. – Open het tapkraantje bij de hoofdkraan en laat de waterleiding helemaal leeglopen. – Blaas de leidingen door; daarmee voorkom je dat er water in de leidingen achterblijft dat kan bevriezen. – Sluit het tapkraantje en alle andere waterkranen.
Problemen met de hoofdkraan Als je leidingen aftapt tegen bevriezing, controleer dan of de hoofdkraan na het dichtdraaien geen water meer doorlaat, anders staan de leidingen zo weer vol. Die controle gaat als volgt: – Sluit de hoofdkraan. – Open een andere kraan in het huis. – Open het aftapkraantje bij de hoofdkraan. Loopt er na geruime tijd nog steeds water uit het aftapkraantje, dan werkt de hoofdkraan waarschijnlijk niet goed. Als de hoofdkraan op het bedrijf niet goed werkt (lekkage, onvoldoende doorstroming), moet je contact opnemen met het waterleidingbedrijf. De kraan valt namelijk onder zijn verantwoordelijkheid. Om te voorkomen dat de hoofdkraan gaat vastzitten, is het nuttig om hem af en toe eens open en dicht te draaien.
Kalkaanslag
kalkaanslag
milieuvriendelijkheid
20
Als er uit een bepaalde kraan te weinig water komt, kan het zijn dat een zeefje in de kop van de kraan verstopt is door kalkaanslag. Je kunt het probleem oplossen door de kop los te draaien, het zeefje eruit te halen en het schoon te maken met azijn. Is de waterdruk in het algemeen te laag, controleer dan of de hoofdkraan wel helemaal openstaat. Azijn is een goed milieuvriendelijk middel om kalkaanslag uit de wc-pot, de douchekop of het koffiezetapparaat te verwijderen. Er zijn ook speciale producten voor te koop. Over het algemeen werken ze goed, maar zijn ze niet altijd biologisch afbreekbaar. Let dus op de milieuvriendelijkheid van het product. Spoel na het ontkalken goed met water, omdat een te lange inwerking van het zuur schadelijk kan zijn voor de apparaten.
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Vragen 2.3
a b c d
2.4
Welke kraansoort heeft geen leertje ter afdichting? Bij welke buismaat mag je zachtsoldeerverbindingen toepassen? Op welke stand zet je bij bevriezingsgevaar de thermostaat van de verwarming in ongebruikte ruimtes? Noem een huismiddeltje voor het verwijderen van kalkaanslag.
Afsluiting
Storingen in de verschillende installaties zijn nooit helemaal te voorkomen. Zo is het ook met het verhelpen van de storingen. Je moet accepteren dat je niet op alle gebieden deskundig kunt zijn. Je kunt wel zorgen dat het melden van een storing of achterstallig onderhoud direct en nauwkeurig gebeurt. Behalve mondeling is het ook verstandig om de melding schriftelijk te doen. Op verschillende plaatsen op het bedrijf kun je een vaste plek hebben waar je reparatieformulieren neerlegt. Op een dergelijk formulier kan alvast het volgende staan: – plaats van de storing (gebouwnummer); – naam van het apparaat; – omschrijving van de storing; – naam van de melder; – datum melding.
❑ AFSLUITING
21
3
Onderhouden van voorzieningen
Oriëntatie De sanitaire voorzieningen zijn een van de eerste behoeften op een recreatiebedrijf. De aard van het bedrijf bepaalt de omvang van de voorziening. Er kunnen voorzieningen zijn als: – toiletten, urinoirs; – wanruimte met daarin douches en baden; – wasplaatsen voor kleren, groenten en afwas; – afvoer van caravans en kampeerauto; – uitstort van chemisch toilet. De voorzieningen moeten voldoende functioneel zijn. Dat houdt in dat ze: – ordelijk moeten zijn, voldoende leegruimde voor kleren en dergelijke en overzichtelijk; – bereikbaar voor iedereen moeten zijn, jong, oud en/of gehandicapt (denk aan drempels en andere niveauverschillen); – niet gevoelig voor storingen, niet aantrekkelijk voor vandalen moeten zijn. Hygiëne speelt ook een belangrijke rol en bij de bouw kun je daar al veel aan doen. Het moet zo zijn gemaakt, dat het goed schoon te houden is.
3.1
Toiletten, urinoirs en stortbakken
Voorzieningen moeten goed werken. Als er in toiletruimtes spullen kapot zijn, moet je ze zo snel mogelijk vervangen. In de praktijk blijkt dat in slordig en slecht onderhouden ruimten meer kapotgaat en troep gemaakt wordt dan in ruimten waar alles netjes in orde is. Je voorkomt dus narigheid door te zorgen voor nette en goed onderhouden ruimtes. Controleer dus dagelijks, en liefst nog vaker, de staat van onderhoud.
22
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Fig. 3.1 Er zijn potten in diverse uitvoeringen.
Toiletten zijn er in diverse soorten, de hoogte kan variëren van 37 tot 52 cm, zodat elke gast goed kan zitten. Het heeft de voorkeur om zoveel mogelijk dezelfde closetpotten te gebruiken. Je hoeft dan niet te veel verschillende typen in voorraad te hebben. Dit geldt overigens ook voor alle andere voorzieningen. De potten kunnen staand of hangend aangebracht zijn. Hangend heeft het voordeel dat er beter schoongemaakt kan worden. Spoelen kan met diepspoeler en vlakspoelers. Een diepspoeler geeft minder stankoverlast en spatten zal minder hinderen als de spoeltrechter aan de voorkant zit.
spoelinrichting
De stortbak is hoog, laag of op de pot gemonteerd. Een hooggeplaatste bak geeft meer waterdruk en meer reiniging. Er is dan vaak minder water nodig dan bij een laag geplaatste bak. Ook kan de spoelinrichting direct op de waterleiding zijn aangesloten. Een inrichting direct op de waterleiding verbruikt in de regel vrij veel water. Te weinig water gebruiken is niet aan te bevelen, omdat de kans op verstopping in het riool kan ontstaan. Je kunt spoelinrichtingen aantreffen die verschillende spoelstanden heeft. Bij een ‘kleine boodschap’ kies je dan voor de spoelstand die weinig water afgeeft. Het in gang zetten van de spoeling kan op verschillende manieren gebeuren. Let op dat er een systeem gebruikt wordt dat niet te veel kracht vraagt, vooral kleine kinderen en oude mensen hebben dan problemen om het in gang te zetten. Het toilet is gemaakt van porselein, roestvast staal of kunststof. De toiletbril moet een dusdanige vorm bezitten, dat geen vuil in randen en holtes kunnen achterblijven. Een massieve gladde bril heeft daarom de voorkeur. Urinoirs vergroten de capaciteit van de herentoiletten, verbruiken minder water en nemen minder ruimte in beslag. Ze zijn enkel gescheiden van elkaar met een schot, bij voorkeur van materiaal dat glad en goed schoon te houden is.
Stortbak en valpijp De vlotterkraan is beveiligd tegen teruglopen van water in de waterleiding. De kraan wordt afgesloten met een hefboom waaraan een vlotter (drijver) is gemonteerd die op het water drijft. Door de vlotter meer of minder ver op de hefboom te schuiven, kan het waterniveau worden ingesteld. Een uitstroompijpje zorgt dat het instromend
❑ TOILETTEN, URINOIRS EN STORTBAKKEN
23
water geruislozer in het reservoir loopt. Hiervan zijn verschillende uitvoeringen. Als in de closetpot water blijft lopen, kan dat meerdere oorzaken hebben: – de vlotterkraan sluit niet meer volledig en daarin moet een leertje vervangen worden; – de vlotter staat niet goed afgesteld; – de vlotter zelf heeft onvoldoende drijfvermogen; – de klok in de bak is ontregeld.
afstelling
Trek je de vlotter ter controle omhoog en stopt het lekken, dan zoek je de oorzaak in de afstelling van de vlotter of de vlotter zelf. Als het leertje vervangen moet worden, zorg je meteen dat ook de kalk en ander vuil verwijderd worden. De vlotterverstelling kan aangepast worden door de vlotter te verschuiven of de vlotter arm iets te verbuigen. Voor een juiste vulling van de stortbak is er meestal een merkstreepje in de stortbak aangebracht. Bij bepaalde typen stortbak (met een klok) kan water blijven stromen doordat de klok scheef staat. Zet de klok weer recht en het probleem is opgelost. De aansluiting van de valpijp met de closetpot kan gaan lekken. De rubberen sok verbindt de twee delen en wordt bij het ouder worden hard en zal gaan scheuren. Zonder gereedschap is een dergelijke sok eenvoudig te vervangen.
Fig. 3.2 De stortbak is hier hoog geplaatst.
Vragen 3.1
24
a b c d
Hoe vaak controleer je de staat van onderhoud van de sanitaire voorzieningen? Wat is het voordeel van een hooggeplaatste stortbak? Hoe kun je de vlotterverstelling aanpassen? Noem de vier belangrijkste onderdelen van een stortbak.
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
3.2
Wastafels, douchebakken en baden
Sanitaire voorzieningen zoals wastafels, douchebakken en baden kunnen gemaakt zijn van verschillend materiaal: – geglazuurd porselein is hard en heeft een glad oppervlak dat geen vuil opneemt. Het materiaal is vrij zwaar, onbuigzaam en breekbaar; – geëmailleerd plaatstaal heeft ook een hard en glad oppervlak dat geen vuil opneemt. Het is licht en veerkrachtig, maar als de email eraf springt, bestaat de kans op roesten; – kunststof is veerkrachtig en geeft geen ‘koudegevoel’. Het is moeilijk te onderhouden en krijgt na veel gebruik een dof uiterlijk en krasjes in het materiaal. Er is erg veel verschil in kwaliteit. Fig. 3.3 De wasbak kan van porselein zijn.
De wastafel wordt gemonteerd op een hoogte van 90 cm gemeten van de bovenkant. Er wordt op de wastafel soms veel kracht uitgeoefend. Er wordt op geleund of de voeten worden erin gewassen. Daar moet je bij het ophangen terdege rekening mee houden. Voorkomen is nog altijd beter dan genezen. Afhankelijk van de soort wastafel wordt er gewerkt met beugels en/of plugbouten. De wastafel moet nauwkeurig horizontaal hangen.
flexibele leiding
De wastafelkraan (mengkraan) wordt vaak aan de aanvoerleidingen voor koud en warm water aangesloten met een stukje flexibele leiding. Deze flexibele leiding wordt aan beide zijden bevestigd met behulp van knelkoppelingen. Voordat het water via de stankafsluiter wordt afgevoerd, zit er onder in de wastafel een roostertje dat vooral grotere voorwerpen en haren zoveel mogelijk moet tegenhouden. De stankafsluiter is aan de wastafel bevestigd met platte rubber ringen en O-ringen om lekken tegen te gaan. De stankafsluiters van douche en bad zijn (als het goed is) bereikbaar via een luikje in de tegelwand.
Afkitten Wastafels, douchebakken en baden moeten zodanig tegen een wand zijn gemonteerd, dat er geen water langs kan weglopen. Water dat toch weglekt, kan in een onderstaand kastje lopen met alle gevolgen van dien. Wanneer een douchecabine
❑ WASTAFELS, DOUCHEBAKKEN EN BADEN
25
waterdicht
niet netjes is afgekit, loopt de hele badkamer vol met een laagje water en het is dan elke keer een heel werk om het weer droog te maken. De afwerking moet dus waterdicht zijn. De afdichting kan op verschillende manieren, met: – speciale profielen die bij het sanitair is geleverd; – (gekleurd) siliconenkit; – tweecomponenten voegvuller.
Fig. 3.4 Een kitrand breng je nauwkeurig aan.
afplakband
Vragen 3.2
Een kitvoeg moet voldoende rek kunnen opvangen, daarom moet deze toch zeker 6mm breed zijn. Als je een nieuwe kitvoeg wilt aanbrengen, ga dan als volgt te werk. Maak de te kitten vlakken van de wand en bijvoorbeeld douchebak vet- en stofvrij. Plak aan de beide kanten van het voegvlak afplakband om recht te kunnen werken. Spuit een rups kit in de voeg die overal even dik is. Werk de kitrups glad af door bijvoorbeeld een vinger gelijkmatig over de rups te trekken. Bevochtig je vinger wel eerst met water en afwasmiddel, zodat de kit niet aan je vinger blijft kleven. Je kunt in de plaats van je vinger ook een smal latje of plamuurmes gebruiken. Haal direct daarna het afplakband weg en wrijf het opstaand randje glad. Er is nu een afdichting die waterdicht is. Op plaatsen waar het steeds nat blijft, gebruik je bij voorkeur kit dat schimmelwerend is. a b
3.3
Wat is de gemiddelde hoogte van een wastafel? Welke soort kit gebruik je bij voorkeur op altijd natte plaatsen?
Kranen, afsluiters en douchekoppen
Bij onderhoud aan de installatie is het erg belangrijk dat je de problemen niet groter maakt dan ze zijn. Nauwkeurig, netjes en vooral voorzichtig werken is van groot belang. Kranen zijn verchroomd of geëmailleerd. Als je die moet losdraaien, moet je de kraan beschermen met een doek of iets dergelijks zodat er geen krassen ontstaan. Het is ook niet ondenkbaar dat je gereedschap per ongeluk laat vallen, het gevolg is dan zwarte krassen in het email van de douchebak of stukjes porselein uit de wasbak. Leg dus altijd een dikke doek of kleed onder je werkplek. Denk niet: ‘Oh, dat overkomt
26
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
mij niet’, want een ongeluk zit in een klein hoekje. Je voorkomt daarbij ook dat kleine schroefjes of ringetjes ongewild in de afvoer verdwijnen. Het voorkomt veel extra tijd en ergernis.
Kraan Niet alleen beschadigingen van email of chroom, maar ook scheuren van de wastafel of het verbuigen van leidingen moet je zien te voorkomen. Houd daarom bij het losdraaien het kraanhuis goed vast. Gebruik een goed passende steeksleutel, want met een tang is de kans op beschadigingen nog groter. Kranen zijn er in veel vormen en maten. Voorkomen van lekken gebeurt door leertjes of door keramische schijven die precies op elkaar passen, zodat water er niet langs kan wegsijpelen. Kraanleertjes zijn sneller aan vervanging toe als de kraan te vaak te vast wordt dichtgedraaid. Na het vervangen van een leertje zorg je dat de kraan ‘open’ staat voordat je deze opnieuw monteert. Soms is het ook nodig dat O-ringen en fiberpakkingringen worden vervangen. kalkafzetting
Stopkranen worden niet vaak gebruikt en gaan door kalkafzetting aan de draadspil vastzitten. De kalkafzetting kun je verwijderen door de kraan even in hete azijn te leggen. Na vijf minuten afspoelen en de kraan kan weer een tijd mee. Keramische kranen die lekken, worden gerepareerd door de zogenaamde kardoes te vervangen.
Knelkoppelingen aanbrengen Een knelfitting als verbinding tussen twee stukken koperen pijp bestaat uit vijf delen: een koppelstuk, twee knelringen (tonnetjes) en twee wartelmoeren. De pijpen moeten voor zo’n verbinding haaks afgekort, schoon en niet ingedeukt zijn. Zet eerst de wartelmoeren op de pijp en vervolgens de knelringen. Zet de pijp goed tegen de stootrand van het koppelstuk en draai dan de wartelmoeren vast, eerst met de hand en dan met twee steeksleutels. Draai de wartelmoeren ook niet te ver, want dan kan de koppeling ook gaan lekken. Is een dergelijke verbinding eenmaal gemaakt, dan zijn de ringen later niet meer onbeschadigd te verwijderen. Fig. 3.5 Knelkoppeling met wartelmoeren.
Schroefverbinding met pakking Een kraan op een muurplaat die niet afgedicht wordt door een ring van rubber of fiber, wordt wel afgedicht met teflontape. De tape moet bij het aanbrengen met de
❑ KRANEN, AFSLUITERS EN DOUCHEKOPPEN
27
schroefdraad mee gewikkeld worden. Hou het begin van de tape met een vinger vast, de tape is namelijk nogal glad. Wikkel een aantal lagen voldoende stevig over elkaar heen. Het aantal lagen wordt bepaald door de grofheid van de draad. De tape knip je aan het eind niet af, maar je trekt de tape kapot, daardoor komt het ook stevig om de schroefdraad te zitten. Nu draai je de kraan op een muurplaat, het hoeft niet muurvast te zitten. Blijkt de verbinding toch te lekken, dan moet je de verbinding losmaken, alle tape verwijderen en opnieuw beginnen. Je brengt nu wel meer tape aan dan de vorige keer. Is de verbinding te ver doorgedraaid, dan mag je geen stukje terugdraaien, omdat de kans op lekkage erg groot wordt. Ook dan moet je van voren af aan beginnen.
Douchekoppen Bij vervangen van douchekoppen moet je erop letten dat er koppen van verschillende groottes zijn. Een kop met te kleine gaatjes kan het uitgaan van de vlam van een grote geiser veroorzaken. Dit kan ook gebeuren als de gaatjes (door kalkaanslag) gedeeltelijk verstopt zijn. Water- en energiebesparende douchekoppen zijn aan te bevelen, maar ook hier moet je letten op voldoende doorstroom. Fig. 3.6 Regelmatig ontkalken en kiezen voor een kop die zuinig is met water.
Vragen 3.3
a b c d
3.4
Waarom gebruik je bij het werken aan kranen bij voorkeur een steeksleutel en geen tang? Noem de vijf onderdelen van een knelkoppeling. Welke kant moet je teflontape ter afdichting op de schroefdraad draaien? Wat kan een douchekop met een slechte doorstroom veroorzaken?
Afvoer en riolering
Water speelt een belangrijke rol in het dagelijks leven. Om eten te koken, af te wassen, bij het onder de douche gaan of bij het drinken van een kop koffie of thee. Al dit water komt direct of indirect als vuil water terecht in de riolering. Om alles zonder problemen af te voeren, zal er op het recreatiebedrijf een goed aangelegd en onderhouden stelsel van buizen moeten zijn dat het vuil water afvoert.
28
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Materialenkennis Bij deze afvoerleidingen komen de volgende materialen voor: – PVC (polyvinylchloride); – hard PE (polyetheen); – gietijzer; – lood; – gres; – koper; – verzinkt staal. Het materiaal dat tegenwoordig het meest wordt toegepast, is PVC. Veel van de genoemde materialen kun je in oudere installaties nog terugvinden. In nieuwe installaties wordt algemeen gebruikgemaakt van kunststof.
PVC PVC wordt in de installatietechniek vanaf 1965 toegepast. Voor die tijd werden meestal gietijzeren, loden, stalen of koperen pijpen gebruikt. Het enthousiasme voor PVC werd gevoed doordat PVC in verhouding tot de andere materialen goedkoop in aanschaf en gemakkelijk te bewerken was. Bovendien bleek PVC goed bestand tegen vele (agressieve) invloeden. Op het ogenblik wordt PVC op grote schaal toegepast als materiaal voor afvoerleidingen. Dikwandige PVC wordt gebruikt voor ondergrondse leidingen of voor leidingen die onder druk staan. Dunwandige pijpen worden bijvoorbeeld gebruikt voor regenpijpen boven de grond. De afvoerleidingen en hulpstukken van PVC behoren het KOMO-keurmerk te bezitten. De afkorting KOMO betekend Keuring Onderzoek Materialen Openbare werken. Het KOMO stelt onder andere vast aan welke eisen PVC-materialen moeten voldoen. Fig. 3.7 ‘Logo KOMO-keurmerk’.
Lijmverbindingen PVC-buizen en -hulpstukken worden meestal aan elkaar bevestigd met een lijmverbinding. Voordat deze verbinding tot stand kan worden gebracht, reinig je met een schoonmaakmiddel de te lijmen oppervlakken. Vervolgens wordt PVC-lijm aangebracht. In de lijm zit een middel dat een klein laagje van de ingesmeerde delen oplost. Deze opgeloste laagjes PVC verenigen zich met de PVC uit de lijm. Het oplosmiddel verdampt waarna een zeer sterke verbinding ontstaat.
❑ AFVOER EN RIOLERING
29
Fig. 3.8 Met de kraspen zet je een kras op beide delen. Je weet dan precies hoe de verbinding in elkaar gezet moet worden. Later nog verdraaien mag niet!
Hulpstukken Er bestaan veel hulpstukken voor PVC-afvoerbuizen. Om een liggende leiding of een grondleiding zonder spanning op afschot te kunnen leggen, zijn er koppelstukken die een kleinere hoek dan 90° hebben. De hoek is dan 87°30'.
Uitzetting PVC zet, onder dezelfde omstandigheden, wel tien keer zoveel uit als koper of staal. Dit betekent dat bij de aanleg van PVC-buizen rekening moet worden gehouden met de ‘werking’(uitzetting) van het materiaal. Daarom moet bij de aanleg van PVC-buizen de volgende regels in acht worden genomen. 1 Monteer de beugels niet in de bochten, maar er een eind vandaan. 2 De beugels moeten ‘los-vast’ om de pijp worden aangebracht. 3 Bij lange pijpstukken moeten expansiestukken worden toegepast. 4 Vloer- en muurdoorgangen moeten plaats vinden met behulp van mantelpijpen. Enkele voordelen van PVC: – het is makkelijk te bewerken; – het is goed bestand tegen diverse (agressieve) invloeden waaronder de aantasting door huishoudelijk afvalwater. Enkele nadelen: – het zet behoorlijk uit bij temperatuurverhoging; – het is bros in een koude omgeving; – het is niet bestand tegen bijvoorbeeld thinner of aceton. Overigens mag je deze stoffen niet wegspoelen, maar geef je ze af bij een KCA (klein chemisch afval) depot.
Hard PE
trekvaste verbinding
Hard PE is een afkorting voor hard polyetheen. Dit is polyetheen dat onder lage druk gevormd is. Deze kunststof is taai en nogal flexibel. De verbindingen tussen de verschillende onderdelen worden meestal tot stand gebracht door middel van ‘spiegellassen’. Bij spiegellassen worden de te verbinden buizen bij een temperatuur van ongeveer 200°C tegen elkaar gedrukt. Na afkoelen krijg je een waterdichte en trekvaste verbinding. Voordelen van hard PE: – het is bestand tegen chemische aantasting; – het heeft een lage soortelijke massa en daardoor een relatief lage massa per meter pijp; – het heeft een hoge levensduur; – het is slagvast (scheurt niet zo snel).
30
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Nadeel van hard PE: – het kan slechts door vaklui worden gelegd.
Gietijzer, lood en gres Gietijzer, lood en gres is een uitstekend materiaal voor afvalwaterafvoer, het wordt echter niet of nauwelijks toegepast in nieuwbouwsituaties.
Gietijzer Gietijzer werd vooral vroeger veel toegepast als buismateriaal. Gietijzer is beter dan kunststof bestand tegen beschadiging. Ter voorkoming van roest zijn gietijzeren buizen in- en uitwendig voorzien van een dun teerlaagje. Soms is uitwendig ook een duurzame verflaag aangebracht. De afdichting bij een verbinding tussen twee pijpen is meestal een rubberverbinding. Voordelen van gietijzer: – het is zeer sterk; – het zet nauwelijks uit, zodat geen expansiestukken moeten worden gebruikt. Nadelen van gietijzer: – het is moeilijk bewerkbaar; – het heeft een hoge massa per meter.
Lood Loden buizen werden vroeger op grote schaal toegepast als afvoerleidingen. Je komt het daarom in oudere woningen nog wel tegen. Loden buizen werden verbonden door middel van een soldeerverbinding. Voordeel van lood: – het is goed corrosievast. Nadeel van lood: – het materiaal is vrij zacht, waardoor het vrij snel uitzakt en indeukt.
Gres Gresbuizen werden vroeger op grote schaal toegepast als grondleiding. De eigenschappen van dit materiaal zijn hiervoor bijzonder geschikt. Gres is een kleiproduct dat wordt voorzien van een glazuurlaag. Het uitwendige oppervlak is zodoende zeer hard en glad. Gresbuizen hebben een lange levensduur. Ze zijn echter erg bros.
Koper Koper kan ook goed worden toegepast, maar is nogal duur. Wel wordt het algemeen toegepast als waterleiding. Koper is goed bestand tegen corrosie, temperatuurschommelingen en hoge temperaturen. Het is glad en weinig zwaarder dan PVC.
Verzinkt staal Verzinkt staal is uitstekend geschikt als materiaal voor afvoerbuizen. De zinken beschermlaag is in- en uitwendig aangebracht. De onderlinge verbindingen worden tot stand gebracht met een rubbermanchet.
❑ AFVOER EN RIOLERING
31
Opbouw rioolsysteem
grondleiding
Riolering is het verzamelwoord van de afvoerinstallatie voor afvalwater. Een installatie bestaat uit verschillende pijpen die horizontaal of verticaal aangebracht zijn. Zo hebben de pijpen verschillende benamingen: – de leiding vanaf een lozingspunt (bad, douche, toilet) heet een ‘aansluitleiding’; – die leiding is aangesloten op een leiding met een grotere diameter, de ‘verzamelleiding’ als deze min of meer horizontaal loopt of de ‘standleiding’ als deze min of meer verticaal loopt; de standleiding komt onder de grond uit op een grondleiding.
Fig. 3.9 De leidingen met hun namen in een gebouw.
ontstoppingsstuk
Hemelwater wordt in sommige gemeenten apart afgevoerd via een gescheiden openbare riolering. In de grondleiding is vaak een ontstoppingsstuk aangebracht dat geopend kan worden als er zich een verstopping voordoet of om door te spoelen. De punten van waaruit je kunt ontstoppen, mogen niet meer dan tien meter uit elkaar liggen. Vaak ligt een ontstoppingsstuk op het punt waar de afvoerleiding naar buiten treedt.
Afschot Om het afvalwater goed af te voeren, moet niet alleen de middellijn van de pijp aangepast worden aan de hoeveelheid water die erdoor moet kunnen, maar moet de pijp op afschot gelegd worden.
32
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
afschot
Vaste deeltjes die in het afvalwater zweven mogen niet neerslaan, want dan ontstaat er uiteindelijk verstopping. De hoeveelheid afschot mag daarom niet te groot, maar ook niet te klein zijn. Is de afschot te groot, dan zal water heel snel over toch neerslaande deeltjes stromen, waardoor die deeltjes niet meegevoerd worden. Is de afschot te klein, dan hebben de vaste deeltjes veel tijd om neer te slaan, waardoor ook hier na verloop van tijd verstopping zal ontstaan. Een afschot van 5mm per meter is meestal wel voldoende.
Controle en onderhoud De – – –
controle van het leidingstelsel bestaat uit: controle op breuk; controle op verzakkingen; controle op verstoppingen.
Na de controle moet er ook iets aan gedaan worden. Je geeft aan de verantwoordelijke voor het onderhoud door wat onderhoud nodig heeft. Die kijkt dan wat in eigen beheer uitgevoerd kan worden. Dus is de deskundigheid er en er is tijd om het zelf uit te voeren. Ook zal hinder voor de gasten zo klein mogelijk moeten zijn. Het onderhoud bestaat uit: – het opnieuw aanbrengen van ondersteuningsbeugels; – het maken van een nieuwe lijmverbinding (bijvoorbeeld bij het vervangen van een deel dat versleten is); – het ontstoppen bij een verstopping.
Beugels Het is van belang dat een buis voldoende ondersteuning heeft, want als er veel vuil water afgevoerd moet worden, geeft dat een behoorlijke belasting op de buis. Er zijn richtlijnen die aangeven hoeveel beugels er ongeveer nodig zijn voor een goede ondersteuning. Voor verticale leidingen is de beugelafstand 20 keer de buisdiameter met een maximum van 1,50 meter. Voor horizontale leidingen ga je uit van 10 keer de buisdiameter met een maximum van 1,25 meter. Verder mogen de beugels niet heel strak om de buis zitten. Er moet ruimte blijven om bij temperatuurschommelingen uit te kunnen zetten.
PVC lijmen
verstopping
Als er ergens een nieuw stuk PVC-buis wordt aangebracht, wordt de verbinding door lijmen lekdicht gemaakt. Een PVC-pijp is eenvoudig op lengte te zagen met een beugelzaag. De zaaglijn teken je het makkelijkst af door een ophangbeugel om de pijp aan te brengen. Bramen die ontstaan bij het zagen moeten nauwkeurig worden verwijderd. De kans op verstopping is anders vrij groot. Haren en andere dingen blijven er makkelijk aan vast haken. Voordat je begint met lijmen, zet je eerst de hele installatie in elkaar. Je kunt dan nog schuiven, na lijmen gaat dat niet meer. Een verbinding die je na lijmen nog verdraait, zal na verloop van tijd gaan lekken. De te lijmen oppervlakken moeten schoon en vetvrij zijn, eventueel schuren met fijn schuurpapier. Lijmen kun je alleen bij
❑ AFVOER EN RIOLERING
33
temperaturen boven de 5°C. De lijm en te verlijmen pijpen hebben bij voorkeur dezelfde temperatuur.
Stankafsluiters Om te voorkomen dat er een open verbinding zou zijn tussen rioollucht en de lucht in de woning, zijn er zogenaamde stankafsluiters bij elk afvoerpunt aanwezig. Onder elke wastafel zit er een in de vorm van een zwanenhals. Daar blijft water in staan en daarom wordt het ook wel een waterslot genoemd. Ook als er lang geen gebruikgemaakt wordt van die afvoer (het water verdampt), moet de afdichting in stand blijven. Er wordt dan ook wel gesteld dat er ongeveer 60 mm water in de zwanenhals moet staan. Fig. 3.10 Een stankafsluiter in de vorm van een zwanenhals. Maak je een erg grote zwanenhals, dan is er maar weinig ruimte meer onder de wastafel waar vaak een kastje is gemaakt. Fig. 3.11 Stankafsluiter in de vorm van een beker. Veel wordt ook de bekersifon toegepast, omdat die er wat mooier uitziet.
De stankafsluiters kunnen gemaakt zijn van verchroomd messing of van plastic.
Verstopte leidingen ontstoppen Je ontkomt er niet aan dat afvoeren regelmatig moeten worden ontstopt. Voedselresten, olie, vet, zeepresten en/of haren veroorzaken vaak verstopping. In de koude afvoer kan vet makkelijk stollen en als een dikke koek in de leiding vast komen te zitten. Verstoppingen krijg je ook sneller bij scherpe bochten en vernauwingen in de afvoerleidingen. Voedselresten horen natuurlijk in de vuilnisbak, maar als het echt niet anders kan dan moeten olie- en vetresten er met heet water en afwasmiddel worden doorgespoeld. Een verstopping kan worden ontstopt door: – de stankafsluiter (bekersifon of zwanenhals) onder een wasbak te openen en schoon te maken; – gebruik te maken van een rubberen zuigontstopper; – een ontstopveer (bladveer of spiraalveer) speciale apparatuur via een reinigingsdienst; – een chemisch ontstoppingsmiddel; – de leiding op te graven en schoon te maken.
34
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
De verstopping in een beker van de bekersifon reinig je door de beker los te draaien. Als het lang geleden is dat de beker los is geweest, kan die erg vast zitten. Met een grote tang lukt het dan vaak wel. Let wel op dat de beker vaak verchroomd is en om dan geen krassen te krijgen moet je zorgen dat een doek tussen beker en tang zit. De verstopping kan ook tussen de sifon en de muur zitten. In dat geval maak je de volledige sifon los, zo kun je ook dat stukje pijp reinigen. Controleer tegelijkertijd of de pijp nog dik genoeg is, want geleidelijk roest de pijp en gaat dan lekken. Zit de verstopping verder in de leiding, dan kun je proberen het probleem met een rubberen ontstopper te verhelpen. Dat is een half bolvormig stuk rubber aan een steel of in een luxere uitvoering een soort fietspomp met een zuiger. Er wordt vacuüm in de leiding getrokken om zo de verstopping op te heffen. Vul de bak met een hoeveelheid water, maak de overloopopening dicht (met plakband of met een doek) om het aanzuigen van valse lucht tegen te gaan en beweeg de ontstopper een aantal keren krachtig op en neer. Herhaal het ontstoppen enkele malen, goed doorspoelen doet dan de rest. Ook een toilet kun je op deze manier wel ontstoppen. ontstopveer
Met de ontstopveer kun je een heen eind in de afvoer komen om zo de prop door te duwen. De veer is in diverse maten te koop. Verwijder de zwanenhals of bekersifon en breng de veer met een draaiende beweging in de afvoer. Spoel daarna met veel heet water en wat afwasmiddel. Bij een badkuip kun je via het ontstoppingsluikje bij de sifon komen. Is het probleem dan nog niet opgelost, dan is er een apparaat dat in een slang water spuit. Door een speciale kop op de slang duwt de slang zichzelf de afvoerpijp in. De aanwezige verstopping wordt uit elkaar geduwd en met het water afgevoerd. Je kunt met zo’n slang een vrij grote afstand overbruggen. Er zijn ook chemische middelen in de handel die een verstopping kunnen verhelpen. Het zijn agressieve middelen die niet de voorkeur hebben. Ze kunnen leidingen aantasten en zijn bovendien slecht voor het milieu. Gebruik je ze toch, lees dan de aanwijzingen op de verpakking goed door. De leidingen moeten na het gebruik goed gespoeld worden met (veel) heet water. Door verzakking kan het gebeuren dat een grondleiding scheurt en boomwortels in de leiding groeien. Een verstopping laat dan niet lang op zich wachten. Dit los je alleen goed op door de leiding daar bloot te leggen en een nieuw stuk te plaatsen. Het is een heel karwei, maar wel de enige mogelijke oplossing. De plaats van de verstopping kun je lokaliseren door na te gaan hoe ver de slang met speciale kop in de leiding kan dringen. Ook een goede kaart met daarop de ligging van de riolering is een belangrijk hulpmiddel. Zorg dat deze op het bedrijf aanwezig is en bij een uitbreiding wordt aangepast aan de nieuwe situatie. Leg een grondleiding niet onder een houtsingel en er ook niet te dicht bij.
❑ AFVOER EN RIOLERING
35
Fig. 3.12 Een ontstopper is een eenvoudig apparaat om verstoppingen te verwijderen.
Vragen 3.4
a b c d e f g h i j
3.5
Welke keurmerk moet er op PVC afvoerbuizen en hulpstukken staan? Waarom moet je beugels ‘los-vast’ om PVC pijpen aanbrengen? Waar zijn gresbuizen van gemaakt? Welke diameter heeft de afvoerbuis van een closetpot? Waar vind je meestal het ontstoppingsstuk van de afvoerleiding naar de riolering? Hoe groot is het afschot van een goed aangelegde afvoerleiding? Wat is de juiste beugelafstand bij horizontale leidingen? Hoe teken je een zaaglijn gemakkelijk af op een PVC pijp? Welke twee vormen kan een stankafsluiter hebben? Noem twee hulpmiddelen voor het ontstoppen van een afvoerleiding.
Verlichting, sensoren en zekeringen
In 1992 werden in een studio met publiek opnames gemaakt voor ‘Unplugged’ met Eric Clapton en zijn band. Clapton start met het instrumentale Signe en er volgen nog veel andere songs. Alle instrumenten zijn akoestisch, er wordt alleen gewerkt met microfoons om stemmen en instrumenten op te kunnen nemen. Voor de verlichting geldt dit echter niet, want als je wat wilt zien op tv, moet de verlichting niet ‘Unplugged’ zijn. Tijdens dit soort opnames is verlichting van groot belang. Dit geldt niet alleen tijdens een popconcert of tv-opname, maar ook bijvoorbeeld op een camping. Als daar geen goed werkende verlichting is, kunnen er ongelukken gebeuren. De eigenaar van de camping is en blijft verantwoordelijk voor dit soort ongelukken, mede daarom is het van groot belang dat alle verlichting goed onderhouden wordt.
Soorten lampen gloeilamp
36
In 1879 vond Thomas Alfa Edison de gloeilamp uit. Met deze uitvinding werd een tijdperk ingeluid waarin elektrisch licht niet meer weg te denken is. Voor die uitvinding hadden we alleen het licht van de zon, olielampen, kaarsen, enzovoort. Eigenlijk is een gloeilamp een eenvoudige verlichting, in de encyclopedie vind je het volgende over de gloeilamp.
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Bij een gloeilamp gaat elektrische stroom door een dun draadje van wolfraam, de gloeidraad. De stroom verhit de gloeidraad tot ongeveer 3000°C, waardoor deze zowel warmte als licht afgeeft. De lamp moet zijn gevuld met een edelgas om te voorkomen dat de gloeidraad snel verdampt en daardoor doorbrandt. Jarenlang werden gloeilampen gevuld met stikstof en argon. Tegenwoordig wordt ook het zeldzame gas krypton gebruikt, omdat de gloeidraad hiermee bij een hogere temperatuur kan werken, waardoor helderder licht ontstaat. Bij deze uitvinding is het echter niet gebleven. Er zijn veel andere lampen uitgevonden, elk met hun eigen toepassingsgebied. Vooral de laatste jaren zijn er lampen op de markt gekomen die een veel grotere lichtopbrengst hebben, terwijl het stroomverbruik veel minder is. Fig. 3.13 Gloeilamp.
De gloeilamp De werking van deze lamp is vrij eenvoudig. De lamp bestaat uit een gloeidraad die in een glazen bol geplaatst is. De bol is gevuld met een edelgas. Hierdoor zal de draad onder normale omstandigheden niet doorbranden. Gloeilampen kunnen zowel op wisselstroom, als op gelijkstroom aangesloten worden. Eigenlijk is alleen de spanning (het aantal volts) van de stroombron van belang. Wanneer de spanning te hoog is, zal de lamp doorbranden. De spanning waar de diverse gloeilampen op aangesloten kan worden, loopt van 1,5 volt tot 230 volt. Verder is het vermogen dat de lamp opneemt nog van belang. Er zijn lampen van 0,5 watt tot meer dan 1000 watt. Voor de grotere vermogens kunnen alleen lampen gebruikt worden die op een hoge spanning aangesloten moet worden. De gloeilamp geeft niet alleen licht maar ook erg veel warmte. Dit heeft tot gevolg dat er door verkeerd gebruik van een gloeilamp, brand kan ontstaan. Hier moet je goed op letten bij het toepassen van de gloeilamp. Door het glas te kleuren of door gekleurd glas te gebruiken kun je gloeilampen heel goed gebruiken voor sfeerverlichting. Verder zijn er veel vormen van het glazen bolletje in de handel, bijvoorbeeld een kaarsvlam.
❑ VERLICHTING, SENSOREN EN ZEKERINGEN
37
De halogeenlamp Dit is een lampensoort die de laatste tijd steeds vaker toegepast wordt, omdat deze lamp erg veel licht geeft, terwijl hij maar weinig stroom verbruikt. Voor wat betreft de constructie lijkt de lamp erg veel op de gloeilamp. Ook hier hebben we te maken met een gloeidraad in een glazen bolletje. Het ‘bolletje’ van de halogeenlamp is van kwartsglas gemaakt. Dit glas mag je niet met je handen aanraken, omdat het huidvet wat altijd op je vingers aanwezig is in het kwartsglas zal inbranden en de lamp zal veel sneller stukgaan.
transformator
De meeste halogeenlampen moeten aangesloten worden op een spanning van 12 volt. Daarom moet er voor het gebruik van deze lamp in huis de lamp aangesloten worden op een transformator die de spanning van 230 volt verlaagt tot 12 volt. Voor bouwlampen zijn er armaturen in de handel die aangesloten moeten worden op een spanning van 230 volt, omdat het vermogen van deze lampen 500 watt of meer is. Vanzelfsprekend zijn dit ook speciale halogeenlampen.
Fig. 3.14 Halogeenlamp met transformator.
De tl- en sl-lamp De sl-lamp wordt ook wel de spaarlamp genoemd. Beide lampen zijn gasontladingslampen. In figuur 3.15 zie je zo’n gasontladingslamp. starter
38
Een fluorescentielamp bestaat uit een buis met een fosforlaag, een starter (ontsteker) en een voorschakelapparaat. De buis is gevuld met een edelgas (argon) en een kleine hoeveelheid kwikdamp. De starter stuurt elektrische stroom naar de twee elektroden als de lamp voor het eerst wordt aangedaan. De elektroden leveren elektronen om het argon te ioniseren, zodat een plasma wordt gevormd dat elektriciteit geleidt. Het voorschakelapparaat beperkt de hoeveelheid stroom die door de buis kan stromen. Het plasma exciteert de kwikatomen, die vervolgens zichtbaar licht en onzichtbaar ultraviolet licht uitstralen. Het licht komt in aanraking met de fosforlaag aan de binnenkant van de lamp, die het ultraviolette licht omzet in beter zichtbaar licht. Verschillende soorten fosfor produceren warmere of koudere kleuren.
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Fig. 3.15 Tl-lamp met voorschakel apparatuur.
Zoals je in figuur 3.15 ziet, heeft een lamp als deze een voorschakelapparaat en een starter nodig. Het voorschakelapparaat gaat vrijwel nooit stuk de starter wel. Een kapotte starter kun je herkennen aan een tl-buis die staat te knipperen. Vaak is dan ook de tl-buis stuk, dus moet je beide vervangen. De sl-lamp is een tl-lamp met starter en voorschakelapparaat in een geheel samengebouwd. Deze lampen passen in de fitting van een gloeilamp. Sl-lampen zijn vrij duur, maar hebben wel een lange levensduur.
Natriumlamp De natriumlamp is ook een gasontladingslamp, zoals de tl- en de sl-lamp. Deze lamp wordt toegepast langs snelwegen. Kenmerkend voor deze lamp is de start. Als de lamp aangezet wordt, zal hij eerst rood licht geven en na ongeveer 10 minuten wordt het licht heldergeel. Op recreatiebedrijven komen deze lampen weinig voor.
Neonlamp Bij neonverlichting denk je meteen aan reclame. Dat klopt ook wel, want deze vorm van verlichting wordt veel gebruikt voor reclamedoeleinden. Met deze lamp is het mogelijk om buisvormige lampen te maken in allerlei vormen en kleuren. Je kent allemaal wel de beelden van de tv uit Las Vegas. Hier wordt de neonlamp heel veel gebruikt. Ook deze verlichting wordt niet zoveel op recreatiebedrijven gebruikt.
Lampen vervangen en afvoeren Lampen en de apparatuur daaromheen gaan naar verloop van tijd stuk. Dit materiaal moet natuurlijk vervangen worden en het oude materiaal moet op de juiste manier afgevoerd worden.
❑ VERLICHTING, SENSOREN EN ZEKERINGEN
39
Fig. 3.16 Vuilinzamelpunt.
Beveiliging De laatste jaren zie je steeds vaker als inbraakpreventie en voor de veiligheid lampen die vanzelf aangaan wanneer je in de buurt komt, of lampen die op een bepaald tijdstip aan gaan. Inbrekers hebben over het algemeen een hekel aan licht, in ieder geval aan te veel licht. Maar ook is licht een stukje veiligheid op plaatsen die gevaar voor ongelukken kunnen leveren bijvoorbeeld bij afstapjes en trappetjes. Om deze redenen willen we graag dat wanneer het donker is er een lichtje brandt op deze plaatsen. Je hebt verschillende technische hulpmiddelen om dit voor elkaar te krijgen.
De tijdschakelaar Dit is de meest eenvoudige manier om lampen op een bepaald moment aan te laten gaan. Deze manier kun je goed gebruiken wanneer op een vast moment een lamp aan en uit moet gaan. Je ziet dit wel toegepast in wasruimtes op campings en dergelijke. Deze manier is vrij goedkoop in aanschaf, maar heeft een aantal forse nadelen. Het tijdstip waarop het donker wordt, verandert met het jaargetijde en soms kan het midden op de dag al vrij donker zijn. In beide gevallen kan het gebeuren dat het wel donker in een ruimte is, maar dat er geen licht brandt of dat er licht brandt, terwijl dat helemaal niet nodig is. In het laatste geval wordt het nog duur, want energie is nu eenmaal niet goedkoop en bovendien is dit niet zo best voor het milieu.
De lichtgevoelige schakelaar Deze schakelaar is in staat om een lamp aan te laten gaan op het moment dat het te donker wordt. De lichtgevoelige schakelaar meet de hoeveelheid licht en zal, wanneer er te weinig licht is, de lamp doen aangaan. Dit heeft het grote voordeel dat er lampen branden wanneer het nodig is. Alleen zullen de lampen altijd branden bij te weinig licht, ook als er niemand in de ruimte aanwezig is.
40
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
De bewegingsmelder De bewegingsmelder is een apparaat dat via een kleine radar meet of er iemand binnen het bereik van de lamp aanwezig is en zal dan de lampen inschakelen. Er zijn ook melders die niet met een radar werken, maar met infrarood licht. Mensen die binnen het bereik van de melder komen, worden doordat ze warmte (infrarood licht) uitstralen, door de melder opgemerkt en de melder zal de lampen inschakelen. In het geval van een bewegingsmelder zal altijd iemand die in de te verlichten ruimte aanwezig is de lampen aanzetten, maar de melder houdt geen rekening met de hoeveelheid daglicht die eventueel aanwezig is.
Lichtsensoren Om de verschillende voordelen te combineren, zijn er in lichtsensoren de lichtgevoelige schakelaar en de bewegingsmelder samengebouwd. Hierdoor zal er wanneer het te donker is en wanneer er iemand aanwezig is, een lamp gaan branden. De sensoren hebben ook een ingebouwde tijdschakelaar. Deze schakelaar schakelt de lamp na enige tijd weer uit, zodat hij niet te lang blijft branden nadat de persoon de ruimte verlaten heeft. Deze sensoren zijn los te koop, zodat je er een aantal lampen op aan kunt sluiten. Ze zijn te koop in een unit met een lamp samengebouwd. Dit laatste zie je vaak toegepast als buitenverlichting bijvoorbeeld bij de voordeur van een huis. Vragen 3.5
a b c d e f g
3.6
Welk edelgas worden tegenwoordig gebruikt bij de vulling van gloeilampen? Uit welk materiaal bestaat het lampje van een halogeenlamp? Waarom mag je halogeenlampjes niet met je handen aanraken? Noem drie gasontladingslampen. Hoe herken je een defecte starter van een tl-buis? Wat zijn sl-lampen? Hoe werken bewegingsmelders?
Centrale verwarming
19 Januari 2003 Max loopt stage op een bungalowpark in Limburg. Het heeft vannacht behoorlijk gevroren (15°C onder nul). In een van de bungalows is de waterleiding bevroren en heeft de verwarming de geest gegeven. De huurder van de bungalow heeft naar de infobali gebeld en Max moet met Jakob, zijn baas, het klusje klaren. In de bungalow aangekomen, zien ze dat de huurder de open haard al heeft aangestoken, dan is de ergste koude er in ieder geval uit. Jakob gaat eerst de waterleiding ontdooien, deze is gelukkig niet stuk gevroren, zodat na ontdooiing het water weer kan stromen. Max is ondertussen met de verwarming aan de slag gegaan, maar hij krijgt de verwarmingsketel niet aan de gang. Als Jakob erbij komt, zegt hij dat dit probleem zich wel vaker bij dit type ketel voordoet. Gelukkig worden deze ketels de volgende zomer allemaal vervangen, maar daar hebben ze nu niets aan. Omdat dit probleem vaker voorkomt, weet Jakob precies wat er aan de hand is. Het ontstekingsmechanisme is stuk en moet vervangen worden. De onderdelen hiervoor liggen in de werkplaats. Jakob vertelt Max wat hij allemaal los moet halen, dan zal hij zelf wel even de onderdelen ophalen. Een half uurtje later is
❑ CENTRALE VERWARMING
41
de klus geklaard en zit de huurder niet meer in de kou.
Warmte
verwarming
Wanneer mensen zich behaaglijk willen voelen, moeten ze het voldoende warm hebben. In de zomer is dat meestal niet zo’n probleem, maar in de winter wel. Daarom hebben we al sinds mensenheugenis verwarming. De Romeinen hadden in hun tijd al een goed werkend verwarmingssysteem en in de Middeleeuwen was er al een verwarming in de vorm van een open vuur. Alleen bij de laatste deed zich het probleem voor dat alleen de kant van je lichaam dat naar het vuur gericht was warm werd, terwijl bij wijze van spreken de ijspegels aan je rug hingen. In de moderne verwarmingssystemen wordt geprobeerd de lucht van de te verwarmen ruimte zoveel mogelijk op een behaaglijke temperatuur te krijgen. Hiervoor heb je verschillende technieken.
Geleiding Deze vorm van warmteoverdracht komt voor in een vaste stof, in een vloeistof en in een gas. Bij geleiding zal het ene deeltje van een stof het andere deeltje verwarmen. Bij een vloeistof en een gas komen behalve geleiding ook andere vormen van warmteoverdracht voor, dit omdat de deeltjes van vloeistoffen en gassen zich kunnen verplaatsen. Bij een vaste stof zitten de deeltjes van de stof echter aan elkaar vast en kan er alleen warmteoverdracht plaatsvinden door geleiding. Fig. 3.17 Verwarmen van een metalen staafje aan een kant. De warmte trekt door de staaf.
In figuur 3.17 zie je een staafje metaal dat aan een zijde door een vlam verwarmd wordt. Als je dit staafje aan de andere kant vasthoudt, zal je na verloop van tijd het staafje warmer voelen worden. Dit komt doordat de warmte door het staafje trekt. Dit zal altijd door geleiding gebeuren.
Stroming massa
42
Deze vorm van warmteoverdracht kan alleen in een vloeistof of in een gas voorkomen. Deeltjes van een stof zullen namelijk, als ze warmer worden, gaan uitzetten. De massa van de deeltjes zal echter niet groter worden. We zeggen dan dat de stof lichter wordt en daardoor zal de stof gaan stromen. In figuur 3.18 zie je duidelijk dat er een stroming langs het verwarmde oppervlak ontstaat.
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Fig. 3.18 Verwarmingselement in water met stroomrichting aangegeven.
Straling Deze vorm van warmteoverdracht komt alleen in een gas of in het luchtledige voor. De warmtebron zendt namelijk infraroodstraling uit. Deze kunnen we niet zien, maar wel voelen. Wanneer de straling voldoende sterk is, voelen we het onmiddellijk. De zon is voor ons de grootste warmtebron en de zon geeft zijn warmte alleen maar aan ons door met behulp van straling. Fig. 3.19 Warmtebron met straling.
Centrale warmwaterverwarming Een van de soorten van verwarming is lokale verwarming. Hieronder verstaan we alle kachels die maar één ruimte verwarmen, bijvoorbeeld een houtkachel die ook als open haard gebruikt kan worden, maar ook de gaskachel van vroeger. Tegenwoordig worden er veel meer centrale verwarmingssystemen gebruikt, omdat we in alle ruimtes van het huis warmte willen hebben. Een van deze verwarmingssystemen is de centrale warmwaterverwarming. Hierbij wordt op een centrale plaats water verwarmd en dit warme water wordt via buizen naar de plek getransporteerd waar warmte nodig is.
De kachel van een centrale verwarming Het centrale hart van een cv-installatie is de kachel. Deze kachel wordt de ketel genoemd. Nu zijn er verschillende soorten cv-ketels. Denk maar eens aan het vermogen van de cv. Het maakt nogal wat uit wat de cv-kachel moet verwarmen. Voor het verwarmen van een kleine eengezinswoning is natuurlijk veel minder warmte nodig dan voor het verwarmen van een groot grachtenpand. Hierbij moet je ook nog
❑ CENTRALE VERWARMING
43
isolatie
rekening houden met de isolatie van het te verwarmen pand. Verder zijn er ook nogal wat verschillen in uitvoering van de cv. Er zijn veel verschillende soorten radiatoren in de handel. Denk maar aan de afmetingen, de vorm en de capaciteit (mogelijkheid tot het afgeven van warmte).
De radiatoren radiator
De naam radiator is afgeleid van ‘radiatie’, wat straling betekent. De manier van warmteoverdracht bij een cv-radiator is niet alleen radiatie, maar vooral ook convectie. (stroming) en een klein beetje conductie (geleiding). Wanneer de vorm van een radiator goed is, maar de manier waarop de radiator geplaatst is niet, zal het rendement van de radiator veel lager komen te liggen. Dit zie je ook duidelijk in figuur 3.20. Radiator A is even groot als radiator B en beide staan in dezelfde ruimte. Toch zal radiator A minder warmte aan de lucht kunnen afgeven dan radiator B. Als radiator A en B namelijk even warm zijn en de lucht waarin ze geplaatst zijn is ook even warm, zal aan onderzijde van beide radiatoren het temperatuurverschil tussen radiator en lucht even groot zijn (bij de pijlen 2 en 4). De lucht zal nu langs de radiatoren gaan stromen en opwarmen. Bij radiator B wordt de lucht over een grotere breedte verwarmd dan bij radiator A. Hierdoor zal op dit moment radiator B meer warmte afgeven dan radiator A. Als de te verwarmen lucht de bovenzijde (bij pijl 3) van radiator B bereikt heeft, stopt deze met warmte afgeven aan de lucht. Radiator A kan nu nog wel warmte aan de lucht afgeven. Echter het temperatuurverschil tussen de lucht en radiator A (bij pijl 1) is minder groot geworden. Dit heeft tot gevolg dat de warmteoverdracht niet zo groot meer is. Als je nu beide radiatoren met elkaar vergelijkt, zal de totale warmteafgifte van B groter zijn dan die van A. Dit is voor de iemand die een ruimte zoals bijvoorbeeld de wasruimte op een camping moet inrichten, lastig. Stel dat je een radiator moet plaatsen met een lengte van 2,5 m en een hoogte van 0,85 m, dan is de verleiding groot om deze radiator met de lange kant verticaal (zoals in situatie A) te plaatsen en niet zoals het hoort met de lange kant horizontaal (zoals in situatie B). In situatie A neemt de radiator namelijk veel minder ruimte in beslag. Als je toch een radiator moet plaatsen zoals in situatie A, moet het totale verwarmde oppervlak groter zijn. Dus moet je een grotere en duurdere radiator gebruiken. Voor de berekening van de grootte van radiatoren heeft het installatiebedrijf tabellen. Zij kunnen op vrij eenvoudige wijze bepalen welke radiator je dan wel moet toepassen.
44
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Fig. 3.20 Radiatoren.
Appendages Onder appendages verstaan we alle onderdelen die voor de stroming en de sturing van het cv-water zorgen. Enkele appendages zijn: – regelkleppen; – kranen; – T-stukken; – bochten (knieën); – verbindingsstukken (sokken); – ontluchtingskranen.
omgevingstemperatuur
❑ CENTRALE VERWARMING
Het merendeel van deze onderdelen is erg eenvoudige van constructie en behoeft geen extra uitleg. Alleen de kranen die op de radiatoren gemonteerd worden, kunnen wat ingewikkelder zijn. Hiervoor zijn namelijk thermostaatkranen te koop. Het doel van de thermostaatkraan is aan de hand van de omgevingstemperatuur de hoeveelheid water die doorgelaten wordt naar de radiator te regelen. Als het kouder wordt in de te verwarmen ruimte, zal de kraan meer opengaan en meer warm water doorlaten naar de radiator. Wanneer het warm is in de te verwarmen ruimte gaat de kraan meer dicht, zodat er minder water naar de radiator gaat. Hierdoor ben je in staat om een of meerdere ruimtes onafhankelijk van de ruimte waar de regelapparatuur staat (thuis is dat de huiskamer) de temperatuur te regelen.
45
Fig. 3.21 Thermostaatkraan.
Er zijn drie vormen van onderhoud van de cv-installatie: – controle van de installatie; – het verhelpen van eventuele ongerechtigheden die de bij de controle aan het licht gekomen zijn; – het groot periodiek onderhoud. Fig. 3.22 Cv-kachel.
Heteluchtverwarming Er zijn ook nog andere manieren van centrale verwarming. Een van de andere methoden is de heteluchtverwarming. Bij heteluchtverwarming wordt op een centrale plaats in een kachel lucht verwarmt. Deze lucht wordt via leidingen door ventilatoren naar de te verwarmen plaats geblazen. Vragen 3.6
46
a b c
Noem drie manieren van overdracht van warmte. Welke drie soorten onderhoud zijn er bij een cv-installatie? Wat is het doel van de thermostaatkraan?
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
3.7
Afsluiting
Voorkomen is beter dan genezen. Door regelmatig onderhoud uit te voeren, kun je storingen voorkomen. Frequent een inspectieronde houden zorgt ervoor dat je vroegtijdig storingen tegenkomt. Door er dan snel iets aan te doen voorkom je (veel) overlast voor de gasten. Je kunt niet alles zelf, geef dat dan wel snel door. Iemand anders kan dan helpen of er kan hulp van een deskundig installatiebedrijf worden ingeschakeld.
❑ AFSLUITING
47
4
Onderhouden gebouwen
Oriëntatie Bij het groot onderhoud aan de bungalows van het bungalowpark waar Vera stage loopt, moet een groot deel van het houtwerk aan de buitenkant van een aantal bungalows helemaal vervangen worden. Het hout is totaal verrot. Vera snapt er niets van, want het ziet er goed geverfd uit. Maar onder de verf zitten overal rotte plekken in het hout. Ze vraagt aan haar stagebaas Willem: ‘Hoe kan dit nou, goed in de verf en toch helemaal verrot?’ ‘Dat is een fout van de aannemer die deze bungalows gebouwd heeft. Hij heeft de isolatie niet goed geplaatst, waardoor het hout aan de binnenzijde nat werd. Dit vocht kon niet weg met als gevolg dat het hout ging rotten. Helaas is de aannemer die deze bungalows gebouwd heeft failliet gegaan, dus kunnen we hem niet hiervoor aansprakelijk stellen,’ antwoordt Willem. ‘Je bedoelt dat als de aannemer met dezelfde materialen gebouwd had, maar alles wel goed had aangebracht, dat het hout niet verrot zou zijn?,’ vraagt Vera. ‘Ja!’ is het korte antwoord van Willem. ‘Dat is ook zonde,’ zegt Vera. ‘Ja meisje, soms wil de eigenaar een goedkope aannemer. Maar dat is niet altijd ook een goede aannemer.’
4.1
Isolatie, tochtwering en ventilatie
Door de steeds maar stijgende energieprijzen en de milieueffecten van het verbranden van gas, olie en dergelijke is isolatie een pure noodzaak geworden. Maar verkeerd geplaatst isolatiemateriaal kan verstrekkende gevolgen hebben. Om enig inzicht te krijgen in het isoleren, moet je wat van de volgende zaken weten: – luchtvochtigheid; – condensatie en verdamping; – dampremmende lagen.
Luchtvochtigheid Lucht kan water of vocht bevatten. Dit water komt in de vorm van damp in de lucht voor en is onzichtbaar. Vaak denken mensen dat mist waterdamp is, maar dit is niet juist, want mist bestaat uit heel kleine waterdruppels. Je wordt ook nat als je door mist fietst.
verzadigde
48
De hoeveelheid waterdamp die in lucht opgenomen kan worden, is afhankelijk van de temperatuur van de lucht. Als lucht warm is, kan er meer waterdamp in opgenomen worden dan als lucht koud is. Je moet de lucht zien als een vat waar water in kan. Op een gegeven moment is het vat vol en kan er niets meer bij. Je spreekt dan over verzadigde lucht.
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Stel nu dat je lucht van 21°C hebt die voor 95% verzadigd is en deze lucht koelt af tot 5°C. Zoals je al eerder gelezen hebt, kan warme lucht meer waterdamp bevatten dan koude. Dus in dit geval zal de lucht verzadigd raken en de waterdamp die niet meer in de lucht opgenomen kan worden, gaan condenseren. Het gecondenseerde water zal dan als heel kleine druppels zichtbaar worden. Je noemt dit mist. Deze situatie komt vaak voor. Als het een mooie dag in het najaar is met een lekkere temperatuur overdag, maar ’s avonds koelt het flink af. Fig. 4.1 Terrasje met tafel met beslagen glazen.
Nu een ander voorbeeld. Je zit gezellig op een terrasje in de zon en bestelt een koud glas bier of frisdrank. De serveerster brengt het drankje en onmiddellijk zie je het glas aan de buitenkant beslaan. Hoe kan dat? Eigenlijk is dit heel eenvoudig. Je zit op het terras in de zon, de lucht is warm en kan vrij veel waterdamp opnemen. Het glas is koud, de warme buitenlucht strijkt langs het glas en koelt vlak bij het koude glas af. De lucht vlak bij het glas raakt verzadigd en de waterdamp die in de lucht is opgenomen, zal op het koude glas neerslaan. Dit noem je beslaan.
❑ ISOLATIE, TOCHTWERING EN VENTILATIE
49
Fig. 4.2 Verkeerd geplaatste isolatie.
condenseren
In figuur 4.2 is er aan de warme zijde van de isolatie, dus aan de binnenkant geen dampremmende laag aangebracht. De warme lucht uit het huis kan door de isolatie dringen. In de isolatie zal deze lucht afkoelen en de kans is hierbij erg groot dat tijdens het afkoelen de lucht zijn verzadigingstemperatuur zal bereiken. Hierdoor zal het vocht dat nog in de lucht aanwezig is, condenseren. Dit heeft weer tot gevolg dat er water in de isolatie komt. Nu is water geen goede isolator, dus het deel van het isolatiemateriaal dat nat is, werkt niet meer. Wanneer er geen condensatie op zal treden in de isolatie, treedt dit zeker op aan de buitenmuur. Als deze nu van hout is, zal het hout na verloop van tijd gaan verrotten. Dit gaat veel sneller dan je op het eerste zicht zou denken. Er zijn gevallen bekend dat het hout na twee jaar al onherstelbaar was aangetast. Door in ieder geval aan de warme zijde van de isolatie een dampremmende laag aan te brengen, bijvoorbeeld een kunststof folie, zal de warme vochtige lucht niet in staat zijn om in de isolatie te komen. Hierdoor kan er nooit condensatie in het isolatiemateriaal ontstaan. Vaak wordt er aan twee kanten van de isolatie een dampremmende laag aangebracht. In dat geval speel je helemaal op zeker. Ook zorgen we ervoor dat er tussen de buitenmuur en de isolatie een luchtlaag aanwezig is om te voorkomen dat er eventueel vocht door de muur zal slaan en in de isolatie terecht kan komen.
50
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Fig. 4.3 Goed aangebrachte isolatie.
Materialen voor tochtwering Om de stookkosten binnen de perken te houden, is het belangrijk dat we voorkomen dat er tocht plaatsvindt. Met tocht komt er namelijk koude buitenlucht binnen. Deze wordt binnen opgewarmd en zal met de tocht weer uit het huis verdwijnen. Het is duidelijk dat dit handen vol geld kost en dat het niet best is voor het milieu. Bovendien is het niet prettig om in een tochtige ruimte te bivakkeren. Je hebt het daar meestal koud en de kans dat je er ziek wordt, is niet ondenkbaar. Daarom moet je tocht altijd zien te vermijden.
Ventilatie
ventileren
Als je een huis perfect isoleert en je past de tochtwering prima toe, haal je de stookkosten wel naar beneden, maar de woonruimte wordt daardoor niet prettig om in te leven. Het zal er erg bedompt en benauwd worden. Daarom moet je goed ventileren. Je zult nu denken ‘ja dan stook ik me nog het apenzuur’, dat is dan wel waar, maar wil je een leefbaar klimaat hebben in de woonruimte dan zal het toch moeten. Het grote voordeel van ventileren ten opzichte van tocht is dat je het kunt sturen, zodat je de uitwisseling van koude tegen warme lucht onder controle kunt houden. Er zijn twee manieren van ventilatie mogelijk: natuurlijke en mechanische ventilatie. Natuurlijke ventilatie is eigenlijk een vorm van tocht, alleen bij tocht is de snelheid waarmee de lucht zich verplaatst veel groter dan bij natuurlijke ventilatie. Bij natuurlijke
❑ ISOLATIE, TOCHTWERING EN VENTILATIE
51
ventilatie maak je gebruik van de eigenschap van lucht, namelijk dat warme lucht lichter is dan koude lucht. Koude lucht komt via lage openingen in de te ventileren ruimte. Denk hierbij aan openingen onder aan een deur. Deze lucht wordt in de ruimte opgewarmd, door het warmer worden van de lucht zal deze in de ruimte op willen stijgen. Als er nu hoger in de ruimte een aantal openingen zijn, bijvoorbeeld een openstaand bovenlicht, zal er stroming van lucht ontstaan. Door deze stroming wordt de lucht op natuurlijke wijze ververst. Bij mechanische ventilatie help je de ventilatie een handje door deze met een ventilator extra snelheid te geven. Mechanische ventilatie wordt toegepast als natuurlijke ventilatie niet voldoet. Fig. 4.4 Dakventilator.
Natuurlijke ventilatie Om natuurlijke ventilatie te kunnen meten wordt gebruikgemaakt van kleine hoeveelheden rook. Hiervoor zijn speciale rookapparaten in de handel. Het gaat echter ook heel goed met een sigaret. Sluit alle ramen van de ruimte die je wilt controleren en wacht een kwartier. De lucht in de ruimte komt dan tot rust. Blaas een kleine hoeveelheid rook voor de opening waar de lucht naar binnen kan stromen en kijk welke kant de rook opgaat en hoe deze door de ruimte gaat.
Mechanische ventilatie Het principe van mechanische ventilatie is vrij oud. Bekend zijn de raamventilatoren die ingebouwd werden om kook- en bakluchtjes uit de keuken te halen. Deze komen echter steeds minder vaak voor, omdat je beter deze luchtjes recht boven het kookstel weg kan zuigen. Hiervoor wordt de afzuigkap gebruikt. De laatste jaren worden in huizen, recreatieverblijven, openbare ruimtes, kantines en dergelijke een centraal ventilatiesysteem gebruikt. Bij dit soort systemen staat op een centrale plaats de ventilator en wordt de lucht via kanalen uit de ruimtes gezogen. De weggezogen lucht moet worden vervangen door frisse buitenlucht. Het gevolg hiervan is dat deze lucht meestal verwarmd moet worden. Dit kost natuurlijk brandstof. Om deze kostenpost wat kleiner te maken, verwarmen we tegenwoordig de toevoerlucht met de lucht die uit de ruimte gezogen wordt. Dit kan het meest effectief
52
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
gedaan worden door de weg te zuigen lucht en af te koelen met een koeleenheid. De warmte de hierbij vrijkomt, kan dan weer gebruikt worden om de toevoerlucht te verwarmen. Behalve dat de toevoerlucht verwarmd moet worden, wordt deze ook gefilterd zodat er geen stof in de ruimte komt. Het filteren van toevoerlucht komt in alle systemen van mechanische ventilatie voor. Deze filters moeten op gezette tijden gereinigd worden. Vragen 4.1
a b c d e
Wanneer is lucht verzadigd? Kan lucht bij een hogere temperatuur meer of minder waterdamp bevatten? Wanneer kan condensatie optreden, bij daling of stijging van temperatuur van de lucht? Aan welke zijde van de isolatie, de warme of de koude, moet een dampremmende laag zijn aangebracht? Wat is een belangrijk verschil tussen tocht en ventilatie?
4.2
Hang- en sluitwerk
‘Vier inbraken in Scharwoude’: een dergelijke kop lees je wel vaker in de krant en als je dan verder leest, staat er meestal niets in het artikel over de manier waarop het huis was afgesloten of over de kwaliteit van sloten en scharnieren. Volgens de politie laat de kwaliteit van het hang- en sluitwerk nogal eens te wensen over. Hoe beter de kwaliteit van het hang- en sluitwerk is, des te lastiger het voor het dievengilde is om in te breken.
De kwaliteit en materiaal van hang- en sluitwerk Hang- en sluitwerk is de verzamelnaam van alle middelen met behulp waarvan ramen en deuren draaien en worden afgesloten. Hieronder vallen alle soorten scharnieren, sloten, raamuithouders en deurdrangers. Je begrijpt dat dit nogal wat verschillende soorten zijn. Een belangrijk doel van het hang- en sluitwerk is het beschermen van je eigendommen tegen diefstal. Juist toeristen en recreanten zijn hiervan vaak het slachtoffer. De kwaliteit van het hang- en sluitwerk is sterk afhankelijk van het soort materiaal waarvan het is gemaakt. Vroeger werden steen- en betonsoorten, houtproducten en plantaardige producten (bijvoorbeeld touw) ook voor hang- en sluitwerk gebruikt. Tegenwoordig draait het alleen nog om metalen en kunststoffen. Metalen worden het meeste toegepast, omdat ze het sterkste zijn.
Staal Staal is een legering van ijzer met een klein beetje koolstof. Staal heeft echter de betreurenswaardige eigenschap dat het roest. Dat wil zeggen dat het staal een chemische reactie aangaat met zuurstof. Roesten wordt ook wel oxideren of corroderen genoemd. Het grootste bezwaar van roest is dat het poreus is, zodat een geheel stalen onderdeel kan doorroesten en uiteindelijk verdwijnen.
❑ HANG- EN SLUITWERK
53
Om roesten tegen te gaan moet het staal tegen zuurstof worden beschermd. Dit kan door het aanbrengen van een laagje vet op het staal, maar dit zal in weer en wind niet lang blijven zitten. Een andere, duurzamere methode is het aanbrengen van een laag verf.
galvanische bescherming
De beste beschermingsmethode is het aanbrengen van een laagje ander metaal op het staal. Hiervoor gebruiken we zink (verzinken en galvaniseren) of cadmium (vercadmiumen). Met deze metalen sluit je het staal niet alleen af, zodat er geen zuurstof bij kan komen, maar maak je ook gebruik van de zogenaamde galvanische bescherming. Bij de galvanische bescherming gebruik je de eigenschap van zuurstof om met het meest onedele metaal te reageren. Als je op staal zink of cadmium aanbrengt, beide veel onedeler metalen dan staal, heeft dit tot gevolg dat de zuurstof met het onedele metaal zal reageren en het staal ongemoeid laat. Er komt hooguit een beetje roest op de eventuele beschadigingen van de galvanische laag.
Roestvrij staal (rvs) Wanneer aan staal chroom en nikkel worden toegevoegd, zal het bestand worden tegen corrosie. Staal wordt corrosiebestendig bij circa achttien procent chroom en circa acht procent nikkel. Aan rvs worden ook wel materialen toegevoegd als wolfram, silicium, molybdeen en kobalt. Elk hiervan heeft een bepaalde uitwerking op staal, waardoor onder meer slijtvastheid, hittebestendigheid en bestandheid tegen agressieve stoffen worden verbeterd. Rvs heeft als bijkomstige eigenschap dat het zeer taai is, waardoor het lastig te verspanen is. Bovendien is rvs veel duurder dan gewoon staal.
Messing Messing is een legering van koper en zink. Het heeft een aantal goede eigenschappen van koper, maar is veel minder duur door de toevoeging van zink. Bovendien is messing mechanisch sterker dan koper. Daarbij komt dat messing een fraai uiterlijk heeft.
Aluminium Aluminium wordt veelvuldig toegepast in de bouw. Het heeft een aantal belangrijke eigenschappen. De voordelen van aluminium zijn: – Het heeft een gering gewicht: het heeft een soortelijke massa die een derde is van die van staal. – Het is goed te gieten. – Het is makkelijk te verspanen (zagen, boren, vijlen). – Het is door legering zeer sterk (sommige legeringen zijn sterker dan staal). – Het is op chemisch/elektrische wijze goed corrosiebestendig te maken. Natuurlijk zijn er ook nadelen: – Het is duur. – Het is niet slijtvast. – Het is moeilijk te lassen.
Soorten sloten Wanneer je sloten door de eeuwen heen bekijkt, blijken er zelfs sloten gevonden te zijn die van voor de jaartelling stammen.
54
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Fig. 4.5 Oud slot.
Deze soort sloten zul je niet zo snel vinden op recreatiebedrijven, daarom besteden we alleen aandacht aan de moderne soorten sloten. Er bestaan zogenaamde linkse sloten en rechtse sloten, afhankelijk van de draairichting van de deur waarin het slot zit. Fig. 4.6 Sloten zijn afhankelijk van de draairichting van de deur.
Onderhoud aan sloten Sloten en scharnieren moeten goed worden onderhouden. Ondanks goed onderhoud zullen zij na verloop van tijd stukgaan en moeten worden gerepareerd. Soms is reparatie niet lonend en moeten zij worden vervangen. Het onderhoud van een slot beperkt zich tot controle en smering. Bij de controle van een slot moet je op de volgende zaken letten: – Hoe sluit het slot? – Hoe gemakkelijk gaat de sleutel in en uit het slot? – Hoe draait de sleutel rond in het slot? – Is er geen speling in de schotel (= slotpen) van het slot?
❑ HANG- EN SLUITWERK
55
slotpen
Slecht in en uit het slot gaande en slecht draaiende sleutels zijn meestal wel in orde te maken door smering. Maar als het slot slecht sluit of als er speling zit in de slotpen, moet je het slot repareren of vervangen. De schotel van een slot is het stuk metaal dat uit het slot steekt en in de sponning van de deur valt, wanneer je de deur sluit.
Fig. 4.7 Slot.
Voor het smeren van sloten worden vaak smeermiddelen gebruikt die niet erg vet zijn. Je ziet meestal een lichte olie samen met een vast smeermiddel. De lichte olie brengt het vaste smeermiddel op de plaats waar het zijn werk moet doen en zal vervolgens verdwijnen (verdampen). Als vaste smeermiddelen gebruik je: – grafietpoeder; – molybdeendisulfidepoeder (MoS2). Deze middelen moet je in zeer kleine hoeveelheden gebruiken. Bij sloten horen sleutels. Sleutels zijn al heel oud en hadden vroeger een veel groter formaat. Fig. 4.8 Sleutels waren vroeger veel groter.
chip
56
Om het slot zo inbraakbestendig mogelijk te maken zijn de sleutels steeds gecompliceerder geworden. Ook op recreatiebedrijven bestaat deze tendens: de sloten en sleutels worden steeds ingewikkelder van vorm. Bij de huidige sleutels is het mogelijk een moedersleutel te gebruiken. Het principe van de moedersleutel houdt in dat deze op alle sloten past. Hierdoor is de beheerder van een recreatiepark in staat in geval van nood altijd in een bungalow te komen, terwijl de gasten alleen toegang hebben tot hun eigen bungalow. In de allernieuwste sleutels zit een chip ingebouwd; het bijbehorende slot heeft een herkenningssysteem dat de chip van de sleutel kan herkennen. Hierdoor is het vrijwel onmogelijk met een andere sleutel dan de moedersleutel het slot te openen.
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Onderhoud van scharnieren Er zijn scharnieren gevonden die van ver voor de jaartelling stammen. Als je scharnieren uit de oudheid met die van nu vergelijkt, zie je vooral verschillen in afmetingen en uiterlijk. Antieke scharnieren zijn vaak prachtige stukjes smeedwerk, terwijl de hedendaagse scharnieren meestal zo min mogelijk opvallen. Fig. 4.9 Antieke scharnieren zijn vaak mooi smeedwerk.
Welke soort scharnier wordt gebruikt, is sterk afhankelijk van de toepassing van de scharnier. Er is een groot verschil tussen het scharnier van een keukenkastje en dat van een tuinhek of tussen het scharnier van een voordeur en dat van een pianoklep. Vragen 4.2
a b c d e f
4.3
Welke onderdelen vallen onder hang- en sluitwerk? Noem vier veel gebruikte materialen voor het hang- en sluitwerk. Welk nadeel heeft staal? Wat is de samenstelling van messing? Welke vaste smeermiddelen gebruik je voor sloten? Waar zijn de allernieuwste sleutels van voorzien?
Schilderen
Aan de jachthaven van Enkhuizen is een nieuw havenkantoor gebouwd. De architect die het gebouw heeft ontworpen, heeft gebruikgemaakt van veel kleuren. Fig. 4.10 Gebouwen moeten beschermd worden tegen weer en wind.
Het is voorjaar. Bij het havenkantoor is een schildersbedrijf hard aan het werk. Als het seizoen begint, moet het gebouw perfect in de verf zitten, zodat de watersporters het goed kunnen vinden.
❑ SCHILDEREN
57
Jan loopt stage in de jachthaven en vraagt zich af waarom dat werk zo uitgebreid wordt gedaan. Alleen een laagje verf lijkt voldoende. Als het maar de juiste kleur heeft. Hij besluit de schilders te vragen waarvoor al dat schuren, plamuren, gronden en vele malen aflakken nodig is. Hij zegt: ‘Waarom is een of twee lagen verf niet genoeg? Het gaat toch om de kleur. Dit is wel heel veel werk.’ De schilders lachen: ‘Het gaat zeker niet alleen om de kleur en de glans. Houtwerk moet worden beschermd tegen weer en wind. Stel je maar voor wat zon, wind, sneeuw en vorst kunnen aanrichten. Als je het hout niet goed beschermt en de verf niet goed aanbrengt, kun je het volgende jaar weer beginnen.’
Verfsoorten Bij het schilderen is er voor elke klus een andere soort verf; maar hoe weet je of je de juiste verf toepast? Bekijk daarvoor de tabel in figuur 4.11. Fig. 4.11
Verfsoorten.
Verfsoorten
Buiten
Binnen
Hout
Metaal
Grondverf Primer Acrylgrondverf Menie
0
0
0
0
Verf op alkydbasis
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Acrylverf
Beits
0
Veegvaste muurverf
Wanden , plafonds
0
0
Latex muurverf
0
0
0
Synthetische muurverf
0
0
0
Tweecomponentenverf
0
0
0
0
Speciale verfsoorten
Bijzonderheden Te gebruiken als hechtlaag voor schilderwerk. Gebruik hechtprimer of corrosiewerende primer voor metalen en kunststof, acrylgrondverf voor acrylverf en menie voor staal. Verkrijgbaar in hoogglans, halfmat, eiglans en mat. Hoe meer glans, hoe makkelijker schoon te maken. Matte verf toont oneffenheden in de ondergrond veel minder dan glanzende verf. Hoogglansverf is veel sterker dan matte verf. Verf op waterbasis. Bij gebruik op metaal eerst een menieproduct aanbrengen. Buitendekkende beits, binnen en buiten transparante beits. Kalkhoudende muurverf. Geschikt voor droge en vochtige ruimtes. Afwasbaar. Schoonmaken met water. Geschikt voor badkamer en keuken. Toe te passen op hout, steen, board of behang. Renovatieverf voor binnen en buiten. Kan op de meest uiteenlopende ondergronden worden aangebracht. Isoleert water-, roest-, nicotine en roetvlekken. Synthetische verf, bestaande uit een verf met harder. Toe te passen op metaal, kunstsof en hout. Vraagt speciale grondverf. Kan niet over alle onderlagen worden aangebracht. Onderwaterverf (antifouling) voor jachten, is aangroeiwerend. Lichtgevende (fluorescerende) verf.
Schildersgereedschap Nu je de verschillende soorten verf die in de handel zijn kent, moet je nog leren hoe je deze het beste kunt verwerken. Hiervoor gebruik je diverse gereedschappen. Het meest bekende gereedschap van een schilder is de kwast. Kwasten zijn er in vele
58
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
soorten en maten. In feite is er voor elke verfklus een speciale kwast. Het maakt nogal wat uit of je een muur wit of een teakhouten voordeur lakt.
Kwasten Goede kwasten worden van varkenshaar gemaakt, wit en zwart varkenshaar. Het voordeel van varkenshaar is dat het uiteinde gespleten is. Deze splijting zal zich tijdens het gebruik voortzetten, zodat de kwast soepel blijft wanneer hij afslijt. Het zwarte varkenshaar is wat soepeler dan het witte.
varkensharen kwast
Tegenwoordig wordt ook nylon gebruikt als haar voor een kwast. De beste nylonkwast kan zich echter niet meten met een varkensharen kwast. Voor witkwasten wordt wel paardenhaar gebruikt. Dit is wat slijtvaster (in alle muurverf zit wat kalk die zorgt voor slijtage van de kwast), maar houdt de verf niet zo goed vast als een varkensharen kwast. Wanneer je een kwast gebruikt, is het verstandig de kwast steeds iets tussen de vingers te draaien: hierdoor slijt de kwast regelmatiger. Voor het aanbrengen van verf worden ook rollers gebruikt. Het grote voordeel van rollers is dat je er snel mee kunt werken. Vooral voor het schilderen van grote oppervlaktes is de roller zeer geschikt.
Fig. 4.12 Ronde kwast met bindsel.
Schilderwerk voorbereiden Inmiddels ben je aardig op de hoogte van de beschikbare verfsoorten. De havenmeester vindt dat je je kennis maar eens in praktijk moet brengen. De deuren en kozijnen van de mastenberging kunnen wel een verfje gebruiken. Nu het havenkantoor zo perfect in de verf zit, steken deze nogal lelijk af. Het lijkt de havenmeester het beste als er eerst een werkplan gemaakt wordt.
❑ SCHILDEREN
59
Fig. 4.13 Voordat je gaat schilderen kun je het beste een werkplan maken. Je zult dan veel effectiever en veiliger werken.
Het werkplan Als je op een recreatiebedrijf aan het werk gaat, moet je altijd rekening houden met de gasten. Een goed werkplan houdt rekening met: – de veiligheid van de gasten en van jezelf; – de benodigde materialen; – de juiste werkvolgorde; – de manier waarop je het te schilderen oppervlak reinigt; – hoe je het eventuele afval afvoert.
Afplakband Wanneer je langs een ruit moet schilderen of als je een vlak of een streep op een deur moet maken, kun je dit uit de hand doen met een besnijkwast. Dit vraagt echter nogal wat vaardigheid en een vaste hand. Je kunt daarom ook afplakband gebruiken. crêpeband
60
Het meest gebruikte afplakband is crêpeband. Dit hecht niet al te sterk aan het oppervlak, zodat de onderliggende verflaag niet wordt losgetrokken. Door de crêpevorm kan de verf er echter onder kruipen. Hierdoor krijg je nog geen scherpe afgrenzing. Je moet het band dus zeer goed aandrukken. Voor dunne verf of lak is een kunststoffen afplakband in de handel. Dit heeft geen crêpevorm, waardoor de verf niet onder het band kruipt.
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Je moet het afplakband, zodra je klaar bent met schilderen, wegtrekken om te voorkomen dat de nog verse verf langs de rand wordt losgetrokken. Fig. 4.14 Schildersgereedschappen.
Klimgereedschap Veel schilderwerk moet op enige hoogte gebeuren. Daarom heb je vaak iets nodig om op te klimmen. Dit kan variëren van een eenvoudig keukentrapje tot een complete steiger. Bij al deze klimgereedschappen moet je de veiligheidsvoorschriften in acht nemen.
Werkvolgorde Om schilderwerk op de juiste manier te doen moet je volgens een bepaald stappenplan te werk gaan. Werkvolgorde bij het schilderen: 1 Schuur het te schilderen voorwerp tot het glad en strak is. 2 Breng hierna een laag grondverf aan. 3 Schuur de gedroogde grondverf. 4 Controleer het werkstuk op gaatjes en plamuur deze gaatjes dicht. 5 Schuur het geplamuurde werkstuk. 6 Controleer weer op gaatjes, plamuur eventueel en schuur ook dit plamuurwerk. 7 Breng nog een laag grondverf aan. 8 Schuur deze grondlaag tot het werkstuk glad en strak is. 9 Breng de eerste afwerklaag aan. 10 Schuur deze laag glad. 11 Breng de tweede afwerklaag aan. 12 Schuur deze glad. 13 Breng de laatste afwerklaag aan. Je ziet dat er verschillende lagen verf moeten worden aangebracht. Hierdoor ontstaat een voldoende dikke verflaag. Zo’n dikke laag is veel sterker, waardoor veel minder snel beschadigingen aan de verflaag zullen ontstaan die dwars door deze laag heen gaan. Bovendien zal de verflaag bij veroudering veel minder snel worden aangetast. Bij veroudering zal namelijk het eerste de buitenkant worden aangetast. Als de laag wat dikker is, is er dan nog voldoende bescherming over.
❑ SCHILDEREN
61
Vragen 4.3
a b c d e f g
4.4
Kun je acrylverf buiten toepassen? Kun je latex muurverf buiten toepassen? Kun je tweecomponentenverf op wanden en plafonds toepassen? Waar worden goede kwasten van gemaakt? Voor welke kwasten wordt wel paardenhaar gebruikt? Waarom moet je crêpe afplakband stevig aandrukken? Noem drie klimgereedschappen.
Glasreparatie
Op camping De Beek wordt een voetbalwedstrijd gespeeld tussen de gasten onderling. Het is dikke pret. Ome Henk uit Amsterdam speelt een een-tweetje met Herr Stehle uit Frankfurt. Ome Henk geeft de bal een poeier naar het doel. Daar staat Luc uit Antwerpen, die de bal helaas niet kan houden. De bal stuitert via een hekje dwars door een raam van het toiletgebouw. Gelukkig heeft de campingeigenaar wel een plaatje board. Mehmet loopt stage en krijg de opdracht de ruit op te meten en naar de verfwinkel in het dorp te gaan. Daar bestelt hij een plaatje glas van veertig bij vijftig centimeter. De verkoper vraagt: ‘Wat voor glas moet het zijn?’ ‘Hoezo?’ vraagt hij. ‘Nou, je hebt enkel dik glas, dubbeldik glas, draadglas, dubbelglas, matglas, gehard glas, enzovoort.’ Daar kan hij geen antwoord op geven. Dus gaat hij maar terug naar de camping om te kijken hoe de andere ruiten in het toiletgebouw eruitzien.
Soorten glas Glas in ruime zin is een verzamelnaam voor stoffen die wel vast zijn, maar waarin de kristallijne structuur van een vaste stof ontbreekt. Bij de glasbereiding worden de volgende grondstoffen gebruikt: zand, soda, kalksteen, veldspaat, borax en magnesium. Voor jou is eigenlijk alleen belangrijk dat glas licht doorlaat en dat je door de meeste glasplaten heen kunt kijken. Daarnaast heeft glas een aantal eigenschappen die niet zo prettig zijn in het gebruik: – Het is breekbaar. – Het is zwaar. – Het is geen goede warmte-isolator. – Het is bij breuk erg scherp en dus gevaarlijk. Wie een ruit wil plaatsen, kan kiezen uit veel soorten glas: – Blank glas en figuurglas. Dit is enkel glas dat in meerdere diktes te koop is. Daarbij kun je ook kiezen uit afwijkende variëteiten zoals draadglas of ontspiegeld glas. Daarnaast is er een groot assortiment figuurglas. energie
62
–
Dubbel glas. Het grote voordeel van dubbel glas is dat het energie bespaart. Vaak beperkt het ook de geluidsoverlast. Het bestaat uit twee ruiten die uit elkaar worden gehouden door een koker van metaal. In de ruimte tussen de ruiten zit gedroogde lucht.
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
–
Acryl glas. Acryl glas of kunststofglas is glashelder en lichtecht en kan zowel binnen, als buiten worden gebruikt. Het leent zich bijzonder goed om voorzetramen van te maken. Het is een gemakkelijk materiaal om mee te werken. Je kunt het zagen, snijden en erin boren. Bovendien komen er geen splinters vrij bij breuk. Het materiaal kan worden gebogen met een brander en gelijmd met een speciale lijm.
Glasreparatie Glas kan op verschillende manieren worden geplaatst. Een klassieke methode bestaat uit het vastzetten van het glas in de sponning met stopverf. Deze wordt alleen nog toegepast in oudere huizen. Tegenwoordig wordt meestal gebruikgemaakt van glaslatten. De glaslatten houden het glas op zijn plaats. Tussen het glas en de sponning, en tussen het glas en de glaslatten, moet een afdichtingsmateriaal zitten. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van diverse soorten kit, kitband of rubber pezen. Fig. 4.15 Het opmeten van een ruit. A
C C
B
Het plaatsen van enkel glas met stopverf Voer het plaatsen van enkel glas uit in onderstaande werkvolgorde. 1 Haal eventuele glasscherven uit de sponningen en verwijder alle restanten kit en stopverf. Haal dan met een nijptang de overgebleven glaspennetjes weg. 2 Vul de ruimte tussen het hout en het glas met een dunne stopverf, ofwel welpasta. Zet daarna de ruit exact midden in het kozijn. Tussen ruit en kozijn blijft dan ongeveer 1,5 à 2 cm over. Druk de ruit in de welpasta; druk daarbij tegen de randen van de ruit. De ruit staat nu tamelijk stabiel in de pasta. 3 Zet de ruit vast met spijkertjes zonder kop van ongeveer 15 mm met behulp van een glazenmakershamer. De afstand tussen de spijkertjes moet 15 tot 20 cm bedragen en de spijkertjes moeten 10 mm uitsteken. Een handig hulpmiddel hierbij is een stukje karton. Steek een spijkertje aan de rand door het karton heen. Leg het karton tegen het raam en sla het spijkertje in het kozijn. Buig het spijkertjes daarna om, zodat het tegen de ruit aankomt. 4 Kneed een paar kleine porties stopverf totdat ze week worden en vorm hiervan dunne rolletjes. Vul de ruimtes van 1,5 à 2 cm tussen de ruit en de sponning hiermee op. Gebruik een spatel om de stopverf goed te verdelen, zodat er geen
❑ GLASREPARATIE
63
spleten overblijven. Strijk daarna de stopverf gelijk onder een hoek van 45° met een vochtig stopverfmes. Verwijder overtollige stopverf met hetzelfde mes. Strijk de stopverf tot slot met een natte vinger glad. De stopverf moet twee weken harden voordat je het raam kunt verven.
Het plaatsen van enkel glas met glaslatten 1
butyleenkit
2 3 4
Haal eventuele glasscherven uit de sponningen en verwijder alle restanten kit en stopverf. Haal dan met een nijptang de overgebleven glaspennetjes weg. De rand van de ruit en de glaslatten moeten vetvrij zijn, anders hecht de kit niet. Spuit met een kitpistool een laagje butyleenkit in de sponning. Druk de ruit zacht in de laag kit. Breng daarna nog een laag kit aan op het glas en tegen de sponning. Duw vervolgens de glaslatten in de kit. Spijker of schroef ze direct vast op afstanden van minimaal 30 cm. De eerste schroef moet 7 cm uit de hoek worden geplaatst. Om een goede afwatering te garanderen, moeten de onderlat en de bovenlat helemaal in de sponning doorlopen. De verticale latten moeten op de horizontale latten aansluiten. De onderlat moet een schuine hoek van 15° hebben voor een goede afwatering.
Het vervangen van enkel glas door dubbel glas 1
2 3
4 5
6 7
Haal de glaslatten van de oude ruit weg en schroef het condensprofiel los. Dit heb je bij dubbel glas niet nodig. Snijd de kitverbinding los en verwijder het oude glas. Verwijder alle restanten en maak de sponning goed schoon. De twee horizontale glaslatten moeten van de ene stijl tot de andere doorlopen. Zaag ze dus op maat. Plak het glasband, dat met het dubbelglas wordt meegeleverd, op 6mm onder de rand in de sponning. Zo houd je de kitvoeg vrij. Plak het band ook op de glaslatten. Hierna plaats je de ruit in de sponning. Om de ruit te ondersteunen, zet je de meegeleverde blokjes op ongeveer 25 cm uit de hoek onder het glas. Verdeel het glas goed in de sponning, zodat het hout nergens wordt geraakt en aan alle kanten evenveel speling overblijft. Spijker nu de bovenste glaslat direct in het kozijn. Let er daarbij op dat je de glaslat en de ruit goed aandrukt. Monteer vervolgens de onderste glaslat. Bij vaste ramen is het noodzakelijk dat er een ontluchtingssleuf zit voor de ventilatie. Die maak je door blokjes onder de glaslat mee te spijkeren. Bij draairamen kan dat niet altijd. Dan kun je een opdeklat gebruiken. Vervolgens plaats je de verticale glaslatten. Zaag ze op maat en beplak ze met glasband. Het kan zijn dat de onderlat een schuine zijde heeft. Kit de verbinding nu goed af, waarna je de kitvoeg van binnen en van buiten afwerkt. Gebruik een elastische kit (siliconen, thiokol of acryl). Haal de overtollige kit met een plamuurmes weg.
Veiligheid Het werken met glas kan aanleiding geven tot gevaarlijke situaties. Neem daarom altijd de volgende veiligheidsmaatregelen: 1 Houd een krant of lap tussen je handen en de ruit en houd de ruit niet te krampachtig vast. 2 Draag een grote glasplaat met z’n tweeën.
64
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
3
Zet een glasplaat tegen een muur in een kleine hoek, met een krant of een doek ertussen en zet er iets voor, zodat hij niet kan wegglijden.
Glas snijden 1
2
Leg het glas op een rechte, wat flexibele ondergrond (stuk dik karton). Geef met een viltstift de maten van de ruit op het glas aan. Leg langs deze lijnen een liniaal of lat zo neer, dat het wieltje van de glassnijder precies op de lijn rust. De glassnijder moet in een hoek van negentig graden ten opzichte van de liniaal staan en je moet hem in een lichte hoek naar je toe vasthouden. Trek hem dan in één ruk naar je toe. Je hoort daarbij een regelmatig knarsend geluid. Bij de randen van het glas moet je iets zachter drukken, anders krijg je splinters. Schuif het glas nu zo dat de snijlijn een klein stukje over de rand van de werkbank ligt. Tik zachtjes met een latje tegen de onderkant van de snijlijn tot je de breuk helemaal in het glas ziet doorlopen. Hierna druk je aan beide zijden op het glas, zodat het afbreekt. Een klein stukje glas kun je afknabbelen met de bek van de glassnijder.
Glas en isolatie Om te zorgen voor een aangenaam klimaat in een huis, een recreatiebungalow of een ander gebouw, worden deze ruimtes in de winter verwarmd. In de zomer willen we juist graag dat de temperatuur binnenshuis niet te hoog wordt. Meestal is er dus een temperatuurverschil tussen buiten en binnen. Warmte stroomt altijd van een plaats met een hoge temperatuur naar een plaats met een lage temperatuur. Daarom zal in een huis meestal de warmte door de ramen en de muren naar buiten gaan. Om het warmteverlies te beperken, kun je het gebouw isoleren. Nu is het isoleren van een muur niet zo moeilijk. Je hoeft alleen tussen twee muren isolatiemateriaal (bijvoorbeeld steenwol) aan te brengen. Maar als je een raam wilt isoleren, is dat moeilijker omdat je naar buiten wilt kunnen kijken. Daarom wordt hiervoor gebruikgemaakt van stilstaande lucht. Deze isoleert goed. Tussen twee ruiten met een tussenruimte van ongeveer een centimeter wordt een laagje stilstaande lucht aangebracht. Het resultaat is een geïsoleerde ruit. Deze ruiten worden vaak Thermopane ruiten genoemd, maar feitelijk is dit niet juist. Thermopane is namelijk een merknaam. Vragen 4.4
a b c d e f g
❑ GLASREPARATIE
Noem drie belangrijke eigenschappen van glas. Uit welke bestanddelen bestaat glas? Noem een kunststof glas. Waar werd vroeger het glas meet vastgezet in de sponning? Waarvoor zijn de glaslatjes? Welke drie afdichtingmaterialen worden gebruikt tussen de glaslatten en het glas? Welke afschot moet de onderste glaslat bezitten?
65
4.5
Tegelzetten/stucwerk
De campingbeheerder vraagt Sandra het tegelwerk in het ketelhuis na te lopen: er zitten wat beschadigingen in. Gelukkig zijn er nog tegels uit de bouw over, zodat ze niet op zoek hoeft naar vervangende tegels. Wel moet ze alles kopen voor het lijmen en voegen van de tegels. Bovendien moet het stucwerk hier en daar worden gerepareerd. Ze begint met het maken van een lijst met alles wat ze nodig heeft. Daar hoort ook gereedschap bij.
Gereedschap voor stucwerk –
De speciekuip De specie die op de muur wordt aangebracht, bestaat uit verschillende componenten (zand, kalk, water, enz.). Deze componenten moeten goed met elkaar worden gemengd. Als je een kleine hoeveelheid moet mengen, kun je gebruik maken van een emmer, maar bij grotere hoeveelheden gebruik je een speciekuip.
–
De mixer De specie moet goed gemengd zijn, voordat je ermee aan het werk kunt. Dit mengen kun je met de hand doen, maar dat is zwaar werk. Om dit zware werk enigszins te vergemakkelijken, kun je een mixer gebruiken. Deze mixer gaat in een boormachine.
–
Het spaarbord Het spaarbord is een houten plank met daaronder een handvat. Hier kun je tijdens het stucwerk een hoeveelheid specie op doen. Deze specie breng je daarna met bijvoorbeeld een vlakspaan op de muur aan.
–
De vlakspaan De vlakspaan gebruik je om de specie vanaf het spaarbord op de muur te brengen en uit te smeren. De vlakspaan is een stalen plaat van ongeveer 25 cm × 15 cm waaraan een handvat is gemonteerd.
–
De troffel Troffels zijn er in vele soorten en maten. Elke soort troffel heeft zijn eigen toepassing.
Fig. 4.16 Vlakspaan en troffels.
66
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
–
De tegelsnijder Omdat de oppervlaktes die je moet betegelen, meestal een maat hebben die niet correspondeert met de maat van de tegels, moet altijd wel een rij tegels op maat worden gesneden. Hiervoor gebruik je de tegelsnijder.
–
De tegelzaag Als je een tegel snijdt, kan dit alleen langs een vrijwel rechte lijn. Maar soms moet een hoekje uit een tegel worden gehaald. Ook kan het voorkomen dat de tegels zo hard zijn (of ongelijk van structuur) dat ze moeilijk of niet te snijden zijn. In beide gevallen kun je een tegelzaag gebruiken. De naam doet veronderstellen dat je ermee zaagt, maar in feite slijp je ermee. Het verspanende deel van de zaag moet erg hard zijn. Daarom wordt hiervoor vaak industriediamant gebruikt. Een aantal soorten tegelzagen wordt door een elektromotor aangedreven. Soms worden deze machinale zagen met water gekoeld. Omdat diamant niet zo goedkoop is en alleen in machinaal gereedschap wordt gebruikt, worden ook andere materialen toegepast zoals Wolframcarbide en Widia. Deze materialen zijn bijna even hard als industriediamant. Met name Wolframcarbide is goed als handgereedschap te gebruiken.
Fig. 4.17 Tegelzaag.
Uitvoeren van stucwerk Voordat je met een klus begint, moet je eerst de ondergrond voor de tegels in een goede staat brengen. Deze moet namelijk eerst worden geëgaliseerd, voordat je de tegels kunt aanbrengen. Dit egaliseren noem je ook wel stukadoren of stucwerk. De meeste binnenmuren in de Nederlandse huizen hebben een stuc- of pleisterlaag. Deze beschermende laag kun je afwerken met tegels, behang, sierpleister of muurverf.
De voorbereiding 1
❑ TEGELZETTEN/STUCWERK
Kies de juiste stukadoorsmortel: Roodband voor: • wit stukadoorswerk; • glad stukadoorswerk voor behang en tegels; • rustiek pleisterwerk. Geelband voor: • schuurwerk; • decoratief pleisterwerk zonder verdere afwerking.
67
2
Zorg ervoor dat de ondergrond schoon, droog en stofvrij is. • Breng op sterk zuigende ondergronden ook voor een kleine reparatie gronderingsmiddel aan (gasbeton, prositsteen, kalksteen). • Breng op muren die slecht vocht opnemen eerst een hechtingsmiddel aan met een blokkwast (beton, gipsblokken, betonemaille).
Het pleisteren 1
2
3 4 5
6 7
Neem een schone kuip en doe er water in. Voeg vervolgens de pleistermortel beetje bij beetje toe. Meng het water en de mortel met de mixer tot het een egaal geheel is. Plak (alleen bij het pleisteren van een hele wand) de stucgeleiders op de wand met een paar dotten pleistermortel en controleer met de waterpas of ze recht staan. Zorg ervoor dat je met de rei drie geleiders kunt overlappen. Breng een portie mortel uit de kuip op je spaarbord. Gebruik daarvoor de lange kant van de plakspaan. Zet de lange kant van de spaan in een hoek van 45 graden tegen de muur en breng de mortel met een opgaande beweging aan. Voor het afreien (het egaliseren van de wand) plaats je de rei tegen de muur en haal je hem zigzaggend van boven naar beneden over de muur. Het overbodige pleister komt op de rei terecht. Breng opnieuw pleister aan op de plaatsen waar te weinig zit en rei daarna nogmaals af. Rei ten slotte de grote vlakken nog eens af, maar nu diagonaal. Werk opgebolde mortel met een natte kwast bij.
De afwerking 1
2 3
Na 45 tot 70 minuten is het pleisterwerk voldoende opgestijfd om het af te werken. Bevochtig het eerst met een plantenspuit. Schuur met een vochtige, harde spons met draaiende bewegingen de aanzetten van de houten spaan en de rei vlak af. Voor glad pleisterwerk strijk je de wand direct na het schuren glad met de stalen spaan die je bijna plat op de wand houdt. Haal de stucgeleiders weg en zet de groeven dicht met de plakspaan. Schuur het oppervlak nog een keer als de pleister bijna hard is.
Buitenhoeken kun je sterker maken door in het stucwerk een hoekbeschermer op te nemen. Steek daarvoor aan beide zijden van de hoek tien tot vijftien centimeter stucwerk weg. Zaag de hoekbeschermer op lengte en zet hem met wat mortel op zijn plaats. Controleer met de rei of hij goed vlak zit en met de waterpas of hij verticaal zit. Werk daarna de hoek af. Ook binnenhoeken kunnen worden verstevigd. Breng daarvoor aan beide zijden van de hoek met de spaan mortel aan en rei beide zijden af. Maak de binnenhoek strak met het hoekschopje. Snijd daarna met de punt van de vlakspaan de binnenhoek door om barsten te voorkomen.
Repareren van scheuren Een scheur die na reparatie niet opnieuw scheurt, noemen we een stille scheur. Repareer deze door de scheur wat verder open te werken, goed schoon te maken, te bevochtigen en te vullen met pleistermortel of vulmiddel.
68
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
acrylaatkit
Bij een bewegende scheur scheurt de gerepareerde plek opnieuw. Om dat te voorkomen steek je hierbij eerst aan beide zijden het pleisterwerk ruim weg (ongeveer 15 cm). Maak de plek goed schoon en vul de scheur met acrylaatkit. Daarna maak je het gehele weggestoken gedeelte goed vochtig. Breng over het hele stuk een dunne laag gipspleister aan. Duw onmiddellijk daarna een stuk stucband of glasvlies met de spaan goed in de pleisterlaag. Daaroverheen breng je nog een laag gipspleister aan. Dan moet de laag dik genoeg zijn om gelijk met het oude pleisterwerk te komen.
Sierpleister Na het aanbrengen van een beschermende stuclaag kun je de muur afwerken met sierpleister. 1 Sierpleister en het gronderingsmiddel ervoor hechten aan alles. Verwijder alle delen die niet gepleisterd worden, of dek ze af. 2 Hak vlekken weg tot op de ondergrond. Behandel de plek met isoleergrond en breng daarover een hechtmiddel aan. Pleister de plekken weer vlak met een mortel. 3 Maak de wand volledig schoon. 4 Schep sierpleister op een goede roestvrijstalen spaan en breng de pleister gelijkmatig van onderen naar boven op de muur aan. 5 Haal overtollige pleister weg met de zijkant van de spaan en breng daarna de structuur aan in de pleister met een kunststoffen spaan. Hou die plat op de wand en maak draaiende bewegingen. Om overal dezelfde structuur te krijgen, moet je de spaan regelmatig met water schoonmaken.
Uitvoeren van tegelwerk Voorbereiding van tegelwerk 1 plattegrond
2
3 4 5
6
❑ TEGELZETTEN/STUCWERK
Maak voor elk vlak dat je gaat betegelen een afzonderlijke berekening. Meet alle maten van de wand of de vloer op. Noteer deze op een plattegrond. Deel de lengte van het te betegelen oppervlak (312 cm) door de breedte van de tegel (10 cm) plus de voeg (0,4 cm). Rond af naar boven. Deel de breedte van het oppervlak (204 cm) door de lengte van de tegels (20 cm) plus voeg. Vermenigvuldig de uitkomsten met elkaar. In het voorbeeld heb je dus 300 tegels nodig. Koop altijd wat meer tegels dan je nodig hebt. Je krijgt altijd te maken met snijverlies. De ondergrond moet vlak en schoon zijn. Verwijder loszittende delen en repareer gaten. Schuur oneffenheden glad. Behandel zuigende ondergronden (gipsplaten, gasbetonblokken) met een gronderingsmiddel. De tegellijm hecht dan beter. Controleer of alle pakken met tegels hetzelfde tintnummer en kalibernummer hebben. Verwerk de tegels uit de verschillende verpakkingen door elkaar heen, zodat kleine kleurafwijkingen niet opvallen. Er zijn zeer veel verschillende soorten lijm. Informeer hiernaar bij de tegelhandel en kies de juiste soort. Betegel eerst de wanden en dan de vloer om lijmvlekken te voorkomen. Een nieuwe betonvloer kan krimpen. Tegels die strak tegen de wand aan zijn gelegd, kunnen dan losspringen. Houd daarom een voeg tussen de tegels en de wand en vul deze op met siliconenkit.
69
Het betegelen van een wand 1
2 3 4
5
Bevestig een lat stevig en zuiver horizontaal (waterpas gebruiken) op de wand. De bovenkant van deze lat moet exact de hoogte hebben van de bovenkant van de onderste tegel. Teken zuiver haaks links en rechts van deze lat een verticale lijn of plaats hier ook latten. Gebruik hierbij de waterpas of het schietlood. Maak de tegellijm aan volgens de gebruiksaanwijzing en bestrijk met een getande kitstrijker ongeveer een vierkante meter met lijm. Trek horizontale rillen in de kit. Druk elke tegel met een draaiende beweging in de lijm. Begin te betegelen op de startlat en let daarbij op de verticale lijnen of latten. Plaats eventueel voegkruisjes bij de hoekpunten om overal dezelfde voegbreedte te krijgen. Deze verdwijnen later in het voegmiddel. Neem de latten weg als je de vlakken hebt betegeld en bevestig daarna de laatste tegels.
Wandtegels snijden 1 2
Teken de tegels af met een niet-watervaste viltstift. Kras ze op de lijn in met een glassnijder. Leg de tegel over een dun latje. Druk op beide zijden, zodat de tegel op de kraslijn breekt. Breek smalle randjes en rondingen na het inkrassen weg met een nijptang.
Voegen Minimaal een dag na het aanbrengen van de tegels kun je gaan voegen. Wrijf het voegmiddel met een kunststoffen spons goed in de voeg. Werk daarbij diagonaal. Verwijder het overtollige voegmiddel met een vochtige spons. Wrijf de tegels, als ze droog zijn, met een droge doek na.
Vloeren betegelen Vloertegels kun je lijmen. Kies echter voor de mortelmethode, als je gaat werken op een ruwe betonvloer of als de tegels ongelijk van dikte zijn. Een nadeel van de ze methode is dat het mortelbed dik moet zijn (tot maximaal 4 cm). Dat kan problemen geven bij deuren en drempels. Maak in alle gevallen de vloer grondig schoon. 1 Ga ervan uit dat je aan de randen geen hele tegels gebruikt. Zet daarvoor langs de vier zijkanten van de vloer lijnen uit met een slagkoord. Binnen die lijnen komen de hele tegels. Tussen deze tegels en de muren komen de zogenaamde pastegels. 2 Breng vanuit een hoekpunt tussen de lijnen een baan lijm ter breedte van een tegel op de vloer aan met een lijmkam met een rilbreedte van 6mm. 3 Plaats op beide hoekpunten met een lichte schuivende beweging een tegel en klop die met een rubberhamer zacht in de lijm. 4 Zet op beide hoektegels een draadopsteker en span het bijbehorende elastiekje ertussen. 5 Leg de eerste rij tegels langs deze draad. Klop elke tegel met de rubberhamer licht aan. Gebruik steeds dezelfde afstandhouder voor de juiste voegbreedte. Verwijder deze als de tegel goed ligt. Controleer met een rei of de tegels vlak liggen. 6 Plaats na de eerste rij tegels de pastegels, omdat over de vloer niet gelopen mag worden. 7 Leg daarna de volgende rij tegels. Controleer steeds of alle tegels vlak liggen. 8 Haal de draadopstekers en de slagkoorden weg.
70
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Vloertegels in mortel aanbrengen 1 2 3
4
5
6
7
waterpas 8 9
10 11
Zet langs de vier zijkanten lijnen uit met een slagkoord. Bevochtig de vloer met water waardoor je een PVA hechtmiddel hebt gemengd. Maak de mortel aan door een maatdeel cement te mengen met vijf maatdelen metselzand. Meng tot je er met de hand een samenhangende bal van kunt vormen. Breng geleiders aan op de vloer: leg kaarsrechte latten op steeds ongeveer een meter van elkaar en druk ze vast in een beetje mortel. Ga na of ze allemaal goed horizontaal en even hoog liggen. Breng daarna tussen de geleiders mortel aan. Doe dat met een à twee vierkante meter tegelijk. Strijk de mortel glad door met een andere kaarsrechte lat over de geleiders heen te schuiven. Verwijder de geleiders als je alle mortel hebt aangebracht. Vul de ruimtes waar de geleiders zaten ook met mortel en strijk ze glad met een stalen spaan. Ga daarbij op een houten of multiplex plaat zitten. Strooi cementpoeder over het mortelbed, voordat je de eerste tegels gaat leggen en maak het cement vochtig. Breng dan de twee hoektegels van de eerste rij aan. Klop ze licht aan met een rubberhamer. Deze tegels zijn zeer belangrijk! Controleer daarom zeer goed in beide richtingen of ze waterpas liggen. Controleer met de kaarsrechte lat of ze op dezelfde hoogte liggen. Zet op beide hoektegels een draadopsteker en span het bijbehorende elastiekje ertussen. Leg de eerste rij tegels langs deze draad. Klop de tegels in de mortel met een stukje balk dat twee tegels overlapt. Gebruik steeds dezelfde afstandhouder voor de voegbreedte en verwijder deze als de tegel goed ligt. Controleer met een rei of alle tegels vlak liggen. Plaats na de eerste rij tegels de pastegels. Leg daarna de volgende rij tegels. Controleer steeds of alle tegels vlak liggen. Neem de draadopstekers en de slagkoorden weg.
Vloertegels voegen 1
2 3
Meng een deel cement en een deel zilverzand droog. Van dit mengsel vermeng je 75% met water tot een papje. Meng in een keer voldoende voor de hele vloer om kleurverschillen te voorkomen. Wrijf dit papje met een rubberen vloertrekker in diagonale richting in de voegen. Trek de voegen, nadat ze gevuld zijn, met dezelfde vloertrekker droog. Na ongeveer tien minuten moet je met het restant van het droge mengsel de hele vloer nog eens inwrijven met de trekker en zo tevens droog en schoon schuren. De vloer is dan bijna schoon. Voor een nog beter resultaat kun je de vloer met zaagsel nawrijven.
Gaten en uitsparingen Vloertegels snijden kan het beste met een tegelsnijmachine gebeuren. Uitsparingen voor leidingen en kranen kun je boren of zagen, ook als het om een gat midden in de tegel gaat. Als je gaat boren, kun je het beste een aantal kleine gaatjes boren binnen het gat dat je hebt afgetekend. Zo voorkom je dat het gat te groot wordt. Je kunt het daarna afwerken met een tegeltang.
❑ TEGELZETTEN/STUCWERK
71
Wolfraamzaagje
Vragen 4.5
Als je een gat wilt zagen, begin je ook met een flink boorgat. Daar kun je dan een Wolfraamzaagje doorheen steken, dat je in een metaalzaagbeugel spant. Daarna kun je het gat uitzagen. In plaats van een draadzaag kun je ook een decoupeerzaag gebruiken met een speciaal zaagje voor keramisch materiaal. Kras uitsparingen in de rand van een tegel in met een glassnijder en knip met een nijptang steeds kleine stukjes weg. Je kunt ook hiervoor de draadzaag of de decoupeerzaag gebruiken. a b c d e f g h i j
4.6
Noem vijf noodzakelijke gereedschappen bij het stucwerk. Wat kun je met een tegelzaag wel doen, maar niet met een tegelsnijder? Noem drie materialen die voor het zagen van tegels gebruikt worden. Wat breng je aan op sterk zuigende ondergronden voordat je kunt stukadoren? Hoe verstevig je buitenhoeken van stucwerk? Wat is het verschil tussen stille en bewegende scheuren in pleisterwerk? Waarom verwerk je tegels uit verschillende verpakkingen door elkaar heen? Hoelang moet je wachten voordat je aangebracht tegelwerk mag gaan voegen? Waarmee kun je vloertegels vastzetten? Waarmee voeg je vloertegels?
Timmeren
In de haven van Hoorn ligt een schitterend zeiljacht, helemaal van hout gemaakt. Het schip ziet er perfect onderhouden uit. Jaap sta er bewonderend naar te kijken, als de eigenaresse van het schip naar hem toe komt. ‘Mooi hè’, zegt de vrouw. ‘Wil je even aan boord kijken?’ Aan boord van het schip ziet Jaap dat er nogal wat verschillende soorten hout zijn gebruikt. Als hij vraagt waarom de scheepsbouwer dat heeft gedaan, legt de vrouw uit dat elke houtsoort zijn eigen specifieke eigenschappen heeft. De romp en het dek zijn gemaakt van teakhout, een duurzame houtsoort die niet erg gevoelig is voor verrotting. De spanten zijn gemaakt van eikenhout, dat erg sterk is, en de mast, de giek en de boegspriet zijn van naaldbomenhout gemaakt. Dit laatste is zeer taai en buigzaam. Voor de kajuitopbouw en de afwerking van de binnenbetimmering is mahoniehout gebruikt, een bijzonder fraaie houtsoort. Voor de boot zijn veel verschillende kwaliteiten hout gebruikt, maar er zijn er nog veel meer.
Houtsoorten Om te begrijpen waarom niet elke boom hetzelfde hout levert, is het belangrijk te weten hoe hout groeit. De groei van de bomen vindt plaats aan de toppen van takken en twijgen en in de dikte van stammen en takken. Het in de dikte groeien van bomen noem je aanwas.
72
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Fig. 4.18 Schematische dwarsdoorsnede van een boomstam.
De groei van hout
spin kern hart straal cambium bast schors
spinthout kernhout
Fig. 4.19 De verschillende celwandlagen van een steuncel.
Belangrijke componenten in een boom voor de groei van het hout zijn: – De schors: afgestorven en verkurkte bast, die beschermt de boom tegen invloeden van buitenaf. – De bast: een dun laagje levend weefsel, dat de suikers naar beneden transporteert die door fotosynthese in de kruin zijn gevormd. – Het cambium of de teeltlaag: een laag van één cel dik, die zorgt voor de diktegroei van een boom. Aan de ene kant van het cambium wordt bast aangemaakt, aan de andere kant spinthout. Het spinthout is dus levend materiaal. Als de boom groeit, sterft dit hout af (het verhout) en verandert in kernhout. Hierbij worden cellulose en lignine gevormd. Dat zijn de stoffen die het hout sterk maken. hol
laag naar volgende cel
Opbouw en structuur Voordat we ingaan op de opbouw en structuur van hout, is het goed eerst te kijken naar de hoofdindeling van houtsoorten, die in loofhout en naaldhout. Enkele voorbeelden van loofbomen zijn: de eik, de beuk, de es, de berk en de kastanje. Enkele voorbeelden van naaldbomen zijn de Douglas spar en de grove den.
❑ TIMMEREN
73
Fig. 4.20 De structuur van naaldhout en loofhout.
1
4
6 5
7 8 7
7 9
10 7a
2 1 2 3 4 5 6 7 7a 8 9 10
3
kops vlak radiaal vlak tangentiaal vlak groeiring voorjaarshout (ruime celdoorsneden) zomerhout (smalle celdoorsneden) houtstraal (zeer dun bij naaldhout) houtstraal met (horizontale) harsgang verticale harsgang hofstippel (afsluitbare stippel) in tracheïde enkelvoudige stippel (membraanstippel) in straalweefsel
In de opbouw van deze houtsoorten zitten nogal wat verschillen, onder andere in de celfuncties. In loofhout kun je de functies van de in een boom aanwezige cellen als volgt onderverdelen: – transport van sappen (voedsel en water) door vaten; – leveren van steun door houtvezels; – voedselopslag door onder andere stralen. In naaldhout zijn de functies van de in de boom aanwezige cellen enigszins anders: – transport van sappen en levering van steun door vezelvaten; – voedselopslag door stralen.
74
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Loofhout en naaldhout kun je uit elkaar houden met onderstaande kenmerken. Loofhout
Naaldhout
Vaten zichtbaar in kops hout.
Geen vaten.
Stralen (streepjes die door jaarringen lopen) met het blote oog zichtbaar.
Stralen alleen met een loep zichtbaar.
Onregelmatige structuur op kops vlak: met een loep zie je de verschillende soorten cellen: vaten, houtvezels en stralen.
Regelmatige structuur op kops vlak: met een loep zie je allemaal vezelvaten (min of meer gelijkmatige rechthoekjes) en eventueel de harsgangen.
Algemene kenmerken van hout Om de verschillende houtsoorten te herkennen kun je op een aantal hoedanigheden afgaan. Vaak kan al een onderscheid worden gemaakt door de kleur en het soortelijk gewicht. Maar dat gaat niet altijd op. Kleuraanduidingen kunnen erg vaag zijn. Ook het soortelijk gewicht is niet eenvoudig te bepalen. Maar je kunt in de praktijk wel vaststellen of een stuk hout licht is of zwaar. Verdere kenmerken die de herkenning gemakkelijker maken, zijn de nerf en de tekening. Is de nerf fijn of juist grof? De tekening is het verschil in kleur, vorm en fijnheid op één van de vlakken.
Eigenschappen van hout Zoals je uit de praktijk weet, is hout redelijk sterk. Maar wat bedoel je daar precies mee? Slechts de druksterkte, de treksterkte en de buigsterkte zijn van belang. Het sterkst is hout in de lengterichting. Hout is zwaar als je het vergelijkt met piepschuim. Vergeleken met staal is het licht. Maar ook tussen de diverse houtsoorten zijn verschillen in gewicht. Balsahout, dat wordt gebruikt als isolatiemateriaal in vliegtuigen, weegt weinig, terwijl ebbenhout, dat voor luxe betimmeringen wordt gebruikt en per kilo wordt verkocht, meer dan vijfmaal zo zwaar is. Zelfs zwaarder dan water. Dat water is trouwens een bedreiging voor de meeste houtsoorten. Het veroorzaakt niet alleen rot, maar ook vormveranderingen. Dit wordt in de praktijk het werken van hout genoemd. Het hout zwelt op tot een bepaald vochtpercentage is bereikt. Als het hout vervolgens weer droogt, krimpt het. Als gevolg van het zwellen en krimpen kan het hout hol, bol en scheluw (in het hout komt dan een draaiing) trekken. Daardoor kunnen scheuren in het hout ontstaan. Niet alle houtsoorten hebben hier evenveel last van.
❑ TIMMEREN
75
Fig. 4.21 Krimpverschijnselen in de verschillende richtingen.
Een belangrijke eigenschap van hout is dat het een isolerende werking bezit, zowel voor elektriciteit als voor warmte/koude. Omdat het elektriciteit isoleert, werden elektriciteitspalen en telefoonpalen vroeger van hout gemaakt. Dat het warmte isoleert, wordt gedemonstreerd door het eerder genoemde balsahout, dat voor isolatie in vliegtuigen wordt gebruikt. In het koude Scandinavië worden de blokhutten van hout gemaakt. Deels komt dat omdat het daar voorhanden is, maar deels ook omdat het goed isoleert. Ook hiervoor geldt overigens dat de ene houtsoort beter isoleert dan de andere. Hout kan branden. Dat is algemeen bekend. Minder bekend is het feit dat voor grote overspanningen, bijvoorbeeld in hallen, houten spanten de voorkeur hebben boven metalen, juist vanwege de vormvastheid van hout tijdens brand. Metalen spanten zakken tijdens een brand in, wat gevaarlijk is. Houten spanten verkolen aan de buitenkanten en vormen op die manier een brandvaste laag. Na een brand zie je de houten spanten altijd nog staan. Als hout of houtproducten met brandvertragende middelen worden behandeld, wordt deze eigenschap nog versterkt. Ook hier geldt weer dat de ene houtsoort sneller brandt dan de andere.
Aandachtspunten bij de aanschaf van hout Het draadverloop van het hout De draad van het hout loopt normaal gesproken volgens een min of meer rechte lijn. Doordat een boom kan draaien als hij groeit, kan het voorkomen dat de draad niet recht loopt, maar een bepaalde hoek met het hart van de boom maakt. Dat komt de sterkte niet ten goede. Ook in de buurt van kwasten blijkt de draad niet recht te lopen, maar vouwt hij zich als het ware om de kwast heen. De kwast zelf kan eveneens een zwak punt zijn. Fig. 4.22 Kwasten in diverse houtsoorten.
76
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Inhoudsstoffen In een aantal houtsoorten zit een bepaalde stof. In naaldhout is dat hars, een kleverige substantie. In sommige hardhoutsoorten zitten ook inhoudsstoffen. De bekendste daarvan is wel het ‘bloed’ van merbauhout. Dit is een gele stof die, zodra hij in contact komt met water, lelijke vlekken kan maken op het hout en het omringende bouwwerk. De holtes waarin deze stoffen zitten, verlagen de sterkte van het hout.
Scheuren Scheuren zijn uiteraard niet gunstig voor de sterkte van het hout. Er zijn meerdere soorten scheuren, waaronder windscheuren en ringscheuren. Fig. 4.23 Scheurvormen in hout.
Een besloten hart in een balk betekent ook sterkteverlies. Dit komt doordat bij het drogen van het hout het hart niet even snel droogt als de rest. Hierdoor ontstaan spanningen in het hout die tot scheuren kunnen leiden.
Aantastingen Er bestaat een aantal soorten aantastingen in hout die verschillende oorzaken hebben: – Chemische oorzaken (zouten, zuren en logen). Hout is over het algemeen goed bestand tegen chemische invloeden. Als de concentratie echter te hoog wordt, zal het hout eronder lijden. – Biologische oorzaken (kevers, torren, weekdieren, enz.). Legio beestjes leven van hout, vaak ook van dood hout. Alleen de meest voorkomende soorten worden hier toegelicht. De torren en kevers die behoren tot de zogenaamde drooghoutboorders, leggen hun eitjes in verwerkt hout. Als de larven uitkomen, voeden zij zich met houtstof. Bij sommige soorten zie je fijn zaagsel liggen, bij andere niet. Daarnaast zijn er de marineboorders. Zoals de naam al doet vermoeden, zijn deze alleen een gevaar voor hout dat in het water staat, zoals steigers en remmingswerken. Daarom is de keuze van de houtsoort bij deze houtconstructies zeer belangrijk. Een aantal houtsoorten is bestand tegen (te hard voor) de marineboorder. Hout kan ook worden aangetast door schimmels. De blauwschimmel is niet echt schadelijk, maar kan toch de brosheid van het hout verhogen. De echt vervelende schimmels zijn de veroorzakers van bruine, witte en zachte rot. Zij treden voornamelijk op door slechte beluchting (hoge vochtigheid van het hout). Bruine rot is makkelijk waar te nemen door de zwammen die op het aangetaste hout
❑ TIMMEREN
77
– –
groeien. Witte rot is moeilijker te zien. Zachte rot is met het oog helemaal niet waar te nemen. mechanische oorzaken (slijtage); weersinvloeden (regen, droogte, zon).
Beschermen en verduurzamen Beschermen en verduurzamen lijken twee woorden met dezelfde betekenis. In de praktijk is er echter een verschil: – onder beschermen verstaan we het aanbrengen van een beschermende laag; – met verduurzamen bedoelen we het impregneren met een bederfwerend, voor aantasters giftig, chemisch middel.
Beschermen Beschermen gebeurt door middel van het aanbrengen van een beschermende laag. Dit komt in de praktijk neer op verven, lakken, teren, beitsen vernissen of oliën. Soms gebeurt het ook door het hout te bekleden met metaal of kunststof (in de bouw bijvoorbeeld met loodslabben). Als het hout wordt geverfd, wordt een dichte beschermende laag op het hout aangebracht. Aan het kiezen van een verfsysteem moet grote aandacht worden besteed, omdat een verkeerde verf het hout te veel afsluit, met alle gevolgen van dien. In sommige situaties moet het hout blijven ademen, anders treed verrotting op doordat vocht in het hout blijft. Dan kies je voor een ademende verfsoort.
Verduurzamen Verduurzamen gebeurt door het aanbrengen van stoffen in het hout die voor dierlijke en plantaardige aantasters giftig zijn. Dat gebeurt op de volgende manieren: – bespuiten of bestrijken; – dompelen; – diffusie: in bepaalde houtverbindingen wordt een capsule of pil aangebracht waarvan de inhoud langzaam door het hout wordt opgenomen (lokale verduurzaming); – impregneren onder druk, de zogenaamde vacuümmethode. Voor het verduurzamen zijn verschillende conserveringsmiddelen beschikbaar. Deze zijn in drie groepen te verdelen: – oliën en olieachtige producten; – in water oplosbare middelen; – in organische vloeistoffen oplosbare middelen. Oliën en olieachtige producten zijn niet geschikt voor een omgeving waarin veel mensen komen, omdat ze stinken en huiduitslag veroorzaken. Je kunt deze middelen wel gebruiken bij bijvoorbeeld afrasteringspalen. In water oplosbare middelen worden veel toegepast bij tuinhout. Het bekendste is de impregnatie met wolmanzout. Deze methode is wel geschikt voor toepassingen op een recreatieterrein. Een groot voordeel van de in water oplosbare middelen is dat ze overschilderbaar zijn.
78
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
De in organische vloeistoffen oplosbare middelen zijn alle zeer giftig, ook in kleine concentraties. Het is daarom niet aan te raden op deze wijze verduurzaamd hout te gebruiken.
Houtproducten In de handel zijn veel houtproducten verkrijgbaar.
Triplex en multiplex Triplex is veruit het bekendste houtproduct. Het bestaat uit drie verlijmde lagen fineer (dunne laagjes hout die van een stam zijn gesneden). Vaak worden ook meerdere lagen op elkaar verlijmd; dan spreken we van multiplex. Het aantal lagen fineer is altijd oneven. Triplex en multiplex zijn verkrijgbaar in drie verschillende klassen, A, B en C. A is de hoogste klasse en heeft de mooiste laag dekfineer. Hierop kan blanke lak worden gebruikt. Klasse B moet geschilderd of overgefineerd worden en klasse C heeft geen decoratieve waarde (blindhout). Er zijn verschillende duurzaamheidskwaliteiten, die zijn gebaseerd op de manier van verlijmen. Bij de exterieurkwaliteit moet de lijm bestand zijn tegen alle weersomstandigheden; je spreekt dan over watervast verlijmd triplex of multiplex. Er zijn ook enkele bijzondere soorten tri- en multiplex: – MDF MDF is een speciaal soort plaat. Het is namelijk verlijmd zaagsel. Het wordt gebruikt voor licht belaste constructies, maar voornamelijk voor aftimmerwerk. In de interieurbouw is het een populaire plaatsoort, omdat het gemakkelijk te bewerken is. –
Spaanplaat Spaanplaat is een veelgebruikte soort plaat voor het maken van (goedkope) meubelen. Meestal is de plaat bekleed met een dunne laag kunststof tegen de inwerking van stof en vocht. In de bouw wordt spaanplaat veel toegepast in ondervloeren, wand- en plafond-betimmeringen, deuren en panelen. De platen bestaan uit schilfers, splinters en spaanders hout, die onder druk met een kunsthars worden verlijmd.
–
Meubelplaat Meubelplaat is in principe op dezelfde manier opgebouwd als triplex, met dit verschil dat de binnenlaag niet wordt gevormd door een laag fineer, maar door een dikke laag massief hout (latjes of staafjes). Meestal wordt voor de voering vurenhout gebruikt en voor het dekfineer een vrij edele houtsoort. Meubelplaat wordt gebruikt in de meubelindustrie.
Boards De boards kunnen worden ingedeeld in twee soorten, namelijk zachtboard en hardboard. Zachtboard wordt gebruikt voor wand- en plafondbetimmering en als akoestische plaat. Hardboard is te verkrijgen in verschillende hardheden. Afhankelijk van de hardheid kan het gebruikt worden als ondertapijt (halfhard) of voor de afwerking van een garagedeur (superhard).
❑ TIMMEREN
79
Houtwolplaten Een belangrijke eigenschap van houtwolplaten is de thermische en akoestische isolatie. Houtwolplaten worden voornamelijk gebruikt voor de afwerking van daken en muren. Zij worden vrijwel nooit gebruikt als constructieplaat.
Gelamineerd hout Gelamineerd hout wordt gebruikt op plaatsen waar massief hout van dezelfde afmetingen te duur is. Gelamineerd hout bestaat uit dunne latten of balken die zijn verlijmd tot dikke balken. Een voordeel van gelamineerde balken is dat zij niet per se een rechte vorm hebben, zij kunnen gebogen zijn.
80
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Fig. 4.24 Soort
Houtsoorten.
Hoofdkleur van het kernhout witgeel
Soortelijk gewicht 450
Europees grenen
geel tot roodbruin (wit spint)
480
harsrijk, roodbruine kwasten; fijne nerf; rechtdradig ; spint (witgeel); bij hogere vocht gehalten aantasting
zacht; vrij vast
Oregon pine of Douglas fir
bruin-oranje (vlammend) (wit spint)
540
vrij fijne nerf; rechtdradig ; vooral radiaal golvende groeiringen
zacht; vast; werkt weinig; slijtvast; grote afmetingen; uitstekend te verwerken
Redwood
egaal rood ( wit spint)
300 .. 420
zacht; werkt weinig; grote afmetingen; duurz aam (looiz uur); metaalaantasting
Western red cedar
flets rood-b ruin
370
fijne nerf; rechtdradig; geen hars; scherpe tekening van groeiringen; verduu rzamend looiz uur fijne nerf; grof- en rechtdradig , geen hars; verduurzamend looiz uur
Dennen
grauwwi t
450
brede groeiringen; geen (zichtbare) hars; grote ronde, harde kwasten; voornamelijk rechtdradig
Ame rik aans grenen of Pitch pine
donker roodbruin (spint witgeel)
550 .. 700
Parana pine
lichtbruin rode strepen (spint wit)
530
zeer harsrijk; scherp verschil tussen voor- en najaarshout; terpentijnlucht fijne nerf; rechtdradig; geen hars; geen kwasten; zijde glans
Eiken
geelbruin
700
duidel ijk wa arneemb are grote vaten; goed zichtbare stralen (radiaal: spiegels); ringporig
Beuken
lichtbruin, roz e tint
700
duidelijke hout stralen (tangentiaal: donkere streepjes, radiaal: spiegels) fijne nerf
vrij hard; dicht; sterk; goed te verwerken; goed impregneerbaar
Balsa
wit/roze
100 ..250
rechtdradig ; hoge glans; voelt fluw eelachtig aan; vrij grove nerf; rege lmatige structuur
Merbau
donkerbruin (spint roze-wi t)
900
gelijkmatige struct uur; grove nerf; rechtdradig, soms kruisdradig; m ooie glans; poriën met gele stoffen, die in water oplosse n (blo eden van Merbau)
zacht; hoge isolatiew aarde; vast; niet sterk; hoge geluidsabsorptie; niet duur zaam hard; vast; sterk; bestand tegen schimme ls en insecten; veroorz aakt in verse toes tand roodgetinte vlekk en; moeilij k bewerkbaar
Vuren
❑ TIMMEREN
Belangrijke kenmerken zichtbare hars, harde bruine, vaak ovale kwasten; algemeen rechtdradig ; fijnjarig
Belangrijke eigenschappen zacht; vrij vast; gemakke lijk te bewerken
Toepassing alle soorten bouw hout binnen en buiten in kappen, kozij nen, ramen, deuren, vloeren, trappen, betimmeringen, steigers, heipalen, enz. zowel voor binnen- a ls buitenwerk; doo r het grote harsgehalte ook voor buitenwerk in rame n, koz ijnen, deu ren, vloeren, betimmeringen, steigers, bruggen, dw arsliggers enz. bouwhout voor binnen en buiten; riftgezaagde vloerdelen, inlands Oregon voor heipalen, steigers in waterbou w en gewone bouw ; constructietriplex binnen en bu itenwerk (zelfs onbehandeld); grote panelen; tafelbladen en ander m eube lwerk
vrij zacht; aan wee r en wind bloot gesteld ontstaat een zilvergrijze kleur; licht en niet sterk; zeer duurzaam; tast metalen aan zacht; taai; veerkrachtig; grote maten
lichte constructies, zowel binnen- als buitenkoz ijnen, ramen, buitenbetimmeringen, dakbedekking, enz.; zel fs onbehandeld
zacht; dicht; sterk; grote maten; soms bros door het vele hars vrij zacht; goed te verwerken; drukhout (krimp); veelal fou tvrij hout hard; vast; sterk; duurz aam; go ed bewerkbaar; doo r ijzer of st aal (alleen in vochtig hout) blauw e verkleuring
grof: voor waterwerken fijn: buitenbetimmeringen, scheepsdekke n, meub elen, vloeren vooral bi nnenwerk zoals betimmeringen; gereedsc hapsstelen
balklagen, kapc onstruct ies, heipalen, damwanden, enz.
waterwerk, dw arsligg ers, scheepsbouw, parketvloeren, buitentimme rwerk, kuiperij, meubelen, spanten, enz.; universele houtsoor t gereedsc happe n, huishoud elijke artikelen, dwarsliggers, m eube len, stofdorpels, triplex, gebogen en gestoomd voor meubelen, draaiwe rk mallen, decorbou w, isolatiemateriaal, drijfbuffers in reddingstoestelle n waterwerken, dwarslig gers, betimmeringen, m eubels, koz ijnen, vloeren, deuren
81
Soort
Hoofdkleur van het kernhout
Soortelijk gewicht
Belangrijke kenmerken
Belangrijke eigenschappen
Toepassing
Mahonie
roodbruin (spint gelig)
550..850
vast; vrij hard; goed bewerkbaar
fijne betimmeringen, fineer, meubels parketvloeren
Yang
roodbruin (spint grijswit)
700..850
vrij vast; sterk; neiging tot scheluw trekken; niet gemakkelijk te schilderen
constructiewerken, brug en havenwerk, bedrijfsvloeren, dwarsliggers, kozijnen, ramen, parket
Teak
donkerbruin tot goudbruin
700
hard; vast; slijtvast, bestand tegen witte mieren in tropen; door kalk is gereedschap snel bot
winkelpuien, voordeuren, binnen timmerwerk, meubelen, scheepsbouw, waterwerk, straatblokken, scheepsdekken, voor alle doeleinden waarvoor geen bijzondere taaiheid of buigzaamheid wordt verlangd; universele houtsoort
Afzelia
donker roodbruin (spint strogeel)
650..950
matig fijne nerf; soms kruis dradig (streeptekening); mooie glans vrij grove nerf; rechtdradig (afgewisseld met kruisdraad); olieachtige harsafzettingen (donker); kiezelafzettingen (licht) soms donkere aderen of strepen; soms kleine witte streepjes door kalkafzetting; groeiringen duidelijk zicht baar (ringporig); vrij grove nerf; rechtdradig; oliehoudend grove nerf; meestal rechtdradig; verspreidporig; gele of witte streepjes door bepaalde organische inhoudsstoffen
constructiehout voor woningen, voordeuren, loodsen, schepen, puien, brugdekken, enz.
Peroba de campos
geelbruin met roze, groene en gouden tinten (spint witgeel)
750
vrij zwaar; zeer duurzaam; in vochtig Afzelia corrodeert ijzer en staal; is niet alkalibestand(dus niet in direct contact met beton brengen); krimpt en werkt weinig; niet te spijkeren; ademirritaties bij zagen inademen stof) zwaar; vast; hard; sterk; taai; goed te bewerken; soms huidirritaties bij bewerken
Afrormorsia
geelbruin (spint geel)
700
binnen- en buitentimmerwerk, fineer, vloeren, scheepsbouw
Iroko
geelbruin (spint geelwit)
500..850
Wengé
donkerbruin tot zwart
850
vrij zwaar; zeer sterk; vrij hard; taai; looizuren kunnen corrosie bij metalen veroorzaken; soms huidirritaties matig hard; matig zwaar; trekt en werkt weinig; gemakkelijk te bewerken; zuurbestand vast; sterk; hard; moeilijk te lakken; splintert soms onaangenaam
Essen
witgeel
650
hard; zeer taai en veerkrachtig; moeilijk te splijten
Iepen
roodbruin (spint vuilwit)
550..700
wagenmakerij, gereedschapsstelen, roeiriemen, turntoestellen, ladders, sleden, betimmeringen brugdekken, scheepsblokken, leuningwrongen, meubelen, landbouwgereedschap
Noten
grijsbruin met paarse tinten (spint vuilwit)
550..700
Palissander
bruinrood met zwarte aderen (spint wit)
750..900
82
soms donkere vlekken en aderen door inhoudsstoffen; hier en daar gele plekjes en streepjes; fijne nerf; rechtdradig (ook wel golvend en/of kruisdraging) vrij fijne nerf; rechtdradig tot kruisdradig; streperig aanzien door donkergekleurde grenzen van groeiringen vrij grove nerf; rechte draad en kruisdraad
kops en radiaal een fijne streeptekening; tangentiaal banden met vlamtekening; grove nerf; rechtdradig duidelijke vaten; ringporig; houtstralen niet te zien moiré tekening door golvende vaatgroepen in zomerhout; nerf is matig fijn; vrij rechtdradig; glanzend matig fijne nerf; mooi donker gevlamd
matig fijne nerf; rechte of golvende draad
hard; taai; vast; matig sterk; trekvrij moeilijk te splijten
vrij hard; taai; duurzaam trekvrij; iets stug bij het bewerken hard; zwaar; moeilijk te bewerken; kan gepolijst worden
vrijwel alle constructiewerk, kozijnen, ramen, vloeren, parket, enz.
kozijnen, binnen- en buiten deuren, ramen, trappenhuizen, puien, parketvloeren
betimmeringen, puien, meubels, vloeren en fineer parket en strokenvloeren
fijn timmer- en beeldhouwwerk, meubelen, geweerkolven, fineer
luxebetimmeringen, meubels, enz.
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Soort
Hoofdkleur van het kernhout
Soortelijk gewicht
Belangrijke kenmerken
Belangrijke eigenschappen
Toepassing
Meranti
licht en donkerrood
700
neiging tot werken; hard; vast; sterk
Ebben
bruin of zwart (spint geel)
1100 (per kilo in de winkel)
onderscheid tussen lichte en rode soort; rode beter van kwaliteit fijne en dichte nerf
Okoumé
rozerood (spint grijswit)
350..450
matig grove nerf; min of meer kruisdradig
licht; zacht
fijner timmerwerk, meubelen, triplexfineer, sigarenkisten
Limba
strogeel
400..780
grove nerf; rechtdradig
vrij licht; goed verwerkbaar
fineer, meubelen, triplexfineer
Azobé
paarsbruin (spint grijs)
950..1100
grove nerf; zeer kruisdradig; vrij grote vaten, vaak gevuld met witte en/of geelbruine stoffen
vrij zwaar; vrij hard; dicht; trekt krom bij drogen; moeilijk te bewerken; bestand tegen paalworm
constructiehout voor waterwerken, bruggen en scheepswerven
Bangkirai
diepbruin
840
fijne dichte nerf; kops bijna te polijsten
zwaar; hard; vast; werkt niet; vuuren zuur bestand; bestand tegen paalvorm; goed te bewerken
waterbouwkundige constructies, scheepsdekken, bedrijfsvloeren, klokkenstoelen, parket, strokenvloeren
Demarara groenhart
licht- tot donkergroene tint op geelbruine ondergrond
1000
fijne nerf; rechte draad; vaak donkerbruine strepen of vlammen
zeeweringen, sluizen, remmingswerk, bedrijfsvloeren
Basralocus
roodachtig goudbruin (spint grijsbruin)
700..900
vrij grove nerf; rechttot kruisdradig; fraaie glans; verspreidporig; opvallend in de lengterichting gekrast
zeer hard en dicht; droogt traag; bestand tegen paalworm; bestand tegen chemicaliën hard en vast; zuurbestand; bestand tegen paalworm; grote afmetingen
lichte timmerconstructies, ramen, kozijnen; rode (zware) soort voor buitenwerk luxe betimmeringen, zeer zwaar; zeer hard; goed te schaven, zagen, meubels, enz polijsten; wordt niet insecten aangetast
waterwerken, dwarsliggers, sluisdeuren, betimmeringen, parket, strokenvloeren
Trespa en Rockpannel Dit zijn plaatmaterialen die in de recreatieve sector vaak voorkomen in toiletgebouwen en doucheruimtes. Deze platen zijn echter niet van hout, maar van kunststof. Het grote voordeel van dit materiaal is dat het niet hoeft te worden geschilderd en dat het zeer goed bestand is tegen vocht. Het materiaal is in vele kleuren te koop. Trespa heeft als nadeel dat het de onderliggende houtconstructie volledig afsluit, waardoor vocht niet weg kan. Rockpannel heeft dit nadeel niet en laat vocht door. Verder zet Trespa onder invloed van warmte vrij veel uit. Hier moet je bij het verwerken rekening mee houden. Rockpannel heeft ook hier minder last van.
Houtverbindingen Bij het timmeren moeten ook verbindingen in hout worden gemaakt. Deze verbindingen kun je op verschillende manieren uitvoeren. De belangrijkste eis aan een houtverbinding is dat zij goed vastzit. Als je twee stukken hout zomaar aan elkaar plakt, kun je er zeker van zijn dat de verbinding binnen zeer korte tijd loslaat. De voornaamste goede verbindingen zijn: – Halfhoutverbinding Bij de halfhoutverbinding wordt de helft van de te verbinden houten delen weggehaald, waarna de twee delen op elkaar worden gelijmd.
❑ TIMMEREN
83
–
Ronde tap met wig De ronde tap met wig kan worden gebruikt wanneer je een balkje haaks op een bredere plank wilt bevestigen.
–
Penverbinding met wig De penverbinding met wig zie je vaak toegepast bij meubelen.
–
Hoekverbindingen Hoekverbindingen kunnen worden gebruikt voor ramen en kozijnen. Het koud verstek is de minst sterke verbinding en de stalen hoekverbinding is de lelijkste.
–
Pen-en-gat-verbinding De pen-en-gat-verbinding is een zeer solide verbinding met een mooi uiterlijk; deze verbinding is alleen behoorlijk arbeidsintensief.
–
Deuvelverbinding De deuvelverbinding is een goed alternatief voor de pen-en-gat-verbinding. Deze verbinding is veel eenvoudiger te maken, maar ook minder sterk.
Lijmen Als je een houtverbinding hebt gemaakt, moet je deze ook nog in elkaar zetten en vastlijmen. Er zijn tegenwoordig veel soorten lijm in de handel, elk klusje heeft zijn eigen lijm. In feite kom je echter maar twee soorten houtlijm tegen, namelijk: – Witte houtlijm, een lijmsoort op kunststofbasis. Deze is vrij gemakkelijk te verwerken, maar is qua sterkte beperkt en beslist niet watervast. – Bruislijm, een lijm op kunststofbasis (PUR of polyurethaan). Deze lijm hecht op vrijwel alle ruwe oppervlaktes, zelfs op de huid (pas op je handen). De lijm zet tijdens het uitharden (drogen) uit en werkt daardoor ook vullend. Deze lijm is goed bestand tegen water.
Timmerwerk uitvoeren Als je hout gaat bewerken, maak je vaak gebruik van scherp gereedschap en van niet ongevaarlijke machines. Veiligheid voor je omgeving en veilig werken zijn daarom van groot belang. Wanneer je een ernstige verwonding op een recreatiebedrijf oploopt, is dit voor alle partijen een slechte zaak. Voor jezelf omdat je, behalve met pijn en angst, ook te maken kunt krijgen met een beschadiging van bepaalde lichaamsfuncties. Voor de gemeenschap, omdat je een tijd uit de roulatie bent, wat vrij veel geld kost (Ziektewet). Voor de klanten van het recreatiebedrijf, omdat het voor hen een akelig gezicht is. Voor het recreatiebedrijf zelf, omdat je een tijd uit de roulatie bent. Je moet namelijk worden vervangen, wat extra kosten met zich meebrengt. Bovendien kan het uiteindelijk klanten kosten. Houd je dus aan alle veiligheidsregels en let ook op de mensen in je omgeving. Vragen 4.6
84
a b c d e
Welke twee stoffen maken hout sterk? Bevat spinthout lignine? Welke drie sterktes kun je bij hout onderscheiden? Wat is bij brand een voordeel van houten spanten boven metalen spanten? Welke drie vormen van houtrot kunnen schimmels veroorzaken?
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
f g h i j k l
Noem vijf methodes om hout te beschermen. Waarom zijn teer en carbolineum producten vervangen? Waar bestaat het verduurzamen van hout uit? Noem vijf veelgebruikte houtproducten. Noem een houtsoort met een extreem laag soortelijk gewicht. Noem een zware houtsoort. Zijn Trespa en Rockpannel houtproducten?
4.7
Bindmiddelen
Veel van de dode materialen die wij gebruiken ontstaan met behulp van bindmiddelen, bijvoorbeeld: – betonproducten: cement – kalkzandsteen: kalk – asfaltverharding: bitumen – multiplex: lijmen – vijverafdichting: kunsthars. Daarnaast worden bindmiddelen gebruikt om materialen met elkaar te verbinden, bijvoorbeeld: – baksteenconstructie: metselmortel en soms kalk – betonconstructie: cement – tegelwerk: lijmen en mortel – houtconstructie: lijmen – waterafvoer: pvc-lijm.
Cement Cement is een hydraulisch bindmiddel. Dat wil zeggen, dat als cement wordt gemengd met water er een chemische reactie optreedt. De ‘losse delen’ worden een geheel. Het water wordt chemisch gebonden en er ontstaat een ‘nieuw’ product. Cement is er in verschillende soorten. Elk cement heeft weer andere eigenschappen. De verschillende soorten zijn:
❑ BINDMIDDELEN
–
Portlandcement (Pc) De naam heeft dit product te danken aan het plaatsje Portland in Engeland, waar het bereidingsprocédé is uitgevonden.
–
Hoogovencement Bij de vervaardiging van ijzer uit ijzererts komen gesmolten mineralen vrij. Deze mineralen hebben, evenals bij de Pc-bereiding, een hitteproces doorstaan, waardoor chemische veranderingen optreden. Door bewerking en maling van de hoogovenslak ontstaat er een cement met een hydraulische eigenschap. Het cement dat rechtstreeks van de hoogovens komt, is onbruikbaar. Voor praktisch gebruik vindt er altijd een menging met Pc plaats.
–
Aluminiumcement
85
Mortel op cementbasis Om stenen met elkaar te verbinden gebruik je metselmortel op basis van cement of op basis van kunsthars. Het is onmogelijk om met puur cement te metselen, daarom wordt het cement verschraald met zand. Om de smeerbaarheid te bevorderen wordt er vaak kalk aan toegevoegd. Via de ENCI (Eerste Nederlandse Cement Industrie) kan er een speciale cement geleverd worden om te metselen, waarbij alleen nog zand en water toegevoegd moeten worden. De samenstelling van de metselmortel ofwel de specie, dat wil zeggen de cementzandverhouding, is afhankelijk van het te verwerken materiaal. Zo moet bij zachte materialen, zoals baksteen kwaliteit rood (A0), een basterdmortel gebruikt worden. Deze mortel bestaat uit veel zand in verhouding tot de cement. Bij het metselen van kelderklinkers (B5) moet de mortel veel sterker zijn: de zand-cementverhouding bevat relatief veel cement. Het metselen van de zeer harde natuurstenen, zoals graniet, en porfier, en basalt, kan dan ook niet zonder meer. De mortel moet zeer sterk zijn. Ook wordt de steen eerst ‘aangebrand’. Dit is het insmeren van de oppervlakken die met de mortel in contact komen. Je gebruikt hiervoor een papje van pure cement. Na een korte verstening kan deze ‘aangebrande’ steen in de sterke mortel worden geplaatst. Fig. 4.25 Mengverhoudingen metselmortels.
Te metselen produkt B5 - kelderklinker
verhouding in volumedelen 1:2
kwaliteit drukkerend
B4 - harde steen/klinkerkwaliteit
1 : 2,5
B3/B2 - gevelklinker, kwaliteit hard grauw
1:3
vocht doorlatend
A0 A4 - zachte steen
1:4
poreus
voegmortel
waterdicht
dezelfde mortelsamenstelling als de metselmortel, maar met minder water
Hoeveel grondstof heb je nodig om de mortel aan te maken? De verhouding wordt in volumedelen gegeven. Als je de voorgeschreven delen bij elkaar optelt; dan heb je wel de inhoud van de mengkuip bepaald, maar de hoeveelheid mortel is minder.
Voorbeeld 10 litercement+25 literzand+0,7 literwater=35,7 litergrondstoffen. Zodra je deze stoffen gaat mengen, schuiven ze in elkaar. Het zand-cementmengsel wordt dan al minder dan 35 liter. Voeg je uiteindelijk water toe, dan zie je een spectaculaire slinking van de massa. Het volume verandert van 35,7 tot 22 liter. Deze volumeverandering noem je de uitlevering. Deze uitlevering bedraagt ongeveer 62%.
86
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Fig. 4.26 Globaal benodigde hoeveelheden cement en zand, in volumedelen en in liters.
Verhouding cement: zand 1 m≈ metselwerk halfsteens
1:2,5
1:3
1:4
Mortel in liters
– Waalformaat
6,5
16
5,5 16,5
4,8 19,2
15
– Maasformaat
6
15
15,5
4,4 17,6
16
– Waalformaat
80
200
72 216
64 256
210
– Maasformaat
120
300
104 312
96 384
310
1000 stenen
gebruiksklare mortel, 1:2
45 l. cement + 90 l. zand + 27 l. water
100
De hoeveelheid water moet voor het zand en het cement apart berekend worden. Je moet echter rekening houden met de vochtigheid van het zand. Daarom is het niet louter een rekensom, maar vraagt het om ‘gevoel’.
Voorbeeld 45 litercement×0,25=11,2 literwater. 90 literzand×0,08=7,2 literwater, bij elkaar 18,4 liter. Hier komt nog een verwerkbaarheidsfactor bij van 1,5; er is dus 18,4×1,5=±27 literwater nodig.
Mortel op kunstharsbasis Voor mortel op kunststofbasis gebruik je twee componentenhars. Ook deze mortel wordt verschraald met zand of glasvezels om de krimp zo veel mogelijk op te vangen. De verwerkingstijd is zeer kort, ongeveer twintig minuten. Er zijn diverse uitvoeringen, het is dan ook noodzakelijk voor gebruik de gebruiksvoorschriften te bestuderen. De kalksteen die in de natuur voorkomt in de vorm van zuivere kalk (CaCO3), bijvoorbeeld schelpen en Luikse kalksteen, kan na bewerking als bindmiddel fungeren. De kalk wordt gemalen en gebrand, dat wil zeggen verhit. Daardoor ontstaat de volgende reactie: CaCO3->CaO+H2O. De CaO noem je ongebluste kalk. Deze kalk is zeer agressief en wordt met water geblust: CaO+H2O->Ca(OH)2. Deze gebluste kalk wordt als bindmiddel toegepast. De kalk wordt zowel in België, als in Nederland gevonden. De afgravingen tasten het landschap ter plaatse wel aan, maar de omgeving kan dit vergravingsproces goed verdragen. De gebluste kalk kan in een waterig milieu reageren met kooldioxide uit de lucht, waardoor er een samenhangende kalksteen ontstaat: Ca(OH)2+CO2->CaCO3. De grondstof is weer gevormd en bindt nu de losse delen tot één geheel. Dit proces verloopt zeer traag, daarom wordt dit bindmiddel niet meer gebruikt. Wel worden op deze manier nog kalkzandstenen gevormd.
❑ BINDMIDDELEN
87
Bitumineuze middelen Bitumineuze bindmiddelen zijn te onderscheiden in twee groepen, asfaltbitumen of kortweg bitumen en teer. Deze producten ondergaan geen verandering als bindmiddel. Ze worden beweeglijk door verwarming of door toevoeging van een oplosmiddel. Na afkoeling respectievelijk verdamping van het oplosmiddel blijft er een dikke kleefmassa over, die de losse onderdelen tot één geheel bindt.
Bitumen Bitumen zijn natuurproducten die spontaan uit aardolie kunnen ontstaan, de zogenoemde asfaltbitumen. Tegenwoordig worden bitumen verkregen door de bewerkingen van aardolie. Bij de raffinage ontstaat een reeks producten, zoals benzine, kerosine, dieselolie en smeerolie. De stoffen die overblijven zijn de bitumen.
Teer Teer wordt verkregen door de droge distillatie, dit is verhitting zonder dat er ontbranding optreedt, van hout en/of steenkool. Zowel bitumen als teer zijn van organische oorsprong en bestaan voornamelijk uit koolwaterstofverbindingen. Deze stoffen zijn onoplosbaar in water en laten ook vrijwel geen water door. Ze zijn dus heel geschikt voor dakbedekkingen, vijverbodems enzovoort. Bitumen en teer zijn wel gevoelig voor andere aardoliefracties, daar lossen ze in op. Daarom vind je geen asfaltverharding bij een benzinestation. Bitumen worden ook aangetast door UV-licht; het materiaal veroudert en verweert dus snel. Door verhoging van de temperatuur wordt het materiaal plastisch na afkoeling is het weer een vast product. Door bitumen op te lossen in een vluchtig oplosmiddel worden ze verwerkbaar. Na verdamping van het oplosmiddel worden de bitumen weer vast. Met water als oplosmiddel gaat het ook, als er gebruik wordt gemaakt van een hulpmiddel, een emulgator. Na het verbreken van de emulgator vloeit het water af en slaat de bitumen neer (koud asfaltprocédé). Bitumen en teer zijn restproducten van de olieraffinaderij. Daarom levert de fabricage geen problemen op voor het milieu. Tijdens het droogproces van teer en bij de raffinage van de aardolie ontstaan giftige koolwaterstoffen (PAK’s).
Lijmen Er zijn twee typen lijmen: – Fysisch drogende lijm. Na verdamping van het oplosmiddel, water, aceton enzovoort blijft de kleefstof over; –
88
Chemisch drogende lijm, het tweecomponentensysteem. Een harder en een binder worden met elkaar vermengd, waarna een chemische doorharding tot stand komt. Deze twee stoffen worden apart verpakt. Zodra zij
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
bij elkaar zijn begint de reactie. In het algemeen worden de stoffen één op één gemengd, maar het is ook mogelijk kleine variaties toe te passen. Gebruik je bijvoorbeeld een beetje meer harder dan verloopt de reactie sneller. Zowel de fysisch als de chemisch drogende lijmen kunnen onaangenaam ruiken. Het oplosmiddel kan irritaties of erger veroorzaken. Bij de chemische reactie van de tweecomponentenlijm komen vaak giftige gassen vrij. Let speciaal op het etiket met de code, bijvoorbeeld het Andreaskruis X of andere aanwijzingen.
Kitten Met kit kunnen naden worden afgedicht, bijvoorbeeld de dilatatievoeg in een grote betonconstructie, zoals in vijvers. Het afdichtingsmateriaal moet over verschillende eigenschappen beschikken, het moet namelijk water-ondoorlatend zijn en elastisch blijven. De dilatatievoeg (=uitzettingsvoeg) ondervindt een wisselende maat door temperatuurschommelingen, trillingen en zetting van de ondergrond. Kitten zijn: – polyurethaan; toelaatbare rek 12%; levensduur 15 jaar; – polysulfide; toelaatbare rek 20%; levensduur 20 jaar; – siliconen; toelaatbare rek 20%; levensduur 20 jaar.
Kunstharsen De chemische industrie heeft een reeks kunststoffen op de markt gebracht die in combinatie met andere materialen tot nieuwe producten kunnen leiden, zoals: – polyesters; – epoxyharsen. Beide materialen worden in combinatie met glasvezels (voor bijvoorbeeld prefab vijvers) of in combinatie met natuursteensplit verwerkt. Voegvulling op basis van zand en tweecomponenten-epoxyhars zorgt voor een niet-uitspoelbare voeg in bestrating. De voeg blijft wel poreus voor water en lucht. De kunststoffen zijn een fantastische uitvinding, als het gaat over levensduur, aantasting door micro-organismen en dergelijke. Maar wat gebeurt er met de kunststoffen na gebruik? In een aantal gevallen is er sprake van ‘chemisch afval’. Een aantal kunststoffen is echter betrekkelijk kort op de markt, zodat daarover nog geen gegevens bekend zijn.
Ergonomische aspecten Cement wordt geleverd in ‘handzame’ pakken van 25 kg. Bij grotere hoeveelheden kan het cement als bulk geleverd worden, waardoor al het tilwerk overbodig wordt. De verwerking van cementmortel is tamelijk zwaar werk. Dit zware werk kan verricht worden door de cementmolen. Bij lijmen en kitten moet je goed letten op de voorschriften. Kijk in welke categorie de te verwerken stof valt. Symbolen op de verpakking geven aan of de stof giftig is, irritaties veroorzaakt, brandgevaarlijk is, en dergelijke.
❑ BINDMIDDELEN
89
Gereedschappen Metselmortel wordt met een troffel opgebracht; er zijn troffels voor links- en rechtshandigen. Voor het voegen maak je gebruik van de voegspijker. Voor de stootvoeg en voor de lintvoeg moet je een speciale voegspijker gebruiken. Het aanmaken van de metselmortel moet je altijd op een schone ondergrond doen. Je kunt een speciekuip van plastic nemen, of je kunt de metselmortel aanmaken op een plaatvormige ondergrond, bijvoorbeeld watervasttriplex. Voor grotere hoeveelheden is het gebruik van een (beton)molen aan te bevelen. Voor het verwerken van lijmen kun je gebruik maken van spatels, die zijn meestal van kunststof; spatels gebruik je eenmalig. Verwerking van lijm geeft vaak een knoeiboel, waardoor speciale overkleding (overall) gewenst is. De meeste lijmen zijn namelijk na verharding niet meer uit de kleding te verwijderen. Het verwerken van kit gaat meestal vanuit een standaardtube. Met behulp van een spuitgeraamte kan de kit goed gedoseerd worden. Dit betekent vaak ook dat een tube die half leeg is waardeloos is. Vragen 4.7
a b c d e f g h i
4.8
Noem drie soorten cement. Noem twee soorten metselmortel. Welk vast bestanddeel wordt vaak aan cement toegevoegd om de smeerbaarheid te verhogen? Waar bestaat een basterdmortel uit? Wat betekent de term uitlevering bij het bereiden van een mortel? Wat is de grondstof voor bitumeuze bindmiddelen? Hoe wordt op de verpakking aangegeven of lijmen schadelijk of giftig zijn? In welke pakken wordt cement geleverd? Waar worden polyesters en epoxyharsen mee gemengd?
Afsluiting
Het onderhoud aan gebouwen is veelomvattend. Soms moet je als een soort manusje van alles eerste hulp binnen en aan de gebouwen verlenen. Inventiviteit, flexibiliteit en klantvriendelijkheid wordt daarbij op hoge prijs gesteld. Goed materiaal en gereedschap zijn ook bij het onderhouden herstellen het halve werk! Het toepassen van de juiste technieken is een vereiste voor een goed eindresultaat en is tegelijkertijd het beste voor lijf en leden. Zorg dus dat je van de nieuwste ontwikkelingen op de hoogte blijft.
90
❑ ONGESTOORD VERBLIJF
Trefwoordenlijst
A
L
aardgas 10
levensgevaarlijk 10
acrylaatkit 69 afplakband 26
M
afschot 33
massa 42
afstelling 24
milieuvriendelijkheid 20
aftappunten 19 O B
omgevingstemperatuur 45
bevriezingsgevaar 19
ontploffingsgevaar 16
butyleenkit 64
ontstoppingsstuk 32 ontstopveer 35
C chip 56
P
condenseren 50
plattegrond 69
crêpeband 60 R E
radiator 44
energie 62
reparateur 17
F
S
flexibele leiding 25
slotpen 56 spanningsloos 12
G
spanningsvrij 15
galvanische bescherming 54
spinthout 73
gaskeurmerk 11
spoelinrichting 23
gloeilamp 36
starter 38
groep 15 grondleiding 32
T tapkraantje 20
H
tegelzaag 67
halogeenlamp 38
transformator 38
hoofdschakelaar 12
trekvaste verbinding 30
I
V
isolatie 44
varkensharen kwast 59 ventileren 51
K
vermogen 9
kalkaanslag 20
verstopping 33
kalkafzetting 27
verwarming 42
kernhout 73
verzadigde 48
KIWA 10
voorschriften 9
kWh-meters 9
❑ TREFWOORDENLIJST
91
W
Z
waterdicht 26
zekering 12
waterpas 71 wolfraamzaagje 72
92
❑ ONGESTOORD VERBLIJF