Gebiedsmaatregelen voor het eerst gewaardeerd in de EPC-bepaling
Vanaf 1 juli wordt de EPC voor woningen en utiliteit bepaald volgens de nieuwe norm NEN 7120. Hierbij kunnen nu voor het eerst gebiedsmaatregelen, zoals warmtenetten, worden gewaardeerd in de EPC bepaling volgens de nieuwe voornorm NVN 7125. Hieronder wordt de bepalingsmethode voor de energieprestatie met gebiedsmaatregelen beschreven. Na een jaar of 15 is de bepaling van de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) toe aan groot onderhoud. De nieuwe norm NEN 7120 - Energieprestatie van gebouwen (EPG) geeft de bepalingswijze voor de EPC voor zowel woningen als utiliteit, waar dat nu in afzonderlijke normen is vastgelegd. Te zijner tijd wordt de norm tevens toegepast voor de bepaling van het energielabel. De EPC is de maat voor het gebouwgebonden primaire energiegebruik voor de volgende functies: verwarming, warmtapwater, koeling, ventilatie, verlichting, ontvochtiging en bevochtiging, inclusief de vereiste hulpenergie. Zelf-opgewekte energie (PV, WKK) verlaagt (verbetert) de EPC. In de komende maanden worden in een aantal artikelen de installatietechnische wijzigingen in de EPC bepaling toegelicht. Gebiedsmaatregelen in de EPC Traditionele gebiedsmaatregelen zijn de warmtenetten die gevoed worden met aftapwarmte of restwarmte van elektriciteitsproductie of afvalverbrandingsinstallaties. De afgelopen jaren zijn verschillende nieuwe systemen ontwikkeld, zoals kleine warmtenetten die verwarmd worden met warmtepompen, grote warmtenetten die verwarmd worden met geothermie en koudenetten. Deze systemen bieden mogelijkheden om aan de verdere aanscherping van de EPC-eis een bijdrage te leveren. In de huidige EPC berekening volgens NEN 5128 en NEN 2916 is het niet mogelijk gebiedsmaatregelen op hun werkelijke prestatie te beoordelen. De reden hiervoor is dat het Bouwbesluit zich beperkt tot het perceel of gebouw, waardoor gebiedsmaatregelen buiten de reikwijdte van de wet vallen. In de EPC berekening werd daarom een beleidsmatige waarde van 100 of 110 % toegekend aan het opwekkingsrendement van warmte die door een warmtenet geleverd wordt. Het ministerie van VROM (nu BZK) heeft in 2008 in het Lente-akkoord met NEPROM, NVB en Bouwend Nederland afgesproken gebiedsmaatregelen in de EPC bepaling mogelijk te maken. Daarom is het Bouwbesluit aangepast en is een nieuwe norm ontwikkeld: NVN 7125 - Energieprestatienorm voor maatregelen op gebiedsniveau, verder aangeduid als EMG [1].
Figuur 1. Voorbeeld van een plan voor verschillende typen energiebesparende gebiedsmaatregelen
Figuur 1 Voorbeeld van een plan voor verschillende typen energiebesparende gebiedsmaatregelen. Gebieden, systemen en installatiefuncties
In de EMG worden vier systemen onderscheiden. Drie 2 van deze systemen maken gebruik van water om warmte of koude te transporteren: Warmtenetten
Gebieden, systemen en installatiefuncties In de EMG worden vier systemen onderscheiden. Drie van deze systemen maken gebruik van water om warmte of koude te transporteren: • Warmtenetten Hiermee kunnen de volgende installatiefuncties worden verzorgd: - Verwarming - Warmtapwater Via een warmtewisselaar (afleverset)wordt drinkwater opgewarmd tot warm tapwater. - Bevochtiging In moderne installaties wordt voornamelijk adiabatische bevochtiging toegepast, maar met een hoge-temperatuur (stoom) net kan ook bevochtiging worden gerealiseerd. - Koeling en ontvochtiging Met hoge temperatuur warmte kan een sorptiekoelmachine worden aangedreven. Voor warmtenetten is dit een mogelijkheid om ook in de zomer warmte nuttig in te zetten. • Circulatiesysteem warm tapwater in plaats van warmtapwaterbereiding met een afleverset kan naast het warmtenet voor verwarming een apart circulatiesysteem voor warm tapwater worden toegepast. In dat geval kan het warmtenet voor verwarming ’s zomers worden uitgeschakeld. • Collectief koudenet Naast een warmtenet kan een koudenet worden toegepast, zoals bijvoorbeeld rond de Zuid-as in Amsterdam. Hiermee kunnen twee installatiefuncties worden verzorgd: - Koeling - Ontvochtiging (afhankelijk van de temperatuur van het koudenet) • Het vierde systeem in de EMG betreft de collectieve elektriciteitsopwekking. Dit kan bijvoorbeeld een windmolen in een wijk of een eiland met zonnepanelen in een wijk zijn. In de EMG zijn criteria gegeven voor de grens van een gebied. Er moet sprake zijn van gelijktijdige en samenhangende ontwikkeling van een gebied, zoals bijvoorbeeld blijkt uit contractuele afspraken. Voor warmte en koude wordt de gebiedsgrens in de praktijk bepaald door de reikwijdte van het desbetreffende net. Als een net te groot is opgezet en daardoor onvoldoende rendement heeft blijkt dat vanzelf uit de berekeningen. Als één gebouw op verschillende systemen is aangesloten (bijvoorbeeld een warmtenet en koudenet) dan kan per systeem de gebiedsgrens verschillend zijn. Voor collectieven elektriciteitsproductie geldt als aanvullend criterium dat de maximale afstand tussen de collectieve elektriciteitsopwekking en ieder aangesloten gebouw maximaal 10 km mag bedragen.
3
Het vierde systeem in de EMG betreft de collectieve elektriciteitsopwekking. Dit kan bijvoorbeeld een windmolen in een wijk of een eiland met zonnepanelen in een wijk zijn. In de EMG zijn criteria gegeven voor de grens van een gebied. Er moet sprake zijn van gelijktijdige en samenhangende ontwikkeling van een gebied, zoals bijvoorbeeld blijkt uit contractuele afspraken. Voor warmte en koude wordt de gebiedsgrens in de praktijk bepaald door de reikwijdte van het desbetreffende net. Als een net te groot is opgezet en daardoor onvoldoende rendement heeft blijkt dat vanzelf uit de berekeningen. Als één gebouw op verschillende systemen is aangesloten (bijvoorbeeld een warmtenet en koudenet) dan kan per systeem de gebiedsgrens verschillend zijn. Voor collectieven elektriciteitsproductie geldt als aanvullend criterium dat de maximale afstand tussen de collectieve elektriciteitsopwekking en ieder aangesloten gebouw maximaal 10 km mag bedragen.
Figuur 2. Voorbeeld van een groot warmtenet met één primair en verschillende secundaire netten.
Figuur 2 Voorbeeld van een groot warmtenet met één primair en verschillende secundaire netten.
Equivalent opwekkingsrendementwarmte- en koudenetten Equivalent opwekkingsrendementwarmte- en koudenetten
De energieprestatie van warmte- en koudenettenwordt gegeven door het equivalent
De energieprestatie van warmte- en koudenettenwordt gegeven door het equivalent opwekkingsrendement. Dit is het rendement op opwekkingsrendement. Dit is het rendement op primaire energie van de warmte- of koudelevering tot primaire energie van de warmte- of koudelevering tot aan de perceelgrens, in de praktijk tot aan de telwerken voor warmte- en aan de perceelgrens, in de praktijk tot aan de telwerken voor warmte- en koudelevering. koudelevering.
Het equivalent opwekkingsrendementwordt door bijdragen en aan–verlies energiegebruik en –verlies Het equivalent opwekkingsrendement wordt bepaald door allebepaald bijdragen aan alle energiegebruik van het warmte-of koudenet, zoals: van het warmte-of koudenet, zoals:
Nuttige warmtelevering
• Nuttige warmtelevering Voor nieuwe netten wordt uitgegaan van een berekende warmtebehoefte. Deze warmtebehoefte
kan worden bepaald volgens de EPG (NEN 7120). Als alternatief geeft de EMG getalwaarden
Voor nieuwe netten wordt uitgegaan van een berekende warmtebehoefte. Deze warmtebehoefte kan worden bepaald volgens de voor nieuwbouwwoningen. EPG (NEN 7120). Als alternatief geeft de EMG getalwaarden nieuwbouwwoningen. Voor bestaande netten kan gebruik wordenvoor gemaakt van historische gegevens. Deze hebben in Voor bestaande netten kan gebruik worden gemaakt van historische gegevens. Deze hebben in veel situaties betrekking op de opgewekte warmte in plaats van op de geleverde warmte.Het verschil hiertussen is het warmteverlies van het distributiesysteem. • Distributieverliezen en -rendement Het rendement van het warmtenet wordt bepaald door de warmteverliezen en de nuttige warmtelevering door het warmtenet. Voor het bepalen van de warmteverliezen zijn per leidingdeel de volgende gegevens vereist: lengte, warmteweerstand, bedrijfstemperatuur en positie (grond, buitenlucht, kruipruimte). De bepalingsmethode is conform ISSO 7 [2]. Voor het rendement van een circulatiesysteem warm tapwater wordt dezelfde bepalingswijze gebruikt.
4
Voor het rendement van een circulatiesysteem warm tapwater wordt dezelfde bepalingswijze gebruikt. • Rendement van de warmte- ofkoudeopwekking Dit wordt bepaald door de volgende factoren: - rendement per opwekker; - aandeel in de warmte- / koudelevering per opwekker. Dit wordt hieronder verder uitgewerkt. • Hulpenergie distributie en opwekking Voor het hulpenergiegebruik van het warmtenet zijn forfaitaire waarden opgenomen in de norm. De invloed hiervan op het equivalent opwekkingsrendement is gering. Grote warmtenetten zijn meestal gesplitst in een primair net en een groot aantal daarop aangesloten secundaire netten (zie figuur 2). Individuele woningen zijn meestal aangesloten op een secundair net. Grotere gebouwen kunnen direct worden aangesloten op het primair net (figuur 2, optie 4) met een hoger equivalent opwekkingsrendement door het wegvallen van de verliezen van het secundaire net.
Bijdrage collectieve elektriciteitsopwekking De opbrengst van de collectieve elektriciteitsopwekking voor een gebied wordt gegeven in MJ elektrisch. Deze wordt over de woningen en gebouwen in het gehele gebied verdeeld op basis van de vierkante meters gebruiksoppervlakte van alle gebouwen (in MJe/m2). Per gebouw wordt de opbrengst vervolgens bepaald door dit getal te vermenigvuldigen met de gebruiksoppervlakte. Dit levert een aftrekpost in het karakteristiek energiegebruik per woning op, en daarmee een lagere EPC. Voor collectieve elektriciteitsopwekking zijn o.a. de volgende technieken mogelijk: • Zon-PV Voor de opbrengstbepaling wordt dezelfde methode gebruikt als in de EPG. • Wind Hiervoor is nog geen normatieve methode beschikbaar. • Warmtekrachtkoppeling (WKK) De elektriciteitsopwekking hiermee is reeds verwerkt in het opwekkingsrendement van de WKK voor warmte.
EPC-bepaling en getrapte EPC-eis Voor het bepalen van de EPC inclusief gebiedsmaatregelen wordt het primair energiegebruik voor de betreffende installatiefuncties(meestal alleen verwarming en warmtapwater) bepaald met het equivalent opwekkingsrendement van het warmtenet. Op dezelfde manier wordt bij toepassing van een collectief koudenet het primair energiegebruik voor koeling bepaald. Indien van toepassing wordt tevens de aftrekpost voor collectieve elektriciteitsopwekking verwerkt in de EPC-bepaling. Ter ondersteuning van de norm is een EMG rekentool ontwikkeld in opdracht van AgentschapNL. Dit rekentool is gratis beschikbaar via de site van NEN [3]. Voor de berekening van de EPC inclusief gebiedsmaatregelen worden eerst (met dit rekenmodel) maximaal vier gegevens bepaald, afhankelijk van de beschikbare systemen: • • • •
Equivalent opwekkingsrendement warmtenet Equivalent opwekkingsrendement circulatiesysteem warm tapwater Equivalent opwekkingsrendement collectief koudenet Specifieke elektriciteitsopwekking
Vervolgens worden deze gegevens ingevoerd in een EPC rekenprogramma en wordt de EPC met gebiedsmaatregelen bepaald. De op deze manier berekende EPC moet voldoen aan de EPC-eis uit het Bouwbesluit.
5
Equivalent opwekkingsrendement circulatiesysteem warm tapwater Equivalent opwekkingsrendement collectief koudenet Specifieke elektriciteitsopwekking
Vervolgens worden deze gegevens ingevoerd in een EPC rekenprogramma en wordt de EPC met In aanvulling hierop is in het Bouwbesluit bepaald dat eerst een EPC wordt bepaald zonder gebiedsmaatregelen. Deze EPC mag gebiedsmaatregelen bepaald. De op deze manier berekende EPC moet voldoen aan de EPC-eis uit het maximaal 1/3 hoger liggen dan de EPC-eis. Met deze getrapte EPC-eis geldt voor woningen zonder gebiedsmaatregelen een EPC Bouwbesluit. van 0,8 en met gebiedsmaatregelen een EPC van 0,6. In aanvulling in het Bouwbesluit bepaald dat eerst een EPC wordt bepaald zonder Voor de bepalinghierop zonder is gebiedsmaatregelen gelden de volgende referentierendementen: gebiedsmaatregelen. Deze EPC mag maximaal 1/3 hoger liggen dan de EPC-eis. Met deze getrapte • Opwekkingsrendement van 100 %zonder voor verwarming en warmtapwater. EPC-eis geldt voor woningen gebiedsmaatregelen een EPC van 0,8 en met gebiedsmaatregelen •eenOpwekkingsrendement van 120 % voor koude. EPC van 0,6. • Geenbijdragecollectieve elektriciteitsopwekking. Voor de bepaling zonder gebiedsmaatregelen gelden de volgende referentierendementen: Opwekkingsrendement van 100 % voor verwarming en warmtapwater. Opwekkingsrendement van 120 % voor koude. Rekenvoorbeelden Ter illustratie van de impact van gebiedsmaatregelen op de EPC is in figuur 3 een voorbeeld gegeven voor een referentie Geenbijdragecollectieve elektriciteitsopwekking. tussenwoning1 met de volgende installatievarianten:
Rekenvoorbeelden
• HR combiketel (verwarmingsrendement 85%, taprendement 80%, laag hulpenergiegebruik). • Eerste trap EPC-bepaling, met een afleverset met een conversierendement van 85% en een referentie-opwekkingsrendement Ter illustratie van de impact van gebiedsmaatregelen op de EPC is in figuur 3 een voorbeeld gegeven van 100% voor verwarming en warmtapwater. 1 voor een referentie tussenwoning met demet volgende installatievarianten: • Warmtenet voor verwarming en warmtapwater, een equivalent opwekkingsrendement van respectievelijk 125, 150, 175 en 200%.
HR combiketel (verwarmingsrendement 85%, taprendement 80%, laag hulpenergiegebruik). ZoalsEerste uit figuur 3 blijkt voldoet de woning aan de eis voor demet 1e trap = 0,8). Vervolgens is een trap EPC-bepaling, met een afleverset een(EPC conversierendement vanequivalent 85% enopwekkingsrendement een van 150% of meer vereist om een EPC van 0,6 of lager te behalen. Bij een lager equivalent opwekkingsrendement zijn dus aanvulreferentie-opwekkingsrendement van 100% voor verwarming en warmtapwater. lende maatregelen in de woning vereist om aan de EPC-eis te voldoen. Warmtenet voor verwarming en warmtapwater, met een equivalent opwekkingsrendement van respectievelijk 125, 150, 175 en 200%.
Figuur 3. EPC voor verschillende installaties Figuur 3 EPC voor verschillende installaties
Zoals uit figuur 3 blijkt voldoet de woning aan de eis voor de 1e trap (EPC = 0,8). Vervolgens is een equivalent opwekkingsrendement van 150% of meer vereist om een EPC van 0,6 of lager te behalen. 1 1 DeEPC-berekening
de woning is gebaseerd op NEN 5128. DeEPC-berekening aanaan de woning is gebaseerd op NEN 5128. 6
Conclusies Vanaf 1 juli 2012 kunnen energiebesparende gebiedsmaatregelen in de EPC worden gewaardeerd. De voornorm NVN 7125 geeft hiervoor de bepalingsmethode. Ter ondersteuning van de norm is een EMG rekentool ontwikkeld in opdracht van AgentschapNL. Dit rekentool is gratis beschikbaar via de site van NEN [3]. Vragen over de norm kunnen worden gesteld via e-mail:
[email protected]. De EPC inclusief gebiedsmaatregelen wordt ook gebruikt in BREEAM. Zoals uit het rekenvoorbeeld blijkt levert een warmtenet met een equivalent opwekkingsrendement van 150% een vermindering van de EPC met ca. ¼ op voor woningen (van 0,8 naar 0,6). Voor utiliteit geldt een vergelijkbaar resultaat. Uit berekeningen blijkt dat met bijvoorbeeld een STEG, AVI of geothermie een equivalent opwekkingsrendement boven 150 % mogelijk is. Gebiedsmaatregelen kunnen dus een wezenlijke bijdrage leveren aan het behalen van een lage EPC.
Referenties 1. NVN 7125 – Energieprestatienorm voor maatregelen op gebiedsniveau (EMG) - bepalingsmethode NEN, Delft, april 2011 2. ISSO Publicatie 7 Grondleidingen voor warmtetransport ISSO, Rotterdam, 1979 3. Webpagina NEN m.b.t. EMG en donwload voor gratis EMG-rekentool: http://www.nen.nl/web/Normshop/Norm/NVN-71252011-nl.htm
7
Rendement warmteopwekkers Om tot een hoog equivalent opwekkingsrendement te komen is een hoog rendement van de warmteopwekking vereist. Veel warmtenetten worden gevoed door één warmteopwekker met een hoog rendement en één of meer ketels voor bijstook bij piekvraag en reservevermogen bij storing of onderhoud. In de EMG wordt voor de volgende veel toegepaste warmteopwekkers eenforfaitaire waarde voor het opwekkingsrendement gegeven: • Ketels Deze worden in warmtenetten vooral ingezet als bijstook. De norm geeft forfaitaire waarden van 70% (conventionele ketel) tot 85% (HR 107 ketel in hoge-temperatuur systeem). • Warmtepompen de EMG hanteert hiervoor dezelfde forfaitaire waarden als voor utiliteitsgebouwen in de EPG, met een hoogste ontwerp-aanvoertemperatuur van 55°C. Deze waarden zijn hierdoor alleen toepasbaar in een gescheiden LTwarmtenet voor verwarming of in een HT-warmtenet, waarin bijvoorbeeld een ketel de temperatuurverhoging tot 70°C of hoger verzorgt. Momenteel worden allerhande systeemvarianten met warmtepompen onderzocht en deels in praktijk beproefd met als doel een optimale inzet van warmtepompen. Het knelpunt hierbij is de gewenste temperatuur van wam tapwater van 60°C. Indien een systeem zich bewezen heeft kan het in de volgende versie van de EMG worden opgenomen. • Gasmotoren (warmtekrachtkoppeling - WKK) Hiervoor geldt dezelfde benadering als in de EPG. De elektriciteitsopwekking wordt, na verrekening met het referentierendement van 50%, direct verwerkt in het thermisch opwekkingsrendement. Met de in de norm gegeven forfaitaire waarden ligt het opwekkingsrendement tussen 125 en150%. • STEG centrale(stoom- en gas-centrale) Voor WKK-installaties waarbij de elektriciteitsproductie afneemt door onttrekking van warmte (ook aangeduid als aftapwarmte), zoals STEG centrales, wordt de elektriciteitsopwekking eveneens direct verwerkt in het thermisch opwekkingsrendement. De rekenregel en forfaitaire waarden leveren een opwekkingsrendement van 278% op. • Afvalverbrandingsinstallaties (AVI) In Nederland staan ruim 10 AVI’s. De warmte die hier wordt opgewekt kan direct worden ingezet of eerst worden gebruikt om elektriciteit op te wekken. In de EMG wordt de brandstof van een AVI voor 50% als fossiel en 50% als duurzaam aangemerkt. Directe warmtelevering met een AVI heeft hierdoor een rendement van 200%; het rendement van een WKK verdubbeld ten opzichte van een gasgestookte WKK. • Geothermie Met deze voor Nederland nieuwe techniek wordt vanuit diepe grondlagen heet water opgepompt met een temperatuur van 70°Cof hoger. Voor de verhouding tussen nuttige warmte en pompenergie geeft de norm een forfaitaire waarde van 20, wat met een referentierendement voor de elektriciteitsproductievan 39% een opwekkingsrendement van 780 % oplevert. • Overige restwarmte Dit betreft bijvoorbeeld de restwarmte van industriële processen of kassen. In de EMG wordt het brandstofverbruik voor 10% als fossiel aangemerkt. Hiermee heeft dit type restwarmte een opwekkingsrendement van 1000 %. • Collectieve zonnecollector De opbrengst hiervan wordt op dezelfde wijze bepaald als in de EPG. • Biobrandstoffen Hieronder vallen o.a. houtpellets, snoeihout en biogassen (gedistribueerd via een zelfstandig net). Hiervoor is nog geen waardering gegeven in de norm. Op basis van gelijkwaardigheid mogen afwijkende, hogere waarden voor het opwekkingsrendement worden toegepast.
Rendement installatie met warmteopwekkers
Rendement installatie met warmteopwekkers Bij inzet van verschillende warmteopwekkers geeft de EMG rekenregels voor energiefractie, aandeel van de Bij inzet van verschillende warmteopwekkers geeft dede EMG rekenregelshet voor de energiefractie, het preferente warmteopwekker in de warmtelevering. Eerst wordt verhouding tussen het vermogen van aandeel van detotale preferente warmteopwekker in dedetotale warmtelevering. Eerst wordt dede verhouding tussen hetenvermogen van de preferente enbepaald. het referentievermogen preferente warmteopwekker het referentievermogen van warmteopwekker de gehele installatie Vervolgens wordtvan de de gehele energiefractie bepaald als functie van deze verhouding (zie figuur 4). Voor bestaande mag devan energiefractie installatie bepaald. Vervolgens wordt de energiefractie bepaaldnetten als functie deze verhouding (zie 4).praktijkgegevens Voor bestaande over netten mag de energiefractie basis van praktijkgegevens worden bepaald op figuur basis van een periode van minimaalworden drie jaar.bepaald Figuur 5opgeeft een over een van minimaal jaar. opwekkingsrendement. Door het grote verschil voorbeeld van de invloed vanperiode de energiefractie op hetdrie equivalent 5geeft voorbeeld vangeringe de invloed van dedeenergiefractie in rendement tussenFiguur de STEG en deeen bijstook leidt een daling van energiefractieop vanhet deequivalent STEG tot een opwekkingsrendement. Door het grote verschil in rendement tussen de STEG en de bijstook leidt een scherpe daling van het equivalent opwekkingsrendement. geringe daling van de energiefractie van de STEG tot een scherpe daling van het equivalent opwekkingsrendement.
Figuur Energiefractie preferente warmteopwekker Figuur 44.Energiefractie preferente warmteopwekker
Equivalent opwekkingsrendement warmtenet
Rendement Rendement
3,2 3 2,8 2,6 2,4
Fossiel AVI
2,2 2 1,8 1,6 1,4 1,2 1 0,6
0,65
0,7
0,75
0,8
0,85
0,9
0,95
1
Energiefractie STEG
Figuur Voorbeelden van equivalent opwekkingsrendement voor energiefracties verschillende energiefracties Figuur 5 5.Voorbeelden van equivalent opwekkingsrendement voor verschillende
9
Rendement koudenet Voor het distributieverlies van een koudenet wordt dezelfde bepalingswijze gebruikt als voor een warmtenet. Door het geringe temperatuurverschil tussen het koudenet en de grondtemperstuur zal dit verlies gering zijn. In de EMG wordt voor de volgende veel toegepaste koudeopwekkers eenforfaitaire waarde voor het opwekkingsrendement gegeven: • Compressiekoelmachine (elektrisch of gasmotor) De jaargemiddelde COP ligt tussen 3 en 8, afhankelijk van het type koudebron en de afgiftetemperatuur. • Aquifer Voor de verhouding tussen nuttige koude en pompenergie geeft de norm een forfaitaire waarde van 12, wat met een referentierendement voor de elektriciteitsproductievan 39% een opwekkingsrendement van 468 % oplevert • Absorptiekoeling Voor thermisch aangedreven absorptiekoeling geldt een rendement van 70% maal het opwekkingsrendement van de warmte. Bij inzet van verschillende koudeopwekkers geeft de EMG rekenregels om de energiefractie, het aandeel van de preferente koudeopwekker in de totale koudelevering, te bepalen. De methode is vergelijkbaar met die voor warmtenetten zoals hiervoor beschreven.
Dit artikel is geschreven door TNO in opdracht van Agentschap NL. Dit is een uitgave van: Agentschap NL Postbus 17 | 6130 AA Sittard T +31 (0) 88 602 92 00 E
[email protected] Agentschap NL | juli 2012 Hoewel deze publicatie met de grootst mogelijke zorg is samengesteld kan Agentschap NL geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten. Agentschap NL is een agentschap van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Agentschap NL voert beleid uit voor diverse ministeries als het gaat om duurzaamheid, innovatie en internationaal. Agentschap NL is het aanspreekpunt voor bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Voor informatie en advies, financiering, netwerken en wet- en regelgeving. De divisie NL Energie en Klimaat versterkt de samenleving door te werken aan de energie- en klimaatoplossingen van de toekomst. Divisie NL Energie en Klimaat voert in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het programma ‘Energie & Gebouwde Omgeving’ uit. Wij bieden professionele marktpartijen en overheden ondersteuning bij energiebesparing, duurzame energie en CO₂-reductie van de gebouwde omgeving.
10