20100228 ƒ^
2
%
RZ/GA versie: 1A
STATUTENWIJZIGING STICHTING PENSIOENFONDS PRODUCTSCHAPPEN
Heden, zesentwintig april tweeduizend tien, verscheen voor mij, mr Martijn Gerardus Petrus van Ansem, hierna te noemen: notaris, waarnemer van het— vacante kantoor van mr Marja Schimmel, destijds notaris te 's-Gravenhage:— mevrouw Caroline Ann Schaffer, wonende te 2728 AX Zoetermeer, Eiffellijn 5, geboren te Sale (Verenigd Koninkrijk) op twaalf november negentienhonderdeenenzestig, ongehuwd en niet geregistreerd als partner, zich legitimerend met een geldig Nederlands paspoort, nummer NN63C01H1.— De comparante verklaarde: Het bestuur van de te Rijswijk (Zuid-Holland) gevestigde stichting: Stichting Pensioenfonds Productschappen heeft op zevenentwintig januari tweeduizend— tien - met goedkeuring van de raad van toezicht van voormelde stichting - besloten tot wijziging van de statuten als hierna vermeld en tot verlening van machtiging aan haar, comparante, om deze statutenwijziging tot stand te brengen. Van een en ander blijkt uit een exemplaar van de notulen van die vergadering, dat aan deze akte wordt gehecht. De comparante verklaarde bij deze de statuten van voormelde stichting zodanig te wijzigen dat deze voortaan luiden als volgt: BEGRIPSBEPALINGEN ARTIKEL 1. In deze statuten wordt verstaan onder: — Aangesloten instelling: een instelling waarmee het bestuur van de stichting conform de bepalingen in de statuten een uitvoeringsovereenkomst is aangegaan. De stichting isgelijkgesteld met een aangesloten instelling. Bestuur: het bestuur van de stichting. Deelnemer: een werknemer die overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement en de statuten als deelnemer tot d e — pensioenregeling is toegelaten. Voorts wordt onder deelnemer in deze statuten eveneens begrepen de voorzitter van het bestuur van een bij de stichting —— aangesloten instelling.—
f
20100228
Il {WM II Pensioenregeling:
Raad van toezicht: Statuten: Werkgever:
Werknemer:
de tussen de sociale partners overeengekomen regeling ten aanzien van de pensioenovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. het medezeggenschaps en verantwoordingsorgaan van de stichting. de statuten van de stichting. de aangesloten instelling alsmede het pensioenfonds, waarbij de werknemer in dienst is dan wel indien de— werknemer daarmee geen dienstbetrekking meer heeft,— het laatst in dienst is geweest. een persoon, niet zijnde een vakantiewerker, die in dienst is getreden van de werkgever.
NAAM EN ZETEL ARTIKEL 2. 1. De stichting draagt de naam: Stichting Pensioenfonds Productschappen. 2. De stichting is gevestigd te Rijswijk (ZuidHolland). AANGESLOTEN INSTEL L INGEN ARTIKEL 3. 1. Tot de stichting zijn toegetreden: a. het Hoofdproductschap Akkerbouw; b. het Productschap Diervoeder; c. het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten; d. het Productschap Margarine, Vetten en Oliën; e. het Productschap Pluimvee en Eieren; f. het Productschap Tuinbouw; g het Productschap Vee en Vlees; h. het Productschap Vis; het Productschap Wijn; j . het Productschap Zuivel; k. de Stichting Nederlands Instituut voor Afzetbevordering van Akkerbouwproducten; de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij; m. het Controlebureau Pluimvee, Eieren en Eiproducten; n. de Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector; o. het Gemeenschappelijk Secretariaat Productschappen Vee, Vlees en Eieren. ■ 2. Voorts wordt de stichting aangemerkt als aangesloten instelling. DOEL — ARTIKEL 4. ■ ■ ~^~-
20100228
1. De stichting stelt zich ten doel het, binnen de grenzen van haar middelen, statuten en reglementen ter beoordeling door het bestuur, verlenen of doen verlenen van pensioenen, uitkeringen en/of andere tegemoetkomingen aan (gewezen) deelnemers, alsmede aan hun nagelaten betrekkingen, die daarvoor in aanmerking komen krachtens de bepalingen van de statuten en reglementen van de stichting. 2. De in het eerste lid bedoelde uitkeringen en/of andere tegemoetkomingen mogen de verzekerde pensioenen niet aantasten en moeten verband houden— met het verlenen van pensioenuitkeringen. WERKWIJZE : ARTIKEL 5. 1. De stichting stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast waarin in elk geval de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bij of krachtens de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet bepaalde. D e actuariële en bedrijfstechnische nota bevat voorts een verklaring inzake de beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen van de stichting. De nota voldoet aan de eisen die De Nederlandsche Bank daaraan stelt. Indien de stichting de risico's heeft overgedragen, herverzekerd of ondergebracht, kan de nota als bedoeld in dit lid, beperkt blijven tot een verwijzing naar hetgeen is— overeengekomen in de desbetreffende overeenkomst. 3. Het bestuur legt de in het vorige lid bedoelde nota alsmede iedere wijziging daarvan onverwijld over aan De Nederlandsche Bank. 4. De verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt elke drie jaar en voorts— onverwijld bij iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid herzien. 5. Indien de aangesloten instellingen die aan de stichting zijn verbonden, ophouden te bestaan, dan wel de verbondenheid van de stichting aan de werkgevers anderszins wordt beëindigd, gaat de stichting binnen zes maanden over tot het overdragen of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen ontstane risico door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet 6. Het bestuur kan het uit aangegane verplichtingen ontstane risico onder — goedkeuring van de raad van toezicht geheel of gedeeltelijk overdragen aan of herverzekeren bij één of meer verzekeraars, als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. ■ MIDDELEN EN BELEGGINGEN — ARTIKEL 6, ■ ■ 1. De middelen van de stichting bestaan uit: a. het door de gezamenlijke aangesloten instellingen verschafte stichtingskapitaal; ——
20100228
b. bijdragen van de aangesloten instellingen; c. verplichte contributies van de leden van het personeel van de aangesloten instellingen; ■ d. vrijwillige stortingen van de leden en gewezen leden van het personeel van de aangesloten instellingen; e. inkomsten uit beleggingen; f. hetgeen de stichting bij erfenis, legaat of schenking mocht verkrijgen; g. inkomsten uit anderen hoofde. De middelen van de stichting zullen worden belegd en bewaard, afgescheiden van die van de aangesloten instellingen. 3. Over het al of niet aanvaarden van erfstellingen beslist het bestuur. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving. 4. De uitgaven van de stichting kunnen bestaan uit: a. pensioenen, uitkeringen en andere tegemoetkomingen, verleend krachtens de statuten en reglementen; b. kosten van beheer en administratie en daarmee verband houdende uitgaven; c. uitkering van, bij de jaarlijkse balans en rekening van baten en lasten van de stichting, door het bestuur vast te stellen bedragen voor zover deze bedragen aantoonbaar de benodigde middelen, zoals omschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota, te boven gaan. Bij het vaststellen van deze bedragen zal het bestuur zich mede baseren op een door een actijaris opgesteld rapport; — d. eventuele herverzekeringspremies. ARTIKEL 7. : — 1. Belegging van de daartoe beschikbare gelden van de stichting moet — geschieden op basis van de PrudentPerson regel. Het bestuur stelt nadere voorschriften vast ten aanzien van de wijze waarop aan deze doelstelling uitvoering wordt gegeven. 2. De stichting zal geen leningen aangaan of namens derde partijen als garant— optreden, tenzij de lening tijdelijk wordt aangegaan voor liquiditeitsdoeleinden. DEELNEMERS ■ ARTIKEL 8, — Deelnemers van de stichting zijn alle leden van het personeel, onder wie m e d e — begrepen de voorzitters, van de aangesloten instellingen en alle leden van het personeel van de stichting. BESTUUR ARTIKEL 9.
20100228
1. Het bestuur bestaat uit zeven leden, van wie drie leden de aangesloteninstellingen (categorie I) en vier leden de personeelsleden en pensioengerechtigden (categorie II) vertegenwoordigen. Ten minste éénbestuurslid uit categorie II vertegenwoordigt de pensioengerechtigden.— 2. De bestuursleden uit categorie I en de bestuursleden uit categorie II hebbeneen gelijk stemgewicht ongeacht het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden. Bij staking van stemmen over zaken is een voorstel verworpen. Bij staking van stemmen over personen beslist het lot. ARTIKEL 10. 1. De bestuursleden namens de aangesloten instellingen worden uit de deelnemers benoemd door de aangesloten instellingen. 2. De bestuursleden namens de personeelsleden en pensioengerechtigden zijn op basis van hun onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. Bestuursleden namens de personeelsleden worden uit de deelnemers benoemd door de ondernemingsraden van de aangesloten instellingen, bestuursleden namens de pensioengerechtigden worden door en uit de pensioengerechtigden benoemd — 3. Mochten de aangesloten instellingen respectievelijk de gezamenlijke ondernemingsraden niet tot een unaniem benoemingsbesluit komen, dan bepaalt de raad van toezicht wie, uit de voorgedragen personen, tot bestuurslid benoemd wordt. 4. De bestuursleden hebben zitting voor een periode van drie jaar en zijn terstond herbenoembaar, met dien verstande, dat zij te allen tijde door de instantie die— hen heeft benoemd kunnen worden geschorst of ontslagen. 5. Indien naar het oordeel van het bestuur sprake is van een bestuurslid dat onvoldoende functioneert, kan het bestuur de benoemende partij vragen eenander bestuurslid te benoemen. 6. Het lidmaatschap van het bestuur is niet verenigbaar met een andere functie in de stichting, behoudens het lidmaatschap van de door het bestuur ingestelde— bestuurscommissies. ARTIKEL 11. 1. Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis van De Nederlandsche Bank. Een benoeming als bestuurslid vindt slechts plaats onder de opschortendevoorwaarde dat De Nederlandsche Bank laat weten in te stemmen met devoorgenomen benoeming. Dit geldt ook in het geval van een herbenoeming o f een herverkiezing. —— Hierbij geldt dat voor het vaststellen van de deskundigheid en betrouwbaarheid van de bestuursleden, het bestuur moet voldoen aan het hiervoor bepaalde b i j of krachtens de Pensioenwet. Het bestuur stelt De Nederlandsche Bank
f
20100228
onverwijld in kennis van een wijziging van de antecedenten van de in de tweede zin van dit lid bedoelde personen, zodra het daarvan kennis neemt. 2. In bestaande vacatures moet door de partij die het bestuurslid mag benoemen— binnen drie maanden na het ontstaan daarvan worden voorzien. Zolang in bestaande vacatures niet is voorzien, wordt het bestuur gevormd door de zitting hebbende leden. 3. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt: a. door overlijden; ■ b. door aftreden op eigen verzoek; c. door het verstrijken van de zittingstermijn, als bedoeld in artikel 10, vierde lid; d. door ontslag, als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid; e. door een aanwijzing van De Nederlandsche Bank, waaruit het niet langer— buiten twijfel staan van de betrouwbaarheid en/of het niet langer voldoende zijn van de deskundigheid van een bestuurslid blijkt. ARTIKEL 12. Het bestuur benoemt voor de tijd van drie jaren uit zijn midden een voorzitter, een— plaatsvervangende voorzitter en een plaatsvervangende secretaris. Deze functionarissen zijn na hun aftreden terstond herbenoembaar. ARTIKEL 13. 1. Het bestuur heeft de gehele leiding van alle zaken en belangen van de stichting en is met inachtneming van de statuten en reglementen van de stichting bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking, welke binnen de doelstelling van de stichting vallen, met name tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt bovendien toe aan twee gezamenlijk— handelende bestuursleden. — 3. Het bestuur kan volmacht verlenen aan een rechtspersoon of twee of meer natuurlijke personen om de stichting binnen de grenzen van de volmacht te vertegenwoordigen. Het voltallige bestuur blijft op elk moment echter volledig— verantwoordelijk. — ARTIKEL 14. 1. Het bestuur is belast met het bepalen van het beleid van de stichting, w a a r b i j het bestuur het dagelijkse beleid of onderdelen daarvan kan overlaten aan t e n minste twee natuurlijke personen. Op de personen aan wie het medebepalen— van dagelijks beleid wordt gedelegeerd is artikel 11 lid 1 van overeenkomstige— toepassing. « 2. De personen die het beleid van de stichting bepalen of mede bepalen richten— zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij de stichting
f
20100228
4
betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en— zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. 3. De deskundigheid van de personen die het beleid van de stichting (mede) bepalen dient naar het oordeel van De Nederlandsche Bank voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij de stichting betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden. De voornemens, handelingen of antecedenten van de personen die het beleid van de stichting— (mede) bepalen mogen De Nederlandsche Bank geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen bedoeld in de vorige volzin, de betrouwbaarheid van deze personen niet buiten twijfel staat. 4. Delegatie of uitbesteding van het dagelijkse beleid of onderdelen daarvan door het bestuur is mogelijk op basis van een gedetailleerde vastlegging van t a k e n bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de personen of instellingen, aan wie delegatie of uitbesteding plaatsvindt. Die gedetailleerde beschrijving wordt door het bestuur opgesteld met inachtneming van het gestelde bij en/of krachtens de Pensioenwet. Het bestuur blijft op ieder moment volledig verantwoordelijk voor hetgeen het heeft uitbesteed. ARTIKEL 15. 1. Het bestuur stelt een deskundigheidsplan op dat voldoet aan het bepaalde b i j en/of krachtens de Pensioenwet. Het deskundigheidsplan wordt door het bestuur herzien telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat. De stichting beschikt over een gedragscode die voor bestuursleden en medewerkers van de stichting voorschriften geeft ter voorkoming v a n belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van bij de stichting— aanwezige informatie. 3. Het bestuur evalueert jaarlijks, onder verantwoordelijkheid van de voorzitter, zijn functioneren zowel individueel als collectief. ARTIKEL 16, ■ 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of twee leden dat wenselijk— achten, doch ten minste eenmaal per jaar, ten laatste op de eerste juni, ter — behandeling van de jaarstukken van het afgelopen boekjaar. 2. leder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede z i c h — krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste twee bestuursleden zich— daarvoor hebben uitgesproken, in een bestuursvergadering door een deskundige te laten bijstaan. ARTIKEL 17. Geldige besluiten kunnen, voor zover in deze statuten niet uitdrukkelijk anders is bepaald, door het bestuur slechts worden genomen in een vergadering waarin ten—
20100228
minste twee leden die de aangesloten instellingen en ten minste twee leden die de personeelsleden of de pensioengerechtigden vertegenwoordigen aanwezig z i j n . — RAAD VAN TOEZICHT ■ ■ ARTIKEL 18. 1. Bij de stichting is een raad van toezicht ingesteld, bestaande uit negen leden.— 2. De raad van toezicht vervult zowel de rol van medezeggenschaps als verantwoordingsorgaan en houdt zich bij het vervullen van deze rollen aan de wettelijke bepalingen omtrent de deelnemersraad respectievelijk het verantwoordingsorgaan. 3. De aangesloten instellingen, de gezamenlijke ondernemingsraden en de Vereniging Gepensioneerden Stichting Pensioenfonds Productschappen, kiezen elk drie leden uit hun geleding voor de raad van toezicht, op eenzelfde wijze als de bestuursleden worden gekozen. Elk lid wordt gekozen voor een— periode van drie jaar en is na afloop van genoemde periode terstond wederom herbenoembaar. 4. De raad van toezicht benoemt uit zijn midden voor een periode van drie jaar een voorzitter, een plaatsvervangende voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangende secretaris. Deze functionarissen zijn na hun aftreden terstond herbenoembaar. 5. Indien naar het oordeel van de raad van toezicht sprake is van een raadslid dat onvoldoende functioneert, kan de raad van toezicht de benoemende partij vragen een ander raadslid te benoemen. Het lidmaatschap van de raad van toezicht eindigt: a. door overlijden; b. door aftreden op eigen verzoek; c. door het verstrijken van de zittingstermijn, als bedoeld in lid 3 van dit artikel; d. door ontslag, als bedoeld in lid 5 van dit artikel; e. doordat geen deel meer wordt uitgemaakt van de geleding die men vertegenwoordigt. 7. Het lidmaatschap van de raad van toezicht is niet verenigbaar met een andere functie in de stichting. — 8. In bestaande vacatures moet zo spoedig mogelijk, ten laatste binnen drie maanden na het ontstaan daarvan, worden voorzien door de benoemende partij. Zolang in bestaande vacatures niet is voorzien, wordt de raad van toezicht gevormd door de zitting hebbende leden. 10. Ten behoeve van het functioneren van de raad van toezicht is een huishoudelijk reglement vastgesteld. Artikel 19, — ————— ——————— 1. De raad van toezicht beslist bij meerderheid van stemmen.
20100228
Geldige besluiten kunnen worden genomen indien ten minste twee/derde van het aantal leden ter vergadering aanwezig is. leder lid heeft een stem. Stemming over zaken geschiedt mondeling, stemming over personen geschiedt schriftelijk. Bij verhindering kan een lid een ander lid machtigen namens hem te stemmen. 3. Bij staking van stemmen wordt het nemen van een besluit tot de volgende vergadering uitgesteld. 4. In deze volgende vergadering wordt bij staking van de stemmen het voorstel,— waarover twee maal gestemd is, geacht te zijn verworpen. Artikel 20. 1. De raad van toezicht vergadert zo dikwijls als hij dit wenselijk acht, doch ten minste een keer per jaar, ten laatste op vijftien juni ter behandeling van de jaarstukken, betrekking hebbende op het voorafgaande boekjaar. 2. De raad van toezicht heeft recht op overleg met het bestuur, de externe accountant en de certificerende actuaris. Op verzoek van de raad van toezicht— is bij dit overleg een bestuurslid van de stichting aanwezig. Artikel 2 1 . 1. De raad van toezicht adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging— over aangelegenheden die de stichting betreffen. 2. Het bestuur stelt de raad van toezicht in ieder geval in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot: a. het nemen van maatregelen van algemene strekking; b. wijziging van de statuten en pensioenreglementen van de stichting; c. vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening, de actuariële en— bedrijfstechnische nota, bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet en een langetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet; d. vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten— indien toepassing wordt gegeven aan artikel 134 van de Pensioenwet; e. het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid; f. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van de stichting of de overname van verplichtingen door de stichting; —■ g. liquidatie van de stichting; —— h. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; i. het terugstorten van premie of geven van premiekorting, bedoeld in artikel 129 van de Pensioenwet. 3. De raad van toezicht heeft voorts een adviesrecht betreffende: a. het wijzigen van het beleid ten aanzien van de raad van toezicht; b. de vorm, de inrichting en samenstelling van de visitatiecommissie; c. het vaststellen en wijzigen van de interne klacht en geschillenprocedure; d. het vaststellen en wijzigen van het communicatie en voorlichtingsbeleid.
20100228
De a. b. c.
10
raad van toezicht heeft een goedkeuringsrecht betreffende: het vaststellen en wijzigen van de statuten en het huishoudelijke reglement; het, overeenkomstig artikel 39 lid 1, ontbinden van de stichting; het vaststellen en wijzigen van reis en verblijfkosten en andere vergoedingen aan de leden van het bestuur; d. het vaststellen en wijzigen van reis en verblijfkosten en andere vergoedingen aan de leden van de visitatiecommissie. 5. Het advies dan wel de goedkeuring van de raad van toezicht wordt op een— zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde besluiten. Het bestuur stelt de raad van toezicht na de in artikel 114 van de Pensioenwet, aanhef en onderdeel a, bedoelde mededeling over het kortetermijnherstelplan— in de gelegenheid advies uit te brengen over dit kortetermijnherstelplan. Bij het vragen van advies dan wel goedkeuring wordt aan de raad van toezicht een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het besluit en van de gevolgen die het besluit naar verwachting voor de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zal hebben. 8. Het bestuur en de raad van toezicht komen ten minste twee maal per kalenderjaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de— aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of de raad van toezicht overleg wenselijk acht. 9. Het bestuur bespreekt de rapportage van de visitatiecommissie en de eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten met de raad van toezicht. 10. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan de raad van toezicht tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt. ■ 11. De raad van toezicht geeft jaarlijks zijn oordeel over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar, de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben en de naleving van de principes voor goed pensioenfondsbestuur door het bestuur. Dit oordeel geeft— hij aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening, de bevindingen van d e visitatiecommissie en alle andere relevante informatie. Het bestuur geeft op verzoek een reactie op het door de raad van toezicht afgegeven oordeel over het functioneren van het bestuur. 12. De raad van toezicht kan, met inachtneming van het bepaalde hierover in afdeling 2 van titel 8 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en na toestemming van de visitatiecommissie, het recht van enquête uitoefenen. De kosten van deze procedure komen voor rekening van de stichting. —
20100228
11
13. De kosten die verband houden met het functioneren van de raad van toezicht— komen ten laste van de stichting. De stichting wordt vooraf van de te maken kosten in kennis gesteld. ARTIKEL 22. Reis- en verblijfkosten en vacatiegelden worden aan de leden van de raad van toezicht vergoed overeenkomstig het desbetreffende besluit van het bestuur. ARTIKEL 23. ■ ■ De raad van toezicht is bevoegd deskundigen te raadplegen. Wanneer de raad van toezicht een deskundige raadpleegt, brengt hij het bestuur hiervan op de hoogte.— De kosten van deze adviezen komen voor rekening van de stichting. VISITATIECOMMISSIE ARTIKEL 24. 1. Bij de stichting wordt een visitatiecommissie ingesteld, bestaande uit drie d o o r het bestuur benoemde onafhankelijke leden. De visitatiecommissie benoemt uit haar midden een voorzitter. De visitatiecommissie beoordeelt: a. de beleids- en bestuursprocedures en processen en de checks en balances in de stichting; b. de wijze waarop de stichting wordt aangestuurd; c. de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn. 3. Het bestuur is verplicht desgevraagd aan de visitatiecommissie tijdig alleinlichtingen en gegevens te verstrekken, die deze voor de vervulling van haar— taak redelijkerwijze nodig acht. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt. 4. De visitatiecommissie heeft recht op overleg met het bestuur, de externe accountant en de certificerende actuaris. 5. Het lidmaatschap van de visitatiecommissie is niet verenigbaar met een andere of eerdere functie bij de stichting, eerdere werkzaamheden die voor de stichting zijn verricht of (voormalig) deelnemerschap aan de stichting. ARTIKEL 25. — — 1. De visitatiecommissie vergadert zo dikwijls als de voorzitter of twee leden d a t wenselijk achten, doch ten minste een keer per drie jaar. 2. De visitatiecommissie rapporteert in ieder geval een keer per drie jaar schriftelijk aan het bestuur over haar bevindingen inzake het functioneren (vanhet bestuur) van de stichting. De visitatiecommissie rapporteert in ieder geval— voor de eerste maal in tweeduizend negen. 3. Op verzoek van het bestuur en/of de raad van toezicht rapporteert devisitatiecommissie tussentijds over haar bevindingen inzake het functioneren(van het bestuur) van de stichting.—
f
20100228
„T
4. In het jaarverslag van de stichting worden de bevindingen van de visitatiecommissie met betrekking tot het functioneren van het bestuur opgenomen. — ARTIKEL 26. Reis- en verblijfkosten en andere vergoedingen worden aan de leden van d e visitatiecommissie vergoed overeenkomstig een desbetreffend besluit van hetbestuur onder goedkeuring van de raad van toezicht. ARTIKEL 27. De visitatiecommissie is bevoegd deskundigen te raadplegen. Wanneer d e — visitatiecommissie een deskundige raadpleegt, brengt zij het bestuur hiervan op de hoogte. ARTIKEL 28. 1. Ten behoeve van het functioneren van de visitatiecommissie wordt een huishoudelijk reglement vastgesteld. 2. De kosten die verband houden met het functioneren van de visitatiecommissie komen ten laste van de stichting. WIJZIGING VAN DE STATUTEN ARTIKEL 29. 1. Besluiten tot wijziging van de statuten kunnen slechts worden genomen door— het bestuur in vergadering bijeen indien: a. het voorstel tot wijziging drie weken voor de bedoelde vergadering in hetbezit is van de bestuursleden; b. bij stemming ten minste drie/vierde deel van het aantal bestuursledenaanwezig is; is dit niet het geval dan kan tot wijziging van de statutenworden besloten in een opnieuw bijeen te roepen en te houden vergadering, ongeacht het dan aanwezige aantal leden; en bij stemming ten minste twee/derde deel van de geldig uitgebrachte stemmen zich voor de voorgestelde wijziging uitspreekt. 2. De doelstelling van de stichting mag niet worden gewijzigd ten nadele vanrechthebbenden op pensioenen, uitkeringen of andere tegemoetkomingenkrachtens de bepalingen van de statuten en reglementen van de stichting.3. De wijziging van de statuten moet bij notariële akte tot stand komen. 4. De stichting zendt binnen twee weken na wijziging een authentiek afschrift van de gewijzigde statuten naar De Nederlandsche Bank. REGLEMENTEN VAN DE STICHTING —ARTIKEL 30. 1. De pensioenreglementen van de stichting worden vastgesteld en gewijzigd door een besluit van het bestuur. 2. De pensioenreglementen van de stichting bevatten onder meer bepalingen——betreffende het bedrag tot, de wijze waarop en de gevallen waarin een
20100228
13
pensioen of enigerlei andere uitkering zal worden verleend, alsmedebetreffende de aard van deze pensioenen en uitkeringen. De pensioenreglementen van de stichting mogen niet in strijd zijn met debepalingen van deze statuten. 4. De pensioenreglementen van de stichting mogen niet in strijd zijn met depensioenbepalingen in de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie. ARTIKEL 31. 1. Bij een wijzigingsbesluit, als bedoeld in artikel 29 dan wel 30, mogen de— krachtens de bepalingen van de statuten en pensioenreglementen van destichting, op grond van door en voor een (gewezen) deelnemer en zijn nagelaten betrekkingen, voor de datum van het in werking treden van hetwijzigingsbesluit verkregen rechten op pensioenen en uitkeringen niet wordenaangetast, behoudens het bepaalde in artikel 134 van de Pensioenwet. 2. Wijzigingen van de pensioenreglementen welke hun aanleiding vinden inwijziging van wettelijke bepalingen, gelden niet als aantasting van verkregenrechten in de zin van het vorige lid. Zodra op enig tijdstip blijkt dat de middelen van de stichting ontoereikend zijnom aan de verplichtingen van de stichting te voldoen, wordt bij een door het— bestuur, onder advies van de raad van toezicht, genomen besluit op grond van een desbetreffend rapport van de actuaris dan wel of zomede door één of meerdere, door het bestuur tot het instellen van een onderzoek aangewezen— deskundige(n), vastgesteld met welk bedrag de premies voor de aangesloten— instellingen moeten worden verhoogd om aan de verplichtingen van de stichting te kunnen voldoen. 4. Elke aangesloten instelling is verplicht de krachtens het bepaalde in het vorige— lid vastgestelde premieverhoging voor de bij haar in dienst zijnde deelnemers— maandelijks aan de stichting te voldoen, zolang het desbetreffende besluit v a n kracht is, echter tot een maximum van vijf procent (5%) van de gezamenlijke salarissen van deze deelnemers. 5. Indien de uit het in het derde lid bedoelde besluit blijkende noodzakelijke premieverhoging het in het vierde lid genoemde maximum overschrijdt, worden indien artikel 134 van de Pensioenwet hiertoe mogelijkheden biedt, de bij d e — stichting verkregen pensioenrechten in evenredigheid tot het tekort op d e — — voorziening pensioenverplichtingen verminderd, met dien verstande dat: — a. een procentueel gelijke vermindering van de verkregen rechten op — pensioenen en uitkeringen op gelijke wijze wordt toegepast volgensalgemeen geldende normen en maatstaven op alle (gewezen) deelnemers alsmede hun nagelaten betrekkingen;
f
20100228
14
indien enig tekort blijkt te zijn veroorzaakt door de ouderdoms, partner en wezenpensioenverzekering, onderscheidenlijk door de arbeidsongeschiktheidspensioenverzekering, het tekort ten laste kan worden gebracht van de eerstgenoemde, onderscheidenlijk laatstgenoemde verzekering; c. deelnemers het ongedekte restant van de premieverhoging voor het geheel of voor een deel kunnen dekken door het betalen van een door de actuaris te berekenen koopsom of premie. HUISHOUDELIJK REGL EMENT ARTIKEL 32. Het bestuur stelt onder goedkeuring van de raad van toezicht een huishoudelijk reglement vast, wat onder meer kan inhouden nadere bepalingen betreffende de— wijze van functioneren van het bestuur en betreffende de overige werkzaamheden, welke binnen de doelstelling van de stichting vallen. ACCOUNTANT ARTIKEL 33. ■ 1. Het bestuur benoemt een registeraccountant met opdracht toezicht uit te oefenen op de boekhouding en de verdere administratie van de stichting alsmede de in artikel 37 lid 5 bedoelde stukken te controleren en jaarlijks aan— het bestuur verslag uit te brengen omtrent de financiële toestand van de stichting. De accountant waarmerkt de actuariële staten zoals deze door de stichting aan de toezichthouder worden verstrekt. 2. De accountant wordt benoemd voor onbepaalde tijd en ontvangt van het bestuur zonodig een bij besluit van het bestuur vastgestelde schriftelijke— opdracht; hij kan door het bestuur te allen tijde worden ontslagen. 3. De accountant heeft recht op inzage in alle boeken en bescheiden van d e — stichting; de waarden van de stichting moeten hem desverlangd worden getoond. ACTUARIS ARTIKEL 34. — 1. Het bestuur benoemt één of meerdere actuarissen, met opdracht: a. het bestuur en de raad van toezicht van advies te dienen betreffende de financiële opzet, de actuariële grondslagen voor de berekening van de— koopsommen, van de premies en van de ter dekking van de financiële— verplichtingen van de stichting benodigde actuariële reserves; b. het bestuur en de raad van toezicht van advies te dienen betreffende de vaststelling van de koopsommen, de premies en de actuariële reserves; c. het bestuur en de raad van toezicht van advies te dienen betreffende de wijze van uitvoering van de bepalingen van de statuten en reglementen van
j«
20100228
15f
de stichting inzake de pensioenen, uitkeringen, onderscheidenlijk andere— tegemoetkomingen; de elders in de statuten en/of reglementen van de stichting, dan wel door de raad van toezicht of door het bestuur reeds aan hem opgedragen of n a d e r op te dragen onderdelen van zijn taak uit te voeren; e. de benodigde actuariële berekeningen uit te voeren; f. de actuariële staten, waaronder begrepen het actuarieel verslag als bedoeld in artikel 37 lid 5 met de daarin opgenomen actuariële verklaring, zoals deze door de stichting aan De Nederlandsche Bank worden verstrekt, te waarmerken. De certificerend actuaris is onafhankelijk van de stichting e n — verricht geen andere werkzaamheden voor de stichting. 2. De actuarissen worden benoemd voor onbepaalde tijd en ontvangen van (netbestuur zo nodig een bij besluit van het bestuur vastgestelde schriftelijke opdracht; de actuarissen kunnen door het bestuur te allen tijde worden ontslagen. 3. De actuariële grondslagen, alsmede de wijze waarop de koopsommen, d e — premies en de actuariële reserves worden berekend, worden na advies van de adviserend actuaris en de raad van toezicht, vastgesteld bij bestuursbesluit.— 4. Indien de adviserend actuaris zich met de door het bestuur vastgestelde actuariële grondslagen of met de wijze van berekening van de koopsommen,— premies, onderscheidenlijk actuariële reserves, niet of niet meer kan verenigen, is het bestuur verplicht hiervan in een gedocumenteerd rapport verslag te doen aan de raad van toezicht, ten einde deze in de gelegenheid te stellen ter zake— een onderzoek te doen instellen. Betreffende de resultaten van zijn werkzaamheden, de daaruit geconcludeerde bevindingen en de voor de stichting, onderscheidenlijk de rechthebbenden op— pensioenen, uitkeringen of andere tegemoetkomingen krachtens de bepalingen van de statuten en reglementen van de stichting, daaruit voortvloeiende consequenties, brengen de actuarissen een of meermalen per jaar verslag uit— aan het bestuur en aan de raad van toezicht. SECRETARIS EN OVERIG PERSONEEL — ARTIKEL 35. 1. Het bestuur benoemt, ontslaat en stelt het salaris vast van de secretaris.—-—— 2. De secretaris woont de bestuursvergaderingen bij en heeft daarin eenadviserende stem. Het bestuur draagt zorg voor de benoeming en het ontslag van de overigeleden van het personeel van de stichting. 4. Op de secretaris en het personeel van de stichting is de collectievearbeidsovereenkomst voor de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie van-
20100228
,.t
toepassing. De salarissen van en de eventuele instructies voor de leden van het personeel van de stichting worden vastgesteld door het bestuur. GEHEIMHOUDING ■—■ ARTIKEL 36. De leden van het bestuur, de secretaris, de raad van toezicht, de visitatiecommissie, de actuaris, de accountant, de leden van het personeel van d e stichting en alle andere personen die betrokken zijn bij de uitvoering van de bepalingen van de statuten en reglementen van de stichting, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen zij in hun hoedanigheid betreffende de zaken v a n — de stichting, betreffende de aangesloten instellingen en betreffende de verzekerden van de stichting vernemen, voor zover zij niet uit hoofde van hun beroep of functie, onderscheidenlijk krachtens enigerlei bepaling van de statuten of reglementen van de stichting, tot mededeling daarvan zijn gehouden. BOEKJAAR EN JAARVERSLAG ARTIKEL 37. 1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar. 2. Over de gang van zaken in het afgelopen boekjaar brengt het bestuur jaarlijks— verslag uit aan de raad van toezicht. 3. Dit verslag bevat onder meer een balans en een rekening van baten en lasten, alsmede de verklaringen van de accountant en van de actuaris. Goedkeuring zonder enig voorbehoud door de raad van toezicht strekt het bestuur tot décharge over het beheer in het afgelopen boekjaar. 5. Het bestuur legt aan De Nederlandsche Bank jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële— toestand van de stichting gegeven wordt en waaruit ten genoegen van De Nederlandsche Bank blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de bij de stichting betrokken — deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden. De jaarrekening moet zijn voorzien van een verklaring over de getrouwheid, ondertekend door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, v a n Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. — Het bestuur legt aan De Nederlandsche Bank bovendien jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende de— stichting over, voorzien van de verklaring van de certificerend actuaris.—— FINANCIERING, RESERVEVORMING ARTIKEL 38.
20100228
„f
In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt de methode van financiering v a n de pensioenaanspraken en pensioenrechten alsmede de vaststelling van de technische voorzieningen vastgelegd. ONTBINDING EN VEREFFENING ARTIKEL 39. 1. De stichting zal, anders dan van rechtswege, slechts kunnen worden ontbonden krachtens een besluit van het bestuur indien: a. bij stemming ten minste zes bestuursleden aanwezig zijn, is dit niet het geval dan kan tot liquidatie worden besloten in een opnieuw bijeen te roepen en te houden vergadering, ongeacht het daar aanwezige aantalbestuursleden; en bij stemming ten minste drie/vierde van de geldig uitgebrachte stemmenzich voor ontbinding uitspreekt. 2. De stichting zal van rechtswege worden ontbonden: a. indien en zodra geen begunstigden ofte begunstigen personen in de zinvan de statuten en/of reglementen van de stichting meer aanwezig zijn;— b. op het tijdstip, waarop de stichting bij onherroepelijke uitspraak in staat van faillissement is verklaard. 3. De ontbinding van de stichting, anders dan van rechtswege, treedt in op eendoor het bestuur vast te stellen tijdstip. 4. Het op het tijdstip van de ontbinding van de stichting aanwezige bestuur, wordt met de vereffening van de ontbonden stichting belast. Ingeval het bestuur niet— meer voltallig is, wordt het bestuur door de raad van toezicht aangevuld zqdat— het totaal aantal leden zeven blijft bedragen. 5. Bij ontbinding zullen, voor zover niet reeds geschied, de verworven pensioenaanspraken worden overgedragen naar een verzekeraar of eenpensioenfonds als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. 6. Het na afwikkeling van de vereffening resterende batige saldo zal door devereffenaars van de stichting, na goedkeuring door de raad van toezicht — worden aangewend in overeenstemming met het doel van de stichting.— 7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en de bescheiden van d e stichting gedurende tien jaar bewaard bij een persoon daarvoor door het— bestuur aangewezen. — KLACHTEN- EN GESCHILLENREGELINGARTIKEL 40. Alle geschillen die ontstaan tussen de stichting en (gewezen) deelnemers alsmede hun nagelaten betrekkingen, over de wijze waarop de statuten en de reglementenvan het pensioenfonds zijn of zullen worden toegepast en klachten van de — (gewezen) deelnemers alsmede hun nagelaten betrekkingen, over hun ——— ontevredenheid met betrekking tot een behandeling, bejegening, product of
20100228
18
dienstverlening, worden behandeld conform de door de stichting vastgestelde— Klachten en geschillenregeling Pensioenfonds Productschappen. ARTIKEL 41. ■ Nietinstemming van belanghebbende met een besluit van het bestuur over het treffen van een onverplichte afwijkende regeling, onderscheidenlijk het verrichten van een onverplichte bijzondere uitkering, al of niet op verzoek van belanghebbende, zal niet worden beschouwd als een geschil in de zin van artikel— 40. DATUM INWERKINGTREDING ARTIKEL 42. Deze statutenwijziging wordt van kracht met ingang van zesentwintig april tweeduizend tien. SLOT De comparante is mij, notaris, bekend. Deze akte is verleden te 'sGravenhage op de datum in het hoofd vermeld. Na zakelijke opgave van de inhoud van deze akte aan de comparante heeft zij verklaard tijdig voor het verlijden van die inhoud te hebben kunnen kennisnemen,— daarop een toelichting te hebben gekregen, te zijn gewezen op de gevolgen die daaruit voor partijen voortvloeien en op volledige voorlezing van de akte geen prijs te stellen. Tenslotte is deze akte, onmiddellijk na beperkte voorlezing, door de comparante en vervolgens door mij, notaris, ondertekend. (Onder de akte volgen de handtekeningen). UITGEGEVEN VOOR AFSCHRIFT door mij, mr Martijn Gerardus Petrus van Ansem, waarnemer van het vacante kantoor van de eervol ontslagen notaris mr Marja Schimmel, destijds notaris te 'sGravenhage, heden zesentwintig april tweeduizend tien.