Financieel Management 3 Onderwerp • Werkkapitaalbeheer • werkkapitaalmanagement • Rente- en valutamanagement Voorbereidende studie • "Vlottend Financieel Management" •
Hoofdstuk 7 en hoofdstuk 8
1-1
Werkkapitaal componenten − Voorraden − Debiteuren − Crediteuren
2
De cashconversion cycle Inkomende Debiteuren Gldstroom
Uitgaande Crediteuren Liquide middelen
Geldstroom
Vorderingen
Uitgaande Afnemers Goederen
Schulden
Eindproduct
Halffabrikaat
Voorraad grondstof
Inkomende leveranciers Goederen 1-3
De cashconversion cycle − Voorraadtermijn • Grondstoffen • Halffabricaten / Onderhanden werk • Gereed product
− Crediteurentermijn − Debiteurentermijn 1-4
Voorraden − Technische en economische voorraad − Veiligheidsvoorraden
5
Kosten als functie van bestelgrootte
1-6
Liquiditeitenbeheer − Optimalisering van de uitzetting/ aantrekking naar • bedrag • looptijd • afsluittijdstip − Hulpmiddelen • Liquiditeitenprognose • rentevisie − Achtergrond • waarde
1-7
Liquiditeitenbeheer Kenmerken van suboptimaal liquiditeitenbeheer − Geen of beperkte geldmarktuiteenzettingen bij positieve liquiditeit − Geen of beperkt gebruik van kasgeldfaciliteiten ten opzichte van rekening-courant kredieten − Tegengestelde liquiditeiten in de geldmarkt − Te weinig aandacht voor saldo– en rentecompensatie
1-8
Liquiditeitenbeheer − Kasvoorraden aanhouden wegens: • Transactiemotief • Voorzorg motief • Speculatiemotief
− De liquiditeitsprognose vormt de basis voor het schatten van de toekomstige liquiditeitenbehoefte of het toekomstig liquiditeitenoverschot
1-9
Voorbeeld Liquiditeitenprognose Datum : Werkmij :
Planningsinterval
dag 1-5
week 2 week 3
Planningshorizon
week 4 maand 2 maand 3 kwart. 2 kwart. 3
beginsaldo Ontvangsten Uitgaven Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van Kas/ call geldleningen en Deposito’s Mutatie liquide middelen eindsaldo 1 - 10
Liquiditeitenbeheer/ begrippen − − − −
Saldo- en rentecompensatie Insolventierisico (kredietrisico) Renterisico Verhandelbaarheidsrisico
1 - 11
Voordelen van adequaat credit management Kasstroomverhoging en risicoverlaging Dat zien ondernemers bijvoorbeeld aan: • afname van de kosten en benodigde financieringen • toename van de rentebaten • afname van de risico’s en kosten door wanbetaling, incasso van debiteuren en incourante voorraden • verbetering van de financiële relaties met leveranciers • verbetering van de relatie met financiers. Of meer conceptueel: de vrije kasstroom neemt toe; het risico neemt af en daarmee wordt waarde gecreëerd.
1 - 12
Purchase to pay cycle − − − − − −
Betalingscondities en leveringsvoorwaarden Procurement Ontvangst producten Checking Factuurontvangst Betaling
1 - 13
Stock cycle − − − −
Grondstoffen/ overig Halffabrikaten en onderhanden werk Ook in de dienstverlenende sector Gereed product
− Transactiemotief − Voorzorgsmotief − Speculatiemotief 1 - 14
Order to collect cycle − het op praktische wijze presenteren van richtlijnen met betrekking tot inning − risico’s met klanten tot een aanvaardbaar minimum beperken − Korting en kortingstermijn versus waarde
1 - 15
Offerte
Kredietwaardigheids beoordeling
Voortraject verkoop
Contract
Order gereed
Uitvoering afwikkeling van order
Gereed melding
Factuur informatie
Genereren factuur informatie
Factuur
Factureren nota vervaardigen
Betaling
Debiteuren bewaking inning
1 - 16
Werkkapitaalbeheer Hedging en gouden balansregel
1 - 17
Renterisico − − − −
Risico als gevolg van mutatie in rente Rentedaling en rentestijging Activa en passiva Duration is meeteenheid
1 - 18
Renterisico − − − −
Wat is het maximaal acceptabele risico? Wat is de rentegevoeligheid van het bedrijf? Wat heeft men er voor over deze risico’s af te dekken? Wil men met een rentevisie werken ?
1 - 19
Duration − Meeteenheid voor renterisico − Gewogen gemiddelde looptijd − Zowel bepalen voor activa als passiva
1 - 20
Berekening duration
1 - 21
Durationfactoren D korter
D langer
Couponrente
hoger
lager
Aflossingsschema
Naar voren
Naar achteren
Looptijd
korter
langer
Marktrente
hoger
lager
1 - 22
Renterisico − Grote verschillen tussen de duration van uitzettingen en aantrekkingen veroorzaken renterisico’s: • Banken (korte duration aantrekkingen) • Woningbouwcorporaties • Beleggingsfondsen OG
1 - 23
Voorbeeld bankbalans
1 - 24
Valutarisico − Translatierisico’s (herwaardering balansposten) − Transactierisico’s (op transactieniveau)
− Economische risico’s (concurrentiepositie)
1 - 25
Afdekking − Interne dekking • Leading en lagging • Keuze factureringsvaluta • Verplaatsing economische activiteiten
1 - 26
Afdekking − Externe dekking • Valuta termijncontract • Valutaoptie • valutaswaps
1 - 27
Energierisico Energiegevoeligheid: waardeverandering van de onderneming a.g.v. mutatie energieprijs
28
Financieel Management 4 Onderwerpen − Investeringen − Strategie in relatie tot investeringen − Risicoanalyse, gevoeligheidsanalyse − Vereiste informatie ten behoeve van investeringsbeslissingen − Koppeling van investeringen aan de doelstelling van de onderneming Voorbereidende studie − Uit "Vlottend Financieel Management": Hoofdstuk 4 en 5.
1 - 29
Investeringen − Positionering investeringen binnen het vakgebied − Investeren bij zekerheid • Soorten investeringen • Kasstroombepaling • Investeringsselectie
1 - 30
Strategische proces: motieven − − − − − −
Concurrentie-/marktpositie Technologische positie Efficiency Defensief Offensief Combinaties
1 - 31
Soorten investeringen − Uitbreidingsinvesteringen − Vervangingsinvesteringen − Breedte-investeringen (aanschaf gelijksoortige productiemiddelen) − Diepte-investeringen (voorbeeld personeelsreductie) − Directe investeringen − Indirecte investeringen
1 - 32
Fasen in het investeringsproces Strategie bepalen Formuleren van lange termijndoelstellingen Zoeken
Zoeken naar nieuwe projecten
Schatten
Schatten van kasstromen
Evalueren
Evalueren van verschillen projecten
Selecteren
Selecteren van verschillende projecten
Implementeren
Implementeren nieuwe projecten in de onderneming
Controleren anders
Controleren of de implementatie volgens plan verloopt, bijstellen
1 - 33
Relevante informatie − − −
(Vrije) kasstroom initieel (Vrije) kasstromen in de prognoseperiode De minimale rendementseis
1 - 34
Aandachtspunten relevante kasstroombepaling − − − −
Bezie alleen de mutaties die in kasstromen optreden Houd rekening met alternatieve kasstromen Bezie kasstromen na belasting Sluit bij het schatten van de kasstromen de financieringskasstroom uit (het gaat immers om vrije kasstromen)
1 - 35
Initiële kasstroom − Directe uitgaven van een project − Indirecte uitgaven van een project (extra voorraden etc.) − Kasstromen bij de verkoop van oude vaste activa (let op belastingverplichtingen!)
1 - 36
Selectietechnieken − − − −
Terugverdienperiode NCW Interne rentabiliteit (Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit)
1 - 37
Terugverdienperiode De tijd welke nodig is om de initiële investering te dekken met de kasstromen die het project genereert
1 - 38
Netto contante waarde − Berekenen van de contante waarde van toekomstige kasstromen van investeringsproject
− Te verminderen met initiële investering
1 - 39
Netto contante waarde x 1/(1+K)t
Jaar
Kasstroom
0
- 100.000
1,000
- 100.000
1
34.000
0,943
32.062
2
34.000
0,890
30.262
3
34.000
0,840
28.560
4
34.000
0,792
26.928
5
75.000
0,747
+ 56.025
Netto contante waarde
Contante waarde op t = 0
+ 73.835
1 - 40
Netto contante waarde
1 - 41
Interne rentabiliteit − De interne rentabiliteit geeft het rendement aan dat met het project wordt behaald − Voordelen: gebruik van kasstromen en rekening houden met tijdwaarde van geld − Nadeel: Veronderstelling dat vrijkomende kasstromen tegen eenzelfde rendement kunnen worden belegd als IR
1 - 42
Interne rentabiliteit 100.000
34.000 34.000 34.000 34.000 75.000 (1 IR)1 (1 IR) 2 (1 IR)3 (1 IR) 4 (1 IR)5
1 - 43
De gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit
GBR = (∑ Ct /N) / Igem Waarbij:
GBR
= gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit
Ct
= de vrije kasstroom van het project over jaar t
Igem
= het gemiddeld geïnvesteerd vermogen
N
= looptijd van het project
1 - 44
De gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit − Gemiddelde winst gerelateerd aan het gemiddeld geïnvesteerd vermogen
− Uitvoering project als GBR groter dan de geëiste rentabiliteit − Beperkt vanwege subjectiviteit van het winstbegrip
1 - 45
Opgave 4c – 12 Ten Cate − Opgave a: • Fiscale winst: afschrijven tot 0 • Vrachtkosten activeren • Uitkomst: - 67.500 (n.b. Belastingcompensatie) − Opgave b (zie voorbeeld blz. 80) • Op basis van extra cash flows • Let op alternatieve kosten (loods) • Initiele kasstroom – 4.000.000 • Exploitatiekasstroom 1.200.000 • Kasstroom laatste jaar 2.425.000 1 - 46