FACTSHEET Toptalenten VO in het vervolgonderwijs De onderwijsprestaties van Nederlandse leerlingen zijn gemiddeld genomen hoog, maar er blijft ruimte voor verbetering. Deze factsheet geeft inzicht in de doorlopende leerlijn van toptalenten in het voortgezet onderwijs. In deze factsheet wordt ingegaan op excellentie op cognitief vlak, andere mogelijke aspecten van excellentie zijn buiten beschouwing gelaten.
Platform Beleidsinformatie Februari 2013 Samenstelling: Erik Fleur (DUO/IP) Merijn van Os (OCW/Kennis) Pauline Thoolen (OCW/Kennis) Rozemarijn Missler (OCW/Kennis)
[email protected]
Uit internationale metingen blijkt dat de prestaties van de beste Nederlandse leerlingen achter blijven en achteruit gaan. Zo toont figuur 1 dat de slechtst presterende negenjarigen bij lezen bijna 5 punten vooruit zijn gegaan tussen 2001 en 2006, terwijl de best presterende leerlingen ruim 15 punten achteruit zijn gegaan. Ook op de doorstroming van de best presterende leerlingen in het PO valt het één en ander aan te merken. Bijna 20% van de leerlingen die het PO verlaten met de hoogste Cito-score (550) haalt niet binnen 6 jaar een vwodiploma (figuur 2). Naast prestaties, is ook de kwaliteit van het onderwijs van belang. Uit een peiling van Intomart blijkt dat een kwart van de vo-leerlingen zich op school vaak verveelt en vindt dat er op school onvoldoende uitdaging is. Circa een-zesde presteert onder zijn of haar niveau. Figuur 1. Ontwikkeling toetsscores voor lezen en wiskunde (PIRLS & TIMSS) Definities in dit onderzoek Toptalenten: In deze factsheet is excellentie smal gedefinieerd. Een excellente leerling behoort tot de 20% best scorende leerlingen van zijn groep.
Bron: CPB policy brief 2011/05 1
Figuur 2. Percentages leerlingen op koers voor VWO diploma binnen 6 jaar, uitgesplitst naar CITO-score, op basis van VOCL’99 Cito-score Op koers in jaar X in het VWO 1 2 3 4 5 6 Diploma 545 90,3 79,7 63,8 52,8 44,5 39,5 36,3 546 92,6 78,7 65,5 57,3 49,4 45,5 43,1 547 94,5 84,9 74,6 66,9 55,8 54,0 50,7 548 95,6 89,1 80,2 72,3 68,1 63,3 60,4 549 98,1 96,2 91,4 85,4 79,7 73,9 71,5 550 98,6 97,2 94,4 91,1 87,7 82,3 80,9 Bron: GION
Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: 1. Een groep wordt bepaald op basis van: - het schooltype (vwo, havo, vmbo b/k/gl/tl). - Indien van toepassing: profiel (havo/vwo; NT, NG, EM, CM en combinaties daartussen) of sector (vmbo) 2. Scores worden gebaseerd op de resultaten van het centraal schriftelijk eindexamen van 2005. Voor havo/vwo: gemiddelde cijfer voor NL, ENG en de verplichte profielvakken. Vmbo b en k: gemiddelde score ‘reguliere’ en/of beroepsgerichte vakken en voor vmbo tl: gemiddeld alle eindexamen vakken. 3. Scores worden afgerond op twee decimalen. Er is geen cut-off point op precies 20%. Indien er meerdere leerlingen zijn waarvan de gemiddelde score gelijk is aan de grensscore (bovenste 20% of niet) worden zij allen meegenomen.
Toptalenten in het VMBO VMBO BASIS
Figuur 1. Aandeel vmbo basis gediplomeerden 2004/2005
Wie zijn excellente vmbo basis leerlingen? De 20% best scorende leerlingen zijn in het vmbo basis naar verhouding iets vaker jongens en autochtoon. Dit is opvallend aangezien in de meeste onderwijssoorten meisjes het gemiddeld beter doen dan jongens. Leerlingen die 16 jaar oud waren in het jaar dat zij examen deden, zitten iets vaker dan gemiddeld bij de groep best presterende leerlingen. Deze groep heeft zonder vertragingen het vmbo doorlopen.
Figuur 2. Percentage doorstromers naar het mbo dat een mbo-diploma heeft gehaald, naar eindcijfers vmbo basis in decielen (cohort 2005)
Studiesucces Een goed resultaat op het centraal examen van het vmbo basis is geen garantie voor een succesvol afgeronde mbo-opleiding. Het percentage excellente leerlingen (in figuur decielen 80-100%) dat geen mbo-diploma haalt, is niet wezenlijk anders dan gemiddeld. Wel halen de excellerende vmbo-basis leerlingen vaker dan gemiddeld een diploma op een niveau hoger dan niveau 2.
VMBO KADER
Figuur 3. Aandeel vmbo kader gediplomeerden 2004/2005
Wie zijn excellente vmbo kader leerlingen? De resultaten voor vmbo kader lijken erg op die van vmbo basis. Excellente leerlingen zijn verhoudingsgewijs vaker jongens dan meisjes en er is een lichte oververtegenwoordiging van autochtonen. Er is geen duidelijke relatie tussen excellentie en leeftijd in examenjaar.
Studiesucces Excellente leerlingen (decielen 80-100%) halen vaker een mbo-diploma dan andere leerlingen met een vmbo kader diploma. Bovendien halen ze vaker dan gemiddeld een diploma op niveau 4 en minder vaak een diploma op niveau 2 of 3. Dit is het duidelijkst zichtbaar bij de 10 procent beste leerlingen (deciel 90-100%).
Figuur 4. Percentage doorstromers dat een mbo-diploma heeft gehaald, naar eindcijfers vmbo kader (reguliere vakken) in decielen (cohort 2005)
Toptalenten in het VMBO1 VMBO TL
1
Figuur 5. Aandeel vmbo tl gediplomeerden 2004/2005
Wie zijn excellente vmbo tl leerlingen? Ook hier zijn jongens en autochtone leerlingen oververtegenwoordigd bij de 20 procent hoogst scorende leerlingen. Bij de hoogst scorenden op het centraal examen voor het vmbo tl zijn autochtone en westers allochtone leerlingen licht oververtegenwoordigd. Er is geen duidelijk verband met de leeftijd in het jaar dat de leerling examen deed.
Studiesucces Excellente leerlingen op het vmbo tl halen iets vaker dan gemiddeld een mbo-diploma op niveau 4 en wat minder vaak op niveau 3. Het percentage uitvallers zonder mbodiploma is bij de excellente vmbo tl leerlingen echter gelijk aan het gemiddelde.
Doorstroom naar havo Excellente vmbo tl leerlingen, die doorstomen naar de havo, halen aanzienlijk vaker een havo-diploma dan andere vmbo tl-havo doorstromers en ook binnen kortere tijd. Van de beste 20 procent (decielen 80100%) op het centraal examen vmbo tl heeft driekwart een havo-diploma in twee jaar gehaald en nog eens vijf procent na drie jaar. De leerlingen die lagere cijfers hebben op het centraal examen vmbo tl hebben een kleinere kans om succesvol te zijn op de havo. Bij de onderste 10 procent heeft ruim twee-derde van de doorstromers geen havo-diploma gehaald.
1
Figuur 6. Percentage doorstromers dat een mbo-diploma heeft gehaald, naar eindcijfers op het vmbo tl in decielen (cohort 2005)
Figuur 7. Percentage doorstromers naar de havo dat een havo-diploma heeft gehaald, naar eindcijfers op het vmbo tl in decielen (cohort 2005)
De gemengde leerweg is erg klein en blijft hier buiten beschouwing.
Toptalenten in het HAVO Wie zijn excellente havo-leerlingen? Bij de havo zien we nauwelijks oververtegenwoordiging van jongens bij de excellente leerlingen. Wel zijn als in het vmbo autochtone leerlingen oververtegenwoordigd in de groep excellente leerlingen (figuur 8). Leeftijd in het examenjaar verschilde niet tussen excellente en overige leerlingen. Resultaten blijven hetzelfde wanneer de excellentiegrens wordt verlegd naar 10% best presenterende leerlingen.
Figuur 8. Verdeling excellente en niet-excellente havo-leerlingen (cohort 2005)
Wanneer wordt gekeken naar de 20% best presterende leerlingen (o.b.v. gemiddelde cijfer alle examenvakken) blijkt een kleine oververtegenwoordiging van de natuurprofielen (figuur 9). Gemiddeld heeft 26 procent van de havisten een natuurprofiel tegenover bijna 32 procent van de 20% best scorende havisten en 34 procent van de 10% best scorenden.
Figuur 9. Verdeling havo-eindexamen deelnemers naar keuzeprofielen (cohort 2005)
Studiesucces Van de leerlingen die in 2005 aan een hbo studie begon heeft gemiddeld 32% het bachelorsdiploma in de nominale studieduur van 4 jaar behaald (figuur 10). Excellente havo-leerlingen halen 1,2 keer zo vaak hun bachelorsdiploma in vier jaar als niet-excellente leerlingen. Het verschil tussen excellent en niet-excellent is bij mannen en vrouwen zichtbaar, maar iets groter bij mannen dan bij vrouwen. Verder valt op dat excellente vrouwen 1,5 keer zo vaak als excellente mannen het bachelorsdiploma in 4 jaar behaalden. Verschillen tussen excellente en nietexcellente studenten zien we in ieder van de drie herkomstgroepen: ze zijn iets groter bij de westerse allochtonen dan bij de autochtonen en niet-westerse allochtonen.
HAVO totaal
10% best scorende
Figuur 10. Percentage hbo’ers met hun bachelor in 4 jaar (cohort 2005) Gem.
M
V
aut
wa
n-wa
HAVO totaal
32%
22%
40%
34%
23%
22%
Niet-excellent
30%
20%
39%
32%
20%
21%
Excellent
38%
30%
46%
39%
32%
27%
Figuur 11. Uitval en behaalde diploma's na het havo-eindexamen (2005) voor excellente leerlingen (onderbroken lijn) en niet-excellente leerlingen (doorgetrokken lijn).
Na 6 jaar heeft 59% van de excellente havoleerlingen minimaal een bachelorsdiploma, tegenover 52% van de niet-excellente leerlingen (figuur 11). Ook vallen excellente havo-leerlingen minder vaak uit op het hbo. 2
20% best scorende
aut=autochtoo; wa=allochtoon; n-wa=niet-westers allochtoon
2
VWO: excellente leerlingen Wie zijn excellente vwo-leerlingen? Bij het vwo zien we dat autochtonen en leerlingen jonger dan 19 jaar zijn oververtegenwoordigd in de groep excellente vwo-leerlingen (figuur 12). Qua geslacht zijn er geen noemenswaardige verschillen.
Figuur 12. Verdeling excellente en niet-excellente vwo-leerlingen (cohort 2005)
De oververtegenwoordiging van jonge leerlingen toont dat excellente leerlingen sneller dan gemiddeld het onderwijs doorlopen.
De 20% best presterende vwoleerlingen hebben vaak een natuurprofiel: 60,8 procent van de 20% best presterende leerlingen heeft een natuurprofiel (voor alle leerlingen is dit 46,0%). Voor de 10% best presterende leerlingen is dit zelfs 67,2 procent. Deze oververtegenwoordiging is duidelijker dan onder havoleerlingen.
Figuur 13. Verdeling vwo-eindexamen deelnemers naar keuzeprofielen (cohort 2005)
Studiesucces In figuur 14 is te zien dat van de leerlingen die in 2005 aan een wo studie begonnen, slechts 20% hun bachelorsdiploma heeft behaald in nominale studieduur. Wanneer we onderscheid maken tussen excellente en niet-excellente leerlingen zien we dat excellente leerlingen ruim twee keer zo vaak hun bachelorsdiploma in drie jaar halen vergeleken met niet-excellente leerlingen. Ook hier is het verschil groter bij mannen en is het iets groter bij allochtone studenten. Excellente vrouwen presteerden beter dan mannen, respectievelijk 41% tegenover 26%. Opvallend is dat van de niet-excellente mannen slechts 10% het bachelorsdiploma in 3 jaar haalt. Na 6 jaar heeft 78% van de excellente leerlingen minimaal een hobachelorsdiploma en 38% heeft een masterdiploma, tegen 69% en 23% van de niet-excellente leerlingen (figuur 15). De uitval van excellente vwo’ers op het wo ligt iets lager dan onder niet excellente vwo’ers.
VWO totaal
20% best scorende
10% best scorende
Figuur 14. Percentage wo’ers met hun bachelor in 3 jaar Gem.
M
V
aut
wa
n-wa
VWO totaal
20%
13%
27%
21%
17%
16%
Niet-excellent
16%
10%
23%
17%
14%
14%
Excellent
33%
26%
41%
34%
30%
31%
Figuur 15. Uitval en behaalde diploma's na het eindexamen (2005) voor excellente leerlingen (onderbroken lijn) en niet-excellente leerlingen (doorgetrokken lijn).