Is de bekostiging in het VO voldoende? Mark79
1
Inleiding
Het onderstaande is gebaseerd op de brochure vereenvoudiging bekostigingsstelsel VO1 en de gemiddelde personeelslast leraren zoals vermeld in een brief van de minister van onderwijs aan de tweede kamer2 . Het is een her-analyse van een notitie van het ministerie van onderwijs over toereikendheid van de bekostiging3 .
2
Regels voor bekostiging
Scholen krijgen van het ministerie geld voor onderwijzend personeel op basis van een rekenmodel dat er als volgt uitziet. Iedere school krijgt een zogeheten vaste voet. De grootte van die vaste voet hangt op een beetje rare manier af van het type school. Maar ruwweg geldt: hoe meer afdelingen, hoe groter de vaste voet. Zie tabel 1 voor de bedragen (en de aantallen FTE, daarover later meer). Verder krijgen scholen geld per leerling. De bedragen per leerling (en de aantallen FTE, daarover later meer) staan ook in tabel 1. schoolsoort vbo mavo mavo+vbo havo+mavo havo+mavo+vbo vwo/havo vwo+havo vwo+havo+mavo vwo+havo+mavo+vbo
Vaste FTE 2,64 2,43 4,24 2,65 3,97 2,55 4,47 4,91 5,36
voet OP euro 160.436 147.988 257.942 174.266 260.701 176.341 309.115 322.255 333.319
Variabel deel OP FTE euro 0,05834 3550 0,05 3043 0,05834 3550 0,05 3285 0,05834 3631 0,05 3458 0,05 3458 0,05 3285 0,05834 3631
Tabel 1: Tabel bekostiging scholen
1 http://www.minocw.nl/documenten/vereenvoudiging 2 http://www.minocw.nl/documenten/32150.pdf 3 http://www.minocw.nl/documenten/47584a.pdf
1
bekostigingsstelsel vo.pdf
In figuur 1 vindt u een grafiek van het aantal leerlingen versus het bedrag per leerling (vast plus variabel deel) voor de verschillende schoolsoorten. Scholen krijgen ook geld voor directieformatie (1 FTE per 169,12 leerlingen) en voor onderwijs ondersteunend personeel (1 FTE per 104,38 leerlingen). Deze getallen zijn onafhankelijk van de schoolsoort. Voor LWOO leerlingen krijgen scholen extra geld. Ook is er naast de hier genoemde personele bekostiging de materiele bekostiging. Deze dingen laten we hier verder buiten beschouwing. Het aantal variabele FTEs onderwijzend personeel hangt zoals te zien in tabel 1 af van de schoolsoort. Een school met VBO krijgt 1 FTE per 17,14 leerlingen en een school zonder VBO krijgt 1 FTE per 20 leerlingen. Ter volledigheid: een school krijgt 1 FTE onderwijzend personeel per 8,87 LWOO leerlingen. Let wel: een school met een VBO afdeling krijgt ook voor zijn VWO leerlingen 1 FTE per 17,14 leerlingen! Het aantal FTEs onderwijzend personeel wordt als volgt omgerekend naar geld. Scholen van het type HAVO/VWO of HAVO+VWO krijgen per FTE onderwijzend personeel 69153,35 euro. Scholen van het type HAVO+MAVO en VWO+HAVO+MAVO krijgen per FTE onderwijzend personeel 65774,04 euro. Scholen van het type VWO+HAVO+MAVO+VBO krijgen per FTE onderwijzend personeel 62345,85 euro. Scholen van de typen VBO, MAVO of MAVO+VBO krijgen per FTE onderwijzend personeel 60586,88 euro. Scholen krijgen een lumpsum en feitelijk gaat het dus alleen maar om het geld en niet de FTEs (die laatste zijn slecht ficties van het ministeriele rekenmodel). Vandaar dat het geld aangegeven is in figuur 1. Opvallend is vooral dat zelfstandige MAVOs relatief erg weinig geld per leerling krijgen. Verder krijgen zelfstandige VWOs en HAVOs minder dan een combinatieschool VWO+HAVO of een zelfstandig VBO en die twee typen op hun beurt weer minder dan een MAVO+VBO school, een HAVO+MAVO+VBO school of een VWO+HAVO+MAVO+VBO school. Op een VWO/HAVO school is dus minder geld voor leraren aanwezig dan op bijvoorbeeld een MAVO+VBO school. Er is dus geen geld om de eerstegraads leraren (op de VWO/HAVO school) meer te betalen dan de tweedegraadsleraren (op de MAVO+VBO school). Tenzij de klassen op de VWO/HAVO school groter gemaakt worden natuurlijk. Daar zullen we later op terugkomen. Het ministerie rekent met twee dingen: FTEs en geld per FTE. In verband met de lumpsum zijn dit echter geen relevante grootheden, alleen het product van deze twee is relevant voor de bekostiging. Deze opsplitsing geeft echter wel inzicht in hoe ministerie vindt dat het geld voor personeel besteed moet worden. We komen hier later op terug.
3
Het niveau van bekostiging en de wettelijke onderwijstijd
Dan nu de hoofdvraag: is het mogelijk om met de huidige bekostiging het wettelijk minimum aan onderwijstijd te bewerkstelligen?
2
jaar 1040 967 800 647
week 33 31 25 20
Tabel 2: Klokuren per jaar geeft lesuren (50 minuten) per week.
3.1
Aannamen
We weten nu hoeveel geld scholen krijgen bij een gegeven aantal leerlingen. Voor de analyse hebben we nog iets nodig: namelijk de verhouding tussen het aantal klokuren dat een leerling les heeft en het aantal klokuren dat een leraar lesgeeft. Laten we beginnen met de leerling. Volgens de wet heeft deze recht op minimaal 1040 uur les in VWO123, HAVO123 en VMBO12; 1000 uur in VWO45, HAVO4 en VBMO3; 700 uur in VWO6, HAVO5 en VMBO4. Het ministerie neemt het gewogen gemiddelde hiervan (967 klokuur) als maat. Dit is aanvechtbaar. Vanwege de organiseerbaarheid zou het maximum (1040 klokuur) als maat genomen moeten worden. De uitzonderingspositie van het examenjaar wordt anders een organisatorische nachtmerrie. We zullen met beide getallen rekenen (in het geval van 967 uur onder protest). Dan de docent. Uit een onderzoek van TNO blijkt dat een docent gemiddeld 647 klokuur per jaar lesgeeft. Daarnaast wordt tijd besteed aan lesvoorbereiding, correctie en allerlei managementtaakjes. Het ministerie citeert dit rapport van TNO en komt door een wel erg ruime definitie van ’onderwijstijd’ tot de conclusie dat 800 klokuur per jaar ook wel mogelijk is. Merk op dat 800 klokuur per jaar lesgeven overeenkomt met 25 lesuren van 50 minuten gedurende 38 weken (zie tabel 2). Het ministerie gaat er hier dus van uit dat alle leraren het (volgens de CAO) maximum aantal lesuren geven. Alle overhead moet dus komen uit de budgetten voor directie en onderwijsondersteundend personeel. We zullen rekenen met zowel 647 klokuren als met 800 klokuren les door de docent. Het ministerie neemt aan dat van de vaste voet voor onderwijzend personeel 2 FTE ingezet wordt voor lesgeven en de rest voor organisatorische taken. Ik ben ervan uitgegaan dat deze vaste voet geheel omgezet wordt in docent FTEs, het is tenslotte een vaste voet onderwijzend personeel.
3.2
Uitkomsten
Net als het ministerie zullen we groepsgroote als maat nemen. De relevant formule is: groepsgrootte =
aantal leerlingen aantal klokuren leerling × aantal klokuren docent FTE vast + FTE variable × aantal leerlingen
In figuren 2-5 is dit voor de 4 beschouwde gevallen grafisch weergegeven (merk op dat alleen de schaal anders is). Laten we de uitkomsten eens bekijken voor 3
een VWO school met 1000 leerlingen. De minimale groepsgrootte is voor ieder van de vier scenarios gegeven in tabel 3. Let wel, dit is allemaal optimaal in
leerling
1040 967
leraar 647 800 31 25 29 23
Tabel 3: Minimale groepsgrootte VWO 1000 leerlingen onder andere de volgende zin: • De klokuren voor de leerlingen zijn het wettelijk vereiste absolute minimum. • In het geval van 800 uur geven alle docenten het maximum aantal lesuren. • Er is geen rekening gehouden met verschillende vakkenpaketten, ongelijke verdeling van leerlingen over leerjaren en in het geval van een school met meer afdeling een ongelijke verdeling van leerlingen over afdelingen: het werkelijke aantal leerlingen in de klas zal voor sommige vakken, leerjaren en afdelingen hoger en voor sommige vakken, leerjaren en afdelingen lager liggen dan het hier berekende gemiddelde. • Dingen als ziekte van leraren zijn niet meegenomen. In het meest realistische scenario heeft de VWO school met 1000 leerlingen een gemiddelde groepsgrootte van 31. In het door het ministerie gehanteerde meest gunstige scenario is dit nog altijd 23 (door de afwijkingen in de berekening komt het ministerie hier zelf tot 26).
3.3
Bevoegde en bekwame docenten
De kamervragen waar de notitie van het ministerie een antwoord op is gaat niet alleen over het realiseren van voldoende onderwijstijd, maar ook over het realiseren van voldoende onderwijstijd door bevoegde en bekwame docenten. Daar gaan we nu op in. Zoals eerder vermeld krijgt een VWO/HAVO school 69153,35 euro per FTE onderwijzend personeel en een MAVO/VBO school 60586,88 euro per FTE onderwijzend personeel. We zullen er hier van uit gaan dat het genoemde bedrag voor een MAVO/VBO school voldoende is om alle leraren schaal LB toe te kennen. We zullen twee scenarios doorrekenen: in het eerste scenario krijgen alle docenten van een VWO/HAVO school schaal LC (schaal LC in het onderwijs komt ruwweg overeen met een doorgroei vanuit schaal 10 naar schaal 11 bij de rijksoverheid; zie de CAO VO4 en de salarisschalen rijksoverheid5), in het twee4 http://www.aob.nl/kixtart/nm/articlefiles/183-CAOVO05
06.pdf
5 http://www.caop.nl/shared/downloads/arbeidsvoorwaarden/rijk/salarisschalen
4
01012006.pdf
de scenario krijgen zij allen schaal LD (schaal LD in het onderwijs komt ruwweg overeen met een doorgroei vanuit schaal 10 naar schaal 12 bij de rijksoverheid). Essentieel is dus de verhouding tussen de LC (of LD) schaal en de LB schaal. Als we trede 9 (van de 18) als referentie kiezen dan komen we uit op een verhouding van ongeveer 1.16 (3024 euro voor LC en 2612 euro voor LB). Kiezen we het maximum als referentie dan is de verhouding ongeveer 1,17 (3920 euro voor LC en 3359 euro voor LB). Dit komt heel redelijk overeen met de verhouding 1,14 die het ministerie hanteert (69153,35 euro voor VWO/HAVO en 60586,88 euro voor MAVO/VBO). Merk wel op dat het ministerie dit compenseert doordat het aantal FTE onderwijzend personeel per leerling op een MAVO/VBO hoger is dan op een VWO/HAVO. Het geld voor schaal LC moet dus komen uit grotere klassen. Het ministerie vindt lijkt het niet dat alle docenten op VWO/HAVO scholen schaal LD horen te krijgen. De verhouding in trede 9 is ongeveer 1,25 (3273 euro voor LD en 2612 euro voor LB) en die voor het maximum is ongeveer 1,33 (4459 euro voor LD en 3359 euro voor LB). Dat is een stuk hoger dan de 1,14 die uit de bekostiging volgt en dus is LD voor alle HAVO/VWO docenten onbetaalbaar. Alle onderbouw docenten schaal LB en alle bovenbouw docenten schaal LD komt echter wel weer ongeveer uit. Het ministerie geeft met zijn berekingswijze dus aan dat ofwel alle leraren in HAVO/VWO schaal LC moeten krijgen ofwel de onderbouw docenten schaal LB en de bovenbouw HAVO/VWO docenten schaal LD. Het geld hiervoor moet komen door grotere klassen dan in scholen met VBO. Overigens was de verhouding in de bekostiging die het ministerie hanteert in 1998 nog 1,21 (nu is het zoals gezegd 1,14). Cocluderend: de minimale groepsgrootte zoals aangegeven in tabel 3 is mogelijk met alle docenten op de VWO school in schaal LC of de onderbouw docenten in schaal LB en de bovenbouw docenten in schaal LD. Wanneer we uitgaan van alle VWO docenten in schaal LD worden de getallen als in tabel 4 (we gaan hier uit van de verhouding 1,25 zoals in trede 9).
leerling
1040 967
leraar 647 800 34 27 32 25
Tabel 4: Minimale groepsgrootte VWO 1000 leerlingen en leraren in schaal LD Een vraag die we hier vanwege gebrek aan informatie niet kunnen beantwoorden is de volgende: is de 60586,88 euro per FTE onderwijzend personeel voor een LB functie voldoende om het salaris en alle bijkomende kosten (pensioen, ziektekosten, bijdrage kinderopvang etcetera) te betalen?
5
aantal euro voor onderwijzend personeel per leerling
5500 vbo mavo mavo+vbo havo+mavo havo+mavo+vbo vwo/havo vwo+havo vwo+havo+mavo vwo+havo+mavo+vbo
5000
4500
4000
3500
3000 200
400
600
800
1000 1200 aantal leerlingen
Figuur 1: Bedrag per leerling
6
1400
1600
1800
2000
minimale gemiddelde groepsgrootte bij 1040/647
32
30
28
26
24 vbo mavo mavo+vbo havo+mavo havo+mavo+vbo vwo/havo vwo+havo vwo+havo+mavo vwo+havo+mavo+vbo
22
20
18 200
400
600
800
1000 1200 aantal leerlingen
1400
1600
Figuur 2: Minimale groepsgroote: 1040 klokuren leerling en 647 klokuren docent
7
1800
2000
minimale gemiddelde groepsgrootte bij 967/647
30
28
26
24
22 vbo mavo mavo+vbo havo+mavo havo+mavo+vbo vwo/havo vwo+havo vwo+havo+mavo vwo+havo+mavo+vbo
20
18
16 200
400
600
800
1000 1200 aantal leerlingen
1400
1600
Figuur 3: Minimale groepsgroote: 967 klokuren leerling en 647 klokuren docent
8
1800
2000
minimale gemiddelde groepsgrootte bij 1040/800
26
24
22
20
vbo mavo mavo+vbo havo+mavo havo+mavo+vbo vwo/havo vwo+havo vwo+havo+mavo vwo+havo+mavo+vbo
18
16
14 200
400
600
800
1000 1200 aantal leerlingen
1400
1600
Figuur 4: Minimale groepsgroote: 1040 klokuren leerling en 800 klokuren docent
9
1800
2000
24
minimale gemiddelde groepsgrootte bij 967/800
23 22 21 20 19 18
vbo mavo mavo+vbo havo+mavo havo+mavo+vbo vwo/havo vwo+havo vwo+havo+mavo vwo+havo+mavo+vbo
17 16 15 14 200
400
600
800
1000 1200 aantal leerlingen
1400
1600
Figuur 5: Minimale groepsgroote: 967 klokuren leerling en 800 klokuren docent
10
1800
2000